Buitengebied Borne, herziening bosaanleg Hoge Horst, Dashorsterweg en Hertmerweg
Bestemmingsplan - gemeente Borne
Vastgesteld op 26-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne, herziening bosaanleg Hoge Horst, Dashorsterweg en Hertmerweg' met identificatienummer NL.IMRO.0147.BpBG2014hz022-vg01 van de gemeente Borne.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel.
1.6 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.7 bestaand bouwwerk
een bouwwerk dat:
- a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
- b. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarbij de aanvraag omgevingsvergunning voor dat tijdstip is ingediend.
1.8 bestaand gebruik
het gebruik dat op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of mag worden uitgeoefend en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.12 boomteelt
Het telen van houtige gewassen en planten.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in de grond.
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.19 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.20 Ecologische Hoofd Structuur
een samenhangend netwerk van hoogwaardige natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, inmiddels het Natuurnetwerk Nederland genaamd.
1.21 extensieve recreatie
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 kampeermiddel
een tent, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.24 klooster
een instelling ten behoeve van een op religieuze grondslag georganiseerde woon- en leefgemeenschap.
1.25 landschapswaarden
de aan een gebied eigen zijnde visueel-ruimtelijke, ecologische en/of cultuurhistorische waarden.
1.26 Natuurnetwerk Nederland
een samenhangend netwerk van hoogwaardige natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur genaamd.
1.27 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.
1.28 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.29 peil
- a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.30 perceelsgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
1.31 permanente bewoning
een gebruik van een (gedeelte van een) gebouw of kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als hoofdverblijf.
1.32 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.33 recreatiewoning
een gebouw, niet zijnde een stacaravan, dat dient voor periodiek recreatief (nacht)verblijf door personen die hun hoofdverblijf elders ter vrije beschikking hebben.
1.34 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.35 stacaravan
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen dat, mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is in regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
1.36 verblijfsrecreatie
recreatie die mede gericht is op het verstrekken van nachtverblijf.
1.37 weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 afstand tot de bouwperceelsgrens:
de kortste afstand van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel.
2.6 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.7 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos/bebossing;
- b. groenvoorzieningen;
- c. het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden en landschapswaarden;
- d. de houtproductie;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. extensieve recreatie;
met de daarbij behorende:
- g. wandel- en of fietspaden;
- h. ruiterpaden.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn niet toegestaan;
- b. de maximale bouwhoogte van een hoogzit of een uitkijktoren ten behoeve van natuurbeleving en faunabeheer maximaal 7 m mag bedragen;
- c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren.
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachting 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in lid 4.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 2.500 m². Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in lid 5.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 5.000 m². Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande maatvoering
- a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, (gezamenlijke) oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
- b. Het bepaalde in lid 7.1 onder a omtrent de maximaal toegestane (gezamenlijke) oppervlakte van bouwwerken is niet van toepassing ingeval van vervangende herbouw van één of meer bijgebouwen binnen eenzelfde bestemmingsvlak.
7.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
7.3 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde in sub b en c;
- b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
- c. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding mag niet meer bedragen dan 1.500 m²;
- d. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
- 2. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
- 3. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 50 m² bedragen;
- e. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het zwembad is uitsluitend toegestaan in hoofd- en bijgebouwen;
- 2. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
- f. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3 sub f voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als stort- en/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan hetgebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
- c. een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
- d. een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, met uitzondering van een gebruik als kleinschalig kampeerterrein zoals uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
- e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
- f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een gebruik voor (detail)handel zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
- g. een gebruik van:
- 1. gebouwen, niet zijnde een woning of een klooster;
- 2. recreatiewoningen;
- 3. kampeermiddelen;
- 4. plattelandskamers en plattelandsappartementen;
voor permanente bewoning.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 overige zone - bomenteelt uitgesloten
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
- a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van een bouwgrens ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen;
- c. de sub a en b genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad. De afwijking mag ten hoogste 5 m bedragen;
- b. indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- c. voor het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Wettelijke regelingen
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
13.2 Parkeren en laden en lossen
- a. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor het afwijken van dit bestemmingsplan ten behoeve van wijziging van gebruik of uitbreiding van een bouwwerk;
wordt, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort conform de Nota Parkeernormen Gemeente Borne voor zover het een toename van het aantal parkeerplaatsen betreft;
- b. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor het afwijken van dit bestemmingsplan ten behoeve van wijziging van gebruik of uitbreiding van een bouwwerk;
wordt, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in voldoende mate in de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort conform de Richtlijn voor het akoestisch bewust ontwerpen en uitvoeren van laad- en loslocaties en Luchtkwaliteit en vormgeving van laad- en loslocaties van de CROW.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b:
- 1. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van het bepaalde onder a en b ten aanzien van de richtlijnen van de CROW-publicatie 381, Richtlijn voor het akoestisch bewust ontwerpen en uitvoeren van laad- en loslocaties, Luchtkwaliteit en vormgeving van laad- en loslocaties van de CROW en hierop volgende publicaties.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig krachtens een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Borne, herziening bosaanleg Hoge Horst, Dashorsterweg en Hertmerweg'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer is voornemens om op verschillende plekken binnen de gemeente Borne bomen te planten om nieuwe bosgebieden te creëren. De gebieden zijn in de huidige situatie bestemd als agrarische grond met waarden. Het aanleggen van bospercelen komt voort uit de landelijke bossenstrategie uit 2020 en de regeling "Meer bos in Overijssel".
Op basis van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Borne" geldt ter plaatse van het plangebied een andere bestemming dan de bestemming "Bos". Voorliggend plan voorziet in het vervangen van de huidige bestemming(en) naar de bestemming "Bos". Een herziening van het bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch planologische kaders. Aangetoond wordt dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op verschillende (delen van) percelen in het buitengebied van de Gemeente Borne. In afbeelding 1.1 is globaal weergegeven welke locaties het betreft. Specifiek gaat het om de percelen die kadastraal bekend staan onder de gemeentenaam Borne sectie A nummers 1284 en 1285 (Dashorsterweg), sectie A nummers 212, 213, 214, 259, 262, 1532, 1654, 2080 (Hertmerweg) en sectie B nummer 3073 (Hoge Horst).
Afbeelding 1.1 Globale ligging plangebied (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
1.3 Huidig Bestemmingsplan
1.3.1 Geldende planologische kaders
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Borne". Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Borne gewijzigd vastgesteld op 3 oktober 2017.
In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding behorend bij het geldende bestemmingsplan opgenomen. Met de rode sterren omlijning is het plangebied globaal aangegeven.
![]() |
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied Borne" (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
De diverse gebieden behorende tot het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden'
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in de vorm van een grondgebonden agrarische bedrijf en/of een niet grondgebonden agrarisch bedrijf, al dan iet in combinatie met dien verstande dat:
- 1. Ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' uitsluitend de uitoefening van een boomkwekerijbedrijf met bijbehorende containerteelt en kassen en agrarische bedrijfsactiviteiten waarbij geen landbouwhuisdieren worden gehouden is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de gezamenlijke oppervlakte aan containerteelt buiten, maar aansluitend aan het bouwvlak maximaal 1,5 hectare per bedrijf mag bedragen, waarbij een waterbassin van maximaal 150 m² en een maximale bouwhoogte van 3 m is toegestaan;
- b. opslag ten behoeve van ter plekke uitgeoefende boomkwekerijactiviteiten is toegestaan;
- 2. De uitoefening van een productiegerichte paardenhouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenhouderij productiegericht';
- 3. de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenhouderij gebruiksgericht';
- 4. uitsluitend de bestaande intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn ter plaatse slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 2.500 m². Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn ter plaatse slechts toelaatbaar, indien het een bouwwerk betreft van minder dan 5.000 m². Indien het een bouwwerk betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm, is deze eveneens toelaatbaar.
1.3.2 Strijdigheid
Initiatiefnemer is voornemens om verschillende percelen in het buitengebied van Borne met de bestemming 'Agrarisch met waarden' te veranderen naar 'Bos'.
In de huidige situatie zijn de gronden voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor de instandhouding en versterking van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorisch en/of abiotische waarden. Het aanleggen van bos, kan vallen onder deze bestemming wanneer dit landschappelijk gewenst is. Het aanleggen en behouden van bos valt binnen deze bestemming echter niet onder het hoofdgebruik.
In de beoogde situatie bestaat het hoofdgebruik van de gronden uit het planten en behouden van bos. Het veranderen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar 'Bos', sluit daarom beter aan bij het toekomstige hoofdgebruik van de gronden. Voor het veranderen van de bestemming moet het bestemmingsplan worden herzien.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 betreft een beschrijving en analyse van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving van de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt het relevante beleid dat als basis dient voor dit bestemmingsplan besproken. De verschillende milieuaspecten die van belang zijn voor elk bestemmingsplan worden besproken in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 en respectievelijk 8 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
Het plangebied bestaat uit verschillende (delen van) percelen met een agrarische bestemming in het buitengebied van Borne. Het plangebied is in voorliggend geval in de bestaande situatie daarom ingericht als agrarische cultuurgrond. In het inrichtingsplan voor de Hoge Horst en de Dashorsterweg staat informatie over de verschillende percelen. Hieronder wordt kort ingegaan op de informatie uit dit inrichtingsplan met betrekking tot de afzonderlijke locaties. Voor het volledige inrichtingsplan wordt verwezen naar bijlage 1. Voor de Hertmerweg is nog geen volledig inrichtingsplan opgesteld, wel is bekend welke soorten hier geplant worden, dit wordt tevens hieronder benoemd.
Hoge Horst
Het perceel aan de Hoge Horst sectie B perceelnummer 3073 is bestemd als agrarische grond. In de huidige situatie wordt het gebruikt als grasland/wei. In afbeeldingen 2.1 en 2.2 is met een situatietekening en een foto de bestaande situatie weergegeven. In het perceel zijn bodemboringen uitgevoerd en is de pH gemeten. Het perceel heeft een indicatieve pH tussen de 5 & 5,5. Het perceel is gelegen op bekeerdgronden, het perceel bevat tevens lemig zand.
Afbeelding 2.1 Bodemboring perceel 3073 aan de Hoge horst (Bron: Initiatiefnemer)
Afbeelding 2.2 Luchtfoto locatie aan de Hoge Horst (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Dashorsterweg
De percelen aan de Dashorsterweg sectie A perceelnummers 1284 en 1285 zijn tevens bestemd als agrarische grond en worden gebruikt als weiland. In afbeeldingen 2.3 en 2.4 is met een situatietekening en een foto de bestaande situatie weergegeven. Voor deze locatie geldt tevens een pH-waarde tussen de 5 & 5,5. Daarnaast zijn de percelen gelegen op de beekeerdgronden. In de boring van deze percelen is een kleiige structuur vanaf 100 cm diepte aangetroffen die ten minste 20 cm dik is. Deze opvallende bodemlaag is mogelijk een oude (tertiaire) afzetting met glauconiet (ijzerrijk mineraal), óf het is keileem. Dit kleiige karakter komt overeen met de beschrijving van de beekeerdgronden afkomstig uit Dinoloket. Het aanwezige leem maakt de bodem voedselrijk. Ook heeft de bodem hierdoor een redelijke capaciteit om vocht vast te houden. Dit betekent dat er gekozen kan worden uit een breed palet aan loofboomsoorten.
Afbeelding 2.3 Bodemboring perceel 1284 en 1285 aan de Dashorsterweg (Bron: Initiatiefnemer)
Afbeelding 2.4 Luchtfoto locatie aan de Dashorsterweg (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Hertmerweg
De percelen aan de Hertmerweg sectie A perceelnummers 212, 213, 214, 259, 262, 1532, 1654, 2080 1284 en 1285 zijn tevens bestemd als agrarische grond en worden gebruikt als weiland. Specifiek zijn de percelen momenteel in gebruik als grasland en een (maïs)akker. De graslanden bestaan momenteel voornamelijk uit Engels raaigras. Tegen een aantal percelen grenst momenteel deels bos of een houtwal/houtsingel. In afbeelding 2.5 zijn foto's van de bestaande situatie weergegeven. In afbeelding 2.6 is met een situatietekening de bestaande situatie weergegeven.
Afbeelding 2.5 Foto's bestaande situatie van de percelen aan de Hertmerweg (Initiatiefnemer)
Afbeelding 2.6 Luchtfoto locatie aan de Hertmerweg (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Gewenste Ontwikkeling
Initiatiefnemer is voornemens verspreid over het buitengebied van Borne een aantal bospercelen te realiseren. Dit naar aanleiding van de strategie "Meer bos in Overijssel". Op de verschillende percelen wordt bosplantsoen geplant bestaande uit kleinere (jonge) bomen. Bij de aanplant wordt gekozen voor een menging van inheemse loofboomsoorten in het opgaand bos en struiksoorten in de bosrand. Daarnaast wordt er gewerkt naar een multifunctioneel bos waar ruimte is voor natuur, recreatie en houtoogst. Op iedere locatie wordt er gewerkt met een plantmachine. Hierbij worden de boomsoorten zowel groepsgewijs als individueel gemengd. Er worden zeer jonge bomen en struiken geplant waardoor enkel de bovenste laag van de bodem, de aanwezige graszode, gefreesd hoeft te worden. De onderliggende bodemlagen worden niet verstoord door de aanplant. Hieronder wordt kort ingegaan op de ingrepen per locatie.
3.1.1 Hoge Horst
Op het perceel aan de Hoge Horst wordt 0,48 hectare beplant. Hiervan wordt 0,36 ha bos en 0,12 hectare wordt bosrand. Beide elementen sluiten in het zuiden aan op het bestaande bos. Voor het volledige inrichtingsplan wordt verwezen naar bijlage 1. Het perceel zal worden beplant met de volgende soorten:
- Wintereik
- Winterlinde
- Zwarte els
- Zwarte populier
- Gewone vogelkers
- Eenstijlige meidoorn
- Wilde kardinaalsmuts
Op afbeelding 3.1 is de situatieschets uit het inrichtingsplan voor de locaties aan de Dashorsterweg en de Hoge Horst weergegeven.
Afbeelding 3.1 Situatieschets inrichtingsplan Dashorsterweg en Hoge Horst (Bron: Initiatiefnemer)
3.1.2 Dashorsterweg
Op de percelen aan de Dashorsterweg wordt 0,50 hectare beplant. Daarvan bestaat 0,36 hectare uit bos en wordt er zuidelijk georiënteerd een struweel gecreëerd van 0,14 hectare. voor het volledige inrichtingsplan wordt verwezen naar bijlage 1. Het perceel zal worden beplant met de volgende soorten:
- Wintereik
- Zoete kers
- Haagbeuk
- Zwarte populier
- Hazelaar
- Wilde kardinaalsmuts
- Eenstijlige meidoorn
Op afbeelding 3.1 is de situatieschets uit het inrichtingsplan weergegeven.
3.1.3 Hertmerweg
Op de percelen aan de Dashorsterweg wordt circa 3,5 hectare beplant. De percelen worden beplant met de volgende soorten:
- Zomereik
- Winterlinde
- Zoete kers
- Haagbeuk
- Fladderiep
- Hazelaar
- Inlandse vogelkers
- Sleedoorn
- Kardinaalsmuts
- Meidoorn
- Veldesdoorn
- Hondsroos
- Beuk
- Eik
- Zwarte els
- Zachte berk
- Wilde lijsterbes
- Tweestijlige meidoorn
- Walnoot
Op afbeelding 3.2 is de situatieschets weergegeven.
Afbeelding 3.2 Situatieschets Hertmerweg (Bron: Initiatiefnemer)
3.2 Verkeer En Parkeren
3.2.1 Algemeen
Het CROW heeft parkeerkencijfers en verkeersgeneratie cijfers geformuleerd en opgenomen in de publicatie 381 “Toekomstbestendig parkeren” (CROW, december 2018). Dit betreffen ervaringscijfers die als hulpmiddel dienen om tijdens een ontwerpproces rekening te houden met een indicatie van het aantal benodigde parkeerplaatsen en de verkeersgeneratie binnen een ontwerp.
Het is van belang dat de gemeente Borne, al dan niet met behulp van deze parkeerkencijfers, eigen parkeernormen heeft om te gebruiken bij de parkeerbehoefte-indicatie binnen ruimtelijke ontwerpen. De gemeente Borne beschikt dan ook over eigen parkeerbeleid, beschreven in de nota 'Parkeernormen Gemeente Borne' uit 2018. In de nota 'Parkeernormen Gemeente Borne' wordt aangesloten bij de cijfers van CROW.
De gemeente Borne valt in de categorie 'matig stedelijk’. Het plangebied behoort tot het 'buitengebied'.
Voorliggende ontwikkeling voorziet in het aanleggen van bos op gronden die in de huidige situatie in gebruik zijn voor agrarische doeleinden. Om deze reden heeft de beoogde ontwikkeling geen invloed op het aspect 'verkeer en parkeren'.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid- En Provinciaalbeleid
4.1.1 Bos voor de toekomst
In de Bossenstrategie geven het Rijk en de provincies aan wat het streefbeeld is voor het bos in Nederland tot 2030. Begin 2020 zijn de ambities en doelen voor de Bossenstrategie geformuleerd. Een van de doelstellingen is de uitbreiding van het bosareaal door het aanleggen van nieuw bos, waaronder een deel compensatie voor de kap in Natura 2000-gebieden. De doelen en ambities zijn verder uitgewerkt in acties ter ondersteuning van de doelen.
Bos zal voor toekomstige generaties relevanter zijn dan ooit tevoren. Het bos is belangrijk voor het behalen van natuurdoelen en klimaatdoelen en de betekenis van bos voor mensen is groot. Aan het begin van de 20ste eeuw vonden we bos vooral belangrijk vanwege de productie van hout voor de mijnbouwindustrie of om in te jagen op wild. In de verdere toekomst zal er misschien ook ander gekeken worden naar de functies van het bos. Deze wensen zijn nu nog niet bekend. Daarom bestaat de wens om het bos op zo'n manier door te geven zodat toekomstige generaties daar eigen keuzes in kunnen maken.
Bossenstrategie
Bomen zijn een belangrijk onderdeel van de leefomgeving en de natuur. Veel planten en dieren leven in en rondom bomen. Het Rijk en de provincies hebben in 2020 een bossenstrategie gemaakt. Daarin is de ambitie opgenomen dat er in 10 jaar 37.000 hectare bos bij komt in Nederland; dat is 10% extra bos. Met meer bomen wordt er meer CO2 vastgelegd en wordt de biodiversiteit bevorderd. Onderdeel van de bossenstrategie is ook dat er voor de bomen die gekapt worden in Natura 2000-gebieden ergens anders nieuwe bomen geplant worden. Bomen of delen van een bos kappen is soms nodig voor bijzondere planten en dieren die alleen in open gebieden leven, zoals heidevelden of hoogveen. Door het kappen van bomen wordt het leefgebied voor deze soorten versterkt en vergroot.
4.1.2 Bossenstrategie Overijssel
De Provincie Overijssel heeft in 2022 de Overijsselse Bossenstrategie vastgesteld. Onze ambities tot 2030 zijn:
- 10% meer bos: dat is 3.900 ha, oftewel rond de 15 miljoen bomen;
- 5% houtige elementen zoals houtwallen, singels, losse bomen en hagen;
- verbetering kwaliteit van het bestaande bos;
- duurzaam gebruik van hout
Om die doelen te bereiken gebruikt de Provincie eigen grond en zijn er voor particulieren en organisaties verschillende subsidies aan te vragen. De uitvoering van de bossenstrategie valt voor een deel onder het Provinciaal Programma Landelijk Gebied.
Meer bos in Overijssel
Bomen horen bij veel van de Overijsselse landschappen, zoals het coulissenlandschap in Twente en Salland of de historische landgoederen. Daarnaast hebben we graag bomen om ons heen op de plekken waar wordt gewoond en gewerkt. Voor grondeigenaren die grond willen omvormen naar bos is er een subsidieregeling bij de provincie. Die geldt voor de afwaardering van de grond en de kosten voor aanleg van het bos. De subsidie regeling 'Meer bos in Overijssel' is voor het realiseren van bos, houtwallen of erfbos. Dit is inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan. Specifiek kunnen de volgende activiteiten in aanmerking komen voor een subsidie:
A: de realisatie van bos, inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan;
B: de realisatie van houtwallen of erfbos, inclusief het opstellen van een inrichtingsplan, beplantingsplan en een beheerplan;
C: functieverandering, waarbij bos of houtwal gerealiseerd wordt op grond die de bestemming natuur, houtwal of bos krijgt. Functieverandering komt niet voor subsidie in aanmerking als er sprake is van gronden gelegen binnen Natura 2000 of Natuurnetwerk Nederland.
4.1.3 Omgevingsvisie Overijssel
De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:
- goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
- versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;
- veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen door te zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.
4.1.4 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
4.1.5 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
- 1. Of – generieke beleidskeuzes
- 2. Waar – ontwikkelingsperspectieven
- 3. Hoe – gebiedskenmerken
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
In afbeelding 4.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
4.1.6 Toetsing van het initiatief aan het rijks- en provinciaal beleid
In voorliggend geval wordt er aangesloten bij de nationale bossenstrategie en Meer bos in Overijssel. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van functieverandering. De gronden hebben in de huidige situatie de bestemming 'Agrarisch met waarden' dit zal worden omgezet naar 'Bos'. De geprojecteerde locaties vallen niet onder Natura 2000 of Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast is gelet op de toetsingen in paragraaf 4.1.5 aangetoond dat de ontwikkeling past binnen de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening. Een en ander brengt met zich mee dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met het geldende rijks- en provinciale beleid.
Geconcludeerd wordt dat geen sprake is van strijd met het rijks- en provinciaal beleid.
4.1.7 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijks- en provinciaal niveau de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.
4.2 Gemeentelijk Beleid
Gezien de aard en omvang is in voorliggend geval alleen getoetst aan de 'Structuurvisie Borne 2030'.
4.2.1 Structuurvisie Borne 2030
4.2.2 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op gemeentelijk niveau de in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.
Hoofdstuk 5 Onderzoek/verantwoording
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bedrijven en milieuzonering, bodem, archeologie & cultuurhistorie, water, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, geur en belemmeringen/leidingen.
In voorliggend geval zijn de thema's geluid, bedrijven en milieuzonering, bodem, water, luchtkwaliteit, externe veiligheid, geur en belemmeringen/leidingen minder van belang. Dit vanwege het feit dat:
- er geen geluidgevoelig object wordt toegevoegd, tevens wordt geen geluidsbron gerealiseerd (geluid);
- de functie "Bos" is geen milieubelastende of milieugevoelige activiteit voor de omgeving. (bedrijven en milieuzonering);
- er geen sprake is van bodemingrepen. Daarnaast wordt er binnen het plangebied geen langdurig menselijk verblijf toegestaan. Verder wordt in het inrichtingsplan beschreven welke invloed het bodemtype heeft op het functioneren van het bos, hieruit blijkt de bodem geschikt voor de te planten bomen en struiken (bodem);
- met de voorgenomen ontwikkeling geen sprake is van een toevoeging van verhard oppervlak, danwel de aanleg van oppervlaktewater. Per locatie is een watertoets uitgevoerd, hieruit kwam de normale procedure. Voor de volledige watertoetsen wordt verwezen naar bijlage 3, 4 en 5. Er is contact opgenomen met het waterschap waaruit bleek dat er rekening gehouden moet worden met de legger van de waterloop, deze legger van de waterloop dient met een strook van vijf meter vrij gehouden te worden van beplanting en andere obstakels. Hiermee wordt rekening gehouden. In het inrichtingsplan is rekening gehouden met de vochtvoorziening in de bodem (water);
- het plan 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Daarnaast wordt de ontwikkeling niet aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen' (luchtkwaliteit);
- de voorgenomen ontwikkeling ziet niet toe op het toevoegen van een gevoelige functie, danwel een functie waarbij de personendichtheid in het plangebied toeneemt. Tevens is geen sprake van het toevoegen van een risicovolle functie (externe veiligheid);
- er in voorliggend geval geen geurgevoelig of geurbelastend object wordt toegevoegd (geur);
- er in voorliggend geval geen bovengrondse hoogspanningslijnen of leidingen in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn (belemmeringen/leidingen).
5.1 Archeologie & Cultuurhistorie
5.1.1 Archeologie
5.1.2 Cultuurhistorie
5.1.3 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat geen archeologisch onderzoek benodigd is en geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.
5.2 Wet Natuurbescherming
5.2.1 Kader
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
5.2.2 Soortenbescherming
5.2.3 Gebiedsbescherming
5.2.4 Conclusie
Er hoeft geen vergunning Wet natuurbescherming of ontheffing aangevraagd te worden. Nader onderzoek naar gebieds- en soortenbescherming is dan ook niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
6.2 Opbouw Van De Regels
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012.
Navolgend wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.
6.2.1 Inleidende regels
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten:
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
6.2.2 Bestemmingsregels
In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde. Het onderhavige bestemmingsplan bevat evenals op basis van het geldende bestemmingsplan bestemmingen, te weten; 'Bos', 'Waarde -Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2'.
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
- Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
- Bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd;
- Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan;
- Specifieke gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien van toepassing): werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die niet mogen worden uitgevoerd zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag;
- Wijzigingsbevoegdheid (indien van toepassing): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen.
6.2.3 Algemene regels
- Anti-dubbeltelregel: deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
- Algemene bouw- en gebruiksregels: deze bepaling bevat een algemene regel omtrent ondergronds bouwen of het gebruik;
- Algemene aanduidingsregels: deze bepaling bevat de algemene aanduidingsregels. In voorliggend bestemmingsplan is hier de regeling behorende bij de aanduiding 'overige zone - bomenteeltuitgesloten´ opgenomen;
- Algemene afwijkingsregels: in deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
- Algemene wijzigingsregels: in deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
- Algemene procedureregels: in deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen en het toepassen van een ontheffings- en een wijzigingsbevoegdheid.
- Overige regels: in dit artikel zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van parkeren, laden en lossen.
6.2.4 Overgangs- en slotregels
- Overgangsrecht:
- Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid; Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro;
- Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet; - Slotregel: deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
6.3 Bestemmingen
In voorliggend bestemmingsplan wordt aangesloten bij de regels van de bestemmingen 'Bos', 'Waarde -Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Borne'.
Hieronder wordt kort ingegaan op de bestemmingen in voorliggend bestemmingsplan.
Bos (Artikel 3)
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos/bebossing, groenvoorzieningen, het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden en landschapswaarden, houtproductie, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensieve recreatie.
Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Daarnaast geldt er een maximale bouwhoogte van een hoogzit of een uitkijktoren ten behoeve van natuurbeleving en faunabeheer van maximaal 7 m.
Waarde - Archeologische verwachting 1 (Artikel 4)
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
Binnen deze bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn zonder archeologisch onderzoek toelaatbaar, indien het een bodemingreep betreft van minder dan 2.500 m², indien het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter en indien het de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft en de bestaande fundering wordt benut.
Waarde - Archeologische verwachting 2 (Artikel 5)
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.
Binnen deze bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn zonder archeologisch onderzoek toelaatbaar, indien het een bodemingreep betreft van minder dan 5.000 m², indien het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m² bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter en indien het de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft en de bestaande fundering wordt benut.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In voorliggend geval is er een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is verzekerd dat het risico van planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt. De gemeentelijke kosten worden verhaald middels de legesverordening, waardoor het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties, waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.2 Vooroverleg
8.2.1 Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke plannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
8.2.2 Provincie Overijssel
Het plan is besproken met de Provincie Overijssel. De Provincie Overijssel staat positief tegenover de voorgenomen ontwikkeling.
8.2.3 Waterschap Vechtstromen
Er zijn watertoetsen uitgevoerd. Hieruit bleek de noodzaak tot het vrijhouden van de legger van de waterloop met een strook van vijf meter. Op deze strook mag geen beplanting en/of andere obstakels. Met deze voorwaarde is rekening gehouden in de inrichtingsplannen.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 21 december 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Gemeente Borne
Bijlage 1 Nota Parkeernormen Gemeente Borne
Bijlage 1 Inrichtingsplan Weleveld
Bijlage 1 Inrichtingsplan Weleveld
Bijlage 2 Quickscan Bosontwikkeling Weleveld
Bijlage 2 Quickscan Bosontwikkeling Weleveld
Bijlage 3 Watertoets Dashorsterweg
Bijlage 3 Watertoets Dashorsterweg
Bijlage 4 Watertoets Hoge Horst
Bijlage 4 Watertoets Hoge Horst