Zonneakker De Bathmense Landen
Bestemmingsplan - gemeente Deventer
Vastgesteld op 11-03-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan "Zonneakker De Bathmense Landen" met identificatienummer NL.IMRO.0150.P381- VG01 van de gemeente Deventer;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 afhankelijke woonruimte
een voor de huisvesting van een (zelfstandig) huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is en/of een geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
1.6 agrarisch bedrijf
een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en boomkwekerij;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
- c. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsoppervlakte dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen in open grond, in potten of in containers, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.8 archeologische verwachtingswaarde
de kans op het aantreffen van archeologische resten in een bepaald gebied.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit het verleden.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening'
het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' met identificatienummer 'NL.IMRO.0150.D125a-VG02';
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.15 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.18 bouwvlak
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 deeltijd agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van 10 tot 40 Nge.
1.21 evenementen
gebeurtenissen die ten hoogste 5 dagen duren, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.22 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.25 inrichtingsplan
een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving en het al dan niet aanbrengen van beplanting op een goede manier is weergegeven.
1.26 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.27 landschappelijke inpassing
de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting.
1.28 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.29 Nge (Nederlandse grootte-eenheden)
een economische maatstaf voor het bepalen van de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven.
1.30 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.31 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.32 paardenbak
een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining.
1.33 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdingang, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.34 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van 40 tot 70 Nge.
1.35 teeltondersteunende voorzieningen
- a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
- 1. teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden, waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, boogkassen tot 0,5 m, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen;
- b. permanente teeltondersteunende voorzieningen:
- 1. laag: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt, zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken;
- 2. hoog: teeltondersteunende kassen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt.
1.36 transformatorstation of inkoopstation
een bouwwerk met daarin transformatoren die elektriciteit naar een hogere of lagere spanning transformeren, ten behoeve van distributie naar gebruikers of verdeling naar andere elektriciteitsnetten.
1.37 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van meer dan 70 Nge.
1.38 waterbergingsgebied
een gebied waar, in tijden van overvloedige neerslag, water tijdelijk vastgehouden kan worden.
1.39 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.40 wooneenheid
een woning.
1.41 zonneakker
een veld met zonnepanelen.
1.42 zonnepaneel
een apparaat dat zonlicht omzet in elektriciteit.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenkant van de begane grondvloer, de binnenzijde van de buitenmuren en/of scheidingsmuren en de binnenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in Artikel 1 lid 1.6 onder a, b, e, f en g;
- b. een zonneakker met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - zonneakker';
alsmede voor:
- c. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
- e. evenementen;
- f. extensieve dagrecreatie.
3.2 Bouwregels
Op de tot 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
3.3 Nadere eisen
Indien en voor zover gebouwen worden opgericht, kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van de gebouwen te verzekeren.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 5 Waterstaat - Waterbergingsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de instandhouding van primaire watergebieden.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2 onder b en c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en de wateropvang niet belemmerd wordt. Alvorens het gebruikmaken van de bevoegdheid tot afwijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in het waterschap omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van het waterbergingsgebied niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.3 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
- a. Het gebruik van gebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
- b. Prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' het bepaalde in:
artikel 3 lid 3.7.4;
artikel 4 lid 4.8.4;
artikel 5 lid 5.8.3.
zoals vervat in het 'bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening''.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Zonneakker De Bathmense Landen'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Deventer heeft het streven om in 2030 klimaatneutraal te zijn, waarbij alle energie duurzaam wordt opgewekt. Eén van de mogelijkheden om op een duurzame manier energie op te wekken is door het ontwikkelen van grootschalige zonneakkers.
Initiatiefnemer is voornemens in een deel van deze behoefte te voorzien door een zonneakker van circa 11 hectare, op een locatie van circa 16 hectare, ten noordwesten van de kern Bathmen - langs de spoorlijn Deventer - Almelo - te realiseren. Deze gronden zijn momenteel agrarisch in gebruik. De ontwikkeling zal in samenwerking met de lokale energiecoöperatie Noaberenergie uit Bathmen plaatsvinden.
Het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling is niet toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening". Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk. In voorliggend bestemmingsplan zal worden aangetoond dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied ligt ten noordwesten van de kern Bathmen in het buitengebied van de gemeente Deventer. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven ten opzichte van de kern Bathmen en de directe omgeving. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied (Bron: ArcGIS) |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Zonneakker De Bathmense Landen" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.0150.P381-VG01);
- regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten en belangenafweging maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.4.1 Algemeen
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen "Buitengebied Deventer, 1e herziening", "Parapluherziening standplaatsen en warenmarkten (digitaal)","Parapluherziening Kleinschalige Kinderopvang" en "Parapluherziening parkeereisen".
In voorliggend geval is enkel het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening" relevant. De overige bestemmingsplannen hebben geen relevantie ten aanzien van het plan en worden daarom buiten beschouwing gelaten.
Het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening" is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Deventer op 1 maart 2017. Op basis van dit bestemmingsplan is het plangebied voorzien van de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' van toepassing.
In afbeelding 1.2 is een uitsnede opgenomen van de verbeelding van de geldende bestemmingsplannen. Het plangebied is hierin met de rode belijning indicatief aangegeven.
![]() |
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding geldende bestemmingsplannen (Bron: ruimtelijkeplannen.nl) |
1.4.2 Beschrijving van de bestemmingen
Gronden met de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf en het behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen). Op basis van de bouwregels is het alleen mogelijk om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming te bouwen.
Gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' zijn mede bestemd voor de instandhouding van primaire watergebieden. Op gronden met deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale hoogte van 1 meter.
Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn behalve voor de andere voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarde.
De gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' biedt de burgemeester en wethouders de bevoegdheid om het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij tot ten hoogste 1,5 ha.
1.4.3 Strijdigheid
Het realiseren van een zonneakker op de beoogde locatie is niet in overeenstemming met de gebruiks- en bouwregels van het geldende bestemmingsplan. Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' zijn grondgebonden zonnepanelen niet toegestaan. Daarnaast is er binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterbergingsgebied' zijn de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde te beperkt, namelijk maximaal 1 meter hoog. Daarom moet het bestemmingsplan worden herzien. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
1.5 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied en de ontwikkeling. In Hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 ingegaan op de randvoorwaarden zoals milieuaspecten en waterhuishouding. In Hoofdstuk 5 worden de juridische aspecten nader toegelicht. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Tenslotte wordt in Hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied bevindt zich ten noordwesten van de kern Bathmen in het buitengebied van de gemeente Deventer. Het plangebied ligt bijna volledig ingeklemd tussen de spoorlijn Deventer - Almelo en de Spildijkswatergang, die uitkomt op de Schipbeek. De spoorlijn Deventer - Almelo vormt aan de zuidzijde de grens van het plangebied. Ten zuiden van de spoorlijn liggen woonpercelen behorende bij de kern Bathmen en agrarische cultuurgronden. De Spildijkswatergang vormt aan de west- en noordzijde de grens van het plangebied. Aan de andere zijde van de watergang liggen agrarische cultuurgronden, deze liggen ook ten oosten van het plangebied.
Het plangebied is onbebouwd en in gebruik en bestemd als landbouwgrond. Een weergave van de ligging en begrenzing wordt weergegeven in afbeelding 2.1. In afbeelding 2.2 zijn een aantal foto's van de huidige situatie in het plangebied opgenomen.
![]() |
Afbeelding 2.1 Huidige situatie plangebied (Bron: provincie Overijssel) |
![]() |
Afbeelding 2.2 Foto's plangebied (Bron: Natuurbank Overijssel) |
2.2 De Ontwikkeling
2.2.1 Aanleiding
Duurzame energie is nu een belangrijk item en wordt in de toekomst steeds belangrijker. Forse inspanningen op het gebied van energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking zijn noodzakelijk om minder afhankelijk te zijn van fossiele grondstoffen zoals kolen, olie en gas. Om de doelstellingen van energietransitie te halen zijn naast zonnepanelen op daken ook veldopstellingen van zonnepanelen noodzakelijk. Met het goedkoper worden van zonnepanelen en verruimde mogelijkheden in wet- en regelgeving zijn grote grondgebonden zonnevelden financieel steeds beter haalbaar. De ruimte om deze te realiseren ligt (vanwege de ruimtevraag en beperkte schaduwwerking) hoofdzakelijk in het buitengebied. Zo ook de in dit bestemmingsplan besloten locatie, die aan verschillende locatiecriteria voor een zonneakker voldoet. Het terrein is voldoende groot, kan aangesloten worden op het energienet en kent weinig tot geen schaduwwerking.
2.2.2 Beschrijving zonneakker
Voorliggende ontwikkeling voorziet in het realiseren van een zonneakker van circa 11 hectare op een locatie van in totaal circa 16 hectare. De overige 5 hectare zal worden gebruikt voor het vergroten van de natuurwaarde door middel van verschraling en vernatting. Daarnaast wordt in het zuidoosten van het plangebied een heuvel aangebracht waar informatie over de zonneakker gegeven gaat worden.
Het voornemen is om de zonnepanelen in een zuidopstelling te plaatsen. De panelen worden hierbij op stalen onderconstructies geplaatst. De hoogte zal maximaal 2,50 meter bedragen. De zuidopstelling zorgt ervoor dat er vanaf de spoorlijn niet onder de panelen gekeken kan worden. De minder fraaie zijde van de panelen is hierdoor vanaf openbaar gebied niet te zien.
Vanuit veiligheid moet het terrein geheel af te sluiten zijn. Dit zal gedaan worden middels een antracieten nader te bepalen hekwerk rondom de uitkijkheuvel. De west- en noordzijde wordt afgeschermd door de watergang, de zuidzijde door het spoor (met hekwerk). Enkel aan de oostzijde zal een hekwerk noodzakelijk zijn. Deze wordt naast het struweel geplaatst. Hierdoor is het hekwerk niet te zien vanuit het landschap. De beperkte aanwezigheid van het hekwerk maakt dat de ontwikkeling beter past in het agrarische gebied. Ook de ruime afstand (15 meter) van het spoor en de ooghoogte van de passanten (circa 2 meter boven maaiveld) zorgen ervoor dat de panelen geen barrière vormen.
Zie afbeelding 2.3 voor de landschappelijke inpassing van de zonneakker. Het volledige ruimtelijk kwaliteitsplan is toegevoegd als Bijlage 1 bij deze toelichting. Het inrichtingsplan is als voorwaardelijke verplichting opgenomen als Bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan.
![]() |
Afbeelding 2.3 Inpassing zonneakker (Bron: Ruimtelijk kwaliteitsplan van de Erfontwikkelaar) |
2.2.3 Beschrijving landschappelijke inpassing
De gronden aan de noordzijde (natste deel) worden, verspringend naast de watergang, vernat waardoor een natuurlijke zone ontstaat. Dit is vanuit het landschapsontwikkelingsplan Salland wenselijk mits het maar geen hoge opgaande beplanting is. Er is gekozen voor poelen aangezien deze een hogere natuurwaarde kennen. Het water wordt namelijk zo min mogelijk verrijkt met meststoffen als deze niet in verbinding is met een watergang. De poelen zullen een aantrekking hebben op insecten, amfibieën, reptielen en kleine zoogdieren. Doordat er meer permanent water ontstaat, wordt het gebied meer geschikt voor libellen en amfibieën, een kruidenrijke begroeiing van moerasplanten zoals gele lis, koninginnenkruid en riet.
Onder de zuidopstelling van zonnepanelen kan een kruidenrijk grasland ontstaan. Door de beschaduwing door zonnepanelen ontstaat er geen zonnig grasland, maar een licht beschaduwde situatie die te vergelijken is met een bosrand. Dit kan groeiplaats bieden voor zoom- en bosrandplanten zoals dagkoeksbloem, look-zonder-look, hengel, grasklokje, echte gulden-roede en grote muur.
Aan de zuid- en oostzijde wordt een rand met struweel van bijvoorbeeld sleedoorn, esdoorn of eenstijlige meidoorn geplant. Door struiken in groepjes aan te planten kan een mooie afscherming naar het oosten ontstaan. Dit levert goed leefgebied op voor struweelvogels zoals grauwe klauwier, geelgors en grasmus, das, vlinders van bosranden, amfibieën en reptielen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
3.1.2 Conclusie rijksbeleid
Geconcludeerd wordt dat het rijksbeleid de ontwikkeling van het plangebied niet in de weg staat.
3.2 Provinciaal Beleid
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei zijn de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden.
3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De beleidsambities worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden - duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit - waarvoor thema overstijgende kwaliteitsambities zijn geformuleerd.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Voor onderliggend initiatief wordt op de belangrijkste rode draden en kwaliteitsambities in gegaan.
Duurzaamheid
Eén van de vier kwaliteitsambities die de koers bepalen van provinciale sturing op duurzaamheid is een duurzame energiehuishouding.
De provincie ambieert in Overijssel een duurzame energiehuishouding: hernieuwbare energie voor iedereen beschikbaar en betaalbaar. Ingezet wordt op het vergroten van het aandeel energie uit bronnen als zon, wind, biomassa en ondergrond. In 2023 moet 20% van de energiebehoefte uit hernieuwbare bronnen bestaan, de ambitie voor 2030 ligt op 30%. Dit wordt bereikt door ondernemers, bewoners en organisaties te stimuleren te investeren in het efficiënter gebruik van energie, de opwekking van hernieuwbare energie en het aanpassen van de energie-infrastructuur.
Ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit wil de provincie realiseren door nieuwe initiatieven in de fysieke leefomgeving te verbinden met de bestaande kwaliteiten van Overijssel. Dit betekent niet alleen het koesteren en beschermen van bestaande kwaliteiten, maar juist ook het versterken en vernieuwen van deze kwaliteiten door ze ontwikkelingsgericht in te zetten. Als instrument wordt de Catalogus Gebiedskenmerken, als onderdeel van de provinciale omgevingsverordening ingezet, om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. De Catalogus Gebiedskenmerken beschrijft voor alle gebiedstypen in Overijssel welke kwaliteiten en kenmerken behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden.
3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
- 1. Of – generieke beleidskeuzes;
- 2. Waar – ontwikkelingsperspectieven;
- 3. Hoe – gebiedskenmerken.
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
In afbeelding 3.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met het van toepassing zijnde provinciale beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Toekomstvisie Wensbeeld Deventer 2030 (2009)
In de Toekomstvisie 'Wensbeeld Deventer 2030', vastgesteld op 1 juli 2009, staat beschreven waar Deventer naar toe wil in 2030. Bij het proces tot het maken van deze visie, is veel inbreng gekomen van de Deventer bevolking, bedrijven en instellingen. In de toekomstvisie Deventer 2030 kiest de gemeente voor kwaliteit boven kwantiteit. Kwaliteit in duurzaamheid, in de ruimtelijk/fysieke omgeving, in sociaal en economisch opzicht.
Het Groene Platteland
De landbouw is voor het platteland allang niet meer de enige bron van inkomsten. Naast het toerisme is er een veelheid aan andere activiteiten te vinden. Sommigen daarvan maken gebruik van de specifieke kwaliteiten van het platteland, zoals zorgboerderijen of cursuscentra. Maar ook kleine zelfstandigen in de dienstverlenende, de kennis- of creatieve sector weten het platteland te vinden.
Het Deventer buitengebied is geen museum geworden. Er is plaats voor nieuwe activiteiten en de daarvoor benodigde uitbreidingen of veranderingen, zolang die maar passend zijn in het landschap.
Toetsing van het initiatief aan de "Toekomstvisie Deventer 2030 (2009)”
De binnen dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling is een andere vorm van inkomsten en maakt gebruik van de kwaliteiten van het platteland. De ontwikkeling wordt ingepast in het landschap en past daardoor binnen de toekomstvisie Wensbeeld Deventer 2030.
3.3.2 Structuurplan Deventer 2025
In het structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht.
De ambitie van Deventer voor het landelijke gebied is het versterken van de groene kwaliteiten van Deventer en het beter beleefbaar maken hiervan. Naast de uitloop- en recreatiefunctie, vervult het landelijk gebied een belangrijke natuur- en ecologische functie. Versterking van de ecologische hoofdstructuur en realisering van de verbindingszones zijn uitgangspunten van het Deventer beleid.
Omdat de landbouw als economische drager van het landelijk gebied onder druk staat, wordt actief gezocht naar nieuwe dragers en ontwikkelingsmogelijkheden. Uitgangspunt hierbij is versterking van het kleinschalige karakter van het landschap. Natuurbeheer, ruimte voor water, verbreding van agrarische activiteiten, hergebruik van agrarische bedrijfsbebouwing voor andere functies, landgoedontwikkeling en bijzondere vormen van woningbouw kunnen-onder voorwaarden hiervoor worden ingezet.
Toetsing van het initiatief aan de "Structuurplan Deventer 2025”
Het voorliggend plan past binnen de gestelde ambities om nieuwe dragers en ontwikkelingsmogelijkheden voor het landelijk gebied te vinden. Geconcludeerd wordt dat het plan past binnen het 'Structuurplan Deventer 2025'.
3.3.3 Visie Duurzaam Deventer (2009)
In 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer een Visie Duurzaam Deventer vastgesteld. In die visie zijn de belangrijkste keuzes opgenomen die nodig zijn om tot een resultaatgericht milieubeleid te komen. Voor de drie speerpunten van het gemeentelijke milieubeleid in de periode 2009-2014: klimaat, ecologie en afval, zijn de kaders en uitgangspunten benoemd.
Voor het klimaat is de ambitie dat de gemeente in 2030 klimaatneutraal is. Toegespitst op energie betekent dat heel Deventer is overgeschakeld op duurzame energiebronnen en per saldo geen CO2 toevoegt aan de atmosfeer. Het restje CO2-uitstoot in 2030 wordt gecompenseerd door een surplus aan duurzaam opgewekte energie in Deventer. Het opwekken van duurzame energie binnen de gemeentegrenzen eventueel in samenwerking met omliggende gemeenten, is dus cruciaal voor een klimaatneutraal Deventer. Duurzame energiebronnen zijn zon, wind, waterkracht en biomassa.
Uitvoeringsagenda Duurzaamheid (2011)
Om de bovengenoemde ambities te behalen is een uitvoeringsagenda Duurzaamheid gemaakt. De uitvoeringsagenda is een leidraad voor de raad, het college, de directie en de ambtelijke organisatie om in samenspraak met de externe partners tot realisatie van de duurzaamheidsdoelstellingen te komen. Uit een eerste evaluatie, periode 2011-2013, blijkt dat de ambitie Deventer Klimaat-/energieneutraal in 2030 nu niet binnen bereik is. Dit doordat de kwantitatieve resultaten tot op heden, het vooralsnog ontbreken van een brede maatschappelijke beweging en de verwachting dat een significante versnelling van de energietransitie in 2018 niet realistisch is.
In het evaluatierapport klimaat-/energiebeleid gemeente Deventer, 24 januari 2018, hebben de onderzoekers geconstateerd dat de ambitie van 2% CO2-reductie per jaar is bereikt. De beleidsdoelstelling van de gemeente Deventer niet voor alle partijen helder is. De visie op de invloed en benodigde rollen van de gemeente in de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid is juist, maar deze is onvoldoende uitgewerkt in een visie op governance waarin duidelijk wordt wat de gemeente kan en gaat doen om te zorgen dat de brede maatschappelijke beweging die nodig is voor het realiseren van de doelstelling, ook daadwerkelijk op gang komt. Niet aan alle randvoorwaarden, benodigd voor het realiseren van de doelstelling, is voldaan in de periode 2011-2017. Het ontbrak aan uitvoeringscapaciteit en expertise, financiële middelen, integrale verankering van energiebeleid in de gemeentelijke organisatie en commitment, richting en steun vanuit de politiek.
Toetsing van het initiatief aan de "Visie Duurzaam Deventer (2009)”
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de ambities van de gemeente Deventer en levert een bijdrage aan het duurzaam opwekken van zonne-energie. Daarnaast wordt de inwoners van Bathmen aangeboden om mee te participeren in de zonneakker. Hierdoor wordt het maatschappelijk draagvlak voor de zonneakker vergroot. Geconcludeerd wordt dat het plan aansluit bij de Visie Duurzaam Deventer.
3.3.4 Uitgangspunten zonneparken Deventer
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Archeologie / Cultuurhistorie En Monumenten
4.1.1 Archeologie
4.1.2 Cultuurhistorie
4.2 Milieuaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op een bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen de thema's bedrijven en milieuzonering, geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, ecologie, besluit milieueffectrapportage en duurzaamheid.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering
4.2.2 Geluid
4.2.3 Bodem
4.2.4 Luchtkwaliteit
4.2.5 Externe veiligheid
4.2.6 Ecologie
4.2.7 Besluit milieueffectrapportage
4.2.8 Duurzaamheid
4.3 Leidingen En Kabels
Uit de toelichting en verbeelding van het geldende bestemmingsplan is op te maken dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
4.4 Waterhuishouding
4.4.1 Vigerend beleid
4.4.2 Waterparagraaf
4.5 Verkeer En Parkeren
Het ontsluiten van de zonneakker zal plaatsvinden via de Bathmense Landen en vervolgens de Koekendijk. De zonneakker kent een zeer beperkte verkeersaantrekkende werking. Er vinden verkeersbewegingen plaats die uitsluitend samenhangen met het beheer en onderhoud van het zonneakker. Het planvoornemen zal hierdoor niet leiden tot een significante wijziging ten opzichte van de huidige situatie. De Bathmense Landen heeft voldoende capaciteit om de afwikkeling van het zeer beperkte verkeer als gevolg van de ontwikkeling te kunnen verwerken. Het parkeren zal binnen het plangebied plaatsvinden. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar. Vanuit verkeerskundig oogpunt zijn er geen bezwaren tegen de in dit plan besloten ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Planopzet En Juridische Aspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt in 5.2 de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In 5.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in 5.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.
5.2 Ro Standaarden 2012
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld.
De SVBP2012 (standaarden) bevatten de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van o.a. het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. De SVBP2012 geeft daartoe normen voor de opbouw van de regels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan.
De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. Dit betekent dat bestemmingsplannen alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. De papieren versie betreft slechts een verbeelding van de digitale versie. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal en IMRO-gecodeerd opgesteld, zodat het is voorbereid om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.
5.3 Planopzet
5.3.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en planregels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen juridische betekenis, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsbepalingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierbij gaat het om planregels die op nagenoeg alle bestemmingen betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk, alsmede een aantal specifieke planregels, waaronder een anti-dubbeltelbepaling.
Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten onder meer het overgangsrecht en de titel.
5.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
- Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
5.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
5.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- Anti-dubbeltelregel (Artikel 6)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
- Algemene bouwregels (Artikel 7)
In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van bestaande afwijkingen, overschrijding bouwgrenzen en voldoende parkeergelegenheid.
- Algemene gebruiksregels (Artikel 8)
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.
- Overige regels (Artikel 10)
In dit artikel wordt bepaald dat de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
5.3.5 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
5.4 Handhaving
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
- 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan
De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
- 3. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.
- 4. Actief handhavingsbeleid
Er moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.
Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in 6.3 ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad naar aanleiding van een omgevingsvergunning moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk plan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan of omgevingsvergunning geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten worden verhaald op basis van de legesverordening. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Er is een realisatieovereenkomst gesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente waarin onder andere de realisatiekosten en eventuele planschade zijn verzekerd. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3.1 Vooroverleg
6.3.2 Inloopavond omwonenden en belangstellende
Door de initiatiefnemer is op 11 juli 2018 een inloopinformatiemoment gehouden voor omwonende en belangstellende. Op verschillende manieren zijn de belangstellende op deze avond geïnformeerd. Zo was er ook een ideeënbus waar mensen suggesties en verzoeken konden indienen.
In totaal waren er circa 100 belangstellenden. Op de avond zelf zijn geen tekenen van bezwaren opgemerkt wel zijn er aantal tips en verzoeken gedaan door mensen die op enige afstand er op uit zouden kijken. Daarop is het ruimtelijke kwaliteitsplan iets aangepast. Het gaat hier om de zuidzijde langs het spoor, om daar begroeiing te laten plaatsen in plaatse van zomereiken, evenals ook aan de oostzijde.
Verder is er een verzoek gedaan om de uitkijkheuvel niet helemaal voor aan op het perceel te plaatsen, maar ongeveer 100 meter richting het westen. Dit in verband met uitkijk op woningen die aan de andere kant van de spoorlijn staan. Een alternatief is dat de uitkijkheuvel wat minder hoog zal worden aangelegd. In het voorgaande plan was het idee om de uitkijkheuvel drie meter hoog te maken. Na overleg is besloten om de uitkijkheuvel te verlagen naar 2,5 meter hoog van af het maaiveld.
Tenslotte is door LTO aangegeven dat de locatie niet verkeerd gekozen was mede doordat het perceel lang (tien jaar) te koop heeft gestaan.
6.3.3 Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.
6.3.4 Zienswijze
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een termijn van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn geen zienswijzen binnengekomen.
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan
Bijlage 2 Uitgangspunten Zonneparken Deventer
Bijlage 2 Uitgangspunten zonneparken Deventer
Bijlage 3 Onderzoeken Intentiefase Pv Park Bathmense Landen
Bijlage 3 Onderzoeken intentiefase PV Park Bathmense Landen
Bijlage 4 Advies Archeologie Gemeente Deventer
Bijlage 4 Advies Archeologie gemeente Deventer
Bijlage 5 Aerieus Berekening
Bijlage 6 Quickscan Natuurwaarden
Bijlage 6 Quickscan natuurwaarden