4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen
Bestemmingsplan - Gemeente Dalfsen
Vastgesteld op 22-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
De geldende begrippen uit het onderliggende van kracht zijnde bestemmingsplan blijven onverminderd van toepassing behoudens:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen met identificatienummer NL.IMRO.0148.BgemDlfshz4-vs01 van de gemeente Dalfsen.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
Op deze herziening zijn van overeenkomstige toepassing de regels en verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Dalfsen" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Dalfsen op 24 juni 2013, waarbij de regels worden aangevuld volgens de in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan
1.3 Plattelandswoning
Artikel 1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied gemeente Dalfsen' wordt aangevuld met het begrip 'plattelandswoning'. Dit aangevulde begrip in artikel 1 komt als volgt te luiden:
179a. Plattelandswoning
Een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden als bedoeld in artikel 1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), inclusief aanhuisverbonden beroep.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De geldende bestemmingsregels uit het bestemmingsplan 'buitengebied gemeente Dalfsen' blijven onverminderd van toepassing behoudens:
Artikel 2 Agrarisch
2.1 Bouwregels
2.2 Specifieke gebruiksregels
2.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
De geldende bestemmingsregels 'Agrarisch - Glastuinbouw' uit het bestemmingsplan 'buitengebied gemeente Dalfsen' blijven onverminderd van toepassing behoudens:
3.1 Bouwregels
3.2 Specifieke gebruiksregels
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bouwregels
4.2 Specifieke gebruiksregels
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Overige Regels
De geldende algemene regels en bepalingen (artikel 38 tot en met 44) uit het bestemmingsplan 'Buitengebied gemeente Dalfsen' blijven onverminderd van toepassing
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
De geldende overgangsregels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied gemeente Dalfsen' blijven onverminderd van toepassing
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan 4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen".
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d. 2014.
, Voorzitter
, Griffier
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplan herziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.
1.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan is de uitwerking van het beleid voor Plattelandswoningen dat op 16 december 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Dalfsen. Zie BeleidsnotaPlattelandswoningen
1.2 Aanleiding
Op 1 januari 2013 is de ‘Wijziging Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inzake de planologische status van gronden alsmede aanpassingen van plattelandswoningen’ in werking getreden (hierna; Wet plattelandswoningen). In de beleidsnota Plattelandswoningen is de manier waarop de gemeente Dalfsen invulling aan deze regeling gaat geven opgenomen.
Om in te kunnen spelen op (toekomstige) aanvragen, moet planologisch geregeld worden dat een bedrijfswoning door een derde die geen functionele binding heeft met het agrarisch bedrijf in gebruik mag worden genomen.
Met deze herziening worden een aantal concrete gevallen planologisch geregeld en wordt voor nieuwe gevallen een afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij toetsing van de concrete gevallen zijn voor een aantal percelen ook nog onjuistheden in de bestemming geconstateerd. Deze onjuistheden worden met dit bestemmingsplan gerepareerd.
Verder heeft de Raad van State op 9 juli 2014 uitspraak gedaan over de beroepen tegen het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen. Zie: Uitspraak 9 juli 2014 BestemmingsplanBuitengebied gemeente Dalfsen . Hierbij is voor het perceel Hessenweg 20a/22a de bestemming 'Agrarisch Glastuinbouw' vernietigd. Hierbij is opgedragen om binnen 16 weken met in achtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Deels was reparatie voor dit perceel al opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan, maar is naar aanleiding van vernietiging van de onderliggende bestemming ook specifiek opgenomen in deze herziening.
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
De 4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen bestaat uit de volgende stukken:
- a. Toelichting;
- b. Verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0148.BgemDlfshz4-vs01
- c. Regels.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Europees
2.1.1 Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW), is een Europese richtlijn. Deze richtlijn is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa op goed niveau te houden en te krijgen. Het doel is om in 2015 een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewateren te hebben en een goede chemische en kwantitatieve toestand voor alle grondwateren. Voor grondwater betekent dit onder meer dat er geen directe lozingen mogen plaatsvinden en de toename van chemische verontreiniging moet worden voorkomen.
Het grondgebied van de gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied van de Rijn, deelgebied Rijn-Oost. Voor dit deelgebied is in 2009 het stroomgebiedsbeheerplan vastgesteld.
2.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn
Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, dat door de lidstaten van de Europese Unie wordt opgezet. Door Natura 2000-netwerk worden de gebieden (natuurlijke habitatten) en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten beschermd. Natura 2000 wordt op zijn beurt weer gevormd door de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen richten zich op de (directe) bescherming van soorten en op de instandhouding van hun leefgebieden en andere natuurlijke habitatten. Sinds 1 oktober 2005 vallen de Natura 2000-gebieden samen met de beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten) onder de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast is het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in de Flora- en faunawet.
2.2 Nationaal
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Sinds 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking. De SVIR heeft verschillende nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die waren benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR is aangegeven dat voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, het roer om moet in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te kunnen veranderen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken ('je gaat er over of niet').
Buiten deze dertien belangen hebben gemeenten en provincies beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat gemeenten en provincies zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Het dertiende nationale belang zoals genoemd in de SVIR is relevant voor deze ontwikkeling. Het dertiende belang is de zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Hieraan voldoet dit bestemmingsplan.
2.2.2 Nationaal Waterplan
De Vierde Nota Waterhuishouding is op 22 december 2009 vervangen door het Nationaal Waterplan. Dit is de nieuwe planvorm op Rijksniveau op basis van de nieuwe Waterwet. Het Nationaal Waterplan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding, waarbij veel van het ingezette beleid uit deze nota's wordt voortgezet. Het Nationaal Waterplan heeft de status van een structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Er komen nieuwe normen op basis van overstromingskansen die per dijkringgebied zullen worden vastgesteld.
2.2.3 Waterbeleid 21e eeuw
Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen
die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:
- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aanbod.
2.2.4 Natuurbeschermingswet 1998
Sinds 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 in werking. Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. Hierin zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder deze wet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, staatsnatuurmonumenten en beschermde natuurmonumenten en wetlands.
2.2.5 Ecologische Hoofdstructuur
De Natuurbeschermingswet 1998 is de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld. Delen van het plangebied zijn aangewezen als behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur. De Ecologische Hoofdstructuur een samenhangend netwerk gaan vormen van in (inter)nationaal opzicht belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen. De Ecologische Hoofdstructuur is op provinciaal niveau nader uitgewerkt en begrensd.
2.2.6 Flora- en faunawet
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd).
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie en verordening Provincie Overijssel
De Omgevingsvisie richt zich op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. In de volgende hoofdstukken is te lezen dat de plannen waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft aansluiten bij de Omgevingsvisie.
In de Omgevingsvisie zijn gebiedskenmerken verwoord. Deze gebiedskenmerken zijn uitgewerkt in de Catalogus Gebiedskenmerken. De Omgevingsverordening verankerd dat nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in overeenstemming met de gebiedskenmerken. Verder moet in het bestemmingsplan onderbouwd worden dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief dat ook in de Omgevingsvisie is opgenomen. Met name van belang zijn de normerende en richtinggevende uitspraken die in de Catalogus gedaan worden.
2.3.2 Plattelandswoningen in het buitengebied van Dalfsen
2.3.3 Generiek beleid Omgevingsverordening
De Omgevingsvisie introduceert de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Ontwikkelingen in de Groene omgeving gaan hierdoor samen met een impuls in kwaliteit. Bestemmingsplannen voor de groene omgeving die een in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, alleen als hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er aangetoond is dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Met deze herziening worden geen nieuwvestiging of grootschalige uitbreidingen van functies toegestaan alleen het gebruiken van bestaande bedrijfswoningen door derden mogelijk wordt. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is daarom niet van toepassing op deze herziening.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie Buitengebied Gemeente Dalfsen
2.4.2 Landschapsontwikkelingsplan
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een visie op het landschap in het buitengebied van Dalfsen uitgewerkt in wensen en projecten. Het LOP is een gemeente dekkende visie op de landschappelijke ontwikkeling van zeven verschillende deelgebieden. In het LOP is per deelgebied een beschrijving van het landschap gegeven. Ook is aangegeven wat de karakteristieken van landschap in het betreffende deelgebied zijn en welke ontwikkelingen en welke kansen en bedreigingen er zijn. De gemeente kiest in het LOP voor de strategie ‘Selectief ontwikkelen’. Dit betekent dat in principe wordt ingezet op en toename van kwaliteit en het herstel van verloren gegane kwaliteiten, maar dat met name de thema's ‘recreatie’ en ‘natuur’ gebiedsgewijs worden genuanceerd.
De ruimtelijke gevolgen van het toekennen van de status plattelandswoning worden ingeschat als beperkt. Er verandert niets aan de bouw- en gebruiksregels (agrarische bestemming blijft van toepassing). Alleen het gebruik van de al aanwezige (voormalige) bedrijfswoning door personen die geen binding hebben met het agrarische bedrijf wordt mogelijk gemaakt.
Het kan gaan voor komen dat de voormalige bedrijfswoning zich ruimtelijk gaat afscheiden van de rest van het agrarische bedrijf (door bijvoorbeeld plaatsen schuttingen, eigen oprit e.d.). Sturing hierop zou kunnen met een erfinrichtingsplan en deze dan ook te handhaven. Enige afscheiding tussen twee bedrijfswoningen is vaak ook al aanwezig uit privacy overwegingen en ook vergunningvrij zijn er mogelijkheden om toch, ondanks afspraken in een erfinrichtingsplan, te bouwen. Het verplichten van een erfinrichtingsplan bij deze relatief kleine wijziging in gebruik lijkt daarom niet effectief in relatie tot de kosten en onmogelijkheden die handhaving hiervan met zich mee zullen brengen. Om die reden wordt daarvan af gezien.
Wel is voorwaarde dat gebruik moet wordt gemaakt van bestaande inrit(ten) en er dus geen nieuwe inrit naar de “plattelandswoning” komt. Daarmee wordt voor een deel voorkomen dat de “plattelandswoning' zich niet veel verder afsplitst van het agrarische bedrijf.
2.4.3 Externe veiligheidsbeleid
2.4.4 Beleidsnota Plattelandswoningen
Op 16 december 2013 heeft de gemeenteraad de beleidsnota Plattelandswoningen vastgesteld. (zie Bijlage 1). Hierin zijn de voorwaarden voor het geven van de status "plattelandswoning" aan een agrarische bedrijfswoning vastgelegd. Deze voorwaarden zijn:
Voorwaarden
- 1. Het betreft een legaal tot stand gekomen bestaande of voormalige bedrijfswoning behorende bij een agrarisch bedrijf. De bestemming van de gronden van de bedrijfswoning is 'Agrarisch' (al dan niet met waarden). Illegaal tot stand gekomen situaties zoals tot woning verbouwde schuren worden niet gelegaliseerd door het bestemmen van een plattelandswoning.
- 2. Er wordt aangetoond dat het gebruik van de bedrijfswoning ten behoeve van de bedrijfsvoering van het bijbehorend agrarisch bedrijf niet meer noodzakelijk is;
- 3. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande inrit(ten),
- 4. Er bestaat niet langer recht op een nieuwe (of tweede) bedrijfswoning voor het voormalige agrarische bedrijf, indien deze behoefte ontstaat dient de plattelandswoning zelf weer in gebruik te worden genomen;
- 5. De 'plattelandswoningen' behouden de agrarische bestemming, met bijbehorende bouw- en gebruiksregels (planologisch blijft sprake van een agrarische bedrijfswoning). Er kunnen ook geen bedrijfsgebouwen worden opgericht bij een plattelandswoning (geen extra bedrijf).
- 6. Er zijn geen onevenredige nadelige effecten voor omliggende functies of bedrijven (o.a. externe veiligheid.)
- 7. De agrariër en de (toekomstige) bewoner van de plattelandswoning stemmen in met de aanwijzingen als plattelandswoning. Bij conflictsituaties heeft de gemeente wel de mogelijkheid om de situatie op een goede planologische manier te regelen.
Verder is besloten om de regeling van de "plattelandswoning" opnemen te nemen in een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan en de huidige gevallen op te nemen in de benodigde herziening bestemmingsplan. In deze herziening zijn deze beide zaken opgenomen.
2.4.5 Bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Dalfsen"
Op 24 juni 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen vastgesteld. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan is aangegeven dat er in 2013 nog een voorstel zou komen over hoe deze wetswijziging in de gemeente Dalfsen toegepast wordt en wat daarvoor de randvoorwaarden zijn. Met de Beleidsnota Plattelandswoningen is daaraan voldaan.
Deze herziening is dus een aanvulling op het Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen waarmee de "plattelandswoningen" geregeld worden. Ook worden een aantal onjuistheden ten aanzien van de zoekgebieden van betreffende agrarische bedrijven en de regeling van het aantal bedrijfswoningen nu meegenomen in deze herziening. Alle overige regels van het Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen blijven gelden.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Toetsing
3.1 Beschrijving Van De Huidige Situatie
3.1.1 bewoning bedrijfswoning door derden in strijd met bestemmingsplan
Agrarische bedrijven hebben vrijwel allemaal één of meerdere bedrijfswoningen. Deze woningen zijn in het verleden mogelijk gemaakt, omdat eigenaren en/of medewerkers van het bedrijf direct bij het bedrijf moesten wonen om toezicht te houden op het vee en/of het bedrijf. Door de automatisering in de agrarische sector en andere manieren van toezicht is een aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig geworden. Deze woningen zijn of worden vervolgens verkocht of verhuurt aan personen die niet werkzaam zijn op of verbonden zijn met het agrarische bedrijf. Daarnaast zijn situaties ontstaan waarbij het agrarisch bedrijf aan een derde is verkocht, terwijl de voormalige boer is blijven wonen in de bedrijfswoning. Het gevolg hiervan is dat (bedrijfs)woningen in sommige gevallen zijn afgesplitst van het agrarische bedrijf en ondanks dat dit planologisch niet is toegestaan feitelijk als burgerwoning worden gebruikt. Het gevolg is dat het eigen agrarische bedrijf in zijn ontwikkelingsmogelijkheden werd beperkt, omdat via de milieuwetgeving het feitelijk gebruik leidend was, in plaats van het planologisch toegestane gebruik. Een (voormalige) bedrijfswoning ligt immers veelal direct bij het agrarische bedrijf.
De milieuwetgeving ging in dit geval boven de planologische situatie, zodat het eigen agrarisch bedrijf op deze manier direct in zijn bedrijfsvoering werd belemmert. Uitspraken van de Raad van State (o.a. over Haarweg 27 in Lemelerveld nr. 200905744/1/M2) hadden hierin al verandering gebracht. Daarin ging de Raad van State er al vanuit dat de planologische situatie uitgangspunt was.
In beginsel moest er nog wel handhavend opgetreden worden omdat het gebruik van de woning door derden niet past in het bestemmingsplan. Dit zou betekenen dat het gebruik als woning door derden moet worden gestaakt of de bedrijfswoning buiten gebruik moet worden gesteld of gesloopt zou moeten worden, omdat deze niet meer ten dienste staat van het bedrijf. In de praktijk zou dit ingrijpende consequenties hebben. Legalisatie behoort in deze gevallen niet tot de mogelijkheden, aangezien geen sprake kan zijn van een goede ruimtelijke ordening omdat er geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en het agrarisch bedrijf in zijn ontwikkelingsmogelijkheden wordt beperkt.
Met deze herziening wordt het mogelijk gemaakt om in het bestemmingsplan te regelen dat een bedrijfswoning wordt aangemerkt als plattelandswoning en daarmee door derden mag worden bewoond.
3.2 De Plattelandswoning
De Wet plattelandswoning zorgt ervoor dat bestaande agrarische bedrijfswoningen, ook als deze woningen door derden worden bewoond, worden beschouwd als een onderdeel van het betreffende (agrarische) bedrijf waarvoor milieuvergunning wordt gevraagd. Bestaande of voormalige agrarische bedrijfswoningen worden niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf. Met de wet is wettelijk vastgelegd dat planologisch regime (de agrarische bestemming) bepalend voor de bescherming van de woning en niet langer het feitelijk gebruik als burgerwoning. De wet plattelandswoningen biedt ook geen oplossing voor eventuele beperkingen en belemmeringen die een bedrijf van derden heeft van een (voormalige) bedrijfswoning van de buren.
3.2.1 woon- en leefklimaat
De wet plattelandswoningen gaat in principe uit van eigen verantwoordelijkheid. De bewoner van de plattelandswoning weet dat hij bij een agrarisch bedrijf woont en niet beschermd wordt tegen de hinder vanuit dit bedrijf. Tegelijkertijd is er, bijvoorbeeld bij de intensieve veehouderij, volop discussie over het beter scheiden van functies, waarbij met name het volksgezondheidsaspect (zoönosen, Q-koorts, MRSA e.d.) een rol speelt.
De toekenning van de status plattelandswoning biedt geen oplossing voor milieuhinder, nu of in de toekomst. In veel gevallen kan een plattelandswoning niet voldoen aan de normen waaraan een normale woning wordt getoetst. Ook als het (voormalige) eigen bedrijf in de toekomst doorontwikkeld, bestaat er geen recht op milieubescherming. Het leefklimaat van de agrarische ondernemer blijft basis en wordt bij de “plattelandswoning' beschouwd als aanvaardbaar. Een belangrijk verschil is wel dat de bewoner van de plattelandswoning geen invloed heeft op de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf. De bewoner van een “plattelandswoning” is geheel overgeleverd aan de bereidheid van de ondernemer om de milieubelasting op de 'plattelandswoning” binnen de perken te houden.
Toekomstige ontwikkelingen van het agrarische bedrijf zijn lastig te voorspellen en kan hiermee nagenoeg geen rekening worden gehouden bij de beoordeling of een plattelandswoning aanvaardbaar is of niet. Er zouden regels gesteld kunnen worden aan de afstand van nieuwe bedrijfsgebouwen ten opzichte van de plattelandswoning. Bijvoorbeeld dat deze niet op minder dan 25 meter mogen komen, of niet dichterbij dan de bestaande schuren nu al staan. Dit geeft wel weer een beperking in de agrarische bedrijfsvoering en kan ruimtelijk gezien juist leiden tot een duidelijke scheiding tussen het agrarische bedrijf en de plattelandswoning, wat vanuit beeldkwaliteit juist weer niet wenselijk is.
Ten aanzien van volksgezondheid in relatie tot agrarische bedrijven zijn geen duidelijke normen te geven. Het kan hierbij gaan om gezondheidsaspecten die relatie houden met veehouderij, maar bijvoorbeeld ook met 'spuitzones' en gebruik van bestrijdingsmiddelen bij akkerbouw en kwekerij bedrijven.
De discussie over risico's ten aanzien van volksgezondheid en veehouderij lijken vooral te liggen bij de intensieve veehouderij en geitenhouderij, maar ook bijvoorbeeld MKZ bij rundvee kan risico's geven. Het stellen van eisen aan technieken (bijv. luchtwasser waardoor stof uitstoot beperkt wordt wat positieve effecten heeft) of ruimtelijke eisen (toegang woning niet langs stallen e.d.) kunnen overwogen worden, maar geven ook weer beperkingen in bedrijfsvoering en een onderscheid in bedrijfstypen en maatregelen die mogelijk zijn.
Ook zonder de status van plattelandswoning wordt er ook gewoond in de bedrijfswoning (alleen niet door derden) en de wetswijziging had nu juist als doel om agrarische bedrijven niet/minder te beperken.
3.3 Gevolgen Van De Plattelandswoning Op De Omgeving
3.3.1 gevolgen voor omliggende bedrijven
De wet richt zich uitsluitend op het (voormalige) eigen bedrijf. Een (agrarisch) bedrijf van derden komt door het toekennen van de status plattelandswoning milieutechnisch niet in een nadeligere positie te zitten. Bij het beoordelen van een uitbreiding van een bedrijf van derden zal worden gekeken of die uitbreiding onevenredige milieuhinder tot gevolg heeft op basis van wettelijke normen. Deze beoordeling is na toekenning van de status plattelandswoning aan een nabij gelegen agrarische bedrijfswoning niet anders.
Zo wordt bijvoorbeeld de beoordeling van het aspect geur, veelal de meest belemmerende factor, niet gewijzigd door de status als plattelandswoning toe te kennen ten opzichte van een gewone bedrijfswoning. Het gebruik als plattelandswoning geeft onder de huidige wetgeving geen gewijzigd beschermingsniveau ten opzichte van bedrijven van derden. Geen extra belemmeringen maar ook geen voordelen voor omliggende bedrijven.
3.4 Overige Thema's
Voor een aantal verschillende thema's wordt gekeken waarin belangen van de bewoners en/of eigenaren of belangen van de gronden door de uitvoering van deze herziening kunnen worden geschaad. Gekeken wordt hierbij naar de verkeerssituatie, natuur en landschap, milieutechnische aspecten en water.
De effecten van de uitvoering van het bestemmingsplan zijn in het "Bestemmingsplan buitengebied gemeente Dalfsen” reeds aan de orde geweest. Dit bestemmingsplan voorziet in een verandering van de bestemming. Voor aanvullende onderdelen wordt verwezen naar het “Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen”.
3.4.1 Archeologie
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden ter plaatse en de introductie van het zogenaamde “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Omdat deze planherziening geen extra fysieke ingrepen mogelijk maakt en de overige regels van het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen van toepassing blijven is er geen invloed op de archeologische waarden te verwachten.
3.4.2 Bodem
De herziening maakt geen extra (woon)-bebouwing mogelijk dan het huidige bestemmingsplan toestaat. De feitelijke functies wijzigen niet, bij de bouw van de aangeduide bedrijfswoningen is de bodemkwaliteit al beoordeeld in het kader van de bouw- en/of omgevingsvergunning.
3.4.3 Duurzaamheid
De gemeente Dalfsen zet in op een "duurzaam Dalfsen", met als doelstelling een CO2-neutrale gemeente in 2025.
Duurzaamheid betekent letterlijk: geschikt om lang te bestaan.
Het begrip wordt ook wel omschreven als een situatie waarbij voorzien wordt in de behoefte van de huidige generatie zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
Er zijn drie verschijningsvormen van duurzaamheid te onderscheiden:
- 1. ecologische duurzaamheid als het gaat om ecologische waarden;
- 2. economische duurzaamheid als het gaat om een zo efficiënt mogelijke productie en;
- 3. sociale duurzaamheid als het gaat om de leefkwaliteit van de mens. Hiermee worden zaken als sociale veiligheid en een schone woonomgeving bedoeld.
Voor ruimtelijke maatregelen zijn in beginsel alle drie verschijningsvormen van duurzaamheid relevant. De uiteindelijke keuze is een ruimtelijke afweging die op basis van bestuurlijke afwegingen wordt bepaald.
De gemeente Dalfsen heeft een convenant afgesloten met de provincie Overijssel. In dit convenant is een aantal overwegingen en uitgangspunten benoemd. De provincie Overijssel en de gemeente Dalfsen willen de duurzaamheidsgedachte uitdragen in de samenleving. De ambitie van de provincie Overijssel is gericht op een groene, duurzaam schone provincie. "Duurzaamheid" is met "ruimtelijke kwaliteit" de groene draad in de provinciale omgevingsvisie.
De speerpunten die worden genoemd "Investeren in duurzaam Overijssel" sluiten naadloos aan bij de gemeentelijke doelstellingen. Het gaat daarbij met name om de volgende speerpunten:
- energie en klimaat;
- veilige en gezonde leefomgeving;
- duurzaam ondernemen;
- biodiversiteit en integrale gebied- en plattelandsontwikkeling;
- innoveren in duurzaamheid;
- voorlichting en educatie.
In de ruimtelijke onderbouwing van ruimtelijke plannen zal aan de uitgangspunten uit dit convenant aandacht worden besteed, voor zover dat ruimtelijk relevant is voor dat bestemmingsplan. In de plantoelichting zullen de mogelijkheden volgens de genoemde drie verschijningsvormen van duurzaamheid worden benoemd om de duurzaamheidsgedachte uit te dragen. De nadruk wordt gelegd op energiezuinig bouwen.
Met de toepassing van de Wet Plattelandswoningen wordt bijgedragen aan duurzame ontwikkeling van het buitengebied doordat bedrijfswoningen die niet meer noodzakelijk zijn voor het agrarische bedrijf wel bewoond kunnen worden. Nog goede en bruikbare woningen kunnen daarmee in gebruik blijven. Ook sociaal gezien heeft bewoning in het buitengebied een meerwaarde voor het leefbaar houden van het buitengebied.
3.4.4 Ecologie
3.4.5 Geluid
Het feitelijk gebruik van de bedrijfswoningen wordt niet anders een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk .
De wet Plattelandswonigen regelt dat het planologische regime en niet langer het feitelijke gebruik bepalend is voor bescherming van een gebouw of een functie tegen negatieve milieueffecten waaronder geluidhinder. Nu de plattelandswoning planologisch onderdeel blijft van de agrarische bedrijfsbestemming is deze situatie leidend en is de plattelandswoning niet beschermd tegen geluid vanuit het eigen agrarische bedrijf.
3.4.6 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening gehouden worden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, als:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake als zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het bestemmingsplan bevat geen mogelijkheden tot nieuwbouw of een feitelijke verandering van gebruik. Een bedrijfswoning wordt nu bewoond en zal dat straks nog steeds worden, alleen door iemand die geen binding meer heeft met het agrarische bedrijf. Geconcludeerd kan worden dat door de ontwikkeling, die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Aan het bepaalde omtrent luchtkwaliteit wordt dan ook voldaan.
De wet Plattelandswonigen regelt dat het planologische regime en niet langer het feitelijke gebruik bepalend is voor bescherming van een gebouw of een functie tegen negatieve milieueffecten waaronder luchtkwaliteit (fijn stof). Nu de plattelandswoning planologisch onderdeel blijft van de agrarische bedrijfsbestemming is deze situatie leidend en is de plattelandswoning niet beschermd tegen fijnstof vanuit het eigen agrarische bedrijf.
3.4.7 Geur
De wet Plattelandswonigen regelt dat het planologische regime en niet langer het feitelijke gebruik bepalend is voor bescherming van een gebouw of een functie tegen negatieve milieueffecten waaronder geurhinder. Nu de plattelandswoning planologisch onderdeel blijft van de agrarische bedrijfsbestemming is deze situatie leidend en is de plattelandswonign niet beschermd tegen geur vanuit het eigen agrarische bedrijf. En blijft de status "bedrijfswoning" houden voor toetsing van omliggende bedrijven.
3.4.8 Politiekeurmerk Veilig Wonen
3.4.9 Verkeerssituatie
Met de planherziening zal de verkeerssituaties niet wijzigen. Het aantal ontsluitingen van het het agrarische bedrijf mag door de 'plattelandswoning' niet wijzigen. Ook het aantal (bedrijfs-) woningen neemt niet toe waardoor er niet meer verkeersbewegingen komen ten opzichte van de huidige planologische situatie.
3.4.10 Water
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk zal worden aangegeven op welke wijze de 'plattelandswoning' in het bestemmingsplan worden geregeld.
4.2 Beschrijving Gewenste Situatie
Er heeft een inventarisatie ronde plaatsgevonden van situaties die mogelijk in aanmerking kunnen komen om als 'plattelandswoning aangemerkt te kunnen worden. Men kon zich voor 17 februari 2014 aanmelden. In totaal zijn er 28 aanmeldingen binnen gekomen. Eén aanmelding had geen betrekking op een woning met een agrarische bestemming en is daarom niet opgenomen. De overige aanmeldingen voldoen aan de voorwaarden.
Verder waren er twee gevallen die al aangegeven waren in een zienswijze voor het bestemmingsplan Buitengebied. Deze zijn ook getoetst.
Uiteindelijk krijgen de onderstaande bedrijfswoningen de aanduiding 'plattelandswoning'. In de kolom bijzonderheden zijn tevens een aantal geconstateerde onjuistheden aangegeven die met deze herziening ook gerepareerd worden ten aanzien van deze adressen.
Adres plattelandswoning | Bedrijfswoning bij agrarisch bedrijf | Bestemming | Bijzonderheden | |
Hessenweg 20A | Hessenweg 22A | Agrarisch -glastuinbouw | Beroep en zienswijze bp buitengebied zie uitspraak(RvstUitspraak 201307936/1/R1) Zie nadere toelichting paragraaf 4.3 De gehele bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' is op de plankaart opgenomen. | |
Brandweg 13A | Brandweg 13 | Agrarisch | Zienswijze bp buitengebied en handhavingsverzoek ( RvSt Uitspraak201303355/1/A1) | |
Hoevenweg 6 | Hoevenweg 8 | Agrarisch | geen | |
De Brandt 12a | De Brandt 12 | Agrarisch | geen | |
Langsweg 43 | Langsweg 45 | Agrarisch | geen | |
Brouwerweg 3 | Brouwersweg 5 | Agrarisch | geen | |
Vossersteeg 70 | Vossersteeg 70a | Agrarisch | geen | |
Zandwijkallee 6 | Zandwijkallee 6a | Agrarisch | inwoonsituatie, gehele woning wordt aangemerkt als plattelandswoning | |
Dommelerdijk 6 | Dommelerdijk 8 | Agrarisch | nieuwe situatie zoekgebied na vernieuwing door brand wordt hierbij vastgelegd | |
Brandweg 3a | Brandweg 3 | Agrarisch | geen | |
Marsweg 11 | Marsweg 11A | Agrarisch met Waarden | geen | |
Vlierhoekweg 10 | Vlierhoekweg 8 | Agrarisch | geen | |
Dalmsholterweg 10 | Dalmsholterweg 8 | Agrarisch | geen | |
Waterinkweg 57 | Migaweg 2 | Agrarisch | geen | |
Tolhuisweg 13 | Tolhuisweg 11 | Agrarisch met Waarden | geen | |
Vennenbergweg 5a | Vennenbergweg 5 | Agrarisch | bedrijf heeft 1 bedrijfswoning zoekgebied wordt aangpast, woning ligt nu voor een klein deel er buiten. | |
Schapendrift 9 | Schapendrift 7a | Agrarisch | geen | |
Schapendrift 11 | Schapendrift 7a | Agrarisch | geen | |
Korenweg 5a | Korenweg 7 | Agrarisch | geen | |
Moezenbeltweg 3 | Moezenbeltweg 1 | Agrarisch met waarden | geen | |
Westeinde 192A | Westeinde 194 | Agrarisch | bedrijfwoningen liggen buiten huidige zoekgebied, het zoekgebied wordt hierop aangepast. | |
Ruitenveen 34A | Ruitenveen 36 | Agrarisch | geen | |
Lemelerveldseweg 103 | Lemelerveldseweg 103A | Agrarisch | geen | |
Langsweg 34A | Langsweg 34 | Agrarisch | geen | |
Strenkhaarsweg 7a | Strenkhaarsweg 7 | Agrarisch met Waarden | geen | |
Kreuleweg 8 | Kreuleweg 6 | Agrarisch | geen | |
Dalmsholterweg 2 | Dalmsholterweg 2a | Agrarisch | geen | |
Slagweg 6 | Slagweg 8 | Agrarisch | geen | |
Lemelerveldseweg 44a | Lemelerveldsweg 44 | Agrarisch met waarden | geen |
Om in de toekomst met een omgevingsvergunning een bedrijfswoning aan te merken als een 'plattelandswoning' is in de agrarische bestemmingen een afwijkingsbevoegdheid voor dit gebruik opgenomen.
Verder wordt in Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw opgenomen dat het aantal bedrijfswoningen zoals aangegeven met de aanduiding "aantal" aanwezig mag zijn. Dit betreft een reparatie van artikel 4.2.2 van het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen waarin dit niet goed in de regels was opgenomen terwijl er wel een aanduiding 'aantal' op de verbeelding aanwezig is.
Ten aanzien van het aantal aanwezige bedrijfswoningen binnen de agrarische bestemmingen is geconstateerd dat er in een heel aantal gevallen niet het juiste aantal op de verbeelding is aangegeven. Dit wordt nu met een aanvulling in de regels opgenomen door toe te voegen, " danwel het aantal bestaande bedrijfswoningen " . Bestaand is in de regels van het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen opgenomen als begripsomschrijving en geldt ook ten aanzien van het aantal aanwezige bedrijfswoningen:
Bestaand:
- met betrekking tot bebouwing: legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- met betrekking tot gebruik: het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.
Er zal bij toekomstige vergunningverlening in die gevallen altijd gaan om aantoonbaar legale bedrijfswoningen die als zelfstandige woonruimte vergund zijn. Bij situaties van inwoning is geen sprake van meerdere bedrijfswoningen.
4.3 Reparatie Bestemming Hessenweg 20a/22a
In het ontwerp van dit bestemmingsplan waren zoals in paragraaf 4.2 is opgenomen al enkele wijzigingen met betrekking tot het perceel Hessenweg 20a/22a en de bestemming "Agrarisch Glastuinbouw" opgenomen. In de uitspraak van 9 juli 2014 is de gehele bestemming "Agrarisch - glastuinbouw" vernietigd voor het perceel Hessenweg 20a/22a.
Op dit perceel is een glastuinbouw bedrijf gevestigd met daar bij 2 bedrijfswoningen. Nummer 20a was in het ontwerp van de 4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen al aangeduid als "plattelandswoning". Het opnemen van dezelfde bestemming Agrarisch- Glastuinbouw, met de aanduiding "plattelandswoning" op de bedrijfswoning Hessenweg 20a is daarom opgenomen.
Verder wordt de maatvoeringsaanduiding aantal "2" weer opgenomen. De regels van de bestemming "Agrarisch Glastuinbouw" worden aangevuld. Dit zoals al was opgenomen in het ontwerp 4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen
Er zijn hiermee bij recht twee bedrijfswoningen op het perceel Hessenweg 20a/22a mogelijk. En wordt de onduidelijke situatie over het aantal aanwezige bedrijfswoningen gerepareerd.
Hiermee wordt geheel tegemoet gekomen aan de uitspraak en wordt met de vaststelling van dit bestemmingsplan een nieuwe bestemmingsregeling voor dit perceel vastgelsteld zoals opgedragen in dezelfde uitspraak.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
In dit hoofdstuk worden, voor zover noodzakelijk geacht, de van het bestemmingsplan deeluitmakende regels nader toegelicht. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan, waarvoor opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.
De “4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen” is een partiële herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied gemeente Dalfsen” die op 24 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad. Om de "plattelandwoningen" te regelen worden de regels van dit bestemmingsplan aangevuld. Alle andere regels van het Bestemmingsplan Buitgenbied gemeente Dalfsen blijven gelden.
Zo wordt het begrip 'Plattelandswoning" opgenomen en wordt in de Agrarische bestemmingen (Artikel 3, 4 en 5 van het bestemmingsplan) geregeld dat de op de verbeelding als plattelandswoning aangeduide bedrijfswoningen ook voor bewoning door derden gebruikt mogen worden.
Voor het in de toekomst kunnen verlenen van een binnenplanse afwijking voor het aanmerken van een agrarische bedrijfswoningen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Hierbij zijn ook de voorwaarden voor afwijking voor zover nodig aangevuld volgens de "Beleidsnota Plattelandswoningen". Ook dit betreft een aanvulling van Artikel 3, 4 en 5 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen.
Verder wordt in Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw opgenomen dat het aantal bedrijfswoningen zoals aangegeven met de aanduiding "aantal" aanwezig mag zijn. Dit betreft een reparatie van artikel 4.2.2 van het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen waarin dit niet goed in de regels was opgenomen terwijl er binnen deze bestemming wel een aanduiding 'aantal' op de verbeelding aanwezig is.
Artikel 3, 4 en 5 wordt in lid 2.2 sub b verder nog aangevuld na 'aantal', "of het bestaande aantal". Hiermee wordt geregeld dat de hetzelfde aantal bedrijfswoningen mag blijven bestaan ook als dit niet direct op de verbeelding met een aantal is aangegeven.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Bro dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De kosten van de herziening komen voor rekening van het budget Bestemmingsplannen regelend. Er zijn geen fysieke- of inrichtingskosten voor de uitvoering van deze herziening nodig zijn.
Bij een verzoek om toepassing van een afwijkingsbevoegdheid worden de vastgestelde leges gehanteerd.
Er is geen sprake van het toevoegen van woningen met deze herziening of andere ontwikkeling die valt onder de toepassing van artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening zoals opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet verplicht.
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
Deze zogenaamde maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Over het voorontwerp heeft het Overleg volgens artikel 3.1.1. Bro met diensten van rijk en provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaatsgevonden.
7.1 Inspraak
Omdat er duidelijke kaders door de gemeenteraad in de beleidsnota Plattelandswoningen zijn vastgesteld en de ruimtelijke gevolgen van deze herziening beperkt zijn, heeft dit bestemmingsplan niet voor inspraak ter inzage geleggen. Iedereen heeft de gelegenheid om zienswijzen in te dienen over het ontwerp bestemmingsplan.
7.2 Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan "4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen" digitaal aan instanties toegezonden. Deze zijn hieronder kort samengevat, als bijlagen bijgevoegd, en indien noodzakelijk voorzien van een gemeentelijke reactie.
7.2.1 Reactie Waterschap Groot Salland
In het regulier overleg van 10 maart 2014 is het plan besproken met het Waterschap Groot Salland het waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben over dit plan.
7.2.2 Reactie Veiligheidsregio IJsselland
Op 9 april 2014 heeft de Veiligheidsregio IJsselland advies uitgebracht over het plan AdviesVeiligheidsregio IJsselland. Zij hebben aangegeven dat zij geen bezwaar hebben tegen de ontwikkeling omdat:
- het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden;
- het groepsrisico niet toeneemt. Het huidige aantal personen dat in de woningen woont blijft gelijk;
- de situatie ten opzichte van de huidige situatie fysiek niet verandert.
Deze reactie hebben wij voor kennisgeving aangenomen en geeft geen aanleiding tot aanpassing van de plannen.
7.2.3 Reactie Provincie Overijssel
Op 6 februari 2014 is het concept van dit bestemmingsplan besproken in het regulier overleg ruimtelijke ordening met de provincie Overijssel. De provinciale diensten hebben aangegeven dat zijn in kunnen stemmen met het plan en verder vooroverleg niet noodzakelijk vinden.
Bijlage 1 Beleidsnota Plattelandswoningen
Bijlage 1 Beleidsnota Plattelandswoningen