Dortherbeek
Bestemmingsplan - gemeente Deventer
Onherroepelijk op 24-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Dortherbeek van de gemeente Deventer;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0150.P246-OH01 de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.6 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.7 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.8 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.9 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.10 ecologische verbindingszone:
een verbinding tussen een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, natuurrijke cultuurlandschappen, met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
1.11 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.12 landschappelijke waarde:
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;
1.13 model kamsalamander:
inrichtingsmodel van een gebied bestaande uit een corridor met natte stapstenen, ingebed in een landschapszone.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- b. goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- c. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- d. afstand tot zijdelingse perceelsgrens: tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;
- e. oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', de instandhouding en ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur-verbindingszone volgens het model Kamsalamander.
- c. water en waterberging;
- d. natte natuurgebieden;
- e. bruggen;
- f. voet- en fietspaden.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels.
- 1. Toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
- 2. De hoogte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Gebruiksregels
De oppervlakte van een nat natuurgebied mag maximaal 4 ha bedragen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Dortherbeek gemeente Deventer"
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Deventer van 11 mei 2011.
De griffier, De voorzitter,
Hoofdstuk 1 Inleiding
Het gedeelte van de Dortherbeek dat in dit bestemmingsplan is opgenomen, ligt op de grens van de gemeenten Deventer en Lochem. Dit is ook de grens tussen de provincies Overijssel en Gelderland. Het bestemmingsplan maakt maatregelen aan en rondom de Dortherbeek mogelijk. De aanleiding voor het treffen van de maatregelen zijn meerledig. Als eerste kan genoemd de uitvoering van de maatregelen in het kader van de Europese Richtlijnen Water (KRW) door het Waterschap Rijn en IJssel. Daarnaast is er vanuit landschappelijk oogpunt gewenst om het landschapsbeeld rond de Dortherbeek daar waar mogelijk is te herstellen. Tot slot dient in verband met de ontwikkeling van het Bedrijvenpark A1 watercompensatie plaats te vinden. Deze watercompensatie wordt gecombineerd met de maatregelen vanuit de wateropgaaf en het landschapsherstel.
Bij de planontwikkeling van het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 is met het Waterschap Rijn en IJssel, de provincies Overijssel en Gelderland, de gemeente Lochem en de gemeente Deventer afspraken gemaakt over de watercompensatie en de locaties waar deze compensatie zal plaats vinden. Het MER dat is opgesteld voor het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1 heeft ook betrekking op de voorgenomen watercompensatie buiten het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijvenpark A1.
De Dortherbeek ligt afwisselend op Lochems en Deventers grondgebied. Ook in het Lochems bestemmingsplan Buitengebied zal de watercompensatiemaatregelen aan en rondom de Dortherbeek worden opgenomen. In hoofdstuk 2 komt dit bij de beschrijving van de huidige situatie en de begrenzing van het plangebied aan de orde.
In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader van rijk, provincie, waterschap en gemeente. De planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 4. De omgevingsaspecten komen aan de orde in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de planregels. De uitvoerbaarheid staat verwoord in hoofdstuk 7.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Beschrijving Plangebied
Het gedeelte van de Dortherbeek waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft vormt het bHet gedeelte van de Dortherbeek waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft vormt het benedenstrooms deel. De Dortherbeek ontspringt enkele kilometers ten noorden van Lochem en stroomt in westelijke richting en mondt ter hoogte van Deventer uit in de Schipbeek.
Het deel van de beek in dit bestemmingsplan wordt gevoed vanuit zijbeken en kwelwater. De beek is hier in de vorige eeuw recht getrokken, waardoor de beek nu een golvend karakter heeft. Voorheen was dit een sterk meanderende beek. De oorspronkelijke loop is nog terug te vinden in de begrenzing tussen de gemeenten Lochem en Deventer.
De gronden rondom de beek zijn grotendeels in gebruik als landbouwgebied. Het landschap kan gekenmerkt worden als een flier- en matenlandschap.Op drie plekken kan de beek met bruggen worden overgestoken.
2.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied omvat de Dortherbeek en aangrenzende gronden vanaf even ten westen van Dorth tot aan de spoorlijn Zutphen-Deventer. De Dortherbeek vormde vroeger de grens tussen de gemeente Gorssel (nu Lochem) en Deventer.
Nadat de Dortherbeek gedeeltelijk is gekanaliseerd, stroomt de beek nu afwisselend op Lochems grondgebied en dan weer op Deventers grondgebied. De plangrens van dit bestemmingsplan heeft daardoor een wat grillig verloop. Ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan is de plangrens aangepast. Alleen die delen die beschikbaar komen voor het realiseren van waterberging en de Dortherbeek zelf, zijn in het plan opgenomen. De zuidgrens van het plangebied valt nagenoeg overal gelijk met de gemeentegrens. Op kaart 1 is het plangebied aangegeven.
Kaart 1: ligging plangebied
Op deze kaart is goed te zien hoe de Dortherbeek de grens tussen Lochem en Deventer verschillende keren oversteekt. De maatregelen aan en rondom de Dortherbeek zullen ook op Lochems grondgebied plaats vinden. In het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Lochem, vastgesteld in december 2010, is de verbreding en de meandering van de Dortherbeek en de stapstenen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Lochem en het Deventers bestemmingsplan Dortherbeek zijn op elkaar worden afgestemd. Op kaart 1 zijn ook de gronden aangegeven waar waterberging op Lochems grondgebied wordt gerealiseerd.
2.3 Vigerende Regelingen
Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2000 (vastgesteld op 27 januari 2003). De beek heeft de bestemming Water en de aangrenzende gronden hebben overwegend een agrarische bestemming.
Er is een herziening van het bestemmingsplan in voorbereiding. Het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied Deventer heeft in het voorjaar van 2010 ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan Dortherbeek wordt na vaststelling in het bet bestemmingsplan Buitengebied opgenomen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook wordt aandacht besteed aan relevant Europees beleid.
3.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006)
De Nota Ruimte is de vervanging van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en het Structuurschema Groene Ruimte. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te schappen voor de verschillende ruimtevragende functies. Daarbij is het belangrijk dat iedere bestuurslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Het kabinet richt zich aangaande het nationaal ruimtelijk beleid op:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en;
- borging van veiligheid.
Waterbeleid 21ste eeuw (kabinetsstandpunt, 2000)
Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water' is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de waterspiegel. Bij grootschalige en/of locatiebesluiten dienen de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen voor het watersysteem te worden onderzocht aan de hand van een watertoets. Zonodig moeten compensatiemaatregelen worden genomen.
Er moet minder accent op het technisch beheer liggen. Het waterbeheer dient onder andere te worden gebaseerd op:
- ruimte geven aan water,
- stroomgebiedenbenadering,
- vasthouden en tijdelijk bergen van water, alvorens af te voeren,
- verplichte afweging bij locatiekeuze,
- kansen benutten voor meervoudig ruimtegebruik,
- geen afwenteling van problemen in het watersysteem zelf,
- watertoets.
In 2000 is de Europese Kaderrichtlijnen Water (KRW) van kracht geworden en heeft als doel de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te waarborgen. Deze richtlijnen zijn verwerkt in de nieuwe Waterwet. De Waterwet geeft op nationaal niveau onder andere invulling aan de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW gaat er van uit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en behouden. De KRW schept het kader voor de bescherming van de kwaliteit van oppervlaktewateren, overgangswater, kustwateren en grondwater. De doelstellingen van watersystemen, waar waterbodems integraal onderdeel van uit maken, zullen daarbij moeten worden bereikt via de stroomgebiedbenadering.
Ontwerp AMvB Ruimte
Het ontwerp AMvB Ruimte stelt geen specifieke regels over regionale watersystemen. Dit wordt aan de provincies overgelaten.
Conclusie
Het bestemmingsplan Dortherbeek is in overeenstemming met het waterbeleid van het Rijk.
3.2 Provinciaal Beleid
Streekplan Overijssel 2000+
Het Streekplan Overijssel 2000+ (Provincie Overijssel, 2000) constateert voor de functie werken in Deventer het volgende:
"Er bestaat behoefte aan een divers aanbod van bedrijfs- en kantorenterreinen, waarbij ontsluiting en inrichting voldoende attractief moeten zijn om concentratie van bedrijven en kantoren in de stad te ondersteunen. Voor de periode tot 2020 zal er minimaal zo'n 160 hectaren bedrijfsterrein ontwikkeld moeten worden." (Streekplan Overijssel 2000+, Zwolle, 2000)
Het plangebied van het Bedrijvenpark A1 is tevens een primair watergebied. In de Startnotitie Water uit 2004 hebben Provinciale Staten van de provincie Overijssel bevestigd dat pijplijnprojecten, die gelegen zijn in gebieden die voldoen aan de criteria van Primair Watergebied, toch doorgang kunnen vinden onder de voorwaarden dat "waterneutraal" wordt gebouwd. Negatieve watereffecten die niet te vermijden zijn dienen te worden gecompenseerd. Dit laatste is op het plangebied van het Bedrijvenpark A1 van toepassing en wordt gecompenseerd door de maatregelen in en rondom de Dortherbeek.
Omgevingsvisie en verordening Provincie Overijssel
Op 1 juli 2009 heeft de provincie De Omgevingsvisie vastgesteld. In de Omgevingsvisie is aan bepaalde delen van het plangebied bepaalde kenmerken of waarden toegekend. Dit geldt onder meer voor de gronden die binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vallen. Die delen van het plangebied hebben de kenmerken 'nog niet gerealiseerde nieuwe natuur' en 'beheersgebied'. De gronden die aangewezen zijn voor het realiseren van nieuwe natuur, zijn nog niet aangekocht of hebben nog een landbouwfunctie. Beheersgebieden zijn cultuurgronden waar, onder handhaving van de oorspronkelijke (agrarische) functie, subsidie kan worden gekregen voor een meer op natuur gericht beheer (bijvoorbeeld niet bemesten en later maaien). Bij de bestemming van deze gronden dient rekening te worden gehouden met de genoemde waarden.
De Dortherbeek is aangewezen als nog te begrenzen ecologische verbindingszone. Ecologische verbindingszones zijn smalle zones met stapstenen die de onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur verbinden. In veel gevallen wordt een verbindingszone gecombineerd met een natuurlijk in te richten beek.
De beek en de aangrenzende gronden zijn in de verordening tevens aangemerkt als primair watergebied. Primaire watergebieden en waterbergingsgebieden worden aangewezen als gebieden waarin water in extreme situaties kan worden vastgehouden om te voorkomen dat waterafvoersystemen overbelast raken en er wateroverlast optreedt op plekken waar dit meer schade toebrengt. De bestemming van deze gronden dient zodanig te zijn dat de wateropvang niet wordt belemmerd.
Streekplan Gelderland
Omdat de Dortherbeek ook op het grondgebied van de provincie Gelderland stroomt, is de Dortherbeek en de gronden daaromheen opgenomen in het Streekplan Gelderland en daar aangewezen als Ecologische Verbindingszone.
Conclusie
In het bestemmingsplan Dortherbeek is rekening gehouden met de provinciale bepalingen uit de Omgevingsverordening. De bestemming is afgestemd op de specifieke kenmerken die de Omgevingsverordening aan het gebied toekent.
3.3 Regionaal Beleid
Regionaal bestuursakkoord Water voor West-Overijssel
Het Regionaal Bestuursakkoord Water voor West- Overijssel borduurt voort op het mede door de provincie ondertekende Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Het Regionaal Bestuursakkoord betreft een akkoord tussen de Provincie Overijssel, het waterschap Groot-Salland en de gemeenten Kampen, Zwolle, Olst-Wijhe, Deventer, Raalte, Dalfsen en Zwartewaterland. De tekst in het Regionaal Bestuursakkoord vertaalt de afspraken uit het NBW in de volgende concrete afspraken voor de regio West-Overijssel:
- het versterken van de binding met het Nationaal Bestuursakkoord Water en het vastleggen van afspraken tussen betrokken partijen over de uitvoering daarvan;
- het gemeenschappelijk voorbereiden van de aanpak van de wateropgaven en de uitvoering van noodzakelijke maatregelen in de periode 2007-2015:
- het vergroten van de betrokkenheid van de maatschappij en haar bestuurlijke vertegenwoordigers bij het aanpakken van de wateropgaven;
- het versterken van de onderlinge samenwerking tussen betrokken partijen.
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 is opgesteld door de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen. Het document geeft inzicht in de ruimtelijke mogelijkheden van de Stedendriehoek als stedelijk netwerk op de lange termijn. De nota biedt tevens een blik op de gemeenschappelijke ambities van de gemeenten binnen de Stedendriehoek en biedt een kader voor beleidsafstemmingen en coördinatie op regionaal niveau. Onderdeel van deze structuurvisie is een behoefteraming van de verschillende ruimtevragers. In de regionale structuurvisie is Bedrijvenpark A1 aangewezen als regulier bedrijventerrein en deels als representatief bedrijventerrein. Ook is in deze regionale structuurvisie de Dortherbeek aangewezen als ecologische verbindingszone.
Inrichtingsvisie Dortherbeek
Deze inrichtingsvisie is opgesteld in opdracht van het Waterschap Rijn en IJssel, de provincies Gelderland en Overijssel en de gemeenten Deventer en Lochem. De Inrichtingsvisie is door de verschillende bestuursorganen in oktober 2004 vastgesteld. Het document is gericht op het verkrijgen van samenhangend beleid met betrekking tot de inrichting van de beek, maar is geen formeel beleidsdocument.
De Dortherbeek moet gaan functioneren als ecologische verbindingszone, die de migratie van diverse planten en dieren vanaf de oostelijk gelegen landgoederen naar de uiterwaarden van de IJssel mogelijk maakt. Vooral kleine zoogdieren en amfibieën moeten gebruik maken van de ecologische verbindingszone. Uitgegaan wordt van een inrichting van de Dortherbeek volgens het model laaglandbeek. De ecologische verbindingszones 'das' en 'kamsalamander' worden langs de beek geprojecteerd.
Waterbeheerplan 2010- 2015
In het Waterbeheerplan 2010 – 2015, dat het Waterschap Rijn en IJssel in november 2009 heeft vestgesteld, geeft het waterschap de voorgenomen maatregelen aan. Deze maatregelen zijn onder meer ter uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Het doel van de KRW is dat de wateren in de Europese Unie een goede ecologische en chemische kwaliteit hebben. Om dat te bereiken zijn maatregelen nodig. Deze maatregelen worden in het Waterbeheerplan genoemd, onder meer voor de Dortherbeek.
Conclusie
Het bestemmingsplan Dortherbeek is de juridisch planologische vertaling van het regionale beleid.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurplan Deventer 2025
Het structuurplan geeft een beeld van de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen binnen de gemeente Deventer, ook in relatie tot het beoogde herstructureringsprogramma. In het structuurplan is het bedrijventerrein A1 opgenomen. Tevens is in het structuurplan aangegeven dat de Dortherbeek en de Schipbeek meer water moeten vasthouden. Door het vasthouden dragen de beken bij aan het realiseren en versterken van geprojecteerde ecologische verbindingszones.
Landschapontwikkeling Plan (LOP)
In november 2008 heeft de gemeenteraad het Landschapsontwikkelingsplan vastgesteld. In dit plan zijn de verschillende landschappen benoemd. Het gebied waar de Dortherbeek stroomt is aangemerkt als Weteringenlandschap met als hoofdopgave het versterken van de openheid van de laagtes. Deze opgave kan worden bereikt door het water vast te houden op maaiveldniveau en het creëren van natte verbindingszones.
Voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied
In het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied zijn de maatregelen in en rondom de Dortherbeek nog niet opgenomen. Na afronding van het bestemmingsplan voor de Dortherbeek, zal het bestemmingsplan Buitengebied aangepast worden.
Conclusie
Het bestemmingsplan Dortherbeek is een nadere uitwerking van het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
In de Inrichtingsvisie Dortherbeek zijn de maatregelen beschreven voor de Dortherbeek.
De Inrichtingsvisie is in oktober 2004 vastgesteld door het Waterschap Rijn en IJssel, de gemeenten Lochem en Deventer en de provincies Gelderland en Overijssel. Deze visie zal uitgewerkt worden in een inrichtingsplan.
Uitgangspunten voor dit gedeelte van de beek is herinrichting volgens het model Verbindingszone Kamsalamander voor de Dortherbeek als laaglandbeek.
Onder model Kamsalamander wordt verstaan een corridor met stapstenen, ingebed in een landschapszone. In dit model komen zogenaamde 'natte' elementen (poelen) voor die essentieel zijn voor de functie van dit model. Behalve de kamsalamander kunnen ook andere zeldzame amfibieën zoals de heikikker, boomkikker, knoflookpad- en ringslang doelsoort zijn.
Het model biedt plaats aan een zeer grote verscheidenheid aan organismen, van spitsmuis tot steenuil en van libelle tot vleermuis.
In de huidige situatie is de beek en de omgeving niet geschikt voor de soorten behorend bij de het model kamsalamander. Bij het beperken van het agrarisch gebruik zijn hier goede mogelijkheden voor de ontwikkeling van corridors en stapstenen, poelen e.a in combinatie met een laaglandbeekontwikkeling. Het dal heeft al een breedte van 100 – 250 m en de water- en oevervegetatie is gevarieerd en voedselrijk.
De uitgangspunten zijn:
- Terugbrengen van de meandering, waarbij het vanuit de natuurwensen een grootschalige aanpak van de inrichting van het beekdal de voorkeur heeft: gebruik van het gehele beekdal voor een vrij meanderende beekloop waarin de stapstenen en landschapszone Kamsalamander 'vanzelf' een plek krijgen. Het agrarisch gebruik is daarbij zeer beperkt mogelijk. Als deze grootschalige aanpak niet mogelijk is, zal gestreefd worden naar een meandering binnen een bufferzone, graslandpercelen met sloten en enkele bomen. Hierbij zal een strook van 10 – 50 m langs de beek niet meer als agrarische gronden gebruikt kunnen worden.
- Tussen de spoorlijn en landgoed Oxe ligt een laag gebied dat bij grote watertoevoer kan overstromen, waarbij de spoordijk als waterkering fungeert. Het overstromen van een laaglandbeek in de benedenloop is een natuurlijk gegeven. Nagegaan zal worden of de spoordijk tevens de functie van waterkering kan hebben.
In dit bestemmingsplan wordt de gewenste natuurontwikkeling, verbetering van de waterkwaliteit gecombineerd met de watercompensatie voor de ontwikkeling van het Bedrijventerrein A1.
Voor de watercompensatie zal een waterberging van 100.000 m3 nodig zijn, uitgedrukt in oppervlakte is ca. 18 - 20 ha nodig. Deze 18 - 20 ha worden gevonden in de zogenaamde “stapstenen” (natuurgebiedje met bijvoorbeeld moerasontwikkeling, poelen, bosjes e.d.) en corridors in het dal van de Dortherbeek. In de stapstenen zal ca. 6 ha waterberging gerealiseerd. Een stapsteen zal ongeveer 2 - 4 ha groot zijn. De overige ca. 14 hectares waterberging zullen door de verbreding en meandering van de Dortherbeek gerealiseerd worden.
De gronden langs de Dortherbeek zijn grotendeels het eigendom van particulieren. De vrijwillige kavelruilcommissie heeft een ruilverkavelingsplan opgesteld. Dit plan geeft de gronden aan langs de Dortherbeek die vrij komen voor de herinrichting van de beek en het realiseren van de stapstenen.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
Voor de ontwikkeling van het Bedrijvenpark A1 is een Milieueffectrapport opgesteld. Daarin zijn ook onderzocht de milieueffecten van de watercompensatiemaatregelen aan de Dortherbeek. In hoofdstuk 6 van het Milieueffectrapport is dat terug te vinden. Het Milieueffectrapport is door de gemeenteraad op 5 november 2008 aanvaard.
Hieronder wordt een samenvatting gegeven van de van belang zijnde milieuaspecten uit het MER.
In dit bestemmingsplan is niet een reguliere waterparagraaf opgenomen. Het gehele bestemmingsplan vloeit immers mede voort uit een wateropgaaf. Het waterschap Rijn en IJssel is nauw betrokken bij de planvorming en uitvoering. In samenwerking met het waterschap zal het inrichtingsplan nader uitgewerkt worden.
In het Mer zijn wel de verschillende wateraspecten onderzocht.
5.2 Bodem En Water
De natuurlijke inrichting als laaglandbeek zal een ecologische verbetering zijn, waarbij ook de waterkwaliteit van het oppervlaktewater zal toenemen. In het MER worden de effecten op het grondwater en de bodem als neutraal tot positief ten opzichte van de huidige situatie gekwalificeerd.
5.3 Archeologie, Landschap En Cultuurhistorie
Het beekdal is overwegend gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Het bergingsgebied ten oosten van de spoorlijn is voor een klein deel gelegen in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde. Door de overstromingsgebieden te realiseren in gebieden met een lage verwachtingswaarde en de gebieden met een hoge en of middelhoge archeologische verwachtingswaarde te ontzien, zullen de aanlegwerkzaamheden geen of een beperkt effect hebben op de archeologische waarden.
Het overstromen van een laaglandbeek is in de benedenloop een natuurlijk gegeven en betekent zelfs een versterking van de landschapsstructuur indien deze overstromingen plaatsvinden op de laagste plekken en vormgegeven worden door het aangrijpen aanwezige reliëf. Benedenstrooms, tussen de spoorlijn en Landgoed Oxe is een laag gelegen gebied aangewezen om bij een grote wateraanvoer te overstromen (overstromingsgebied). De spoordijk kan dan tijdelijk als waterkering fungeren. Het water zal hier niet zo hoog worden dat dit een gevaar vormt het spoor.
In dit gebied doorsnijdt de door de mens gegraven Dortherbeek een lage dekzandrug. Deze dekzandrug zal niet aangetast worden. Met name de gebieden die een lage liggen hebben zullen voor waterberging gebruikt worden, waardoor er een positief effect te verwachten is op de landschappelijke structuur.
Bij graafwerkzaamheden kunnen geomorfologische waarden aangetast worden. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld de in de ondergrond aanwezige meanders van de oorspronkelijke beek en zandwelvingen. Voor de realisatie van de waterberging ter hoogte van de spoorlijn zal de aanwezige zandwelving mogelijk aangetast worden.
Bij de werkzaamheden kunnen waardevolle landschapselementen aangetast worden, zoals waardevolle beplantingselementen en of een verkavelingspatroon. Bij de verdere uitwerking van de inrichtingsvisie zal hiermee rekening worden gehouden. Tegelijkertijd is het verdwijnen van deze landschapselementen niet schadelijk voor het beekdal. Beekdalen zijn, omdat de beekdalen van oorsprong open zijn en er weinig landschapselementen voorkomen.
5.4 Natuur
Flora en vegetatie
De huidige aanwezige plantensoorten duiden op matig tot zeer voedselrijke omstandigheden. De vegetaties langs de Dortherbeek hebben over het algemeen geen grote zeldzaamheidswaarde. De inrichting van de Dortherbeek als laaglandbeek met natuurvriendelijke oevers en de aanleg van nat/drasgebiedjes zal een positieve werking hebben op het toekomstige oppervlak met waardevolle vegetatie.
De in het gebied voorkomende Zwanenbloem zal niet negatief beïnvloedt worden door de waterberging langs de Dortherbeek. De inrichting van de Dortherbeek als laaglandbeek met natuurvriendelijke oevers en de aanleg van nat/drasgebiedjes zal een positieve werking hebben op de toekomstige vestiging van beschermde soorten of soorten van de Rode Lijst.
Fauna
Voor de in het gebied voorkomende dieren is er een aantal negatieve, maar ook positieve effecten voor de beschermde soorten te verwachten. Voor de beek zijn als doelsoorten aangemerkt: waterspitsmuis, vlinders, amfibieën en libellen. Vaste rust- of verblijfsplaatsen kunnen worden verstoord. Enerzijds kan de omvang van het foerageergebied afnemen, maar anderzijds zal de herinrichting tot laaglandbeek de kwaliteit van het leefgebied verhogen. Er ontstaan geschikte biotopen voor waterspitsmuis, ringslang, kamsalamander en beekgebonden vissoorten.
Ecologische structuur
Waterberging langs een laaglandbeek heeft (tijdelijke) gevolgen voor de kwaliteit van het overstroomde gebied. Gezien de korte duur van de waterberging per jaar zal de ecologische structuur niet negatief worden beïnvloed, ook omdat een laaglandbeek van oudsher overstroomt. Waterberging kan samengaan met de inrichting van een laaglandbeek. Nadelige beïnvloeding van overstroming van nabij gelegen EHS rondom Landgoed Oxe moet worden voorkomen. Waterberging kan leiden tot aantasting van oude bomen en de soorten die hier gebruik van maken.
De aanpassing van de Dortherbeek heeft mogelijk effecten op de bosgebieden op het landgoed. De aanleg van de stapstenen kan leiden tot grondwaterstandsverandering in het bestaande bosgebied. Het gaat hierbij om vernatting in de natte periode en verdroging in de zomerperiode. Gezien de gevoeligheid van de aanwezige boomsoorten op grondwaterstands veranderingen zijn effecten niet bij voorbaat uit te sluiten.
Waterberging kan leiden tot barrièrewerking voor dieren die noord-zuid over de beek willen migreren. Voor de migratie oost-west neemt de ruimte en kwaliteit van de beek juist toe.
5.5 Conclusie
Door de aanleg van 20 ha waterberging wordt bereikt dat de waterbergingscapaciteit in het stroomgebied van de Dortherbeek niet wordt aangetast. Dit houdt in dat het oppervlaktewaterpeil niet wijzigt. Vanuit natuuroogpunt is het wenselijk dat er geen gebieden langs de Dortherbeek overstromen waar mogelijk in de broedperiode weidevogels broeden en dat oude bomen niet worden aangetast.
De waterberging zal echter vooral in de winterperiode plaats vinden, als het water uit de Dortherbeek niet de IJssel in kan stromen door de hoge waterstand op de IJssel. Een hoge waterstand op de IJssel komt in zijn algemeenheid alleen in de winter voor. Daardoor zal de berging van het water buiten de winterperiode sporadisch voorkomen. Dit betekent ook dat de voortplantingsplaatsen van amfibieën in zijn algemeenheid niet zullen worden aangetast omdat er geen waterberging in de voortplantingsperiode zal plaatsvinden.
In het op te stellen Inrichtingsplan zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de genoemde negatieve effecten van de maatregelen. Zo zullen de natte stapstenen zoveel mogelijk buiten het bestaande bosgebied gesitueerd worden. Ook zullen de maatregelen worden uitgevoerd buiten het broedseizoen.
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels
De regels kennen naast de gebruikelijke bepalingen, een bestemming namelijk de bestemming 'Natuur'. Binnen deze bestemming valt de Dortherbeek en de te realiseren natte moerasgebieden. Er is gekozen om de Dortherbeek niet een specifieke aparte bestemming te geven. Door de Dortherbeek in de bestemming 'Natuur' op te nemen, is het mogelijk om daar waar nu nog de Dortherbeek loopt, een moerasgebied te creeëren en daar waar de gronden nu een agrarische functie hebben water te realiseren. De gronden die een bestemming 'Natuur' hebben gekregen komen overeen met het ruilverkavelingsplan van de kavelruilcommissie. Binnen deze gronden zullen de stapstenen en de verbreding van de Dortherbeek komen te liggen.
Om enig inzicht te hebben in het toekomstig eindbeeld, is bepaald dat een stapsteen niet groter mag zijn dan 4 ha.
In de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel is de Dortherbeek aangewezen als nog te begrenzen ecologische verbindingszone. De uiteindelijke begrenzing zal in het bestemmingsplan Buitengebied worden opgenomen. In ieder geval valt het plangebied van het bestemmingsplan Dortherbeek binnen deze zone.
De bouwwerken die binnen het gebied zijn mogelijk gemaakt hebben betrekking op de bestaande bruggen.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
In artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. In § 7.2 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. In § 7.3 en § 7.4 wordt ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid en komen de reacties op het voorobtwerp bestemmingsplan aan de orde.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten voor de herinrichting van dit deel van de Dortherbeek worden gedragen door het rijk, de provincie de provincie Gelderland, het Waterschap Rijn en IJssel en de gemeente Deventer. Vanuit Rijk en provincie is een ILG subsidie toegekend van 705.057 Euro, het waterschap levert een bijdrage van 440.661 Euro en de gemeente heeft een bedrag van 616.925.000 gereserveerd. Het Totale bedrag van 1.762.642 is opgenomen in het exploitatieplan Bedrijvenpark A1 opgenomen.
7.3 Inspraak Reacties
Op grond van artikel 2 van de gemeentelijke Inspraakverordening heeft het voorontwerp bestemmingsplan Dortherbeek met ingang van 1 juli tot en met 11 augustus 2010 voor iedereen ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 3 inspraakreacties ingediend. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens mogen naam- en adresgegevens van natuurlijke personen niet op internet bekend worden gemaakt. Daarom wordt er voor gekozen de lijst met naam- en adresgegevens van insprekers als bijlage bij de analoge versie van de Inspraaknota “Bestemmingsplan Dortherbeek” te voegen.
Op grond van artikel 5 van de Inspraakverordening moet ter afronding van een inspraak een eindverslag gemaakt worden. Het onderstaande kan als eindverslag worden aangemerkt.
Samenvatting reacties:
1. Inspreker verzoekt het plangebied te verkleinen tot 5 m vanaf de Dortherbeek. Gevreesd wordt voor schade aan kelders door hoge waterstanden, schade door afstort van vuil op lager gelegen delen en schade door overwaaien van onkruid en overlast door fauna. Verzocht wordt de functie recreatief medegebruik te schrappen voor wat betreft de begrenzing van hun cultuurgrond.
2. Inspreker is eigenaar van gronden en verwacht schade door de wijziging van 'agrarisch' in 'natuur' en de verkleining van het oppervlak aan landbouwgrond. Verzocht wordt om deze schade te vergoeden. Verzocht wordt het openbare groen als zodanig te bestemmen.
3. Door het wijzigen van de bestemming 'agrarisch' in 'natuur' komt het voortbestaan van het bedrijf van inspreker in gevaar, doordat een efficiënte en doelmatige bedrijfsvoering onmogelijk wordt gemaakt en de waarde van de grond en het bedrijf sterk zal dalen.
Beantwoording:
1.De Ruilverkavelingscommissie heeft een ruilverkavelingsplan gemaakt. Hierin zijn de gronden aangegeven die beschikbaar komen voor de omzetting naar natuur. Deze gronden zijn nu in het bestemmingsplan Dortherbeek opgenomen. In het voorontwerp bestemmingsplan was nog een brede strook opgenomen waar water en natuur en agrarisch gebruik mogelijk was. In het ontwerp bestemmingsplan is alleen de gronden opgenomen waar water en natuur mogelijk is. Van het perceel van inspreker is een smalle strook langs de Dortherbeek in het bestemmingsplan opgenomen. Hier zal water gerealiseerd worden. Indien er sprake zal zijn van schade door deze maatregelen, dan zal dat in de aankoopprijs verdisconteerd worden.
2. De gronden van deze inspreker zijn in het ontwerp bestemmingsplan buiten het plangebied gelaten.
3. De gronden van deze inspreker zijn in het ontwerp bestemmingsplan buiten het plangebied gelaten.
7.4 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. De provincie Overijssel komt niet voor in onderstaande lijst. Vooroverleg met de provincie vindt alleen plaats als sprake is van provinciaal belang. Dit plan betreft de actualisering van de bestaande situatie.
Het plan is toegestuurd aan:
- a. Provincie Overijssel
- b. Provincie Gelderland
- c. Ministerie Vrom
- d. ProRial
Provincie Overijssel:
Het voorontwerp past in het provinciaal ruimtelijk beleid. Het realiseren van nieuwe natuur en de ecologische verbindingszone is in overeenstemming met het ontwikkelingsperspectief en draagt bij aan de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.
Provincie Gelderland:
Het voorontwerp bestemmingsplan is een goede invulling van de Ecologische Hoofdstructuur.
ProRail:
ProRail merkt op dat voor werkzaamheden binnen zes meter van de spoordijk een vergunningplicht geldt.
Beantwoording
Wanneer werkzaamheden binnen zes meter van de spoordijk zullen gaan plaatsvinden, zal een vergunning worden aangevraagd.
Ministerie VROM:
Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.