Buitengebied Borne
Bestemmingsplan - Gemeente Borne
Vastgesteld op 03-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Borne met identificatienummer NL.IMRO.0147.BpBG2014-vg02 van de gemeente Borne.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel.
1.6 afvalcontainer
container voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (d.w.z. afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen).
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden of fokken van dieren.
1.8 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bed and breakfast
een nevenactiviteit bij een (bedrijfs)woning, waarbij recreatief verblijf wordt verschaft.
1.11 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroep-aan-huis daaronder niet begrepen.
1.12 bedrijf-aan-huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.13 bedrijfsgebouw
een gebouw, niet zijnde een woning, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.15 bedrijfswoning
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huis-houden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.16 beroep-aan-huis
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.17 bestaand bouwwerk
een bouwwerk dat:
- a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
- b. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend.
1.18 bestaand gebruik
het gebruik dat op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of mag worden uitgeoefend en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
1.19 bestaande intensieve veehouderij
een intensieve veehouderij zoals aanwezig ten zijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.23 boomkwekerij
een agrarisch bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van bomen, coniferen, en/of heesters.
1.24 boomteelt
Het telen van houtige gewassen en planten.
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 brutovloeroppervlak (bvo)
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.32 containerteelt
Een niet grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteit gericht op het telen van gewassen in potten inclusief de benodigde verhardingen, bouwwerken t.b.v. technische installaties een waterbassin en beregeningsinstallatie.
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.34 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.35 Ecologische Hoofd Structuur
een samenhangend netwerk van hoogwaardige natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten
1.36 evenement
incidenteel, kortstondig gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijven contactdagen, toernooien, feesten, e.d.;
Categorie 1. een evenement, met onversterkte (straat)muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties;
Categorie 2. een evenement, met spreekinstallaties, versterkte (live) muziek, orkest, taptoe, etc.;
Categorie 3. een evenement zoals popconcerten, live optredens en muziekprogramma's van radio en TV-omroepen, etc.;
1.37 extensief agrarisch gebruik en beheer
een agrarisch gebruik en beheer dat zodanig beperkt en afwisselend wordt beweid, bemaaid en bemest dat er geen sprake is van monocultuur, maar waardoor gepoogd wordt bepaalde natuurdoelen te behalen. Het agrarisch gebruik staat ondergeschikt aan of is ten dienste van het behalen van deze doelen.
1.38 extensieve recreatie
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.
1.39 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.40 gebruiksgerichte paardenhouderij
een agrarisch bedrijf, niet zijnde een manege, gericht op het stallen, houden, voederen, laten grazen, huisvesten, opleiden en/of africhten van paarden.
1.41 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.42 gevellijn
de op de plankaart aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.43 glastuinbouwbedrijf
een agrarisch bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen.
1.44 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel voor de teelt van gewassen en de weidegang van vee.
1.45 hobbymatig agrarisch medegebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het
houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze. Onder hobbymatig agrarisch gebruik wordt niet
verstaan een volkstuin;
1.46 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.47 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.48 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.49 ingreep
bodemroerende werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van het bouwen van (ondergrondse) bouwwerken.
1.50 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250m² bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat wordt gebruikt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van dieren waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing. Niet als intensieve veehouderij worden aangemerkt:
- het biologisch houden van dieren;
- het houden van melkrundvee;
- het houden van schapen;
- het houden van paarden;
- het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
In de definitieintensieve veehouderij wordt onder melkrundvee (zoals omschreven in het Activiteitenbesluit milieubeheer in samenhang met de Wet ammoniak en veehouderij) verstaan:
- melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn droog gezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren.
In de definitie intensieve veehouderij wordt onder dieren biologisch houden verstaan:
- dieren die worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden.
1.51 inwoning
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen en waarbij de woning uiterlijk uit één bouwvolume bestaat;
1.52 kampeermiddel
een tent, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.53 kas
een bedrijfsgebouw van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een bouwhoogte van 1,50 m of meer ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen, trek-, tunnel-, schaduw-, boog-, gaas- en rolkassen daaronder begrepen, dat door de zon verwarmd wordt en waarin al dan niet wordt gestookt.
1.54 kelder
een onder het peil gelegen deel van een gebouw.
1.55 kleinschalig loon- en verhuurbedrijf
Een bedrijf met een bedrijfsoppervlak kleiner of gelijk aan 500 m², waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op:
- agrarisch gemechaniseerd loonwerk zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverleningen en/of
- de verhuur van (land)bouwmachines, (land)bouwwerktuigen, vrachtauto's en transportmaterieel.
1.56 klooster
een instelling ten behoeve van een op religieuze grondslag georganiseerde woon- en leefgemeenschap.
1.57 Kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.58 Kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.59 landschapswaarden
de aan een gebied eigen zijnde visueel-ruimtelijke, ecologische en/of cultuurhistorische waarden.
1.60 loonbedrijf
een bedrijf waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op agrarisch gemechaniseerd loonwerk zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverleningen.
1.61 maatschappelijk
het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven, opvoeding, waaronder begrepen begraafplaatsen.
1.62 manege
een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen.
1.63 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.
1.64 nevenactiviteiten
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit.
1.65 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij en champignonkwekerij. Hieronder worden hoveniers niet begrepen.
1.66 ondergeschikte horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca). Met dien verstande dat:
- a. het houden van feesten en partijen niet is toegestaan;
- b. er geen reclame wordt gemaakt ten behoeve van de horecavoorziening en;
- c. de toegang tot de horecavoorziening dezelfde is als de toegang van de hoofdfunctie.
1.67 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.68 ondersteunend glas
kassen, met een bouwhoogte van maximaal 1,50m, waarbij de agrarische productie in ondergeschikte mate een bijdrage levert aan de teelt(en) van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf en waarbij de glasopstanden een beperkt onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf;
1.69 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder niet wordt begrepen een carport.
1.70 paalkampeerterrein
een kleinschalig kampeerterrein voor één en maximaal twee tenten zonder aanvullende (sanitaire) voorzieningen;
1.71 paardenbak
een omheinde ruimte (geen gebouw zijnde) welke geschikt is gemaakt voor het berijden, trainen of africhten van paarden. De ondergrond is veelal vervangen door een zandbed, al dan niet aangevuld met een dempende en drainerende laag;
1.72 paardenhouderij
een productiegerichte of gebruiksgerichte paardenhouderij.
1.73 paardenstalling
stallingsruimte voor paarden inclusief inpandige opslag van bijbehorende materialen, werktuigen en (semi)agrarische goederen;
1.74 paddock
klein omheind agrarisch perceel met een zandbodem ten behoeve van paarden.
1.75 peil
- a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.76 perceelsgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
1.77 permanente bewoning
een gebruik van een (gedeelte van een) gebouw of kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als hoofdverblijf.
1.78 plattelandskamers
min of meer zelfstandige, inpandige appartementen op een (voormalig) agrarisch bedrijf ten behoeve van periodiek recreatief nachtverblijf voor ten hoogste 15 personen als ondergeschikte nevenactiviteit bij dit bedrijf.
1.79 plattelandswoning
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die tevens mag worden bewoond door derden, die geen relatie hebben met het, binnen hetzelfde bouwvlak gelegen, agrarisch bedrijf, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf;
1.80 productiegerichte paardenhouderij
een agrarisch bedrijf gericht op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van (professionele sport)paarden;
1.81 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.82 recreatiewoning
en gebouw, niet zijnde een stacaravan, dat dient voor periodiek recreatief (nacht)verblijf door personen die hun hoofdverblijf elders ter vrije beschikking hebben.
1.83 retraitehuis
een instelling, welke gelegenheid biedt voor periodiek (nacht)verblijf, ten behoeve van een tijdelijke religieuze of spirituele retraite, aan personen die hun hoofdverblijf elders ter vrije beschikking hebben.
1.84 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.85 semi-agrarische goederen
goederen van agrarisch verwante bedrijven alsmede agrarisch technische hulpbedrijven.
1.86 Speeltoestel
een inrichting die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt”
1.87 Speelvoorziening
een in de openbare ruimte - buiten - gelegen gelegenheid om te kunnen spelen;
1.88 stacaravan
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen dat, mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is in regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
1.89 trekkershut
een recreatieverblijf van eenvoudige houtenconstructie en beperkte omvang, voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning door passanten;
1.90 Vakantiehuis
een gebouw, dat dient voor periodiek recreatief (nacht)verblijf door personen die hun hoofdverblijf elders ter vrije beschikking hebben.
1.91 veldschuur
een vrijstaand gebouw, dat uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden, voor het stallen of het melken van vee, voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen ten dienste van het agrarisch bedrijf;
1.92 verblijfsrecreatie
recreatie die mede gericht is op het verstrekken van nachtverblijf.
1.93 verblijfsruimte voor grooms, ruiters en stagiairs
rustplaats / slaapvertrek welke zich inpandig in een bedrijfsgebouw bevindt voor grooms, ruiters en stagiaires die werkzaamheden verrichten voor de ter plaatse gevestigde paardenhouderij.
1.94 vloeroppervlak
de grootte van de oppervlakte van een vloer.
1.95 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.96 voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.97 voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied
voor stikstof gevoelige natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000-gebied ten aanzien waarvan op grond van artikel 6, tweede lid, van richtlijn 92/43/EEG een verplichting geldt tot het treffen van instandhoudingsmaatregelen.
1.98 weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
1.99 woning
een gebouw dat, met uitzondering van inwoning, dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal 1 huishouden.
1.100 zijgevel
een gevel van een hoofdgebouw niet zijnde een voor- of achtergevel.
1.101 zijgevellijn
denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.102 zorgeenheid
een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat is bedoeld voor de huisvesting van één persoon die niet zelfstandig kan wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeft.
1.103 zorgwoning
een woning in combinatie met verlening van (24-uurs) zorg.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de tiphoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan het bovenste verticaal staande rotorblad;.
2.7 afstand tot de bouwperceelsgrens:
de kortste afstand van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel.
2.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.9 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.10 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf en/of een niet grondgebonden agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' uitsluitend de uitoefening van een boomkwekerijbedrijf met bijbehorende containerteelt en kassen en agrarische bedrijfsactiviteiten waarbij geen landbouwhuisdieren worden gehouden is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de gezamenlijke oppervlakte aan containerteelt buiten, maar aansluitend aan het bouwvlak maximaal 1,5 hectare per bedrijf mag bedragen, waarbij een waterbassin van maximaal 150 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m is toegestaan;
- b. opslag ten behoeve van ter plekke uitgeoefende boomkwekerijactiviteiten is toegestaan;
- 1. de uitoefening van een productiegerichte paardenhouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenhouderij productiegericht';
- 2. de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenhouderij gebruiksgericht';
- 3. uitsluitend de bestaande intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
- b. containerteelt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - containerteelt';
- c. instandhouding en versterking van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', voor openheid, met dien verstande dat het kweken van boomkwekerijgewassen niet is toegestaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen', voor hoogteverschillen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - beplantingselementen', voor beplantingselementen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - bijzondere waterhuishoudkundige situatie', voor een bijzondere waterhuishoudkundige situatie;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bijzondere botanische waarden', voor bijzondere botanische waarden;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bijzondere waterafhankelijke waarden', voor bijzondere waterafhankelijke waarden;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur', uitsluitend voor bestaande veldschuren;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', voor een ijsbaan;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'museum', voor het gebruik als museumboerderij;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – boomgaard' voor een boomgaard;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – plattelandswoning' voor een plattelandswoning, inclusief het gebruik van tuinen, erven en (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen als bijgebouw;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – verblijfsruimten', voor het gebruik van maximaal 6 verblijfsruimten ten behoeve van grooms, ruiters en stagiairs van de paardenhouderij, inclusief gemeenschappelijke ruimten, met een maximaal vloeroppervlakte van 300 m², met dien verstande dat de oppervlakte per verblijfsruimte maximaal 50 m2 mag bedragen;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kleinschalige recreatieve functie 1' voor een kleinschalige recreatieve functie, met dien verstande dat in bestaande bebouwing zijn toegestaan: maximaal 6 plattelandskamers met een maximum vloeroppervlakte van 300 m², ruimten ten behoeve van het houden van bijeenkomsten, cursussen en dergelijke, een boerderijwinkel en aan deze functies ondergeschikte horeca;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kleinschalige recreatieve functie 2' voor een kleinschalige recreatieve functie, met dien verstande dat in bestaande bebouwing zijn toegestaan: verwerking van (detail)handel in (semi-) agrarische (eind)producten, bed & breakfast met een maximum vloeroppervlak van 50 m2 per kamer en maximaal 4 gasten tegelijkertijd aanwezig, maximaal 4 plattelandskamers inclusief gemeenschappelijke ruimte met een maximum van 300 m², kleinschalige dagrecreatieve activiteiten in de vorm van boerderij- en omgevingsexcursies, een kinderboerderij, culturele of spirituele groepsbijeenkomsten dan wel tentoonstellingen op het gebied van landbouw, cultuur, natuur of heemkunde en zakelijke en maatschappelijk dienstverlening door de gebruiker, alsmede voor ondergeschikte horeca ten behoeve van de kleinschalige recreatieve functie. De hiervoor gebruikte oppervlakte mag maximaal 100 m² bedragen (inpandig). Voor zover de nevenactiviteiten buiten worden uitgeoefend dienen deze binnen het agrarisch bouwperceel plaats te vinden. De hiervoor gebruikte oppervlakte mag maximaal 2% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – kleinschalige recreatieve functie 3' voor een verwerking van en (detail)handel in (semi-)agrarische (eind)producten, kleinschalige dagrecreatieve activiteiten in de vorm van boerderij- en omgevingsexcursies, maximaal 25 kampeermiddelen, een kinderboerderij, culturele of spirituele groepsbijeenkomsten dan wel tentoonstellingen op het gebied van landbouw, cultuur, natuur of heemkunde, maatschappelijke dienstverlening en ondergeschikte horeca. De hiervoor gebruikte oppervlakte mag maximaal 100 m² bedragen (inpandig). Voor zover de nevenactiviteiten buiten worden uitgeoefend dienen deze binnen het agrarisch bouwperceel plaats te vinden. De hiervoor gebruikte oppervlakte mag maximaal 2% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – paardenstalling' uitsluitend voor een paardenstalling;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' dienen de betrokken bouwvlakken te worden beschouwd als één bouwvlak;
- u. medegebruik voor stalling en opslag in de vorm van:
1. stalling en verhuur van paarden en wagens, fietsen en daarmee gelijk te stellen niet-gemotoriseerde vervoermiddelen;
2. stalling van caravans, kampeerauto's, vouwwagens en daarmee gelijk te stellen recreatieve vervoermiddelen;
3. opslag van (semi)agrarische en/of particuliere goederen alsmede bedrijfsmatige opslag behorend bij een kantoor, beroep of bedrijf aan huis van goederen of van een elders uitgeoefend agrarisch bedrijf;
mits:- de stalling en opslag inpandig in de bestaande gebouwen op het agrarisch bouwperceel die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, plaatsvinden;
- de stalling en opslag plaatsvindt in vrijkomende agrarische bebouwing;
- de in gebruik zijnde vloeroppervlakte voor opslag en stalling niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het agrarisch bouwvlak;
- v. uitsluitend opslag van werktuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - werktuigenberging';
- w. een beeldentuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - beeldentuin';
- x. ondergeschikte horeca in de vorm van een kantine ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij;
- y. de bestaande paardenbakken buiten het bouwvlak;
- z. de bestaande sleufsilo's, kuilvoer- en mestplaten buiten het bouwvlak;
- aa. de bestaande bed & breakfast en plattelandskamers, met dien verstande dat de oppervlakte van een kamer niet meer dan 50 m² mag bedragen;
- ab. de bestaande wandel- en fietspaden en erfontsluitingswegen;
- ac. uitsluitend de bestaande schuil- en/of melkstallen buiten het bouwvlak;
- ad. hobbymatige weidegang van vee;
- ae. zonnepanelen binnen het bouwvlak;
- af. natuurontwikkeling;
- ag. wonen in maximaal één bedrijfswoning per agrarisch bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – tweede bedrijfswoning' een tweede bedrijfswoning is toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – derde bedrijfswoning' een derde bedrijfswoning is toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep-aan-huis, met dien verstande dat:
- 1. per bedrijfswoning maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning en bijgebouwen mag worden worden gebruikt ten behoeve van het beroep-aan-huis, met een maximum van 50 m²;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
- ah. inwoning in de bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen;
- ai. medegebruik voor extensieve recreatie;
- aj. detailhandel in ter plaatse geproduceerde producten en/of streekgebonden producten met dien verstande dat de bruto-vloeroppervlakte ten behoeve van deze functie niet meer dan 50 m² mag bedragen;
- ak. evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend evenementen in de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan;
- 2. maximaal 3 evenementen per kalender jaar zijn toegestaan;
- 3. het aantal dagen per evenement mag niet meer bedragen dan 5, waarbij de dagen die nodig zijn voor het op- en afbouwen niet worden meegerekend;
met de daarbij behorende:
- al. bestaande wegen en paden;
- am. fiets- en wandelpaden ter plaatse van de aanduiding 'pad';
- an. groenvoorzieningen;
- ao. parkeervoorzieningen, uitsluitend binnen het bouwvlak;
- ap. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- aq. tuinen, binnen het bouwvlak alsmede op gronden gelegen tussen de naar de weg gekeerde bouwgrens en de weg waarop de bebouwing is georiënteerd.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van landschapswaarden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de onderstaande werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding:
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van:
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1;
- b. bedrijven uit categorie 1 tot en met 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- c. een hoveniersbedrijf, detailhandel uitsluitend in de vorm van een tuincentrum met bijbehorende ondergeschikte horeca en modeltuinen ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
- d. een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
- e. een houtzagerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtzagerij';
- f. een timmerbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';
- g. een kleinschalig loon- en verhuurbedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kleinschalig loon- en verhuurbedrijf";
- h. uitsluitend opslag ten behoeve van waterstaatkundige doeleinden ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- i. detailhandel in ter plaatse geproduceerde goederen, met dien verstande dat de bruto-vloeroppervlakte ten behoeve van deze functie niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
- j. het bestaande aantal bedrijfswoningen uitsluitend op de bestaande locatie, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep-aan-huis;
- k. inwoning in de bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen;
met de daarbij behorende:
- l. wegen en paden;
- m. tuinen, erven en terreinen;
- n. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- o. groenvoorzieningen;
- p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de vloeroppervlakte tern behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
- b. onder verboden gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 4.1 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- 1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- 2. wonen, behoudens in een bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen;
- 3. detailhandel;
- 4. seksinrichtingen;
- 5. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
- 6. risicovolle inrichtingen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bos
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos/bebossing;
- b. groenvoorzieningen;
- c. het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden en landschapswaarden;
- d. de houtproductie;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. extensieve recreatie;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bijzondere botanische waarden', voor bijzondere botanische waarden;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bijzondere waterafhankelijke waarden', voor bijzondere waterafhankelijke waarden;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur', een veldschuur;
met de daarbij behorende:
- j. wandel- en of fietspaden;
- k. ruiterpaden.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bestaande gebouwen binnen het bouwvlak dan wel in de vorm van de bestaande veldschuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
- b. de maximale bouwhoogte van een hoogzit of een uitkijktoren ten behoeve van natuurbeleving en faunabeheer maximaal 7 m mag bedragen;
- c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - bijzondere botanische waarden'.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel met uitzondering van supermarkten;
- b. het bestaande aantal bedrijfswoningen en uitsluitend op de bestaande locatie al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep-aan-huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep-aan-huis, met een maximum van 50 m²; ;
- c. inwoning in de bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen;
- d. bijgebouwen;
met de daarbij behorende:
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
- b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen;
- c. seksinrichtingen.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een boomkwekerijbedrijf met bijbehorende containerteelt, met dien verstande dat:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte aan containerteelt buiten, maar aansluitend aan het bouwvlak, met de bestemming Gemengd maximaal 1,5 hectare mag bedragen, waarbij een waterbassin van maximaal 150 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m is toegestaan;
- 2. opslag ten behoeve van ter plekke uitgeoefende boomkwekerijactiviteiten is toegestaan;
- b. stalling van caravans, kampeerauto's, vouwwagens en daarmee gelijk te stellen recreatieve vervoermiddelen;
- c. instandhouding en versterking van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen', voor hoogteverschillen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - beplantingselementen', voor beplantingselementen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - bijzondere waterhuishoudkundige situatie', voor een bijzondere waterhuishoudkundige situatie;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – plattelandswoning' voor een plattelandswoning, inclusief het gebruik van tuinen, erven en (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen als bijgebouw;
- h. medegebruik voor stalling en opslag in de vorm van:
1. stalling en verhuur van paarden en wagens, fietsen en daarmee gelijk te stellen niet-gemotoriseerde vervoermiddelen;
2. opslag van (semi)agrarische en/of particuliere goederen alsmede bedrijfsmatige opslag behorend bij een kantoor, beroep of bedrijf aan huis van goederen of van een elders uitgeoefend agrarisch bedrijf;
mits:- de stalling en opslag inpandig in de bestaande gebouwen op het agrarisch bouwperceel die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, plaatsvinden;
- de stalling en opslag plaatsvindt in vrijkomende agrarische bebouwing;
- de in gebruik zijnde vloeroppervlakte voor opslag en stalling niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het agrarisch bouwvlak;
- i. hobbymatige weidegang van vee;
- j. zonnepanelen binnen het bouwvlak;
- k. wonen in maximaal één bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning' een tweede bedrijfswoning is toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep-aan-huis, met dien verstande dat per bedrijfswoning maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep-aan-huis, met een maximum van 50 m²;
- l. inwoning in de bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen;
- m. medegebruik voor extensieve recreatie;
- n. detailhandel in ter plaatse geproduceerde producten en/of streekgebonden producten, met dien verstande dat de bruto-vloeroppervlakte ten behoeve van deze functie niet meer dan 50 m² mag bedragen;
met de daarbij behorende:
- o. bestaande wegen en paden;
- p. groenvoorzieningen;
- q. parkeervoorzieningen;
- r. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- s. tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van landschapswaarden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding:
7.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van:
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. houtwallen en -singels ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bijzondere botanische waarden', voor bijzondere botanische waarden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bijzondere waterafhankelijke waarden', voor bijzondere waterafhankelijke waarden;
- e. wandel- en of fietspaden;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'pad' uitsluitend fiets- en wandelpaden zijn toegestaan;
- g. speeltoestellen, straatmeubilair en kunstwerken;
- h. extensieve recreatie;
- i. perceelsontsluitingswegen, inritten en uitwegen;
- j. afvalcontainers;
- k. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- l. voorzieningen van algemeen nut;
- m. waterpartijen en watergangen;
- n. transport, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca, met dien verstande dat:
- 1. het voor publiek toegankelijke horecagedeelte op de begane grondlaag moeten worden gevestigd;
- 2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'hotel';
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – hotelappartement' zijn maximaal 44 hotelappartementen toegestaan;
- 4. horeca in de vorm van een discotheek of bar-dancing niet is toegestaan;
- 5. nachtverblijf uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'hotel' en 'specifieke vorm van horeca – hotelappartement';
- b. ondergeschikte detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- c. het bestaande aantal bedrijfswoningen uitsluitend op de bestaande locatie, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep-aan-huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep-aan-huis, met een maximum van 50 m²;
- d. inwoning in de bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen;
met de daarbij behorende:
- e. terrassen;
- f. wegen en paden;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. wonen, behoudens in een bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen;
- b. discotheken;
- c. bar-dancing
- d. seksinrichtingen.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
- a. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf', een kinderdagverblijf;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'asielzoekerscentrum', een asielzoekerscentrum.
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel', een kapel, waarbij een bedrijfswoning is uitgesloten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgboerderij 1', met maximaal 20 zorgeenheden met daaraan ondergeschikt, niet zelfstandige agrarische bedrijfsvoering, welke ten dienste staat van de zorgboerderij;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgboerderij 2', een zorgboerderij ten behoeve van maximaal 9 zorgappartementen met een oppervlakte van maximaal 30 m2 per appartement;
- f. één bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep-aan-huis, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep-aan-huis, met een maximum van 50 m²;
- g. inwoning in de bedrijfswoning en de aangebouwde bijgebouwen;
- h. ter plaatse van de aanduiding ,'kinderdagverblijf' mag de oppervlakte gebouwen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte van de bestaande 2 gebouwen ten behoeve van het kinderdagverblijf en van de bestaande kapschuur
met de daarbij behorende:
- i. wegen en paden;
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. wonen, met uitzondering van wonen zoals expliciet toegestaan in 10.1;
- b. seksinrichtingen.
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. natuur en bos;
- b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde en/of landschappelijke waarde;
- c. watergangen en waterpartijen en overige voorzieningen ten behoeve van afvoer (tijdelijk) berging en infiltratie van hemelwater;
- d. extensieve recreatie;
- e. extensief agrarisch gebruik en beheer
- f. bestaande speelvoorzieningen en kunstobjecten;
- g. bestaande wandel- en of fietspaden.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 m;
- c. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, zijnde speelvoorzieningen en kunstobjecten, bedraagt 4,5 meter;
- d. de maximale bouwhoogte van een hoogzit of een uitkijktoren ten behoeve van natuurbeleving en/of faunabeheer bedraagt 7 meter.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 onder f voor het bouwen van speelvoorzieningen en kunstobjecten mits:
- a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen met een maximale oppervlakte van 10 m²;
- b. de bouwhoogte van kunstobjecten maximaal 8,00 meter bedraagt;
- c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 4,00 meter bedraagt;
- d. de speelvoorzieningen en/of kunstobjecten geen afbreuk doen aan het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde en/of landschappelijke waarde.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het afgraven en ophogen van gronden;
- b. het aanleggen van bovengrondse en ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- c. het dunnen en zuiveren van houtopstanden;
- d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren.
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', een volkstuin;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sortimentstuin', een sortimentstuin;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een recreatiewoning,
- d. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie':
- 1. een buitensportaccommodatie ten behoeve van de organisatie van dagrecreatieve buitensportactiviteiten, met dien verstande dat slechts de volgende activiteiten zijn toegestaan:
- activiteiten op en rond het water, waaronder kanovaren, vlotten bouwen, vlotvaren, klimmen over touwbruggen en touwparcoursen;
- extensieve dagrecreatieve activiteiten, waaronder steppen, wandelsporten, fietssporten en klootschieten;
- “stille” schietsporten en spellen, zoals handboogschieten, blaaspijpschieten, darten en klimwand;
- 2. de ontvangst en een kort verblijf van maximaal 100 dagrecreanten gelijktijdig, met enkele voorzieningen, zoals verblijfsruimte, opslagruimte, sanitair en kleedruimte;
- 3. ondergeschikte horeca;
- 4. opslag van materialen met dien verstande dat deze alleen inpandig of uit het zicht van de weg mag plaatsvinden;
- 5. afschermende beplantingselementen.
- 1. een buitensportaccommodatie ten behoeve van de organisatie van dagrecreatieve buitensportactiviteiten, met dien verstande dat slechts de volgende activiteiten zijn toegestaan:
met de daarbij behorende:
- e. wegen en paden;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. seksinrichtingen;
- b. het permanent bewonen van een recreatiewoning;
- c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' wordt bovendien tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken het gebruik gerekend voor, dan wel van:
- e. zelfstandige horeca-activiteiten en feesten;
- f. het (tijdelijk) oprichten van (feest)tenten;
- g. kampeermiddelen of recreatief nachtverblijf;
- h. andere activiteiten dan de recreatie-activiteiten zoals genoemd in artikel 12 lid 1 onder a;
- i. nachtelijke activiteiten;
- j. (detail)handel;
- k. stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- l. stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer.
12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren.
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kampeerterrein ten behoeve van kampeermiddelen, waarbij stacaravans zijn uitgezonderd;
- b. plattelandskamers en/of –appartementen
- c. bed & breakfast
- d. ruimten ten behoeve van de receptie
- e. sanitaire voorzieningen
- f. een gemeenschappelijke (ontmoetings)ruimte
- g. verkoop van streekeigen producten
- h. maximaal één trekkershut;
- i. maximaal één recreatiewoning;
- j. maximaal één bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
- k. wegen en paden;
- l. tuinen, terrassen, erven en terreinen;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
overige bijbehorende bouwwerken / voorzieningen
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning op een kortere afstand dan 1 m achter dan wel voor (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning, tenzij onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid of de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. seksinrichtingen;
- b. het permanent bewonen van een recreatiewoning, trekkershut, vrijstaande bijgebouwen en overige bebouwing niet zijnde een bedrijfswoning;
- c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - klootschietbaan', een klootschietbaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld', een sportterrein;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan', voor een tennisbaan;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan', uitsluitend voor:
- 1. een 18 holes golfbaan met bijbehorend clubgebouw;
- 2. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden zoals bestaande bossages en beplantingen;
- 3. behoud, herstel en ontwikkeling van elementen met bijzondere botanische waarden;
- 4. agrarisch medegebruik;
- 5. watergangen ten behoeve van de waterhuishouding;
- 6. waterpartijen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', uitsluitend voor gebouwen en terreinen ten behoeve van een ijsbaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantiehuis' tevens voor een vakantiehuis;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'zend- /ontvangstinstallatie' voor een zend-/ontvangstinstallatie;
- i. ondergeschikte horeca;
- j. verkeersvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
- k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'water';
met de daarbij behorende:
- l. wegen en paden;
- m. tuinen, erven en terreinen;
- n. parkeervoorzieningen;
- o. groenvoorzieningen;
- p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.1 om het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van 'recreatie – vakantiehuis' multifunctioneel te gebruiken, met inachtneming van de volgende voorwaarden :
- a. Het multifunctionele gebruik betreft uitsluitend niet-commerciële activiteiten als vergaderingen, cursussen en daarmee gelijk te stellen activiteiten door verenigingen en maatschappelijke organisaties (non-profit);
- b. Het gebruik mag niet in strijd zijn met de Drank- en Horecawetgeving;
- c. Voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- d. Er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
- e. Er mag geen aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- f. Er mag geen aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
14.6 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. recreatief nachtverblijf', uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vakantiehuis' ;
- b. zelfstandige horeca, feesten en partijen;
- c. wonen;
- d. seksinrichtingen.
Artikel 15 Tuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. perceelsontsluitingswegen, op- en afritten;
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 m bedragen;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b mag op gronden met de bestemming Tuin behorende bij woonpercelen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' in het verlengde van de woning scheidende wand een erfafscheiding worden gebouwd met een lengte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 2 meter.
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. wandel- en of fietspaden;
- c. groenvoorzieningen, waaronder bermen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. kunstwerken en straatmeubilair;
- g. evenementen uitsluitend in categorie 1 en 2;
- h. afvalcontainers;
- i. watergangen en waterpartijen;
- j. transport, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Verkeer - Railverkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen met ten hoogste 2 sporen (exclusief eventuele rangeersporen);
- b. wegen met een functie van hoofd- en buurtontsluiting ter plaatse van de spoorweg-overgangen ten behoeve van het wegverkeer;
- c. verhardingen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. kunstwerken;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. watergangen en waterpartijen;
- d. groenvoorzieningen en taluds;
- e. infiltratievoorzieningen;
- f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
- g. aanlegsteigers;
- h. medegebruik voor extensieve recreatie;
- i. natuurontwikkeling;
- j. extensief agrarisch gebruik en beheer
- k. een paalkampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paalkampeerterrein';
- l. wandel-, fiets- en of schouwpaden;
- m. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, gelden de volgende regels:
- a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde aanlegsteigers, mag maximaal 3 m bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2, onder b, voor:
- a. de bouw van een aanlegsteiger, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 20 m² en de hoogte gemeten vanaf het waterpeil maximaal 2 m mag bedragen.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, waarbij het bestaande aantal woningen uitsluitend op de bestaande locatie is toegestaan, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal woningen;
- b. de uitoefening van een beroep-aan-huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep-aan-huis, met een maximum van 50 m²;
- c. inwoning in de woning en de aangebouwde bijgebouwen;
- d. hobbymatig agrarisch medegebruik;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' dienen de betrokken bestemmingsvlakken te worden beschouwd als één bestemmingsvlak;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kaasopslag', een kaasopslag;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' een zorgwoning;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – nevenactiviteiten 1' voor een kleinschalige recreatieve functie ondergeschikt aan de woonfunctie, met dien verstande dat op het perceel de volgende activiteiten zijn toegestaan: maximaal 2 plattelandskamers met een maximum vloeroppervlakte van 50 m² per stuk, ruimten ten behoeve van het houden van groepsbijeenkomsten (zoals het houden van workshops en het gebruik als vergaderruimte), een bed & breakfast, dagopvang en een galerie;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – nevenactiviteiten 2' voor een kleinschalige recreatieve functie ondergeschikt aan de woonfunctie, met dien verstande dat op het perceel de volgende activiteiten zijn toegestaan: kleinschalige dagrecreatieve activiteiten, een kinderboerderij, ruimten voor groepsbijeenkomsten (zoals het houden van workshops en het gebruik als vergaderruimte), het houden van tentoonstellingen en of een galerie en aan deze functies ondergeschikte horeca;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – nevenactiviteiten 3' voor een kleinschalige nevenfunctie ondergeschikt aan de woonfunctie, met dien verstande dat op het perceel de volgende activiteiten zijn toegestaan: maximaal 4 plattelandskamers /-appartementen met een maximum vloeroppervlakte van 50 m² per stuk, een galerie en zakelijke en maatschappelijke dienstverlening;
- k. de bestaande bed & breakfast en plattelandskamers;
- l. de bestaande paardenbakken;
- m. de bestaande nevenactiviteiten;
- n. gebruik voor stalling en opslag in de vorm van:
1. stalling en verhuur van paarden en wagens, fietsen en daarmee gelijk te stellen niet-gemotoriseerde vervoermiddelen;
2. stalling van caravans, kampeerauto's,vouwwagens en daarmee gelijkt te stellen recreatieve vervoermiddelen;
3. opslag van (semi)agrarische en/of particuliere goederen alsmede bedrijfsmatige opslag behorend bij een kantoor, beroep of bedrijf aan huis van goederen of van een elders uitgeoefend bedrijf;
mits:- de stalling en opslag inpandig in de bestaande gebouwen die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, plaatsvinden;
- de stalling en opslag uitsluitend plaatsvindt in vrijkomende agrarische bebouwing;
- de in gebruik zijnde vloeroppervlakte voor opslag en stalling niet meer bedraagt dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen binnen het bouwvlak;
- o. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - medegebruik', medegebruik in de vorm van:
- 1. inpandige stalling en verhuur van paarden en wagens, fietsen en daarmee gelijk te stellen niet-gemotoriseerde vervoermiddelen
- 2. inpandige stalling van caravans, kampeerauto's,vouwwagens en daarmee gelijkt te stellen recreatieve vervoermiddelen;
- 3. inpandige opslag van (semi)agrarische en/of particuliere goederen alsmede bedrijfsmatige opslag behorend bij een kantoor, beroep of bedrijf aan huis van goederen of van een elders uitgeoefend bedrijf;
- 4. een beroep of bedrijf aan huis waarvoor een maximum geldt van 100 m2 vloeroppervlakte;
- 5. plattelandskamers en of plattelandsappartementen met een maximum vloeroppervlakte van 50 m² per stuk en maximaal 4 plattelandsappartementen;
met dien verstande vloeroppervlakte voor medegebruik niet meer bedraagt dan 60% van het maximum oppervlakte aan bijgebouwen binnen het bouwvlak;
met de daarbijbehorende:
- p. tuinen en erven;
- q. parkeervoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
- b. seksinrichtingen.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 20 Wonen - 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 50 m2;
- b. inwoning in de woning en de aangebouwde bijgebouwen;
- c. uitsluitend verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
met daarbij behorende:
- d. tuinen en erven;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie hemelwater.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing indien en voor zover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
- b. seksinrichtingen.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 21 Wonen - 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 50 m²;
- b. inwoning in de woning en de aangebouwde bijgebouwen;
met daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. verhardingen;
- f. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing indien en voor zover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
- b. seksinrichtingen.
21.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 22 Wonen - 3
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 50 m2;
- b. inwoning in de woning en de aangebouwde bijgebouwen;
met daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. parkeervoorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing indien en voor zover dit noodzakelijk is ter bescherming en ontwikkeling van de landschapswaarden.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
- b. seksinrichtingen.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 23 Leiding - Gas
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met de daarbij behorende beschermingszone ter plaatse van de aanduiding:
- a. 'hartlijn leiding - gas 1' met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 Bar;
- b. 'hartlijn leiding - gas 2' met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40 Bar.
23.2 Bouwregels
- a. Binnen de beschermingszone mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, die ten dienste staan van de primaire bestemming, met een maximale hoogte van 1,5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 5 m2;
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, niet zijnde kwetsbare objecten, welke krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming zijn toegelaten, indien de belangen van de primaire bestemming niet worden geschaad;
- c. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik gemaakt van de bestaande fundering.
23.3 Advies leidingbeheerder
Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend voor bouwwerken als bedoeld in 23.2 wint het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Leiding - Hoogspanningsverbinding
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een hoogspanningsverbindingen, met de daarbij behorende beschermingszone en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
24.2 Bouwregels
- a. Binnen de beschermingszone mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd, die ten dienste staan van de primaire bestemming met een de maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat de hoogspanningsmasten niet meer dan maximaal 70 meter hoog mogen zijn;
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, welke krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming zijn toegelaten, indien de belangen van de primaire bestemming niet op een onevenredige manier worden geschaad;
- c. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) gelden (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
24.3 Advies leidingbeheerder
Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend voor bouwwerken als bedoeld in 24.2 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Leiding - Leidingstrook
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van brandstof met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 80 Bar met de daarbij behorende beschermingszone.
25.2 Bouwregels
- a. Binnen de beschermingszone mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, die ten dienste staan van de primaire bestemming met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 5 m2;
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen binnen de beschermingszone uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, welke krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming zijn toegelaten, indien de belangen van de primaire bestemming niet op een onevenredige manier worden geschaad;
- c. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Advies leidingbeheerder
Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend voor bouwwerken als bedoeld in 25.2 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Leiding - Riool
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van rioolleiding.
26.2 Bouwregels
- a. Op de tot Leiding - Riool bestemde grond mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, die ten dienste staan van de primaire bestemming met een maximale hoogte van 1,5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 5 m2;
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen binnen de beschermingszone uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, welke krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming zijn toegelaten, indien de belangen van de primaire bestemming niet op een onevenredige manier worden geschaad;
- c. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik gemaakt van de bestaande fundering.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Archeologie 1
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van aardkundige waarden.
27.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van aardkundige waarden;
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in 27.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 28 Waarde - Archeologie 2
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
28.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in 28.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 100 m2. Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 100 m2 bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Zeer hoog geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 29 Waarde - Archeologische Verwachting 1
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in 29.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 2.500 m2. Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m2 bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 30 Waarde - Archeologische Verwachting 2
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
30.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in 30.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 5.000 m2. Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m2 bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 31 Waarde - Ehs
31.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur met dien verstande dat voor deze ontwikkeling geldt dat:
- 1. deze past in een inrichtings- en beheersvisie en de natuurontwikkeling is uitgewerkt, passend binnen het natuurgebiedsplan van de provincie;
- 2. de aanleg van bos niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid'.
- b. Alvorens een besluit kan worden genomen tot het verlenen van de in de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met artikel 22) opgenomen afwijkings - en wijzigingsbevoegdheden dient advies te worden gevraagd aan een onafhankelijke deskundige op het gebied van natuur en landschap, waaruit blijkt dat er geen sprake is van een significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 33 Algemene Bouwregels
33.1 Bestaande maatvoering
- a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, (gezamenlijke) oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
- b. Het bepaalde in 33.1 onder a omtrent de maximaal toegestane (gezamenlijke) oppervlakte van bouwwerken is niet van toepassing ingeval van vervangende herbouw van één of meer bijgebouwen binnen eenzelfde bestemmingsvlak.
33.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
33.3 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in sub b en c;
- b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
- c. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding mag niet meer bedragen dan 1.500m²;
- d. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
- 2. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
- 3. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 50 m2 bedragen;
- e. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het zwembad is uitsluitend toegestaan in hoofd- en bijgebouwen;
- 2. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
- f. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
33.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 33.3 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Artikel 34 Algemene Gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als stort- en/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan hetgebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- c. een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
- d. een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, met uitzondering van een gebruik als kleinschalig kampeerterrein zoals uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
- e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
- f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een gebruik voor (detail)handel zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
- g. een gebruik van:
1. gebouwen, niet zijnde een woning of een klooster;
2. recreatiewoningen;
3. kampeermiddelen;
4. plattelandskamers en plattelandsappartementen;
voor permanente bewoning.
Artikel 35 Algemene Aanduidingsregels
35.1 overige zone - bomenteelt uitgesloten
35.2 vrijwaringszone - straalpad
Artikel 36 Algemene Afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
- a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen;
- c. de sub a en b genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 37 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen;
- b. indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- c. voor het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
Artikel 38 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 39 Overige Regels
39.1 Wettelijke regelingen
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
39.2 Parkeren en laden en lossen
- a. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor het afwijken van dit bestemmingsplan ten behoeve van de wijziging van gebruik of uitbreiding van een bouwwerk, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort conform de richtlijnen van de CROW-publicatie 317, voor zover het een toename van het aantal parkeerplaatsen betreft.
- b. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor het afwijken van dit bestemmingsplan ten behoeve van wijziging van gebruik of uitbreiding van een bouwwerk, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in voldoende mate in de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort conform de Richtlijn voor het akoestisch bewust ontwerpen en uitvoeren van laad- en loslocaties en Luchtkwaliteit en vormgeving van laad- en loslocaties van de CROW.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van het bepaalde onder a en b ten aanzien van de richtlijnen van de CROW-publicatie 317, Richtlijn voor het akoestisch bewust ontwerpen en uitvoeren van laad- en loslocaties, Luchtkwaliteit en vormgeving van laad- en loslocaties van de CROW en hierop volgende publicaties.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 40 Overgangsrecht
40.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig krachtens een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 41 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Borne stelt een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied op. Met dit nieuwe bestemmingsplan worden de verouderde bestemmingsplannen voor het buitengebied samengevoegd en geactualiseerd. Het bestemmingsplan bevat een actuele regeling, die is toegesneden op het nu geldende beleid, jurisprudentie en op actuele ontwikkelingen in het buitengebied.
1.2 Het Plangebied
In onderstaande figuur is het buitengebied van de gemeente Borne weergegeven. Dit is globaal het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Borne. De exacte weergave van het plangebied is te zien op de verbeelding bij dit plan.
1.3 De Te Vervangen Bestemmingsplannen
Voor het buitengebied van de gemeente Borne vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne' uit 2004. Het bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 16 september 2004 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 26 april 2005. Daarnaast heeft de gemeenteraad op 28 september 2010 het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne, actualisatie en reparatie' vastgesteld. Dit bestemmingsplan betreft een correctieve herziening ten opzichte van het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne' en omvat enkele nieuwe ontwikkelingen, wijzigingen, aanvullingen ten opzichte van het plan uit 2004.
In dit nieuwe bestemmingsplan worden de onherroepelijke herzieningen 'Golfbaan Weleveld', 'Buitensport Twente', 'Erven Borne Hertme' en 'De Hemmelhorst' geïntegreerd. Ook vrijstellingen die sinds 2004 zijn verleend worden verwerkt.
Partiële bestemmingsplannen die in de loop van de procedure van dit bestemmingsplan worden vastgesteld, worden tevens geïntegreerd. Het betreft onder meer de vastgestelde plannen voor de Deurningerbeek en Gammelkerbeek (Landinrichting Saasveld Gammelke), de Azelerbeek, 'Erve Rupert' Zenderen, een herziening van het bestemmingsplan 'Erven Borne Hertme' en Zenderensestraat 5-7.
1.4 Doelen/visie
Met dit bestemmingsplan worden alle oude plannen van de gemeente geactualiseerd en wordt voor de burgers inzicht geboden in de mogelijkheden die zij in het buitengebied hebben. Naast deze praktische doelen is het belangrijkste doel van dit bestemmingsplan het garanderen van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van het buitengebied.
In het buitengebied van de gemeente Borne treden nu en in de komende jaren veel veranderingen op. Zo zal een aantal agrarische bedrijven stoppen met de bedrijfsvoering en zullen daarvoor andere functies in de plaats komen. In het plangebied zullen naast de traditionele landbouw andere economische dragers steeds belangrijker worden. Landbouwbedrijven zoeken naar verbreding van de werkzaamheden, bijvoorbeeld door natuurbeheer en recreatie.
De uitdaging voor de gemeente is om in het buitengebied enerzijds voldoende ruimte te bieden aan deze nieuwe bedrijvigheid en anderzijds het karakteristieke landschap te behouden of te versterken.
Dit bestemmingsplan biedt kansen om de kwaliteiten van het Bornse buitengebied te versterken. Er worden mogelijkheden geboden voor nieuwe ontwikkelingen, onder de voorwaarde dat deze een impuls geven aan behoud en ontwikkeling van de kwaliteit van landschap en natuurwaarden. Voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wordt aangesloten bij de visie van de provincie Overijssel, die ernaar streeft dat elke ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving.
Om te beoordelen of een initiatief voldoende ruimtelijke kwaliteitswinst oplevert, maakt de gemeente Borne gebruik van het werkboek 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' van de provincie en van het gemeentelijke landschapsbeleidsplan. In dit bestemmingsplan wordt de kwaliteitswinst vastgelegd die in het algemeen bij elke ontwikkeling moet worden geboekt. Per initiatief kunnen verder in privaatrechtelijke overeenkomsten nog meer criteria worden vastgelegd, bijvoorbeeld met betrekking tot de vereiste sloop, de gewenste beeldkwaliteit, landschappelijke inpassing et cetera. Ten slotte wordt ruimtelijke kwaliteit ook geregeld via de welstandsnota en beeldkwaliteitsplannen.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie in het buitengebied van Borne geschetst. Hierbij wordt ingegaan op de kenmerken van het landschap, de aanwezige natuur, de geomorfologie (bodem), de waterhuishouding en de archeologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. Ook wordt ingegaan op de functies die in het gebied aanwezig zijn: landbouw, woningen, bedrijvigheid, recreatieve voorzieningen en horeca. Tenslotte komt de infrastructuur aan bod.
Hoofdstuk 3 beschrijft de regelingen die in dit plan worden opgenomen voor alle genoemde aspecten. Hierbij wordt duidelijk gemaakt welke regelingen uit de oude bestemmingsplannen worden voortgezet en welke nieuwe regelingen worden opgenomen. Specifiek wordt ingegaan op de flexibiliteit en ontwikkelingsmogelijkheden die worden geboden om het buitengebied vitaal en leefbaar te houden. Het beleid van andere overheden dat bij het formuleren van de regels is betrokken is samengevat in bijlage 1.
Hoofdstuk 4 gaat in op de onderzoeken die zijn uitgevoerd en geeft daarmee een verantwoording van de keuzes die zijn gemaakt. De uitkomsten van het opgestelde milieueffectrapport (MER) worden besproken en de haalbaarheid van het plan wordt aangetoond voor achtereenvolgens de aspecten bodem, luchtkwaliteit, geluid, geur, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, water en flora en fauna. Ook de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt besproken.
Hoofdstuk 5 bevat een uitleg van de regeling die is opgesteld. Waar in hoofdstuk 3 de regeling inhoudelijk is besproken, gaat dit hoofdstuk in op de juridische termen die worden gebruikt, de manier waarop flexibiliteitsbepalingen kunnen worden toegepast en de betekenis van de verbeelding bij dit plan.
In hoofdstuk 6 wordt de procedure beschreven die dit plan doorloopt. Er wordt ingegaan op de manier waarop de gemeente burgers en belanghebbende instanties (zoals buurgemeenten, de provincie, etc.) informeert over het plan. Daarnaast worden de resultaten van het vooroverleg, de ter inzagelegging van het voorontwerp en de ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan opgenomen.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Landschap
In dit bestemmingsplan wordt voor wat betreft de landschapstypen aangesloten bij de verdeling in landschapstypen zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Overijssel. In de volgende figuur is de verdeling in de verschillende landschapstypen weergegeven. De kenmerken en kwaliteiten van de verschillende landschapstypen worden hierna beschreven.
2.1.1 Essenlandschap
Het buitengebied van Borne kenmerkt zich vooral door de kleinschaligheid van het essenlandschap. De grote en kleine essen, gevormd door eeuwenlang gebruik als akkers, zijn de hogere gronden in het landschap. Door bewerking van de grond met mest en plaggen zijn hogere koppen ontstaan met een dikke voedselrijke laag. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de Zendersche Esch. Deze es is eigenlijk een essencomplex, een reeks van kleinere essen dicht bij elkaar. De Zendersche Esch wordt gekenmerkt door een grote openheid met aan de randen beplanting en bebouwing, zoals het Karmelietessenklooster, de Hondeborg en verschillende oude erven. Ondanks het feit dat in de loop der jaren veel beplanting is verdwenen, zijn de esranden nog relatief groen. Deze bestaan vooral uit lanen, kleine bosjes en solitaire bomen.
Essenlandschap - Catalogus Gebiedskenmerken - Provincie Overijssel
Norm en richting vanuit Omgevingsvisie:
Norm • De essen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf. • Op de flanken krijgen de kleinschalige landschapselementen, zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen, een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van dit kleinschalige patroon. |
Richting • Als ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijk raamwerk. |
2.1.2 Oude hoevenlandschap
Het oude hoevenlandschap is een landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat dezelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond. De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen.
Oude Hoevenlandschap - Catalogus Gebiedskenmerken - Provincie Overijssel
Norm en richting vanuit Omgevingsvisie:
Norm • De essen en esjes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf. |
Richting • Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid. • Ontwikkelingen vergroten de toegankelijkheid van erven en erfroutes. |
2.1.3 Maten- en flierenlandschap
Het maten- en flierenlandschap is een laaggelegen, kleinschalig landschap dat zich langs de beken in de natuurlijke laagten heeft ontwikkeld. Langs ontwateringssloten, haaks op de beek werd vaak hakhout aangeplant. Dit diende tevens als perceelsafscheiding in geval van beweiding. Rond de beek ontstond een lineair landschap, met daaromheen in de natte laagtes een matenlandschap. Dit kleinschalige landschap kent langs beken en in laagten veel variatie in ruimtelijke opbouw: de open ruimte van de watergang, de coulissen van hakhoutstruweel, de open kamers van de hooien weilanden, met hier en daar een broekbos op de nattere plekken. Vloeivelden maakten onderdeel uit van het bemestingssysteem. Dit landschap is veelal de contramal van het essen- en het oude hoevenlandschap en was daar functioneel aan verbonden.
Foto uit het Maten- en flierenlandschap met schematisch weergave landschappelijke structuur Catalogus Gebiedskenmerken - Provincie Overijssel
Norm en richting vanuit Omgevingsvisie:
Norm • In dit landschap is het waterpeil niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is. • de maten, flieren en beken krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het onbebouwde karakter, de continuïteit van de beekloop, voldoende ruimte voor water en het lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen. |
Richting • Als ontwikkelingen plaats vinden in of nabij het Maten en Flierenlandschap, dan dragen deze bij aan versterking van het historische lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen, aan accentuering van de overgang naar hogere gronden, de toegankelijkheid, de beleefbaarheid en het vasthouden van water. • Inrichting van nog gave delen richt zich op het behouden van de cultuurhistorische waarden. |
2.1.4 Jonge heide- en broekontginningslandschap
In het noordoosten en zuidwesten van de gemeente lagen vroeger heidevelden en woeste gronden. Het betreft het gebied ten noorden van Borne rondom de Hemmelhorst en ten zuidwesten van Zenderen, de Flierhaar. Door voedselarme omstandigheden waren deze gronden lange tijd weinig bruikbaar voor de landbouw. Deze gronden zijn pas na 1900 ontgonnen en in gebruik genomen door de landbouw. Het landschap kenmerkt zich hier door een vrij rationele verkaveling en erven liggen langs rechte wegen. Het landschap heeft een grotere maat dan in het essenlandschap, de open ruimten en bossen zijn groter. Het gebied rondom de Hemmelhorst wordt gekenmerkt door een groot aantal boomkwekerijpercelen. Dit gebied heeft een wat rommelig karakter door een ontbrekende ruimtelijke structuur. De heideontginningen zijn vaak bebost, de veldontginningen open. Het ontginningslandschap in Borne is een open ontginningslandschap. Het landschap ligt vooral ten noorden van Elhorst-Vloedbelt. Het gebied Elhorst-Vloedbelt zelf is deels bebost. Tevens zijn (op perceelsniveau) stukjes ontginningslandschap te onderscheiden in het uiterste oosten van de gemeente.
Jonge heide- en broekontginningslandschap - Catalogus Gebiedskenmerken - Provincie Overijssel
Richting vanuit Omgevingsvisie:
Richting • Als ontwikkelingen plaatsvinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen. |
2.2 Natuur
2.2.1 Bos- en natuurgebieden
In het buitengebied van Borne komen vrijwel geen grootschalige aaneengesloten bos- of natuurgebieden voor. Er bevinden zich geen Natura 2000-gebieden in de gemeente en er zijn vrijwel geen natuurgebieden als EHS aangemerkt. Wel is sprake van veel kleinschalige, waardevolle beplantingselementen. De aanwezigheid van deze beplantingselementen, in de vorm van houtwallen, houtsingels, hagen, bosjes, boomgroepen, weg- en erfbeplanting, is landschappelijk van grote waarde.
De houtopstanden zijn visueel-ruimtelijk van betekenis, met name de oudere elementen verduidelijken de historische landschapsstructuur en vormen naar verhouding natuurlijke en soortenrijke elementen in een sterk uniform agrarisch cultuurlandschap.
Voor het in stand houden van de bestaansmogelijkheden van een gevarieerde flora en fauna zijn de beplantingselementen belangrijk. Ze vormen ecologische verbindingen tussen de grotere bossen en natuurterreinen in de omgeving.
Wat betreft de ecologische waarde van de bosjes is een onderscheid te maken in waardevolle en minder waardevolle elementen. De waarde is gebaseerd op de mate van zeldzaamheid, soortenrijkdom en eigenheid.
Tot de bossen met een grote botanische waarde worden gerekend:
- soortenrijk Wintereiken-Beukenbos
Deze tamelijk soortenrijke oude loofbossen op matig voedselarme droge gronden zijn weinig verstoord. Vooral aangetroffen in Weleveld en de Haar- en Kolklanden nabij Hertme;
- Eiken-Haagbeukenbossen
Deze bossen komen voor onder voedselrijke omstandigheden. Deze bossen komen overwegend voor op goede grond in de beekdalen, met name nabij Hertme;
- Vogelkers-Essenbos
De Vogelkers-Essenbos onderscheidt zich van het Eiken-Haagbeukenbos door het voorkomen van stikstofminnende soorten (fluitenkruid, speenkruid, wilde kardinaalsmuts en gelderse roos). Dit bostype komt onder andere voor in het beekdal van de Azelerbeek en langs de Bornsedijk;
- Elzen-Eikenbos
Deze bossen komen voor op matig voedselrijke, vochtige tot natte, humeuze tot venige zandgronden. Op zeer kleine schaal komen Elzen-Eikenbosjes voor bij het Bekkingveld en Voorthertme en langs de spoorlijn;
- Elzenbroekbossen
In enkele gebieden met een hoge grondwaterstand komen broekbossen voor die tot het Elzenverbond worden gerekend. Zuidelijk van het Jachthuis (rond de Bornsebeek), langs het Bekkingveld en langs de spoorlijn (nabij de ijsbaan) kan elzenbroekbos worden aangetroffen.
2.2.2 Beken en beekdalen
Naast de kleinschalige landschapselementen zijn de natuurwaarden in het buitengebied van Borne vooral in en langs de diverse beken te vinden. Enkele beken, waaronder de Deurningerbeek en de Azelerbeek, zullen in de toekomst natuurlijk worden heringericht. Een gedeelte van de Azelerbeek is door de provincie in de omgevingsvisie aangemerkt als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor de genoemde beken zijn bestemmingsplannen vastgesteld. Deze bestemmingsplannen worden in dit bestemmingsplan meegenomen.
Ook de kleinere begroeiingselementen en lijnvormige elementen met een vochtig karakter zijn van belang, zowel voor de vegetatie als voor de fauna. Enkele voorbeelden van dergelijke elementen zijn: houtsingels met elzen, greppel- en slootkantvegetaties (vaak kwelafhankelijk), kleine moerasachtige plekken, vochtige graslanden, halfnatuurlijke beeklopen en dergelijke.
De aanwezigheid van vochtige milieus/kwelomstandigheden is ecologisch van grote waarde. Zo zijn de hierboven genoemde Elzen-Eikenbossen en de Elzenbroekbossen afhankelijk van een specifieke waterhuishouding. Deze milieus zijn zeldzamer geworden als gevolg van de landbouwkundige verbetering van ontwatering en afwatering. Met name in de beekdalen komen vochtgebonden vegetaties voor.
2.3 Bodem (Geomorfologie)
De natuurlijke laag van Borne bestaat geheel uit zandgebied. Dit zandgebied is onder te verdelen in stuwwallen, dekzandvlakte en ruggen en beekdalen en natte laagtes.
2.3.1 Stuwwallen
De stuwwallen zijn tijdens de ijstijd opgestuwde aardlagen. Door de vaak grote hoogteverschillen zijn ze nu nog steeds goed zichtbaar. De stuwwalen hebben een belangrijke functie in het watersysteem. Het zijn de 'ingangen' van regionale en lokale stelsels van grondwaterstromen. Lagen met diverse bodemsamenstelling zijn scheef gesteld, waardoor er voedselrijker en armere, waterdoorlatende en ondoorlatende lagen direct naast elkaar kunnen liggen. De Twentse stuwwallen bestaan voor een groot deel uit tertiare (zee)klei en keileem. Hierdoor zijn ze overwegend nat en komen er talrijke brongebieden voor. Na de vorming van de zogenaamde 'stuwwal van Oldenzaal' is een ijslob door de stuwwal heen gebroken en heeft de stuwwal verschoven, waarbij fragmenten over de bevroren ondergrond naar het westen zijn verplaatst. Zo is de kleine stuwwal van Zenderen ontstaan.
2.3.2 Dekzandvlakte en ruggen
Voor het overgrote deel bestaat Borne uit dekzandvlakte en ruggen. Deze laag is gevormd doordat er na de ijstijden in grote delen van de provincie een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter is gebleven, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd. Kenmerkend reliëf is op veel plaatsen vervlakt, bijvoorbeeld door egalisaties ten behoeve van de landbouw.
2.3.3 Beekdalen en natte laagtes
Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong zeer nat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. Het grootste gedeelte van de beekdalen en natte laagtes in Borne bevindt zich in de nabijheid van de Bornsebeek.
2.4 Waterhuishouding
Het buitengebied van Borne is rijk aan diverse beken, zoals de Bornsebeek, Azelerbeek en Deurningerbeek.
Voor enkele beken bestaan concrete plannen voor herinrichting. Zo moet de Deurningerbeek een robuuste drager worden van diverse functies, met name van natuur, water en landschap. De benodigde ruimte voor een beekdalbrede herinrichting wordt vrijgemaakt via het ruilplan Saasveld Gammelke.
Voor de Azelerbeek is in 2006 een gebiedsuitwerking vastgesteld door de provincie Overijssel. De gebiedsuitwerking geldt voor het hele Azelerbeekgebied; van Delden tot aan de Bornsbeek. Boven Zenderen zijn stapstenen gerealiseerd. Doel van het project is het herstel van een natuurlijk en veerkrachtig beeksysteem met versterking van natuur en landschapswaarden. Daarnaast wordt ingezet op recreatief medegebruik en economisch gezonde landbouw.
Voor de hiervoor genoemde beken zijn bestemmingsplannen vastgesteld. Deze planologische procedures worden in dit bestemmingsplan meegenomen.
2.5 Grondgebruik / Landbouw
Het buitengebied van de gemeente Borne manifesteert zich overwegend als een agrarisch gebied: 92% van het grondgebied van de gemeente buiten de kernen en bedrijventerreinen bestaat uit agrarisch terrein en 8% bestaat uit bos.
Het gebruik van de agrarische gronden ziet er als volgt uit:
Bron: CBS Statline
Zoals in bovenstaande figuur duidelijk te zien is, heeft het overgrote deel van de agrarische bedrijven melkveehouderij en intensieve veehouderij als hoofdactiviteit. Het buitengebied van Borne is van oudsher een kleinschalig landbouwgebied. Er was een groot aantal gemengde bedrijven met weinig grondoppervlak in een kleinschalig landschap. Door schaalvergroting en intensivering is het aantal bedrijven drastisch gedaald en zijn de bedrijven aanzienlijk vergroot. Dit heeft geleid tot een situatie waarbij een grote gronddruk aanwezig is door de groeiende bedrijven.
Boomteelt (valt binnen 'tuinbouw open grond') vormt een specifieke tak binnen de landbouw in het buitengebied van Borne. Binnen de gemeentegrenzen bevinden zich drie boomkwekerijen. De boomkwekerij is naast de melkveehouderij een belangrijke economische drager in het gebied.
Diverse agrarische bedrijven hebben zich verbreed door nevenactiviteiten aan de bedrijfsvoering toe te voegen. Het gaat om bijvoorbeeld stalling van caravans, hobbyruimte, loodsverhuur voor droge opslag en transport. De overige gebruiksvormen zijn zeer uiteenlopend: van museumboerderij tot machineopslag, kaasmakerij, ruimen voor groepsbijeenkomsten, camping, bed&breakfast, plattelandskamers en -appartementen en pleisterplaats.
2.6 Archeologie En Cultuurhistorie
2.6.1 Resten en vindplaatsen
De oudste vondsten van bewoning in de omgeving van Borne dateren uit de periode tussen 6000-2000 v. Chr., de Midden en Jonge Steentijd. De eerste bewoners van de streek waren jagers/verzamelaars die in het gebied rondtrokken. Van deze groepen zijn alleen vuurstenen gebruiksvoorwerpen terug gevonden. Rond 400 v. Chr. deed de landbouw zijn intrede. Van de landbouwers zijn, naast vuurstenen gebruiksvoorwerpen, ook resten van aardewerk teruggevonden.
Ook in de daarop volgende perioden heeft de mens in het gebied gewoond; er is dan ook sprake van een continue bewoning. Ten westen van Borne is een urnenveld bekend, een grafveld uit de Bronstijd en IJzertijd. Op de Zuid Esch zijn sporen aangetroffen van een Germaanse nederzetting uit de Romeinse tijd (2e/3e eeuw na Chr.) en bij opgravingen op de Stroom Esch zijn resten van een archeologische nederzetting gevonden uit de tijd van Karel de Grote (Karolingische tijd), circa 750 - 800 na Chr.
In de late middeleeuwen ontstonden grote en kleine akkerbouwcomplexen; de essen. Doordat de mens de gronden door middel van plaggenbemesting verrijkte, zijn deze gronden in de loop der tijd opgehoogd. De mensen bouwden hun huizen aan de rand van de es. Op een aantal plaatsen is dit nog zichtbaar. In de late middeleeuwen lieten de lokale machthebbers versterkte huizen en kastelen bouwen. In Borne zijn er daarvan nog een aantal bekend, zoals de Hondeborg ten westen van Borne, de havezate Weleveld en het Grotenhuis. Het terrein van de Hondeborg, gelegen aan de Esweg 1, is aangewezen als archeologisch Rijksmonument.
2.6.2 Verwachtingswaarden
De gemeente heeft in 2007 en 2008 een archeologische verwachtings- en advieskaart laten opstellen. Het betreft een kleinschalige kaart (schaal 1:5000 en 1:10.000) die voor het gehele grondgebied van de gemeente inzichtelijk maakt waar zich archeologische resten (kunnen) bevinden.
Er is onderscheid gemaakt in 3 landschappelijke eenheden of bodemgeografische gebieden met een archeologische betekenis:
- dekzandhoogten en -ruggen met en zonder plaggendek;
- dekzandwelvingen en -vlakten;
- beekdalen en overige laagten.
2.6.3 Cultuurhistorische waarden
Het begrip cultuurhistorische waarden kan worden uitgelegd als 'het samenspel van historische landschappen, historisch geografische elementen en structuren, cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken en archeologische vindplaatsen die iets vertellen over het verleden'. Cultuurhistorie uit zich daarmee direct in het landschapsbeeld. Het zit verweven in de eigenheid van een gebied.
De gemeente Borne beschikt over tal van cultuurhistorische waarden van hoge kwaliteit. De cultuurhistorische waarden omvatten de ruimtelijke kwaliteit van het landschap met oude veldontginningen, oud bouwland en historische esbebouwing, de monumenten, waaronder boerderijen en huizen, de aanwezige kloosters en het rijke bodemarchief (het archeologisch erfgoed).
De gebouwde cultuurhistorische waarden (monumenten) worden reeds beschermd via de Monumentenwet. Daarom wordt in dit bestemmingsplan geen aparte regeling voor deze bouwwerken opgenomen. Wel zijn de monumenten en beeldbepalende gebouwen voor de volledigheid in deze toelichting opgenomen.
De onderstaande lijst geeft een opsomming van de rijksmonumenten in het buitengebied van de gemeente Borne.
Adres | Beschrijving |
Bartelinksweg 2 | pastorie/schuilkerk |
Loodijk 2 | erve “Klein Olthof” |
Veldhuisweg 1 | vakwerkschuur (driebeukig) |
Lodiek Landen bij nr. 1 | vakwerkhuis, “spookhuis” |
Zenderensestraat 2 | dwarshuisboerderij |
Zenderensestraat 2 | dubbele schuur |
Zenderensestraat 2 | korenspieker |
Bartelinksweg 2 | dwarshuisboerderij/schuur |
Bartelinksweg 2 | boerderijcomplex |
Bartelinksweg 2 | schuur |
Albergerweg 19 | boerderij “erve Bekman” |
Overige waardevolle bebouwing -waaronder enkele gemeentelijke monumenten- in het buitengebied betreft de volgende adressen.
Adres | Beschrijving |
Aalderinksweg 2 | Erve de Greve |
Aalderinksweg 2 | Theekoepel Erve de Greve |
Albergerweg 17 | Erve Oude Egberink |
Albergerweg 22 | Erve Egberink of Eyminck |
Almelosestraat 1 | Erve Ibbenhorst |
Erve IbbenhorstAlbergerweg/Bekkingvelderweg | Voormalige Tribune |
Bartelinksweg 2 | Erve Bartelink (aardappelkelder) |
Braamhaarsweg 1 | Erve De Haar |
Broekweg 2 | Erve De Blenke |
Boumanslaan 22 | Erve Hulshoff |
Bruggemansweg 2 | Erve Bruggeman |
Carmelitessenweg 1 | Slotklooster Moniale Carmelitessen |
Esweg 1 | De Hondeborg (boerderij) |
Esweg 2 | Erve Nijhof Wonner (of De Flutter) |
Hebbrodweg 2 | Het Ketteler (schuur) |
Hedeveldsweg 10 | Erve Oude Misdorp |
Hedeveldsweg 11 | Erve Engberink – Broekhuis |
Deurningerweg 1 / 3 | Erve Wildijk |
Hertmerweg 46 | Carmelietenklooster |
Hilbertsweg 1 | Erve Hilbrink |
Lidwinaweg 46 | Erve De Zeilker |
Lodieklanden 2 | Erve De Kosterij |
Mr. Thienweg 1 | Erve Groot Nijhof |
Prinsenweg 11 | Erve Alminckhof |
Prinsenweg 22 | Erve Egberink of Eyminck |
Retraitehuisweg 6 | De Zwanenhof |
Vaaltweg 2 | Erve Vaaltboer |
Piepersveldweg | Pompstation Spanjaard |
Weteringsdwarsweg 1 | Erve Veldhuis |
Zenderensestraat 8 | Erve Beerthuis |
Zenderensestraat 10 | Erve Den Esscher |
Zeilkerweg 1 | Boerderij 'De Zeilker' |
2.7 Bedrijvigheid
Naast de landbouw komt verspreid in het buitengebied ook andere bedrijvigheid voor, al dan niet in vrijgekomen agrarische bebouwing.
Adres | Beschrijving |
Lidwinaweg 25a | Voorm. groothandel stroomaggregaten |
Lidwinaweg 21 | Aannemersbedrijf |
Bornerbroeksestraat 105 | Aannemersbedrijf |
Bornerbroeksestraat 111 | Aannemersbedrijf |
Zenderensestraat 3 | Zorg |
Zwartkotteweg 4 | Autoherstelinrichting |
Albergerweg 26 | Voormalige bloemenhandel |
Bornerbroeksestraat 101a | Houtzagerij |
Albergerweg 28 | Loon- en grondverzetbedrijf |
Strootdijk 5 | Loonwerkbedrijf |
Bekkingvelderweg | Opslag waterschap |
Hesselerweg 9 | Tuincentrum, klompenmuseum/-makerij en hoveniersbedrijf |
Braamhaarsstraat 2 | Timmerbedrijf |
Piepersveldweg 2a | Veehandel |
Hoofdstraat 131 | Detailhandel |
In het buitengebied bevinden zich verder enkele bijzondere bedrijfslocaties:
- voormalig asielzoekerscentrum, het retraitehuis en het klooster;
- afvalverwerkingsplaats Elhorst-Vloedbelt
Recreatie en toerisme
Het buitengebied van Borne vervult zowel voor de bewoners als voor toeristen van buiten het dorp een belangrijke rol. Bestaande recreatieve voorzieningen zijn relatief beperkt en zijn overwegend historisch bepaald. Dat is een charme van het buitengebied van Borne.
2.7.1 Dagrecreatie
In het buitengebied van Borne bevinden zich de volgende dagrecreatieve voorzieningen:
- sortimentstuin “De Kloostergaarde”
Aan de Hertmerweg te Zenderen, in de omgeving van het vroegere kasteel Weleveld, ligt de sortimentstuin “De Kloostergaarde”. Naast de sortimentstuin is theeschenkerij 'De Karmeliet' gevestigd. - boerenmuseum Schabbink
Aan de Lodiek Landen 2 ligt de boerderij van Schabbink die deels (als nevenactiviteit) als museumboerderij in gebruik is. Tevens bevindt zich op dit perceel een zogenoemd rustpunt. - ijsbaan 't Hag
Ten westen van Zenderen, nabij de spoorlijn, is een weiland gelegen dat 's winters dienst doet als ijsbaan (het Hag). Het clubgebouw mag tevens worden gebruikt als vakantiehuis voor (groepen) recreanten. - klootschietbaan
Ten noordoosten van Hertme wordt een deel van de Zwartkotteweg (zandweg) gebruikt als klootschietbaan. De zandweg (ook fiets- en wandelpad) is niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer en wordt specifiek gebruikt voor het klootschieten. De klootschietbaan zal worden verlegd en verlengd. Deze ontwikkeling is meegenomen in het bestemmingsplan dat is opgesteld voor de Landinrichting Saasveld Gammelke, dat is geïntegreerd in dit bestemmingsplan. - Buitensport Twente
Buitensport Twente is gevestigd in een schuur aan de Bekkingvelderweg 6a in Zenderen. Op en vanuit deze locatie worden diverse buitensportactiviteiten georganiseerd. - volkstuinen ten zuiden van Zenderen;
- sportterrein 't Vollenbroek aan de Hoofdstraat 44 te Zenderen;
- tennisbaan aan de Zwartkotteweg te Hertme;
- kleinschalige dagrecreatieve activiteiten bij de Tinkerhoeve 'De Bonte Parels', Zeilkerweg 8 te Zenderen;
- kleinschalige dagrecreatieve activiteiten (dagbesteding) bij De Zeilker, Zeilkerweg 1 te Zenderen.
Landgoed Weleveld
Het landgoed Weleveld ten noorden van de kern Borne en de directe omgeving, is een gebied met hoge landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Weleveld kent een typisch Twents coulissenlandschap (onderdeel van het kampenlandschap) van afwisselend weilanden, houtwallen en boomgroepen. Het gebied kent vooral een agrarisch gebruik en is zeer in trek voor activiteiten als wandelen, fietsen, autoritten en huifkartochten.
Routegebonden recreatie
Het buitengebied van de gemeente Borne nodigt uit tot routegebonden recreatie. Er zijn diverse wandel- en fietsroutes aanwezig, waarbij de thema's kunst en cultuur vaak terugkomen. Er wordt vanuit de Groene Poort in samenwerking met het gebied gewerkt aan uitbreiding van het aantal wandelroutes en 'ommetjes' om het buitengebied meer beleefbaar te maken.
De volgende wandelroutes zijn reeds uitgezet:
- Borne in het teken van kunst, cultuur en natuur;
- Molenvenroute;
- wandelroute (Oude) Bornsebeek;
- Kuierroute Zenderen – Hertme;
- Kloosterpad.
- Marskramerpad
- Rondje 'Bornsche Flieren'
Fietsroutes door de gemeente Borne zijn:
- Erven- en Sagenroute;
- Tussen beelden;
- Twentse Weggeroute;
- fietsen in Noord-Oost Twente (Buren-Delden, Omgeving Borne, Almelo-Bornerbroek, Borne-Saasveld).
Naast fietsen en wandelen zijn paardrijden (tevens huifkartochten) en kanoën op de Bornsebeek (kanosteiger schuin tegenover Bekkingvelderweg 6 en op de grens met Hengelo) mogelijk in deze omgeving. Naast kanoën organiseert Buitensport Twente diverse andere recreatieve activiteiten. Vanuit Lutke Hulscher (partycentrum annex manege) wordt de mogelijkheid geboden tot het maken van huifkartochten. Daarnaast bestaan plannen voor de ontwikkeling en realisatie van Golfbaan Weleveld.
In de buurt van fiets- of wandelroutes in het buitengebied zijn en worden rustpunten gerealiseerd door de gemeente, met steun van Regio Twente en provincie Overijssel. Wandelaars en fietsers kunnen pauzeren bij een tafel met twee banken en er zijn voorzieningen waarmee koffie, thee en limonade kunnen worden bereid. Elektrische fietsen kunnen tussentijds even worden opgeladen en toiletbezoek is mogelijk. Rustpunten zijn duidelijk herkenbaar aan het rustpuntbord, in eiken palen gevat en alleen geopend als het bord "open" aanwezig is.
Verblijfsrecreatie
In het buitengebied zijn de volgende verblijfsrecreatieve voorzieningen aanwezig of recent vergund:
- hoek van Wetering en Zwartkotteweg: recreatiewoning;
- Weerselosestraat 306 te Hertme: hotel Jachtlust;
- Kerkweg 5 te Hertme: 2 plattelandskamers, minicamping, 3 camperplaatsen, een trekkershut, een recreatiewoning en mogelijkheden voor uitbreiding van de recreatieve functies binnen de bestaande bebouwing;
- Hertmerweg 37 te Hertme: 25 camperplaatsen met tentoonstellingsruimte en ruimte voor groepsbijeenkomsten;
- Hedeveldsweg 11/13 te Hertme: bed&breakfast;
- Zeilkerweg 8 te Zenderen: bed&breakfast, groepsaccommodatie (plattelandskamers), een trekkershut inclusief een ruimte voor groepsbijeenkomsten;
- Zeilkerweg 1 te Zenderen: bed&breakfast;
- Hilbertsweg 1 te Zenderen: in dit plan wordt een mogelijkheid geboden voor twee plattelandskamers/-appartementen en galerieruimte.
- Albergerweg 19 te Zenderen: 4 plattelandskamers/appartementen
Overige voorzieningen
Boomkamp Gardens
Aan de Hesselerweg ligt het terrein van Jan Boomkamp Gardens, met 50 verschillende model-, thema- en watertuinen. De locatie trekt jaarlijks circa 150.000 bezoekers. Deze locatie wordt niet strikt tot de recreatieve voorzieningen gerekend, maar heeft wel een toegevoegde waarde voor de recreatie in de gemeente Borne.
2.8 Horeca
In het buitengebied van de gemeente Borne komen de volgende horecabedrijven voor:
- Tuinrestaurant 't Hesseler te Borne;
- Hotel-Restaurant Jachtlust te Hertme;
- Theeschenkerij De Karmeliet te Zenderen;
Daarnaast bevinden zich in het buitengebied vormen van horeca in het kader van plattelandstoerisme. Het betreft ondergeschikte en kleinschalige horeca ten behoeve van kleinschalige nevenfuncties bij bijvoorbeeld boerderijen.
Naast de hiervoor genoemde accommodaties komen er in het buitengebied van Borne nog enkele (sport)accommodaties voor, die bevoegd zijn om horeca uit te oefenen, uitsluitend ten behoeve van de sportaccommodatie:
- Voetbalvereniging Zenderen
- IJsclub 't Hag Zenderen
- Tennisbaan Zwartkotteweg Hertme.
2.9 Wonen
In het gemengd landelijk gebied is wonen erg in trek, niet in het minst om de kwaliteit van het landschap. De woonfunctie is steeds meer aanwezig in het buitengebied. Naast de bedrijfswoningen bij landbouwbedrijven liggen in het buitengebied woningen van of in vrijgekomen landbouwbedrijven. Daarnaast bestaan er enkele bebouwingslinten en zijn in het verleden, toen dit nog was toegestaan, vrijstaande woningen in het buitengebied gebouwd.
2.10 Infrastructuur
2.10.1 Wegen en spoorwegen
Door het buitengebied van Borne lopen enkele hoofdwegen, waaronder de N743 tussen Hengelo en Almelo en de N744 tussen Zenderen en Albergen. De overige wegen in het buitengebied zijn bedoeld voor de afwikkeling van lokaal verkeer. De Rijksweg A1 vormt de zuidelijke begrenzing van het plangebied.
Door het buitengebied loopt daarnaast de spoorlijn Almelo-Hengelo.
2.10.2 Leidingen
Brandstofleidingen Defensie
Ten zuiden en zuidoosten van Borne lopen enkele brandstofleidingen van Defensie.
Gastransportleidingen
Het aardgas uit de verschillende winningsgebieden in Nederland wordt met behulp van ondergrondse aardgasleidingen getransporteerd naar de afzetgebieden in binnen- en buitenland. Binnen het plangebied lopen enkele gasleidingen.
Hoogspanningslijnen
Het transport van elektriciteit vindt plaats met behulp van een transportnet van lijnen en kabels. De bovengrondse 380kV-hoogspanningslijn Zwolle-Hengelo loopt over het grondgebied van de gemeente Borne. De 380kV-hoogspanningslijn Zwolle-Hengelo wordt gecombineerd met de 110kV-hoogspanningsverbinding Almelo Tusveld-Hengelo Weideweg. Bij de elektriciteitsleidingen horen tevens transformatorstations en dergelijke.
Rioolpersleidingen
In het buitengebied van Borne is een beperkt aantal percelen (ruim 90) aangesloten op de riolering. De overige woningen en bedrijven (ongeveer 375) voeren hun afvalwater merendeels af naar een eigen septictank. De hoofdpersleidingen van de riolering staan op de plankaart aangegeven.
Straalverbindingen
Een straalverbinding is een radioverbinding met een zeer korte golflengte, die gericht door een zender kan worden uitgezonden. Deze kan worden opgevangen door een antenne. De antennes moeten hoog worden opgesteld. Over heel Nederland loopt een netwerk van straalpaden, waaronder één over het buitengebied van Borne.
Hoofdstuk 3 Het Plan
Dit bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard, wat betekent dat de bestaande situatie wordt vastgelegd en bestaande waarden worden beschermd.
Waar dat mogelijk en passend is, worden echter ook (kleinschalige) ontwikkelingen toegestaan (door middel van flexibiliteitsbepalingen). Hierdoor blijft het buitengebied vitaal en economisch gezond.
In dit hoofdstuk wordt eerst een toelichting gegeven op de manier waarop in dit bestemmingsplan het waardevolle landschap van Borne wordt beschermd. Daarna wort ingegaan op de flexibiliteitsbepalingen, die in meerdere bestemmingen voorkomen. Daarna volgt een toelichting per bestemming.
Enkele juridische termen die hierbij veel zullen worden gebruikt zijn:
- 'Bij recht': het bestemmingsplan staat een specifieke ontwikkeling toe zonder dat hiervoor verder procedures moeten worden doorlopen;
- 'Bij afwijking': het bestemmingsplan staat een ontwikkeling onder voorwaarden toe. Er moet eerst een omgevingsvergunning worden aangevraagd bij de gemeente;
- 'Wijzigingsbevoegdheid': het bestemmingsplan kan gewijzigd worden om een bepaalde ontwikkeling mogelijk te maken. Hiervoor moet aan diverse voorwaarden worden voldaan. Er moet een wijzigingsplan worden opgesteld, dat door het college van burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.
Een uitgebreide toelichting op de juridische aspecten en termen van het bestemmingsplan wordt gegeven in hoofdstuk 5.
3.1 Bescherming En Versterking Van Het Landschap
Het landschap in het buitengebied van Borne wordt als zeer waardevol beschouwd. Verdeeld over de verschillende bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan diverse regelingen opgenomen die moeten zorgen voor de bescherming van het landschap, of die mogelijkheden bieden voor de versterking of ontwikkeling ervan.
Bescherming gebiedskenmerken
De provincie Overijssel heeft in haar Omgevingsverordening (2012) aangegeven dat ruimtelijke kwaliteit één van de belangrijkste thema's is. De provincie streeft naar het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Per gebied zijn specifieke gebiedskenmerken beschreven in de Catalogus Gebiedskenmerken, een bijlage bij de Omgevingsverordening.
In het bestemmingsplan is vastgelegd dat deze gebiedskenmerken bepalend zijn voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden in een gebied. In de bestemmingsregeling is daarom gekozen voor een agrarische bestemming met de aanduiding van verschillende landschappelijke waarden. Via deze aanduidingen zijn de gebiedskenmerken beschermd. Bij diverse afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden is opgenomen dat aangetoond moet worden dat de specifieke gebiedskenmerken van het landschap niet onevenredig worden aangetast. Daarnaast is het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze gronden is gekoppeld aan een omgevingsvergunningplicht die specifiek op de hieronder genoemde waarden is afgestemd.
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning) geeft particulieren of bedrijven toestemming om in gebieden met landschappelijke of cultuurhistorische waarde werkzaamheden te verrichten. De gemeente verstrekt in principe deze omgevingsvergunning, mits de beschreven waarden niet worden aangetast.
In onderstaande opsomming worden de gebiedskenmerken die voorkomen in Borne en waarbij voor werken en werkzaamheden een vergunning noodzakelijk is toegelicht:
- Openheid: op de essen, die voorkomen binnen de gebieden 'Essenlandschap' en 'Oude hoevenlandschap', en andere open gebieden wordt de karakteristieke openheid beschermd. Waar openheid een belangrijk landschappelijk kenmerk is, mogen zonder vergunning bijvoorbeeld geen bomen, heesters en andere opgaande beplanting worden aangeplant of geluidswallen worden opgericht (zie figuur in paragraaf 3.3.6).
- Hoogteverschillen: daar waar hoogteverschillen (reliëf) voorkomt, zoals op de essen, is het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden niet toegestaan zonder een omgevingsvergunning.
- Beplantingselementen: daar waar waardevolle beplantingselementen voorkomen, zoals houtwallen of bosschages, is voor het vellen en rooien van houtgewas een omgevingsvergunning noodzakelijk;
- Bijzondere waterhuishoudkundige situatie en Bijzondere waterafhankelijke waarden: In verschillende gebieden is het aanleggen van drainage of waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en vijvers aan een vergunning gebonden. Hiermee wordt de locale waterhuishouding beschermd vanwege aan water gebonden natuurwaarden. Tevens wordt hiermee het karakteristieke kavelpatroon beschermd.
- Bijzondere botanische waarden. Daar waar bijzondere botanische waarden voorkomen is het verboden zonder omgevingsvergunning houtgewas te vellen of rooien, gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren, of oppervlakteverhardingen aan te brengen. Het toestaan van een aantal ontwikkelingsmogelijkheden via een wijzigings- of afwijkingsbevoegdheid is ook gekoppeld aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Te allen tijde is een streekeigen landschappelijke inpassing vereist. Bij grotere ruimtelijke ingrepen is het vereist dat deze landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van een landschapsplan dat is opgesteld door een (landschaps)deskundige. Tevens is bij grotere ingrepen bepaald dat het behoud of de versterking van de landschappelijke gebiedskenmerken wordt aangetoond.
Kwaliteitsimpuls groene omgeving
Naast bescherming van landschappelijke kwaliteiten is ook versterking wenselijk. Onder de voorwaarde van een kwaliteitsimpuls in het landschap kunnen bij woningen en (agrarische) bedrijven extra bouw- of gebruiksmogelijkheden worden toegestaan. De functies die in dit bestemmingsplan worden toegestaan zijn uitsluitend gebiedseigen van karakter. Zij houden direct verband met agrarische bedrijvigheid, of met hergebruik van vrijgekomen agrarische gebouwen (incl. sloop van niet te gebruiken bebouwing).
Deze kwaliteitsimpuls vraagt om maatwerk voor iedere situatie afzonderlijk en om een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Daarom zijn deze mogelijkheden niet opgenomen in dit generieke bestemmingsplan, maar zullen deze via een afzonderlijke procedure kunnen worden geboden. Te denken valt bijvoorbeeld aan initiatieven waarbij een kwaliteitsimpuls in het landschap wordt gecombineerd met de mogelijkheid om agrarische bebouwing te gebruiken voor een woonfunctie of een werkfunctie. De kwaliteitsimpuls kan ook bestaan uit het slopen van overtollige niet-karakteristieke bebouwing. Of daadwerkelijk landschappelijke winst wordt geboekt, wordt beoordeeld door de gemeente aan de hand van het werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel. Met het beleid Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving biedt de provincie beleidsruimte aan gemeenten om ontwikkelingen in de groene ruimte (het buitengebied) toe te staan, wanneer hier een evenredige investering in het landschap tegenover staat.
Het Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving geldt in het voorliggende bestemmingsplan voor enkele typen agrarische bedrijven via een wijzigingsbevoegdheid bouwvlakken kunnen worden toegestaan die groter zijn dan 1,5 ha. Het betreft bedrijfstypen waarbij geen vee wordt gehouden, zoals de bestaande boomkwekerijbedrijven, productiegerichte paardenhouderijen en gebruiksgerichte paardenhouderijen. Ook is het Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving bij de toepassing van wijzigingsbevoegdheden voor het uitbreiding van het bouwvlak van intensieve veehouderijbedrijven.
In deze situaties kan niet alleen worden volstaan met een basisinspanning, zoals de landschappelijke inpassing van het perceel, maar zal ook een versterking van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit in de omgeving dienen plaats te vinden. Hiertoe is maatwerk vereist, dat in overleg tussen de initiatiefnemer en de gemeente Borne zal worden ingevuld.
3.2 Flexibiliteit En Ontwikkelingsmogelijkheden
Zoals in paragraaf 1.4 aangegeven heeft dit bestemmingsplan onder andere tot doel ruimte te bieden aan nieuwe bedrijvigheid en tegelijkertijd het karakteristieke landschap te behouden of te versterken. Kleinschalige initiatieven van gebruikers van het buitengebied, waarvan op voorhand duidelijk is dat zij geen schade kunnen berokkenen aan het woon- of leefmilieu, natuur of landschap, worden bij recht toegestaan.
Voor initiatieven die een beoordeling vereisen om de instandhouding van bestaande waarden en belangen te kunnen garanderen en te kunnen sturen op de gemeentelijke ambities gelden de flexibiliteitsregels die worden beschreven in deze paragraaf.
Met deze flexibiliteitsregels worden burgers in dit bestemmingsplan uitgenodigd en gestimuleerd om het buitengebied mee te ontwikkelen, bijvoorbeeld door diverse soorten van nevenactiviteiten te ontplooien.
Onderstaand volgt een toelichting op de flexibiliteitsbepalingen die bestemmingsoverstijgend zijn, gevolgd door een toelichting op de afzonderlijke bestemmingen in paragraaf 3.3 en verder.
3.2.1 Nieuwe, kleinschalige ontwikkelingen
Zoals aangegeven zijn, waar dat mogelijk en passend is, kleinschalige ontwikkelingen meegenomen in dit bestemmingsplan. Door ontwikkelingen als deze blijft het buitengebied vitaal en economisch gezond.
Het betreft de volgende ontwikkelingen:
Locatie | Ontwikkeling |
Braamhaarsstraat 5 Zenderen | Vergroting bestaand agrarisch bouwvlak met 0,68 ha. Oprichting productiegerichte paardenhouderij. Zes verblijfsruimten voor grooms, ruiters en stagiairs van de stoeterij |
Esweg 1 te Zenderen | Functieverandering van Agrarisch naar Wonen met nevenactiviteiten (gebruik schuur voor groepsbijeenkomsten, workshopruimte, galerie en als pleisterplaats) |
Golfbaan Weleveld te Zenderen | Wijziging bouwvlak t.b.v. een andere inrichting van de golfbaanvoorzieningen |
IJsclub te Zenderen | Nieuwbouw schuur 20 m x 6 m in ruil voor sloop andere bebouwing. Verplaatsing bouwvlak. |
5e Hemmelhorst 2 te Borne | Zes verblijfsruimten voor grooms, ruiters en stagiairs van de stoeterij. |
Hesselerweg 11 te Borne | Bestemmen feitelijke aanwezige bebouwing van een paardenhouderij en aanduiden tweede bedrijfswoning als plattelandswoning. De plattelandswoning heeft betrekking op de bedrijfswoning aan de Deurningerweg 50. |
Hoge Horst 1 te Hertme | Vormverandering van een agrarisch bouwvlak en landschappelijke inpassing. |
Kerkweg 5 te Hertme | Omzetting van Agrarisch naar Verblijfsrecreatie, en: -gedeeltelijke sloop bedrijfswoning en oprichting van 2 boerderijkamers/appartementen in deze bedrijfswoning; -sloop schuur t.b.v. ruimtelijke kwaliteit; -oprichting overdekte fietsenstalling; -oprichting overkapping bij recreatief verblijf; -herbouw bedrijfswoning. |
Klootschietbaan te Hertme | Verlenging bestaande klootschietbaan. |
Lidwinaweg 25a te Zenderen | Wijziging bedrijfsbestemming naar wonen (1 woning toegestaan) |
Oude Postweg 8 te Hertme | Verplaatsing burgerwoning. |
Piepersveldweg 7a te Borne | Woningsplitsing. |
Retraitehuisweg 2 te Zenderen | Uitbreiding agrarisch bouwvlak met ca. 0,33 ha. |
Vloedbeltsweg te Zenderen | Bouw nieuwe paardenstalling. |
Weerselosestraat 306 te Hertme | -bouw appertementencomplex 'Jachtlust'; -vervangen overkapping door serre; -uitbreiden bestaande schuur t.b.v. opslag; -gedeeltelijk legaliseren bestaande parkeervoorziening bij de tennisbanen. |
Albergerweg 19 te Zenderen | Op deel perceel is een paardenkliniek mogelijk. daarnaast op een deel gebruiks- en productiegerichte paardenhouderij toegestaan. |
Lodiek Landen 2 te Hertme | Uitbreiding agrarisch bouwvlak met 0,3 ha |
Piepersveldweg 22 te Borne | wijzing bedrijfsactiviteiten van veehandel naar kleinschalig loon- en verhuurbedrijf |
Diverse locaties | Wandel- en fietspaden |
Een ruimtelijke onderbouwing voor de hiervoor genoemde nieuwe ontwikkelingen is opgenomen in bijlage 2 bij dit plan.
Een uitzondering hierop is de wijziging voor het perceel Piepersveldweg 22 te Borne. Deze wijziging is opgenomen naar aanleiding van de tussenuitspraak met kenmerk 201605582/1/R3 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 7 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1517), zie bijlage 11. Middels een bestuurlijke lus heeft de Afdeling de raad van de gemeente Borne opgedragen, in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil, tot een passende oplossing te komen die inhoudt dat de door appellant gewenste activiteiten tot verhuur van kleine machines, al dan niet met personeel, met een bedrijfsoppervlak kleiner of gelijk aan 500 m², planologisch mogelijk worden gemaakt. Tijdens de zitting is door de Afdeling vastgesteld dat het plan op het perceel een loonbedrijf kleiner of gelijk aan 500 m² mogelijk maakt. In de tussenuitspraak van 7 juni 2017 heeft de afdeling vervolgens vastgesteld dat een definitie van loonbedrijf ontbreekt in de planregels, zodat onduidelijk is wat de raad daaronder verstaat. De Afdeling heeft daarbij verder overwogen dat niet valt in te zien waarom een loonbedrijf, waarbij machines met personeel worden verhuurd, wel ruimtelijk aanvaardbaar is, maar een bedrijf waarbij machines zonder personeel worden verhuurd - voor dezelfde activiteiten - niet ruimtelijk aanvaardbaar is. Nu een definitiebepaling van het begrip loonbedrijf ontbrak en niet valt in te zien waarom de door appellant gewenste activiteiten niet mogelijk zouden zijn, heeft de Afdeling geoordeeld dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb vastgesteld. Dit gebrek is daarom hersteld door op het perceel een specifieke functieaanduiding op te nemen waardoor ter plaatse een kleinschalig loonwerk- en verhuurbedrijf wordt toegestaan. Aan artikel 1 'begrippen' van de bij dit plan behorende regels, is onder 1.55 het begrip 'kleinschalig loon- en verhuurbedrijf' toegevoegd. Hier wordt onder verstaan:
Een bedrijf met een bedrijfsoppervlak kleiner of gelijk aan 500 m², waarbij de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op:
- agrarisch gemechaniseerd loonwerk zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverleningen en/of
- de verhuur van (land)bouwmachines, (land)bouwwerktuigen, vrachtauto's en transportmaterieel.
gelet op de kleinschaligheid van de activiteiten en de ligging van het perceel, is het niet aannemelijk dat de in 1.55 omschreven bedrijfsactiviteiten onevenredige belemmeringen vormen voor overige functies in de omgeving.
Voor loonbedrijven met een bedrijfsoppervlak groter dan 500 m2 wordt het wenselijk geacht om - gelet op de grootschaligheid van de bedrijfsactiviteiten en de impact op de ruimtelijke omgeving - uitsluitend primaire loonwerkzaamheden gericht op dienstverlening ten behoeve van de landbouw toe te staan. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak en de staat van bedrijfsactiviteiten, is in de regels onder 1.60 in algemene zin een omschrijving voor loonbedrijf opgenomen. Hierbij is aangesloten bij artikel 1.1 van het Activiteitenbesluit Milieubeheer.
Naast deze ontwikkelingen is tijdens de inventarisatie voor het te actualiseren bestemmingsplan gebleken dat een fors aantal agrarische bouwvlakken niet meer wordt gebruikt voor een volwaardig agrarisch bedrijf met een bedrijfsmatig karakter. Op deze locaties is een woonbestemming opgenomen. Een nadere toelichting hierop is te vinden in paragraaf 3.16.4.
3.2.2 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven
3.2.2 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven
Bij recht: beroep aan huis
Onder het uitoefenen van beroep aan huis wordt verstaan: “een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend”.
Een aan huis gebonden beroep is in elke (bedrijfs)woning bij recht toegestaan tot een maximale vloeroppervlakte van 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m².
Bij afwijking: bedrijf aan huis
Onder het uitoefenen van bedrijf aan huis wordt verstaan: “het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend”.
Een bedrijf aan huis is via een afwijkingsbevoegheid toegestaan in het hoofd- of bijgebouw van een (bedrijfs)woning, onder de volgende voorwaarden:
- er geldt een maximale vloeroppervlakte van 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m².
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefklimaat en er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het karakter van de omgeving;
- 1. bedrijvigheid voor zover sprake is van een inrichting type A zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit;
- 2. het gebruik is naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming;
- 3. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, is tevens de gebruiker van het hoofdgebouw;
- er is geen sprake van onevenredige verkeersaantrekkende werking;
- parkeren vindt plaats op eigen erf;
- er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw.
3.2.3 Nevenactiviteiten
In het kader van verbrede plattelandsontwikkeling worden bij agrarische bedrijven en voormalige agrarische bedrijven verschillende nevenactiviteiten toegestaan in de bestaande bebouwing. Een neventak is een vorm van semi- of niet-agrarische bedrijvigheid, opslag (geen buitenopslag) of recreatie naast de agrarische hoofdfunctie. Nevenactiviteiten die naar hun aard niet (volledig) inpandig mogelijk zijn, zoals boerderijexcursies of een kinderboerderij, zijn ook buiten de bedrijfsgebouwen toegestaan. Er mag geen volwaardig niet-agrarisch bedrijf ontstaan.
Nieuwbouw ten behoeve van ondergeschikte nevenactiviteiten is in het geheel niet toegestaan. Het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van een bedrijfsgebouw, voor zover dat noodzakelijk is om dat gebouw geschikt te maken voor een ondergeschikte nevenactiviteit, is wel toegestaan.
Voorzieningen voor verblijfsrecreatie zijn niet alleen bij agrarische bedrijven en voormalige agrarische bedrijven, maar ook binnen andere bestemmingen waar een (bedrijfs)woning aanwezig is toegestaan.
In dit bestemmingsplan worden de volgende vormen van nevenactiviteiten toegestaan:
3.2.4 Paardenbakken en paddocks
In dit bestemmingsplan worden paardenbakken buiten de agrarische bouwvlakken toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak. Bij burgerwoningen worden paardenbakken alleen toegestaan binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' of direct aansluitend daaraan in de naastgelegen agrarische bestemming.
De definitie van een paardenbak luidt: “een omheinde ruimte (geen gebouw zijnde) welke geschikt is gemaakt voor het berijden, trainen of africhten van paarden. De ondergrond is veelal vervangen door een zandbed, al dan niet aangevuld met een dempende en drainerende laag.”
Bij paardenhouderijen worden tevens paddocks toegestaan. Een paddock is een klein omheind perceel waar paarden die op stal staan veilig even los gegooid kunnen worden. Ook zijn paddocks geschikt om een paard in te zetten die niet teveel gras binnen mag krijgen of wanneer het paard herstellende is van een blessure, waarbij hij niet te wild mag doen. Als de bodem bestaat uit grasland is een paddock zondermeer toegestaan. Indien de bodem bestaat uit een zandbodem is een paddock uitsluitend op het bouwvlak toegestaan en met een afwijking aansluitend aan het bouwvlak en is de regeling gelijk aan paardenbakken. Wanneer in het bestemmingsplan over een paddock wordt gesproken, wordt een paddock met een zandbodem bedoeld.
De volgende voorwaarden worden gekoppeld aan de afwijkingsbevoegdheid voor het realiseren van een paardenbak of een paddock:
- de paardenbak dient gesitueerd te worden direct grenzend maar maximaal 25 meter van de grens van het betreffende agrarische bouwvlak;
- de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m² en bij productiegerichte- of gebruiksgerichts paardenhouderijen maximaal 2500 m2;
- het is mogelijk om een paardenbak te realiseren ten behoeve van een (bedrijfs)woning binnen de bestemming Bedrijf, Wonen, Wonen 1, Wonen 2 Wonen 3,Detailhandel, Maatschappelijk, Recreatie - verblijfsrecreatie, Horeca op gronden met de bestemming Agrarisch met waarden direct grenzend aan deze bestemmingen, maar maximaal 25 meter van de grens van de betreffende bestemmingsvlakken.
- lichtmasten zijn tot 8 meter hoogte toegestaan bij paardenbakken ten behoeve van productiegerichte- of gebruiksgerichts paardenhouderijen en tot 4 meter bij overige agrarische bedrijven.
- Bij andere paardenbakken is wel verlichting mogelijk, maar niet in de vorm van lichtmasten omdat de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde beperkt is tot 2 meter;
- per (bedrijfs)woning mag niet meer dan 1 paardenbak worden gerealiseerd uitgezonderd bedrijfswoningen bij productie- en gebruiksgerichte paardenhouderijen waar na afwijking meerdere paardenbakken gerealiseerd mogen worden;
- omheiningen zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 1,80 m;
- de belangen van gebruikers dan wel eigenaren van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad, waarbij in elk geval aandacht dient te worden besteed aan de aspecten geur-, stof-, geluid- en lichthinder;
- de specifieke gebiedskenmerken mogen niet onevenredig worden aangetast;
- voor wat betreft stapmolens en longeercirkels bij de paardenbak geldt dat:
- | deze direct aansluitend aan de paardenbak moeten worden gerealiseerd; | |||
- | de buitendiameter niet meer dan 14 m mag bedragen uitgezonderd bij productie- en gebruiksgerichte paardenhouderijen waar de buitendiameter niet meer dan 20 meter mag bedragen; | |||
- | de spilhoogte van een stapmolen niet meer dan 3 meter mag bedragen; |
3.2.5 Hobbymatig houden van dieren
Het hobbymatig houden van dieren kenmerkt zich door het ontbreken van een winstoogmerk en de beperkte omvang van het aantal dieren (in het geval van paarden is dit doorgaans minder dan vijf).
Het hobbymatig houden van dieren is bij elke burgerwoning en op de agrarische gronden bij recht toegestaan, mits hiervoor op basis van andere wetgeving (bijvoorbeeld de wet Milieubeheer) geen bezwaren bestaan.
3.2.6 Inwoning en mantelzorg
Vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt is er een toenemende behoefte aan mogelijkheden voor inwoning door bijvoorbeeld zorgbehoevende familieleden (mantelzorg). Inwoning is bij recht toegestaan en wordt in het hele plangebied mogelijk gemaakt in bestaande woningen en de aangebouwde bijgebouwen. Huisvesting in verband met mantelzorg wordt niet in het bestemmingsplan geregeld, maar kan worden gerealiseerd via de weg van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) / Besluit omgevingsrecht.
3.2.7 Woningsplitsing
De regeling uit het vigerende bestemmingsplan voor woningsplitsing is in dit bestemmingsplan overgenomen, met dien verstande dat deze regeling nu voor alle burger- en agrarische bedrijfswoningen in het plangebied geldt. Bij agrarische bedrijven dient de bedrijfsmatige noodzaak of economische binding te worden aangetoond.
Via een afwijkingsbevoegdheid is de splitsing van een woning die groter is dan 1.000 m3 in maximaal 2 woningen toegestaan en bij een woning die groter is dan 1.500 m3 in drie woningen. In totaal is een oppervlakte van 150 m2 aan bijgebouwen toegestaan.
Functies en waarden van omliggende gronden en de belangen van de gebruikers daarvan mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.2.8 Plattelandswoning
Per 1 januari 2013 is het mogelijk zogenaamde plattelandswoningen toe te staan, die feitelijk bestaan uit een agrarische bedrijfswoning die wordt bewoond door personen die niet verbonden zijn aan het bijbehorend agrarisch bedrijf. Wordt deze bewoning planologisch toegestaan, dan volgt uit de wet dat de beschermingseisen die voor burgerwoningen gelden niet gelden voor de plattelandswoning voor zover het gaat om milieuhinder veroorzaakt door het bedrijf waar de plattelandswoning deel van uitmaakte.
In dit bestemmingsplan is deze mogelijkheid verwerkt door in de regels bij de agrarische bestemming een afwijkingsbevoegdheid op te nemen om het gebruik van een bedrijfswoning door derden die geen relatie met het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf hebben toe te staan, mits de plattelandswoning gedurende minimaal 3 jaar als agrarische bedrijfswoning is gebruikt en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de plattelandswoning. Ook heeft het agrarisch bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd. Ook mogen er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
Er zal geen nieuwe bedrijfswoning worden toegestaan indien hier de noodzaak voor aanwezig is, indien één van de bedrijfswoningen als plattelandswoning wordt gebruikt.
3.2.9 Hergebruik
De sloop van landschapontsierende agrarische bedrijfsgebouwen en overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit kunnen recht geven op het bouwen van een (of meerdere) woning(en) in het kader van de rood-voor-roodregeling. Omdat per initiatief en per locatie door de gemeente moet worden aangegeven waaraan de ruimtelijke kwaliteit dient te voldoen, is deze mogelijkheid niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Hiervoor zal de procedure voor een partiële herziening moeten worden doorlopen. Dit geldt ook voor het gebruikmaken van de regeling voor hergebruik van Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB).
3.3 Agrarische Bestemming
3.3.1 Het toekennen van de agrarische bestemming
De agrarische bedrijfsbestemmingen zijn toegekend aan volwaardige agrarische bedrijven. Bepalend voor het (al dan niet) toekennen van een agrarische bedrijfsbestemming aan een bouwperceel is de mate van volwaardigheid. Om na te gaan of een bedrijf een reële omvang heeft voor de toekenning van een agrarisch bouwvlak werd voorheen gewerkt met de Nederlandse grootte-eenheid (nge). In 2010 is door het CBS en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) een nieuwe rekeneenheid in gebruik genomen voor de bedrijfsomvang en het bedrijfstype: de Standaardopbrengst (SO). De SO-norm is een gestandaardiseerde opbrengst (per hectare of per dier) die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald. Bij de afweging tussen een bestemming Agrarisch of Wonen is het geheel aan factoren bepalend. Hobbyboeren zijn volgens de definitie van het CBS bedrijven met een jaarlijkse standaardopbrengst van 3 tot 25 duizend euro.
Voor de begrenzing van de agrarische bouwvlakken is aangesloten bij het vigerende bestemmingenplan tenzij er concrete verzoeken waren om het bouwvlak te vergroten, waarbij de haalbaarheid van deze vergroting met onderzoek was aangetoond.
De bouwvlakken liggen over het algemeen op een tiental meter van de weg af. Dit is om te voorkomen dat het uitzicht vanaf de weg wordt geblokkeerd door het oprichten van gebouwen. De ruimte tussen het bouwvlak en de weg mag worden benut als tuin.
De agrarische gronden in de gemeente Borne hebben, naast hun bedrijfsmatige functie, vaak landschappelijke of natuurlijke waarden. Om de voorkomende waarden te beschermen zijn ze op de verbeelding aangeduid en zijn in de regels diverse beschermende maatregelen opgenomen. De waarden die voorkomen zijn openheid, hoogteverschillen, beplantingselementen, bijzondere waterhuishoudkundige situaties, bijzondere botanische waarden en bijzondere waterafhankelijke waarden.
3.3.2 Typen bedrijvigheid en toegestane activiteiten
Overal binnen de agrarische bestemming zijn grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan die gericht zijn op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Uitsluitend waar aangeduid op de verbeelding zijn paardenhouderijen, of boomkwekerijbedrijven toegestaan. Daarnaast zijn boomkwekerijen ook toegestaan binnen de bestemming Gemengd. Verder zijn uitsluitend de bestaande intensieve veehouderijen toegestaan.
Naast het gebruik voor het agrarisch bedrijf zijn de gronden met deze bestemmingen bestemd voor onder andere bestaande bedrijfswoningen, hobbymatig agrarisch gebruik en natuurontwikkeling.
3.3.3 Veehouderij in het algemeen
Omdat Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied kampen met een overbelasting aan ammoniakdepositie, moet een toename van de ammoniakdepositie worden voorkomen (zie paragraaf 4.3). Daarom is een speciale regeling noodzakelijk voor alle bedrijven met vee binnen de agrarische bestemming.
In de agrarische bestemming (artikel 3: Agrarisch met waarden) wordt de volgende specifieke regeling opgenomen:
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van het houden van landbouwhuisdieren mag per agrarisch bedrijf ten hoogste de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtsgeldig aanwezige oppervlakte met het daarbij behorende aantal dierplaatsen bedragen, met dien verstande dat:
1. een grotere oppervlakte met het daarbij behorende aantal dierplaatsen is toegestaan conform een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998;
2. een grotere oppervlakte en/of afwijkend aantal dierplaatsen is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op voor stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied.
Ook bij regelingen die hieronder worden beschreven voor het verruimen van bouwvlakken, blijft deze regeling ten aanzien van de ammoniakemissie onverminderd van kracht.
Programatische Aanpak Stikstof
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de in werking getreden Programmatische Aanpak Stiktof. Met de inwerkingtreding van deze wet zullen reeds door de in het PAS-programma opgenomen maatregelen de instandhoudingsdoelstellingen voor de voor stikstof gevoelige habitats in de Natura 2000-gebieden die in dit programma zijn opgenomen, worden gerealiseerd. Daarmee wordt ruimte gerealiseerd voor economische ontwikkelingen die stikstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Het programma maakt daartoe zogenoemde “depositieruimte” beschikbaar voor projecten, andere handelingen en overige ontwikkelingen die stikstofdepositie veroorzaken. De depositieruimte is beschikbaar per hectare van voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied. Deze depositieruimte bestaat uit twee delen.
Een deel van deze algemene depositieruimte betreft de zogenoemde “ontwikkelingsruimte”, die door het bevoegd gezag wordt toegedeeld aan projecten of andere handelingen die een zodanige stikstofdepositie veroorzaken dat er voor die activiteit vooraf toestemming is vereist op grond van artikel 19d lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna Nbw). De in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen planregeling voorziet niet in deze ontwikkelingsruimte. Deze “ontwikkelingsruimte” is per definitie alleen gekoppeld aan concrete projecten en andere handelingen waarvoor in de lopende programmaperiode toestemming wordt verleend door middel van de vergunning, bedoeld in artikel 19d Nbw, of een ander concreet toestemmingsbesluit als genoemd in artikel 19km, eerste lid, Nbw. Reguliere bestemmingsplannen vallen hier niet onder.
Er geldt één uitzondering: onder de toestemmingsbesluiten waarbij ontwikkelingsruimte kan worden toegedeeld valt ook de specifieke categorie van bestemmingsplannen voor gebieden die zijn aangemerkt als “ontwikkelingsgebieden” als bedoeld in artikel 2.3 van de Crisis- en herstelwet. Een dergelijk bestemmingsplan kan de voorwaarden, voorschriften en beperkingen bevatten waaronder een vergunning als bedoeld in artikel 19d Nbw kan worden verleend, onder de in artikel 19db van die wet opgenomen voorwaarden, en kan op voorhand aan de in het plan voorziene projecten en handelingen ontwikkelingsruimte toekennen. Als die voorwaarden en beperkingen zekerheid bieden dat bij de individuele vergunningverlening voor projecten geen sprake zal zijn van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied en de voor de vergunningverlening bevoegde provincie – in enkele gevallen het Rijk – daarmee heeft ingestemd, wordt onder de paraplu van dat specifieke bestemmingsplan de vergunningen voor de individuele projecten of andere handelingen die voldoen aan die voorwaarden, voorschriften en beperkingen ingevolge het derde lid van artikel 19db zonder meer verleend. Gezien dit bijzondere kader van gebonden vergunningverlening, is het in artikel 19db bedoelde bestemmingsplan zèlf te beschouwen als toestemmingsbesluit voor projecten en andere handelingen. Daarom is in artikel 19km, eerste lid, Nbw dit specifieke bestemmingsplan aangemerkt als toestemmingsbesluit waarbij ontwikkelingsruimte kan worden toegedeeld. Als er voor het bestemmingsplan voor het ontwikkelingsgebied voldoende ontwikkelingsruimte is, kan bij de passende beoordeling van dat plan voor het stikstofaspect onder verwijzing naar het programma aanpak stikstof worden geconcludeerd dat met zekerheid kan worden uitgesloten dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied worden aangetast. Het bestemmingsplan “Buitengebied Borne” (2014) is geen bestemmingsplan die is aangemerkt als “ontwikkelingsgebied” als bedoeld in artikel 2.3 van de Crisis en Herstelwet.
Een ander deel van de algemene depositieruimte is beschikbaar voor projecten en andere handelingen die slechts een geringe stikstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Dit deel van de algemene depositieruimte betreft de “depositieruimte voor grenswaarden”. De gewijzigde regeling in de Nbw voorziet erin dat wanneer onder deze drempel wordt gebleven er geen artikel 19d Nbw-vergunningplicht meer geldt voor een project of andere handeling. De drempelwaarde (de depositieruimte voor grenswaarden) wordt zodanig vastgesteld dat op voorhand op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat projecten of andere handelingen die onder deze drempelwaarde blijven afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied zullen aantasten (zie artikel 19kh lid 8 Nbw). De hoogte van deze drempelwaarde op stikstofgevoelig habitat ligt tussen de 0,05 en de 1 mol N/ha/jaar (zie artikel 2, lid 1 en lid 3, van het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof). De in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen planregeling houdt rekening met deze depositieruimte voor grenswaarden. Meer concreet voorziet de planregeling erin – kort samengevat – dat er tevens geen sprake is van een toename van stikstofemissie, wanneer de depositie gepaard gaande met deze bouwactiviteit onder vorenbedoelde drempelwaarde blijft. Wanneer een bouwactiviteit een stikstofdepositie veroorzaakt die op zichzelf onder deze drempelwaarde blijft, maar de stikstofdepositie van die uitbreiding in cumulatie met de stikstofdepositie van verschillende daaraan voorafgaande kleine uitbreidingen ten aanzien van hetzelfde agrarische bedrijf in dezelfde programmaperiode bij elkaar opgeteld wel leiden tot overschrijding van de grenswaarde, is er wel sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in dit bestemmingsplan. Daarmee wordt het opknippen van een grotere bouwactiviteit waardoor de drempelwaarde tezamen ondanks de planregeling wordt overschreden, voorkomen. Het bestemmingsplan maakt een dergelijke ontwikkeling niet mogelijk.
Het onderhavige bestemmingsplan maakt alleen projecten en andere handelingen mogelijk waarbij op voorhand op basis van objectieve gegevens verzekerd is dat de natuurlijke kenmerken niet worden aangetast (doordat de regeling louter gestoeld is op depositieruimte voor grenswaarden). Daardoor voorziet het onderhavige bestemmingsplan eveneens alleen in planologische mogelijkheden waarvan op voorhand verzekerd is dat deze niet zullen leiden tot significante effecten gelet op de natuurlijke kenmerken van de betreffende Natura 2000-gebieden.
3.3.4 Intensieve veehouderij
3.3.5 Paardenhouderijen
Er zijn twee manieren te onderscheiden waarop (bedrijfsmatig) paarden gehouden kunnen worden:
- Productiegerichte paardenhouderij
Gericht op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van (professionele sport)paarden. Deze paardenhouderijen, waarbij sprake is reële bedrijvigheid en waarbij de hoofdactiviteit gericht is op het productie van paarden, hebben in het bestemmingsplan een agrarische bestemming en een aanduiding voor productiegerichte paardenhouderij gekregen. Het betreft:
- Stoeterij De Hemmelhorst, 5e Hemmelhorst 2 Borne;
- Stoeterij De Bonte Parels, Zeilkerweg 8 Zenderen;
- Paardenhandel Leuveld, Hesselerweg 11 Borne;
- Nieuwe paardenhouderij, Braamhaarsstraat 5 te Zenderen (zie bijlage 2). - Gebruiksgerichte paardenhouderij
Gericht op het stallen, houden, voederen, laten grazen of huisvesten, en eventueel ook opleiden of africhten van paarden. De activiteiten zijn niet gericht op productie en er vinden geen specifieke fokactiviteiten plaats, wel is er sprake van dierenverblijven. Het rijden met paarden is primair gericht op de ruiter/amazone. Deze paardenhouderijen hebben in dit bestemmingsplan een agrarische bestemming en een aanduiding voor gebruiksgerichte paardenhouderij gekregen.
Het betreft:
- Pension De Oale Greeuw, Piepersveldweg 7 Borne;
- Paardenhouderij Roelink VOF, Braamhaarsstraat 6 Zenderen.
Maneges worden vanwege hun publieksgerichte karakter niet gezien als een paardenhouderij.
3.3.6 Boomkwekerijen
In het buitengebied van de gemeente zijn op dit moment drie boomkwekerijbedrijven aanwezig. Twee zijn aangeduid binnen de bestenmming Gemengd en één binnen de bestemming Agrarisch met waarden.
Voor de boomkwekerijen gelden dezelfde regels als voor de agrarische bedrijven, met de volgende aanvulling:
- per boomkwekerijbedrijf mag bij recht maximaal 2.500 m2 ondersteunend glas worden gerealiseerd op het agrarisch bouwvlak, met een maximale bouwhoogte van 7,5 meter;
- bij de boomkwekerijbedrijven mag op het bouwvlak containterteelt plaatsvinden. Tevens mag aansluitend aan het bouwvlak containerteelt plaatsvinden tot een oppervlak van maximaal 1,5 ha. Buiten deze twee boomkwekerijbedrijven is containerteelt uitsluitend toegestaan bij de Albergerweg 21 te Zenderen, zoals aangeduid op de verbeelding. Daar waar containerteelt is toegestaan, zijn tevens in de periode van september tot en met april boogkassen tot maximaal 1,5 meter hoogte toegestaan.
- via een afwijkingsbevoegdheid kan een uitbreiding tot maximaal 4.000 m² ondersteunend glas per bedrijf op het agrarisch bouwvlak worden toegestaan;
- via een wijzigingsbevoegdheid kan de mogelijkheid worden geboden tot een uitbreiding van de containerteelt tot maximaal 5 ha op de gronden die direct grenzen aan het bouwvlak. Hierbij geldt als voorwaarde dat er een landschapsplan wordt opgesteld en dat een streekeigen landschappelijke inpassing plaatsvindt van het bouwvlak en de percelen met containerteelt. Het behoud of de versterking van de landschappelijke gebiedskenmerken moet worden aangetoond;
- bij zowel de uitbreidingsmogelijkheid voor containerteelt als ondersteunend glas zijn voorwaarden opgenomen om een aantasting van de gebiedskenmerken van het landschap te voorkomen en een streekeigen landschappelijke inpassing af te dwingen. Hiertoe zal een erfinrichtings- danwel een beplantingsplan moeten worden opgesteld door een (landschaps)deskundige;
- ter behoud van de specifieke gebiedskenmerken van de verschillende landschapstypen zijn er gebieden aangeduid op de verbeelding waar de teelt van boomkwekerijgewassen niet is toegestaan.
Plangebied met een weergave van het deelgebied waar bomenteelt is uitgesloten. Boomteelt uitgesloten in gebied met oranje arcering.
Nieuwvestiging van boomkwekerijbedrijven of omschakeling naar boomkwekerijbedrijven is niet toegestaan.
Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van uitoefening van boomteelt, maar ook (glastuin)bouw en fruitteelt is niet toegestaan binnen een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies. Deze regel geldt niet voor bestaand gebruik. In die situatie dient de bestaande afstand als minimale afstand aan te worden aangehouden. Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden verstaan alle functies met gebouwen behoudens de agrarische bedrijvigheid. Via een afwijking kan de zone worden verkleind, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat of van het verblijfsklimaat van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies.
3.3.7 Veldschuren
Veldschuren zijn bestemd met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – veldschuur'. Hoewel het beleid er in het algemeen op is gericht geen bebouwing in het vrije veld toe te staan, wordt voor de bestaande veldschuren een uitzondering gemaakt. Het zijn over het algemeen karakteristieke elementen in het buitengebied die refereren aan een historische situatie en als cultuurhistorisch waardevol kunnen worden aangemerkt. De veldschuren zijn voorzien van een functieaanduiding strak om de bestaande bebouwing heen en de bouwmogelijkheden worden niet verruimd ten aanzien van de nu geldende overgangsrechtregeling, omdat diverse veldschuren geen daadwerkelijke functie meer hebben.
Via een afwijkingsbevoegdheid wordt wel de mogelijkheid geboden deze panden te gebruiken voor kleinschalige activiteiten zoals het realiseren van een pleisterplaats, rustpunt, galerie en de verkoop van streekeigen producten.
3.3.8 Bebouwing in de bestemming Agrarisch met waarden
3.3.9 Afwijkingsbevoegdheden
3.3.10 Wijzigingsbevoegdheden
3.4 Natuur
Een deel van het buitengebied bestaat uit terreinen die zijn aangemerkt als natuurgebied. Vaak zijn deze terreinen in bezit en beheer bij natuurbeherende organisaties. Voor de natuurterreinen wordt geen ondergrens wat betreft oppervlakte gehanteerd, omdat het hier gaat om speciale gebieden met een bijzondere waarde.
Natuurgebieden zijn in het algemeen kwetsbare gebieden. Daarom worden in deze gebieden geen activiteiten toegestaan die het natuurlijk karakter aantasten. Dit betekent dat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 2 m hoogte zijn toegestaan. Deze bouwwerken moeten ten dienste staan van behoud en ontwikkeling van natuurwaarden of extensief recreatief medegebruik (bankje, picknicktafel, etc). Een hoogzit of uitkijktoren ten behoeve van natuurbeleving en/of faunabeheer mag 7 m hoog zijn.
Ter bescherming van de natuurwaarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Dit betekent dat voordat activiteiten mogen plaatsvinden, er eerst een vergunning moet worden aangevraagd bij de gemeente. Het gaat bijvoorbeeld om activiteiten als het egaliseren van gronden, het bebossen van gronden, het vellen en rooien van houtgewas, het aanleggen en verharden van wegen en het aanleggen van waterlopen.
3.5 Bos
Aan bosgebieden met een oppervlakte die groter is dan 10 are is in dit bestemmingsplan de bestemming Bos toegekend.
Binnen de bestemming Bos is, behalve een aangeduide veldschuur, geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van uitkijktorens ten behoeve van faunabeheer (maximaal 7 m hoog) en overige bouwwerken met een hoogte van maximaal 2 m. Bestaande voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik in de vorm van paden, banken, parkeervoorzieningen, wandelroutes en picknickplaatsen zijn toegelaten.
Ter bescherming van de landschappelijke en natuurwaarden van het bos is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Selectieve kap van bomen in het kader van multifunctionele bosbouw wordt gezien als normaal onderhoud en beheer waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist.
3.6 Groen
De bestemming Groen is toegekend aan relatief kleine groengebieden: groenpercelen, houtopstanden, kleine bosschages etc. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, paden, speeltoestellen, waterpartijen etc toegestaan. Houtwallen en -singels zijn aangeduid als 'houtwal'. Ter plaatse van de gelijknamige aanduiding komen 'bijzondere botanische waarden' voor en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bijzondere waterafhankelijke waarden' komen bijzondere waterafhankelijke waarden voor.
3.7 Bedrijfsbestemmingen
3.7.1 Niet-agrarische bedrijvigheid
In het buitengebied van de gemeente Borne zijn meerdere niet-agrarische bedrijven gevestigd. Het betreft onder meer loonwerkbedrijven, aannemersbedrijven, een houtzagerij, een timmerbedrijf, nutsvoorzieningen, een tuincentrum met daarbij een klompenmakerij en museum, een bedrijfswagenhandel, een veehandel en bedrijfsmatige opslag.
Aan deze niet-agrarische bedrijven in het buitengebied is in dit bestemmingsplan de bestemming Bedrijf toegekend. Op alle percelen met de bestemming Bedrijf zijn rechtstreeks bedrijven met de categorieën 1 en 2 toegelaten. Daarbij wordt verwezen naar categoriën van bedrijven die zijn opgenomen in een Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is gevoegd. De categorieën komen voort uit de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering, waarbij voor verschillende hinderfactoren een indicatieve afstand is bepaald die moet worden aangehouden ten opzichte van gevoelige functies, zoals bijvoorbeeld woningen. Op een aantal percelen, aangeduid met 'bedrijf tot en met categorie 3.1' zijn tevens categorie 3.1 bedrijven toegelaten. Dit zijn percelen die qua hinderafstand voldoen aan de bijbehorende categorie. Tenslotte is op een aantal percelen een specieke aanduiding opgenomen. Specifiek op die locaties wordt de huidige bedrijfsactiviteit aangeduid en expliciet toegestaan. Bij een verandering van bedrijfsactiviteit zal echter moeten worden voldaan aan de bestemde lagere categorie.
De toegestane oppervlakte van de bebouwing per bedrijf is weergegeven op de verbeelding. bebouwing is uitsluitend toegestaan in het bouwvlak, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'. Hier is een beperkte bebouwing buiten het bouwvlak toegestaan, conform de vigerende regeling. Via de algemene afwijkingsregels is een uitbreiding van de oppervlakte bebouwing toegestaan van 10%. Voor grotere uitbreidingen dient het bestemmingsplan gedeeltelijk te worden herzien. Bij elke bedrijfswoning is maximaal 75 m2 aan bijgebouwen toegestaan.
Het bestaande aantal bedrijfswoningen wordt gehandhaafd. Uitbreiding van het aantal bedrijfswoningen is niet toegestaan. In de bedrijfswoningen is rechstreeks een beroep-aan-huis toegestaan. Een bedrijf-aan-huis of een Bed and Breakfast zijn mogelijk door middel van een binnenplanse afwijking.
Nieuwvestiging van gebiedsvreemde functies (niet-agrarische bedrijven) in het buitengebied wordt in dit bestemmingsplan niet toegestaan. Wel is het mogelijk om via een binnenplanse afwijking bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie, tot een maximum van categorie 3.1, toe te staan
3.8 Detailhandel
Voor de detailhandelsvestiging ter plaatse van de Almelosestraat 131 in Zenderen is de bestemming Detailhandel opgenomen. Gebouwen dienen hier binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de maten zoals ze op de verbeelding zijn weergegeven.
De toegestane oppervlakte van de bebouwing per bedrijf is weergegeven op de verbeelding in de vorm van een bouwvlak en een aanduiding met een maximum oppervlakte. Via de algemene afwijkingsregels is een uitbreiding van de oppervlakte bebouwing toegestaan van 10%. Voor grotere uitbreidingen dient het bestemmingsplan gedeeltelijk te worden herzien. Bij de bedrijfswoning is maximaal 75 m2 aan bijgebouwen toegestaan. In de bedrijfswoning is, net zoals in de andere (bedrijfs)woningen in dit plan, een beroep-aan-huis, inwoning, etc. toegestaan.
Het bestaande aantal bedrijfswoningen wordt gehandhaafd. Uitbreiding van het aantal bedrijfswoningen is niet toegestaan.
Nieuwvestiging van gebiedsvreemde functies (waaronder detailhandel) in het buitengebied wordt in dit bestemmingsplan niet toegestaan.
3.9 Gemengd
In het buitengebied zijn twee percelen waar sprake is van een menging van bedrijfsactiviteiten. Op beide percelen is sprake van een menging van caravanstalling en boomkwekerijactiviteiten.
Aan deze percelen is in dit bestemmingsplan de bestemming Gemengd toegekend. Op de percelen met de bestemming Gemengd is de uitoefening van een boomkwekerijbedrijf met bijbehorende containerteelt en de stalling van caravans, kampeerauto's, vouwwagens en daarmee gelijk te stellen recreatieve vervoermiddelen toegestaan. De hoeveelheid bebouwing wordt vastgelegd op de bestaande aanwezige bebouwing. Voor kassen is een afzonderlijke regeling opgenomen waarbij ook wordt opgenomen dat nieuw te bouwen kassen uitsluitend ten behoeve van de boomkwekerij mogen worden gebruikt.
Bij recht worden in dit bestemmingsplan aanvullend de volgende nevenactiviteiten toegestaan:
- inpandige stalling en verhuur van paarden en wagens, fietsen en daarmee gelijk te stellen niet-gemotoriseerde vervoermiddelen;
- inpandige stalling van caravans, kampeerauto's, vouwwagens en daarmee gelijkt te stellen recreatieve vervoermiddelen;
- inpandige opslag van:
- 1. (semi)agrarische goederen;
- 2. goederen ten behoeve van een elders uitgeoefend niet-agrarisch bedrijf;
- inpandige, niet-bedrijfsmatige opslag van goederen van particulieren.
Voor deze activiteiten geldt de volgende voorwaarde:de oppervlakte bedraagt maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen – die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest én met vergunning zijn opgericht.
Bij afwijking worden in dit bestemmingsplan onder voorwaarden de volgende activiteiten toegestaan in de bestemming gemengd:
- verwerking van en (detail)handel in (semi-)agrarische (eind)producten.
- bed & breakfast;
- kleinschalige dagrecreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld boerderij- en omgevingsexcursies, een kinderboerderij, culturele of spirituele groepsbijeenkomsten dan wel tentoonstellingen op het gebied van landbouw, cultuur, natuur of heemkunde;
- zakelijke en maatschappelijke dienstverlening door gebruiker;
- bedrijf aan huis.
Ook zijn voor de bestemming gemengd een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
3.10 Horeca
Alleen bedrijven die horeca als hoofdfunctie hebben, zijn als Horeca bestemd in dit bestemmingsplan. Daar waar horeca als nevenactiviteit wordt bedreven, bijvoorbeeld bij een agrarisch bedrijf of een sportcomplex, is dit geregeld in de regels.
De gemeente verstaat onder een horeca(bedrijf) “het bedrijfsmatig verstrekken en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie”. Het houden van feesten en partijen is hierbij toegestaan.
Hotel Restaurant Jachtlust te Hertme en theeschenkerij De Karmeliet te Zenderen hebben een horecabestemming gekregen in dit bestemmingsplan. De uitbreidingsmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan voor Hotel Restaurant Jachtlust zijn overgenomen. Op de verbeelding is weergegeven welke oppervlakte bedrijfsgebouwen is toegestaan. Voor grotere uitbreidingen dient het bestemmingsplan gedeeltelijk te worden herzien.
De horeca die aanwezig is bij Tuinrestaurant 't Hesseler in Borne heeft eveneens de bestemming Horeca gekregen. Hier is bovendien de aanduiding 'detailhandel' opgenomen, waardoor ondergeschikte detailhandel is toegestaan.
Ondersteunende/ondergeschikte horeca bij andere bestemmingen (sport, agrarisch, recreatie, etc) wordt binnen die bestemmingen geregeld.
De toegestane oppervlakte van de bebouwing per bedrijf is weergegeven op de verbeelding in de vorm van een bouwvlak. Bij de bedrijfswoning is maximaal 75 m2 aan bijgebouwen toegestaan. In de bedrijfswoning is, net zoals in de andere (bedrijfs)woningen in dit plan, een beroep-aan-huis, inwoning, etc. toegestaan.
Het bestaande aantal bedrijfswoningen wordt gehandhaafd. Uitbreiding van het aantal bedrijfswoningen is niet toegestaan.
Nieuwvestiging van gebiedsvreemde functies (waaronder horeca) in het buitengebied wordt in dit bestemmingsplan niet toegestaan.
3.11 Maatschappelijk
De bestemming "Maatschappelijk" is toegekend aan een aantal functies, waaronder een kinderdagverblijf, een kapel (waarbij geen bedrijfswoning is toegestaan) en twee zorgboerderijen. De zorgboerderij die is aangeduid met nummer 1 mag maximaal 20 zorgeenheden hebben met daaraan ondergeschikt niet-zelfstandige agrarische bedrijfsvoering. De zorgboerderij die is aangeduid met nummer 2 mag beschikken over maximaal 9 zorgappartementen met een oppervlakte van maximaal 30 m2 per appartement. Per bestemmingsvlak is, behalve bij de kapel, één bedrijfswoning toegestaan. In deze bedrijfswoning is, net zoals in de andere (bedrijfs)woningen in dit plan, een beroep-aan-huis, inwoning, etc. toegestaan.
Daar waar een bouwvlak is opgenomen dienen bedrijfsgebouwen en -woningen binnen dit bouwvlak te worden gebouwd. op de verbeelding zijn diverse maximale maten voor de bebouwing opgenomen, zoals hoogtematen, oppervlaktematen en bebouwingspercentages. De maximale inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m3. De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt 75 m2.
Via een afwijkingsbevoegdheid is het onder voorwaarden toegestaan binnen het bouwvlak of in de directe nabijheid van een groot infrastructureel element (rijks- of provinciale weg of spoorlijn) een antenne-installatie voor mobiele telecomminicatie op te richten met een oppervlakte van maximaal 50 m2. De mast mag in principe niet hoger zijn dan 20 m, maar als het noodzakelijk is om een vlakdekkend (inter)nationaal netwerk te bereiken, kan een maximum van 40 m worden toegestaan. Functies en waarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.12 Recreatie
3.12.1 Dagrecreatie
Verschillende locaties hebben de bestemming 'Recreatie' toegekend gekregen. Deze terreinen zijn bestemd voor actieve dagrecreatie in de vorm van een sortimentstuin, volkstuinen, etc. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' is een recreatiewoning toegestaan. Deze recreatiewoningen liggen nabij de tennisbaan aan de Wetering.
Ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' is een buitensportaccommodatie ten behoeve van de organisatie van dagrecreatieve buitensportactiviteiten toegestaan. Deze activiteiten kunnen bestaan uit activiteiten op en rond het water (kanovaren, vlotten bouwen, vlotvaren, klimmen over touwbruggen en touwparcoursen), extensieve dagrecreatieve activiteiten (steppen, wandelsporten, fietssporten en klootschieten) en “stille” schietsporten en spellen (handboogschieten, blaaspijpschieten, darten en klimwand). Bij de buitensportaccommodatie is de ontvangst en een kort verblijf van maximaal 100 dagrecreanten gelijktijdig toegestaan, met bijbehorende verblijfsruimte, opslagruimte, sanitair en kleedruimte en ondergeschikte horeca.
De klootschietbaan en de ijsbaan zijn op de verbeelding met een aanduiding opgenomen binnen de bestemming Sport.
Op de locaties waar gebouwen zijn toegestaan is een bouwvlak opgenomen. Voor de sortimentstuin is een tribune met een maximale oppervlakte van 75 m2 toegestaan. Bij de buitensportaccommodatie bedraagt de maximale oppervlakte van bebouwing 300 m2.
Er is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden opgenomen om de aanwezige afschermende beplanting te beschermen.
3.12.2 Verblijfsrecreatie
In het kader van de actualisering van het bestemmingsplan, is aan (mini)camping De Köller een bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' toegekend. Het bedrijf heeft de agrarische tak nagenoeg beëindigd.
Binnen de bestemming is de bestaande oppervlakte aan bebouwing toegestaan, met daarin plattelandskamers en/of –appartementen, een bed & breakfast, ruimten ten behoeve van de receptie, sanitaire voorzieningen, een gemeenschappelijke (ontmoetings)ruimte en verkoop van streekeigen producten. Verder is op het terrein een kampeerterrein ten behoeve van maximaal 5 camperplaatsen en maximaal 25 kampeerplaatsen toegestaan (geen stacaravans) en zijn één trekkershut, één recreatiewoning (250 m³) en één bedrijfswoning toegestaan.
In bijlage 2 Ruimtelijke ontwikkelingen (Kerkweg 5 te Hertme) is de ontwikkeling nader beschreven.
3.13 Sport
De sportterreinen binnen het plangebied zijn bestemd als 'Sport'. Het betreft sportcomplex 't Vollenbroek aan de Almelosestraat te Zenderen (aangeduid als 'sportveld'), de tennisvelden aan de Zwart Kotteweg (aangeduid als 'tennisbaan'), de golfbaan Weleveld (aangeduid als 'golfbaan'), een ijsbaan (aangeduid als 'ijsbaan') en een klootschietbaan (aangeduid als 'specifieke vorm van sport - klootschietbaan').
Op de verbeelding is op elk terrein weergegeven aan welke maten de daar toegestane bebouwing moet voldoen.
De golfbaan Weleveld in Zenderen bestaande uit een 18-holes wedstrijdbaan, een driving range en een clubhuis met parkeerfaciliteiten. Binnen de aangegeven bouwvlakken mogen bouwwerken worden opgericht met de volgende maten:
- voor ballenvangers: maximale bouwhoogte 18 m;
- voor de tribune (aangeduid): maximale bouwhoogte 4 m, maximale oppervlakte 75 m2;
- voor overige bouwwerken: maximale bouwhoogte 4 m.
Buiten de bouwvlakken van de golfbaan mogen maximaal twee schuilhutten en één startkeet worden opgericht met een maximale oppervlakte van 12 m² per stuk en een maximale bouwhoogte van 3,5 m, onder de voorwaarde dat de bouwwerken niet binnen een zone van 25 meter van de watergang worden opgericht.
Het clubhuis van de IJsclub mag gebruikt worden als vakantiehuis voor (groepen) recreanten. Daarnaast kan het clubgebouw via een afwijkingsbevoegdheid, onder voorwaarden, multifunctioneel gebruikt worden voor niet-commerciële activiteiten als vergaderingen, cursussen en daarmee gelijk te stellen activiteiten door verenigingen en maatschappelijke organisaties (non-profit).
Aanvullend is voor de sportvoorzieningen geregeld dat ondergeschikte horeca is toegestaan uitsluitend ten dienste van de sport activiteiten die ter plaatse worden georganiseerd.
3.14 Verkeer
De diverse wegen en spoorwegen zijn conform de bestaande situatie opgenomen in het bestemmingsplan met de bestemmingen Verkeer en Verkeer - Railverkeer. Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan is de doeleindenomschrijving uitgebreid. Ook kunstwerken, paden, bruggen en lichtmasten zijn bij recht binnen de bestemming toegestaan.
Onverharde wegen in het buitengebied zijn van ecologische, recreatieve en landschappelijke waarde. Ze zijn daarom beschermd door het verharden aan een omgevingsvergunning te binden, waarbij als voorwaarde geldt dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de landschappelijke of ecologische waarden.
Nieuwe paden
De afgelopen jaren zijn diverse wandel- en fietspaden gerealiseerd in het buitengebied van de gemeente Borne. De paden die buiten een verkeersbestemming zijn gerealiseerd en daadwerkelijk een wijziging ten opzichte van het voormalige gebruik inhouden, zijn aangeduid als 'pad' op de verbeelding en worden benoemd in de regels.
Ter ontsluiting van de Hedeveldsdwarsweg voor wandelaars en fietsers is in het bestemmingsplan eveneens een aanduiding opgenomen. hiermee kan een verbinding worden gecreëerd tussen de Stroom Esch en het buitengebied, via het ervenplan 'De Bornsche Flieren'. Verder vloeien enkele paden voort uit het vastgestelde Landinrichtingsplan Saasveld Gammelke.
Dergelijke paden hebben geen directe consequenties dan wel effecten op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening.
3.15 Water
De belangrijke beken in het buitengebied zijn op de verbeelding als Water bestemd. Kunstwerken en bruggen zijn tot 3 meter hoogte toegestaan. Via een afwijking kan de bouw van een aanlegsteiger worden toegestaan.
De bestemmingsplannen die de herinrichting regelen van de Deurningerbeek en Gammelkerbeek (Landinrichting Saasveld Gammelke) en de Azelerbeek hebben de procedure doorlopen en zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.
Binnen de bestemming Water is het bestaande paalkampeerterrein Weleveld aan de oever van de Bornse Beek bij Zenderen (aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - paalkampeerterrein') toegestaan waarbij maximaal 2 kampeermiddelen (uitsluitend tenten) zijn toegestaan.
Paalkampeerterrein Weleveld
3.16 Wonen
Bestaande, legale burgerwoningen zijn als 'Wonen' bestemd in dit bestemmingsplan. De in de loop der jaren verleende vrijstellingen (WRO), ontheffingen (Wro) en afwijkingen (Wabo) zijn hierbij meegenomen.
3.16.1 Toegestane functies
Binnen de bestemming Wonen is het bestaande aantal woningen toegestaan, op de bestaande locatie. Op enkele locaties is op de verbeelding een maximum aantal wooneenheden aangeduid. Er mag worden gewoond in de woning en in aangebouwde bijgebouwen. Vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor wonen worden gebruikt.
3.16.2 Bouwregels
3.16.3 Woningsplitsing
Via een afwijkingsbevoegdheid kan onder voorwaarden splitsing van de woning worden toegestaan in twee, of maximaal drie woningen. De voorwaarden hiervoor zijn opgenomen in paragraaf 3.2.7.
3.16.4 Herbestemde woningen
In het plangebied zijn op 12 locaties de voorheen geldende agrarische bouwvlakken niet overgenomen, omdat tijdens de inventarisatie voor dit bestemmingsplan is gebleken dat er geen volwaardig bedrijf meer aanwezig is. Wonen is inmiddels de feitelijke hoofdfunctie geworden. Bij de genoemde percelen is veelal grootschalige bebouwing aanwezig die in het verleden is opgericht voor een agrarisch bedrijf, maar niet meer als zodanig worden gebruikt. Onbenutte ruimte wordt veelal gebruikt voor opslag van diverse goederen en agrarische activiteiten met een hobbymatig karakter.
Daar waar dit de omliggende agrarische bedrijven niet belemmert in hun functioneren is ter plaatse van deze voormalige bedrijven de bestemming Wonen opgenomen.
Het betreft de volgende locaties:
Locatie: |
Bekkingvelderweg 6 Zenderen |
Bruggemansweg 1 Zenderen |
Elhorsterweg 4 Zenderen |
Hebbrodweg 4 Zenderen |
Hosbekkeweg 2 Borne |
Kerkweg 3 Hertme |
Lidwinaweg 50 Zenderen |
Meester Thienweg 4 Zenderen |
Meulenbroeksweg 1 Hertme |
Piepersveldweg 28 Hertme |
Wetering 1a Hertme |
Zwartkotteweg 6 Hertme |
Zenderensestraat 12 Zenderen |
Azelosestraat 130 |
Om leegstand en verpaupering van het buitengebied te voorkomen, is ervoor gekozen om voor deze percelen een passende (maatwerk)bestemmingsregeling te treffen waarbij de woonfunctie de hoofdfunctie blijft en 'medegebruik' is toegestaan. Deze regeling biedt de mogelijkheid voor ondermeer kleinschalig agrarisch gebruik, stalling en opslag, een beroep of bedrijf aan huis en het realiseren van plattelandskamers/ plattelandsappartementen.
bebouwing en medegebruik
Op woonpercelen die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - medegebruik', is medegebruik toegestaan in de vorm van:
- inpandige stalling en verhuur van paarden en wagens, fietsen en daarmee gelijk te stellen niet-gemotoriseerde vervoermiddelen;
- inpandige stalling van caravans, kampeerauto's,vouwwagens en daarmee gelijkt te stellen recreatieve vervoermiddelen;
- inpandige opslag van (semi)agrarische en/of particuliere goederen alsmede bedrijfsmatige opslag behorend bij een kantoor, beroep of bedrijf aan huis van goederen of van een elders uitgeoefend bedrijf;
- een beroep of bedrijf aan huis waarvoor een maximum geldt van 100 m2 vloeroppervlakte;
- plattelandskamers en of plattelandsappartementen met een maximum vloeroppervlakte van 50 m² per stuk en maximaal 4 plattelandsappartementen;
met dien verstande dat de vloeroppervlakte voor medegebruik niet meer bedraagt dan 60% van het maximum oppervlakte aan bijgebouwen binnen het bouwvlak;
vervangende nieuwbouw
Vervangende nieuwbouw is mogelijk middels een saneringsregeling. Als voorwaarde hierbij geldt dat minimaal 50% van de toegestane oppervlakte voor 'medegebruik' wordt gesloopt. Voor wat betreft de afmetingen wordt verder aangesloten bij de bouwregels voor bijgebouwen. Karakteristieke bebouwing (ter beoordeling aan stadsbouwmeester en de erfgoedcommissie) wordt uitgesloten van sloop. Het is niet toegestaan om bij het verbouwen van bestaande voormalige agrarische gebouwen de afmetingen en inhoudsmaten te vergroten.
Om agrariërs die in de toekomst de bedrijfsactiviteiten zullen beëindigen dezelfde mogelijkheden te kunnen bieden, is hiervoor binnen de agrarische bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
3.16.5 Wonen - 1: Bornsche Flieren
In dit bestemmingsplan is het bestemmingsplan “Buitengebied Borne, herziening Erven Borne Hertme” verwerkt. Dat plan voorziet in de herontwikkeling van een aantal agrarische erven (knooperven) in het gebied ten noorden van de Stroom Esch. Op de erven mag één bouwmassa met een grote inhoud (bijvoorbeeld 2.000 m3) worden gerealiseerd met de uitstraling van 'agrarische bebouwing', waarbij dubbele bewoning is toegestaan. Op de verbeelding en in de regels zijn diverse aanvullende regels opgenomen waaraan de bebouwing op de erven moet voldoen. Via een afwijkingsbevoegdheid zijn de nevenactiviteiten toegestaan die worden genoemd in paragraaf 3.16.1.2.
3.16.6 Wonen - 2: Erve Hemmelhorst
In dit bestemmingsplan is het bestemmingsplan “Buitengebied Borne, herziening Erve Hemmelhorst" verwerkt. Dat plan voorziet in een nieuwbouwlocatie ten behoeve van mensen die op ruime kavels aan de stadsrand wonen en moeten verplaatsen vanwege andere ontwikkelingen aldaar. De nieuwbouwlocatie biedt 11 ruime kavels (gemiddelde omvang 6.500 m2) waarop royale vrijstaande woningen met bijgebouwen mogen worden gebouwd.
In de bouwregels voor deze bestemming is opgenomen dat de woning vrijstaand moet zijn en binnen het bouwvlak moet worden opgericht. Tenzij een ander maximum aantal wooneenheden is opgenomen op de verbeelding is één woning per bouwvlak toegestaan, met een inhoud van maximaal 1.000 m3. Tenzij anders aangeduid mag de maximale oppervlakte van bijgebouwen per woning 150 m2 bedragen. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken en kan onder voorwaarden 250 m2 aan bijgebouwen worden gerealiseerd.
Via een afwijkingsbevoegdheid zijn de nevenactiviteiten toegestaan die worden genoemd in paragraaf 3.16.1.2.
3.16.7 Wonen - 3: Erve Rupert
In dit bestemmingsplan is het bestemmingsplan “Buitengebied Borne, herziening Zenderensestraat 5-7 Zenderen" verwerkt. Op deze locatie, bekend als Erve Rupert, is een voormalig agrarisch erf herbestemd. De boerderij wordt vervangen door een nieuwe woning, de tweede bedrijfswoning blijft gehandhaafd. Ter compensatie van de sloop van de agrarische bedrijfsbebouwing worden twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het gehele erf wordt daarnaast opnieuw ingericht.
In de bouwregels voor deze bestemming is opgenomen dat per bouwvlak één woning is toegestaan. Diverse regels, zoals bouwvolume, gevellijn en nokrichting, zijn op de verbeelding aangegeven. Tenzij anders aangeduid op de verbeelding bedraagt de maximale oppervlakte aan bijgebouwen 75 m2.
Via een afwijkingsbevoegdheid zijn de nevenactiviteiten toegestaan die worden genoemd in paragraaf 3.16.1.2.
3.16.8 Nieuwe burgerwoningen
Met nieuwe burgerwoningen in het buitengebied wordt heel terughoudend omgegaan. In principe worden nieuwe burgerwoningen in het buitengebied niet toegestaan. De gemeente Borne heeft hiervoor de notitie 'Wonen in het buitengebied' vastgesteld.
3.17 Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen worden opgenomen wanneer bepaalde (ruimtelijk relevante) belangen moeten worden veiliggesteld, die niet of onvoldoende worden gewaarborgd in de hoofdbestemming. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak, dat is weergegeven op de verbeelding.
Er zijn drie hoofdgroepen van dubbelbestemmingen:
- Leiding
- Waarde
- Waterstaat
3.17.1 Leidingen
3.17.2 Archeologie
3.17.3 Waarde - EHS
De dubelbestemming 'Waarde - EHS' heeft betrekking op de gronden die door de provincie zijn aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. Het beschermen en ontwikkelen van landschappelijke en ecologische waarden is hier van belang. Ter bescherming van deze waarden mogen geen in dit bestemmingsplan opgenomen omgevingsvergunningen worden verleend of wijzigingsbevoegdheden worden toegepast als dat leidt tot een significante aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied.
3.18 Algemene Aanduidingen
Naast de dubbelbestemmingen zijn er in het bestemmingsplan enkele zaken geregeld via algemene aanduidingen. Het betreft waarden of beschermingszones die overal in het buitengebied voor kunnen komen en niet gebonden zijn aan een bepaalde hoofdbestemming.
Het bestemmingsplan kent de volgende algemene aanduidingen:
- overige zone - bomenteelt uitgesloten: ter plaatse van deze aanduiding is de openheid, die ter plaatse waardevol is, beschermd. Hier is bomenteelt niet toegestaan (zie figuur in paragraaf 3.3.6).
- vrijwaringszone - straalpad: binnen deze zone bevindt zich een straalverbinding ten behoeve van de telecommunicatie. Bouwwerken mogen binnen deze zone maximaal 45 m hoog zijn.
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Verantwoording
Dit bestemmingsplan is een plan waarmee geen grote ruimtelijke veranderingen worden beoogd te realiseren. Het accent ligt op behoud en ontwikkeling van bestaande functies, op bestaande locaties. Er worden, bij recht, geen bedrijven of woningen toegestaan op locaties waar nu nog in het geheel geen bebouwing aanwezig is. Deze milieuparagraaf heeft daarom een beschouwend karakter: er zijn geen onderzoeken verricht en de benoemde milieuthema's zijn algemeen beschreven.
Zodra een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt via het toepassen van een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijzigingsbevoegdheid, is het meestal noodzakelijk dat die ontwikkeling vanuit de milieutechnische kant onderzocht en onderbouwd wordt. Onderstaande beschreven thema's als geluid, lucht en bodem dienen hierbij als eerste aanzet.
4.1 Voortoets
De Voortoets, zoals opgenomen als onderdeel van het planMER (zie bijlage 3), is opgesteld om, op basis van de geldende natuurwetgeving, te toetsen of uitgesloten kan worden dat de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De Voortoets is uitgevoerd op basis van de Ontwerp Nota van Uitgangspunten, die de basis heeft gevormd voor dit bestemmingsplan.
In de Voortoets zijn de primaire en secundaire ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt onderzocht op hun effecten op de direct omringende Natura 2000-gebieden. Alle effecten die worden genoemd in de effectenindicator van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Infrastructuur zijn onderzocht. De door het ministerie benoemde storingsfactoren zijn: oppervlakteverlies, versnippering, verzuring, vermesting, verzoeting, verzilting, verontreiniging, verdroging, vernatting, verandering stroomsnelheid, verandering overstromingsfrequentie, verandering dynamiek substraat, verstoring door geluid, licht en trillingen, optische verstoring, mechanische effecten, verandering in populatiedynamiek en bewuste verandering soortensamenstelling.
Uit de effectenbeoordeling blijkt dat met de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden die in het bestemmingsplan geboden worden, significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden in de omgeving niet op voorhand zijn uit te sluiten. Het bieden van uitbreidingmogelijkheden aan agrarische bedrijven kan leiden tot significante negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden door stikstofdepositie. De effecten uiten zich in de storingsfactoren verzuring en vermesting. Omdat significante negatieve effecten niet zijn uit te sluiten zal voor deze storingsfactoren een passende beoordeling uitgevoerd worden.
4.2 Passende Beoordeling
Aangezien uit de voortoets blijkt dat vanwege de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt aan veehouderijen, significante negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden op voorhand niet zijn uit te sluiten, is voor de storingsfactoren 'vermesting' en 'verzuring' een passende beoordeling uitgevoerd. Het doel van de passende beoordeling is in beeld te brengen of het bestemmingsplan Buitengebied negatieve effecten kan hebben op de instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebieden.
Het invloedsgebied van het bestemmingsplan is bepaald op 25 kilometer afstand van het plangebied. Bij elk Natura 2000-gebied gelegen binnen dit invloedsgebied is gekeken naar het meest voor stikstof gevoelig habitattype dat hier voorkomt.
1 | Lonnekermeer; | 6 | Buurserzand & | 9 | Achter de Voort, |
2 | Lemselermaten; | Haaksbergerveen; | Agelerbroek, Voltherbroek | ||
3 | Borkeld; | 7 | Aamsveen | 10 | Engbertsdijksvenen; |
4 | Wierdense Veld; | 8 | Springedal & | 11 | Dinkelland; |
5 | Boddenbroek; | Dal van de Mosbeek; | 12 | Witte Veen. |
Bepaald is het aandeel aan de stikstofdepositie dat alle veehouderijen in het plangebied op dit moment gezamenlijk bijdragen ten opzichte van de kritische depositiewaarde op de rekenpunten. Dit aandeel wordt in de navolgende tabel weergegeven.
Voor alle onderzochte Natura 2000-gebieden is bij maximalisatie van het voorontwerpbestemmingsplan sprake van een zodanige toename van ammoniakdepositie op de voor stikstofgevoelige habitats, dat er sprake is van een significant negatief effect voor wat betreft de aspecten 'vermesting' en 'verzuring'.
Om het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 te kunnen vaststellen, dient de stikstofdepositie afkomstig van de geboden uitbreidingsruimte aan agrarische bedrijven niet hoger te zijn dan die in de huidige situatie. Er moet derhalve gezocht worden naar mitigerende maatregelen om het vermestende en verzurende effect die de maximalisatie van het voorontwerpbestemmingsplan met zich mee kan brengen teniet te doen.
4.3 Milieueffectrapportage
Voor dit bestemmingsplan is een plan-MER opgesteld (zie bijlage 3). Het MER heeft tot doel het milieu een volwaardige plaats te geven in het beleid. Het MER wordt niet als zelfstandig stuk vastgesteld, maar vormt wel een vast onderdeel bij het bestemmingsplan. De verplichting tot het opstellen van een plan-MER komt voort uit het kaderstellende karakter van de uitbreidingsmogelijkheden van de intensieve veehouderijen en uit het feit dat significant negatieve effecten op de nabij gelegen Natura 2000-gebieden vooraf niet zijn uit te sluiten.
In het plan-MER worden de effecten van het bestemmingsplan op diverse aspecten, zoals geur, gezondheid, landschap en cultuurhistorie, luchtkwaliteit en natuur, in beeld gebracht. In onderstaand schema is de effectbeoordeling samengevat.
Onderstaand wordt per milieuthema een samenvattende conclusie beschreven.
Geur
In de voorgenomen ontwikkeling treedt een verslechtering op van de leefkwaliteit door de optredende geurhinder, waardoor een negatief effect ontstaat. Het geurbelaste deel van de gemeente wordt fors groter in zowel de kernen als het dunbevolkte buitengebied. De kwalificatie van de leefkwaliteit in het gebied waar de geurbelasting toeneemt, wordt vooral “extreem slecht”.
Het alternatief leidt tot een geringere toename van de geurbelasting ten opzichte van de referentie. De wijzigingen vinden met name in het dunbevolkte buitengebied plaats en leiden daarmee niet tot een minder substantiële verslechtering van de leefkwaliteit aangaande agrarisch geur.
Gezondheid en veehouderij
Maximalisatie van het voornemen geeft de mogelijkheid van een toename van het aantal dieren en een verkleining van de afstand van dierverblijven tot woningen. Ondanks de verwachting dat door het toepassen van moderne bedrijfssystemen uitbraken van infectieziekten kunnen worden verminderd, heeft dit naar verwachting een toename van de gezondheidsrisico's voor omwonenden tot gevolg (score -).
In het alternatief wordt uitbreiding beperkt toegestaan en wordt de afstand tussen bedrijven en woningen weliswaar verkleind, maar op een kleiner aantal locaties dan in de maximalisatie van het voornemen. Op basis daarvan kan worden geconstateerd dat de gezondheidsrisico's voor het plangebied beperkt zijn en slechts gering toenemen ten opzichte van de referentiesituatie (score 0/-).
Landschap en cultuurhistorie
Het landschap ondervindt negatieve gevolgen bij een grootschalige toepassing van de uitbreidingsmogelijkheden voor bebouwing, schuilplaatsen, kleinschalig kamperen bij de boer etc. in de maximalisatie van het voornemen. Met name in het essenlandschap en oude hoevenlandschap zijn de effecten negatief. De karakteristieke openheid verdwijnt en erven smelten als het ware samen. De kleinschaligheid in het coulissenlandschap komt eveneens onder druk te staan, door toename en schaalvergroting van de bebouwing. Windturbines verminderen de mate waarin het landschap als agrarisch cultuurlanschap kan worden beleefd. Door de afwezigheid van een vergunningplicht voor het beplanten van gronden ter plaatse van de in het gebied voorkomende hoogteverschillen, kunnen deze eveneens niet meer worden beleefd. De herkenbare en karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische structuren verzwakken. Het voornemen scoort negatief voor het thema landschap (score --).
In de maximalisatie van het alternatief worden voor een groot deel dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden beoordeeld op hun effecten als in de maximalisatie van het voornemen. In het maten- en flierenlandschap en het essenlandschap worden echter geen bouwvlakken van 2,5 hectare toegestaan (het maximum ligt op 1 hectare) en wordt boomteelt uitgesloten. Door een eis van grondgebondenheid op te nemen is bovendien minder groei van bouwvlakken mogelijk dan in de maximalisatie van het voornemen. Er worden geen windturbines mogelijk gemaakt en kleinschalige kampeerterreinen zijn niet toegestaan in de gebieden die zijn aangeduid als “hoogteverschillen” en/of “openheid”. Door deze maatregelen scoort het alternatief minder negatief dan het voornemen voor het thema landschap (score -).
Lucht
Bij de maximale invulling van het bestemmingsplan zullen geen overschrijdingen plaatsvinden van het aantal overschrijdingsdagen van de fijn stofconcentratie. Wel zal de totale fijn stofconcentratie in de gemeente enigszins toenemen ten opzichte van de referentiesituatie. Gelet op deze toename wordt het voornemen negatief beoordeeld (score -).
In de maximalisatie van het alternatief, anders dan in het voornemen, blijven een aantal agrarische bouwvlakken kleiner en mogen akkerbouwbedrijven en paardenhouderijen niet omschakelen naar een melkveehouderij. De toename aan fijn stofemissie is daardoor nog geringer dan in het voornemen. Er blijft echter sprake van een toename. Hierdoor ontstaat een licht negatieve beoordeling voor het alternatief (score 0/-).
Natuur
Een van de doelen van het bestemmingsplan is het behoud en de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur en de Natura 2000-gebieden. In de maximalisatie van het voornemen wordt de mogelijkheid geboden voor een ammoniakdepositie die dermate groot is, dat de achtergrondconcentratie verder toeneemt. Hierdoor verslechtert de huidige overbelaste situatie. Verder kan worden geconcludeerd dat in de maximalisatie van het voornemen ten opzichte van de referentiesituatie een (gedeeltelijke) aantasting van de EHS, Wav-gebied en weidevogelgebied plaatsvindt. Het voornemen scoort negatief voor het thema Natuur (score --).
De maximalisatie van het alternatief zal leiden tot een geringere toename van de ammoniakdepositie dan bij de maximalisatie van het voornemen, maar ook deze geringere toename heeft een negatief effect op de Natura 2000-gebieden en de Wav-gebieden. In het alternatief zijn de effecten op de EHS en het weidevogelgebied niet anders dan bij het voornemen. Het alternatief heeft daarom in het totaal een negatieve score voor het thema Natuur (score -).
Bij het bepalen van de milieueffecten is ervan uitgegaan dat alle mogelijkheden van de voorgenomen ontwikkeling of het alternatief op iedere locatie maximaal worden benut. Het betreft mogelijkheden die bij recht zijn opgenomen en mogelijkheden die als afwijkingsbevoegdheid of als wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen. De maximalisatie betreft daarmee de 'worst case' situatie.
Het bestemmingsplan betreft echter een beheersmatig bestemmingsplan. Dat betekent dat geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan. In de praktijk is bij recht een geringe uitbreiding van bebouwing of verandering van gebruik toegestaan. Grotere veranderingen ten opzichte van de huidige situatie die gevolgen voor het milieu kunnen hebben zijn alleen mogelijk indien de gemeente medewerking verleent via een omgevingsvergunning of het vaststellen van een wijzigingsplan. Bij de voorwaarden in de regels is opgenomen dat daarbij een afweging plaatsvindt om te beoordelen of belangen of waarden in de omgeving worden aangetast of dat er landschappelijke inpassing dient plaats te vinden.
De maximale situatie die in het planMER is onderzocht zal zich in de praktijk zeker niet voordoen. In werkelijkheid zullen de effecten van het plan veel minder negatief uitvallen dan in het planMER is gesteld. Bovendien heeft de gemeente middelen om via een voorbereidingsbesluit in te grijpen en het beleid bij te stellen indien een bepaalde ontwikkeling zich te vaak zou voordoen.
Aanvullend geldt dat in het planMER de maximale effecten sectoraal vanuit het aspect milieu zijn geïnventariseerd. Aanvullend dient echter een belangen afweging plaats te vinden, waarbij ook wordt meegewogen dat ruimte moet worden geboden voor economische bedrijvigheid, woongenot en recreatie.
Doorwerking planMER in het bestemmingsplan
Met inachtneming van de uitkomsten van de passende beoordeling is gekomen tot de volgende regeling in het bestemmingsplan.
Bepaald is dat melkveehouderijbedrijven hoofdzakelijk een grondgebonden karakter dienen te hebben, doordat de ruwvoerproductie hoofdzakelijk op eigen gronden plaatsvindt. De omvang van het aantal dieren in de gemeente blijft hierdoor gerelateerd aan het beschikbare areaal agrarische grond.
De bestaande ammoniakemissie per bedrijf wordt bevroren, waarbij bestaand nader is beschreven in de regels als zijnde de vergunde dan wel gemelde ammoniakemissie. Dit leidt tot een uitvoerbaar plan, er vanuit gaande dat om de emissie niet te laten toenemen bestaande stallen worden vervangen door stallen die zijn uitgevoerd met de best beschikbare technieken. Een vergroting van de ammoniakemissie en de daarbij gepaard gaande ammoniakdepositie is alleen mogelijk bij afwijking onder de voorwaarde dat de stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitat niet toeneemt. Hierbij kan ook gebruik gemaakt worden van emissies die wegvallen door stoppende bedrijven.
Tevens wordt het plan aangepast door het weidevogelgebied als open gebied aan te merken en het aanbrengen van beplanting aan een vergunning te verbinden.
Voor het overige zijn de effecten geen aanleiding om het plan te wijzigen. Dat de geschetste maximalisatie zal optreden wordt als zeer onwaarschijnlijk ingeschat. Deze inschatting laat geen ruimte om de economisch al te zeer te benadelen door extra regels op te leggen. Bovendien heeft de gemeente voldoende middelen om tijdig te kunnen ingrijpen en het bestemmingsplan zo nodig aan te passen.
4.4 Aanvulling Mer
In het bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt om m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten te ondernemen. Dergelijke activiteiten kunnen mogelijk negatieve gevolgen hebben voor de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Daarom is voor dit bestemmingsplan een passende beoordeling opgesteld en is een planMER doorlopen. De uitkomsten van deze planMER zijn vastgelegd in het planMER Bestemmingsplan Buitengebied Borne d.d. 18 juni 2014
Ten tijde van de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan is het plan- MER tevens ter advisering aan de Commissie voor de m.e.r. (hierna: Commissie) voorgelegd. De Commissie heeft op 26 september 2014 advies uitgebracht over het opgestelde planMER (rapportnummer 2967-19). Het advies is als bijlage 1 bij deze aanvulling MER gevoegd. De Commissie stelt in haar advies dat het ter toetsing voorgelegde MER op een aantal essentiële punten tekortkomingen bevat. De Commissie adviseert om een aanvulling op het MER op te stellen voordat het besluit over het bestemmingsplan wordt genomen.
De tekortkomingen zien op de navolgende punten:
- de mitigerende maatregelen waarmee volgens het MER een toename van stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden kan worden voorkomen ontbreken;
- de aanwezigheid van en mogelijke gevolgen voor beschermde soorten ontbreken;
- de mogelijke gevolgen voor de EHS en Beschermde natuurmonumenten zijn niet beschreven;
- de mogelijke toename van geurhinder is niet in beeld gebracht.
In de aanvulling MER (d.d. 3 juni 2015), bijlage 5 bij de toelichting, worden de aanvullende onderzoeken op het MER beschreven. Daarbij is rekening gehouden met de aanpassingen die in het ontwerpbestemmingsplan zullen worden doorgevoerd.
In de aanvulling MER wordt per onderdeel ingegaan op de tekortkomingen die door de Commissie zijn benoemd en is daarop een aanvulling gegeven. Samengevat staan hieronder per onderdeel de conclusies die getrokken kunnen worden en op welke wijze daarmee wordt omgegaan in het ontwerpbestemmingsplan.
Mitigerende maatregelen i.v.m. stikstofdepositie
Het opnemen van een regeling in het bestemmingsplan dat in alle nieuwe en bestaande stallen gebruik moet worden gemaakt van BBT++ maatregelen zou kunnen leiden tot een situatie waarin geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie. Een dergelijke regeling is echter niet uitvoerbaar. In hoofdstuk 2 is daarom een jurisprudentieonderzoek uitgevoerd om te komen tot een andere regeling. Op grond van het onderzoek wordt ervoor gekozen om de volgende regeling op te nemen, die ziet op de aanwezige oppervlakte bebouwing:
In de agrarische bestemming (artikel 3: Agrarisch met waarden) wordt de volgende specifieke regeling opgenomen:
de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van het houden van landbouwhuisdieren mag per agrarisch bedrijf ten hoogste de ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtsgeldig aanwezige oppervlakte met het daarbij behorende aantal dierplaatsen bedragen, met dien verstande dat:
1. een grotere oppervlakte met het daarbij behorende aantal dierplaatsen is toegestaan conform een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998;
2. een grotere oppervlakte en/of afwijkend aantal dierplaatsen is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op voor stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied.
Flora en fauna
Het effect van het bestemmingsplan op de beschermde en bedreigde plant- en diersoorten wordt als negatief beoordeeld. Het plan maakt verschillende ontwikkelingen mogelijk die een negatief kunnen hebben op beschermde en bedreigde plant- en diersoorten. Het plan maakt het dempen/vergraven van watervoerende elementen, het rooien van bomen of slopen van bebouwing mogelijk. Tevens doet het plan afbreuk aan kwaliteit van openheid van het landschap. Schaalvergroting kan echter ook plaatselijk, door (verplichte) landschappelijke inpassing, tot verbetering leiden en negatieve effecten enigszins verzachten. In het alternatief is het negatieve effect nog steeds aanwezig, maar door verschillende beperkende maatregelen is het minder groot. In paragraaf 3.7 van de aanvulling MER zijn diverse mitigerende (verzachtende) maatregelen opgenomen die de negatieve effecten voor beschermde soorten in het buitengebied van Borne tot een minimum beperken en de functionaliteit voor een gunstige staat van instandhouding van soorten garanderen. De maatregelen kunnen gericht zijn op het behoud van de kwaliteit van het gebied maar ook op de kwantiteit. Bij het toepassen van deze maatregelen bij projecten, worden grote effecten op de flora en fauna voorkomen.
EHS
Een maximale invulling van de ontwikkelingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan heeft een negatief effect op de natuurwaarden van de EHS in de buitengebied van Borne. Hoewel het plan niet leidt tot oppervlakteverlies van de EHS maakt het verschillende ontwikkelingen mogelijk die mogelijk een negatief hebben op de natuurwaarden
van de EHS. Het plan maakt immers het dempen/vergraven van watervoerende elementen, het rooien van bomen of slopen van bebouwing mogelijk. De kwaliteitsimpuls in de groene omgeving, die vereist is bij schaalvergroting (bij vergroting van een bouwvlak tot 1,5 / 2,5 hectare) kan echter ook plaatselijk de negatieve effecten wellicht enigszins verzachten. In het alternatief is het negatieve effect eveneens aanwezig, maar door verschillende beperkende maatregelen is het minder groot.
Beschermde natuurmonumenten
Het voornemen leidt tot een forse stijging van de depositie van stikstof op de nabijgelegen beschermde natuurmonumenten, die gevoelig zijn voor vermesting en verzuring. Gelet op het feit dat de kdw reeds door de achtergrondconcentratie wordt overschreden is een significant negatief effect niet uit te sluiten. Voor het alternatief zoals dat is opgenomen in MER bij het voorontwerpbestemmingsplan is dit effect, zij het minder sterk, eveneens negatief. De nieuwe regeling die in het ontwerpbestemmingsplan zal worden opgenomen leidt,
zoals aangegeven in paragraaf 2.4, beperkt de toename van de stikstofdepositie. Als gevolg daarvan zal het bestemmingsplan geen negatief effect hebben op de beschermde natuurmonumenten.
Geurhinder
In de aanvulling MER zijn voor het aspect geur ook de melkveehouderijen meegenomen. In het merendeel van de gemeente gaat de leefkwaliteit in het voornemen van 'zeer goed' of 'goed' naar 'tamelijk slecht' tot 'extreem slecht'. De geurbelasting ten gevolge van de maximalisatie van het voornemen heeft een aanzienlijke invloed op de leefkwaliteit in de kernen, waar de meeste mensen wonen. In het alternatief zoals dat is opgenomen in MER bij het voorontwerpbestemmingsplan is dit effect minder sterk, maar eveneens negatief. De nieuwe regeling in het bestemmingsplan die de toename van stikstofdepositie verhindert, zorgt er tevens voor dat de geuremissie wordt beperkt. Voor veel maatregelen ter beperking van de ammoniakemissie geldt namelijk dat als neveneffect de geuremissie wordt beperkt.
4.5 Milieuaspecten
Zoals in de inleiding aangegeven worden in dit bestemmingsplan bij recht geen grote ruimtelijke veranderingen mogelijk gemaakt. De benoemde milieuthema's zijn hieronder daarom algemeen beschreven.
4.5.1 Bodem
Het gemeentelijk beleid voor de bodem en het hergebruik van vrijkomende grondstromen is beschreven in de Bodembeheernota "Twents beleid veur oale groond". Vooralsnog komen daar geen specifieke aspecten uit naar voren welke een regeling in het bestemmingsplan behoeven.
Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient te worden nagegaan of de bodem en het grondwater vrij zijn van verontreiniging en daarmee geschikt zijn voor de nieuwe functie. Zodra zich een ontwikkeling voordoet die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk wordt gemaakt, wordt op dat moment het aspect bodem onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.
4.5.2 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer ten aanzien van Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Deze wet is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden gekeken naar het effect van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden, aangezien ze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet bovendien worden bekeken of het aanvaardbaar is om een plan op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling van mensen in het plangebied aan luchtverontreiniging een rol. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur, die gemiddeld bij de functie te verwachten is, significant is ten opzichte van een etmaal. Dit is onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect luchtkwaliteit onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.
4.5.3 Geluid
Het aspect geluid vloeit voort uit de Wet geluidhinder (Wgh) en kan worden verdeeld in geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer en industrie. De Wet geluidhinder vormt het kader voor toetsing van initiatieven.
De gemeente Borne heeft in haar Nota Geluidsbeleid Borne (2009) vastgelegd welk geluidsniveau zij per gebied aanvaardbaar vindt. Voor het buitengebied is de gemeentelijke ambitie dat het geluidsniveau wat betreft verkeerslawaai onder de 55 decibel (dB) blijft en is de bovengrens van 58 dB gesteld. Het geluidniveau vanwege bedrijven mag in het buitengebied maximaal 50 dB bedragen.
Ambitietabel verkeerslawaai (bron: Nota Geluidsbeleid Borne, 2009)
Weg- en railverkeerslawaai
Met dit bestemmingsplan worden bij recht geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Woningen zijn uitsluitend toegestaan op hun huidige locatie. Wel is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor herbouw van woningen op een nieuwe plek. Deze afwijkingsbevoegdheid kan leiden tot het ontstaan van een nieuwe geluidgevoelige bestemming in de buurt van een weg of spoorlijn.
Bij de voorwaarden voor het toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid is echter opgenomen dat de bevoegdheid alleen kan worden toegepast als de nieuwe locatie in stedenbouwkundig, ruimtelijk, milieuhygiënisch en/of verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie vormt. Daarmee vormt het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Industrielawaai
In de Wgh is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens de Wet milieubeheer, aangewezen inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld.
Buiten de geluidszone rondom een industrieterrein mag de gezamenlijke geluidbelasting van de op het industrieterrein gevestigde inrichtingen niet hoger zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen (gezondheidsgebouwen, onderwijsgebouwen), binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de lawaaimakers toe.
Binnen de gemeente Borne bevinden zich geen inrichtingen waarvoor een geluidszone is vastgesteld. Binnen het plangebied bevinden zich tevens geen geluidszones van bedrijven buiten de gemeente.
4.5.4 Geur
Sinds 1 januari 2007 geldt voor heel Nederland de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Deze wet schrijft voor hoe de gemeente de geurbelasting op gebouwen moet beoordelen bij een vergunningaanvraag voor een nieuwe veehouderij of vergroting van een veehouderij. Een vergunning wordt geweigerd als de geurbelasting op zogenaamde geurgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) hoger wordt dan de voor het gebied vastgestelde waarde.
In Borne gelden de geurnormen van 3 ou/m3 98 percentiel (verder ou) voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en van 14 ou voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.
Voor bepaalde veehouderijbedrijven (met bijvoorbeeld koeien of paarden) geldt een vaste afstand die in acht genomen dient te worden tussen een woning en een veehouderij. De gemeente kan op grond van de Wgv binnen een bepaalde bandbreedte variëren met de maximaal toegestane geurbelasting van gebouwen door een geurverordening vast te stellen. Op 28 september 2010 is de geurverordening van de gemeente Borne vastgesteld. In deze verordening is afwijkende vaste afstandseis tussen melkrundveehouderijen en geurgevoelige objecten opgenomen, namelijk een afstand van 50 m ten opzichte van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom en 25 m ten opzichte van geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.
Zodra een ontwikkeling zich voordoet, die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging mogelijk kan worden gemaakt, wordt op dat moment het aspect geur onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en normen.
4.5.5 Bedrijven en milieuzonering
Voorliggend plan biedt bij recht geen mogelijkheden om nieuwe milieubelastende functies te realiseren die van invloed kunnen zijn op gevoelige functies.
Nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied die met een afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels- of wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt, worden veelal getoetst aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Daarin zijn richtafstanden van milieubelastende functies ten opzichte van milieugevoelige functies opgenomen. Indien voldaan kan worden aan de gestelde richtafstanden, mag verondersteld worden dat de op te richten (hinderveroorzakende) functie geen belemmeringen en/of hinder geeft voor omliggende gevoelige functies als wonen.
4.5.6 Externe veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat regels op grond waarvan de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen, tot een aanvaardbaar minimum dienen te worden beperkt. Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid zal worden doorvertaald in het bestemmingsplan voor zover ruimtelijk relevant. Dit zijn onder andere:
- tankstations met lpg in verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg moeten de aangegeven afstanden tot (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen;
- het vervoer van gevaarlijke stoffen (A1, A35).
In opdracht van de gemeente Borne is door Windmill Milieu en Management een onderzoek uitgevoerd naar de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (bijlage 4). Aanleiding voor het onderzoek is de herziening van het bestemmingsplan buitengebied Borne in de gemeente Borne. De verouderde bestemmingeplannen voor het buitengebied worden samengevoegd en geactualiseerd.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied zijn hogedruk aardgastransport- leidingen gelegen. In het kader van de bestemmingsplanprocedure dienen de externe veiligheidsrisico's ten gevolge van deze buisleidingen inzichtelijk te worden gemaakt. Bepaald is of eventueel aanwezige buisleidingen consequenties kunnen hebben voor in het bestemmingsplan (geprojecteerde) bebouwing.
De berekeningen hebben overeenkomstig de voorschriften plaatsgevonden met het rekenprogramma CAROLA. Binnen het plangebied buitengebied Borne is sprake van meerdere plaatsgebonden risicocontouren (10-6). Binnen deze contour geldt dat geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Het plangebied is deels binnen enkele invloedsgebieden van buisleidingen van Gasunie gelegen. Omdat de invloedsgebieden het plangebied deels overlapt, is de hoogte van het groepsrisico inzichtelijk gemaakt.
Uit de Carola-berekening blijkt dat voor buisleiding N528-70-deel 1 sprake is van een groepsrisico. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé bevindt zich echter buiten het plangebied. Ook het overige deel van het traject waar sprake is van een groepsrisico (kilometrering 3700-7000, zie figuur 2.5 van bijlage 4) valt buiten het plangebied.
Ter plaatse van het plangebied buitengebied Borne is derhalve geen sprake van een groepsrisico binnen het invloedsgebied van de aanwezige buisleidingen. Het bevoegd gezag is niet verplicht tot het verantwoorden van het groepsrisico. Het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vormt geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan buitengebied Borne.
4.5.7 Radarverstoringsgebied
Binnen het plangebied bevindt zich een radarverstoringsgebied (zie bijlage 9). De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bouwhoogten blijven ruim onder de bouwhoogten die een verstoring zouden kunnen opleveren. Daarom is in het bestemmingsplan geen specifieke “vrijwaringszone - radar” opgenomen.
4.5.8 Invliegfunnel
Binnen het plangebied bevindt zich een invliegfunnel (zie bijlage 7). De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bouwhoogten blijven ruim onder de bouwhoogten om de obstakelvrije ruimte ten behoeve van de vliegveiligheid van een nabijgelegen luchtvaartterrein te belemmeren. Daarom is in het bestemmingsplan, ter bescherming van de invliegfunnel, geen specifieke “luchtvaart - verkeerzone” opgenomen.
4.6 Water
4.6.1 Inleiding
Om te garanderen dat water voldoende aandacht krijgt bij het opstellen van ruimtelijke plannen is de zogenaamde 'watertoets' in het leven geroepen. Hiertoe hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen de 'Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw' en de 'Handreiking watertoets' ondertekend. Doel van de watertoets is het vroegtijdig en expliciet betrekken van de waterbeheerders bij het planproces. Het resultaat hiervan wordt vastgelegd in de zogenaamde 'waterparagraaf'.
De belangrijkste partners op het gebied van waterbeleid zijn op hoofdlijnen de Europese Unie en het Rijk en de provincie en meer specifiek Rijkswaterstaat, de waterschappen en gemeenten. Het Rijk geeft richting aan het beleid op hoofdlijnen, daarbij rekening houdend met de Europese 'Kaderrichtlijn Water'. Binnen deze kaders zorgen provincies, waterschappen en gemeenten voor een integraal waterbeheer waarbij belangen worden afgewogen. Het waterschap Vechtstromen behartigt alle aspecten van het beheer van de regionale wateren. Een uitzondering betreffen de grondwateraspecten, waarvoor de provincie als waterbeheerder geldt.
4.6.2 Keur
Zaken die in de Keur van de waterschappen zijn geregeld zijn in het bestemmingsplan niet opgenomen. Dit zou immers resulteren in een dubbele regelgeving. Werkzaamheden die tot het normale onderhoud van watergangen behoren zijn vrij van een omgevingsvergunning. Vanwege de Keur kan het waterschap regels stellen. Doel van de Keur is het veiligstellen van de waterstaatkundige en daaraan verbonden ecologische belangen. De Keur bevat daartoe geboden en verboden ter bescherming van o.a. de aan- en afvoer van water en het bergend vermogen van het waterhuishoudkundig systeem.
4.6.3 Water in dit bestemmingsplan
De gemeente acht een duurzaam en veilig watersysteem van belang en zoekt bij het opstellen van het bestemmingsplan afstemming met het waterschap Vechtstromen. De hoofdwatergangen zijn rechtstreeks opgenomen met een bestemming Water op de verbeelding.
Aangezien het bestemmingsplan conserverend van aard is en verder geen directe ontwikkelingen mogelijk maakt, zijn effecten op de waterhuishouding verder niet te verwachten. Wanneer zich een ontwikkeling voordoet dient op dat moment aan het aspect water te worden getoetst. In algemene zin zijn ingrepen die significant effect kunnen hebben op de waterhuishouding, zoals het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van verhardingen, niet bij recht toegestaan, maar gekoppeld aan een omgevingsvergunning.
4.7 Flora En Fauna
In het kader van gebiedsbescherming en soortenbescherming zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet (waarin de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn opgenomen) en de Flora- en faunawet dient bij ruimtelijke ingrepen te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op mogelijk aanwezige beschermde soorten. Het voorliggende plan is vooral gericht op het beheersmatig bestemmen van de huidige situatie, maar er worden ook kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Zo kunnen agrarische bedrijven binnen hun bouwpercelen bebouwing oprichten en is natuurontwikkeling in bepaalde gebieden mogelijk. Deze ingrepen hebben mogelijk invloed op beschermde planten en dieren die ter plaatse voorkomen.
De ruimtelijke ingrepen die in dit bestemmingsplan buitengebied mogelijk worden gemaakt, hebben over het algemeen een beperkte schaal en zullen vooral in het agrarisch gebied en bovendien op bestaande bouwpercelen plaatsvinden.
Deze ingrepen zullen mogelijk plaatselijk leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten, bijvoorbeeld door verontrusting van de soorten of het aantasten van holen of broedplaatsen. Indien dit het geval is zal hiervoor in het kader van de natuurwetgeving een ontheffing moeten worden aangevraagd. Een ontheffing wordt in de meeste gevallen verleend; voor veel soorten kan zelfs worden volstaan met een algemene vrijstelling. Er zijn daarom op voorhand geen aanwijzingen dat deze recente wetgeving zal leiden tot onoverkomelijke problemen bij de uitvoering van dit bestemmingsplan. Het kan echter voorkomen dat een bepaalde ingreep op basis van de natuurwetgeving niet kan worden uitgevoerd (omdat er alternatieven zijn die minder of geen schade aan beschermde flora en fauna aanbrengen) of dat verzachtende of compenserende (inrichtings)maatregelen moeten worden getroffen.
Zodra een initiatief zich voordoet waaraan door middel van afwijking van de gebruiks- en/of bouwregels of wijziging medewerking verleend kan worden, wordt op dat moment het aspect soortenbescherming en gebiedsbescherming onderzocht aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving.
4.8 Economische Uitvoerbaarheid
Voorliggend bestemmingsplan is een plan dat vooral is gericht op het beheer van de bestaande ruimtelijke situatie van het landelijk gebied van Borne.
Op grond van de Wro kan de gemeenteraad van Borne een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorzien. Onder een bouwplan wordt in dit kader het volgende verstaan:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.000 m² bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².
De gemeenteraad kan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen als:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld niet noodzakelijk is, en
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is.
Er worden met dit bestemmingsplan geen (grootschalige) ontwikkelingen in het landelijk gebied toegestaan waarvan de economische uitvoerbaarheid ter discussie zou kunnen staan. De mogelijkheden die het plan biedt ten aanzien van ontwikkelingen kunnen op particulier initiatief toegepast worden (met instemming van de gemeente).
Bij het oprichten van particuliere initiatieven binnen de bepalingen van het bestemmingsplan bestaan geen kosten voor de gemeente.
Via de legesverordening worden kosten reeds doorgerekend aan initiatiefnemers. Ook het aspect planschade wordt doorberekend aan initiatiefnemers. Van het stellen van nadere eisen, regels, e.d. is in dit plan geen sprake. Ook het aspect uitwerking of fasering is in dit plan niet aan de orde. Het opstellen van een exploitatieplan wordt daarom niet noodzakelijk geacht en is achterwege gelaten.
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet Van Het Plan
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt een juridische toelichting gegeven. Uitgelegd wordt hoe het bestemmingsplan is opgebouwd en hoe de diverse onderdelen van het plan werken.
Het bestemmingsplan omvat een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien en dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden toegepast. De toelichting heeft geen eigen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan.
5.2 De Verbeelding
Sinds de Wro in 2008 in werking is getreden, is het digitale bestemmingsplan leidend. De verbeelding bij dit plan is te raadplegen via de website www.ruimtelijkeplannen.nl en via de gemeentelijke website. Per locatie worden via deze digitale verbeelding alle relevante aspecten op eenvoudige wijze ontsloten. De analoge verbeelding, die te raadplegen is op het gemeentehuis, bestaat uit 8 kaartbladen met een bijbehorende legenda.
Op de verbeelding hebben alle binnen het plangebied gelegen gronden een bestemming gekregen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de bestemming overeenstemt met het bestaande gebruik van de betreffende gronden. Slechts wanneer aannemelijk is dat het bestaande gebruik binnen afzienbare termijn (in elk geval binnen de planperiode) wordt beëindigd, kan van dat uitgangspunt zijn afgeweken. Voorwaarde hierbij is dat de haalbaarheid voldoende is aangetoond.
Binnen de bestemmingen zijn op de verbeelding diverse aanduidingen aangegeven. Aanduidingen hebben slechts juridische betekenis voor zover deze daaraan in de regels is toegekend. Een aantal aanduidingen heeft geen enkele juridische betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens en de gemeentegrens). Deze aanduidingen worden verklaringen genoemd.
Naast bestemmingen en aanduidingen komen op de verbeelding zogenaamde zones voor. Deze zones zijn gebiedsaanduidingen en ze geven gebieden aan waarbinnen bijzondere beperkende en/of aanvullende regels gelden ten behoeve van de bescherming van een specifiek belang of een specifieke waarde (bijvoorbeeld een zone ter bescherming van een aardgasleiding). Zones vallen niet samen met bestemmingen, maar liggen over (een gedeelte van) één of meer bestemmingen heen.
5.3 De Regels
De regels van het plan zijn conform de standaard ondergebracht in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke bestemmingsregels en van de verbeelding te garanderen.
- Hoofdstuk 2 bevat de regels in verband met de bestemmingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk inhoudelijke regels, die specifiek voor die bestemming gelden.
- Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels van het plan waaronder een aantal algemene ontwikkelingsbepalingen die zijn opgenomen in de vorm van wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders.
- Hoofdstuk 4 bevat overgangs- en slotregels.
5.3.1 Bestemmingen
Om recht te doen aan het uitgangspunt dat het plan niet meer dient te regelen dan noodzakelijk is, kent het plan een beperkt aantal bestemmingen. Ook de bijbehorende bouw- en gebruiksregels zijn waar mogelijk beperkt in aantal en in mate van gedetailleerdheid. De regels hebben voor elke bestemming dezelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijking van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijking van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
Centraal staat de bestemmingsomschrijving. Daarin worden limitatief de functies en waarden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan respectievelijk worden beschermd. In een aantal gevallen geeft de bestemmingsomschrijving daarbij nog een nadere beperking in de vorm van een bestemmingscategorie of bijvoorbeeld een gebiedsbegrenzing, een maximale oppervlakte- of inhoudsmaat dan wel een beperking tot de bestaande bebouwing.
De bouwregels zijn direct aan de bestemmingsomschrijving gerelateerd. Ook de gebruiksregels zijn gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving, zij het dat deze regels zijn opgenomen in de algemene gebruiksregels in hoofdstuk 3. Hierin is bepaald dat het verboden is de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met het in het plan bepaalde. Bedoeld wordt een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving.
De afwijking van gebruiks- of bouwregels en wijzigingsregels geven burgemeester en wethouders bevoegdheden om onder voorwaarden een afwijking van een regel toe te staan dan wel onder voorwaarden het plan te wijzigen.
5.3.2 Flexibiliteitsbepalingen
Zoals uit het voorgaande al bleek, zijn in de regels verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In alle gevallen gaat het om afwijkingsmogelijkheden van in de bestemmingsbepalingen opgenomen regels. Indien één van deze bevoegdheden wordt gebruikt, zal een (belangen)afweging moeten plaatsvinden. Het gaat immers om de toepassing van bevoegdheden. Dat wil zeggen, dat de geboden afwijkingsmogelijkheden mogen worden gebruikt, maar dat er ook voor kan worden gekozen geen gebruik te maken van de bevoegdheid. Dit laatste houdt in dat een eventueel verzoek om toepassing te geven aan een bevoegdheid wordt afgewezen. Teneinde richting te geven aan de (belangen)afweging, zijn bij elke afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid een of meerdere afwegingscriteria/voorwaarden opgenomen.
De individuele belangen van de betrokkenen, de betrokken waarden en het algemene belang zullen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Een enkele keer is bepaald dat door de verzoeker of door het bevoegd gezag het één en ander moet worden aangetoond. Wanneer iets voldoende is aangetoond is het aan het bevoegd gezag om een verzoek te beoordelen. In enkele gevallen wordt het advies van een onafhankelijk deskundige verlangd.
De bevoegdheden zijn concreet begrensd, om duidelijk te maken waar de scheiding ligt tussen de bevoegdheid van bijvoorbeeld burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. Deze begrenzing is uitgedrukt in bijvoorbeeld een maximale oppervlakte, inhoud, enz. Bij de toepassing van de bevoegdheid wordt niet standaard de maximale ruimte geboden, maar vindt maatwerk plaats waarbij de concrete situatie ter plekke, in relatie tot het verzoek, bepalend is.
5.4 Overgangsrecht
Ter waarborging van bestaande rechten dient een nieuw bestemmingsplan te voorzien in overgangsrecht. Eenvoudig gezegd houdt dit in dat bestaande aanspraken met betrekking tot het gebruik van bepaalde gronden dienen gerespecteerd te worden.
De basis voor het opnemen van overgangsrechtelijke bepalingen in een bestemmingsplan vormt het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dat samen met de Wro op 1 juli 2008 in werking is getreden. In hoofdstuk 3 van het Bro is geregeld dat een bestemmingsplan enkele verplichte onderdelen moet bevatten. Daaronder valt onder andere de verplichte opneming van overgangsbepalingen. Artikel 3.2.1 Bro stelt regels voor bouwovergangsrecht, artikel 3.2.2 stelt regels voor gebruiksovergangsrecht.
In de praktijk leidt de zinsnede “gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd” bij de bepaling over bouwwerken tot veel onduidelijkheden, met name in het geval van een voormalige agrarische schuur op de bestemming Wonen. De bestemming Wonen laat vrijstaande bijgebouwen tot maximaal 150 m² toe (bij sloop van de bestaande bijgebouwen kan eventueel vrijstelling worden verleend tot maximaal 250 m²), terwijl de van oudsher bestaande schuren op deze percelen vaak deze oppervlakte ruim overstijgen. Omdat een nieuw te bouwen bijgebouw dus kleiner moet zijn dan de bestaande bebouwing, kiezen mensen er vaak voor de schuur te gaan “renoveren”, met andere woorden gedeeltelijk te gaan veranderen of vernieuwen.
Onduidelijk is wat er precies onder gedeeltelijke vernieuwing of verandering moet worden verstaan. Duidelijk is dat een gedeeltelijke vernieuwing of verandering er niet toe mag leiden dat een bouwwerk wordt afgebroken en geheel opnieuw wordt opgebouwd. Evenmin is het de bedoeling dat in een betrekkelijk korte tijd in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd door in opeenvolgende fasen systematisch nagenoeg alles af te breken en te herbouwen. Dergelijke handelwijzen zijn in strijd met het de strekking van het overgangsrecht. Overgangsrecht is er namelijk altijd op gericht het bouwwerk uiteindelijk te doen verdwijnen, omdat het betreffende bouwwerk strijdig is met het geldende bestemmingsplan (en vaak ook met provinciaal beleid).
Om deze reden zijn enkele uitgangspunten geformuleerd voor de uitleg van de overgangsbepaling in het voorliggende bestemmingsplan. De uitgangspunten dragen bij aan een eenduidige uitleg van het overgangsrecht en leiden daarmee tot meer duidelijkheid en rechtszekerheid voor de burger. Gedeeltelijke vernieuwing of verandering is mogelijk zolang de planafwijking naar aard niet wordt vergroot en er overigens geen andere afwijkingen van het plan ontstaan en:
- de hoofddraagconstructie wordt gehandhaafd. Van losse constructieonderdelen zoals fundering, spanten, draagbalken, gordingen en draagmuren mag maximaal 20% worden vervangen;
- de uiterlijke verschijningsvorm zoals oppervlakte (behoudens een eventuele uitbreidingsmogelijkheid in het bestemmingsplan Buitengebied), goot- en nokhoogte en dakhelling, ongewijzigd blijft;
- in gevelindeling en materiaalgebruik slechts veranderingen van ondergeschikte aard plaatsvinden;
- geen nieuwe funderingen en/of nieuwe draagmuren worden geplaatst (behoudens eventuele uitbreidingsmogelijkheden in het bestemmingsplan Buitengebied).
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Proces En Communicatie
Het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied Borne is voorbereid door het opstellen van een Nota van Uitgangspunten. De concept Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied Borne heeft vanaf 26 oktober 2012 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen. Bovendien is de nota toegezonden aan verschillende overheden en belangenorganisaties. Op 1 oktober 2013 is de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied Borne door de gemeenteraad vastgesteld.
Inwoners van de gemeente Borne zijn geïnformeerd over het aankomende nieuwe bestemmingsplan door middel van een publicatie in de Bornse Courant (Groene Poort Bulletin). Hierbij is ondermeer ingegaan op de mogelijkheid voor het indienen van nieuwe initiatieven en het proces voor een nieuw bestemmingsplan. Tevens is hierbij gewezen op de website www.buitengebiedborne.nl waar de meest recente informatie over het nieuwe bestemmingsplan te raadplegen is. Agrariërs in het gebied zijn daarnaast schriftelijk op de hoogte gesteld van het nieuwe bestemmingsplan en zijn tevens benaderd voor het invullen van een enquête.
6.2 Inspraak En Vooroverleg
In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse vooroverleginstanties. Daarnaast is, mede op basis van de inspraakverordening, de mogelijkheid geboden om inspraakreacties in te dienen. De ingediende inspraak- en vooroverlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota beantwoording vooroverleg en inspraakreacties (zie bijlage 6).
6.3 Zienswijzen
Hiervoor wordt verwezen naar de als bijlage 8 toegevoegde Nota beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Borne (2014).
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Beleidskader
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Ontwikkelingen
Bijlage 2 Ruimtelijke onderbouwing ontwikkelingen
Bijlage 3 Planmer
Bijlage 4 Rapportage Carola Berekening
Bijlage 4 Rapportage Carola berekening
Bijlage 5 Aanvulling Mer
Bijlage 6 Nota Beantwoording Vooroverleg En Inspraakreacties Voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Borne
Bijlage 7 Invliegfunnel Vliegveld Twente
Bijlage 7 Invliegfunnel vliegveld Twente
Bijlage 8 Nota Beantwoording Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Borne (2014)
Bijlage 8 Nota beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Borne (2014)
Bijlage 9 Radarverstoringsgebied
Bijlage 9 Radarverstoringsgebied
Bijlage 10 Raadsbesluit D.d. 24 Mei 2016
Bijlage 10 Raadsbesluit d.d. 24 mei 2016