Meppel-Zuid
Bestemmingsplan - Meppel
Vastgesteld op 24-01-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand: "NL.IMRO.0119.Zuid-BPC1", met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.2 plan
het bestemmingsplan "Meppel-Zuid" van de gemeente Meppel.
1.3 aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat ten behoeve van de bestemming:
- a. als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
- b. en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;
- c. in massa ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden en waarvan de activiteiten behoren tot categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten.
1.7 aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.8 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.9 archeologisch deskundige
de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.10 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
1.11 archeologisch waardevol gebied
een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage
een op de planverbeelding of in de planregels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel/bestemmingsvlak/bouwvlak dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen.
1.14 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onderdeel van de onderneming in de verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.15 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van bedrijvigheid.
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die in loondienst is van het betreffende bedrijf of voorziening, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.17 bergbezinkbassin
een ondergronds bassin voor het doorvoeren en bufferen van rioolwater.
1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.19 bestaand gebruik
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp.
bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod.
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 Bevi-inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak.
1.24 bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat ten behoeve van de bestemming:
- a. als afzonderlijke ruimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;
- b. en met dat hoofdgebouw niet in directe verbinding staat;
- c. in massa ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.25 bijzondere woonvorm
een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten.
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak die niet door bebouwing mag worden overschreden, met uitzondering van overschrijdingen die op grond van deze planregels zijn toegestaan.
1.28 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.36 dienstverlening
het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden.
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.
1.38 erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen, zoals muren, schuttingen, hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang.
1.39 erker
een kleine grondgebonden uitbouw van maximaal één bouwlaag aan een voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die in overwegende mate (minimaal 70%) een transparante uitstraling heeft.
1.40 garagebox
een gebouw dat bedoeld is voor het stallen van motorvoertuigen.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.43 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.44 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.45 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.46 horecabedrijf
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.47 horecabedrijf categorie 1
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit - restaurant, snackbar, snack - kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.
1.48 horecabedrijf categorie 2
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of naar aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesverstrekking of een zalencentrum.
1.49 horecabedrijf categorie 3
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse. Daaronder wordt begrepen: hotel, pension en overige logiesverstrekking.
1.50 horecabedrijf categorie 4
een horecabedrijf dat is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.
1.51 ingangspartij
een gebouwde ruimte, waarin de hoofdtoegang van een gebouw is gesitueerd.
1.52 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.
1.53 kleinschalig dagrecreatieve voorzieningen
recreatieve voorzieningen die voornamelijk overdag plaatsvinden en die naar hun aard of invloed op de directe omgeving passen binnen de woonomgeving;
1.54 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.55 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. (PM. Zie ook de begrippen zorgwoning en zorginstelling m.b.t. het wonen binnen deze bestemming).
1.56 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.
1.57 nutsvoorzieningen
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.58 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.59 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.60 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk en bestaande uit een lichte constructie, die van boven geheel of gedeeltelijk is afgesloten c.q. afgedekt.
1.61 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
- d. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
1.62 plan
het bestemmingsplan 'Meppel-Zuid' van de gemeente Meppel.
1.63 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.
1.64 restauratieve voorziening
voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa.
1.65 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico, dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.66 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.67 sport
sporten, niet zijnde gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren.
1.68 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels.
1.69 (woonwagen)standplaats
een kavel voor het plaatsen van woonwagens of kampeermiddelen, waarop al dan niet voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of andere instellingen kunnen worden aangesloten.
1.70 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van het gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
1.71 straalpad
een voorziening voor het transport van signalen via de ether tussen zender en ontvanger.
1.72 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.73 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.
1.74 voorgevelrooilijn
de naar de weg toegekeerde bouwgrens van het hoofdgebouw.
1.75 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.76 volkstuin
grond met een beperkte omvang, deel uitmakend van een complex, waarop door voornamelijk stadsbewoners voedings- en siergewassen worden geteeld.
1.77 vuurwerkbedrijf
inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is.
1.78 Wgh-inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.
1.79 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.80 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.81 woonhuis
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.82 woonwagen
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
1.83 zorginstelling
een instelling die zich richt op het verlenen van zorg, al dan niet in combinatie met wonen voor cliënten en personeel.
1.84 zorgwoning
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijk en/of lichamelijk verzorging behoeven. Verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijfsdoeleinden, uitgezonderd intensieve veehouderijen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. bebouwing;
- f. paden en (ontsluitings)wegen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het storten van puin en vuil;
- b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- c. het opslaan van mest;
- d. het aanplanten van bomen ten behoeve van de houtteelt;
- e. het plaatsen van kampeermiddelen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de, als bijlage bij de planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat per bouwperceel maximaal één bedrijf is toegestaan;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeente opslag' uitsluitend een gemeente-opslag;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a en k is ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg toegestaan, met dien verstande dat deze behoort tot categorie 3.1 van de, als bijlage bij de planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
met daaraan ondergeschikt:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. wegen en paden;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. erven en terreinen;
- j. bebouwing;
met inachtneming van het volgende:
- k. Bevi - inrichtingen zijn niet toegestaan;
- l. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
- m. Wgh - inrichtingen zijn niet toegestaan;
- n. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994 zijn niet toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of het laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
- b. detailhandel, tenzij in de vorm van aan de bedrijfsactiviteiten gelieerde detailhandelsactiviteiten;
- c. het gebruik of het doen laten gebruiken van de gebouwen of gronden voor bedrijfsactiviteiten indien niet op eigen terrein kan worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte en onvoldoende ruimte voor laden en lossen kan worden geboden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. artikel 4.1 en kunnen bedrijven worden toegestaan die niet voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het bedrijf qua aard en invloed op de omgeving gelijk gesteld kan worden met bedrijven die volgens 4.1 zijn toegelaten.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. wegen en paden;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. erven en terreinen;
- g. bebouwing.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Dienstverlening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlenende bedrijven of -instellingen;
- b. kantoor;
- c. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van zorginstellingen en zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk";
met daaraan ondergeschikt:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. wegen en paden;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. tuinen en terreinen;
- j. bebouwing.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een goede woonsituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de zin dat ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" tevens zorginstellingen en zorgwoningen kunnen worden toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet meer dan 25 bedraagt.
6.5 Toepassingsregels wijzigingsbevoegdheid
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft het bevoegd gezag slechts toepassing aan de in 6.4 bedoelde bevoegdheid indien uit onderzoek is komen vast te staan dat kan worden voldaan aan wettelijke bepalingen, dan wel aannemelijk is dat afwijking, ontheffing, of vrijstelling daarvan kan of zal worden verkregen, ten aanzien van: Archeologie, Bodemkwaliteit, Watertoets, Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Geluid, Flora en fauna, alsmede andere aspecten die onderhevig zijn aan wettelijke bepalingen. Voor de bevoegdheid geldt bovendien als objectieve begrenzing dat deze pas kan worden toegepast indien de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen,
- b. bermen en beplanting;
- c. parken en plantsoenen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. bergbezinkbassins;
- h. voet- en fietspaden;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. bebouwing.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', tevens zorginstellingen en zorgwoningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', tevens een begraafplaats;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal', tevens een sporthal.'
met daaraan ondergeschikt:
- e. restauratieve voorzieningen ten behoeve van de bestemming;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. wegen en paden;
- j. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. tuinen en terreinen;
- l. bebouwing.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een goede woonsituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen voor bewoning, anders dan bedoeld in 8.1, onder b.
8.5 Wijzigingsbevoegdheden
8.6 Toepassingsregels wijzigingsbevoegdheden
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft het bevoegd gezag slechts toepassing aan de in 8.5.1 en 8.5.2 bedoelde bevoegdheid indien uit onderzoek is komen vast te staan dat kan worden voldaan aan wettelijke bepalingen, dan wel aannemelijk is dat afwijking, ontheffing, of vrijstelling daarvan kan of zal worden verkregen, ten aanzien van: Archeologie, Bodemkwaliteit, Watertoets, Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Geluid, Flora en fauna, alsmede andere aspecten die onderhevig zijn aan wettelijke bepalingen. Voor de bevoegdheid geldt bovendien als objectieve begrenzing dat deze pas kan worden toegepast indien de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 9 Recreatie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat:
- a. ter plaatse van de aanduiding "volkstuin" uitsluitend het gebruik als volkstuin mag plaatsvinden;
- b. ter plaatse van de aanduiding "kinderboerderij" uitsluitend het gebruik als kinderboerderij mag plaatsvinden;
- c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - minigolf" uitsluitend het gebruik als minigolfbaan mag plaatsvinden.
met daaraan ondergeschikt:
- d. restauratieve voorzieningen ten behoeve van de onder c. bedoelde bestemming;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. wegen en paden;
- i. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. erven en terreinen;
- k. bebouwing.
9.2 Bouwregels
Algemeen
Op of in de tot 'Recreatie' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een goede woonsituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Sport
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "zwembad" uitsluitend een zwembad is toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalig dagrecreatieve voorzieningen
- c. restauratieve voorzieningen ten behoeve van de bestemming;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. wegen en paden;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. erven en terreinen;
- k. bebouwing.
10.2 Bouwregels
Algemeen
Op of in de tot 'Sport' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen ten behoeve van de in lid 1 onder a genoemde voorzieningen;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een goede woonsituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Tuin
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden behorende hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. paden;
- e. perceelontsluitingen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. verhardingen;
- i. bebouwing.
11.2 Bouwregels
Algemeen
Op de tot 'Tuin' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en ingangspartijen;
- b. bijbehorende bouwwerken in de vorm van bijgebouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1' en 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 2';
- c. luifels, balkons en galerijen ten dienste van de bestemming wonen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting uitgesloten" ten behoeve van een perceelontsluiting.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. fiets- en voetpaden;
met daaraan ondergeschikt:
- c. parkeervoorzieningen;
- d. kunstwerken;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. dagrecreatieve voorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. bergbezinkbassins;
met de daarbij behorende:
- j. bebouwing.
12.2 Bouwregels
Algemeen
Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer – Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en pleinen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. fiets- en voetpaden;
- d. tuinen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. dagrecreatieve voorzieningen;
- j. erven en terreinen;
- k. kunstwerken;
- l. terrassen;
- m. voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
met de daarbij behorende:
- n. bebouwing.
13.2 Bouwregels
Algemeen
Op de tot 'Verkeer – Verblijfsgebied' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. waterberging;
- c. waterhuishouding;
- d. waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. groenvoorzieningen;
- f. dagrecreatieve voorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. kunstwerken;
met de daarbij behorende:
- i. bebouwing.
14.2 Bouwregels
Algemeen
Op de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' uitsluitend een woonwagenstandplaats;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' uitsluitend op de begane grond aan de gezondheidszorg gerelateerde voorzieningen, zoals een gezondheidscentrum.
met daaraan ondergeschikt:
- d. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m2;
met de daarbij behorende:
- e. tuinen en verhardingen;
- f. (achter)paden;
- g. bebouwing.
15.2 Bouwregels
Algemeen
Op of in de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. woonhuizen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een goede woonsituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning;
- b. het gebruik van de in 15.2.2, onder f bedoelde parkeerplaatsen voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de verharding, dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeerplaats.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 16 Wonen - Garages En Bergingen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Garages en bergingen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. garageboxen en bergingen ten behoeve van de opslag van huishoudelijke materialen en -apparaten, alsmede de stalling van voertuigen.
met de daarbij behorende:
- b. bebouwing.
16.2 Bouwregels
Algemeen
Op of in de tot 'Wonen - Garages en bergingen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen.
Artikel 17 Woongebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m2;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. wegen en paden;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
met de daarbij behorende:
- i. tuinen en verhardingen;
- j. (achter)paden;
- k. bebouwing.
17.2 Bouwregels
Algemeen
Op of in de tot 'Woongebied' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. woonhuizen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een goede woonsituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Leiding - Gas
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbijbehorende belemmeringenstrook.
18.2 Bouwregels
Algemeen
Op of in de tot 'Leiding – Gas' bestemde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, uitsluitend ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd
Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken, geldt de volgende regel:
- a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag ten hoogste 2 meter bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Leiding - Hoogspanning
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse hoogspanningsleiding;
- b. het beheer en onderhoud van de leiding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met de daarbij bijbehorende:
- d. bebouwing.
19.2 Bouwregels
Op of in de tot 'Leiding – Hoogspanning' bestemde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, uitsluitend ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding;
- b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
- c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met de daarbij bijbehorende:
- d. bebouwing.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
21.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft:
- a. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.2, indien:
- a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. uit het onderzoek genoemd onder a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
- 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
21.4 Specifieke gebruiksregel
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Monumentenwet 1988.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie 3
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
22.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft:
- a. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
22.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2, indien:
- a. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. uit het onderzoek genoemd onder a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
- 2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- 4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
22.4 Specifieke gebruiksregel
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Monumentenwet 1988.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Bouwregels
24.1 Algemeen
- a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.
- b. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
24.2 Ondergronds bouwen:
- a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat direct aansluitend ook in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd.
- b. Bij een omgevingsvergunning kan het bouwen van ondergrondse bouwwerken worden toegestaan op andere locaties dan genoemd onder a, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
24.3 Bouwen buiten het bouwvlak
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- b. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- c. (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden;
mits de bedoelde overschrijdingen niet in de weg staan aan:
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- e. een goede woonsituatie;
- f. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- g. de verkeersveiligheid;
- h. de milieusituatie;
- i. de sociale veiligheid.
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
- b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
- c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
26.1 Geluidzone - industrie
26.2 Veiligheidszone - lpg
26.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop
26.4 Vrijwaringszone - weg 0 - 50 meter
26.5 Vrijwaringszone - weg 50 - 100 meter
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
27.1 Afwijkingsmogelijkheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels, zodat:
- a. kan worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- b. kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
- c. kan worden toegestaan dat de in dit plan toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met 1 meter wordt overschreden.
27.2 Toepasbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 27.1 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
- c. dit niet in strijd is met de algemene aanduidingsregels van dit plan.
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
28.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:
- a. de dubbelbestemming voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. de gebiedsaanduidingen (Artikel 26) worden verkleind, dan wel geheel worden verwijderd, indien blijkt dat de inrichting ter plaatse is beëindigd/ingeperkt met een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu.
Artikel 29 Overige Regels
29.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
29.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen
De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Meppel-Zuid.'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Conform die wetgeving vervalt bij bestemmingsplannen die ouder zijn dan tien jaar het recht om leges te vorderen voor diensten verband houdende met het betreffende bestemmingsplan.
In het overgangsrecht van de Invoeringswet Wro komt de actualisatie van bestemmingsplannen aan de orde. Artikel 9.1.4 van de Invoeringswet Wro bepaalt dat bestemmingsplannen, die voor 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wro, dus op 1 juli 2013, moeten zijn vervangen door bestemmingsplannen, die zijn vastgesteld conform de Wro. Bestemmingsplannen, die zijn vastgesteld tussen 1 juli 2003 en 1 juli 2008, dienen te worden vervangen binnen 10 jaar na vaststelling, derhalve uiterlijk op 1 juli 2018.
De Wro en de bijbehorende wetgeving verplicht overheden ruimtelijke plannen te standaardiseren, digitaal op te stellen, uitwisselbaar en raadpleegbaar te maken. Sinds 1 januari 2010 moeten bestemmingsplannen digitaal gemaakt, vastgesteld en beschikbaar gesteld worden. De gemeente Meppel heeft een handboek bestemmingsplannen opgesteld om uniformiteit in de bestemmingsplannen te garanderen.
Uit het bovenstaande blijkt dat op 1 juli 2013 alle (oude) bestemmingsplannen van de gemeente Meppel moeten zijn vervangen door bestemmingsplannen, die zijn vastgesteld conform de Wro. Deze verplichting geeft de gemeente de mogelijkheid om verouderde plannen te actualiseren, samen te voegen per kern, te standaardiseren en digitaal te maken. Om tijdig alle plannen te kunnen actualiseren is een actualisatietraject gestart.
Het vigerende bestemmingsplan voor het gebied Meppel-Zuid, bestaande uit de woonwijken Koedijkslanden, Slingenberg en Reeststouwe, dateert uit 1998. Voor het gedeelte ten westen van de bebouwingsrand (tracé Europalaan) vigeert het bestemmingsplan Berggierslanden uit 2002. Naast deze bestemmingsplannen vigeren voor kleinere ondergeschikte strookjes en gebiedjes enkele andere bestemmingsplannen. In de periode na 1998 is een tweetal partiële herzieningen vastgesteld en zijn enkele vrijstellingen verleend. Het is dan ook noodzakelijk dat er een nieuw bestemmingsplan opgesteld wordt. Het geldende bestemmingsplan Meppel-Zuid is inmiddels ouder dan 10 jaar en ook de ander plannen voldoen niet meer aan de moderne eisen die aan bestemmingsplannen ten aanzien van digitalisering worden gesteld. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de gewenste actualisatie.
Voor de zone ten zuiden van de Gerard Doustraat is op 23 september 2010 door de gemeenteraad een nieuw bestemmingsplan vastgesteld (dat wel aan de digitaliseringsvereisten voldoet). Dit bestemmingsplan zal in dit plan worden opgenomen.
Binnen dit bestemmingsplan is één enkele toekomstige (nieuwe) ontwikkeling mogelijk gemaakt, namelijk de realisering van een 25-tal zorgwoningen in het voormalige Groeneland-Achmea gebouw aan de Werkhorst, dat inmiddels een aantal jaar leegstaat. De gemeente is van mening dat deze situatie ongewenst is en is bereid enige flexibiliteit in het bestemmingsplan op te nemen. Aangezien deze ontwikkeling slechts mogelijk is door middel van een wijzigingsbevoegdheid, waarvoor een aparte ruimtelijke procedure dient te worden doorlopen, wordt het benodigde onderzoek en het exploitatieplan, conform de bepalingen van de Crisis en herstelwet (Chw), in het kader van die ruimtelijke procedure opgesteld.
Daarnaast is een tweetal toekomstige ontwikkelingen in het plan mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft de ontwikkeling van een sportfaciliteit aan de Westerstouwe en de ontwikkeling van een daarnaast gesitueerde uitbreiding van het 10 kV-station. Beide ontwikkelingen worden naar verwachting vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan met een aparte ruimtelijke procedure mogelijk gemaakt. Dat betekent dat beide ontwikkelingen ten tijde van de vaststelling van dit plan als "bestaand" kunnen worden gekwalificeerd. De wijzigingsbevoegdheden worden dan ook niet beschouwd als instrument voor nieuwe ontwikkelingen maar als instrument voor het vastleggen van de op dat moment ontstane bestaande situatie.
1.2 Plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan Meppel-Zuid wordt globaal begrensd door de Reest in het noordoosten, de spoorlijn Zwolle - Leeuwarden/Groningen en de rijksweg A32 in het oosten, de gemeentegrens en een deel van de Westerstouwe in het zuiden, de Europalaan in het westen en industrieterrein Oevers in het noordwesten. Centraal in de wijk is het winkelcentrum Koedijkslanden gesitueerd. Voor dit winkelcentrum en de directe omgeving is in september 2012 een voorontwerp-bestemmingsplan in procedure gebracht. Dit deel van Meppel-Zuid is dan ook niet in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen. Onderstaande afbeelding toont de ligging van het plangebied ten opzichte van de stad Meppel.
Afbeelding 1: Het plangebied van het bestemmingsplan Meppel-Zuid.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Het vigerende bestemmingsplan voor het gebied Meppel-Zuid, bestaande uit de woonwijken Koedijkslanden, Slingenberg en Reeststouwe, dateert uit 1998. Voor het gedeelte ten westen van de bebouwingsrand (tracé Europalaan) vigeert het bestemmingsplan Partiële herziening Berggierslanden (aangepaste stedenbouwkundige opzet e.a.)uit 2007. Naast deze bestemmingsplannen vigeren voor kleinere ondergeschikte strookjes en gebiedjes enkele andere bestemmingsplannen. In de periode na 1998 is een tweetal partiële herzieningen vastgesteld en zijn enkele vrijstellingen verleend. Het is dan ook noodzakelijk dat er een nieuw bestemmingsplan opgesteld wordt. Het geldende bestemmingsplan Meppel-Zuid is inmiddels ouder dan 10 jaar en ook de andere plannen voldoen niet meer aan de moderne eisen die aan bestemmingsplannen ten aanzien van digitalisering worden gesteld.
Voor de zone ten zuiden van de Gerard Doustraat is op 23 september 2010 door de gemeenteraad een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Dit bestemmingsplan zal in het bestemmingsplan Meppel-Zuid worden geïntegreerd. Hierbij zal een beleidsneutrale omzetting naar de huidige digitale standaarden plaatsvinden, alsmede een beperkte verschuiving van een bestemmingsvlak ten behoeve van legalisering van een fietsenstalling bij CSG Dingstede.
Op onderstaande kaart wordt de begrenzing van het bestemmingsplan aangegeven, evenals de begrenzingen van alle vigerende bestemmingsplannen, partiële herzieningen, wijzigingen en doorlopen vrijstellingsprocedures.
Afbeelding 2: Het plangebied van het bestemmingsplan Meppel-Zuid.
De voor Meppel-Zuid thans vigerende plannen zijn onderstaand weergegeven.
Naam plan | Vastgesteld | Goedkeuring |
Bestemmingsplan Meppel Zuid | 03-12-1998 | 01-06-1999 |
- Partiële herziening nr.1 Werkhorst / Slingenberg | 04-10-2001 | 27-11-2001 |
- Partiële herziening Tuinweg | 08-06-2006 | 22-08-2006 |
- art.19 procedure Werkhorst 85 | 15-05-2003 | |
- art.19 procedure Werkhorst 87 | 11-10-2005 | |
- art.19 procedure Werkhorst 89 | 13-10-2004 | |
- art.19 procedure AOC Terra | 04-04-2008 | |
- art.19 procedure Westerstouwe 2a | 12-06-2008 | |
- art.19 procedure Westerstouwe 10 | 15-06-2009 | |
- art.19 procedure Reeststouwe 28/30 | 18-01-2005 | |
- art.19 procedure Rembrandtlaan | - | |
- art.19 procedure ondergrondse hoogspanningsleiding | 12-10-2007 | |
Bestemmingsplan Meppel Binnenstad (deelgebied II) | 21-03-1991 | 17-09-1991 |
Bestemmingsplan Meppel Binnenstad (deelgebied VI) | 07-02-1991 | 23-04-1991 |
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Meppel | 02-04-1992 | 14-07-1992 |
Bestemmingsplan Partiële herziening Berggierslanden (aangepaste stedenbouwkundige opzet e.a.) | 08-03-2007 | 27-09-2007 |
Bestemmingsplan Zuidelijke Ontsluitingsweg 2007 | 08-03-2007 | 30-10-2007 |
Bestemmingsplan Reest-Stouwe | 15-11-1971 | 09-03-1972 |
Bestemmingsplan Gerard Doustraat 96 e.o. | 23-09-2010 | |
Bestemmingsplan Buitengebied 1984 | 03-05-1984 | 09-04-1985 |
1.4 Juridische Vorm
Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wro is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) komen te vervallen.
Met de invoering van de Wro is ook de digitaliseringsverplichting in werking getreden. Ruimtelijke plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd moeten digitaal raadpleegbaar zijn (conform STRI 2008) en voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Het plan wordt digitaal beschikbaar gesteld.
1.5 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en eventuele bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 wordt de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van voorliggend plan zal aan bod komen in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 is ten slotte een bespreking van de resultaten van de procedure opgenomen.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
De naam Meppel is mogelijk afgeleid van Möppelt (esdoornbos, vergelijk het Engelse "maple"). Dat suggereert dat de eerste bewoners droge zandgronden tegenkwamen toen ze het gebied moesten ontginnen. Dat kan al gebeurd zijn in 1141 als Meppel in een oorkonde wordt genoemd. Toen was er echter nog geen sprake van een (bewonings)kern en stond er mogelijk verspreid een boerderij. Het gebied rondom Meppel is vermoedelijk ontgonnen doordat het onderdeel uitmaakte van de goederen van het Bisdom van de Sint Pieter in Utrecht en op de plaats van Meppel boerderijen werden opgericht om de gronden te beheren.
In het gebied waar zich nu de oude kern van Meppel bevindt, ligt het zand (dekzand) hoger dan in de omgeving en is daarmee een logische vestigingskeuze geweest. De vroege kern kan beschouwd worden als esachtige nederzetting, vergelijkbaar met de hoeven die elders in de gemeente zijn ontstaan in de 15e eeuw.
Meppel is ontstaan op een punt waar verschillende waterwegen vanuit Noord-Nederland samenkomen, om vervolgens via het Meppelerdiep af te wateren op het Zwarte Water en het IJsselmeer.
In de middeleeuwen ontwikkelde Meppel zich tot een zelfstandige bestuurlijke en kerkelijke eenheid en groeide in ruimtelijke zin van een agrarische naar een meer stedelijke nederzetting. Door de goede ligging op een knooppunt van vaarwegen kon Meppel zich ontwikkelen tot een goederenoverslagplaats voor turf en hout uit Drenthe.
De 17e eeuw was voor Meppel een tijd van grote bloei, mede dankzij de verveningen in de omgeving van Smilde en Hoogeveen. Verbindingen over water en land werden sterk verbeterd. De aanleg van de Drentsche Hoofdvaart en de Hoogeveensche Vaart versterkte de positie van Meppel als knooppunt van vaarwegen.
In deze tijd ontwikkelde zich een sterke ambachtelijke bedrijvigheid zoals de zeildoekweverijen. De meer hinderverwekkende ambachtelijke bedrijven, zoals leerlooierijen en scheepstimmerbedrijven werden gevestigd langs de rand van de stad. Door verdere stadsgroei kwamen ook deze bedrijven binnen de stedelijke bebouwing te liggen.
Ook in de eerste helft van de 19e eeuw vond verdere uitbreiding vooral plaats door verdichting. Na 1850 kwam de eerste planmatige uitbreiding tot ontwikkeling. Een andere verandering van waardevolle betekenis betrof de infrastructuur. Zeer bepalend was de aanleg van de spoorlijn in 1863. De eerste planmatige stadsuitbreiding van na 1850 betrof dan ook het gebied tussen het Zuideinde en de spoorlijn. Daarnaast moet worden genoemd de omlegging van de Hoogeveensche Vaart die niet meer door het stadscentrum maar via de Heerengracht verliep.
Tussen 1900 en 1950 breidt de stad op planmatige wijze verder uit. In het begin van de 20e eeuw krijgt Meppel er een aantal woongebieden bij, zoals de Stationsbuurt, de Oranjebuurt, de Indische buurt, Bleekerseiland en het Wilhelminapark. Het Wilhelminapark, naar ontwerp van Leonard Springer, werd aangelegd ten de noorden van de Reest. Het park moest niet alleen een aantrekkelijk groengebied vormen maar had ook tot doel om het waterpeil beheersbaar te krijgen. Rondom het park werd de bouw van herenhuizen en een villapark opgestart als uiting van de verworven rijkdom die samenhing met de toename van het belang van het vervoer over land. Toen immers vanaf de 19e eeuw het belang van het vervoer over land steeds sterker werd, kreeg Meppel een centrale positie door de aanleg en verbetering van vele wegverbindingen met omliggende plaatsen (waaronder de straatweg Zwolle-Groningen) en vooral ook door het verwerven van een halteplaats op de spoorlijnen Zwolle-Groningen en Zwolle- Leeuwarden. Dit gaf Meppel opnieuw een grote economische impuls, met als gevolg de vestiging van bedrijvigheid in de buurt van het station, maar ook de eerder genoemde herenhuizen en het villagebied.
Afbeelding 3: De historische kaart van Meppel anno 1927.
Aan de zuidzijde van de Reest ontstond aan de Werkhorst in de jaren 1920-1940 verspreid liggende bebouwing. Deze weg lag indertijd nog in de gemeente Staphorst. Toen in 1961 een wijziging van de gemeentegrens met Staphorst tot stand werd gebracht, waren er in de zuidelijkste delen van de Tuinweg en de Merelstraat reeds enkele tientallen woningen gebouwd. Na de grenswijziging heeft de gemeente Meppel de verdere ontwikkeling van het gebied opgestart. De eerste ontwikkelingen vonden plaats aan de noordoostzijde van het plangebied (Reestlaan en Reestplantsoen) en vervolgens het gebied dat Koedijkslanden ging heten. Van het begin van de zeventiger tot het eind van de tachtiger jaren zijn er in dit gebied woningen gebouwd. Overigens werden er naast woningen ook scholen, woonzorgcomplexen, bedrijfsbebouwing, een winkelcentrum en recreatieve voorzieningen gerealiseerd.
In latere jaren is, na een tweede herziening van de gemeentegrens in 1997, aan de westzijde van Meppel-Zuid gestart met de ontwikkeling van de wijk Berggierslanden
Tussen deze wijk en Meppel-Zuid is de Europalaan aangelegd, die onderdeel uitmaakt van de ringstructuur rond de binnenstad. Deze weg verzorgt een goede ontsluiting naar de op-/afrit Meppel Zuid waardoor de nationale wegenstructuur gemakkelijk bereikt kan worden vanuit het plangebied.
2.2 Huidige Situatie
2.2.1 Ruimtelijke structuur
In Meppel-Zuid doen slechts enkel elementen terugdenken aan de vroegere stedenbouwkundige en landschappelijke situatie. Dit heeft vooral te maken met de heersende stedenbouwkundige visie uit de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Het is duidelijk dat de verschillende buurten binnen Meppel-Zuid gebouwd zijn op basis van de verkeers-, water- en groenstructuren die van oorsprong niet in het landschap of vanuit de historische ontwikkeling van Meppel aanwezig waren. Met name aan de oevers van de Reest is een aansluiting op deze watergang een parkachtige zone in stand gehouden.
Op basis van de historische ontwikkeling is het plangebied te verdelen in 5 zones of deelgebieden met een eigen ruimtelijke structuur. Deze deelgebieden zijn:
- In het deelgebied tussen de Reeststouwe en het Reestplantsoen, bestaat de woonbebouwing voornamelijk uit vrijstaande en twee-aaneengesloten woningen. Aan de zijde van de Reest loopt de aanwezige groenzone door tot tussen de woningen. Uitzondering op dit kleinschalige en groene karakter vormt het woonzorgcomplex ABC dat appartementen bevat. Hoewel de meeste wegen en zeer rustig karakter en een ontsluitingsfunctie voor de aanliggende woningen hebben, maakt de Reestlaan onderdeel uit van de ringstructuur rond de binnenstad.
- De Werkhorst, die eveneens onderdeel uitmaakt van de ringstructuur rond de binnenstad, heeft duidelijk het karakter van de oorspronkelijke uitvalsweg vanuit de stad naar het buitengebied. Aan de westzijde is grootschalige bebouwing ontstaan (educatieve voorzieningen, garagebedrijf, en dergelijke), aan de oostzijde is daarentegen de kleinschalige woonbebouwing bewaard gebleven.
- Het deelgebied Slingenberg is het oudste deel van het plangebied. Reeds voor de wijziging van de gemeentegrens in 1961 stonden in het zuidelijkste deel woningen. De in de jaren zeventig gerealiseerde woningen hebben een open patroon van halfgesloten bouwblokken. Veelal bestaande uit 2 lagen plus kap. In de zuidoostelijke hoek van dit deelgebied bevindt zich een woonwagenstandplaats.
- De wijk Koedijkslanden is opgezet volgens de stedenbouwkundig principes van de zestiger en zeventiger jaren. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de woonerfachtige opzet van het stratenpatroon (buitenzijde), een centraal deel met een hogere dichtheid en een verkeersafwikkeling op een randwegenstructuur via buurtontsluitingen. Een ander kenmerk van de stedenbouwkundige opzet is de veelal geconcentreerde aanwezigheid van voorzieningen. Deze voorzieningen bevinden zich in het centrale deel van de wijk langs de Rembrandlaan (winkelcentrum en medische voorzieningen) en de Gerard Doustraat (educatieve voorzieningen) die min of meer parallel aan elkaar zijn gesitueerd. Recentelijk is een plan ontwikkeld voor de herontwikkeling van de zone langs de Gerard Doustraat. Dit plan bevat de ontwikkeling van een brede school en woningen. Ook voor het winkelcentrum en de directe omgeving is een plan ontwikkeld met een wijkservicepunt, zorgwoningen, sociale huurwoningen en commerciële ruimte.
- Het deelgebied dat wordt ingesloten door Slingenberg, de spoorlijn, de rijksweg A32 en de Reeststouwe. Dit van oorsprong agrarisch gebied heeft nu voornamelijk een woonfunctie.
2.2.2 Functionele structuur
De hoofdfunctie van het gebied is overwegend wonen met een variatie in bouwvormen. De grondgebonden woningen domineren, maar ook gestapelde woningen komen voor. Naast de woonfunctie komt in dit gebied een verscheidenheid aan functies voor zoals; detailhandel, horeca, dienstverlening, maatschappelijke en culturele instellingen, bedrijven, recreatie en openbare ruimte.
De (buiten)sportvoorzieningen van Koedijkslanden bevinden zich voornamelijk buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Met het aanleggen van de Europalaan is het sportpark Koedijkslanden ten westen van deze laan komen te liggen, waardoor het sportpark in feite onderdeel is gaan uitmaken van de nieuwe woonwijk Berggierslanden. Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een zwembad en een kunstijsbaan, alsmede een halfpipe en een basketbalveld in het wijkpark Hesselingen. Aan de Gerard Doustraat -tot slot- bevindt zich een sporthal die in de ontwikkeling voor de nieuwe brede school wordt gehandhaafd.
Detailhandel is te vinden langs de Rembrandtlaan in het centrale deel van Koedijkslanden (winkelcentrum). Datzelfde geldt in feite voor de maatschappelijke voorzieningen. Hierbij valt te denken aan scholen, tandartsenpraktijk, apotheek en kinderdagverblijven. Het centrum van Koedijkslanden doet inmiddels ook dienst als wijkcentrum voor de nieuwe wijk Berggierslanden.
Verspreid over de verschillende woonbuurten in het plangebied bevindt zich een aantal (voornamelijk kleinschalige) aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten. Deze bedrijven zijn veelal verenigbaar met de woonfunctie, dus milieucategorie 1 of 2. Sporadisch komt een bedrijf in milieucategorie 3 voor. De relatief zwaardere bedrijven zijn voornamelijk gevestigd aan de Werkhorst.
Voor het overige zijn in het plangebied onder andere de gebruikelijke groen- en speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en kunstobjecten aanwezig.
2.2.3 Verkeers- , water- en groenstructuurstructuur
Wegen
Voor het plangebied 'Meppel-Zuid' zijn twee wegenstructuren van belang. De belangrijkste wegen op stedelijk niveau zijn de Europalaan, de Reestlaan en de Werkhorst. Deze wegen maken deel uit van de zogenaamde ringstructuur rond de binnenstad. Via deze wegen wordt de binnenstad, industrieterrein Oevers en de verschillende woonwijken ontsloten en vindt aansluiting plaats op de regionale en nationale wegenstructuur. Daarnaast bevinden zich binnen het plangebied de ontsluitingswegen die de verschillende wijken ontsluiten, voorbeelden hiervan zijn de Rembrandlaan, de Randweg, de Jan Tooroplaan, de Zuiderlaan en (in mindere mate) de Westerstouwe. Tot slot zijn er de woonstraten die als 30 km/uur gebied zijn aangewezen.
Na het aanleggen van de Europalaan is de verkeerscirculatie in Koedijkslanden gewijzigd. Met name op de Randweg en de Zuiderlaan zijn de intensiteiten afgenomen. Deze laatste zal daarom, evenals de Werkhorst tussen de rotonde en de Reest, worden heringericht tot 30 km/uur weg.
Water- en groenverbindingen
Binnen Meppel-Zuid bevinden zich een aantal groen- en waterstructuren die bijdragen aan de recreatieve mogelijkheden van het plangebied. Aan de noordzijde van het plangebied ligt een belangrijke waterloop, namelijk de Reest. Deze watergang wordt deels geflankeerd door groenvoorzieningen. Het plangebied wordt daarnaast aan de noordzijde afgeschermd van het industrieterrein Oevers door een ruime groenzone langs de Hesselingen. In dit wijkpark Hesselingen bevinden zich diverse recreatieve voorzieningen en een rooms katholieke begraafplaats.
Centraal in de wijk Koedijkslanden is een ruime groenzone gesitueerd, waarin onder meer ook verharde trap- en basketbalveldjes zijn gesitueerd.
Tot slot is aan de zuidwestzijde van Koedijkslanden, naast de Europalaan, een stedelijke waterberging in een groenzone gerealiseerd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ordening van Nederland. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies.
Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van ruimtelijke waarden en veiligheid zijn de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven. Tevens is de verbetering van water – en bodemkwaliteit een streven. Dit plan past binnen de kaders van het rijksbeleid.
Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de Nota Ruimte uit van de SER-ladder. Volgens dit principe moet eerst worden bekeken of er binnen bestaand bebouwd gebied (BBG) nog ruimte beschikbaar is, of er door herstructurering nog ruimte kan worden gemaakt en of het mogelijk is de ruimte effectiever te benutten. Pas als al die mogelijkheden zijn benut, mag er tot de aanleg van een nieuw stedelijk gebied worden besloten. Binnen het voorliggende plan worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor zover dergelijke nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien worden deze in een apart bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Te denken valt in dit verband aan de herontwikkeling van het terrein ten zuiden van de Gerard Doustraat, waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld.
3.1.2 Nota wonen
Eén van de centrale boodschappen uit de Nota Wonen in de 21e eeuw is dat kwaliteit steeds belangrijker wordt. De woonconsument vraagt steeds meer kwaliteit en is ook bereid daarvoor te betalen. Daarom is er behoefte aan een kwaliteitssprong. Meer kwaliteit betekent doorgaans meer koopwoningen, meer grote woningen, meer woningen in een hoger prijssegment en vooral meer woningen in aantrekkelijke woonmilieus. Daarnaast wordt gewezen op het belang van differentiatie in de woningvoorraad en de daarmee samenhangende keuzemogelijkheden en leefkwaliteit binnen een wijk.
3.1.3 Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk.
3.1.4 Nota mobiliteit
Deze nota heeft samengevat de volgende beleidsdoelen:
- het verbeteren van de internationale bereikbaarheid;
- het verbeteren van de interne en onderlinge bereikbaarheid van de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden;
- een goed functionerend systeem voor het vervoer van personen en goederen;
- het inzetten op proces- en technologie-innovatie ter realisering van de beleidsdoelen.
De uitgangspunten bij het realiseren van deze beleidsdoelen zijn betrouwbare reistijden, vlotte en veilige verkeersafwikkeling binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van milieu en leefomgeving.
3.1.5 Nota Belvedère
In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de nota geconcretiseerd in een breed scala van te ondernemen acties op rijks-, regionaal- en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (ook wel Belvedèrekaart genoemd). De kern Meppel behoort niet tot de aangewezen steden of gebieden (waaruit overigens niet geconcludeerd mag worden dat er in de kern geen cultuurhistorische waarden zijn).
De huidige juridische basis voor het omgaan met archeologische waarden is de Monumentenwet uit 1988. In 1998 is het Verdrag van Valletta door de Staten Generaal geratificeerd. Dit verdrag is in de Wet op de archeologische monumentenzorg verankerd, die officieel inwerking is getreden op 1 september 2007, ondermeer als wijziging op de Monumentenwet 1988.
In het kader van het project 'modernisering monumentenzorg' (MoMo) hebben per 1 januari 2012 een aantal wijzigingen in de wet- en regelgeving plaatsgevonden. Voor het bestemmingsplanproces is de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de belangrijkste: gemeenten dienen in hun bestemmingsplan rekening te houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of cultureel erfgoed wordt geraakt. Zoals uit § 2.1 en § 2.2.1 blijkt, hebben enkele onderdelen van het plangebied enige cultuurhistorische waarde.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2010
Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategisch kader voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020.
Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoudt van bestaande kwaliteiten.
Wat betreft het wonen wordt gestreefd naar een aantrekkelijk, gevarieerd en leefbaar woonmilieu die voorziet in de woonvraag. Het doel is dat eerst wordt ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering).
Voor Meppel spelen twee specifieke uitdagende ontwikkelingen en kansen. Ten eerste is Meppel de belangrijkste plaats in Drenthe voor watergebonden bedrijvigheid (beroep- en recreatievaart). Meppel beschikt over de grootste binnenvaartcontainerterminal van Noord-Nederland. Daarnaast is Meppel de logische schakel voor netwerkvorming met de regio Zwolle-Kampen.
Meppel heeft het label 'waterpoort' gekregen (kaart 1, Visie 2020). Hiermee ondersteunt de provincie Drenthe de betekenis van Meppel als poort tot Drenthe en als kleinschalige stad aan en rond het water.
Afbeelding 4: Visiekaart 2020 behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe 2010.
3.2.2 Provinciale omgevingsverordening
Met hoofdstuk 3 van de Provinciale omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe de Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsvisie als structuurvisie bindt alleen de provincie zelf. De Wet ruimtelijke ordening kent de provincie een scala van instrumenten toe om haar beleid daarnaast extern te laten doorwerken. Vaststelling van een verordening ex artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening is een van die instrumenten.
Binnen de verordening komt aan gemeenten een belangrijke rol toe. Inhoudelijke bepalingen zijn veelal als verantwoordingsplicht ingericht en niet normstellend. Aan gemeenten komt ruimte toe om inhoudelijk - tot op zekere hoogte - een eigen invulling te geven, mits deugdelijk onderbouwd. Hetzelfde geldt voor een deel van het kaartmateriaal waaraan in deze verordening wordt gerefereerd. De kaarten voor Bestaand stedelijk gebied, Nationaal Landschap Drentsche Aa en die voor de ecologische hoofdstructuur zijn bijzonder precies. Op perceelsniveau is weergegeven of een locatie binnen de desbetreffende thematische begrenzing valt of niet. Dit geldt niet voor de andere kaarten, die uitwerking op gemeentelijk niveau behoeven.
Het plangebied voor het voorliggende bestemmingsplan ligt, met uitzondering van het agrarisch gebied ten oosten van de Werkhorst, geheel binnen Bestaand stedelijk gebied.
3.2.3 Beleidsnota Wonen
Naar aanleiding van de nota Mensen, Wensen, Wonen van (december 2000) de toenmalige staatssecretaris (VROM), heeft de provincie Drenthe een Beleidsnota Wonen opgesteld. De provincie geeft hierin aan dat haar beleid gericht is op stimulering van de kwaliteit van het wonen in Drenthe, waarbij de eerste prioriteit op de herstructurering van bestaande woonwijken ligt.
Dit plan is consoliderend van aard en past derhalve binnen de kaders van het provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Ontwikkelingsvisie 2030
Meppel neemt in de regio een centrale positie in, zowel op het gebied van werkgelegenheid en voorzieningen als op het gebied van wonen. Het onderscheidende van Meppel is de combinatie van een stedelijke sfeer en een aantrekkelijk voorzieningenaanbod in de binnenstad, en rust en ruimte in de omliggende wijken en kernen. In Meppel wonen circa 32.000 mensen. Meppel wil groeien tot circa 40 á 45.000 inwoners in 2030 en staat een beheerste groei voor. De gemeente hanteert dit aantal echter niet als harde doelstelling. De gemeente richt zich in de eerste plaats op (maar zeker niet uitsluitend) gezinnen en (actieve) senioren. Meppel kent een relatief sterke sociale cohesie. Dit vraagt om onder meer een adequaat voorzieningenniveau in de wijk of de nabijheid daarvan. De aandacht van de gemeente richt zich daarbij vooral op groepen die relatief weinig te kiezen hebben op de woningmarkt, zoals huishoudens met een bescheiden inkomen of mensen met een zorgbehoefte. Meppel hanteert als uitgangspunt dat ouderen en mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen wonen. De beleidsnota Wmo 2008-2011 beschrijft de opgave en de inzet van de gemeente. De gemeente heeft kwaliteit van het woonaanbod hoog in het vaandel staan.
3.3.2 Ruimtelijk programma 2020
Het Ruimtelijk Programma vormt een uitwerking van de Ontwikkelingsvisie 2030, de gemeentelijke visie die de koers voor de toekomst (lange termijn) vastlegt. Het Ruimtelijke Programma vormt een “vertaling“ van de ontwikkelingsvisie in een concretere programmatische aanpak. Het Ruimtelijke Programma kan hiermee onder meer dienen als afwegingskader voor de diverse projecten. Het Ruimtelijke Programma is primair een op de ruimtelijke aspecten per gebied toegespitste samenvatting van bestaand beleid. Het gemeentelijk beleid is gericht op het bereiken van een gedifferentieerd en compleet woningaanbod met alle bijbehorende voorzieningen. Meppel heeft hierbij met haar rijk geschakeerde en hoogwaardige voorzieningenniveau ook een regionale functie. Meppel kent een divers aanbod op het gebied van onderwijs tot en met HBO onderwijs met een regionale functie. De gemeente tracht de scholen in een goede ruimtelijke setting te accommoderen. De basisscholen zijn op wijk- en buurtniveau belangrijke voorzieningen die door de ontwikkeling naar de zogenoemde brede school alleen maar belangrijker worden voor wijk of buurt.
3.3.3 Beleidsnota Wmo 2008-2011
Aanleiding van deze beleidsnota is de invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op 1 januari 2007. De gemeente heeft zich in 2006 gericht op de inrichting van de loketfunctie en de invloed van de Wmo op de verstrekking van de individuele voorzieningen. De beleidsnotitie beoogt het brede beleidsterrein van de maatschappelijke ondersteuning integraal vorm te geven. Aan de ontwikkelingen op het terrein van wonen, welzijn en zorg liggen demografisch, maatschappelijke, sociaal -culturele, bestuurlijk en financiële ontwikkelingen ten grondslag, zoals de vergrijzing, individualisering, extramuralisering en een verschuiving van de verantwoordelijkheidsverdeling. De gemeente, samenleving en de uitvoerende instellingen zullen moeten inspelen op deze ontwikkelingen, zodat de meest effectieve samenstelling aan ondersteuning ontstaat.
De beleidsnota Wmo sluit naadloos aan bij het Uitvoeringsprogramma 2006-2010 'Mee(r) doen in Meppel':
- Integraal: De gemeente Meppel investeert de komende jaren in het samenbrengen van de verschillende beleidsterreinen. Samenhang aanbrengen in de verschillende beleidsterreinen van wonen, welzijn en zorg versterkt de effecten van de ingezette maatregelen en vergroot de leefbaarheid binnen de gemeente Meppel.
- Wijkgericht: Wijkgericht werken is een aanpak die zich richt op het verbeteren van de directe leefomgeving in de wijken in nauwe samenwerking met de wijkbewoners en de dienstverlenende instellingen. Wil de gemeente de bewoners bij de wijk betrekken, dan is het zaak om in te spelen op hun behoeften en mogelijkheden.
- Interactief: De gemeente gebruikt veel verschillende instrumenten om interactief met de bewoners/burgers en de maatschappelijke instellingen beleid te formuleren en te toetsen.
De komende jaren zal door allerlei maatregelen extra ingezet worden op preventie en het versterken van de leefbaarheid in Meppel, het versterken van de zorgzame samenleving en het verstrekken van passend aanbod van collectieve en individuele ondersteuning. Hiermee wordt beoogd het huidige aanbod aan ondersteuning te verbeteren, de samenleving en de burger te faciliteren bij initiatieven die passen binnen het gemeentelijk beleid dan wel de wijkvisie en de leefbaarheid (veiligheid, meedoen aan de maatschappij, gezondheid) in Meppel te bevorderen.
Een belangrijk onderdeel bij het aspect 'leefbaarheid' is het accommodatiebeleid. Op basis van onderzoek uit 2007 heeft de gemeente een strategisch accommodatiebeleid opgesteld ('Beleidsnota accommodaties gemeente Meppel). Het vertrekpunt was dat de leefbaarheid en participatie de kaders zijn waarbinnen vorm en inhoud moet worden gegeven aan het accommodatiebeleid. Onder meer werd geconstateerd dat het aanbod steeds meer afwijkt van de vraag en dat er binnen alle sectoren (sport, onderwijs, welzijn en cultuur) sprake is van enig ruimtetekort. Gesteld wordt dat bij vervanging van oude accommodaties het bouwen van multifunctionele accommodaties een kans biedt om de bezettingsgraad te verhogen en de verschillende activiteiten zich met elkaar te laten 'besmetten'.
3.3.4 Woonplan Gemeente Meppel
Het Woonplan geeft uitwerking aan de woonaspecten uit de Ontwikkelingsvisie 2030. Dit woonplan geeft aan waar de gemeente Meppel op inzet om de ambities waar te maken. De prioriteiten en de uitgangspunten worden benoemd, op basis van inzicht op wat er op de woningmarkt gebeurt en een visie op hoe het wonen in Meppel eruit zou moeten zien. Meppel wil de kwaliteit van de woon- en leefomgeving behouden en waar nodig en mogelijk verbeteren. In de Ontwikkelingsvisie 2030 gemeente Meppel is deze koers op hoofdlijnen voor de komende decennia vastgelegd. De ruimtelijke aspecten zijn neergelegd in het Ruimtelijk programma 2020. Dit zijn belangrijke kaders voor dit woonplan.
Het behouden van voldoende huisvestingsmogelijkheden voor mensen met een bescheiden inkomen is en blijft voor Meppel een belangrijk uitgangspunt. Betaalbaar aanbod: beschikbaarheid vergroten. De kansen voor deze groep huishoudens kunnen op verschillende manieren worden vergroot: door de bouw van (middel-) dure huur, bouwen voor doorstroming en door het ontwikkelen van instrumenten die het gat tussen huur en koop helpen dichten.
Veel senioren die niet meer zo goed ter been zijn of mensen met een andere zorgvraag, willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Liefst in een vertrouwde omgeving. De gemeente Meppel wil deze huishoudens daartoe de kans geven. Tot 2020 is de behoefte aan 130 zorgwoningen op stedelijk niveau. De behoefte aan nultredenwoningen neemt in de periode tot 2020 totaal met 1000 woningen toe, waarvan de helft in Nieuwveense Landen zal worden gerealiseerd.
In de nieuwbouw wordt zoveel mogelijk levensloopbestendig gebouwd. In de projectgroep WelThuis worden de kansen en mogelijkheden voor woonservicezones geïnventariseerd. De eerste ideeën wijzen onder meer op Koedijkslanden.
3.3.5 Detailhandelsvisie
Het beleid van de gemeente Meppel is gericht op versterking van de positie als regionaal koopcentrum. Dit beleid is vastgelegd in de ontwikkelingsvisie 2030: “een ambitieuze ontwikkeling in evenwicht”. In de gemeente Meppel zijn er op detailhandelsgebied diverse ontwikkelingen en initiatieven gaande. Hierbij gaat het om de versterking van het centrum van Meppel, de herontwikkeling van Het Vledder en de ontwikkeling van de nieuwe wijk Nieuwveense Landen. Ook de verschillende wijk- en buurtcentra en de verspreid aanwezige perifere detailhandel vragen om een richtinggevende visie. Daarnaast spelen ook in de detailhandel diverse ontwikkelingen. Genoemd kunnen worden trends als het recreatief winkelen en schaalvergroting. Inmiddels is ook het fenomeen "internetwinkel" van invloed geworden op het functioneren van de detailhandel in Meppel.
De gemeente Meppel ambieert een hoge koopkrachtbinding van de eigen bevolking en een sterke regionale verzorgingspositie voor de direct omliggende gemeenten. Deze ambitie is reeds in de Ontwikkelingsvisie 2030 vastgelegd. De nadruk van het gemeentelijke beleid ligt primair op de versterking van het centrum als recreatief winkelcentrum. Mede gezien de relatief beperkte uitbreidingsruimte op de korte en middellange termijn is het wenselijk dat eerst de kwaliteit van de winkelomgeving wordt aangepakt. Op de middellange termijn is er ruimte om verder te investeren in de uitbreiding van het winkelaanbod.
De boodschappencentra fungeren als ontmoetingscentra en 'hart' van de wijken en het dorp Nijeveen. De gemeente vindt het van groot belang dat het dagelijkse verzorgingsniveau in de buurten, wijken en dorpen op een goed niveau blijft. Dit geldt dus ook voor het winkelcentrum Koedijkslanden dat buiten het onderhavige bestemmingsplan is gesitueerd. Momenteel is een voorontwerp-bestemmingsplan in procedure gebracht dat de reconstructie van het winkelcentrum mogelijk dient te maken.
Tenslotte biedt de gemeente Meppel ruimte aan detailhandel in volumineuze artikelen op perifere locaties. De hoofdlijnen van het bestaande PDV-beleid blijven gehandhaafd. De gemeente streeft naar concentratie van woonwinkels op de locaties Rogat en Blankenstein.
De ambitie is vertaald in een toekomstige ruimtelijke en functionele detailhandelsstructuur. Voor het centrum gaat de gemeente uit van een versterking van de kwaliteit en de bereikbaarheid van het winkelbestand. Daarmee zou Meppel dienst kunnen doen als winkelcentrum voor Meppel en de omliggende gemeenten.
3.3.6 Welstandsnota
Inleiding
Op 3 juni 2004 is de nieuwe welstandsnota vastgesteld door de gemeenteraad. De welstandsnota gaat over het duurzaam bevorderen van de kwaliteit van bebouwing en omgeving in de gemeente Meppel. De welstandstoets is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Door middel van welstandscriteria wordt zo concreet mogelijk aangegeven aan welke uitgangspunten de ontwerper van een bouwplan zich moet houden. Deze uitgangspunten zijn deels gelijk voor de hele gemeente en deels verschillend per deelgebied omdat ieder gebied zijn eigen kenmerken heeft. Bovendien zijn per gebied de welstandscriteria beschreven. In principe moet altijd worden voldaan aan de criteria in het hele gebied. Uitzonderingen blijven echter mogelijk. Voorwaarde is wel dat er een gegronde reden moet zijn om van de criteria af te wijken. Of een reden gegrond is of niet, is uiteindelijk ter beoordeling van burgemeester en wethouders. Voor veel gebieden geldt dat nieuwe en eigentijdse ontwikkelingen mogelijk zijn. Een belangrijke voorwaarde is meestal dat ze niet mogen conflicteren met de directe omgeving. Met andere woorden er zal altijd rekening moeten worden gehouden met, respectievelijk respect moeten worden getoond voor, de omgeving en de daarin te verwachten ontwikkelingen.
Gebiedsgerichte welstandscriteria
Een belangrijke peiler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuren in de gemeente Meppel. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit, het architectonische vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Daarnaast speelt ook het ruimtelijke kwaliteitsbeleid een belangrijk aspect bij het bepalen van de criteria. De criteria geven aan hoe een bouwwerk 'zich moet gedragen' om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.
In het plangebied komen grotendeels twee typen welstandsgebieden voor, namelijk
"naoorlogse bebouwing (regulier)" en "lintbebouwing stedelijk (regulier)". De naoorlogse bebouwing van Koedijkslanden en Slingenberg behoort tot het eerste soort gebied en met name de bebouwing binnen de zones ter weerszijden van de Werkhorst behoren tot de tweede soort. Tot deze laatste behoort ook een klein deelgebied ten noorden van de Jan Tooroplaan. Voor de zone langs de Reest en het wijkpark Hesselingen geldt het welstandsgebied " sportterreinen, recreatie- en groengebieden en begraafplaatsen (regulier)". In het zuidelijkste deel van het plangebied geldt ter plaatse van het tankstation aan de Werkhorst het welstandsgebied "buitengebied wegdorpen- en hoevenlandschap (bijzonder)".
Tot slot geldt voor een locatie ten noorden van de Westerstouwe het welstandsregiem "bedrijventerrein (regulier). Voor deze locatie is een vrijstellingsprocedure doorlopen. Een deel van het project is inmiddels gerealiseerd. In verband met de marksituatie wordt het bouwplan (her)ontwikkeld (maximaal 24 woningen), waarvoor een beeldkwaliteitplan zal worden opgesteld voordat het nu voorliggende bestemmingsplan in ontwerp ter visie wordt gelegd. Datzelfde geldt voor het woningbouwproject aan de Gerard Doustraat.
Afbeelding 5: Gebieden waarvoor gebiedsgerichte welstandscriteria gelden.
In deze toelichting wordt niet verder op de gebiedscriteria of objectgerichte criteria ingegaan die op het plangebied van toepassing zijn. De welstandsnota geldt als een toetsingsinstrument dat los staat van het bestemmingsplan en waaraan bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning getoetst moet worden. De welstandsnota kan hiermee worden beschouwd als een aanvulling op het bestemmingsplan. Onderhavig bestemmingsplan is niet strijdig met de welstandsnota.
3.3.7 Beleidsnotitie Maatschappelijke Voorzieningen in Bestemmingplannen
De Beleidsnotitie Maatschappelijke Voorzieningen in Bestemmingplannen is op 1 december 2005 door de gemeenteraad van Meppel vastgesteld. In de oudere bestemmingsplannen, die bijna overal in Meppel gelden, is een strikt onderscheid gemaakt tussen de verschillende sociaal-maatschappelijke functies (onderwijs heeft een bestemming onderwijs, sport een bestemming sport etc.). In de nieuwste plannen zijn al deze functies onder één brede maatschappelijke bestemming gevoegd. De definitie van deze functie is: Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen. Dit is bewust gedaan, om de bestemmingsplannen flexibeler te maken, zo kan in een vrijkomende school een kerk worden gevestigd en vice versa.
Binnen de stad Meppel is een aantal gebiedstypen te onderscheiden. Per gebied is omschreven welke maatschappelijke voorzieningen er nu zijn gevestigd, en welke in de toekomst gewenst zijn (evt. onder voorwaarden). Ook hierbij is weer gekeken naar de bovengenoemde criteria. Voor onderhavig plangebied geldt dat de volgende functies vallen onder de bestemming Maatschappelijk:
Afbeelding 6: Maatschappelijke functies.
Concreet betekent dit dat alle maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Het criterium van de omvang van de voorzieningen vindt zijn weerslag in het bestemmen van de bestaande situaties.
3.3.8 Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP)
Op 22 april 2010 heeft de gemeenteraad van Meppel het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan 2010 vastgesteld. Het doel van het GVVP is het vastleggen van de beleidsuitgangspunten voor het verkeer en vervoer in de gemeente Meppel voor de periode tot 2015 met een doorkijk naar een langere periode, dat aansluit bij de (ruimtelijke) ambities die de gemeente Meppel heeft.
De gemeente Meppel is momenteel voor alle modaliteiten goed bereikbaar vanuit de omgeving. Deze goede bereikbaarheid dient minimaal te worden behouden.
De bereikbaarheid binnen Meppel, vooral die van bestemmingen in de historische binnenstad is niet optimaal. Dit geldt zowel voor het gemotoriseerde als het langzaam verkeer. De gemeente Meppel wil daarom dat de bereikbaarheid van bestemmingen binnen Meppel, met name in de historische binnenstad in 2015 is verbeterd ten opzichte van de huidige situatie.
Als vaste route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt de route via de A32, N375 en de invalswegen naar de industrieterreinen Noord en Oevers aangewezen. Via deze routes kunnen de risico's aan het vervoer op beheerste wijze binnen de gemeente plaatsvinden. Met deze routering van het goederenvervoer en het vervoer van gevaarlijke stoffen worden de Berggierslanden en de woningen aan de Europalaan ontlast van vrachtverkeer, zodat de leefbaarheid daar aanzienlijk zal verbeteren.
Daarnaast wil de gemeente de kwaliteit van de leefomgeving en de verkeersveiligheidssituatie verder verbeteren, gebaseerd op de categorie indeling van het gemeentelijk wegennet.
3.3.9 Nota parkeerbeleid Meppel
In deze nota wordt het parkeerbeleid van de gemeente Meppel beschreven ten aanzien van het parkeren in Meppel in het algemeen en als beleidsinstrumentarium. De gemeente Meppel wil de kwaliteit van de binnenstad vergroten en de bereikbaarheid voor auto, fiets en openbaar vervoer te garanderen of verder te verbeteren. Onderdeel hiervan is het creëren van een prettige parkeersituatie.
3.3.10 Beleidsnotitie Bed & Breakfast
De beleidsnota is het beleidskader voor het vestigen en exploiteren van een B&B. Uitgangspunt is dat dit soort activiteiten gelijkgesteld kunnen worden aan beroepen die aan huis verbonden zijn, dat wil zeggen: goed met de woonfunctie coëxisteren. Uitsluitend wanneer aan de genoemde randvoorwaarden wordt voldaan, is het exploiteren van een B&B mogelijk In afwijking van de randvoorwaarden kan een B&B alleen worden gerealiseerd met afwijking van het bestemmingsplan omdat in dat geval strijd ontstaat met de woonbestemming. Deze beleidsnotitie is eveneens toetsingskader voor een dergelijk verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan. De B&B activiteit dient ondergeschikt te zijn aan de, woonfunctie en plaatsvinden in het hoofdgebouw of eventuele aan- en/of uitbouwen.
Hoofdstuk 4 Planologische Randvoorwaarden
4.1 Geluid
In de Wet geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrie. De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.
Voor het nu voorliggende plangebied worden het geluid als gevolg van het wegverkeer, de spoorweg en de industrie hieronder beschreven.
4.1.1 Wegverkeer
In het algemeen geldt dat in een bestemmingsplan alleen aandacht aan geluid besteed moet worden voor zover de uitvoering van de Wet geluidhinder dat vereist (artikel 3.3.1 Bro).
Zoals in deze toelichting is aangegeven is het bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan staat in beginsel geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toe en ook worden geen nieuwe wegen geprojecteerd. Dat heeft tot gevolg dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen, die gesitueerd zijn in de zone van bestaande wegen, niet getoetst behoeven te worden (artikel 76, derde lid Wgh). Een uitzondering hierop vormt een akoestisch relevante wijziging van een bestaande weg (reconstructie). Hiervan is echter ook geen sprake. Het aangeven van de zones of het aangeven van de as van de weg als bedoeld in artikel 3.3.1 Bro is dan ook niet nodig.
Uit de regeling van artikel 3.3.1 Bro vloeit bijvoorbeeld wel voort dat voor zover geluidgevoelige bestemmingen (zoals Wonen) binnen een zone liggen deze bestemmingen gedetailleerd bestemd moeten worden. De bestemming Wonen en overige bestemmingen binnen de denkbeeldige zones worden dan ook gedetailleerd bestemd.
Binnen het plangebied bevinden zich enkele locaties waarvoor in het verleden reeds ruimtelijke procedures zijn gevoerd en waarvoor toentertijd ook akoestisch onderzoek is verricht. Deze kunnen dan ook worden opgevat als bestaande situaties waarvoor akoestisch onderzoek niet vereist is. Het gaat om de locaties Gerard Doustraat, Westerstouwe 10 ( zie ook paragraaf 4.1.3) en een locatie waarvoor op basis van de vigerende bestemming woningen kunnen worden gerealiseerd aan de Werkhorst 53-57.
4.1.2 Industrie
Het aan de westzijde van het plangebied grenzende industrieterrein (Oevers A, B en C, Oude Vaart en Steenwijkerstraatweg) is gezoneerd op grond van de Wet geluidhinder. De geluidszone Oevers is bij Koninklijk besluit van 15 juni 1993 vastgesteld. Bij besluit van 31 augustus 1998 zijn voor een groot aantal woningen rondom het gezoneerde industrieterrein Oevers, in het kader van een geluidsaneringsoperatie, maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG's) vastgesteld.
De cumulatieve geluidsbelasting van de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein mag buiten de zone niet meer dan 50 dB(A) bedragen. De individuele milieuvergunningen van de bedrijven op het industrieterrein worden getoetst aan de bijdrage die het betreffende bedrijf levert aan de geluidszone. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de totale geluidsbelasting buiten de zone niet meer dan 50 dB(A) zal bedragen.
In onderstaande afbeelding is te zien dat deze 50 dB(A) contour zich over het noordwestelijke deel van het plangebied uitstrekt. In dit gedeelte is woningbouw vanuit geluidoogpunt dus niet zonder meer mogelijk. Om in de toekomst woningen (of andere geluidgevoelige bestemmingen) te realiseren in de geluidzone moet een hogere grenswaarde worden verleend in het kader van een aparte ruimtelijke procedure. Dit bestemmingsplan staat immers geen nieuwe woningen toe. De eventueel benodigde toekomstige hogere waarden mogen op grond van de Wet geluidhinder maximaal 55 dB(A) bedragen. Het aanvragen van een hogere grenswaarde moet onderbouwd worden door middel van een akoestisch onderzoek.
Afbeelding 7: Geluidzone industrielawaai.
Indien (op basis van een aparte ruimtelijke procedure) woningbouw plaatsvindt buiten de zonegrens van het bedrijventerrein is ten aanzien van het aspect industrielawaai geen knelpunt te verwachten.
4.1.3 Uitzonderingen
Wegverkeer
Binnen het plangebied zijn twee locaties waarvoor planologische procedures zijn doorlopen en waar derhalve legaal woningen kunnen worden gerealiseerd. Het betreft locaties aan de Westerstouwe en de Gerard Doustraat. Omdat de planvorming voor deze locaties wordt heroverwogen is de definitieve stedenbouwkundige situatie nog niet bekend. Dat betekent dat de projecten, in afwijking van hetgeen in paragraaf 4.1.1 is gesteld, niet gedetailleerd kunnen worden bestemd. Met betrekking tot de akoestische aspecten valt op te merken dat beide projecten zijn gesitueerd in gebieden met een 30 km/uur regiem. Ter plaatse is geen akoestisch onderzoek naar de gevolgen van wegverkeer noodzakelijk.
Een andere uitzondering betreft het in de Inleiding genoemde pand aan de Werkhorst waar in het verleden het Groeneland-Achmea gevestigd was. Gelet op de doelmatigheid van de bestemming is de bestaande bestemming (dienstverlening) verruimd met maatschappelijke functies. Doordat op deze wijze ook onderwijsfuncties in het pand mogelijk zijn is een akoestisch onderzoek uitgevoerd1. Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh niet wordt overschreden en dat er derhalve geen belemmering is voor de functieverruiming.
Industrie
De locatie aan de Westerstouwe en het pand aan de Werkhorst zijn buiten de zone industrielawaai gesitueerd. Verder akoestisch onderzoek is daarom niet aan de orde.
Voor het plan aan de Gerard Doustraat is inmiddels een procedure hogere waarde industrielawaai doorlopen (besluit van 18 mei 2010). Gelet op de ligging van deze locatie ten opzichte van de bron van het industrielawaai mag worden verwacht dat de exacte situering van de woningen op de locatie geen invloed hebben op de benodigde hogere waarden. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dienen berekeningen te worden overlegd waaruit blijkt dat de binnenwaarde van de woningen voldoet aan de eis die daarvoor in het Bouwbesluit is opgenomen (33 dB).
Geconcludeerd kan worden dat het bepaalde in artikel 3.3.1 niet in de weg staat aan de wens om de woningen met een directe bouwtitel op beide locaties op te nemen via een bestemming die de stedenbouwkundige inpassing vrij laat.
- 1. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Werkhorst 36-40, Stroop raadgevend ingenieurs, 29 februari 2012.
4.2 Archeologie
In opdracht van de gemeente Meppel is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Met de archeologische beleidsadvieskaart heeft de gemeente Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde manier met haar bodemarchief kan omgaan. De gemeente kan daarmee, indien wenselijk, gemotiveerd van de landelijke en provinciale richtlijnen afwijken en een eigen visie op het archeologisch landschap ontwikkelen.
Op basis van de landschappelijke ondergrond en de bekende archeologische waarden in en in de omgeving van Meppel is een vlakdekkende verwachtingskaart opgesteld. Op hoofdlijnen worden drie verwachtingszones onderscheiden: lage verwachting, middelhoge verwachting en hoge verwachting. Deze verwachtingswaarden geven op hoofdlijnen de verwachte dichtheid aan archeologische waarden weer (trefkans).
Afbeelding 8: Archeologische beleidskaart.
Uit bovenstaande afbeelding kan het volgende worden afgeleid.
Voor het gebied juist ten zuiden van (het oostelijke deel van) de Westerstouwe en de Reeststouwe (zachtgroen) geldt een lage verwachtingswaarde. Dit is ook het geval voor enkele kleinere gebiedjes in het noordelijk deel van het plangebied. Het betreft de zogenaamde "natte laagten". Hier geldt dat voorafgaand aan planontwikkeling in deze gebieden voor projecten met een planomvang van meer dan 10 hectare die tevens dieper reiken dan 0,30 m een extensief verkennend booronderzoek uitgevoerd dient te worden om de verwachtingskaart te toetsen en zo nodig bij te stellen. Rekening houdend met het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, zal geen regeling ter bescherming van de archeologische waarden in deze gebieden worden opgenomen.
Voor de noordelijke rand van het plangebied geldt langs de Reest een middelhoge verwachtingswaarde (donkergroen). Concreet gaat het hier om het beekdal van de Reest. Het grootste deel van het plangebied heeft een middelhoge verwachtingswaarde (stuwwal, zandgronden). In zones met een middelhoge verwachting (veenbedekte zones, stuwwal, beekdalen en zandgronden) wordt een vrijstellingsgrens van 1000 m2 gehanteerd. Voor projecten waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 1000 m2 beslaat hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd.
De beleidsadvieskaart kent ook gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij projecten groter dan 500 m2 die tevens dieper reiken dan 0,30 m onder maaiveld moet in deze gebieden nader archeologisch onderzoek worden gedaan. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwblok van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen.
Voor dit westelijke deel van het wijkpark Hesselingen geldt een hoge verwachtingswaarde (oude bewoningsassen, bewoning voor 1800, essen) is het beleid gericht op het in situ behouden, bodemingrepen moeten worden voorkomen. Voor projecten waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 500 m2 beslaat hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd. Bij projecten groter dan 500 m2 die tevens dieper reiken dan 0,30 m onder maaiveld moet in deze gebieden nader archeologisch onderzoek worden gedaan.
4.3 Waterhuishouding
4.3.1 Europees beleid
De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 Europees van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste doelstellingen van de KRW zijn:
- van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
- de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
- het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
- de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.
Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Implementatiewet is gepubliceerd in het Staatsblad 2005, nr. 303. De wet, een wijzigingswet, regelt dat stroomgebiedbeheerplannen en maatregelenprogramma's een plaats vinden in het planstelsel van de Wet op de waterhuishouding. Verder regelt de wet dat de milieudoelstellingen van de KRW zullen worden geconcretiseerd als milieukwaliteitseisen in het kader van de Wet milieubeheer. Het bindende karakter van de KRW-doelstellingen vereist vastlegging van de doelstellingen in wettelijke voorschriften. Het gaat daarbij om een algemene maatregel van bestuur en provinciale verordeningen op basis van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer, waarin ook de doorwerking van de doelstellingen naar vergunningverlening en andere besluiten van overheidsinstanties wordt geregeld.
In de Europese Kaderrichtlijn Water is de Europese Unie opgedeeld naar de stroomgebieden van de grote rivieren. Eén daarvan is de Rijn. De EU heeft het lange traject van Rijn naar Noordzeedelta onderverdeeld in vier stroomgebieddistricten. Die zijn weer gesplitst in deelstroomgebieden, waarvan Rijn Oost er één is. In het Regionaal Bestuurlijk Overleg werken de gemeente Meppel en het waterschap Reest en Wieden samen met diverse andere overheden en bij het waterbeheer betrokken instanties.
4.3.2 Rijksbeleid
Het Rijksbeleid ten aanzien van water is neergelegd in het nationaal waterplan (2009). Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Om dit te bereiken moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. Het NWP bouwt voort op de nota Waterbeheer 21e eeuw. Hierin wordt gesteld dat aan het watersysteem meer aandacht moet worden gegeven om de natuurlijke veerkracht te benutten. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie “vasthouden – bergen – afvoeren” staat hierbij centraal. Van belang is dat overtollig water zoveel mogelijk wordt vastgehouden in de "haarvaten" van het bestemmingsplangebied. Wanneer dit ontoereikend is moet worden gezocht naar bergingsmogelijkheden. Pas in laatste instantie is afvoer van overtollig water naar benedenstroomse gebieden aan de orde.
4.3.3 Regionaal beleid
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's waar het waterschap zich mee bezighoudt. Voor het conserverede bestemmingsplan Meppel-Zuid is dit er slechts één:
- Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld. Het plangebied ligt gedeeltelijk in de zone van hydrologische beïnvloeding. De zone is bedoeld als signaal voor mogelijke knelpunten in het uitvoeren van het dagelijkse waterbeheer;
- Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. In of in de nabijheid van het plangebied is een waterlichaam aanwezig waarop de doelen direct van toepassing zijn, dat is de Reest.
Afbeelding 9: Fragment beleidskaart water (bron: Waterschap Reest en Wieden).
Conserverende plannen die geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken hebben in beginsel geen invloed op de waterhuishouding. Het waterschap gaat akkoord met dergelijke plannen onder de volgende voorwaarden:
- In de waterparagraaf wordt een goede omschrijving van de waterhuishouding (ook van het bestaan van huidige knelpunten) opgenomen, evenals van het huidige waterbeleid.
- In geval van ontwikkelingsmogelijkheden d.m.v. een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsbevoegdheid wordt als uitgangspunt genomen dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling. Deze voorwaarde dient in de regels te worden opgenomen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkeling wordt het waterschap betrokken.
- Alleen de belangrijkste waterlopen worden bestemd op de plankaart.
4.3.4 Gemeentelijk beleid
Stedelijke wateropgave Meppel
De stedelijke wateropgave is een concretisering van het Waterplan van gemeente, waterschap en Vitens uit 2001. De wateropgave bestaat uit de aanpak van wateroverlast door overstromend oppervlaktewater, van de wateroverlast in relatie tot rioolcapaciteit en van grondwateroverlast. In het geactualiseerde Nationaal bestuursakkoord Water is afgesproken dat het waterschap en de gemeente de stedelijke wateropgave gezamenlijk in kaart brengen en afspraken maken over een maatregelenprogramma en bijbehorende financiering. Het waterschap is verantwoordelijk voor het regionale watersysteem en daarmee ook voor de wateroverlast door overstromend oppervlaktewater. De gemeente kent enkele zorgplichten ten aanzien van hemelwater, grondwater en oppervlaktewater. Met betrekking tot de stedelijke wateropgave maakt de gemeente daarom inzichtelijk wat de riolerings- en grondwateropgaven is.
(Verbreed) gemeentelijk rioleringsplan
Het vGRP beschrijft de beleidsvoornemens en (bijbehorende) maatregelen voor inzameling, transport en verwerking van stedelijk afval-, hemel- en grondwater in de gemeente Meppel voor de periode 2011 tot en met 2015. Het vGRP vertaalt de voorgenomen maatregelen in een kostendekkingsplan en geeft aan welke gevolgen dit heeft voor de rioolheffing en de organisatie. In tegenstelling tot het voorgaande GRP is dit vGRP meer geschreven vanuit de beleidskaders in plaats van vanuit het operationele programma (de activiteiten).
4.3.5 Watersysteem
Het waterschap Reest en Wieden is verantwoordelijk voor het regionale watersysteem en daarmee ook voor de wateroverlast door overstromend oppervlaktewater. De gemeente Meppel kent enkele zorgplichten ten aanzien van hemelwater, grondwater en oppervlaktewater. De gemeente Meppel en het waterschap Reest en Wieden hebben gezamenlijk besloten voor een integrale benadering van de stedelijke wateropgave waarbij de knelpunten op het vlak van oppervlaktewater, hemelwater en grondwater integraal worden opgelost.
Regionale watersysteem
In het gebied ten oosten van Meppel is door opstuwing van landijs een aaneengesloten keileempakket ontstaan, dat relatief hooggelegen is: het Drents Plateau. Regenwater infiltreert op het hoger gelegen Drents Plateau en komt als kwel ten westen van Meppel (De Wieden en Nijeveense Polder) weer omhoog. Daarnaast zijn er plaatselijke ondiepe systemen (regionale kwel). Bijvoorbeeld langs de rand van het beekdal van de Reest ligt een zandrug waar water infiltreert dat in het beekdal opkwelt. De Reest wordt zo vooral gevoed door kwelwater. Rondom de Wold Aa speelt regionale kwel nauwelijks een rol.
In Meppel komen verschillende beken en kanalen bij elkaar. De wateren stromen uit het noorden en oosten en komen bij Meppel samen. Het water wordt uiteindelijk afgevoerd via het Meppelerdiep in de richting van het Zwarte water, via het gemaal bij Zwartsluis. De wateroverlast in Meppel wordt onder meer veroorzaakt door een te geringe afvoercapaciteit in extreme situaties van met name de Wold Aa en het Meppelerdiep en door de opstuwing die plaats vindt in het Mallegat. Onder meer door de kanalisering van beken stroomopwaarts van Meppel en verharding van oppervlakken is de afvoer van regenwater versneld. Een specifiek knelpunt in Meppel is het Meppelerdiep, waar bij harde westenwind opstuwing kan plaatsvinden.
Om wateroverlast in het stedelijke gebied te voorkomen wordt Meppel op enkele punten beschermd met keringen. De hoogte van deze keringen worden afgestemd op de maatgevende hoogwaterstand. Deze is bij Meppel 70 cm boven NAP.
In Meppel komen enkele gebieden voor met puthoogtes lager dan de maatgevende hoogwaterstand van 70 cm boven NAP. Deze gebieden zijn Oevers D, Blankenstein en Slingenberg. Binnen het onderhavige plangebied betreft het een deelgebied rond Slingenberg. Zoals op onderstaande afbeelding is te zien worden enkele van deze gebieden beschermd door een waterkering die op de legger van het waterschap Reest en Wieden is vastgelegd.
Afbeelding 10: Laag gelegen gebieden en waterkeringen.
Stedelijk watersysteem
Het grondwater in stedelijk gebied wordt minder direct beïnvloed door oppervlaktewaterpeilen dan in het landelijk gebied. De grondwaterstand in Meppel ligt gemiddeld op ongeveer 1,00 meter onder maaiveld. Door plaatselijke omstandigheden, zoals het watersysteem, bodemsamenstelling of bouwwijze, komen hogere grondwaterstanden voor.
Afbeelding 11: Bestaande waterhuishouding.
Een groot deel van Meppel watert af op het waterpeil van het Meppelerdiep (73 cm boven NAP). Enkele deelgebieden binnen de gemeente Meppel worden onderbemalen. Binnen het bestemmingsplan Meppel-Zuid gaat het om het gedeelte van het plangebied dat ten zuiden van de Reest- en Westerstouwe is gesitueerd.
Afbeelding 12: Gebieden met onderbemaling.
Het rioolstelsel van de kern Meppel bestaat uit 16 deelgebieden en is deels onder vrijverval aangesloten op het gemaal van de RWZI Meppel. In de kern komen allerlei stelseltypes voor; het grootste deel is gemengd.
4.3.6 Knelpunten
In mei 2008 is een knelpuntenanalyse uitgevoerd, die een globaal overzicht geeft van de knelpunten in het bestaande stedelijke gebied van de gemeente Meppel (Eerste uitvoeringsmodule Waterplan Meppel: Stedelijke wateropgave). De conclusie van deze analyse is dat in 14 deelgebieden in Meppel, Rogat en Nijeveen wateroverlast kan optreden in extreme situaties. Deze conclusie is gebaseerd op een quick-scan aan de hand van eenvoudige rekenmodellen. Wat betreft de waterketen en de afvoer van hemelwater is in veel deelgebieden met een gemengd stelsel de kans op water-op-straat in theorie aanwezig.
Voor het nu voorliggende bestemmingsplan Meppel-Zuid zijn de deelgebieden Koedijkslanden en Slingenberg van belang. Deze gebieden hebben een oppervlaktewaterprobleem. Deels wordt dit veroorzaakt door te weinig ruimte voor waterberging of peilstijging, deels door het regionale watersysteem.
Ten aanzien van het grondwater wordt er binnen het plangebied Meppel-Zuid een probleem geconstateerd ter plaatse van Slingenberg. Oorzaak hiervan is een combinatie van een slechte bodemsamenstelling en het slecht functioneren of ontbreken van ontwateringsmiddelen. De woningen zijn van oudere leeftijd en de grondwaterstand veroorzaakt een beperking van de gebruiksfunctie.
4.3.7 Oplossingen voor de knelpunten
In de eerste uitvoeringsmodule van het Waterplan heeft de gemeente een pakket van 5 maatregelen vastgesteld ten behoeve van de stedelijke wateropgave. Twee daarvan betreffen een oplossing voor het oppervlaktewaterprobleem en het grondwaterprobleem.
De knelpunten voor het oppervlaktewater (een bergingstekort van ca. 26.000 m3) in onder andere de gebieden Koedijkslanden-Noord en Koedijkslanden-Zuid worden aangepakt door het realiseren van meebewegende waterberging aan de zuid-oostzijde van de kern Meppel, in de stadsrandzone Meppel-Reestdal. De maatregelen worden direct gekoppeld aan het regionale watersysteem. De gemeente Meppel draagt specifiek bij aan het realiseren van de waterberging en inrichting voor natuur.
Met betrekking tot het knelpunt van grondwateroverlast in Slingenberg worden acties ondernomen ten aanzien van het oppervlaktewatersysteem. Deze komen voor rekening van het waterschap en de gemeente. Op de lange termijn wordt onderzocht of naast de verbetering van de afwatering in het gebied ook drainage moet worden aangelegd. Deze kosten komen voor rekening van de gemeente Meppel.
4.3.8 Watertoets
Op 15 augustus 2011 heeft het waterschap een Watertoetsdocument opgesteld, daarin wordt het volgende aangegeven.
Er bestaat tussen het waterschap Reest en Wieden en de gemeente Meppel een intensieve samenwerking op het gebied van water. In oktober 2008 is door het college van B&W van de gemeente Meppel en het Dagelijks Bestuur waterschap Reest en Wieden de “Eerste uitvoeringsmodule Waterplan Meppel: Stedelijke wateropgave” vastgesteld.
Binnen de kaders van het conserverende bestemmingsplan wordt vanwege de samenwerking en de documenten die beschikbaar zijn geen aanvullende informatie gevraagd. De problemen zijn bekend en de opgaven zijn onderkend (zie hierboven).
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro wordt het waterschap om een nadere reactie gevraagd.
4.4 Ecologie
Bij ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming.
4.4.1 Gebiedsbescherming
Bij gebiedsbescherming zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van toepassing. Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europese Vogelrichtlijn en/of Habitatrichtlijngebieden (Natura2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Hierin zijn de reeds bestaande staatsnatuurmonumenten ook opgenomen.
Doel van de EHS is het realiseren van een netwerk van natuurgebieden door middel van natuurbehoud en natuurontwikkeling, waar de natuur (plant en dier) voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat de natuurgebieden hun waarde verliezen. Het streven is om in Nederland in 2020 meer dan 750.000 hectare aan EHS-gebieden te hebben. Het grootste deel daarvan zijn bestaande bossen en natuurgebieden.
Het voorliggend bestemmingsplangebied raakt in het oosten aan de EHS. Ten westen van het plangebied is (aan de westzijde van de nieuwe woonwijk Berggierslanden) eveneens EHS aanwezig. Het Natura2000 gebied De Wieden is op grotere afstand gelegen ten westen van het plangebied. De afstand bedraagt circa 1.000 m. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en oefent daarom geen invloed uit op de EHS en het Natura2000 gebied. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de ligging van de EHS.
Afbeelding 13: De ecologische hoofdstructuur
4.4.2 Soortenbescherming
Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is de Flora- en faunawet bepalend. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en voor de Nederlandse situatie toegepast. Deze bescherming is als volgt in de Flora- en faunawet opgenomen:
- het is verboden beschermde plantensoorten te plukken, verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8);
- het is verboden beschermde diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9), opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11).
De procedurele consequenties zijn afhankelijk van de soorten die door de ingreep
worden beïnvloed. Kortweg kunnen drie beschermingsregimes worden onderscheiden:
- beschermingscategorie 1:
Een groot aantal beschermde soorten is in Nederland algemeen voorkomend. Op basis van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten uit de Flora- en faunawet mogen ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd die tot effect hebben dat de verblijfsplaatsen van deze soorten worden aangetast; - beschermingscategorie 2:
Voor beschermde soorten die minder algemeen zijn en extra aandacht verdienen, kan een vrijstelling (behalve voor het opzettelijk verontrusten) verkregen worden als de initiatiefnemer een goedgekeurde gedragscode heeft. Indien dit niet het geval is dient voor deze categorie een ontheffing aangevraagd te worden. Als wordt gehandeld volgens een goedgekeurde gedragscode geldt deze naast de bovengenoemde soorten ook voor vogels. In zo'n gedragscode worden gedragslijnen aangegeven die men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen. Ontheffing is, als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, voor deze soorten alleen nog nodig als werkzaamheden afwijkend van de gedragscode worden uitgevoerd; - beschermingscategorie 3:
Voor ongeveer honderd zeldzame soorten geldt géén vrijstelling als het gaat om ruimtelijke ingrepen. Ontheffingen voor deze groep soorten worden slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing voor de ingreep bestaat, de ingrepen vanwege dwingende redenen van groot openbaar belang dienen plaats te vinden en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Deze uitgebreide toets geldt ook voor alle vogelsoorten.
Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het plan in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Voor aantastingen van verblijfplaatsen en belangrijke (onderdelen) van leefgebieden van meer strikt beschermde soorten, is ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Verder geldt altijd artikel 2 van de Flora- en faunawet, een zorgplichtbepaling. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, er worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen voorgestaan. Er wordt derhalve geen afbreuk gedaan aan een gunstige instandhouding van een beschermde soort in het plangebied.
4.5 Bodemgesteldheid
Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt voornamelijk de bestaande situatie vast. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, welke binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de verlening van omgevingsvergunningen zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.
4.6 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer met de titel "Luchtkwaliteitseisen" staat bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen die gelijktijdig met de 'Wet luchtkwaliteit' in werking treden. De belangrijkste zijn het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. In deze laatste regeling zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor deze categorieën geldt een grens van 3% van de betreffende grenswaarde.
Woningbouw is één van de categorieën waarvoor vaststaat dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij geldt dat een omvang van 1.500 woningen overeenkomt met de grens van 3% van de betreffende grenswaarde. Doordat het onderhavige bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toestaat kan worden gesteld dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wel zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. Er is in dat kader een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd door TNO in de gehele gemeente Meppel (TNO rapport 2006-D-R0026/B). De luchtkwaliteit is gebiedsdekkend en met hoge mate van ruimtelijk detail in beeld gebracht. Uit dit onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van de luchtkwaliteit in de Meppel-Zuid geen belemmeringen zijn.
Afbeelding 14: Jaargemiddelde concentraties (worst case scenario) in 2020 voor Fijnstof PM10 en NO2.
4.7 Laagvliegzone
Boven Nederland zijn laagvliegroutes aangewezen ten behoeve van Defensie. Laagvliegroute 10a loopt van Drachten, via Meppel, naar Deventer. Deze laagvliegroute loopt over het plangebied Meppel-Zuid. Het gebruik van laagvliegroute 10a is met ingang van oktober 2002 opgeschort. Na beoordeling van de evaluatie van het laagvliegen zal de knoop definitief worden doorgehakt. De minimumvlieghoogte op de laagvliegroute voor jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen bedraagt 75 meter.
In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Oevers D geeft het Ministerie van Defensie bij brief van 17 september 2009 aan dat de gemeente Meppel in het bestemmingsplan rekening dient te houden met deze bestaande militaire laagvliegroute. Uit veiligheidsoogpunt acht Defensie de bouw van obstakels hoger dan 40 meter onder de laagvliegroute niet toelaatbaar.
Aangezien de bestaande bebouwing in het plangebied (veel) lager is dan 40 meter en het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen met een dergelijke hoogte toestaat, kan worden geconcludeerd dat de laagvliegzone geen hinder ondervindt van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken in het plangebied.
4.8 Externe Veiligheid
Algemeen
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico (dat zich in hoofdzaak richt op de kans op een ramp) en het groepsrisico (dat zich met name richt op het aantal mogelijke slachtoffers). Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een risicolocatie een groep van 10, 100 of 1.000 slachtoffers in één keer kan vallen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art.13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Ten behoeve van de opstelling van dit bestemmingsplan is een onderzoek naar de externe veiligheid ingesteld2.
- 2. Onderzoek Externe Veiligheid - Risicoanalyse Actualisatie bestemmingsplan "Meppel - Zuid", Steunpunt externe veiligheid Drenthe, 19 juli 2012.
4.8.1 Transport van gevaarlijke stoffen
Wegverkeer A32
Ten oosten van het plangebied loopt één vervoersstroom, namelijk de A32. De Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS) heeft in het onderzoek naar de toekomstverkenning van het vervoer van gevaarlijke stoffen een aantal scenario's gedefinieerd. In dit onderzoek worden de prognoses van het vervoer volgens de maximale Global Economy (GE)-groei gehanteerd. De vervoerintensiteiten waarbij rekening moet worden gehouden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen anticiperend op het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. De vervoerscijfers van wegvak O16 zijn voor onderhavig plan van toepassing.
Voor het wegvak O16 geldt dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer op het midden van de weg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico (PR) wordt bepaald door de bron. Veranderingen in de bevolkingsaantallen rondom de risicobron hebben geen invloed op het PR.
Uit de RBM II berekening blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar oplevert.
Een deel van het invloedsgebied (325 meter) van de A32 loopt westelijk over het plangebied. Uit de rekenresultaten van de RBM II berekening volgt dat het groepsrisico laag is en ruim onder de oriëntatiewaarde ligt.
De circulaire RNVGS geeft criteria aan voor de verantwoording van het groepsrisico. Aan de bestaande ruimtelijke situatie verandert er feitelijk niets. Als het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en het groepsrisico niet toeneemt is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Omdat aan deze voorwaarden wordt voldaan is geen verantwoording groepsrisico vereist in het kader van het vaststellen van het bestemmingsplan.
Railverkeer
Het spoortraject Zwolle-Meppel-Leeuwarden loopt ten oosten vlak langs het plangebied. Dit traject staat niet in het rapport van Prorail “Marktwerking vervoer gevaarlijke stoffen per spoor” van september 2007 vermeld. De vervoerscijfers vermeld in dit rapport zijn momenteel maatgevend voor de risicoberekeningen en voor onderhavig spoortraject is dus geen risicoanalyse noodzakelijk.
Het spoortraject Zwolle-Groningen loopt ook ten oosten vlak langs het plangebied. Dit traject staat in het rapport van Prorail “Marktwerking vervoer gevaarlijke stoffen per spoor” van september 2007 vermeld. De vervoerscijfers vermeld in dit rapport zijn momenteel maatgevend voor de risicoberekeningen en voor onderhavig spoortraject is dus een risicoanalyse noodzakelijk. Voor de risicoberekening is de rekenmethodiek met het behulp van RBM II berekend.
De 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico ligt op de spoorlijn, waardoor er geen kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour kunnen komen te liggen. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden aangaande externe veiligheid.
Uit het de RBM II berekening blijkt voorts dat het groepsrisico nihil en heel ver onder de oriëntatiewaarde ligt. Aan de bestaande ruimtelijke situatie verandert er feitelijk niets. Als het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en het groepsrisico niet toeneemt door het vaststellen van het bestemmingsplan is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Omdat aan deze voorwaarden wordt voldaan is geen verantwoording groepsrisico vereist.
Scheepvaart
Het Meppelerdiep is bevaarbaar voor schepen tot 2000 ton. Over deze watergang worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het Meppelerdiep bevindt zich niet in de nabijheid van de westelijke begrenzing van het plangebied. De risicocontour voor waterwegen is beperkt tot maximaal 40 meter uit de oever, waarbinnen in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien. Deze bron hoeft dan ook niet onderzocht te worden.
Leidingen
- Hoogspanningsleidingen
In het plangebied is een 110 kV hoogspanningsleiding aanwezig. Het betreft een leiding die in de zuidwestelijke hoek het plangebied (ondergronds) binnenkomt. Via de Westerstouwe loopt deze leiding naar het onderstation aan de Westerstouwe en vervolgens (ten zuiden van de Reststouwe) in oostelijke richting bovengronds verder in de richting van de spoorlijn. In 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten deze leiding vanaf het onderstation in westelijke richting ondergronds te brengen. Eén en ander in verband met de ontwikkeling van de woonwijk Berggierslanden.
Afbeelding 15: Wijziging hoogspanningsleiding.
Met het ondergrondsbrengen van de hoogspanningslijn voldoet de gemeente voor de wijken Koedijkslanden en Slingenberg ruimschoots aan het overheidsbeleid. De gezondheidsrisico's als gevolg van de leiding wordt dan ook verwaarloosbaar klein geacht. Nader onderzoek naar blootstelling aan magneetvelden, is dan ook niet aan de orde. De planologische verankering voor het ondergrondse deel heeft plaatsgevonden, deze zal in dit bestemmingsplan worden overgenomen. Datzelfde geldt voor het bovengrondse deel dat zal aansluiten bij artikel 22 van het bestemmingsplan Buitengebied.
- Aardgasleidingen
De regelgeving voor hoge druk aardgasleidingen is recentelijk gewijzigd. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is gepubliceerd (Bevb) in het Staatsblad en op 1 januari 2011 is het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) in werking getreden. Net als voor inrichtingen moet ook voor hoge druk aardgasleidingen getoetst worden aan de grenswaarde voor het PR en moet het GR verantwoord worden. Tevens bevat het Bevb een verplichting om de ligging van een leiding en de bijbehorende belemmeringenstrook van ten minste 5 m aan weerszijden van de leiding vast te leggen (bij aardgasleidingen met een druk van 16 tot 40 bar geldt 4 m).
Binnen het plangebied, ligt in het uiterste zuiden van het plangebied een hogedruk aardgas hoofdtransportleiding. De leiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 6 inch, dat leidt dus tot een totale breedte van de dubbelbestemming Leiding -Gas van 8 meter (2x4m).
Voor de verantwoording van het groepsrisico en de gevolgen voor de rampbestrijding en zelfredzaamheid is het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleiding van belang. De grens van het invloedsgebied komt overeen met de grens waar 1% van de in dat gebied aanwezige mensen overlijdt als gevolg van een ongeval met de buisleiding. De aanwezige buisleiding heeft een invloedsgebied van 70 meter.
Voor de berekening van het groepsrisico is inzicht nodig in de personendichtheden binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleidingen. Het plaatsgebonden risico (PR) wordt bepaald door de bron. Uit de professionele risicokaart blijkt dat de buisleiding N-520-15-KR-006 geen PR 10-6 contour heeft en op basis van een druk van 40 bar een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding geldt waarbinnen niet gebouwd mag worden.
Het plan voldoet aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Er worden bovendien geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan in dit plan.
Binnen het invloedsgebied van buisleiding N-520-15-KR-006 bevinden zich maar een paar woningen/boerderijen en is dus de aanwezige populatie erg laag. Geconcludeerd kan worden dat het groepsrisico zeer laag is en dat er geen fN-curve zal zijn. Aan de bestaande ruimtelijke situatie verandert er feitelijk niets. Als het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en het groepsrisico niet toeneemt door het vaststellen van het bestemmingsplan is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Omdat aan deze voorwaarden wordt voldaan is geen verantwoording groepsrisico vereist.
Aardgasleidingen van het distributienet hebben een veel beperkter risicocontour. De netbeheerder zal er voor zorgdragen en er op toezien dat (bij de aanleg en tijdens eventuele bouwwerkzaamheden) aan de afstandsnormen wordt voldaan. De aanwezigheid van gasleidingen levert dan ook geen belemmeringen op voor het plan.
4.8.2 Bedrijvigheid
Uit eerder onderzoek en de Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Meppel 2008, is gebleken dat er in het plangebied één risicovol bedrijf aanwezig is. Aan de zuidzijde van het plangebied is namelijk het Total servicestation (met LPG) aan de Werkhorst gevestigd met een vergunde doorzet van 999 m3/jaar.
Ten noordwesten van het plangebied zijn bovendien vijf bedrijven aanwezig die een mogelijke invloed hebben op het plangebied. Deze bedrijven zijn op onderstaande afbeelding aangegeven: (van west naar oost) Rendo gasstation, MCS Meppel BV, Friesland Foods Kievit, Leusink Marine Center en Tamoil Groeneveld. Uit de inventarisatie blijkt geen van deze vijf bedrijven een knelpunt op te leveren.
Afbeelding 16: Risicobronnen in relatie tot het plangebied.
Total servicestation Werkhorst
Voor Tankstation Total Werkhorst, Werkhorst 60 te Meppel zijn de afstandseisen van de Revi uit 2007 van toepassing, omdat in deze situatie sprake is van een bestaande situatie. Uit de beschikbaar gestelde gegevens en de milieuvergunning blijkt dat in de milieuvergunning van Total Werkhorst een jaarlijkse LPG doorzet tot 1000 m³ is vastgelegd.
De 10-6 risicocontouren voor het plaatsgebonden risico van de afleverzuil, reservoir en vulpunt liggen binnen het plangebied, alleen reikt een klein deel van het invloedsgebied (150 meter) van het vulpunt tot over de grenzen van het plangebied (zie onderstaande figuur).
Het invloedsgebied van deze inrichting is 150 meter en binnen het invloedsgebied van de inrichting bevinden zich enkele kwetsbare objecten zoals woningen en het AOC Terra College. Uit eerdere berekeningen blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt.
Afbeelding 17: Risicocontouren van het plaatsgebonden risico.
Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen dient invulling te worden gegeven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico GR. Het betreft de actualisatie van het bestemmingsplan. Aan de bestaande ruimtelijke situatie verandert er feitelijk niets. Als het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en het groepsrisico niet toeneemt door het besluit is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Omdat aan deze voorwaarden wordt voldaan is geen verantwoording groepsrisico vereist.
Geconcludeerd kan worden dat de inrichting voldoet aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van het Bevi. De PR 10-6 contour wordt in het voorliggende bestemmingsplan verankerd.
4.9 Straalpad
Over het plangebied loopt een straalpad. Ter plaatse van het straalpad geldt een maximale bouwhoogte van circa 40 meter. Aangezien de bestaande bebouwing in het plangebied (veel) lager is dan 40 meter en het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen met een dergelijke hoogte toestaat, kan worden geconcludeerd dat het straalpad geen hinder ondervindt van de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken in het plangebied.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.1.1 Wat is een bestemmingsplan?
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:
- de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
- de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
- het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);
- het bebouwen van de gronden;
- het verrichten van werken (aanleggen).
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening en de Wet milieubeheer zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid. Ten slotte is ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van belang. Deze komt nader aan de orde in paragraaf 5.1.4.
5.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de planverbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.
5.1.3 Hoofdstukindeling van de regels
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
- Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in de SVBP2008.
- Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een omgevingsvergunningstelsel voor werkzaamheden (voorheen aanlegvergunningstelsel) opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel een omgevingsvergunningstelsel voor werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
- Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.
- Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen. De inhoudelijke opzet van deze regels wordt deels voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de geldende SVBP.
5.1.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving.
De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de voorheen in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen thans onder de Wabo.
Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning', 'aanlegvergunning', 'sloopvergunning' en 'ontheffing' zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'.
5.2 Dit Bestemmingsplan
Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Inhoudelijke opzet
Door de gemeente Meppel is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de inhoudelijke opzet van de regels en verbeelding van onderhavig bestemmingsplan. Hiernaast geldt als belangrijk uitgangspunt, dat het bestemmingsplan zoveel mogelijk probeert de bestaande situatie vast te leggen. Nieuwe ontwikkelingen worden niet toegestaan.Wel biedt onderhavig bestemmingsplan voor de bestaande woningen en bedrijven in het plangebied voldoende flexibiliteit. De bebouwingsmogelijkheden voor woningen (voor uitbreidingen, bouw van bijgebouwen, etc.) zijn binnen het gehele plangebied over het algemeen gelijk aan de vigerende juridisch-planologische regelingen.
Regels
De opbouw van de regels van de verschillende bestemmingen is overal hetzelfde, deze is als volgt:
Bestemmingsomschrijving: in dit onderdeel worden de toegestane doeleinden en het toegestane gebruik omschreven.
Bouwregels: hierin worden de regels voor wat betreft het bouwen uitgewerkt.
Nadere eisen: in deze bepaling is opgenomen dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen inzake de plaats en afmeting van gebouwen, bijvoorbeeld in het kader van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze bepaling maakt het mogelijk voor het gemeentebestuur om waar nodig sturing te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling.
Afwijking bouwregels: in dit onderdeel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels, waarmee ruimere bouwmogelijkheden kunnen worden gegeven.
Specifieke gebruiksregels: in dit onderdeel worden enkele specifieke ongewenste gebruiksmogelijkheden uitgesloten, zoals zelfstandige bewoning van bijgebouwen, het gebruiken van gronden als stortplaats en (bepaalde vormen van) detailhandel.
Afwijking van de gebruiksregels: in dit onderdeel zijn mogelijkheden voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels opgenomen, bijvoorbeeld voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden: dit onderdeel (de voormalige aanlegvergunning) is van toepassing op de dubbelbestemmingen "Leiding - Gas", "Leiding - Hoogspanning", "Leiding - Hoogspanningsverbinding", "Waarde - Archeologie 2" en "Waarde - Archeologie 3". Verder is ook in de bestemming "Agrarisch" een dergelijke regeling opgenomen.
Verbeelding
Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). De schaal van de analoge kaarten is 1:1.000.
Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de verbeelding gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, eventueel bebouwingspercentages).
5.2.1 Bijzonderheden in dit bestemmingsplan
De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:
Enkelbestemmingen | Dubbelbestemmingen |
Artikel 3 Agrarisch | Artikel 18 Leiding - Gas |
Artikel 4 Bedrijf | Artikel 19 Leiding - Hoogspanning |
Artikel 5 Bedrijf-Nutsvoorziening | Artikel 20 Leiding - Hoogspanning |
Artikel 6 Dienstverlening | Artikel 21 Waarde - Archeologie 2 |
Artikel 7 Groen | Artikel 22 Waarde - Archeologie 3 |
Artikel 8 Maatschappelijk | |
Artikel 9 Recreatie | |
Artikel 10 Sport | |
Artikel 11 Tuin | |
Artikel 12 Verkeer | |
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied | |
Artikel 14 Water | |
Artikel 15 Wonen | |
Artikel 16 Wonen – garages en bergingen | |
Artikel 17 Woongebied |
Onderstaand wordt per bestemming een toelichting gegeven.
Agrarisch (artikel 3)
Deze bestemming betreft een enkele strook open weidegrond ten oosten van de Werkhorst. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn algemeen bestemd voor agrarische bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van intensieve veehouderijen, alsmede groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en bijbehorende ontsluitingswegen en paden. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Erf- en terreinafscheidingen mogen één meter hoog zijn. Andere bouwwerken mogen vijf meter hoog zijn. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals het aanleggen van (oppervlakte-)verhardingen, of het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen, is het vereiste van een omgevingsvergunning opgenomen.
Bedrijf (artikel 4)
Deze bestemming is gebruikt voor twee in het plangebied gesitueerde bedrijven, alsmede voor een gemeentepost in het park Hesselingen. Het betreft de garage/showroom aan de Werkhorst 26-28 en het benzineservicestation aan de Werkhorst 60. Binnen de bestemming zijn bedrijven toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de, als bijlage bij de planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor het benzineservicestation is een uitzondering gemaakt, omdat deze behoort tot categorie 3.1.
Om enige flexibiliteit toe te staan, met inachtneming van de eisen met betrekking tot de inpasbaarheid in de omgeving, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken en kunnen bedrijven worden toegestaan die niet voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het bedrijf qua aard en invloed op de omgeving gelijk gesteld kan worden met bedrijven die volgens de bestemmingsomschrijving zijn toegelaten (categorie 1 en2).
Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 5)
De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is op de percelen gelegd, waar momenteel een voorziening van openbaar nut aanwezig is. Gebouwen mogen enkel binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, waarbij de aangegeven bouwhoogte als maximum geldt. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan twee meter, terwijl de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan zes meter mag bedragen. Het onderstation aan de Westerstouwe heeft de aanduiding “nutsbedrijf” gekregen. Ter plaatse mogen overige bouwerken een hoogte van 20 meter hebben.
Dienstverlening (artikel 6)
Deze bestemming is toegekend aan Rembrandtlaan 35/37 en het voormalige pand van Groeneland-Achmea aan de Werkhorst. Aan de laatste locatie is vanwege de flexibiliteit tevens de functie maatschappelijk, met uitzondering van zorginstellingen en zorgwoningen, toegekend. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van zorginstellingen en zorgwoningen (maximaal 25), maar voordat zij dit kunnen doen dient er eerst aangetoond te worden dat aan alle wettelijke bepalingen kan worden voldaan. Het daarvoor benodigde onderzoek zal op dat moment uitgevoerd dienen te zijn. De wettelijke procedure voor het vaststellen van wijzigingsplannen is met zekerheden omkleed. Op deze wijze kunnen eventuele bezwaarden hun grieven naar voren brengen en kan een zorgvuldige afweging worden gemaakt.
Groen (artikel 7)
De bestemming 'Groen' is gelegd op de belangrijkste groenvoorzieningen binnen het plangebied. Het zogenaamde snippergroen, relatief kleine groenstrookjes die in de woonwijk veelal erven van woningen van de openbare ruimte afschermen, zijn in beginsel in de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer – Verblijfsgebied' opgenomen.
Binnen de bestemming 'Groen' zijn groenvoorzieningen, parken en plantsoenen toegestaan. Ook is de functie bedoeld voor parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voet- en fietspaden alsmede nutsvoorzieningen.
De bestemming 'Groen' staat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe. Deze mogen niet meer dan 6 meter hoog zijn, met uitzondering van lichtmasten die een bouwhoogte van maximaal 10 meter mogen hebben.
Maatschappelijk (artikel 8)
In dit plan wordt onder maatschappelijke voorzieningen verstaan: educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
Ter plaatse van aanduidingen zijn de RK begraafplaats, de sporthal aan de Gerard Doustraat en de in het gebied voorkomende zorginstellingen en zorgwoningen aan deze specifieke plaatsen gebonden. Dat heeft te maken met de inpassing van dergelijke functies in de omgeving. Indien bijvoorbeeld zorgwoningen op een andere plaats mogelijk gemaakt zouden worden, is niet voldaan aan het daarvoor benodigde onderzoek. Om deze reden is bewoning van de gebouwen, anders daar waar zij daartoe zijn aangewezen, aangeduid als strijdig gebruik.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht
Daarnaast maakt een tweetal wijzigingsbevoegdheden de opname van bouwvlakken mogelijk voor een sportzaal aan de Westerstouwe en een daarnaast gesitueerde uitbreiding van het 10 kV-station. Beide ontwikkelingen worden naar verwachting vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan met een aparte ruimtelijke procedure mogelijk gemaakt. De wijzigingsbevoegdheden maken het mogelijk de planologisch-juridische situatie aan te passen aan de op dat moment gerealiseerde situatie.
Recreatie (artikel 9)
In park Hesselingen komen drie dagrecreatieve functies voor: de volkstuintjes, het minigolfterrein en de kinderboerderij. Deze zijn doormiddel van aanduidingen op de verbeelding vastgelegd. Ondergeschikte restauratieve voorzieningen worden alleen bij de minigolf toegestaan.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de kinderboerderij en het minigolfterrein worden opgericht. Voor de volkstuintjes geldt een afwijkende regeling, vergelijkbaar met die in het bestemmingsplan "Blankenstein, Ezinge en Spoorzone" is opgenomen: per 100 m2 volkstuin geldt een maximale oppervlakte van 6 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 meter. Dat betekent dus dat een volkstuin na rato van de oppervlakte bebouwd mag worden. Is de oppervlakte van de volkstuin 120 m2 dan mag er een bebouwd oppervlak van 7,2 m2 worden gerealiseerd. Bij een oppervlakte van 50 m2 mag er slechts 3 m2 aan bebouwing worden gerealiseerd. Wandelkappen, tunnelkassen en foliekassen zijn niet toegestaan.
Sport (artikel 10)
Het sportcomplex rond het zwembad heeft deze bestemming gekregen. Het zwembad zelf is met een aanduiding aangegeven en daardoor aan deze plek gebonden. Ondergeschikte restauratieve voorzieningen zijn toegestaan, evenals bijbehorende zaken zoals kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, parkeerplaatsen, e.d.
Tuin (artikel 11)
De bestemming 'Tuin' hangt in hoge mate samen met de bestemming 'Wonen'. Hierbinnen zijn de voortuinen en in enkele gevallen de zijtuinen van de woningen opgenomen, die niet mogen worden bebouwd. Zijkanten van woonpercelen zijn in de gevallen dat deze niet mogen worden bebouwd in de tuinbestemming gelegd, veelal indien deze grenzen aan het openbaar gebied, te weten de bestemming 'Verkeer', 'Groen' of 'Water'. Voor zover op deze gronden reeds bebouwing is gerealiseerd, wordt deze bebouwing toegestaan door middel van een bestemming 'Wonen'.
In de regeling is opgenomen dat, onder bepaalde voorwaarden, binnen de bestemming wel bebouwing in de vorm van erkers en ingangpartijen toegestaan is.
Omdat binnen het plangebied op diverse plaatsen reeds bebouwing op het voorerf van de woningen aanwezig is, bijvoorbeeld in de vorm van ingangspartijen, bergingen of overkappingen, zijn deze mogelijk gemaakt door middel van aanduidingen.
Zo mogen bijvoorbeeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1' bijbehorende bouwwerken in de vorm van bijgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de breedte ten hoogste 50% bedraagt van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en de maximale bouwhoogte 3 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 2' geldt een afwijkende bepaling die een bebouwde oppervlakte van het voorerfgebied van 75% toestaat.
Het plan maakt het realiseren van balkons en luifels vóór de voorgevel van woningen mogelijk, tot een maximum van 1,5 meter uit de voorgevel.
Hoewel in het algemeen geldt dat perceelsontsluitingen zijn toegestaan, geldt dit niet ter plaatse van het project aan de Westerstouwe 10. Aan de zijde van de Westerstouwe geldt dan ook een verbod op het realiseren van ontsluitingen. Daartoe is een aanduiding op de verbeelding opgenomen.
Verkeer (artikel 12)
Deze bestemming is van toepassing op alle openbare wegen in het plangebied en met name de wegen war 50 km/uur mag worden gereden. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor wegen en fiets- en voetpaden. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor kunstwerken en een bergbezinkbassin.
Op de gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15 meter bedragen. Voor alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van zes meter.
Verkeer – Verblijfsgebied (artikel 13)
Deze bestemming is van toepassing op alle openbare wegen in het plangebied en met name die met een verblijfsfunctie. Het gaat dan met name om woonstraten, woonerven en hofjes. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor parkeren, wegen, pleinen en fiets- en voetpaden, maar ook tuinen. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor kunstwerken, een bergbezinkbassin, terrassen en voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen. Voor alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van zes meter.
Water (artikel 14)
Deze bestemming is specifiek gelegd op het belangrijkste oppervlaktewater binnen het plangebied: de Reest. De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, waterberging, waterhuishouding en waterlopen, met de daarbij behorende groen-, speel- en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, alsmede voor kunstwerken.
Op de gronden met de bestemming 'Water' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Daarvoor geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter.
Wonen (artikel 15)
Voor de bestaande woningen in het plangebied is de bestemming 'Wonen' opgenomen. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Ondergeschikt aan de functie wonen zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan, evenals de daarbij behorende tuinen, (achter)paden, verhardingen en bebouwing. Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' is de locatie aan de Slingerberg vastgelegd.
Binnen de bestemming 'Wonen' mogen de aanwezige bouwwerken gebruikt worden voor aan huis verbonden beroepen (tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak met een maximum van 45 m2). In de Inleidende bepalingen is het begrip "aan huis verbonden beroep" gedefinieerd. Daarin is een belangrijke rol toegekend aan de vrije beroepen. Door de Kamer van Koophandel wordt onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek-, academisch-, dan wel HBO-niveau liggen'.
In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Voor de uitvoeringspraktijk van de Kamers van Koophandel is de volgende lijst samengesteld van personen die als vrije beroepsbeoefenaar gelden. Dit zijn: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, medisch specialist, notaris, oefentherapeut Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect en verloskundige.
Een beroep dat niet in deze opsomming voorkomt, geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders aan kan tonen.
In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie "woondoeleinden". Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor bovengenoemde activiteiten is dus geen procedure op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht noodzakelijk, zolang deze activiteiten plaatsvinden in de woning (dus niet in de bijgebouwen)en voldoen aan het criterium dat het betrokken pand in overwegende mate zijn woonfunctie blijft behouden. De bestemming bevat een mogelijkheid om onder bepaalde criteria af te wijken van de gebruiksregels, onder meer voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf. De randvoorwaarden zijn opgenomen in 16.6.1 van de regels. Van belang daarbij is dat de aan huis verbonden bedrijven dienen te behoren tot maximaal categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage bij de regels is gevoegd. Op deze wijze is geborgd dat de activiteiten in de woonomgeving passen.
Wat betreft de verhouding tussen de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Tuin', wordt verwezen naar de hiervoor opgenomen toelichting bij de bestemming 'Tuin'.
Voor het bouwen geldt dat hoofdgebouwen enkel zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Het maximaal aantal wooneenheden per bouwvlak is eveneens aangeduid op de verbeelding, waarbij van belang is dat alle bouwwijzen (vrijstaand, twee aaneen, geschakeld) zijn toegestaan. Daar waar geen aanduiding is aangegeven, is maximaal één woning per bouwvlak toegestaan.
Ten aanzien van de toegestane goot- en bouwhoogten van de woningen, welke met een aanduiding op de verbeelding zijn aangegeven, is ervoor gekozen in hoofdzaak te komen tot een samenhangende regeling en zo weinig mogelijk verschil in bouwmogelijkheden tussen aangrenzende woningen. Verder is een bepaling over een minimale breedte van het hoofdgebouw (5 meter) opgenomen en bevat de bestemming een regel over de toegestane dakhelling van het hoofdgebouw.
Aan de Werkhorst zijn drie bouwkavels opgenomen (waarvoor in het vigerende bestemmingsvlak één bouwvlak was opgenomen). Ter plaatse is de aanduiding 'maximum breedte (m)'op de verbeelding opgenomen. Op deze wijze wordt de stedenbouwkundig gewenste situatie mogelijk gemaakt.
Wat betreft de bijbehorende bouwwerken zijn in de bestemming regels opgenomen over de afstand tot de voorgevel en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag in principe niet meer dan 50% van het achtererfgebied tot een maximum van 70 m² bedragen, met dien verstande dat voor bestaande afwijkende situaties een uitzonderingsregel is opgenomen. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken zijn in de regels opgenomen en niet op de verbeelding aangegeven. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de maximale hoogte afhankelijk is gesteld van de plek waar deze gebouwd worden (voor- dan wel achtererfgebied).
Voor zowel het bouwen van hoofdgebouwen als bijbehorende bouwwerken gelden voor de woonwagenstandplaats afwijkende regels.
Tot slot zijn in de regels diverse flexibiliteitsbepalingen opgenomen voor het afwijken van de hierboven genoemde bouwregels, zoals de maximum bouwhoogte(n). Deze afwijkingen zijn enkel mogelijk indien het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheid van aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden.
Wonen – Garages en bergingen (artikel 16)
Op deze gronden mogen garageboxen en bergingen worden gerealiseerd ten behoeve van de opslag van huishoudelijke materialen en -apparaten, alsmede de stalling van voertuigen. De gebouwen dienen binnen de bouwvlakken te worden gerealiseerd. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
Woongebied (artikel 17)
In verband met de marksituatie wordt het bouwplan aan de Westerstouwe (her)ontwikkeld (maximaal 24 woningen, waarvan maximaal 14 binnen deze bestemming). Datzelfde geldt voor het woningbouwproject aan de Gerard Doustraat. Momenteel is de definitieve stedenbouwkundige inrichting van beide projecten nog niet definitief bekend. Om enige flexibiliteit bij de toekomstige uitwerking te verkrijgen, zijn deze locaties opgenomen in de bestemming Woongebied, die meer vrijheid biedt dan de bestemming wonen om de woningen aan te passen aan de marktechnische eisen.
Binnen de bestemming zijn, naast wonen, de volgend functies toegestaan: aan huis verbonden beroepen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen wegen, paden nutsvoorzieningen water en waterhuishoudkundige voorzieningen, met de daarbij behorende (achter)paden, tuinen en verhardingen.
Voor het overige gelden de regels zoals bij de bestemming Wonen.
Leiding – Gas (artikel 18)
In het zuidelijke deel van het plangebied is een gastransportleiding gelegen. Via deze dubbelbestemming wordt een onbebouwde zone van 4 meter aan weerszijden van de buisleidingen gegarandeerd. Verder bevat de bestemming het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden (aanlegvergunningstelsel).
Leiding – Hoogspanning (artikel 19)
Ter plaatse van de Westerstouwe is een ondergrondse hoogspanningsleiding gesitueerd. Via deze dubbelbestemming wordt een onbebouwde zone aan weerszijden van de leiding gegarandeerd. Verder bevat de bestemming het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden (aanlegvergunningstelsel).
Leiding – Hoogspanningsverbinding (artikel 20)
Vanaf het onderstation aan de Westerstouwe loopt in oostelijke richting een bovengrondse hoogspanningsleiding. Via deze dubbelbestemming wordt een onbebouwde zone aan weerszijden van de leiding gegarandeerd. Verder bevat de bestemming het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden (aanlegvergunningstelsel).
Waarde - Archeologie 2 en 3 (artikel 21 en 22)
De archeologische waarden worden door middel van de aangegeven te beschermen gebieden op de verbeelding, gewaarborgd. Ter voorkoming van aantasting van waardevolle informatie in de bodem is een omgevingsvergunningstelsel ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden opgenomen (aanlegvergunningstelsel), evenals een afwijkingsprocedure middels een omgevingsvergunning voor bouwen. Alleen de gronden met hoge en middelhoge archeologische waarde zijn aangeduid, namelijk als 'Waarde - Archeologie 2' respectievelijk 'Waarde - Archeologie 3'.
Voor de gronden binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geldt, dat een afwijking bij een omgevingsvergunning alleen nodig is indien de te verrichten (bouw)werkzaamheden een oppervlak beslaan van meer dan 500 m2 en dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld Voor de gronden binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt, dat dit alleen nodig is indien de te verrichten (bouw)werkzaamheden een oppervlak beslaan van meer dan 1.000 m2 en dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld (zie ook § 4.2). Deze afwijking bij een omgevingsvergunning kan pas worden verleend, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het bouwen dan wel het verrichten van werkzaamheden geen aantasting van de archeologische waarden van de gronden met zich mee brengt.
5.2.2 Algemene regels
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in het bestemmingsplan worden hier verder niet toegelicht.
Wel is het zinvol nader in te gaan op de algemene aanduidingsregels die zijn opgenomen. Zo is de aanduiding 'Geluidszone - industrie' opgenomen, om te regelen dat binnen de geluidszone van het bedrijventerrein geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt. De aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' regelt, dat binnen deze veiligheidszone geen (beperkt) kwetsbare objecten opgericht kunnen worden. Voorts is er nog een molenbiotoop en zijn er vrijwaringszones langs de snelweg A32. Daarnaast is nog een aantal algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Eén daarvan regelt, dat de opgenomen dubbelbestemmingen voor archeologie kunnen worden verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn. De laatste algemene wijzingsbevoegdheid ziet erop toe, dat de opgenomen gebiedsaanduidingen (geluidszone - industrie, veiligheidszone - lpg) verkleind of verwijderd kunnen worden.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een bestaand bebouwd gebied en heeft een conserverend karakter. Ontwikkelingen beperken zich tot kleinschalige particuliere initiatieven bij bestaande functies en bestaande bebouwing. Voor deze ontwikkelingen behoeven door de gemeente geen kosten te worden gemaakt. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is derhalve geen exploitatieplan nodig.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De gemeenteraad dient inzake het al dan niet vaststellen van het bestemmingsplan te overwegen of de planologisch-juridische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, maatschappelijk uitvoerbaar zijn. Bij deze afweging zullen in ieder geval de inspraakreacties en zienswijzen een rol spelen.
Hoofdstuk 7 Procedure
In dit hoofdstuk worden de ingekomen vooroverleg-, inspraakreacties en zienswijzen ten aanzien van het (voor)ontwerpbestemmingsplan samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.
7.1 Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Meppel – Zuid' is in het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan diverse instanties. Van de 26 instanties hebben er 6 gereageerd.
Nr. | Naam instantie | Reactie ontvangen? |
1 | VROM Inspectie Noord | Nee |
2 | Provincie Drenthe | Ja |
3 | Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, Directie Regionale Zaken Noord | Nee |
4 | Ministerie van I&M / Rijkswaterstaat Noord-Nederland | Nee |
5 | Ministerie van I&M / Rijkswaterstaat Oost-Nederland | Nee |
6 | Ministerie van I&M / Energie | Nee |
7 | Ministerie van Defensie Dienst Vastgoed Defensie Directie Noord | Nee |
8 | Waterschap Reest & Wieden | Nee |
9 | Tennet | Nee |
10 | Brandweer zuidwest Drenthe | Nee |
11 | Hulpverleningsdienst Drenthe | Ja |
12 | Nederlandse Aardolie Maatschappij BV | Ja |
13 | NV Nederlandse Gasunie – RO-loket | Ja |
14 | KPN UTN Leidingbeheer | Nee |
15 | Archeologische vereniging Meppel | Nee |
16 | NV Rendo | Nee |
17 | Vitens NV | Nee |
18 | Enexis BV | Ja |
19 | ProRail afdeling VMJB | Nee |
20 | Stichting Woonconcept | Nee |
21 | Woonconcept Vastgoed | Nee |
22 | Stichting Welzijn Meppel Westerveld | Nee |
23 | Platform Duurzaam Meppel | Nee |
24 | KPN Telecom BV Vaste Net /UTN Straalverbindingen | Nee |
25 | Stichting VAC-Wonen Meppel | Nee |
26 | Gemeente Staphorst | Ja |
Hieronder is een samenvatting opgenomen van de binnengekomen reacties en zijn deze voorzien van een gemeentelijke reactie.
Enexis BV
Enexis BV, per e-mail, 11 april 2012 (registratienummer 129279)
Opmerking:
Heeft de gemeente Meppel de bodemkwaliteit van dit gebied in kaart gebracht? Wat is de verantwoordelijkheid en taak van de gemeente hierin? Welke procedure volgt de gemeente bij het aantreffen van verdachte en vervuilde bodemkwaliteit? Wanneer er situaties zijn, waar wij als nutsbedrijf mogelijk nadelige gevolgen van kunnen ondervinden zouden wij graag op voorhand worden geïnformeerd.
Reactie:
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Meppel – Zuid' betreft een actualisatie van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. In dit bestemmingsplan is, op een aantal ondergeschikte onderdelen na, geen wijziging in de bestemmingen aangebracht waarvoor de bodemkwaliteit in het plangebied in beeld moet worden gebracht. Het is daarom niet noodzakelijk om voor dit consoliderende bestemmingsplan een verkennend bodemonderzoek voor het gehele plangebied uit te voeren.
De gemeente heeft in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit een actuele bodemkwaliteitskaart en een nota Bodembeheer op laten stellen voor het toepassen van grond en bagger binnen het eigen beheersgebied en kan gebiedspecifieke invulling geven op bodemonderwerpen zoals kabels en leidingen. Verder houdt de gemeente toezicht op toepassingen binnen het eigen beheersgebied en kan de gemeente bestuurlijk handhaven op de wijze van toepassing, de tijdige en correcte melding van de toepassing en de kwaliteitsverklaringen.
De gemeente Meppel heeft net de actualisatie van de bodemkwaliteitskaart afgerond. Deze is nog niet vastgesteld door de gemeenteraad. De planning is om de bodemkwaliteitskaart in oktober ter vaststelling aan te bieden.
Ten aanzien van de procedure die de gemeente volgt bij het aantreffen van verdachte en vervuilde grond wordt verwezen naar de Wet bodembescherming en de daarbij behorende Amvb's.
Indien nadere informatie wordt gezocht kan Enexis bodeminformatie en/of advies opvragen bij de gemeente zodra er een vermoeden van bodemverontreiniging is.
Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Gemeente Staphorst
Gemeente Staphorst, per e-mail, 16 april 2012 (registratiekenmerk 129499)
Opmerking:
De gemeente Staphorst laat weten in te kunnen stemmen met onderhavig plan.
Reactie:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Provincie Drenthe
Provincie Drenthe, per brief en e-mail, 18 april 2012/19 april 2012 (registratienummers 129756 en 130016)
Opmerking:
Op basis van de Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juni 2010) is in het voorontwerpbestemmingsplan het aspect zorgvuldig ruimtegebruik van provinciaal belang. Het gaat hier om een consoliderend bestemmingsplan, dat slechts onder voorwaarden een wijziging van functies toestaat. Voor wat betreft de provinciale diensten is er geen aanleiding om aanvullende voorwaarden te stellen en is voldaan aan het vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Reactie:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
NV Nederlandse Gasunie
NV Nederlandse Gasunie, per brief, 27 april 2012 (registratienummer 130626)
Opmerking:
In paragraaf 4.1 van de plantoelichting is opgenomen dat de belemmeringstrook, behorende bij de aardgastranssportleiding, 5 meter aan weerszijden van de leiding bedraagt. Wettelijk is echter bepaalt dat deze afstand beperkt kan worden tot een afstand van 4 meter aan weerszijden van de leiding. De Gasunie verzoekt om de belemmeringenstrook terug te brengen naar de bovengenoemde afstand.
Reactie:
In het voorontwerpbestemmingsplan heeft de aardgastranssportleiding met het kenmerk N-520-15-KR-006 een vrijwaringszone van 4 meter aan weerszijden van de leiding gekregen. Deze belemmeringenstrook heeft de dubbelbestemming 'Leiding – Gas'.
De gegevens welke als input hebben gediend voor de berekeningen (zie bijlage 2 bij de toelichting van het bestemmingsplan d.d. 22 augustus 2011) van het Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe zijn gebaseerd op de gegevens van de professionele risicokaart Drenthe. Hieruit blijkt dat de leiding is ontworpen voor een maximale druk van 40 bar.
In artikel 14 lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen staat het volgende:
“Een bestemmingsplan geeft de ligging weer van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding”.
De Regeling externe veiligheid buisleidingen maakt vervolgens een uitzondering (artikel 5 lid b Revb) voor leidingen welke zijn ontworpen voor een leidingdruk tussen 16 en 40 bar. Hiervoor kan een belemmeringenstrook van 4 meter gehanteerd worden.
Aangezien het hier een aardgastranssportleiding betreft met een ontwerpdruk tot en met 40 bar was in het voorontwerpbestemmingsplan al uitgegaan van een belemmeringen-strook van 4 meter aan weerszijden van de leiding (op grond van artikel 5 Revi). In bijlage 2 (onderzoek externe veiligheid Steunpunt Drenthe) stond echter nog de foutieve afstand van 5 meter weergegeven. In de bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan is dit aangepast.
Conclusie:
De bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze reactie aangepast. Het ontwerpbestemmingsplan blijft ongewijzigd.
Hulpverleningsdienst Drenthe
HVD Drenthe, per brief, 31 mei 2012 (registratienummer 132976)
Opmerking:
Het bestemmingsplan maakt, op een enkele uitzondering na, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en is conserverend van aard. In het plangebied bevindt zich een aantal risicobronnen ten aanzien van externe veiligheid. Uit de door het Steunpunt Externe Veiligheid aangeleverde risicoanalyse van deze risicobronnen blijkt dat het aanwezige groepsrisico minimaal is. Het lage groepsrisico, dat niet toeneemt als gevolg van planologische ontwikkelingen, is voor de gemeente Meppel reden geweest om het groepsrisico niet te verantwoorden.
Aangezien er geen sprake is van verantwoording van het groepsrisico, is er geen aanleiding om een brandweeradvies op te stellen. Het bestaande risico neemt immers niet verder toe.
Reactie:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
Nederlandse Aardolie Maatschappij, per e-mail, 22 juni 2012 (registratienummer 134699)
Opmerking:
Het voorontwerpbestemmingsplan Meppel – Zuid geeft de NAM geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Alleen wordt in bijlage 2 melding gemaakt van een gasleiding waarvan de NAM eigenaar zou zijn en dat is niet juist. Hoogstwaarschijnlijk moet dit de Gasunie zijn.
Reactie:
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Met betrekking tot de melding in bijlage 2 klopt het dat deze leiding in eigendom is van de Gasunie. In het onderzoek behorende bij het ontwerpbestemmingsplan is deze omissie hersteld.
Conclusie
Het onderzoek externe veiligheid is naar aanleiding van deze vooroverlegreactie aangepast.
7.2 Inspraakreacties
In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan 'Meppel - Zuid' vanaf 12 april tot en met 23 mei 2012 ter inzage gelegen met de mogelijkheid tot het indienen van een inspraakreactie bij het college van burgemeester en wethouders.
Op 1 mei 2012 is in het Stadhuis (Grote Oever 26 te Meppel) een inloopavond georganiseerd voor geïnteresseerden.
Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 19 inspraakreacties ontvangen. In onderstaande tabel volgt een overzicht van de ingekomen reacties.
Nr. | Adres | Datum binnenkomst | Registratiekenmerk |
1 | Pieter Lastmanstraat 26 | 27 april 2012 | 130640 |
2 | Pieter Lastmanstraat 15 | 27 april 2012 | 130641 |
3 | Pieter Lastmanstraat 11 | 27 april 2012 | 130642 |
4 | Pieter Lastmanstraat 24 | 27 april 2012 | 130643 |
5 | Pieter Lastmanstraat 30 | 27 april 2012 | 130644 |
6 | Pieter Lastmanstraat 19 | 27 april 2012 | 130645 |
7 | Pieter Lastmanstraat 9 | 27 april 2012 | 130646 |
8 | Pieter Lastmanstraat 36 | 27 april 2012 | 130647 |
9 | Pieter Lastmanstraat 21 | 27 april 2012 | 130649 |
10 | Pieter Lastmanstraat 28 | 27 april 2012 | 130672 |
11 | Pieter Lastmanstraat 22 | 27 april 2012 | 130673 |
12 | Pieter Lastmanstraat 32 | 27 april 2012 | 130674 |
13 | Pieter Lastmanstraat 13 | 4 mei 2012 | 131214 |
14 | Hesselingen 15 | 15 mei 2012 | 132165 |
15 | Hesselingen 40 | 21 mei 2012 | 132439 |
16 | Gerard Doustraat 15 | 21 mei 2012 | 132470 |
17 | Papenstraat 17 | 23 mei 2012 | 132478 |
18 | Hesselingen 32 | 24 mei 2012 | 132686 |
19 | Jacob van Ruisdaellaan 1 | 11 juni 2012 | 133712 |
In de onderstaande tekst zijn de reacties kort samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. De complete reacties zijn terug te vinden in de bijlagen.
Inspraakreactie 1 tot en met 13
Omdat deze inspraakreacties gelijkluidend van aard zijn, worden de binnengekomen reacties gecombineerd behandeld.
Opmerking 1:
Insprekers geven aan dat ter plaatse van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, waar hun twee-onder-een kap woningen onderdeel van uitmaakt, het maximaal aantal wooneenheden ontbreekt. In de bouwblokken dient de aanduiding 2 te worden toegevoegd.
Reactie:
Op basis van onze gegevens zijn de percelen van insprekers reeds in het voorontwerp-bestemmingsplan voorzien van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden'. Het aantal woningen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken mag maximaal 2 bedragen. Er is dan ook geen reden om het ontwerpbestemmingsplan naar aanleiding van deze reactie aan te passen.
Opmerking 2:
Het gebied tussen de woningen Pieter Lastmanstraat 9 tot en met 23 heeft nu de aanduiding 'Verkeer'. Inspreker verzoekt om hiervoor de aanduiding 'Groen' op te nemen, zoals in een meegeleverde verbeelding is aangegeven. Een en ander in overeenstemming met de huidige feitelijke situatie.
Reactie:
In het voorontwerpbestemmingsplan is ervoor gekozen om structurele en belangrijke groenelementen in de wijk de bestemming 'Groen' te geven. De wegen in het plangebied met overwegend een verblijfsfunctie (woonstraten, woonerven) hebben de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' gekregen. De voor 'Verkeer – Verblijfsgebied' bestemde gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor parkeren, wegen, pleinen en fiets- en voetpaden. Daaraan ondergeschikt zijn ook groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, etc. toegestaan.
Het door insprekers aangegeven groene pleintje bij de Pieter Lastmanstraat is in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied'.
Het gebied wordt gekenmerkt door een overwegend groen karakter met de uitstraling van een hofje. Het binnenterrein wordt gebruikt voor speelvoorzieningen met daaromheen overwegend beplanting. In dat kader kan dit hofje worden aangemerkt als een belangrijk groenelement in de buurt en heeft het in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming 'Groen' gekregen.
Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van opmerking 2 van deze inspraakreactie aangepast.
Inspraakreactie 14:
Hesselingen 15, 7944 HP Meppel, 15 mei 2012 (registratienummer 132165)
Opmerking 1:
Inspreker geeft aan dat op grond van het huidige bestemmingsplan het mogelijk is om 150 m2 aan bijgebouwen te bouwen (buiten de bestaande bijgebouwen). Deze mogelijkheid moet voortgezet worden. Zie verkoopvoorwaarde gemeente.
Reactie:
Het perceel van inspreker heeft op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Meppel – Zuid (1998) de bestemming 'Wonen' (artikel 4). Op een deel van het perceel (voornamelijk achter de voorgevelrooilijn) ligt de aanduiding 'bijgebouwengebied'. Aan- uit- en bijgebouwen – tegenwoordig bijbehorende bouwwerken – moeten binnen het bouwvlak of het op de plankaart aangegeven bijgebouwengebied gebouwd worden. De gezamenlijke oppervlakte van deze bijbehorende bouwwerken mag maximaal 60 m2 bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van de bijgebouwen de totale oppervlakte van het hoofdgebouw niet mag overschrijden. Daarnaast mag de oppervlakte niet meer bedragen dan de oppervlakte van 50% van het op de plankaart aangegeven bijgebouwengebied. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter. De dakhelling mag maximaal 60o bedragen.
In de vrijstellingsbepalingen voor het bouwen is onder andere de mogelijkheid opgenomen om - indien dit voor de uitoefening van een vrij beroep of het huisvesten van (een) gehandicapte(n) - noodzakelijk is, te verruimen tot maximaal 150 m2. Dit is overigens geen verkregen recht, maar een afwijkingsbevoegdheid.
Hiermee kon ten tijde van de totstandkoming van het bestemmingsplan 'Meppel – Zuid' in 1998 geanticipeerd worden op passende initiatieven die voldeden aan de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden.
Dat in de verkoopvoorwaarden andere maatvoeringen gehanteerd worden, doet daar niets aan af. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan vormt het toetsingskader.
In het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan is deze mogelijkheid losgelaten. De oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken is in dit bestemmingsplan vastgesteld op 70 m2. In de algemene afwijkingsbepalingen is vervolgens geregeld dat voor 10% afgeweken kan worden van de in de afzonderlijke regels gegeven maatvoeringen. Dit biedt voldoende ruimte om een vrij beroep uit te oefenen, waarbij de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft.
Een regeling voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken is nu echter opgenomen in de zogenaamde lijst voor planologische 'Kruimelgevallen'. Op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om af te wijken van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De categorieën die hiervoor in aanmerking komen staan weergegeven in Bijlage II artikel 4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het bouwen van bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde kom wordt hier specifiek genoemd. Dit schept ruimte om, voor incidentele en passende initiatieven, te anticiperen op de kaders van dit bestemmingsplan.
Opmerking 2:
Het afdak van inspreker staat niet op de tekening. Deze zit aan het hoofdgebouw vast.
Reactie:
Op de planverbeelding bij dit bestemmingsplan staan verschillende aanduidingen weergegeven. Elke bestemming is opgenomen binnen een bepaalde bestemmingsgrens. Een aantal bestemmingen heeft daarnaast een bouwvlak. In veel gevallen mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak is vervolgens voorzien van een aantal maatvoeringsaanduidingen.
In geval van inspreker heeft het perceel de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'. Binnen de bestemming 'Tuin' mogen in principe geen gebouwen gebouwd worden (met uitzondering van de in artikel 12.2.1 genoemde bouwwerken). Binnen de bestemming 'Wonen' mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden. Bijbehorende bouwwerken (waaronder overkappingen) zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan, mits deze vanaf 3 meter achter de naar de voorgevel gelegen gevel gebouwd worden. Een carport mag overigens tot een afstand van 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd worden. Het achtererfgebied mag bebouwd worden met bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 70 m2 of tot een maximum van 50% van het achtererfgebied.
Het afdak van inspreker kan worden aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk en hoeft niet op de planverbeelding weergegeven te worden. Hoewel de bestaande bijbehorende bouwwerken in dit plan gerespecteerd worden is uitbreiding boven de 70 m2 zonder afwijking niet toegestaan.
Als ondergrond is de meest recente Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) en kadastrale kaart gebruikt. Het kan zijn dat het afdak van inspreker, gelet op de geringe omvang, hier niet op aangegeven staat.
Opmerking 3:
Het wijkpark moet haar educatieve functie behouden. De recreatieve voorzieningen tot een minimum beperken. Het is nu een groene buffer tussen de wijk Koedijkslanden en het industrieterrein Oevers.
Reactie:
In het bestemmingsplan Meppel Zuid van 1998 heeft het Hesselingenpark de bestemming 'Groenvoorzieningen'. Met specifieke functieaanduidingen is vervolgens gestuurd op afwijkende gebruiksmogelijkheden, zoals een volkstuin. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor (met uitzondering van specifiek aangeduide percelen): groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, dierenweide, voet- en fietspaden, waterlopen en waterpartijen en in beperkte mate voor tuinen, erven en terreinen, wegen en straten, parkeervoorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken (geen gebouwen zijnde).
Het perceel van zwembad Hesselingen is opgenomen binnen de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' met de functieaanduiding 'V'. Deze gronden zijn bestemd voor doeleinden van sport- en sportieve recreatie met daaraan ondergeschikt de daarbij behorende horecadoeleinden, tuinen, erven, terreinen en bouwwerken (geen gebouwen zijnde).
In het voorontwerpbestemmingsplan heeft het openbare gebied van het wijkpark Hesselingen de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen.
Op grond van de bestemmingsomschrijving mogen de als 'Groen' bestemde gronden gebruikt worden voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting en perken en plantsoenen. Ondergeschikt hieraan zijn parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bergbezinkbassins, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen en kleinschalige recreatieve voorzieningen toegestaan. Een en ander in combinatie met de bijbehorende bebouwing.
In het voorontwerpbestemmingsplan is abusievelijk opgenomen dat binnen de bestemming 'Groen' kleinschalige recreatieve voorzieningen toegestaan zijn. Dit moeten 'kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen' zijn. Hieronder wordt op grond van de begrippen (artikel 1.53) verstaan: “recreatieve voorzieningen die voornamelijk overdag plaatsvinden en die naar hun aard of invloed op de directe omgeving passen binnen de woonomgeving”.
Het perceel van zwembad Hesselingen is in dit bestemmingsplan opgenomen binnen de bestemming 'Sport'. Het gebouw van het zwembad is voorzien van de specifieke functieaanduiding 'zwembad'. Gronden met de bestemming 'Sport' mogen gebruikt worden voor sportactiviteiten. Ter plaatse van de functieaanduiding 'zwembad' is uitsluitend een zwembad toegestaan. Daaraan ondergeschikt mogen de gronden gebruikt worden voor kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, restauratieve voorzieningen ten behoeve van de bestemming, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen, paden en nutsvoorzieningen. In het ontwerpbestemmingsplan zijn hier speelvoorzieningen aan toegevoegd.
Verblijfsrecreatie en aanvullende educatieve voorzieningen zijn binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer – Verblijfsgebied' niet toegestaan. Een toevoeging van extra mogelijkheden in vergelijking met het nu geldende bestemmingsplan is dan ook niet aan de orde.
Opmerking 4:
De laagvliegroute ligt over de bebouwde kom. Waarom is dit opgenomen in dit plan en heeft het bestuur hierin geen standpunt ingenomen tegen defensie? Vliegtuigen horen niet boven de bebouwde kom.
Reactie:
Over een deel van het plangebied ligt de militaire laagvliegroute nr. 10A inclusief de aan weerszijden van deze route toegelaten navigatietolerantie (van 1850 meter). In totaal betreft het een strook van 3700 meter breedte.
Op deze route mag door militaire vliegtuigen worden gevlogen op een hoogte van minimaal 75 meter. Uit veiligheidsoogpunt acht de Koninklijke Luchtmacht de bouw van obstakels hoger dan 40 meter onder de laagvliegroute niet toelaatbaar. Zoals aangegeven in deel 2/3 van het tweede Structuurschema Militaire Terreinen is het gebruik van de laagvliegroute tijdelijk opgeschort. Op dit moment wordt door defensie een evaluatie uitgevoerd (brief van 10 mei 2005 met kenmerk 2005005459) naar de totale laagvlieg behoefte van de Koninklijke Luchtmacht. De resultaten hiervan kunnen mogelijk aanleiding geven om het gebruik van de route weer te hervatten. In verband hiermee geeft het ministerie van Defensie aan dat de laagvliegroute vanuit planologisch oogpunt gehandhaafd moet blijven.
Inmiddels is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) door het rijk vastgesteld (d.d. 30 december 2011). Het doel van het Barro is om de belangen die van nationale betekenis zijn in juridische zin te borgen. In artikel 2.6.10 van het Barro is vervolgens bepaald dat bij de eerstvolgende herziening van bestemmingsplannen binnen een laagvliegroute de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 40 meter mag bedragen. Met dit bestemmingsplan wordt hieraan voldaan.
Opmerking 5:
Hoe zit het met het geluidsniveau binnen de geluidzone in de nachtelijke uren? Moeten deze waarden ook niet opgenomen worden?
Reactie:
In dit voorontwerpbestemmingsplan is de wettelijk vastgestelde geluidzone (Kroon-besluit 15 juni 1993) voor industrieterrein Oevers opgenomen. Conform artikel 41 van de Wet geluidhinder (Wgh) moet een dergelijke geluidzone vastgelegd worden in een bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
De zone regelt de cumulatieve geluidbelasting van het gehele industrieterrein. Op de zonegrens mag de geluidbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). Voor de woningen gelegen aan Hesselingen, en voor zover gelegen binnen de geluidzone, zijn maximaal toelaatbare geluidbelastingen (MTG's) vastgesteld. Voor de woning van inspreker is een MTG vastgesteld van 55dB(A). De waarde van 55 dB(A) op de buitengevel mag niet overschreden worden.
Uit het zonemodel blijkt dat deze woning in de nachtperiode een geluidbelasting ontvangt (op de buitengevel) van maximaal 44 dB(A) op de peildatum 25 juni 2012. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de voor deze woning vastgestelde MTG van 55 dB(A).
Opmerking 6:
Graag aanpassing van de oppervlakte voor beroep aan huis. Op dit moment is circa 70 m2 in gebruik als praktijk.
Reactie:
Op grond van het bestemmingsplan Meppel – Zuid was het mogelijk om binnen de bestemming 'Woondoeleinden' vrijstelling te verlenen van de gebruiksbepalingen voor het toestaan van het wonen in combinatie met bedrijven en/of instellingen.
In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen om beroep-aan-huis (de zogenaamde 'vrije beroepen') rechtstreeks toe te staan en een bedrijf-aan-huis met een afwijkingsbevoegdheid. Aan beide activiteiten zijn echter voorwaarden verbonden.
Om de ondergeschiktheid van de aan-huis-verbonden activiteiten ten opzichte van de woonfunctie te behouden is het toegestaan om maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 45 m2 te gebruiken. Een verdere uitbreiding van deze activiteiten is binnen de kaders van dit bestemmingsplan niet toegestaan.
Bestaande legale situaties worden echter gerespecteerd en mogen worden voortgezet. Dit geldt ook voor de praktijkruimte van inspreker. Op grond van het in het bestemmingsplan opgenomen overgangsrecht voor het gebruik worden de bestaande, vergunde situaties gerespecteerd.
Op 8 april 1986 is bouwvergunning verleend voor de verbouw van een woning met praktijkruimte. In de woning is circa 70 m2 ruimte in gebruik voor praktijkruimte. Het betreft hier dus een bestaande situatie (artikel 1.19 van het bestemmingsplan) en deze mag op grond van voorliggend bestemmingsplan worden voortgezet.
Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Inspraakreactie 15:
Hesselingen 40, 7944 HR Meppel, 21 mei 2012 (registratienummer 132439)
Opmerking 1:
Inspreker vraagt het college om in gesprek te gaan met defensie over de laagvliegroute. Deze hoort niet over een stad te liggen.
Reactie:
Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar het antwoord bij inspraakreactie 14, opmerking 4.
Opmerking 2:
Inspreker geeft aan dat de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden voor de volkstuinen te groot zijn in relatie tot de grootte van de tuinen. Bijvoorbeeld een oppervlakte van 3 m2 en een maximale bouwhoogte van 2 meter. En deze bouwvoorschriften vervolgens ook handhaven.
Reactie:
In het geldende bestemmingsplan 'Meppel Zuid (1998)' heeft het perceel van de volkstuinenvereniging Hesselingen de bestemming 'Groenvoorzieningen' met de specifieke functieaanduiding 'volkstuinen toegestaan'. Op grond van dit bestemmingsplan is het niet toegestaan om op de locatie van de volkstuinen gebouwen te bouwen.
In de huidige situatie staan er al enkele bouwwerken. In 2009 is door het college van B&W besloten in te stemmen met het plan van aanpak van de volkstuinenvereniging Hesselingen om de ruimtelijke kwaliteit van de volkstuinen te verbeteren. Met deze planologische regeling wordt dit plan van aanpak vertaald.
Wij streven bij de actualisatie van de bestemmingsplannen naar meer eenduidigheid tussen de verschillende (bouw)regelingen in de bestemmingsplannen voor de gemeente Meppel. Onlangs is door de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Meppel – Blankenstein, Ezinge en Spoorzone' vastgesteld. Binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan liggen ook volkstuinen. De bouwregeling die getroffen is voor de volkstuinen nabij Blankenstein wordt ook toegepast bij de volkstuinen aan Hesselingen. Per 100 m2 volkstuin is het toegestaan om maximaal 6 m2 bebouwing op te richten. Hierdoor ontstaat een eenduidige systematiek en worden gelijke rechten gecreëerd voor de verschillende volkstuinverenigingen.
In de specifieke bouwregels voor andere bouwwerken wordt als aanvulling opgenomen dat de bouw van wandelkappen, tunnelkassen en foliekassen is uitgesloten.
Opmerking 3:
Het wijkpark Hesselingen moet educatief blijven. De bestemming recreatief biedt te weinig handvatten om de huidige overlast van hangjongeren te bestrijden.
Reactie:
Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar het antwoord bij inspraakreactie 14, opmerking 3.
Opmerking 4:
In het wijkpark moeten geen uitbreidingen komen van sportfaciliteiten, naast de bestaande skatebaan en basketbalveld.
Reactie:
Het overgrote deel van het wijkpark Hesselingen heeft de bestemming 'Groen' gekregen in het nieuwe bestemmingsplan. Dit is in lijn met de in het bestemmingsplan Meppel Zuid (1998) opgenomen bestemming 'Groenvoorzieningen'.
Het bestemmingsplan voorziet, evenals het voorheen geldende bestemmingsplan, in de mogelijkheid om andere bouwwerken te bouwen met een maximale hoogte van 6 meter. Hieronder worden ook speelvoorzieningen verstaan, zoals een skatebaan of basketbalveld. Dergelijke speelvoorzieningen zijn als ondergeschikte functie toegestaan binnen de bestemming 'Groen'.
Vooralsnog hebben wij geen aanwijzingen dat deze speelvoorzieningen worden uitgebreid. Het park heeft een belangrijke recreatieve functie voor omliggende woonwijken. Speel- en spelvoorzieningen dienen, indien daar vraag naar is, een plaats in het park te kunnen krijgen. Het bestemmingsplan staat deze ondergeschikte functie daarom niet in de weg.
Opmerking 5:
Hoe zit het met de geluidbelasting van 55 dB(A) in de nachtelijke uren? Voor een woongebied in de nacht is dit te hoog.
Reactie:
In dit voorontwerpbestemmingsplan is de wettelijk vastgestelde geluidzone (Kroon-besluit 15 juni 1993) voor industrieterrein Oevers opgenomen. Conform artikel 41 van de Wet geluidhinder (Wgh) moet een dergelijke geluidzone vastgelegd worden in een bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
De zone regelt de cumulatieve geluidbelasting van het gehele industrieterrein. Op de zonegrens mag de geluidbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). Voor de woningen gelegen aan Hesselingen, en voor zover gelegen binnen de geluidzone, zijn maximaal toelaatbare geluidbelastingen (MTG's) vastgesteld. Voor de woning van inspreker is een MTG vastgesteld van 55dB(A). De waarde van 55 dB(A) op de buitengevel mag niet overschreden worden.
Uit het zonemodel blijkt dat deze woning in de nachtperiode een geluidbelasting ontvangt (op de buitengevel) van maximaal 41 dB(A) op de peildatum 25 juni 2012. Hiermee wordt voldaan aan de voor deze woning vastgestelde MTG van 55 dB(A).
Opmerking 6:
Op pagina 33 van de toelichting bij het bestemmingsplan graag opnemen dat overlast wordt ervaren van de Roeken en dat dit probleem aangepakt moet worden. De Roeken zitten tussen Hesselingen en Scania.
Reactie:
Inspreker geeft aan overlast te ervaren van de Roeken tussen Hesselingen en Scania. Roeken zijn beschermde vogels die vallen onder de werkingssfeer van de Flora en Faunawet. Zowel de Roeken als hun nesten zijn wettelijk beschermd.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Daarom is geen ecologisch onderzoek uitgevoerd. Wij onderkennen dat een dergelijke kolonie in de nabijheid van woningen overlast kan veroorzaken, echter in het kader van dit bestemmingsplan kunnen wij hier geen maatregelen voor treffen. Het betreffende perceel heeft immers de bestemming 'Groen' en een bos (waarin de Roeken zitten) is binnen deze bestemming toegestaan.
Opmerking 7:
De hoogte van de lichtmasten binnen de bestemming 'Groen' graag beperken tot 6 meter in verband met het groene karakter van het park.
Reactie:
In het geldende bestemmingsplan Meppel Zuid uit 1998 was voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer een maximale bouwhoogte van 5 meter opgenomen. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die voor de geleiding van het verkeer noodzakelijk zijn (zoals lichtmasten) was in dit bestemmingsplan geen maximum bouwhoogte opgenomen.
In het voorontwerpbestemmingsplan 'Meppel – Zuid' heeft het overgrote deel van het wijkpark Hesselingen de bestemming 'Groen' gekregen. Binnen de bestemming Groen is het toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde te bouwen met een maximale hoogte van 6 meter. Voor lichtmasten wordt een uitzondering gemaakt en is juist een maximale bouwhoogte opgenomen van 10 meter.
Wel merken wij hierbij op dat bij de eventuele (ver)plaatsing van lichtmasten zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de omgeving en het effect van lichtuitstraling. Overigens kan worden opgemerkt dat er momenteel geen plannen bestaan om de huidige verlichting aan te passen.
Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van opmerking 2 van deze inspraakreactie aangepast.
Inspraakreactie 16:
André Idserdalaan 34, 7944 KD, 21 mei 2012 (registratienummer 132470)
Opmerking:
In de visie is de gymnastieklokaal aan de Gerard Doustraat 15 al komen te vervallen. Volgens inspreker is dit te voorbarig. De pacht loopt door tot de zomer van 2013. En ook het gebruik c.q. de sloop in de periode hierna is nog niet definitief bepaald.
Het gebouw zou moeten wijken voor groen, om de naastgelegen nieuwbouw mogelijk te maken. Het gymnastieklokaal wordt door de gemeente financieel volledig afgeschreven, echter de door FC Meppel gedane investeringen zijn volgend jaar niet allemaal afgeschreven. Het gebouw is in eigendom van FC Meppel en heeft voor inspreker een grote financiële, onafhankelijke en wijkgebonden waarde.
In de huidige tijd is het goed denkbaar dat de plannen uiteindelijk niet gerealiseerd zullen worden. Het is een stuk kapitaalvernietiging door ons gymnastieklokaal te slopen, om plaats te maken voor een gebouw dat er misschien nooit gaat komen.
Aangezien de plannen nog niet concreet zijn is het samenvoegen van de gymnastiekzaal in of met de nieuwbouw een optie. Inspreker verzoekt om het gymnastieklokaal weer terug op de kaart te brengen tot de plannen daadwerkelijk ten uitvoer komen.
Reactie:
Op 23 september 2010 is het bestemmingsplan 'Meppel – Gerard Doustraat 96 e.o.' vastgesteld. Dit bestemmingsplan biedt het planologisch - juridisch kader voor de bouw van onder andere de brede school 'Het Pallet'. Ook de voormalige onderwijslocaties van Obs Koedijkslanden en Obs Het Kompas maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen om voor deze (voormalige) onderwijslocaties een woonbestemming op te nemen. Om deze woonbestemming daadwerkelijk te kunnen realiseren zal de gymnastiekzaal aan de Gerard Doustraat 15 moeten wijken. Het perceel heeft, om een ruimtelijke scheiding tussen CSG Dingstede en de beoogde woningbouw-locatie te creëren, de bestemming 'Groen' gekregen. Dit bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk en in die zin in rechte onaantastbaar.
Het gebruik van de gymnastiekzaal is met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Meppel – Gerard Doustraat 96 e.o.' onder het overgangsrecht gebracht. Dit betekent dat de sportzaal gedurende een periode van circa 5 nog gebruikt mag worden door FC Meppel Gymnastiek. Een en ander is uiteraard afhankelijk van realisatie van de woningen. Afspraken over de duur van het gebruik worden in een privaatrechtelijke overeenkomst vastgelegd.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een actualisatie van de ter plaatse geldende planologische regeling. Nieuwe ontwikkelingen worden (op een enkele ontwikkeling na) niet meegenomen. Vooralsnog streven wij naar realisatie van woningbouw op de voormalige onderwijslocaties. In die zin is het planologisch regime uit het geldende bestemmingsplan 'Meppel – Gerard Doustraat 96 e.o.' overgenomen.
Conclusie:
Deze reactie vormt geen aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan aan te passen.
Inspraakreactie 17:
Papenstraat 17, 7411 NA Deventer, 23 mei 2012 (registratienummer 132478)
Opmerking:
Blokvoort Advocaten vraagt, namens de heer en mevrouw Wimmenhoeve, om een rechtstreekse bouwtitel op te nemen voor de bouw van een extra woning tussen de percelen Werkhorst 71 en het perceel Werkhorst 73. Al bij de vaststelling van de ruimtelijke visie Werkhorst Oost in 2001 is volgens inspreker een onvoorwaardelijke toezegging gedaan om op dit perceel een extra woning te realiseren.
Reactie:
Op 19 januari 2001 is door inspreker een principeverzoek ingediend voor de bouw van één extra woning tussen de percelen Werkhorst 71 en Werkhorst 73. Inspreker is vervolgens schriftelijk geïnformeerd (brief van 29 juni 2001) over het feit dat op dat moment gewerkt werd aan een ruimtelijke visie voor onder andere dit deel van de Werkhorst.
Bij de totstandkoming van deze visie is gekeken naar de mogelijkheden voor verdichting van het bebouwingslint met bijvoorbeeld woningbouw (eventueel in combinatie met kleinschalige bedrijfsactiviteiten) langs de oostzijde van de Werkhorst.
In december 2001 is richting inspreker aangegeven dat de gemeente (weliswaar onder voorwaarden) kan instemmen met het principeverzoek van inspreker om op de beoogde locatie één extra woning te realiseren. Als voorwaarde is hieraan verbonden dat het beoogde bouwplan moet passen binnen de kaders van de ruimtelijke visie Werkhorst Oost.
Op 3 oktober 2002 heeft de gemeenteraad, onder afweging van de voorgestelde wijziging ten aanzien van de bijzondere bebouwing in het gebiedje langs de spoorlijn Meppel – Zwolle (de zgn. Witte Raaf), de visie Werkhorst Oost gewijzigd vastgesteld. Aangegeven is (brief van 12 juli 2012) dat de visie Werkhorst – Oost primair de ruimtelijke onderbouwing vormt voor de te volgen vrijstellingsprocedures voor inbreidingslocaties langs de Werkhorst. Een deel van de inbreidingen is al gerealiseerd.
Gelet op de toezeggingen die het college in 2001/2002 heeft gedaan richting inspreker is het verdedigbaar om het ontwerpbestemmingsplan op dit punt te wijzigen. In het ontwerpbestemmingsplan is voor de bouw van deze extra woning een bouwtitel opgenomen een en ander in overeenstemming met de visie voor de Werkhorst Oost.
Daarnaast dient met de initiatiefnemer een overeenkomst te worden gesloten op grond van artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening om de eventueel uit de gevraagde planologische maatregel voortvloeiende planschade op initiatiefnemer te verhalen. Een dergelijke overeenkomst is met initiatiefnemer nog niet gesloten.
Als voorwaarde aan het opnemen van een bouwvlak is daarom de voorwaarde verbonden dat de financiële uitvoerbaarheid van het initiatief van inspreker gewaarborgd is. Dit betekent dat initiatiefnemer voor de definitieve vaststelling van dit bestemmingsplan een planschadeverhaalsovereenkomst op grond van artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening met het college van B&W moet hebben gesloten. Mocht dit niet het geval zijn dan kan besloten worden het bestemmingsplan alsnog gewijzigd vast te stellen, in die zin dat de bouwtitel verwijderd wordt.
Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van deze inspraakreactie aangevuld met een bouwtitel voor één extra woning tussen de percelen Werkhorst 71 en 73. Een en ander conform de ruimtelijke voorwaarden van de visie Werkhorst Oost. Als maximale goot- en bouwhoogte is in overleg met inspreker een hoogte van 4 respectievelijk 8 meter hoogte te hanteren.
Inspraakreactie 18:
Hesselingen 32, 7944 HR Meppel, 24 mei 2012 (registratienummer 132686)
Opmerking 1:
De hoogte van de lichtmasten (10 meter) binnen de bestemming 'Groen' graag beperken tot 6 meter in verband met het groene karakter van het park.
Reactie:
Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar het antwoord bij inspraakreactie 15, opmerking 7.
Opmerking 2:
Inspreker geeft aan dat de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden voor de volkstuinen te groot zijn in relatie tot de grote van de tuinen. Bijvoorbeeld een oppervlakte van 3 m2 zou beter zijn. De dichtheid van de bebouwing zou hierdoor onevenredig toenemen.
Reactie:
Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar het antwoord bij inspraakreactie 15, opmerking 2.
Opmerking 3:
In het wijkpark Hesselingen moeten de sport- en recreatieve voorzieningen niet verder toenemen. Het zorgt nu al voor genoeg overlast.
Reactie:
Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar het antwoord bij inspraakreactie 15, opmerking 4.
Opmerking 4:
Het wijkpark moet haar educatieve functie behouden.
Reactie:
Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar het antwoord bij inspraakreactie 14, opmerking 3.
Opmerking 5:
Inspreker heeft een kantoor aan huis. Ze mist de kantoorfunctie in de bedrijvenlijst.
Reactie:
In het bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt tussen een beroep-aan-huis en een bedrijf-aan-huis.
Onder een beroep-aan-huis wordt op basis van het bestemmingsplan het volgende verstaan: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend (de zgn. vrije beroepen).
Onder een bedrijf-aan-huis wordt verstaan: het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden en waarvan de activiteiten behoren tot categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten.
Een kantoor aan huis valt op basis van de bovenstaande beschrijving, mits voldaan wordt aan de criteria van een maximale oppervlakte van 30% van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 45 m2, onder de beschrijving van een beroep-aan-huis. De beroepen-aan-huis worden niet nader genoemd op de bij de regels behorende bedrijvenlijst, maar zijn wel toegestaan. Voor een bedrijf-aan-huis is een omgevingsvergunning benodigd.
Opmerking 6:
Hoe zit het met de geluidbelasting van 55 dB(A) in de nachtelijke uren?
Reactie:
In dit voorontwerpbestemmingsplan is de wettelijk vastgestelde geluidzone (Kroon-besluit 15 juni 1993) voor industrieterrein Oevers opgenomen. Conform artikel 41 van de Wet geluidhinder (Wgh) moet een dergelijke geluidzone vastgelegd worden in een bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
De zone regelt de cumulatieve geluidbelasting van het gehele industrieterrein. Op de zonegrens mag de geluidbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). Voor de woningen gelegen aan Hesselingen, en voor zover gelegen binnen de geluidzone, zijn maximaal toelaatbare geluidbelastingen (MTG's) vastgesteld. Voor de woning van inspreker is een MTG vastgesteld van 55dB(A). De waarde van 55 dB(A) op de buitengevel mag niet overschreden worden.
Uit het zonemodel blijkt dat deze woning in de nachtperiode een geluidbelasting ontvangt (op de buitengevel) van maximaal 43 dB(A) op de peildatum 25 juni 2012. Hiermee wordt voldaan aan de voor deze woning vastgestelde MTG van 55 dB(A).
Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van opmerking 2 van deze inspraakreactie aangepast.
Inspraakreactie 19:
Jacob van Ruisdaellaan 1, 7944 CR Meppel, 11 juni 2012 (registratienummer 133712)
Opmerking 1:
Inspreker wil graag de mogelijkheid tot het aanbouwen van een kantoorruimte bij zijn woning. Het betreft hier een kantoorruimte voor het ontwerpbureau IDwerk/UIT/Meppel welk bedrijf al op het perceel gevestigd is. Op de bij de inspraakreactie behorende situatietekening is de gewenste afmeting en positie van de aanbouw weergegeven.
Reactie:
In het voorontwerpbestemmingsplan Meppel –Zuid had het deel van het perceel van inspreker, waarop dit verzoek betrekking heeft, de bestemming 'Tuin'. Binnen deze bestemming kunnen geen gebouwen opgericht worden.
Direct grenzend aan het perceel ligt een relatief dichte groensingel en op de perceelgrens komt volgens gegevens van inspreker een schutting met een hoogte van 1,90 meter. Gelet op het besloten karakter van dit perceel en het feit dat dit bijbehorende bouwwerk vanaf de openbare weg nagenoeg niet zichtbaar zou zijn, is in het ontwerpbestemmings-plan het deel van het perceel ten oosten van de woning tot aan de perceelgrens (voor zover gelegen achter het verlengde van de voorgevelrooilijn) bestemd voor wonen. Hierdoor wordt het mogelijk om op de beoogde locatie een bijbehorend bouwwerk te bouwen.
Aan een beroep-aan-huis is een tweetal voorwaarden verbonden. Zo mag de maximale oppervlaktemaat van 45 m2 of maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning niet worden overschreden. Op grond van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) hebben wij de verblijfsoppervlakte van de woning van inspreker vastgesteld op 132 m2. De beoogde oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk voor de kantoorruimte is 30 m2. Hiermee wordt voldaan aan de criteria en kan dit deel van het pand gebruikt worden voor kantoorruimte ten behoeve van het beroep-aan-huis.
Opmerking 2:
Tevens ziet inspreker graag de kadastrale percelen Gemeente Meppel, sectie H, nummers 880 en 2552 samengevoegd.
Reactie:
Het bestemmingsplan regelt alleen de gebruik- en bouwmogelijkheden van gronden. Kadastrale eigendommen zijn voor de ruimtelijke ordening niet relevant. Indien inspreker een samenvoeging wenst zal hij zich tot het kadaster moeten wenden.
Conclusie:
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van opmerking 1 van deze inspraakreactie aangepast. Een deel van het perceel heeft in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming 'Wonen' gekregen.
Hoofdstuk 8 Bijlagen
- Bijlage 1: Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Werkhorst 36-40, Stroop raadgevend ingenieurs, 29 februari 2012
- Bijlage 2: Onderzoek Externe Veiligheid – Risicoanalyse Actualisatie bestemmingsplan “Meppel - Zuid”, Steunpunt externe veiligheid Drenthe, 19 juli 2012.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Werkhorst 36-40, Stroop Raadgevend Ingenieurs, 29 Februari 2012
Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid – Risicoanalyse Actualisatie Bestemmingsplan “Meppel - Zuid”, Steunpunt Externe Veiligheid Drenthe, 19 Juli 2012.
Bijlage 3 Reactienota Zienswijze Bestemmingsplan 'Meppel - Zuid', Gemeente Meppel, Januari 2013
Bijlage 3 Reactienota zienswijze bestemmingsplan 'Meppel - Zuid', gemeente Meppel, januari 2013