Buitengebied Deventer, 1e herziening
Bestemmingsplan - gemeente Deventer
Vastgesteld op 09-03-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Deventer, 1e herziening van de gemeente Deventer.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0150.D125a-VG01 met de bijbehorende regels.
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0150.D125a-VG01.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengebouwd
twee of meer aan elkaar gebouwde woningen of bestaande woningen die door middel van splitsing als twee afzonderlijke wooneenheden aangemerkt zijn.
1.7 aan- en uitbouw en aangebouwd bijgebouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.8 afhankelijke woonruimte
een voor de huisvesting van een (zelfstandig) huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is en/of een geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
1.9 agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen, al dan niet in combinatie met het verlenen van diensten aan derden.
1.10 agrarisch aanverwante nevenfunctie
een nevenfunctie die betrekking heeft op activiteiten, naast een volwaardig agrarisch bedrijf, die nauw verwant zijn met of direct voortkomen uit de agrarische bedrijfsvoering, zoals verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten, zorgboerderij, ambachtelijke verwerking van agrarische producten, inpandige opslag en stalling van agrarische producten.
1.11 agrarisch bedrijf
een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en boomkwekerij;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
- c. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsoppervlakte dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen in open grond, , in potten of in containers, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.12 agrarisch hulpbedrijf
een niet-industrieel bedrijf, dat gericht is op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven dan wel op het verwerken of opslaan van dieren en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.
1.13 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden op het gebied van grondverzet en cultuurtechniek, voor zover deze werkzaamheden in het buitengebied plaatsvinden.
1.14 ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten
het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio.
1.15 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.16 archeologische verwachtingswaarde
de kans op het aantreffen van archeologische resten in een bepaald gebied.
1.17 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit het verleden.
1.18 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.19 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.20 bedrijf
een onderneming, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.21 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
1.22 bedrijfsplan
een weergave van de huidige en toekomstige situatie van een bedrijf en haar omgeving waarin de doelstellingen op korte en lange termijn zijn weergegeven en waarin tevens richtlijnen zijn opgenomen om de doelstellingen te realiseren.
1.23 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.24 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.25 begraafplaats
een terrein in gebruik voor begraven en cremeren.
1.26 beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten
objecten zoals opgenomen in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.27 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.
1.28 bestaande bedrijven
bedrijven zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; een bedrijf dat via nieuwvestiging in een landbouwontwikkelingsgebied is gerealiseerd, wordt na 5 jaar onder bestaand bedrijf gerekend.
1.29 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.30 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.31 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.32 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.33 biomassavergistingsinstallatie
een afgesloten systeem van tanken/silo's dat gebruikt wordt voor de productie van energie uit biomassa (mest, bermafval, GFT en dergelijke).
1.34 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.35 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.36 bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.37 bouwvlak
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.38 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.39 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning.
1.40 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.41 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.42 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.43 deel
een bedrijfsgedeelte in de stal of schuur dat aangebouwd is aan de bedrijfswoning.
1.44 deeltijd agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van 10 tot 40 Nge.
1.45 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.46 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.47 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.48 evenementen
gebeurtenissen die ten hoogste 5 dagen duren, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.49 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.50 extensiveringsgebied
een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk is gemaakt.
1.51 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.52 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.53 gevoelige functies
woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.
1.54 groepsaccommodatie
een (deel van een) gebouw, bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen met overnachting in slaapzalen en/of -kamers alsmede daaraan gerelateerde verzorging van ontbijt/lunch/diner.
1.55 grote risicovolle functies
grote en grootschalige vormen van (dag- en verblijfs)recreatie, woningbouw (meer dan 10 respectievelijk 100 woningen); winkelcentra, bedrijven voor horeca, handel en dienstverlening), autowegen (inclusief parkeerterreinen, transferia), spoorwegen (inclusief emplacementen) en waterwegen (inclusief havens), bedrijventerreinen, buisleidingen voor gas, olie(producten) of chemicaliën; nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallaties en diepteontgrondingen.
1.56 hellend dak
een afdekking van een gebouw of bouwwerk, die geen horizontale of gebogen vlakken bevat, met uitzondering van dakkapellen of vergelijkbare onderdelen.
1.57 hobbykas
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.58 hobbymatige activiteiten
het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf kunnen worden aangemerkt .
1.59 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.60 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.61 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.62 inrichtingsplan
een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving en het al dan niet aanbrengen van beplanting op een goede manier is weergegeven.
1.63 jeugdopvang
voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, 24-uurs opvang, dagbesteding, buitenschoolse opvang, weekendopvang en vakantieopvang.
1.64 kampeermiddelen
een onderkomen of enig ander voertuig, waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan.
1.65 kampeerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.66 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en andere recreatieve onderkomens, ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.67 kampeerterrein, specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein a
standplaatsen bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of ander recreatief onderkomen dat gedurende korte perioden per jaar (voor seizoenplaatsen maximaal 8 maanden) daar aanwezig mag zijn, (behoudens de met een omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde onderkomens, tenthuisjes en trekkershutten) ten behoeve van recreatief nachtverblijf, gedurende het gehele jaar.
1.68 kampeerterrein, specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein b
een terrein of plaats, geheel of ten dele ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en andere kampeeronderkomens (waaronder stacaravans, trekkershutten en tenthuisjes), ten behoeve van recreatief nachtverblijf op jaarstandplaatsen en op toeristische en seizoenstandplaatsen.
1.69 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.70 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.71 karakteristiek
panden die op basis van de volgende criteria gewaardeerd zijn als karakteristiek:
- relatie met het landschap;
- erfstructuur en erfinrichting;
- streekeigen verschijningsvorm;
- herkenbaarheid en mate van gaafheid;
- architectuur en cultuurhistorische waarde;
de waardering van de karakteristieke eigenschappen hebben betrekking op hoofdgebouwen tenzij anders in bijlage 6 of 7 van deze regels is aangegeven.
1.72 kelder
een ruimte gesitueerd onder een gebouw die geen ruimtelijke uitstraling heeft en/of niet van buitenaf toegankelijk is.
1.73 kinderboerderij
een recreatieve voorziening waarop, al dan niet in combinatie met andere recreatieve voorzieningen, dieren worden gehouden.
1.74 kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingsplicht op grond van het Activiteitenbesluit of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, op een oppervlak van niet meer dan 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m² en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.75 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.76 kleinschalig kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van niet-permanente kampeermiddelen (inclusief eventuele tenthuisjes) op maximaal 25 standplaatsen, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.77 kunstobject
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van culturele aard en bedoeld ter expositie al dan niet in de buitenlucht.
1.78 landhuis
een landhuis al of niet met gebouwde aanhorigheden, tuin, park, lanen en wateren.
1.79 landschappelijke inpassing
de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting.
1.80 landschapsontwikkelingsplan
het landschapsontwikkelingsplanm zoals vastgesteld op 19 november 2008.
1.81 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.82 landbouwontwikkelingsgebied
een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie is voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij.
1.83 langdurig
ten minste 14 tot 18 uur per dag gedurende minimaal 1 jaar.
1.84 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.85 manege
een onderneming die gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.86 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.87 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.88 Nge (Nederlandse grootte-eenheden)
een economische maatstaf voor het bepalen van de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven.
1.89 niet-permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.
1.90 nevenfunctie
een of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende (agrarische) bedrijf of wonen.
1.91 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.92 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.93 onverharde wegen
een (zand)weg, zonder verhard oppervlak en functionerend als ondergeschikte verbinding tussen andere wegen en/of ontsluitingen van (agrarische) percelen.
1.94 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.95 paardenbak
een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining.
1.96 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.
1.97 paardenhouderij
een gebruiksgericht bedrijf dat is gericht op het houden, stallen en/of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden met daaraan ondergeschikte functies behorende bij een paardenhouderij.
1.98 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.99 plattelandskamer
een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebouw of een pand, welke is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers en waar keuken en/of sanitair in een gemeenschappelijke ruimte is ondergebracht. Voor zover sprake is van 1 plattelandskamer dient gebruik te worden gemaakt van keuken en/of sanitair in het hoofdgebouw.
1.100 plattelandswoning
een bedrijfswoning, behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.
1.101 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.102 reconstructiegebied
een gebied waarvoor een reconstructieplan, als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden, is opgesteld.
1.103 recreatieverblijf
een gebouw of kampeermiddel, dat uitsluitend bedoeld is voor een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft.
1.104 recreatiewoning/chalet
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw inclusief kelder, dat niet op wielen verplaatsbaar is en dat uitsluitend bedoeld is om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft.
1.105 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van 40 tot 70 Nge.
1.106 relatie
een figuur dat aangeeft dat er sprake is van een gekoppeld bouwvlak waarbij de bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing zijn.
1.107 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.108 ruimtelijke kwaliteit
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
1.109 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.
1.110 seksinrichting
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.111 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.112 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.113 stacaravan
een stacaravan is een recreatief onderkomen, met kenmerken van een caravan, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of nachtverblijf, dat, in één geheel en op een eigen as-/wielstelsel kan worden aangevoerd.
1.114 standplaats voor kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.115 stand still-principe
beginsel dat erop gericht is verslechtering van de grondwaterkwaliteit tegen te gaan en het vergroten van risico's op verontreiniging van het grondwater te voorkomen.
1.116 stap vooruit-principe
het beginsel dat erop gericht is de risico's op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren.
1.117 teeltondersteunende voorzieningen
- a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
- 1. teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden, waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, boogkassen tot 0,5 m, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen;
- b. permanente teeltondersteunende voorzieningen:
- 1. laag: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt, zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken;
- 2. hoog: teeltondersteunende kassen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt.
1.118 tenthuisje
een verblijf of onderkomen, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, waaronder in ieder geval tentdoek, niet zijnde een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en dat geschikt is om periodiek gedemonteerd te worden, met een vloeroppervlak van maximaal 40 m².
1.119 trekkershut
een trekkershut is een gebouw, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor kortstondig recreatief dag- en/of nachtverblijf voor steeds wisselende groepjes recreanten, die hun hoofdverblijf ergens anders hebben.
1.120 tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
1.121 verblijfsrecreatief terrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of andere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.122 verkoop agrarische producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of het resultaat zijn van ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten.
1.123 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.124 vervolgfunctie
een of meer functies of een of meer activiteiten als alternatief voor de agrarische bedrijfsvoering die ter plaatse is beëindigd.
1.125 verwevingsgebied
een gedeelte van een reconstructiegebied ingericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten, zoals dat gedeelte dat is aangeduid als verwevingsgebied.
1.126 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
1.127 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van meer dan 70 Nge.
1.128 voorgevel
de naar de openbare zijde gekeerde gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.129 voormalig bedrijfsbebouwing
bebouwing dat niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.
1.130 waterbergingsgebied
een gebied waar, in tijden van overvloedige neerslag, water tijdelijk vastgehouden kan worden.
1.131 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.132 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.133 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.134 wooneenheid
een woning.
1.135 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.136 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.137 zorgboerderij als nevenfunctie
een (voormalig) agrarisch bedrijf waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten en waar geen sprake is van nachtverblijf.
1.138 zorgboerderij als vervolgfunctie
een maatschappelijke functie waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten en waar tevens sprake kan zijn van nachtverblijf.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de tiphoogte van de windturbine.
2.6 inhoud van een bouwwerk, niet zijnde een recreatiewoning
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidingsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 inhoud van een recreatiewoning
tussen de onderzijde van de onderste grondvloer (inclusief ondergrondse gedeelten), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheingsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat waneer sprake is van een kleder gemeten dient te worden tussen de bovenkant van de vloer van de kelder, de binnenzijde van de buitenmuren (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de binnenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder a, b, e, f en g;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder c;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
- d. bed & breakfast;
- e. evenementen;
- f. extensieve dagrecreatie;
- g. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- h. de in tabel 3.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) | gehele bedrijf | 100 |
zorgboerderij (exclusief overnachten) | gehele bedrijf | 200 |
- = niet van toepassing.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen, veekeringen en tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken ook buiten het bouwvlak, maar aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
- d. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 2 ha en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- e. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. opper- vlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling (min./ max.) | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55°** |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 12/55°** |
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen | - | 500 m² | - | - | 6 m | - |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge | - | 1.000 m² | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouw- vlak* | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
sleufsilo's voedersilo's mestsilo's | - | - | - | - | 2 m 15 m 6 m | - |
mestopslagplaten | - | - | - | - | 3 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
erf- of terreinaf- scheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken behorende bij mestzakken buiten het bouwvlak | - | - | - | - | 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte ondergeschikte bouwdelen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht, kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
- b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan;
- i. uitbreiding van het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', waar tevens de aanduiding 'intensieve veehouderij' geldt, is niet toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder a, b, e, f en g;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder c;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.97;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': een paardenbak;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf': tevens een agrarisch hulpbedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': tevens een zorgboerderij inclusief nachtverblijf;
- g. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
- h. de instandhouding van het ter plaatse aanwezige inlaatwerk en graafcoupure, zoals opgenomen in bijlage 8;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kuilvoerplaat': kuilvoerplaten;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag': mestopslag;
- k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
- l. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan':
gedurende de periode oktober tot apriltevens een onoverdekte natuurijsbaan; - m. bed & breakfast;
- n. evenementen;
- o. extensieve dagrecreatie;
- p. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- q. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in bijlage 5;
- r. de in tabel 4.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
- s. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
Tabel 4.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) | gehele bedrijf | 100 |
zorgboerderij (exclusief overnachten) | gehele bedrijf | 200 |
- = niet van toepassing.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen, veekeringen en paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
- d. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. opper- vlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling (min./ max.) | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55°** |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 12°/55°** |
hoge permanente teeltondersteunende kassen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' | - | 1.500 m² | - | 6m | ||
lage permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'lage teeltondersteunende voorzieningen' [sba -ltv] | 1,5 m | |||||
overige hoge permanente teeltondersteunende kassen | - | 500 m² | - | - | 6 m | - |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge | - | 1.000 m² | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' | - | be- staand* | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf ter plaatse van de aanduiding (specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf) | - | bestaand + 25% | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' | - | bestaand* | - | bestaand* | bestaand* | - |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouw- vlak | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
sleufsilo's voedersilo' mestsilo's | - | - | - | - | 2 m 15 m 6 m | - |
mestopslagplaten | - | - | - | - | 3 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' | - | - | - | - | 8 m | - |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht, kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
- b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan;
- i. uitbreiding van het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' waar tevens de aanduiding 'intensieve veehouderij' geldt is niet toegestaan.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.8 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschapswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder a, b en g;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een glastuinbouwbedrijf zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder d;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder c;
- d. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
- f. bed & breakfast;
- g. evenementen;
- h. extensieve dagrecreatie;
- i. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- j. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in bijlage 5;
- k. de in tabel 5.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
- l. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
Tabel 5.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) | gehele bedrijf | 100 |
zorgboerderij (exclusief overnachten) | gehele bedrijf | 200 |
- = niet van toepassing.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen en veekeringen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling (min./ max.) | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | één, tenzij middels een maatvoering- aanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55°** |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 12°/55°** |
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen | - | 500 m² | - | - | 6 m | - |
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' | - | 800 m² | - | 4,5 m | 6 m | - |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge | - | 1.000 m² | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouw- vlak | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
sleufsilo's voedersilo's mestsilo's | - | - | - | - | 2 m 15 m 6 m | - |
mestopslagplaten | - | - | - | - | 3 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
erf- of terreinaf- scheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. indien en voor zover meer dan 1.000 m²aan bebouwing wordt opgericht, kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
- b. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
- c. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- d. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- e. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- f. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- g. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- h. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- i. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan;
- j. uitbreiding van het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' waar tevens de aanduiding 'intensieve veehouderij' geldt is niet toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.8 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven vallende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': een agrarisch loonbedrijf;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf': een agrarisch loonbedrijf en mechanisatiebedrijf;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel': een dierenasiel;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een gemaal;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': een hovenier;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf': een nutsbedrijf;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': een aannemer;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf': een autobedrijf;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoparkeer- en stallingsbedrijf': een autoparkeer- en stallingsbedrijf;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autosloopbedrijf': een autosloopbedrijf;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf, autobedrijf, autosloopbedrijf, autoverkoop en autogarage': een autobedrijf, autosloopbedrijf, autoverkoop en autogarage;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi': tevens een bevi-inrichting;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bosbouwbedrijf': een bosbouwbedrijf;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf': een bouwbedrijf;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - chemisch afvaldepot': een chemisch afvaldepot;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtvezelbedrijf': een houtvezelbedrijf;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf': een installatiebedrijf;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag meststoffen': de opslag van meststoffen;
- u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schoonmaakbedrijf': een schoonmaakbedrijf;
- v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': een transportbedrijf;
- w. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
- x. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg': een lpg-vulpunt;
- y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf, waterwinbedrijf': een waterwinbedrijf met behoud van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de bos- en beplantingselementen, graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
- z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
- aa. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- ab. evenementen;
- ac. het verhandelen van ter plaatse vervaardigde goederen;
met dien verstande dat:
- ad. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
- c. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling (min./ max.) | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | één, tenzij middels een maatvoering- aanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 20°/55° |
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing' | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* |
overige bedrijfsgebouwen | - | be- staand* tenzij middels een maatvoering- aanduiding anders is aangegeven | - | 5,5 m | 10 m | 12°/55° |
erf- of terreinafschei- dingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- Niet van toepassing.
* Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
met dien verstande dat:
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
- 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
- 3. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
- 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
- indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
- indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
- van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m².
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels :
- a. per bestemmingsvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan tenzij anders met een maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
- b. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi';
- c. nieuwe Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- e. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- g. per bedrijf mag de oppervlakte van het kantoor niet meer bedragen dan 50% van het totale vloeroppervlak met een maximum van 400 m² per bedrijf;
- h. de verkoop van motorbrandstoffen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'. De verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel in de vorm van een shop bedraagt ten hoogste 125 m²;
- i. overige detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie;
- j. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie;
- k. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing' buitenopslag niet is toegestaan, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven;
- l. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 7 Detailhandel - Tuincentrum
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een tuincentrum annex kwekerij;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- c. evenementen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud | maximaal oppervlak | max. goothoogte | max. bouw- hoogte | dak- helling | |
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ) | één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven | 750 m³ | - | 4,5 m | 10 m | 20°/55° |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | - | 100 m² | 3 m | 6 m | 20°/55° |
bedrijfsgebouwen | - | - | bestaand* | 5,5 m | 10 m | 12°/55° |
kassen | - | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | - |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- Niet van toepassing.
* Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen inclusief kassen, met inachtneming van het volgende:
- a. het bestaande bebouwde oppervlak inclusief kassen mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
- b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
- c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Detailhandel - Tuincentrum gerealiseerd dient te worden;
- d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
- e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
- f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een restaurant uit categorie 2b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- c. evenementen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud/ oppervlak | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling | |
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ) | één, tenzij middels een maatvoering- aanduiding anders is aangegeven | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | 100 m² | - | 6 m | 20°/55° |
bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 3 m | - |
- Niet van toepassing.
* Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:
- a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
- b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
- c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Horeca gerealiseerd dient te worden ;
- d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
- e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
- f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:
- het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 ten behoeve van het toestaan van een nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen, met inachtneming van het volgende:
- a. per bestemmingsvlak is ten hoogste 1 kleinschalig kampeerterrein toegestaan;
- b. ten behoeve van bebouwing geldt dat voorzieningen ten behoeve van de nevenfunctie uitsluitend binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd mogen worden;
- c. ten behoeve van het gebruik van gronden geldt het volgende:
- 1. gedeelte van de nevenfunctie waarvoor geen bebouwing nodig is, is tevens toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak;
- 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
- 3. het kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- d. uitsluitend kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
- e. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- f. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
- g. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
- h. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
- i. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
- j. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
- k. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
- l. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
Artikel 9 Landhuis
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de instandhouding van landgoederen met landhuizen;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - internaat': een internaat;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': een maatschappelijke functie;
- e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van landschapselementen, buitenplaatsen en parkinrichting, vijver en waterpartijen en het lanenstelsel;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- g. de in tabel 9.1 vermelde toegestane nevenfuncties.
Tabel 9.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
evenementen | gehele grondgebied | - |
bed & breakfast | - | - |
natuur- en milieueducatie, rondleidingen | - | 100 |
tentoonstellingsruimte, museum | - | 500 |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
- = Niet van toepassing.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. % bebouwing | min. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling min./ max. | |
woningen (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* | ||
bijgebouwen en overkappingen | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* | ||
overige bebouwing | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* | ||
woningen incl. aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende maten' | 1 | 30 | 2.000 m³ | 6 | 12 | ||
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 3 m | - |
- Niet van toepassing.
* Zoals legaal aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
met dien verstande dat:
- c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende maten' geldt dat de bebouwing geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden en/of bij nieuwbouw, zoveel mogelijk ruimtelijk wordt ingepast in de omgeving;
- d. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende maten' geldt dat uitsluitend gebouwd mag worden voor zover de bouw niet gepaard gaat met het kappen van landschappelijke waardevolle bomen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is niet toegestaan;
- b. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar;
- c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- d. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4;
- e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
- f. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van welzijn, gezondheidszorg, religie, openbare diensten, onderwijs, kinderopvang, openbare speelterreinen/speelplaatsen en verenigingsleven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension' een dierenpension;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'jeugdopvang': uitsluitend een jeugdopvang;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'religie': een klooster;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- f. evenementen;
met dien verstande dat:
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud/ oppervlak | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling (min./ max.) | ||
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | één, tenzij middels een maatvoering- aanduiding anders is aangegeven | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° | |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | 100 m² | 3 m | 6 m | 20°/55° | |
bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* | |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - | |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 3 m | - |
- Niet van toepassing.
* Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:
- a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
- b. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvlak;
- c. indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak, mag het bouwvlak eenmalig overschreden worden met dien verstande dat de uitbreiding te allen tijde binnen de bestemming Maatschappelijk gerealiseerd dient te worden;
- d. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
- e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
- f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaats;
- b. aula, crematoriumgebouw, urnenmuur;
- c. berging;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met dien verstande dat:
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlakte | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhel- ling(min/max.) | |
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ) | één, tenzij middels een maatvoering-aanduiding anders is aangegeven | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° | |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 20°/55° |
overige gebouwen: - aula/ crematoriumgebouw - berging | 1 1 | bestaand* | - | 3 m 2,5 m | 7,5 m 3,5 m | 12°/55 12°/55 |
bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 3 | - |
- Niet van toepassing.
* Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Artikel 12 Maatschappelijk - Militaire Zaken 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. militaire zaken zoals kazernecomplexen, opslagdepots, dienstwoning, kantoren, werkplaatsen, magazijnen, zendinstallaties en andere bouwwerken;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlakte | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhel-ling(min/max.) | |
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ) | 2 | 750 m³ | 8 m | 12 m | 20°/55° | |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 12°/55° |
overige bedrijfsgebouwen | - | zoals aangege- ven middels een maatvoe- ringaan- duiding | - | 8 m | 12 m | 12°/55° |
zendinstallaties | - | - | - | - | 45 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 5 m | - |
- = Niet van toepassing.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 onder b teneinde:
- a. een goothoogte van 12 m toe te staan;
- b. een bouwhoogte van 15 m toe te staan;
- c. het plat afdekken van een gebouw toe te staan;
- d. een bouwhoogte van 40 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan;
met inachtneming van het volgende:
- e. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de doelmatige uitvoering van het bestemmingsplan in de weg staat of de noodzaak/reële wenselijkheid aangetoond is;
- f. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien er geen onevenredige negatieve gevolgen intreden.
Artikel 13 Natuur
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- b. extensieve dagrecreatie;
- c. houtoogst;
- d. water;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, bruggen, paden, recreatieve voorzieningen en trafohuisjes.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt ten hoogste 8 m;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het beheer en het onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening van de terreinen, met inachtneming van het volgende:
- a. het gebouw dient noodzakelijk te zijn voor het beheer en onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening;
- b. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 50 m²;
- c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
- d. de bestaande natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend een volkstuincomplex;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- c. evenementen.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. per volkstuincomplex met een oppervlakte van ten minste 1 ha is ten hoogste 1 niet voor bewoning bestemd gebouwd met een oppervlak van 25 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m toegestaan;
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:
- het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kta': een kampeerterrein voor uitsluitend toeristische en seizoensstandplaatsen, zoals tenten, toercaravans, vouwwagens, kampeerauto's, trekkershutten en tenthuisjes en bijbehorende voorzieningen, zoals een kampwinkel, receptie, opslag en werkplaats, horeca-, dag- en verblijfsgebouwen, zwembaden en een uitkijktoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktb': een kampeerterrein voor toeristische en seizoensstandplaatsen, zoals tenten, toercaravans, vouwwagens, kampeerauto's, trekkershutten en tenthuisjes alsmede voor stacaravans en bijbehorende voorzieningen, zoals een kampwinkel, receptie, opslag en werkplaats, horeca-, dag- en verblijfsgebouwen, zwembaden en een uitkijktoren;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktc': uitsluitend een groepsaccommodatie;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': uitsluitend een solitaire recreatiewoning;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat sanitaire voorzieningen, stacaravans, trekkershutten en bijbehorende bergingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. de minimale afstand tussen stacaravans en bergingen en tussen bergingen onderling binnen een cluster dient minimaal 3 m te bedragen;
- d. de minimale afstand tussen recreatiewoningen dient minimaal 5 m te bedragen;
- e. het maximale aantal aaneengebouwde recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 4, met dien verstande dat de afstand tussen recreatiewoningen die niet aaneengebouwd zijn ten minste 5 m bedraagt;
- f. verder geldt het volgende:
max. aantal | max. inhoud | max. oppervlakte | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) | 1, tenzij middels een maatvoeringaan- duiding anders is aangegeven | 750 m³ | - | 4,5 m | 10 m |
sanitaire voorzieningen | - | - | 500 m² | 3,5 m | |
overige bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | - | 3 m | 6 m |
recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding; 'recreatiewoning' | 1 | 300 m³ | - | 3,5 m | 6 m |
groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktc' | 1 | bestaand* | - | - | - |
stacaravans ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktb' | zoals middels een maatvoerings- aanduiding is aangegeven | - | 60 m² | - | 3,75 m |
bergingen en overkappingen | 1 per accommodatie | - | 8 m² | - | 3,5 m |
trekkershut | 5 per bedrijf | - | 32 m² | 3,5 m | |
tenthuisjes | - | - | 40 m² | 3,5 m | |
erf- of terreinafscheidingen:- voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m |
- Niet van toepassing.
* Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Ten behoeve van het maximaal te bebouwen oppervlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het maximaal toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:
- a. het bestaande bebouwde oppervlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot;
- b. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen;
- c. het bestaande bebouwde oppervlak voor groepsaccommodaties mag met ten hoogste 25% worden vergroot;
- d. in afwijking van het bepaalde onder a, mag het bestaande oppervlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van reacreatie - ktc' met ten hoogste 25% worden vergroot;
- e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de milieubelasting op de omgeving;
- f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
15.4 Specifieke gebruiksregels
- a. kampeerterreinen dienen bedrijfsmatig geëxploiteerd te worden;
- b. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
- c. stacaravans mogen gedurende het gehele jaar worden gebruikt.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan': uitsluitend een golfbaan met behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de kleinschaligheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen) en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': uitsluitend een ijsbaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'manege': uitsluitend een manege met daarbij behorende voorzieningen zoals tredmolens en buitenrijbanen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietvereniging': uitsluitend een schietvereniging met bijbehorende voorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein': uitsluitend een hondendressuurterrein met bijbehorende voorzieningen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- g. evenementen;
- h. horeca;
met dien verstande dat:
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, dienen binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming te worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'manege' of 'ijsbaan' ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling(min./max.) | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen ) | één, tenzij middels een maatvoering- aanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° |
bijgebouwen en overkappingen per woning | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 20°/55° |
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'manege' | - | bestaand* | - | bestaand* | bestaand* | 12°/55° |
bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | - | bestaand* | bestaand* | be- staand* |
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'manege' | - | - | - | - | 8 m | - |
overige lichtmasten | - | - | - | - | 16 m | - |
ballenvangers | - | - | - | - | 7 m | - |
erf- of terreinafscheidingen:- voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- Niet van toepassing.
* Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:
- het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen alsmede opstelstroken, busstroken en voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, verkeers- en informatieborden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, tunnelbakken, tunnels, taluds, viaducten, bruggen, duikers, faunapassages, nutsvoorzieningen, abri's, groen en water.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de inhoud van een gebouw bedraagt ten hoogste 25 m³;
- c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 18 Verkeer - Onverhard
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onverharde wegen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de inhoud van een gebouw bedraagt ten hoogste 25 m³;
- c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m.
18.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Verkeer - Onverhard te wijzigingen in de bestemming Verkeer indien de wijziging betrekking heeft op het aanwijzen tot verharde weg.
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, bruggen, taluds en spoorwegovergangen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water.
19.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend seinhuisjes, transformatorstations, onderstations, schakelstations, relaishuisjes, wachtruimtes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 150 m² per gebouw;
- c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4,5 m;
- d. de bouwhoogte van masten en portalen bedraagt ten hoogste 10 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 20 Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. verkeer te water;
- c. oeverstroken;
- d. schouwpaden;
- e. extensieve dagrecreatie;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'natuur': tevens natuur;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water ten behoeve van waterberging en waterhuishouding en bruggen.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
- het is verboden op of in de gronden met de bestemming Water voorzien van de aanduiding 'natuur' te verondiepen en/of dempen van oppervlaktewater met grond en/of baggerspecie.
Artikel 21 Wonen
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' voormalige bedrijfsbebouwing;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis': een landgoed met een landhuis en bijbehorende gebouwen en terreinen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - vergaderruimte': een vergaderruimte voor niet-commercieel gebruik;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en paardenbakken;
met daaraan ondergeschikt:
- f. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in bijlage 5;
- g. de in tabel 21.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
- h. bed & breakfast;
- i. evenementen;
met dien verstande dat:
- j. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is een woning niet toegestaan.
Tabel 21.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 m² |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
- = Niet van toepassing.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel gebouwd worden;
- c. de afstand tussen de woning en het bijgebouw bedraagt ten hoogste 20 m;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
- e. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud | max. oppervlak | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling | |
woningen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis' | één | bestaand** | - | 4,5 m | 10 m | 20°/55°* |
overige woningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) | één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven | 750 m³ | - | 4,5 m | 10 m | 20°/55° |
overige bijgebouwen overkappingen per woning | - | - | 100 m² | 3 m | 6 m | 20°/55° |
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' m.u.v. de woning | - | bestaand** | bestaand** | bestaand** | bestaand** | bestaand** |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
** = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
met dien verstande dat:
- f. voor de reeds bestaande bijgebouwen en overkappingen boven de 100 m² het volgende geldt:
- 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
- 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen is in geen geval toegestaan;
- 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing boven de 100 m², niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
- 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de (voormalige bedrijfs)woning is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw van gebouwen, uitgezonderd (de voormalige bedrijfs)woning, is in geen geval toegestaan;
- 3. nieuwbouw van de (voormalige bedrijfs)woning is uitsluitend toegestaan mits de nieuwbouw plaatsvindt op of binnen de bestaande funderingen;
- 4. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
- 5. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien alle bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m².
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Specifieke gebruiksregel
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- b. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- c. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 4 tenzij middels een maatvoeringsaanduiding anders is aangegeven. In dat geval geldt het aantal kamers zoals aangegeven middels de maatvoeringsaanduiding;
- d. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
- e. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
- f. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:
- a. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing';
- b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn de nevenfuncties Kleinschalig kamperen en plattelandskamers ook toegestaan op gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing';
- c. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
- d. in afwijking van het bepaalde in onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan het bouwvlak;
- e. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- f. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- g. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
- h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
- i. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
- j. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
- k. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
- l. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²;
- m. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- n. ten behoeve van de nevenfunctie niet-agrarische bedrijven geldt tevens het volgende:
- 1. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan, tenzij uit nader onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het treffen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan de bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- o. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
- 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
- 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
- 4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
- 5. de afstand tot andere verblijfsrecreatieve terreinen bedraagt ten minste 500 m;
- 6. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
- p. ten behoeve van de nevenfunctie plattelandskamers geldt tevens het volgende:
- 1. het aantal kamers op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' bedraagt ten hoogste 5, met dien verstande dat de oppervlakte per kamer ten hoogste 50 m² bedraagt;
- 2. het aantal kamers op overige gronden bedraagt ten hoogste 1, met dien verstande dat de oppervlakte ten hoogste 50% bedraagt van het oppervlak van het bijgebouw met een maximum van 50 m²;
- 3. de afstand tussen de plattelandskamers en het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 25 m.
- q. ten behoeve van gevoelige functies waar langdurig kinderen verblijven geldt het volgende:
- 1. deze functies zijn niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
- 2. het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen.
21.6 Wijzigingsbevoegdheden
Ten behoeve van wijziging naar een agrarisch grondgebonden bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen te wijzigen in de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarde of Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden, met inachtneming van het volgende:
- a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig agrarisch grondgebonden bedrijf;
- b. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien er elders in de provincie Overijssel een agrarisch bouwvlak wordt opgeheven;
- c. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden waar een Rood voor Rood-ontwikkeling heeft plaatsgevonden;
- d. per bouwvlak wordt voorzien in maximaal één bedrijfswoning;
- e. de omschakeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- f. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast ten behoeve van een volwaardig grondbonden veehouderijbedrijf, akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, fruit- en sierteeltbedrijf, boomkwekerij of duurzame intensieve veehouderij;
- g. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de bestemming Waarde - Landschap - 1;
- h. in aanvulling op het gestelde onder f geldt dat de wijziging naar een bouwvlak voor een fruit- en sierteeltbedrijf of boomkwekerij niet is toegestaan op gronden met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en/of de bestemming Waterstaat - Intrekgebied;
- i. in aanvulling op het gestelde onder f geldt dat de wijziging naar een bouwvlak voor een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat gebruik van een bestaand bouwvlak voor omschakeling naar een intensieve veehouderij niet mogelijk is;
- j. in aanvulling op het gestelde onder f geldt dat de wijziging naar een bouwvlak voor een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
- k. in het landbouwontwikkelingsgebied Lettele is er ruimte voor ten hoogste 1 nieuwe intensieve veehouderij, peildatum voor nieuwvestiging is 23 december 2008;
- l. de oppervlakte van het gewijzigde bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,5 ha;
- m. bij wijziging naar een intensieve veehouderij bedraagt de afstand tot omliggende bouwvlakken ten minste 100 m;
- n. bij wijziging naar een intensieve veehouderij bedraagt de afstand tot de bebouwde kom ten minste 500 m;
- o. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
- p. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor de nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
- q. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan.
Artikel 22 Wonen - Woonwagenstandplaats
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een woonwagencentrum;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal | max. oppervlak | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
standplaatsen | zoals aangegeven middels een maatvoerings-aanduiding | - | - | - |
woonwagen | 1 per standplaats | 120 m² | 3,5 m | 5 m |
bebouwing ten behoeve van sanitaire voorzieningen, beheer, onderhoud en bergingen | - | 30 m² per standplaats | 3 m | 4 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 2 m |
- = Niet van toepassing.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.4 Specifieke gebruiksregel
- a. Per standplaats is ten hoogste 1 onderkomen of 1 woonwagen toegestaan.
- b. Buitenopslag is niet toegestaan.
Artikel 23 Leiding - Gas - 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten minste 159 mm, ten hoogste 324 mm en een druk van ten hoogste 40 bar.
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
23.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat buitenopslag niet is toegestaan.
23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Leiding - Gas - 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten minste 324, ten hoogste 1.220 mm en een druk van ten hoogste 66 bar.
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
24.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat buitenopslag niet is toegestaan.
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 110 kV.
25.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 50 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 25.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Leiding - Water
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een watertransportleiding.
26.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 26.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Archeologie - 1
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarden.
27.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a.
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitendbouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; - b.
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – metinachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitendworden gebouwd, indien:- 1.
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegdwaarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegdgezag in voldoende mate is vastgesteld; - 2.
de betrokken archeologische waarde, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten nietworden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan deomgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van dearcheologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van debouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- 1.
- c.
het bepaalde in dit lid onder b, sub 1 en 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekkingheeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:- 1.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte,voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordtgemaakt van de bestaande fundering; - 2.
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; - 3.
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonderheiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
- 1.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waarde - Archeologie - 2
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden op terreinen van de Archeologische Monumenten Kaart die aangewezen zijn als terrein van hoge archeologische waarde.
28.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a.
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitendbouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; - b.
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – metinachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitendworden gebouwd, indien:- 1.
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegdwaarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegdgezag in voldoende mate is vastgesteld; - 2.
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten nietworden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan deomgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van dearcheologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van debouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- 1.
- c.
het bepaalde in dit lid onder b, sub 1 en 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekkingheeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:- 1.
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte,voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaaktvan de bestaande fundering; - 2.
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²; - 3.
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonderheiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
- 1.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waarde - Archeologie - 3
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden ter plaatse van zichtbare archeologische monumenten.
29.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt de volgende regel:
in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2 en toestaan dat de in de desbetreffende andere bestemming genoemde bouwwerken mogen worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:
- a.
de archeologische waarden van de gronden mogen niet onevenredig worden aangetast; - b.
de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies mogen niet onevenredig worden ofkunnen worden verkleind.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Waarde - Archeologie - 2
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
30.2 Bouwregels
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 31 Waarde - Archeologie - 3
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
31.2 Bouwregels
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Waarde - Archeologie - 4
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
32.2 Bouwregels
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 33 Waarde - Archeologie - 5
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
33.2 Bouwregels
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 34 Waarde - Archeologie - 6
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
34.2 Bouwregels
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Waarde - Archeologie - 7
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
35.2 Bouwregels
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 36 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:
- het behoud en het herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden.
36.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.
36.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 36.2 en toestaan dat de in de desbetreffende andere bestemming genoemde bouwwerken mogen worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:
- a. de cultuurhistorische en monumentale waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;
- b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 37 Waarde - Groeiplaats Boom
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Groeiplaats boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de bescherming en het behoud van bomen (of locaties waar deze wenselijk zijn) die beeld- en sfeerbepalend zijn.
37.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 38 Waarde - Landschap - 1
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemming(en), bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de essen, te weten:
- a. openheid;
- b. reliëf;
met dien verstande dat:
- c. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1 onder a, artikel 4 lid 4.1 onder a en artikel 5 lid 5.1 onder a op de gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan.
38.2 Bouwregels
Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van artikel 3, 4 en 5 de volgende regels:
- a. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.2 onder b en d op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan;
- b. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in de bevoegdheid tot afwijken in artikel 4 lid 4.4.4 en artikel 5 lid 5.4.4 op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan;
- c. de realisatie van nieuwe bouwvlakken zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.7.1 en artikel 4 lid 4.8.1 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan;
- d. omschakeling naar de bestemming Agrarisch zoals opgenomen in artikel 6 lid 6.7.2 en artikel 21 lid 21.6 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 39 Waterstaat - Intrekgebied
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Intrekgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.
39.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m;
- 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- c. het bepaalde onder a en b
en cis niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
39.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 39.2 teneinde in intrekgebieden ook nieuwe niet-risicovolle en grote risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still-principe.
- b. in afwijking van het bepaalde onder a kunnen nieuwe grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap vooruit-principe.
- c. in afwijking van het bepaald in lid 39.1 en onverlet het bepaalde onder a en b kunnen binnen intrekgebieden met stedelijke functies nieuwe grootschalige risicovolle functies worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still-principe.
Artikel 40 Waterstaat - Ruimte Voor De Rivier
40.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden met de bestemming 'Waterstaat - Ruimte voor de rivier' zijn bestemd voor de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering, alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de IJssel.
40.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Ruimte voor de rivier' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van waterstaatkundige doeleinden, met dien verstande dat:
- a. de maximale hoogte ten behoeve van scheepvaarttekens 15 m bedraagt;
- b. de maximale hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2,5 m bedraagt.
40.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2 ten behoeve van de medebestemming, indien de rivierbeheerder en de inspecteur VROM hieromtrent zijn gehoord en hebben geadviseerd.
Artikel 41 Waterstaat - Waterbergingsgebied
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de instandhouding van primaire watergebieden.
41.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 41.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
41.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 41.2 onder c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en de wateropvang niet belemmerd wordt. Alvorens het gebruikmaken van de bevoegdheid tot afwijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in het waterschap omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van het waterbergingsgebied niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 42 Waterstaat - Waterkering
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud, het beheer en de verbetering van (hoofd)waterkeringen, alsmede voor de afvoer van water, sediment en ijs, de waterhuishouding en/of verkeer te water met de daarbij behorende voorzieningen.
42.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 42.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
42.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 42.2 onder c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens het gebruikmaken van de bevoegdheid tot afwijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 43 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 44 Algemene Bouwregels
44.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
- d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing indien gebruikgemaakt wordt van de saneringsregeling zoals opgenomen in:
- 1. artikel 21, lid 21.2 sub f4;
- 2. artikel 6, lid 6.2 sub d4.
44.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
44.3 Herbouw (bedrijfs)woningen
- 1. In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat algehele herbouw van (bedrijfs)woningen uitsluitend mag plaatsvinden op of binnen de bestaande funderingen.
- 2. In afwijking van bovenstaande lid, is bouwen met een geringe afwijking van de bestaande fundering ten behoeve van aan- en uitbouwen toegestaan, mits de afstand tot de weg niet minder dan 15 meter bedraagt
44.4 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar binnen bouwvlakken;
- b. de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van een gebouw waaronder het wordt gerealiseerd, toegankelijk zijn;
- c. ondergrondse bouwwerken met een ruimtelijke uitstraling zijn uitsluitend toegestaan onder woningen;
- d. indien er sprake is van een ruimtelijke uitstraling van het ondergrondse bouwwerk dan bedraagt de inhoud van het ondergrondse bouwwerk en de inhoud van de woning gezamenlijk ten hoogste 750 m³;
- e. indien er geen sprake is van een ruimtelijke uitstraling van het ondergrondse bouwwerk, geldt geen maximale inhoudsmaat voor het ondergrondse bouwwerk.
44.5 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Artikel 45 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. de bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
- b. een brandweeringang;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 46 Algemene Gebruiksregels
- a. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
- b. Het gebruik van plattelandskamers voor permanente bewoning is niet toegestaan.
- c. Het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning is niet toegestaan.
- d. Prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
Artikel 47 Algemene Aanduidingsregels
47.1 Geluidszone - industrie
In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' de volgende regel:
- een op grond van de hoofdbestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
47.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' de volgende regels:
- a. de gronden zijn bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening en de bescherming van de bodem- en de (grond)waterkwaliteit ten behoeve van drinkwatervoorziening;
- b. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m;
- 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij;
- c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b teneinde in grondwaterbeschermingsgebieden ook nieuwe niet-risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still-principe;
- d. in afwijking van het bepaalde onder c kunnen nieuwe grote of grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap-vooruit-principe;
- e. in afwijking van het bepaalde a onverlet het bepaalde onder c en d kunnen binnen intrekgebieden met stedelijke functies nieuwe grootschalige risicovolle functies worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand still-principe;
- f. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij, zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1 onder a en artikel 4 lid 4.1 onder a, op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan;
- g. de realisatie van nieuwe bouwvlakken voor fruit-, sierteelt- en boomkwekerij, zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.7.1 en artikel 4 lid 4.8.1, op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan.
47.3 Milieuzone - waterwingebied
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' de volgende regels:
- a. de gronden zijn bestemd voor puttenvelden ten dienste van de openbare drinkwaterwinning met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en openbare terreinen;
- b. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
- c. het oppervlak van ieder gebouw bedraagt ten hoogste 50 m²;
- d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
- f. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b tot en met e indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik en niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
47.4 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' het bepaalde in:
- artikel 3 lid 3.5 onder i;
- artikel 3 lif 3.7.4 onder f;
- artikel 4 lid 4.5 onder i;
- artikel 4 lid 4.8.4 onder f;
- artikel 5 lid 5.5 onder j;
- artikel 5 lid 5.8.3 onder f.
47.5 Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' het bepaalde in:
- artikel 3 lid 3.7.1;
- artikel 3 lid 3.7.2;
- artikel 3 lid 3.7.4;
- artikel 4 lid 4.8.1;
- artikel 4 lid 4.8.2;
- artikel 4 lid 4.8.4;
- artikel 5 lid 5.8.1;
- artikel 5 lid 5.8.3;
- artikel 6 lid 6.7.2;
- artikel 21 lid 21.6.
47.6 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' het bepaalde in:
- artikel 3 lid 3.7.4;
- artikel 4 lid 4.8.4;
- artikel 5 lid 5.8.3.
47.7 Veiligheidszone
Op deze gronden is de realisatie van nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten niet toegestaan.
47.8 Vrijwaringszone - molenbiotoop 100
47.9 Vrijwaringszone - molenbiotoop 200
47.10 Vrijwaringszone - molenbiotoop 300
Artikel 48 Algemene Afwijkingsregels
48.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 46 onder a ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw/bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
- a. een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- c. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen het bouwvlak en voldoet aan de regels inzake bijgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer dan 75 m² bedraagt;
- d. een afhankelijke woonruimte heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
- e. de bevoegdheid tot afwijken wordt voorgelegd aan een deskundige met de vraag of aan het bepaalde onder a wordt voldaan.
48.2 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 44.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
- c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
- d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
- e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
- g. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
48.3 Kleinschalige windturbines
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten einde de realisatie van windturbines mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:
- a. windturbines zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 windturbine toegestaan;
- c. de tiphoogte van een windturbine bedraagt ten hoogste 25 m;
- d. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing.
Artikel 49 Algemene Wijzigingsregels
49.1 Woningsplitsing karakteristieke panden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van extra woningen in monumenten en karakteristieke panden die hoofdgebouwen zijn, met inachtneming van het volgende:
- a. woningsplitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- b. de aanduiding karakteristiek dient opgenomen te zijn omdat het blijkens bijlage 6 of 7 een karakteristiek hoofdgebouw betreft;
- c. woningsplitsing is niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
- d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
- e. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
- f. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
- g. woningsplitsing in twee woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.000 m³ bedraagt;
- h. woningsplitsing in drie woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.500 m³ bedraagt;
- i. ter plaatse van de gesplitste woning dient de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat de woning aaneengebouwd is en dient te blijven;
- j. het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
- k. bij het wijzigingsplan kunnen beperkingen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij de nieuwe woning;
- l. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
49.2 Realisatie woning in een karakteristiek bijgebouw
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van een extra wooneenheid in een karakteristiek gebouw of monument dat niet is aangebouwd aan de (voormalige) bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:
- a. het realiseren van een woning in een bijgebouw is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- b. de aanduiding karakteristiek dient opgenomen te zijn omdat het blijkens bijlage 6 of 7 een karakteristiek bijgebouw betreft;
- c. de realisatie van een woning in een bijgebouw, gelegen op gronden binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is niet toegestaan;
- d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
- e. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
- f. de cultuurhistorische waarde van deze gebouwen wordt niet aangetast;
- g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
met dien verstande dat:
- h. het gebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het bijgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
- i. bij het wijzigingsplan beperkingen kunnen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij deze nieuwe woning.
49.3 Waarde - Archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 2 of Waarde - Archeologie - 3, Waarde - Archeologie - 4 Waarde - Archeologie - 5 Waarde - Archeologie - 6 Waarde - Archeologie - 7 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
49.4 Herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen mogelijk te maken met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
- c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
- d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
- e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
- g. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
Artikel 50 Overige Regels
50.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
50.2 Relatie
Indien er blijkens het figuur 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn voor het gebruik, het bouwen, bevoegdheid tot afwijken en wijzigingsbevoegdheden, de bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
50.3 Toegelaten gebruik in afwijking van de bestemming
De in hoofdstuk 2 opgenomen afwijkingen voor nevenfuncties worden geacht te zijn verleend voor zover het activiteiten betreft die voldoen aan de regels voor nevenfuncties en voor zover de activiteiten legaal aanwezig waren ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan dan wel kunnen worden ontplooit middels een verleende omgevingsvergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 51 Overgangsregels
51.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
51.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
51.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
- a. In afwijking van het bepaalde in artikel 46 onder c is permanente bewoning van een recreatiewoning door rechthebbende natuurlijke personen zoals deze is opgenomen in bijlage 3 (Inventarisatie permanente bewoning recreatiewoningen - persoonsgebonden) wel toegestaan.
- b. Het persoonsgebonden overgangsrecht kan niet worden overgedragen aan of overgaan op een andere natuurlijke of rechtspersoon.
- c. Het persoonsgebonden overgangsrecht is uitsluitend van toepassing op de huidige locaties.
51.4 Objectgebonden overgangsrecht
In afwijking van het bepaalde in artikel 46 onder c is permanente bewoning van een recreatiewoning voor de recreatiewoningen zoals deze is opgenomen in bijlage 4 (Inventarisatie permanente bewoning recreatiewoningen - objectgebonden) wel toegestaan;
- d. indien langer dan 1 jaar aaneengesloten geen gebruik wordt gemaakt van het recht om de recreatiewoning permanent te bewonen, vervalt dit recht.
Artikel 52 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Deventer, 1e herziening'.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Inventarisatie Permanente Bewoning Recreatiewoningen - Persoonsgebonden
Bijlage 4 Inventarisatie Permanente Bewoning Recreatiewoningen - Objectgebonden
Bijlage 5 Nevenfunctie - Minicampings
Bijlage 6 Karakteristieke Panden
Bijlage 7 Monumenten
Bijlage 8 Relicten Van De Ijssellinie
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bestemmingsplan Buitengebied Deventer van de gemeente Deventer is door de gemeenteraad op 6 juni 2012 vastgesteld. Op 26 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. Naar aanleiding van deze uitspraak en naar aanleiding van enkele geconstateerde omissies in het bestemmingsplan is besloten het bestemmingsplan Buitengebied op onderdelen te herzien. Verder is op 28 januari 2015 nieuw archeologiebeleid vastgesteld. Dit nieuwe archeologische beleid met de daarbij behorende beleidskaart is vertaald in deze herziening van het bestemmingsplan Buitengebied.
Ligging plangebied
De gronden waar deze herziening betrekking op heeft betreffen enkele specifieke locaties in het buitengebied van Deventer. Tevens zal een deel van de regels van het gehele plangebied van het basisplan worden herzien. Voor wat betreft het aspect archeologie wordt het gehele plangebied herzien. De plangrens betreft derhalve de plangrens van het basisplan, uitgezonderd de locaties waar na vaststelling van het basisplan een afzonderlijke procedure voor doorlopen is of wordt. Op deze locaties vigeert het basisplan namelijk niet meer en deze locaties maken derhalve ook geen onderdeel uit van deze herziening. Voor de volgende locaties met bijbehorende zelfstandig bestemmingsplan geldt deze herziening niet:
- Ikkinksweg 4, P319
- Ikkinksweg 9, P262
- Spanjaardsdijk 68, in procedure
- Butersdijk 21, P316
- Hoek veldkampsteeg / Steginksweg, P274
- Biesterveldsweg 5, P294
- Gasbuisleiding, P314
- Croddendijk 5a, P307
- Okkenbroekerveldweg 1, P309
- Zandbelterbrug, P267
- Begraafplaats Berkendijk, P313
- Schooldijk 1, P315
- Kanaaldijk west 19, in procedure
- Schapenzandweg 13, P305
- Looweg ongenummerd, P277
- Windturbines Kloosterlanden D278
- Vijfhoek D118
Wijzigingsplannen
Op een aantal locaties is een wijzigingsprocedure doorlopen. Deze wijzigingen worden niet in deze herziening en op de verbeelding van deze herziening in beeld gebracht aangezien voor deze ontwikkelingen reeds een afzonderlijke procedure doorlopen is, en de ontwikkelingen integraal onderdeel uitmaken van het basisplan. Voor de wijzigingen blijft het oude archeologiebeleid gelden, omdat deze set regels per wijzigingsplan is opgenomen. De volgende plannen maken geen onderdeel uit van deze herziening:
- W007 Natuurgebieden Gooiermars
- W008 Veldkampsteeg 4
- W010 Buitengebied Deventer Rodijksweg 7
- W011 Buitengebied Deventer Nabij Blankenadijk
- W012 Buitengebied Deventer Koerselmansweg 2
- W013 Buitengebied Deventer Bronsvoorderdijk 14a - 16
- W014 Buitengebied Deventer, Butersdijk 2
- W015 Buitengebied Deventer, Rossemansweg 3
Systematiek herziening
Deze bestemmingsplanwijziging bestaat uit regels en een verbeelding die vergezeld gaan van een toelichting. Het betreft een herziening, die in samenhang met het bestemmingsplan Buitengebied moet worden beschouwd, maar zelfstandig moet kunnen worden gelezen. In hoofdstuk 2 zijn alle wijzigingen waarop deze herziening betrekking heeft weergegeven. Het betreft zowel wijzigingen in de regels als op de verbeelding.
Algemeen
Als in de herziening gesproken wordt over het basisplan dan wordt het bestemmingsplan Buitengebied Deventer zoals vastgesteld op 6 juni 2012 bedoeld. Indien verwezen wordt naar bijvoorbeeld artikelnummers of paginanummers dan betreft het een verwijzing naar de nummers zoals opgenomen in het basisplan.
Toelichting
De toelichting van het basisplan maakt geen integraal onderdeel uit van deze herziening. Deze herziening is voorzien van een op de herziening toegespitste toelichting.
Regels
De onderdelen van de regels die betrekking hebben op deze herziening zijn in de planregels geel gearceerd. Hierbij zijn zaken die verwijderd worden ten opzichte van het basisplan voorzien van een doorhaling ('regel'). Toevoegingen ten opzichte van de regels van het basisplan worden geel gearceerd ('regel'). De niet gearceerde regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe deze ingepast zijn in de (bestaande) regels van het basisplan.
Van belang is dat de niet gearceerde regels niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen en formeel geen onderdeel van deze herziening uitmaken.
Verbeelding
De wijzigingen op de verbeelding hebben zowel betrekking op het toevoegen van nieuwe onderdelen als het verwijderen/wijzigen van bestaande onderdelen.
Van de verbeelding maken de plannen waarvoor een wijzigingsplan is opgesteld geen onderdeel uit.
Per wijziging is in hoofdstuk 2 van de toelichting aangegeven welke wijziging is opgenomen in deze herziening en welke zaken ter informatie gelden.
1.2 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk komen de verschillende aanpassingen aan bod, met een motivering waarom de aanpassingen zijn opgenomen. In hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan aan bod.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Onderdelen Herziening
2.1 Wijziging Naar Aanleiding Van Uitspraak Raad Van State
Op 26 maart 2014 heeft de Raad van State Uitspraak gedaan (kenmerk 201 207856/1/R1) inzake het op 6 juni 2012 door de raad vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Deventer. Ten aanzien van het bestemmingsplan Buitengebied waren een aantal beroepen ingesteld. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State moet bestemmingsplan Buitengebied Deventer op één punt worden aangepast. Het betreft het perceel Oudendijk 5 te Bathmen.
De eigenaar heeft in beroep aangegeven dat het plan onvoldoende mogelijkheden biedt om lage teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak te realiseren. Onder lage teeltondersteunende voorzieningen wordt verstaan: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m die langer dan zes maanden worden gebruikt, zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken.
In het bestemmingsplan was opgenomen (artikel 4, lid 4, onder 4) dat ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken om lage permanente voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, mits het oppervlak van lage permanente teeltondersteunende voorzieningen ten hoogste 2 ha bedraagt.
Onder het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Bathmen 1994" was aan het perceel de bestemming "Agrarisch met landschapswaarden" toegekend en mochten onbeperkte containervelden buiten het bouwvlak worden gerealiseerd.
De eigenaar heeft ongeveer 1,5 ha aan containervelden, waarvan 1 ha is gelegen binnen het bouwvlak en 0,5 ha daarvan buiten het bouwvlak. Het bestemmingsplan voorziet niet bij recht in lage teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak.
Op alle gronden in eigendom van de eigenaar van Oudendijk 5, wordt de aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen, zodat de teeltondersteunende voorzieningen die reeds aanwezig zijn, bij recht zijn toegestaan.
Juridische vertaling:
Regels:
Artikel 4.2
In de tabel met de bouwregels is een extra regel opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' lage teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een hoogte van 1,5 meter zonder oppervlakte beperking.
Verbeelding
Op het perceel Oudendijk 5 is een aanduiding 'lage teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen op het gehele kadastrale perceel van de eigenaar van de gronden.
afbeelding: uitsnede verbeelding Oudendijk 5 Bathmen
2.2 Wijziging Nieuw Archeologisch Beleid
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan Buitengebied Deventer is in 2012 gebruik gemaakt van de archeologische verwachtingskaart uit 2006. Omdat de kaart op een aantal aspecten was gedateerd is een nieuwe verwachtingskaart opgesteld, die is vertaald in een archeologische beleidskaart die op 28 januari 2015 door de gemeenteraad van Deventer is vastgesteld. Er zijn substantiële verschillen tussen de in het bestemmingsplan opgenomen archeologische waarden en de waarden zoals die zijn vastgesteld in het nieuwe beleid. Door het verwerken van het nieuwe beleid is sprake van een eenduidig archeologiebeleid en zijn er geen grote verschillen meer tussen de beleidskaart archeologie en het bestemmingsplan buitengebied Deventer.
In deze toelichting wordt aangegeven op welke wijze het archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan. Voor een beschrijving van de totstandkoming van het beleid en achtergronden wordt verwezen naar het op 28 januari 2015 vastgestelde beleid en bijlage 1 van deze toelichting.
De basis voor het nieuwe archeologiebeleid wordt gevormd door de verwachtingskaart en de beleidskaart.
2.2.1 Aanleiding aanpassing beleid
In 2006 is voor de gemeente Deventer een eerste archeologische verwachtingskaart opgesteld. De basis werd gevormd door beschikbare archeologische en historische data en een relatief hoogtemodel. Dit model hield in, dat alle hoge, droge en best bewoonbare delen van het landschap een hogere archeologische verwachtingswaarde kregen, en alle lage en moeilijk bruikbare delen een lagere verwachting. Het hoogtemodel werd gebaseerd op het door archeologisch onderzoek bewezen gegeven, dat hoge en droge delen in het dekzandlandschap favoriete locaties waren voor bewoning en ander historisch landgebruik.
Hoewel de kaart op hoofdlijnen voldeed, was hierin een aantal zwakke punten aanwijsbaar. Vooral vanuit fysisch geografisch oogpunt (zie ook bijlage 1) was de kaart aan een verbeterslag toe. In 2013 is daarom in opdracht van de gemeente een nieuwe archeologische verwachtingskaart ontwikkeld. Hierin zijn recente archeologische en historische onderzoeksgegevens meegenomen. Ook is nieuw onderzoek verricht naar geomorfologie en de locatie van historische erven. Parallel aan het ontwikkelingstraject van de nieuwe kaart zijn nieuwe verwachtingskaarten ontwikkeld voor respectievelijk landweren en sporen uit de Tweede Wereldoorlog. De resultaten van deze deelstudies zijn verwerkt in de nieuwe verwachtingskaart. De nieuwe kaart kent hierdoor meer detail op het gebied van geomorfologie en historische informatie, waardoor de archeologische verwachtingswaarden nauwkeuriger zijn. De nieuwe archeologische verwachtingskaart vormt het uitgangspunt voor de archeologische beleidskaart.
De kern van het nieuwe archeologiebeleid is helderheid vooraf. Het beleid is strikt waar nodig, maar biedt ruimte waar dit mogelijk is. Alle beschikbare informatie is verwerkt op de verwachtingskaart waardoor meer locaties vooraf kunnen worden vrijgegeven zonder dat dit tot informatieverlies leidt. Uiteindelijk leidt de nieuwe opzet tot minder kosten voor de burger bij nieuw- en verbouwplannen.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Op detailniveau leiden de gewijzigde uitgangspunten en basisgegevens tot aanzienlijke verschillen op de verbeelding. De aanvrager / initiatiefnemer merkt echter vooral dat de vrijstellingsgrenzen zijn aangepast. De vrijstellingsgrens is de maximale oppervlakte die een aanvrager zonder archeologische voorwaarden mag verstoren. In de vorige versie van het bestemmingsplan Buitengebied Deventer bedroeg deze oppervlakte vrijwel overal 100 m2. Alleen bij hele bijzondere locaties werden striktere grenzen gehanteerd. In dit bestemmingsplan is meer variatie aangebracht. Uitgangspunt is hierbij dat de oppervlakte van de vrijstellingsgrens is gekoppeld aan de verwachting. Hoe hoger de verwachting, hoe groter de kans dat bij een relatief kleine ingreep toch archeologische resten worden aangetroffen. In de meeste gevallen mogen meer werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd.
Verder is er een oplossing gezocht voor die ingrepen waar de kans op archeologische sporen redelijk groot is maar waar de oppervlakte van de ingreep vaak te klein is om daaruit bruikbare conclusies te trekken. Voor deze groep is de meldingsplicht opgenomen. Dit betekent dat aan de vergunning de voorwaarde wordt verbonden dat gelegenheid moet worden geboden tot het doen van een kosteloze waarneming. Deze waarneming dient om eventuele aanwezige resten op hoofdlijnen te documenteren. Hiermee wordt minder vaak om een volledig archeologisch onderzoek gevraagd.
2.2.2 De verwachtingswaarden
De beleidskaart van de gemeente Deventer kent acht verschillende waarden en hanteert per waarde bepaalde vrijstellingsgrenzen.
Vrijstellingen
De dieptevrijstelling is de diepte tot waarop werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden mogen worden uitgevoerd. Over het algemeen geldt een vrijstellingsdiepte van 0,5 meter. Alleen voor die locaties waar sporen zich naar alle waarschijnlijkheid direct onder maaiveld bevinden, wordt een diepte vrijstelling van slechts 0,3 m gehanteerd. Dit geldt voor de binnenstad en voor hele kwetsbare gebieden in het overige gebied van de gemeente.
De oppervlaktevrijstellingsgrens is in de Monumentenwet op 100 m² gesteld. Hiervan kan echter onderbouwd naar boven en beneden worden afgeweken. Voor bijvoorbeeld de binnenstad is deze grens aantoonbaar te ruim. Daarom worden voor de binnenstad verschillende, veelal striktere grenzen gehanteerd. In het buitengebied worden in veel gevallen juist ruimere vrijstellingsgrenzen toegepast. De onderbouwing van de gehanteerde vrijstellingsgrenzen is beschreven in het rapport 'Onderbouwing vrijstellingsgrenzen Archeologie. Van verwachting naar beleid'.
De beleidskaart van de gemeente Deventer kent acht verschillende waarden die lopen van waarde 0 tot 7.
Gebieden met Waarde 0 zijn gebieden waar geen rekening (meer) hoeft te worden gehouden met archeologische resten, omdat de bodem volledig is verstoord. De overige waarden zijn gebaseerd op de kans dat archeologische resten worden gevonden. Bij waarde 1 is de kans op archeologische resten het kleinst. Bij waarde 7 is die kans het grootst. Bij een kleine kans kunnen meer werkzaamheden zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd dan bij een grote kans.
In de tabel van de beleidskaart komen 3 soorten archeologische voorwaarden voor:
- Onderzoek; als de tabel 'Onderzoek' voorschrijft, wordt eerst een bureaustudie uitgevoerd. Deze bureaustudie bepaalt of en in welke vorm verder onderzoek nodig is.
- Melding: als de tabel 'Melding' voorschrijft betekent dit dat aan de werkzaamheden een meldingsplicht wordt verbonden.
- Geen; als de tabel 'Geen' aangeeft worden geen voorwaarden gesteld aan werkzaamheden in de grond.
De tabel met de beleidswaarden is vertaald in de regels en op de verbeelding van het bestemmingsplan. De beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie, zoals die in dit bestemmingsplan zijn gehanteerd.
2.2.3 Toelichting nieuwe regels archeologie
De beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie, zoals die in het bestemmingsplan zijn gehanteerd. De tabel met de beleidswaarden is vertaald in de regelgeving van dit bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen Waarde Archeologie opgenomen voor de gebieden die op de beleidskaart een beleidswaarde 2 of hoger kennen. De onderscheiden dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie kennen veelal dezelfde opbouw maar variëren in de gehanteerde vrijstellingsgrenzen:
Waarde-archeologie 0
Deze gebieden kennen in het bestemmingsplan geen dubbelbestemming omdat de bodem hier naar verwachting diep verstoord is. Daarom mag worden aangenomen dat er geen belangrijke archeologische sporen meer aanwezig zijn.
Waarde-archeologie 1
Voor de gebieden met een lage verwachtingswaarde (beleidswaarde '1') is de kans dat een bodemingreep het bodemarchief verstoort door de lage dichtheid aan vindplaatsen en de veelal relatief kleine oppervlakte van die vindplaatsen, zeer klein. Het betreft veelal lagere en natte delen van het landschap. Deze gebieden werden zeer extensief gebruikt maar dit betekent niet dat geen archeologische resten kunnen worden aangetroffen. Er worden in dit soort gebieden juist goed geconserveerde organische resten en rituele deposities aangetroffen. Het is echter nauwelijks mogelijk de locatie van dit type resten te voorspellen op basis van prospectief onderzoek. Eigenlijk komt dit type resten vooral aan het licht bij archeologische begeleiding van grootschalige werkzaamheden. Daarom is voor deze beleidswaarde een vrijstellingsoppervlakte van 10.000 m² gehanteerd. Boven de 10.000 m2 geldt een meldingsplicht. Dit betekent dat slechts wordt ingezet op het bieden van de gelegenheid tot een waarneming.
Er is voor gekozen om aan gebieden met beleidswaarde 'Archeologie 1' geen dubbelbestemming toe te kennen. Dit type omvangrijke werkzaamheden is over het algemeen op ruim op tijd bekend bij de gemeente. Een dubbelbestemming is daarmee een relatief zwaar middel dat voor deze groep leidt tot een onnodige administratieve last. Er wordt daarom voor deze ingrepen actief contact gezocht met de initiatiefnemer met het verzoek om medewerking te verlenen aan een archeologische waarneming tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Op deze manier kan de archeologische verwachting steekproefsgewijs gecontroleerd worden.
Waarde - Archeologie 2
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 1.000 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 1000 m² en 2.500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
Waarde - Archeologie 3
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
Waarde - Archeologie 4
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 4' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 100 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 100 m² en 200 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 200 m² en dieper dan 0,5 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
Waarde - Archeologie 5
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 5' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 10 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,3 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 10 m² en 40 m² dieper dan 0,3 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 40 m² en dieper dan 0,3 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
Waarde - Archeologie 6
Op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 6' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 5 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 5 m² en dieper dan 0,3 m dient bij een aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
Waarde - Archeologie 7
Bij werkzaamheden op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 7' die leiden tot een verstoring van de bodem dieper dan 0,3 meter dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd. Op basis van dit rapport kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden.
2.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
Bij de zes opgenomen dubbelbestemmingen gelden verschillende regimes en ondergrenzen. Soms worden voorwaarden of een meldingsplicht opgelegd bij de aanvraag om omgevingsvergunning bij bouwen en (grond)werkzaamheden. In andere gevallen moet een archeologisch onderzoek worden aangeleverd. Hieronder wordt een toelichting gegeven op de verschillende voorwaarden bij een omgevingsvergunning.
Geen voorwaarden
Wanneer uit de aanvraag blijkt, dat het terrein of delen daarvan al eerder verstoord zijn en de nieuw te verstoren oppervlakte daarmee kleiner wordt dan de aangegeven ondergrens, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. In deze gevallen zullen geen archeologische voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning.
Voorwaarden (behouden) in omgevingsvergunning
Wanneer eventuele archeologische resten bedreigd worden door verstoring, dienen eerst de mogelijkheden voor behoud van de archeologische resten in de bodem (in situ) te worden onderzocht. Hierbij kan worden gedacht aan het treffen van beschermende maatregelen, zoals een verschuiving van de nieuwbouwlocatie naar een gebied met een lagere verwachting of een minder verstorende manier van funderen.
Meldingsplicht
In die gevallen waar de aanwezigheid van archeologische resten niet kan worden uitgesloten maar de informatiedichtheid en –waarde ten opzichte van de inspanning van een volledig archeologisch onderzoek echter te klein uitvallen, kan aan de omgevingsvergunning een meldingsplicht worden gekoppeld. Bij de start van de grondwerkzaamheden moet dan worden gemeld bij de gemeentelijk archeoloog. Er kan op deze manier een afspraak gemaakt worden voor een bezoek tijdens de werkzaamheden, een archeologische waarneming. Tijdens de archeologische waarneming zullen de resten in grote lijnen worden gedocumenteerd. Aan de waarneming zijn voor de aanvrager geen kosten verbonden. Wel dient hiervoor in overleg met de gemeentelijk archeoloog enige tijd te worden ingepland.
Archeologisch Onderzoek
Indien uit de aanvraag blijkt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is, hangt het vervolgtraject af van de oppervlakte van de geplande nieuwbouw of werkzaamheden. De vorm van archeologisch onderzoek wordt bepaald wanneer de verstoringsdiepte en de begrenzing van geplande bodemingrepen bekend zijn. Deze gegevens worden in de bureaustudie gekoppeld aan de inhoudelijke gegevens over de locatie. Op basis daarvan kunnen aan de omgevingsvergunning al dan niet voorwaarden worden verbonden.
Wanneer de oppervlakte kleiner is dan 2.500 m² worden zo nodig ter plaatse controleboringen uitgevoerd om de intactheid van de bodem te controleren en eventueel de archeologische verwachting bij te stellen. Bij oppervlaktes tot 2.500 m2 zijn deze boringen voor rekening van de Gemeente Deventer.
Bij grotere oppervlaktes dient een archeologisch booronderzoek uitgevoerd te worden ter controle van de intactheid van de bodem en de archeologische verwachting. Dit onderzoek is voor rekening van de aanvrager. Indien uit de boringen blijkt dat de bodemopbouw intact is en de archeologische verwachting door resultaten van het booronderzoek wordt bevestigd, dient archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.
Bij kleinere oppervlaktes kan in overleg met de (gemeentelijk) archeoloog worden gekozen voor het archeologisch begeleiden van het ontgraven van de bouwkuip. Bij grotere oppervlaktes zal het vervolgonderzoek worden uitgevoerd in de vorm van proefsleuven. De kosten voor dit onderzoek zijn in beide gevallen voor rekening van de aanvrager. Wanneer proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd wordt op basis van de resultaten bepaald of en welke van de eventuele archeologische resten definitief dienen te worden opgegraven. Ook dit onderzoek is voor rekening van de aanvrager. Wanneer alle geselecteerde resten zijn onderzocht, kan worden gestart met de bouw.
2.3 Wijzigingen In Regels
2.3.1 Begrippen
Kampeerterrein
Aan het begrip 1.67 is omwille van de leesbaarheid en eenduidigheid van het bestemmingsplan de geel gearceerde tekst toegevoegd.
1.67 kampeerterrein, specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein a
Standplaatsen bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of ander recreatief onderkomen dat gedurende korte perioden per jaar (voor seizoenplaatsen maximaal 8 maanden) daar aanwezig mag zijn, (behoudens de met een omgevingsvergunning voor het bouwen gebouwde onderkomens, tenthuisjes en trekkershutten) ten behoeve van recreatief nachtverblijf, gedurende het gehele jaar.
Het begrip 'Plattelandswoning' is toegevoegd aan het bestemmingsplan, omdat voor deze woningen een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in de agrarische bestemmingen.
Plattelandswoning
Omdat een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor Plattelandswoning is dit begrip toegevoegd aan de regels.
1.100 Plattelandswoning
Een bedrijfswoning, behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.
2.3.2 Wijze van meten
Omwille van eenduidige toetsing van het bestemmingsplan die goed aansluit op andere (bouw)regelgeving wordt op twee bouwwerken de wijze van meten aangepast:
Artikel 2, lid 7 inhoud van een recreatiewoning
In het basisplan is de wijze van meten voor de inhoud van een bouwwerk en de inhoud van een recreatiewoning gebaseerd op de destijds geldende wettelijke standaarden. Als gevolg van deze standaarden gaan er door dikker wordende begane grondvloeren (isolatie) en bijvoorbeeld rieten daken delen van de inhoud van de woning verloren. Een rieten dak en een dikke vloer telt namelijk mee voor de inhoudsbepaling. Omdat de standaarden inmiddels niet meer wettelijke zijn voorgeschreven, is het gewenst de wijze van meten voor deze twee onderdelen aan te passen. We vinden het wenselijk uit duurzaamheidsoogpunt (isolatie) en ruimtelijke kwaliteit (rieten daken) om de wijze van meten aan te passen.
In artikel 2 lid 2.7 wordt de wijze van meten aangepast. De nieuwe wijze van meten luidt als volgt:
'tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat wanneer er sprake is van een kelder gemeten dient te worden tussen de bovenkant van de vloer van de kelder, de binnenzijde van de buitenmuren (en/of het hart van de scheidsmuren) en de binnenzijde van daken en dakkapellen'.
Artikel 2, lid 6 Inhoud van een bouwwerk, niet zijnde een recreatiewoning:
De nieuwe wijze van meten luidt als volgt: 'tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen'.
2.3.3 Milieuvoorwaarde regeling neven- en vervolgfuncties
Omschrijving wijziging
In de regeling voor neven- en vervolgfuncties is de voorwaarde gesteld dat bedrijven uit milieucategorie 3 of hoger van de Staat van bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan. De praktijk laat zien dat in sommige gevallen door middel van onderzoek eventueel in combinatie met het nemen van maatregelen kan worden aangetoond dat een activiteit in een lagere categorie valt. Geluidsonderzoek kan bijvoorbeeld uitwijzen dat de betreffende geluidsbelasting vanwege geluidsarme machines en aangebrachte isolatie vergelijkbaar is met een categorie 2 functie. Indien ook de overige milieubelastingen vergelijkbaar zijn met categorie 2 functies ziet de gemeente geen aanleiding om deze functie niet toe te staan. Om deze reden is het gewenst dit onderdeel van de regeling te nuanceren, zodat ook medewerking kan worden verleend indien door middel van onderzoek en eventueel het nemen van maatregelen wordt aangetoond dat de bedrijfsactiviteit in milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten valt. Ten behoeve van de flexibiliteit wordt deze mogelijkheid niet alleen opgenomen voor neven- en vervolgfuncties maar ook voor bedrijven met de bestemming Bedrijf. Dit onderdeel wordt in deze herziening aangepast.
Juridische vertaling
Aanpassing regels:
In de regeling voor nevenfuncties zoals deze op diverse plaatsen in de regels is opgenomen wordt de voorwaarde 'bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan' aangevuld met een nieuwe zinsnede, luidende: 'tenzij uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
In artikel 6 lid 6.5.1 wordt een nieuw sub toegevoegd, luidende: 'het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 sub a om bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toe te laten mits uit onderzoek is gebleken dat de functie, eventueel na het nemen van maatregelen, qua invloed en milieubelasting gelijk te stellen is aan bedrijfsfuncties uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.'
2.3.4 Hobbyboer-regeling
In het basisplan is een regeling opgenomen dat hobby-boeren die 1 ha grond in beheer hebben extra bouwmogelijkheden ten aanzien van bijgebouwen kunnen krijgen. De regeling voor extra bijgebouwen leidt in de praktijk tot de vraag wat er tot de 1 ha grond moet worden gerekend die in beheer moet zijn. De bedoeling van de regeling is om alleen extra bijgebouwen toe te staan indien dit ook bijdraagt aan instandhouding van het landschap. Om te voorkomen dat de extra bouwmogelijkheden worden geëffectueerd op percelen waarbij eigenlijk sprake is van een grote tuin/erf is het wenselijk de regeling aan te passen. Door op te nemen dat de 1 ha gronden buiten het bouwvlak moeten liggen worden de tuinen en erven binnen het bouwvlak niet meegerekend en kan de regeling toegepast worden op situaties waarvoor deze regeling bedoeld is. Deze aanpassing wordt in deze herziening opgenomen.
Juridische vertaling
Aanpassing regels:
- a. De voorwaarde 'er ten minste 1 ha grond in beheer is' wordt gewijzigd in 'er ten minste 1 ha grond, gelegen buiten het bouwvlak, in beheer is;
- b. De voorwaarde 'er dient ten minste 1 ha grond in beheer ten zijn' wordt gewijzigd in 'er dient ten minste 1 ha grond, gelegen buiten het bouwvlak, in beheer te zijn;
2.3.5 Plattelandswoningen
De Wet plattelandswoningen is op 1 januari 2013 in werking getreden. Deze wet wijzigt onder andere de bescherming voor (voormalig) agrarische bedrijfswoningen. Door schaalvergroting in de landbouw komt het nogal eens voor dat het agrarische bedrijf wordt gesplitst van de agrarische bedrijfswoning. Indien deze 'plattelandswoning' vervolgens door een burger (een niet-agrariër) wordt bewoond, dan leidt dit feitelijk gebruik in de huidige situatie tot een hoger beschermingsniveau tegen nadelige milieueffecten. Dit is voor het nabijgelegen (oorspronkelijke) bedrijf ongunstig, nu haar bedrijfsvoering hierdoor kan worden beperkt.
Wat houdt de wet in voor gemeenten?
Voor gemeenten is het mogelijk om een voormalige agrarische bedrijfswoning aan te duiden als plattelandswoning in het bestemmingsplan of via omgevingsvergunning. Dit houdt in dat de voormalige agrarische bedrijfswoning gebruikt mag worden als burgerbewoning, maar dat de woning niet langer beschermd wordt tegen negatieve milieueffecten van het bijbehorende agrarische bedrijf inzake geur, fijn stof en geluid.
De Wet plattelandswoning zorgt ervoor dat bestaande agrarische bedrijfswoningen, ook als deze woningen door derden worden bewoond, worden beschouwd als een onderdeel van het betreffende (agrarische) bedrijf waarvoor milieuvergunning wordt gevraagd. Met de wet wordt dus het planologisch regime (de agrarische bestemming) bepalend voor de bescherming van de woning en niet langer het feitelijk gebruik als burgerwoning.
Voor omliggende bedrijven verandert er door de aanduiding 'plattelandswoning niets. De als plattelandswoning aangeduide woning blijft vanuit de omgeving bezien een bedrijfswoning. Ook voor het in werking zijnde agrarische bedrijf verandert er niets. De woning is en blijft in juridisch planologische zin beschouwd als bedrijfswoning.
De wet gaat in op een 3-tal milieuaspecten:
- a. geurhinder
- b. geluidhinder
- c. fijn stof (luchtkwaliteit).
Deze aspecten zijn geregeld in de Wet geurhinder en veehouderij, Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. De wet plattelandswoningen past dan ook de Wet geluidhinder, Wet geurhinder en veehouderij, de Wabo en de Wet milieubeheer aan.
Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
Een plattelandswoning wordt ten aanzien van de milieuaspecten op eenzelfde manier beschermd als de bedrijfswoning van het agrarische bedrijf. Doordat op het gebied van milieu geen beperkingen meer worden gesteld aan het bijbehorende agrarische bedrijf is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor deze woning niet meer meetbaar in de vorm van milieunormen. In het wetsvoorstel is expliciet geregeld dat de plattelandswoning, voor wat betreft de vergunningverlening bij dat bijbehorende agrarische bedrijf, beschouwd wordt. De wet beoogd een verruiming van de bewoningsmogelijkheden zonder dat dit automatisch leidt tot beperkingen voor de bedrijfsvoering van het bijbehorende agrarische bedrijf. Aan deze woning komt dus niet het (hogere) beschermingsniveau van een burgerwoning toe. Uitgaande dat de bewoner van de plattelandswoning bewust de locatie dicht bij de agrarische bedrijfsgebouwen kiest, is er geen reden om hier specifieke ruimtelijke randvoorwaarden voor op te nemen. Het is wenselijk dat er een aanvaardbare hergebruiksfunctie wordt gevonden voor dergelijke woningen. Het wetsvoorstel neemt alleen de “juridische” hinder weg, niet de feitelijke hinder. Indien de verstandhouding tussen bedrijfsvoerder en bewoner van een plattelandswoning verslechtert, kan niet worden voorkomen dat er weerstand ontstaat tegen de bedrijfsvoering of verdere bedrijfsontwikkeling van zowel het achterblijvende bedrijf als omliggende bedrijven. De koper van een plattelandswoning moet zich realiseren dat de woning niet is beschermd tegen hinder vanuit het eigen bedrijf. Dat is naast de aanduiding in het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning nog een extra attentie voor toekomstige kopers. Hinder van andere bedrijven Zowel de bedrijfswoning behorende bij het agrarische bedrijf alsmede de plattelandswoning worden, zoals alle bedrijfswoningen in het buitengebied, wel beschermd ten aanzien van activiteiten van andere omliggende bedrijven. Bij een onderbouwing voor een procedure voor het aanduiden van een plattelandswoning moet om die reden rekening gehouden worden met de milieuaspecten van andere omliggende agrarische bedrijven.
Uitwerking regels Wet plattelandswoningen
De Wet Plattelandswoning voorziet niet van rechtswege in de omzetting van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning in een 'plattelandswoning'. De gemeente Deventer heeft met het besluit van Burgemeester en wethouders d.d. 24 september 2013 een op uitwerking gemaakt op de Wet plattelandswoningen. Voor het aanwijzen van een plattelandswoning gelden de volgende criteria:
- 1. Het betreft een legaal tot stand gekomen bestaande of voormalige bedrijfswoning behorende bij een agrarisch bedrijf dat in werking is. De bestemming van de gronden van de bedrijfswoning is 'Agrarisch' (al dan niet met waarden).
- 2. Overeenstemming; alle betrokken partijen, de agrariër op het betreffende agrarisch bouwperceel en de toekomstige bewoner van de plattelandswoning, moeten een schriftelijke verklaring hebben ondertekend dat men de voormalige agrarische bedrijfswoning van de status “plattelandswoning” wenst te voorzien. Het college kan in afwijking hiervan besluiten om medewerking te verlenen aan een procedure voor het aanduiden van een plattelandswoning.
- 3. Aanvaardbaar woon- en leefklimaat, In de onderbouwing moet worden aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten opzichte van bedrijven van derden. Het woon- en leefklimaat van de bestaande bedrijfswoning behorende bij het agrarische bedrijf vormt daarvoor de basis.
Overwegingen
Bij het toekennen van de aanduiding plattelandswoning moet met de volgende overwegingen rekening gehouden worden:
- Het toegelaten oppervlak voor bijgebouwen is gelijk aan de hoeveelheid bij 'normale' bedrijfswoningen zoals verwoord in bestemmingsplan buitengebied Deventer.
- De met de wetswijziging bedoelde aanwijzing als plattelandswoning wijzigt niet de planologische status van een bedrijfswoning. Met de aanwijzing wordt bewoning door derden toegestaan. Uit de onderbouwing en regels moet blijken dat het een agrarische bedrijfswoning betreft. Als er op termijn (weer) behoefte is aan een bedrijfswoning, of een tweede bedrijfswoning, kan niet zonder meer een 2e of 3e bedrijfswoning gebouwd worden, maar dient de plattelandswoning als bedrijfswoning gebruikt worden. In die gevallen waar dat niet mogelijk is zal moeten worden aangetoond dat de extra bedrijfswoning op grond van de bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij de plattelandswoning ook als bedrijfswoning wordt beschouwd.
- De bouw van nieuwe plattelandswoningen is niet toegestaan. Dit in overeenstemming met het (provinciale- en gemeentelijke) beleid om geen nieuwe woningen in het buitengebied toe te staan. De aanduiding van plattelandswoning in de zin van de wet is niet mogelijk in geval van de beëindiging van het agrarisch bedrijf. Toepassing van de rood-voor-rood-regeling of in geval van vestiging van een ander bedrijf dan een agrarisch bedrijf, bijvoorbeeld bij omzetting naar een loonwerkbedrijf met de bestemming 'bedrijf', kan de aanduiding niet worden gebruikt. De wet ziet immers alleen op woningen die bij een agrarisch bedrijf hebben behoord. (Er is bewust voor gekozen om dit onderdeel van het wetsvoorstel – in lijn met de initiatiefnota – te beperken tot de agrarische bedrijfswoningen en deze niet ruimer van toepassing te verklaren, bijvoorbeeld ten aanzien van door derden bewoonde bedrijfswoningen op industrieterreinen) Er geldt geen peildatum voor het aanwijzen van de bedrijfswoningen als plattelandswoning. Dat wil zeggen dat ook (2e bedrijfs)woningen die na 1 januari 2013 aan het bedrijf worden toegevoegd uiteindelijk kunnen worden omgezet naar 'plattelandswoning'.
- Nieuwe woningen, niet behorende bij het agrarische bedrijf, in het agrarische bouwblok met aanwijzing als plattelandswoning is niet aan de orde. Het is immers niet toegestaan nieuwe woningen in het buitengebied toe te voegen.
- Indien de agrarische bestemming wordt omgezet naar een andere bestemming zal aan de plattelandswoning een woonbestemming toegekend worden. Het is dan niet mogelijk de aanduiding plattelandswoning te handhaven. De nieuwe bestemming voor de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing zal rekening moeten houden met de ligging ten opzichte van deze woning
Juridische vertaling
In de artikelen 3.7.9 van de bestemming Agrarisch, 4.8.9 van de bestemming Agrarisch met waarden landschapswaarden en artikel 5.8.8 van de bestemming Agrarisch met waarden - natuur en landschapswaarden is de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:
Ten behoeve van plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen om ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met in achtneming van het volgende:
- a. Het betreft een legaal tot stand gekomen bestaande of voormalige bedrijfswoning behorende bij een agrarisch bedrijf dat in werking is.
- b. Alle betrokken partijen, de agrariër op het betreffende agrarisch bouwperceel en de toekomstige bewoner van de plattelandswoning, hebben schriftelijk verklaard dat men de voormalige agrarische bedrijfswoning van de status "plattelandswoning" wenst te voorzien.
- c. Het college kan in afwijking van lid b besluiten om medewerking te verlenen aan deze wijzigingsbevoegdheid voor het aanduiden van een plattelandswoning indien sprake is van een situatie die meer dan 10 jaar feitelijk in gebruik is als burgerwoning.
- d. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat1 ;
- e. op het agrarisch bouwvlak vervalt de mogelijkheid van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.7.6 / 4.8.6./ 5.8.5 voor een tweede agrarische bedrijfswoning;
- f. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 3.2 / 4.2 / 5.2 zijn overeenkomstig van toepassing;
- 1. bij de beoordeling van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt de meest recente jurisprudentie rondom het fenomeen plattelandswoning betrokken.
2.3.6 Waterbergingsgebieden
In de dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied zijn in de drie gemeenten Olst-Wijhe, Raalte en Deventer per abuis geen regels opgenomen voor aanlegactiviteiten waardoor bijvoorbeeld het ophogen van gronden en dempen van sloten op basis van de dubbelbestemming mogelijk is. Dergelijke werkzaamheden zijn vanwege de waterbergende functie van deze gronden (in extreme omstandigheden) niet gewenst, of pas na een toets door het Waterschap mogelijk. Dit wordt hersteld in deze herziening.
Juridische vertaling
In artikel 41 wordt een nieuw lid opgenomen die de volgende werken of werkzaamheden vergunningsplichtig maakt:
- a. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
- b. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage.
2.3.7 Overige kleine aanpassingen
Omschrijving wijziging ijsbanen
Omdat bij ijsbanen de lichtmasten er gedurende het gehele jaar staan moet de periode 'oktober tot en met april' in de regels worden verwijderd.
Juridische vertaling:
artikel 4.1 onder l.
Ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan':Gedurende de periode oktober tot apriltevens een onoverdekte natuurijsbaan met bijbehorende voorzieningen
Omschrijving wijziging bouwregels voor woningen en bedrijfswoningen
De bouwregels voor woningen en bedrijfswoningen in alle bestemming zijn aangepast. De geel gemarkeerde aanvullingen maken het bestemmingsplan beter leesbaar en sluiten aan op de definities in het bestemmingsplan. Er ontstond in de praktijk vaak onduidelijkheid over de interpretatie van de toegelaten hoeveelheid bijgebouwen per woning.
Juridische vertaling
- Woningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen).
- Vrijstaande Bijgebouwen en overkappingen; 100 m2 per woning
Omschrijving wijziging bouwverbod bij regels voor wonen
In artikel 21 lid 2 in het schema met de bouwregels is aan de regels voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' m.u.v. de woning toegevoegd. Dit is gedaan om uitbreidingen aan woningen binnen de gestelde regels van maximaal 750 kubieke meter toch mogelijk te maken.
Juridische vertaling
'gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' m.u.v. de woning.
Omschrijving wijziging verbod nieuwbouw
In artikel 21 lid 2 sub g is opgenomen dat nieuwbouw in geen geval is toegestaan. Deze regeling geldt echter niet voor de voormalige bedrijfswoning, maar is gericht op bijgebouwen. In deze herziening wordt deze omissie hersteld.
Juridische vertaling
2. nieuwbouw van gebouwen, uitgezonderd de voormalige bedrijfswoning, is in geen geval toegestaan;
Omschrijving wijziging herbouw fundering
De regeling voor het niet toestaan van herbouw buiten bestaande funderingen is te star omdat geringe afwijkingen van de bestaande fundering (zoals voor aan- of uitbouwen) nu niet zijn toegestaan. De regeling is opgenomen vanuit het oogpunt van de Wet geluidshinder om nieuwe hindersituaties te kort aan de weg te voorkomen.
Juridische vertaling
Aan artikel 44, lid 3 wordt het volgende lid toegevoegd
In afwijking van bovenstaande lid, is bouwen met een geringe afwijking van de bestaande fundering ten behoeve van aan- en uitbouwen toegestaan, mits de afstand tot de weg niet minder dan 15 meter bedraagt.
Saneringsregel geldt ook voor overkappingen
Op grond van de bestemming Wonen is per woning 100 m2 aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan. De saneringsregeling is van toepassing is voor overige (vrijstaande) bijgebouwen en overkappingen. De regel in artikel 21, onder f wordt aangevuld met 'overkappingen'. Door deze aanpassing wordt voorkomen dat er interpretatieverschillen ontstaan over de regel.
Juridische vertaling
De regel in artikel 21, onder f wordt aangevuld met 'overkappingen'.
Wijzigingsbevoegdheid archeologie aangepast aan nieuwe regels
Doordat er nieuwe archeologische waarden zijn opgenomen (waarden 4 t/m 7) moeten deze ook worden toegevoegd aan de wijzigingsbevoegheid voor de waarden in artikel 49.3.
Juridische vertaling
artikel 49.3 is als volgt aangepast:
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 2 of Waarde - Archeologie - 3, Waarde - Archeologie - 4 Waarde - Archeologie - 5 Waarde - Archeologie - 6 Waarde - Archeologie - 7 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
2.4 Aanpassingen Op Verbeelding
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied Deventer (hierna; Basisplan) zijn enkele omissies geconstateerd. In onderstaande paragraaf zijn de aanpassingen weergegeven zoals deze zijn verwerkt op de verbeelding. Het betreft kleine omissies die gedurende de looptijd van het bestemmingsplan zijn geconstateerd. De meeste wijzigingen betreft het in overeenstemming brengen met de vergunde situatie. Op uitsnedes van de verbeeldingen worden de gewijzigde situaties weergegeven.
- 1. Grondhuisweg 6, Schalkhaar
Het gerealiseerde scoutinggebouw past niet in het bouwvlak zoals is opgenomen in het basisplan. Het bouwvlak wordt aangepast aan de werkelijk situatie zoals is vergund. Daartoe is het bouwvlakje iets verschoven ten opzichte van het bouwvlak in het basisplan.
2. Bronsvoorderdijk 14a te Bathmen
De met vergunning d.d. 15 juni 1931 legaal tot stand gekomen kippenschuur aan overkant van het perceel Bronsvoorderdijk 14 wordt bestemd met een agrarisch vlak, waardoor de schuur overeenkomstig de vergunning wordt bestemd. In het bouwvlakje wordt de aanduiding 'geen bedrijfswoning' opgenomen zodat hier geen zelfstandige woning gerealiseerd kan worden.
3. De Ganzeboom 165a, Schalkhaar
De woningen aan Ganzeboom 165, 165a en 163 worden overeenkomstig het feitelijke en vergunde situatie bestemd. Op de woonbestemming wordt daartoe de aanduiding '3 woningen' opgenomen, in plaats van '2 woningen' op grond van het basisplan. Op de twee - onder - een-kap-woning wordt de aanduiding 'aaneengebouwd' opgenomen.
4. Lettelervoetpad 2 – Lettele
Er wordt, overeenkomstig de inventarisatie van de karakteristieke panden in bijlage 6 van het bestemmingsplan, een aanduiding 'karakteristiek' op verbeelding opgenomen.
5. Oerdijk 131, Okkenbroek
Er wordt, overeenkomstig de inventarisatie van de karakteristieke panden in bijlage 6 van het bestemmingsplan, een aanduiding 'karakteristiek' op verbeelding opgenomen.
6. Veldkampsteeg 8 en 8a Bathmen
De woningen worden overeenkomstig de feitelijke en vergunde situatie bestemd. Daartoe wordt het bestemmingsvlak voor wonen opgeschoven in westelijke richting. De ondergrond die zichtbaar is op de (analoge) verbeelding betreft voormalige bebouwing die niet meer aanwezig is.
7. Oerdijk 121a Lettele
Er is in het basisplan abusievelijk een extra agrarisch bouwvlak opgenomen in het bestemmingsplan. Dit extra bouwvlak is, in tegenspraak met hetgeen is vermeld in de zienswijzennota behorende bij dat basisplan, niet verwijderd. Met deze herziening wordt het bestemmingsvlak alsnog verwijderd overeenkomstig de feitelijke en vergunde situatie.
8. Essenhuizerweg 2 Lettele
Er wordt, overeenkomstig een aanvullende beoordeling van de boerderij aan de Essenhuizerweg 2 een aanduiding 'karakteristiek' op verbeelding opgenomen.
9. Aanvangsweg 1 te Lettele
De bestaande woonbestemming wordt aan de oostzijde van het perceel vergroot ten behoeve van legaal tot stand gekomen schuur.
10. Ganzekooisweg Diepenveen
In het basisplan zijn niet alle verleende vergunningen overgenomen, waardoor slechts drie woningen zijn toegestaan. Op basis van de verleende vergunningen voor de vier woningen is de juiste aanduiding opgenomen. Het betreft de woningen Ganzekooisweg 12, 14, 14a en 14b te Diepenveen.
De woning Ganzekooisweg 12 is verder aangewezen als karakteristiek overeenkomstig de inventarisatie van de karakteristieke panden zoals opgenomen in bijlage 6 van het bestemmingsplan.
11. Gorsselseweg 41
Op 6 juni 2006 is door de gemeente Deventer een intrekkingsbesluit met kenmerk 06-2033 genomen ter beëindiging van de LPG opslag en verkoop bij garage Groenouwe, Gorsselseweg 41 te Bathmen. Dit in het kader van de saneringsregeling LPG tankstations van het toenmalige ministerie van VROM. Hiertoe is de omgevingsvergunning milieu van 23 juni 1998 met kenmerk 701 van de voormalige gemeente Bathmen gedeeltelijk ingetrokken. Er kon niet worden voldaan aan de destijds nieuwe risicoafstanden voor de LPG installatie tot woningen gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer. In de intrekkingsbeschikking is reeds vermeld dat het bestemmingsplan op dit onderwerp zou worden aangepast. Dat was tot op heden nog niet gebeurd. De verbeelding is aangepast aan de feitelijke (bedrijfs)situatie. De aanduidingen 'bevi', 'vulpunt lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' zijn verwijderd. De aanduidingen 'autobedrijf, autoverkoop en autogarage' en 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg en lng' zijn toegevoegd.
11. Ikkinksweg 1a
- Naar aanleiding van een zienswijze is het agrarische bouwvlak is ter plaatse van gerealiseerde stal verruimd.
12. Raalterweg 31-33
- Naar aanleiding van een zienswijze is het bestemmingsvlak en bouwvlak conform zienswijze verruimd
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Economische Uitvoerbaarheid
In het kader van de Grondexploitatiewet is de gemeente verplicht kosten die ten behoeve van het bestemmingsplan worden gemaakt, te verhalen. In de vorige paragraaf is beschreven dat de gemeente geen kosten maakt voor plannen die op grond van dit bestemmingsplan worden uitgevoerd. De initiatiefnemers zijn hiervoor verantwoordelijk.
Wel maakt de gemeente plankosten, namelijk de kosten die zijn gemoeid bij het opstellen van het bestemmingsplan. Deze kosten zijn niet toe te schrijven aan een specifieke groep gebruikers. De gemeente neemt deze plankosten daarom voor haar rekening. Indien er aanvullende plankosten gemaakt worden voor het uitvoeren van het bestemmingsplan, bijvoorbeeld in de vorm van kosten voor het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid, worden dergelijke plankosten verhaald op de initiatiefnemer.
De inhoud van deze herziening noodzaakt niet tot onderzoek inzake de economische uitvoerbaarheid of het opstellen van een exploitatieplan.
3.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
3.2.1 Inspraak en vooroverleg
Gezien de beperkte impact van de wijzigingen die in deze herziening voorgesteld worden is besloten geen voorontwerpbestemmingsplan beschikbaar te stellen voor inspraak.
De regelingen voor plattelandswoningen zijn voorgelegd in het kader van het vooroverleg. De provincie heeft op 10 oktober laten weten in te kunnen stemmen met het ontwerp-bestemmingsplan. Naar aanleiding van het ontwerp-bestemmingsplan zijn geen opmerkingen meer ontvangen.
Het bestemmingsplan heeft als ontwerp ter inzage gelegen van 15 oktober tot en met 25 november 2015. Het bestemmingsplan heeft tevens ter inzage gelegen bij alle aan het plangebied grenzende gemeenten. Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan zijn twee zienswijzen ontvangen.