Buitengebied herstel verbeelding
Bestemmingsplan - gemeente Enschede
Vastgesteld op 28-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.3 achtererfgebied
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.4 agrarisch huishouden
een verzameling van één of meerdere personen die samen één zelfstandig huishouding voeren die zich kenmerkt door continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid, waarbij één of meerdere personen zich dagelijks bezighoudt met de agrarische bedrijfsvoering.
1.5 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bed and breakfast
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op een (zakelijk) toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning of een daarbij behorend gebouw en wordt gerund door de bewoners van de betreffende woning.
1.7 bedrijfswoning
Een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een (bedrijven-)terrein bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.8 berging
Een bergruimte of bijgebouw met een algemene bergfunctie, al dan niet op een apart perceel of met een eigen adres, alleen staand of in een aaneengesloten rij met andere berghokken of bijgebouwen.
1.9 beroep of bedrijf aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten of een kleinschalig bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarvan:
- de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate (minimaal 50%) de woonfunctie behoudt en;
- degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is.
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.12 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.14 bomenteeltbedrijf
Een grondgebonden agrarisch bedrijf dat specifiek is gericht op het telen van houtige gewassen en planten voor tuinen en groenvoorzieningen en / of een grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van steenfruit (zoals kers, pruim, perzik) en grootfruit (zoals appel, peer, pruim, kers, hazelaar, walnoot).
1.15 bouwen
Plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.16 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.17 bouwlaag
Het doorlopende gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd.
1.18 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 buitenzijde gevel van een gebouw of bijbehorend bouwwerk
Het gedeelte van een gebouw of bijbehorend bouwwerk dat, voorzover van wanden voorzien, van buitenaf zichtbaar is. Voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenzijde van de gevel aangemerkt.
1.23 caravan
Aanhangwagen van een auto ingericht om tijdelijk in te verblijven en te overnachten.
1.24 co-vergistingsinstallatie
een co-vergistingsinstallatie die valt onder SBI-code (2008) 35, B1: co-vergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie.
1.25 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
1.26 dagrecreatie
Vrijetijdsbesteding buitenshuis zonder overnachting.
1.26 detailhandel
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van afhaalzaken.
1.28 dienstverlening
Diensten verricht door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kapsalons, pedicures, schoonheidsinstituten, reis- en uitzendbureau's, bureaus in teamcoaching en -trainingen, belwinkels en internetcafe's, met uitzonderingen van seksinrichtingen.
1.29 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.30 evenement
Georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week, die niet rechtstreeks terug te voeren is op de aan de grond toegekende bestemming.
1.31 extensieve recreatie
Ondergeschikt medegebruik van grond, gericht op ontspanning, waarvoor weinig voorzieningen nodig zijn en waaraan weinig mensen tegelijkertijd en op dezelfde plek deelnemen, zoals fietsen en wandelen.
1.32 functieaanduiding
Een specifieke functie die is aangegeven met een aanduidingsvlak op de verbeelding.
1.33 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 gebruiksgerichte paardenhouderij
Bedrijf met een niet-publieksgericht karakter, dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.35 gebruiksvloeroppervlakte
De totale vloeroppervlakte van die delen van een gebouw met eenzelfde gebruiksbestemming.
1.36 grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, waaronder het telen van kleinfruit (zoals aardbei, bosbes, rode bes, witte bes, zwarte bes, kruisbes, braam, framboos), een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven.
1.37 horecabedrijf
Een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, discotheek, feestzaal en partyboerderij; met een horecabedrijf wordt een afhaalzaak gelijkgesteld.
1.38 hobbymatig houden van paarden
Het hobbymatig houden van paarden dat veelal plaatsvindt bij of in de buurt van agrarische bedrijfswoningen of burgerwoningen in het buitengebied, dat zich kenmerkt o.a. door het ontbreken van een winstoogmerk en de beperkte omvang van het aantal paarden en is ten behoeve van de bewoners. In algemene zin wordt een bovengrens van 5 paarden aangehouden voor hobbymatig gebruik.
1.39 hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.40 huishouden
een verzameling van één of meerdere personen die samen één zelfstandige huishouding voeren die zich kenmerkt door continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.
1.41 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie tenminste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van die woning.
1.42 kampeermiddel
Tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.43 kampeerterrein
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.44 kantoor
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is om uitsluitend of in hoofdzaak te worden gebruikt voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden, die verband houden met het doen functioneren van (semi-) overheidsinstellingen, het bank- en verzekeringswezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen overige zakelijke dienstverlening.
1.45 kelder
Een kelder is het onder het maaiveld gelegen gedeelte van een gebouw.
1.46 landbouwdieren
Dieren die bedrijfsmatig gehouden worden, zoals varkens, pluimvee, rundvee, schapen en geiten.
1.47 manege
Bedrijf met een publieksgericht educatief karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen).
1.48 mantelzorg
Vorm van inwoning die gecombineerd wordt met met het bieden van zorg aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.49 mini-camping
Een kleinschalige camping bij of in de nabijheid van een (voormalig) agrarisch bedrijf, met een capaciteit van maximaal 25 toeristische standplaatsen.
1.50 omgevingsvergunning
Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidde ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
1.51 ondersteunende horeca
Horeca welke een functionele relatie en een ondersteunende functie heeft met de in de bestemmingsomschrijving genoemde hoofdfunctie, inclusief toiletten, keukengedeelte en eventuele speelruimte.
1.52 (openbare) nutsvoorziening
Gebouwde dan wel ongebouwde voorzieningen ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening of het (tele)communicatie-verkeer.
1.53 paardenpension
Een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland, het verzorgen van paarden en de mogelijkheid voor derden om hun ter plaatse gestalde paarden te berijden. Onder een paardenpension wordt geen manege verstaan.
1.54 paardrijbak
Een paardrijbak is een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.55 permanente bewoning
Bewoning door een persoon of groepen van personen van een ruimte/gebouw als hoofdverblijf, c.q. vaste woon- of verblijfplaats.
1.56 plan
het bestemmingsplan Buitengebied herstel verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0153.R20190019-0003 van de gemeente Enschede.
1.57 productiegerichte paardenhouderij
Tot de productiegerichte paardenhouderij worden gerekend:
- fokbedrijven (bedrijf met als doel het fokken en afzetten van veulens),
- opfokbedrijven (bedrijf dat gespecialiseerd is in de opfok van jonge paarden),
- merrie- en hengstenhouderijen (bedrijf dat zich richt op de inzet van meerdere merries voor de fokkerij, respectievelijk de inzet van een of meerdere hengsten voor de fokkerij middels natuurlijke dekking of kunstmatige inseminatie) en
- paardenmelkerijen (bedrijf dat zich richt op het afzetten van melk en/of melkproducten van merries aanwezig op het bedrijf).
1.58 recreatiewoning
Een gebouw dat periodiek dient voor recreatieve bewoning door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.59 ruimtelijke kwaliteit
Het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
1.60 schuilstal
Een tijdelijk onderdak voor dieren met een open karakter (maximaal drie wanden) tegen weersinvloeden.
1.61 seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.62 slopen
Geheel of gedeeltelijk afbreken.
1.63 stacaravan
Een kampeermiddel met de verschijningsvorm van een caravan die, mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen –ook over grotere afstanden– als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
1.64 stadsrand
Een gebied, direct rondom de stedelijke bebouwing welke op de verbeelding is aangegeven als Overig-Stadsrandzone, ook wel genoemd Groene zoom.
1.65 trekkershut
Een gelegenheid van beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief verblijf voor passanten.
1.66 verblijfsrecreatie
Een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar tenminste een nacht in het recreatiegebied of de toeristische plaats verblijft. Het gebied is daartoe ingericht met faciliteiten, zoals bed and breakfast-gelegenheden en kampeerterreinen.
1.67 volkstuinencomplex
Terrein bestaande uit afzonderlijke volkstuinen voor particuliere sier- en groenteteelt die niet bij de eigen woning liggen.
1.68 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.69 waardevolle schuur
Een gebouw, dat aantoonbaar tenminste 5 jaar voor bedrijfsdoeleinden in gebruik is geweest, en tenminste voldoet aan de volgende criteria:
- de schuur is gebouwd vóór 1945;
- de schuur is in Twentsche stijl gebouwd of heeft een belangrijke cultuurhistorische betekenis.
Als monument aangewezen voormalige bedrijfsgebouwen worden in ieder geval als waardevol aangemerkt.
1.70 warmte-koude-opslag
Het opslaan van warmte en/of koude in de bodem waarbij gebruik wordt gemaakt van de temperatuur van het grondwater om gebouwen te verwarmen in de winter en/of af te koelen in de zomer.
1.71 winkel
Een gebouw of een gedeelte daarvan dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is als ruimte voor detailhandel, eventueel met bijbehorende kantoorruimte, en/of ambacht en/of magazijn.
1.72 woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.73 wooneenheid
Een gebouw, dat één of twee woningen bevat (waarbij voor twee woningen geldt dat de inhoud van het gebouw minimaal 1000 m3 bedraagt) en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.74 zelfstandig kantoor
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, en de werkzaamheden niet ten dienste staan van en verbonden zijn aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormen.
1.75 zend- en ontvangstinstallatie
een antenne-installatie, bestaande uit een mast met toebehoren, ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met de daarbij behorende technische ruimten (gebouwen). Hieronder wordt niet begrepen een installatie ten behoeve van zendamateurs.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 het meten van een bouwvlak
vanaf het hart van de grens van het bouwvlak tot aan het hart van de grens van het bouwvlak.
2.2 minimaal/maximaal bebouwingspercentage
Het aangegeven bebouwingspercentage moet worden berekend over het gehele bouwperceel, met inbegrip van de buiten de bouwgrens gelegen gronden.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de bouwhoogte van een stacaravan
Vanaf de onderkant van de vloer tot aan het hoogste punt van een stacaravan, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 peil
- a. voor een gebouw, waarvan de dichtstbijzijnde naar de weg gekeerde gevel op minder dan 15 meter van de weg is gelegen: de hoogte van die weg ter plaatse van het gebouw;
- b. voor een gebouw, waarvan de dichtstbijzijnde naar de weg gekeerde gevel op meer dan 15 meter van de weg is gelegen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing met betrekking tot:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
- b. De in dit lid genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld indien dit voortvloeit uit bijlage 2.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen, voor zover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 3.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 300 m²;
- b. het gebruik van gebouwen, voorzover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 3.1 voor de uitoefening van een bed and breakfast mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- c. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie;
- d. het (permanent) bewonen of recreatief bewonen van een opstal met de functieaanduiding 'schuur'.
- e. het opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen buiten het bouwvlak gedurende langer dan zes maanden per jaar;
- f. het gebruik van grond als volkstuin;
- g. het winnen van zand;
- h. het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, buiten een bouwvlak en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- b. Voor gronden die zijn gelegen op een afstand van minder dan 50 meter vanaf gronden met de bestemming Agrarish met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden, Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarden, Bos of Natuur geldt dat het verboden is om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 2. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 3. het leggen van drainagebuizen.
- c. De onder a en b van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
- e. De omgevingsvergunning als bedoeld onder b van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke waarden van de in de bestemmingsomschrijvingen van de onder b genoemde bestemmingen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing met betrekking tot:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
- b. De in dit lid genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld indien dit voortvloeit uit bijlage 2.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen, voorzover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 4.1 voor de uitoefening van een bed and breakfast mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- b. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
- c. het buiten het bouwvlak opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen langer dan zes maanden per jaar;
- d. het gebruik van grond als volkstuin;
- e. het winnen van zand.
- f. het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, buiten een bouwvlak en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- b. Voor gronden die zijn gelegen op een afstand van minder dan 50 meter vanaf gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarden, Bos of Natuur geldt dat het verboden is om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 2. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 3. het leggen van drainagebuizen.
- c. De onder a en b van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarde in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
- e. De omgevingsvergunning als bedoeld onder b van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke waarden van de in de bestemmingsomschrijvingen van de onder b genoemde bestemmingen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, horeca, zelfstandige kantoren en een seksinrichting.
- c. het gebruik van gebouwen en gronden met de aanduiding "paardenpension" als manege, het in gebruik hebben of houden van een kantine en het houden van evenementen / feesten.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. a.1. het permanent bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'recreatiewoning', 'specifieke vorm van recreatie – schuilhut' of 'verblijfsrecreatie', 'specifieke vorm van recreatie – stacaravan', 'specifieke vorm van agrarisch- schuur' , 'specifieke vorm van recreatie – schuilgelegenheid', 'verenigingsleven', specifieke vorm van cultuur en ontspanning – bijzonder gebouw'.
a.2. In afwijking van het bepaalde in a.1 is permanente bewoning toegestaan in de opstal met de functieaanduiding 'recreatiewoning' gelegen aan de Molenveld 101. Indien de permanente bewoning wordt onderbroken gedurende een jaar dan wel wordt beëindigd, is permanente bewoning niet langer toegestaan en is het bepaalde onder a.1 weer van toepassing.
- b. de opslag van mest, hooibalen, zand, stenen of andere goederen op onbebouwde gronden.
- c. het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van bosbodem en houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 5. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 6. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 7. het leggen van drainagebuizen.
- b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming;
- b. De maximum bouwhoogte voor hoogspanningsverbindingsmasten met de daarbij behorende technische installaties bedraagt 62 meter;
- c. De maximum bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2, onder a en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, mits:
- a. hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
- b. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende hoogspanningsverbinding en;
- c. er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder(s).
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze dubbelbestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van onbebouwde gronden als permanente opslag-, stort- of bergplaats van goederen dan wel als tijdelijke opslag- of bergplaats voor zwaar en/of (zeer) brandbaar materiaal, voor zover dit tot gevolg heeft dat de betreffende hoogspanningsverbinding niet eenvoudig bereikbaar is voor de leidingbeheerder(s) en/of er aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
- 1. het aanbrengen en/of verwijderen van hoogopgaande beplanting en/of bomen;
- 2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
- 3. het realiseren van lantaarnpalen en overig straatmeubilair;
- 4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- en weghoogte;
- 5. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- 6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- 7. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; .
- b. Het onder a bedoelde verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de hoogspanningsverbinding betreffen, of die reeds is uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoogspanningsverbinding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
- d. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, wordt schriftelijk advies ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
- 1. het verwijderen van de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding", indien er sprake is van het verwijderen dan wel het permanent buiten gebruik stellen van de bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding;
- 2. het wijzigen van de situering van de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding", indien er sprake is van het verplaatsen van een bestaande hoogspanningsverbinding.
- b. Burgemeester en wethouders geven geen toepassing aan de onder a.2 genoemde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het woon- en leefklimaat;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Natuur
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het bewonen van het terrein;
- b. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten;
- c. het opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen.
- d. het injecteren van de gronden met mest.
- e. het beweiden van landbouwdieren met uitzondering van dieren die bijdragen aan het instandhouden van de natuurlijke waarden, zoals Schotse hooglanders.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het rooien en verwijderen/afgraven van bosbodem en houtwallen, c.q. het rooien van singels;
- 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 5. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
- 6. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
- 7. het leggen van drainagebuizen.
- b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
- d. Aan de omgevingsvergunning kan de voorwaarde worden verbonden, dat er wordt herplant.
Artikel 9 Recreatie - Volkstuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. een volkstuinencomplex met de daarbij behorende
- a. bouwwerken,
- b. volkstuintjes
- c. terreinen en
- d. voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.
- 2. de verkoop van op het volkstuinencomplex geteelde producten, met dien verstande dat verkoop van deze producten is toegestaan bij de centrale voorziening.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie of bewoning.
Artikel 10 Sport - Golfbaan
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming 'Sport - Golfbaan' is in ieder geval begrepen:
- a. Het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
- b. De exploitatie van een seksinrichting.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de voor 'Sport - Golfbaan' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door Burgemeester en Wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. Werken en werkzaamheden die een verlaging van het waterpeil tot gevolg hebben, zoals het aanbrengen en het wijzigen van drainage, het (ver)graven van wateren, het leggen van duikers en het bemalen van gronden;
- 2. Het ophogen, verlagen en egaliseren van gronden;
- 3. Het diepploegen van gronden;
- 4. Het bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet zijn bebost;
- 5. Het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- 6. Het dempen of (ver)graven van wateren;
- b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het betreffende werk of de betreffende werkzaamheid, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect, te verwachten gevolgen, de onder 10.1.1 onder a bedoelde waarden in vergelijking met de onder 10.1.1 onder b, c en d genoemde doeleinden onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden onevenredig worden of kunnen worden verkleind en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke openheid, de bodemgesteldheid, archeologische waarden en het reliëf van essen.
11.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde elders in deze planregels mag op gronden met de dubbelbestemming Waarde -Cultuurhistorie niet worden gebouwd.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden en aan de karakteristiek van de es (openheid) geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
- 3. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
- 4. het verlagen van het waterpeil;
- 5. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verhand houdende constructies;
- 7. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
- 8. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 9. alle overige werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden in het terrein kunnen aantasten;
- 10. het planten van bomen of struiken.
- b. Het onder a bedoelde verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de gronden betreffen, of die reeds is uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.
- c. De vergunning mag slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en de karakteristieken van de es (openheid).
Artikel 12 Waterstaat - Intrekgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor Waterstaat - Intrekgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming van het grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening.
- b. De elders in dit plan aan deze gronden toegekende bestemmingen blijven echter onverminderd van kracht.
12.2 Specifieke gebruiksbepaling
Binnen de voor Waterstaat - Intrekgebied aangewezen gronden is het niet toegestaan -door middel van in dit plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen- wijzigingen aan te brengen in het toegestane gebruik van gronden, voorzover het vormen van gebruik betreft die niet harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.
12.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn -bij de toepassing van flexibiliteitsbepalingen elders in dit plan, waarmee het toegestane gebruik van gronden als bedoeld in lid 12.1, onder b, van deze planregels, wordt verruimd ten behoeve van nieuwe grotere of grootschalige risicovolle functies- bevoegd af te wijken van het verbod als bedoeld in lid 12.2, indien:
- a. er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waarvoor redelijke alternatieven ontbreken;
- b. de risico's op verontreiniging van het grondwater worden verminderd en de grondwaterkwaliteit verbeterd.
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. voor zover het gebouwen, of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 13.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mogen worden gebruikt, een medegebruik voorzover dit betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
- b. de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in categorie 2 of hoger van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1).
- c. het bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'dienstverlening', 'paardenpension' of 'schuur'.
- d. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
- e. de exploitatie van een winkel, horecabedrijf, of seksinrichting.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
15.1 Kelders
- a. Voorzover het bepaalde in de Algemene aanduidingsregels zich daartegen niet verzet, is, daar waar ingevolge het bepaalde van dit plan het bouwen of verbouwen van een wooneenheid is toegelaten, het toegestaan deze wooneenheid te onderkelderen, met dien verstande dat:
- 1. de bovenkant van de vloer van de kelder maximaal 3 meter onder het peil mag zijn gelegen;
- 2. onderkelderen slechts is toegestaan tussen de boven het maaiveld gelegen buitenwerkse gevelvlakken van het gebouw.
- b. Voor gebouwen met de functie-aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur', 'specifieke vorm van agrarisch - paardenpension' en 'dienstverlening' geldt, in afwijking van het bepaalde onder a van dit lid, dat onderkelderen niet is toegestaan.
- c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van het bepaalde onder b van dit artikel, ten behoeve van de bouw van een mestkelder onder een schuur, indien dit met het oog op de agrarische functie van dit gebouw noodzakelijk is en voor zover het bepaalde in de Algemene aanduidingsregels zich daartegen niet verzet.
15.2 Zonnepanelen
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
16.1 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving is verleend.
Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
16.2 Verbod op verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk
- a. Voor zover dit in de regels van de in het plan voorkomende bestemmingen en aanduidingen niet reeds expliciet is genoemd, is het verboden om de in dit plan begrepen gronden en de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken voor de verkoop, opslag, groothandel, verwerking en/of vervaardiging van vuurwerk.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
17.1 Archeologische verwachtingszones
17.2 Geluidzones
17.3 overig - bodemdalingsgebied
Binnen de op de verbeelding door middel van de gebiedsaanduiding "overig - bodemdalingsgebied" aangegeven gronden mag niet worden gebouwd, tenzij het bevoegd gezag advies heeft ingewonnen bij het Staatstoezicht op de Mijnen over de te verwachten veiligheidsrisico's als gevolg van bodeminstabiliteit in relatie tot de perceelslocatie en verwachte levensduur van het gebouw.
17.4 overig - stadsrandzone
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
18.1 Omschrijving bevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan:
- a. voor het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10%, met dien verstande dat geen afwijkingen zijn toegestaan ten aanzien van in het plan opgenomen:
- 1. maximum inhoudsmaten van bedrijfswoningen, wooneenheden en recreatiewoningen;
- 2. maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij wooneenheden en bedrijfswoningen.
- b. voor de bouw van gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het wegverkeer, zoals wachthuisjes, alsmede telefooncellen en toiletgebouwtjes met dien verstande dat de inhoud per bouwwerk maximaal 50 m³ bedraagt en de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
- c. voor wat betreft geringe afwijkingen ten opzichte van bouwgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat in verband met ingekomen bouwplannen het wenselijk of noodzakelijk is de bouwgrenzen te overschrijden, mits die afwijking niet meer bedraagt dan 3 meter;
- d. voor het bouwen van overige antennes, zend- en sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 meter.
- e. voor het gebruik van gronden voor de aanleg van een paardrijbak, inclusief de bouw van een omheining en stapmolen, voor hobbymatig gebruik, indien:
- 1. het gronden betreft in of aangrenzend bij een bouwblok in de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden en Ararisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarden;
- 2. het aantoonbaar is dat de aanleg van de paardrijbak c.a. niet mogelijk is binnen het agrarische bouwblok;
- 3. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in aansluiting (maximaal 10 meter) op het bestaande bouwvlak;
- 4. de afstand tot woningen van derden minimaal 40 meter is;
- 5. de paardrijbak niet wordt aangelegd op gronden binnen het NNN (Natuurnetwerk Nederland);
- 6. de oppervlakte van de paardrijbak maximaal 1800 m2 bedraagt.
- 7. de hoogte van de omheining van de paardrijbak maximaal 2 meter bedraagt, met dien verstande dat er sprake is van een open constructie;
- 8. er geen lichtmasten ten behoeve van de paardrijbak worden aangebracht;
- 9. de aanvrager en diens opvolger zorg draagt en blijft dragen voor een goede landschappelijke inpassing van de paardrijbak, waarbij aantoonbaar rekening wordt gehouden met landschappelijke en natuurlijke waarden;
- 10. per woning / bouwvlak niet meer dan 1 paardrijbak c.a. wordt gerealiseerd.
- f. voor het gebruik van gronden voor de aanleg van een paardrijbak, inclusief de bouw van een omheining en stapmolen, voor hobbymatig gebruik, indien:
- 1. het gronden in of aangrenzend bij een andere bestemming dan bedoeld onder e onder 1 betreft met een bestaande (bedrijfs)woning.
- 2. het aantoonbaar is dat de aanleg van de paardrijbak c.a. niet mogelijk is binnen het bestemmingsvlak als bedoeld onder c onder 1;
- 3. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in aansluiting (maximaal 10 meter) op het bestaande bestemmingsvlak waarin zich de (bedrijfs-)woning bevindt;
- 4. de afstand tot woningen van derden minimaal 40 meter is;
- 5. de paardrijbak niet wordt aangelegd op gronden binnen het NNN (Natuurnetwerk Nederland);
- 6. de oppervlakte van de paardrijbak maximaal 1800 m2 bedraagt.
- 7. de hoogte van de omheining van de paardrijbak maximaal 2 meter bedraagt, met dien verstande dat er sprake is van een open constructie;
- 8. er geen lichtmasten ten behoeve van de paardrijbak worden aangebracht;
- 9. de aanvrager en diens opvolger zorg draagt en blijft dragen voor een goede landschappelijke inpassing van de paardrijbak, waarbij aantoonbaar rekening wordt gehouden met landschappelijke en natuurlijke waarden.
- 10. per woning niet meer dan 1 paardrijbak c.a. wordt gerealiseerd.
18.2 Nadere voorwaarden
Bij de beoordeling van een verzoek om bij een omgevingsvergunning een afwijking als bedoeld in lid 18.1 toe te staan wordt verwezen naar bijlage 2.
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
19.1 Omschrijving bevoegdheid
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, zijn burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen:
- a. voor het aanpassen van de lijst van bedrijfstypen (bijlage 1) van deze regels ten behoeve van het verschuiven van soorten bedrijven en/of voorzieningen naar een lagere of hogere categorie, indien dit uit een oogpunt van milieuhygiëne dan wel als gevolg van technische ontwikkelingen wenselijk of noodzakelijk is;
- b. voor het wijzigen van de lijst van bedrijfstypen (bijlage 1) van deze regels door het aanvullen met nieuwe bedrijven of voorzieningen en/of het verwijderen van bestaande bedrijven of voorzieningen. Indien bedrijven of voorzieningen in de lijst worden opgenomen, worden zij gerangschikt onder die categorie, waarmee zij, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving het meest vergelijkbaar zijn;
- c. voor een wijziging in de situering van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwplannen wenselijk of noodzakelijk zijn, mits de bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen niet meer dan 5 meter worden verschoven;
- d. voor het wijzigen van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 20%; met dien verstande dat geen wijzigingen zijn toegestaan ten aanzien van in het plan opgenomen:
- 1. maximum inhoudsmaten van bedrijfswoningen, wooneenheden en recreatiewoningen
- 2. maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij wooneenheden en bedrijfswoningen.
- e. voor het binnen een bestemmingsvlak verplaatsen van objecten met de functie-aanduiding 'specifieke vorm van [..] - schuur' en 'recreatiewoning', over een afstand van maximaal 20 meter met dien verstande dat de bebouwingsregels van genoemde bouwwerken, zoals die ingevolge deze planregels gelden, onverminderd van toepassing blijven;
- f. voor het bouwen van vrijstaande antenne-installaties met een maximale bouwhoogte van 50 meter;
- g. voor het bouwen van zend- en sirenemasten met een maximale bouwhoogte van 50 meter.
19.2 Nadere voorwaarden
Bij de beoordeling van een verzoek om bij een omgevingsvergunning een afwijking als bedoeld in lid 19.1 toe te staan wordt verwezen naar bijlage 2.
Artikel 20 Algemene Procedureregels
20.1 Procedureregels wijziging
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals bedoeld in deze regels, gelden de procedureregels zoals voorgeschreven in artikel 3.9a, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat:
- a. indien het een besluit op aanvraag betreft, burgemeester en wethouders de aanvrager zo nodig in de gelegenheid stellen te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen;
- b. indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, het besluit tot het al dan niet vaststellen van de wijziging met redenen wordt omkleed;
- c. burgemeester en wethouders het besluit tot het al dan niet vaststellen van de wijziging bekend maken aan de aanvrager en eventuele indieners van zienswijzen.
Artikel 21 Overige Regels
21.1 Parkeren
21.2 Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de oppervlakte van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in voorzieningen voor het bergen en/of in de bodem infiltreren van hemelwater afkomstig van bebouwing, bij voorkeur in combinatie met drainage.
- b. De onder a genoemde voorzieningen worden gerealiseerd en in stand gehouden op eigen terrein, in, op, aan of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
- c. De minimum bergingsopgave als bedoeld onder a bedraagt 0,04 m.
- d. De onder a bedoelde berging of infiltratie van hemelwater dient het (teveel aan) water af te wateren op een voorziening voor de ontvangst van hemelwater in het openbaar toegankelijk gebied;
- e. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien berging of infiltratie van hemelwater op eigen terrein redelijkerwijs niet op doelmatige wijze mogelijk is.
Artikel 22 Wettelijke Regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen zoals verordeningen en dergelijke of beleidsregels, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals ze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan dan wel, in het geval deze tussentijds worden gewijzigd of vervangen door andere (beleids)regels, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende (beleids)regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
23.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van lid 23.1, eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het in dat lid bedoelde bouwwerk met maximaal 10%.
23.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 23.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
23.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 23.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
23.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het lid 23.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
23.7 Hardheidsclausule
Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
23.8 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 23.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied herstel verbeelding".
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfstypen
Bijlage 2 Kaart Landschapstypen En Koesteransichten
Bijlage 3 Inrichtingsplan Spielehof
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Bestemmingsplan
Ongeveer 5 jaar geleden is voor het noordwestelijk en het zuidoostelijk deel van het buitengebied van Enschede afzonderlijk een bestemmingsplan gemaakt, te weten het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" en het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost". De Haaksbergerstraat en de Lossersestraat moeten in dit verband gezien worden als de scheidingslijn tussen de twee werkingsgebieden.
Het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost" werd op 27 mei 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Tegen dit bestemmingsplan is geen beroep ingesteld bij de Raad van State.
Ondertussen werd er ook met spoed gewerkt aan het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest". Reden van de urgentie lag in het feit dat de IMRO standaard binnen niet al te lange tijd zou worden vervangen door een nieuwere versie. Als gevolg daarvan zouden bepaalde bestemmingen en begrippen niet meer dezelfde zijn, waardoor beide bestemmingsplannen niet meer op elkaar aan zouden sluiten.
Het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" werd vastgesteld op 10 maart 2014. In de beroepstermijn werd bij de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek werd door de Raad van State afgewezen en het bestemmingsplan is op 1 augustus 2014 in werking getreden.
Na de behandeling van deze voorlopige voorziening door de bestuursrechter hebben wij geconstateerd dat er interpretatieruimte is bij de definitie "multifunctionele accommodatie", zoals opgenomen in de begripsbepalingen van de planregels. Voorgesteld werd om de redactie te veranderen van "maatschappelijke organisaties"in “maatschappelijke voorzieningen”.
Op 21 oktober 2014 heeft de gemeenteraad bij besluit de definitie van “multifunctionele accommodatie” in de planregels aangepast. Het betrof een puur technische, ambtshalve aanpassing van een reeds genomen besluit zonder dat daar rechtsgevolgen aan verbonden zijn. Het plan bleef voor de rest ongewijzigd.
Op 9 november 2015 heeft de gemeenteraad, naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State in beroep, als aanvulling een uitsterfconstructie in de planregels vastgesteld voor de permanente bewoning van de recreatiewoningen aan de Nieuwe Beekweg. Het plan bleef voor de rest ongewijzigd.
Beide bestemmingsplannen zijn al geruime tijd onherroepelijk van kracht.
Ondanks de ambtelijke voorbereiding en de uitgebreide gelegenheid die geboden werd aan belanghebbenden om de planregels en de planverbeeldingen in te zien en te controleren of de situatie voor hen de juiste is, is in de loop der jaren gebleken dat er verschillende onjuistheden in de planregels, maar ook in de verbeeldingen van beide bestemmingsplannen voorkomen.
Vanwege de krappe personele bezetting en prioritering in de afhandeling van ruimtelijke plannen, is ervoor gekozen om al deze onjuistheden te verzamelen en in één keer te herstellen in een zogenaamde "veegherziening" van de bestemmingsplannen voor het buitengebied.
Het moment om met een bestemmingsplan de te verbeteren punten op de verbeeldingen te herstellen is nu aangebroken. Dit bestemmingsplan "Buitengebied herstel verbeelding" is daarvan het resultaat. Bij dit bestemmingsplan horen planregels. Als basis daarvan is gekozen voor de planregels uit het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest".
Zoals hiervoor gezegd zijn ook in de planregels van beide buitengebied-bestemmingsplannen onjuistheden waargenomen. Deze zullen in een aparte herziening worden hersteld.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het werkingsgebied van het bestemmingsplan “Buitengebied herstel verbeelding ” betreft verschillende kleine deelgebieden op adres- of perceelsniveau. Deze gebieden liggen verspreid door het hele buitengebied (zie de verspreid liggende zwarte stippen).
Verderop in deze toelichting zullen de locaties worden weergegeven en toegelicht.
1.3 Geldende Juridische Regelingen
De percelen en adressen die in dit bestemmingsplan aan de orde komen vallen voor een gedeelte onder de werking van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" en voor een gedeelte onder de werking van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost".
Deze bestemmingsplannen zijn inmiddels al geruime tijd onherroepelijk in werking.
1.4 Wettelijk Kader
Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting wordt normaal gesproken ook vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.
Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.
Digitalisering
Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).
Kosten
In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).
Verhaal van kosten komt in deze planprocedure niet voor, omdat dit een initiatief is vanuit de gemeente en niet op basis van een particulier verzoek.
1.5 Adviezen, Vooroverleg En Procedure
Adviezen
Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied herstel verbeelding ” zijn de Stichting Dorpsraad Lonneker, de Vereniging Behoud Twekkelo en de Dorpsraad Boekelo actief.
Met deze raden is hierover contact opgenomen. Zij hebben aangegeven akkoord te zijn met de inhoud van dit bestemmingsplan.
Vooroverleg
In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.
Het bestemmingsplan “Buitengebied herstel verbeelding” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg.
Procedure
Vooraankondiging
Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).
Terinzagelegging ontwerpplan
In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.
Zienswijzen
Binnen de termijn van tervisielegging zijn zienswijzen kenbaar gemaakt. De zienswijzen hebben wij zoveel mogelijk één op één overgenomen en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. De zienswijzen en de beantwoording hiervan hebben wij verwerkt in de Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen.
Deze Nota wordt als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan gevoegd.
Rechtsbescherming
Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planologisch Beleidskader
2.1 Ruimtelijk Beleid En Regels Van Het Rijk
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening
De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.
Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.
2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk
De aard van dit bestemmingsplan is zodanig dat dit plan niet in strijd is met de belangen en het beleid van het Rijk.
2.2 Ruimtelijk Beleid En Regels Van De Provincie Overijssel
2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 26 september 2018 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 november 2018 zijn deze in werking getreden.
De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.
In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.
2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel
De aard van dit bestemmingsplan is zodanig dat dit plan niet in strijd is met de belangen en het beleid van de Provincie.
2.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Relevant Strategisch Beleid
Dit bestemmingsplan is vanwege zijn aard niet in strijd met de diverse beleidsvisies van de gemeente Enschede.
Voor het beleid in het buitengebied heeft de gemeente de Gids Buitenkans. Er vinden geen ontwikkelingen plaats die in strijd zijn met de Gids Buitenkans of die niet in een eerder stadium zijn getoetst aan deze beleidsnota.
Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving
Het bestemmingsplan "Buitengebied herstel Verbeelding" heeft betrekking op 21 locaties, verspreid over het hele buitengebied.
Het gaat daarbij om locaties waaraan bijvoorbeeld de bestemming "Wonen" per abuis niet is toegekend aan woningen die in het vorige bestemmingsplan, het bestemmingsplan "Buitengebied 1996", wel de gastbestemming "Woning" hadden. Of een vergeten recreatiewoning in een bosperceel. Of percelen grond die abusievelijk niet de juiste bestemming hebben gekregen als dat daarover afspraken waren gemaakt. Om welke locaties het gaat zal in hoofdstuk 4 een overzicht van worden gegeven.
Hoofdstuk 4 De Bestemmingsplanlocaties
De locaties waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, worden in dit hoofdstuk weergegeven. In het kort wordt aangegeven wat er op die locatie onjuist is en hoe dit wordt hersteld. De afbeeldingen die hier zijn opgenomen, zijn fragmenten van de huidige verbeeldingen van de bestemmingsplannen "Buitengebied Noordwest" en "Buitengebied Zuidoost". Op de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied herstel verbeelding" komen de locaties in gecorrigeerde vorm terug.
Arendsweg 55 7544 RM Enschede
Op de verbeelding was opgenomen een agrarisch bedrijf zonder dienstwoning (-bw) binnen het bouwblok, omdat wij van oordeel waren dat de dienstwoning was gesitueerd aan de andere kant van de toegangsweg. Dit bleek niet juist te zijn. In 2004 (vóór de voorbereiding van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost") was een vergunning afgegeven voor een tweede dienstwoning.
De verbeelding wordt hersteld door binnen het bouwvlak "-bw en de kartelrand" te verwijderen. Daarmee wordt de dienstwoning binnen het bouwblok alsnog erkend.
Badweg 197 7548 RX Enschede
Er is vergunning verleend om de woning te mogen verplaatsen naar de locatie, zoals op de linker afbeelding is weergegeven. Echter het bouwvlak is op de planverbeelding (rechts) hier niet op aangepast.
De verbeelding wordt hersteld en alsnog op de situatie aangepast.
Beldershoekweg 20 - 22 7548 PZ Enschede
Met Herziening 47 van het bestemmingsplan Buitengebied 1996 (middelste afbeelding) is 1 woning (Bp. Buitengebied 1996 linker afbeelding ) veranderd in 2 woningen (2xW). Onbedoeld is de oude situatie overgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" (1 woning).
De verbeelding wordt met dit bestemmingsplan hersteld door een 2 toe te voegen in het bouwvlak, waardoor er 2 woningen binnen het bouwvlak zijn toegestaan.
Bergweg 105 - 107 7524 CV Enschede
In het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" had het perceel een klein agrarisch bouwblok van 0,5 ha en een gastbestemming "Woning". Bij de vertaling naar het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" is het bouwblok vertaald naar de bestemming "Wonen" met een functieaanduiding "Agrarische woning". De gastbestemming "Woning" is abusievelijk niet mee vertaald.
De verbeelding wordt hersteld door in het bestemmingsvlak en bouwvlak alsnog de aanduiding 2 op te nemen. Daarmee wordt bedoeld dat er in het bouwvlak 2 woningen aanwezig mogen zijn, waarvan één de agrarische woning.
Burg. Stroinkstraat
Het betreft het perceel, kadastraal Lonneker, sectie AL, nummer 233. Dit perceel heeft een agrarische bestemming.
De Vereniging Behoud Twekkelo (VBT) heeft tijdens de stadsdeelcommissie op 21 maart 2017 de vraag gesteld of het mogelijk is om de gronden ten westen van het Transportcentrum in te richten als een natuurlijke buffer voor Twekkelo. De gemeente heeft overeenstemming bereikt met de Vereniging Behoud Twekkelo dat de restpercelen van het distributiecentrum worden bestemd als natuur.
In dit bestemmingsplan wordt de bestemming "Agrarisch" gewijzigd in "Natuur".
Ganzebosweg 200 7548 PT Enschede
De woning in het linker fragment blijkt niet bestemd te zijn in het rechter fragment.
De verbeelding wordt hersteld door op dit adres de bestemming "Wonen" en een bouwvlak op te nemen.
Hegeboerweg 130 7524 DG Enschede
De bestemming in het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" was "Agrarisch met landschappelijke waarden" en de gastbestemming "Agrarische woning". Bij de actualisatie van het bestemmingsplan is dit erf tussen de wal en het schip geraakt bij de grensbepaling van de bestemmingsplannen " 't Vaneker" en "Buitengebied Noordwest". Het erf heeft daardoor abusievelijk geen bestemming gekregen. Er zijn hier tegenwoordig geen agrarische activiteiten meer.
De verbeelding wordt hersteld door hier de bestemming "Wonen" op te nemen met daarin een bouwvlak.
Kwinkelerweg 361 (het was Boekelerhofweg 35) 7548 PE Enschede
Voor deze "Landschapscamping" of "mini-camping" was op 15-09-2015 door middel van een Projectafwijkingsbesluit (PAB) een vergunning verleend. De camping mag volgens de vergunning, conform ons beleid voor het buitengebied “De Gids Buitenkans 2014”, geopend zijn vanaf de donderdag vóór Pasen tot en met de maandag na de herfstvakantie.
Het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" is voor het eerst vastgesteld op 10-03-2014, daarna 21-10-2014 en 09-11-2015. De camping is vergund in de tijd dat het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest bij de Raad van State lag. In dit late stadium kon deze ontwikkeling niet meer in het bestemmingsplan worden opgenomen. Gebleken is dat de openstellingsperiode in de vergunning een andere is dan die van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest". Deze luidt namelijk: "Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' zijn de gronden tevens bestemd voor de exploitatie van een mini-camping gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober".
De verbeelding wordt nu aangepast door de camping op deze locatie op te nemen. Daarmee geldt voor deze camping de standaard openstellingsperiode van 15 maart tot en met 31 oktober en niet meer "vanaf de donderdag vóór Pasen tot en met de maandag na de herfstvakantie".
Landweerweg 49 7525 PH Enschede
Het bouwblok is niet juist in het bestemmingsplan opgenomen. Een bestaand bedrijfsgebouw valt daardoor voor een groot deel buiten het bouwblok. Een later met vergunning gebouwd bedrijfsgebouw valt vrijwel helemaal buiten het vlak.
In dit bestemmingsplan wordt de situatie hersteld door het bouwblok zo aan te passen dat de bedrijfsgebouwen binnen het bouwblok komen te liggen.
Molenveld 101 7548 RB Enschede
De recreatiewoning had in het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" de gastbestemming "Zomerwoning". Deze functie is in het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" niet overgenomen. Wel zijn binnen de bestemming "Bos" ter plekke de contouren te zien van de recreatiewoning.
In dit bestemmingsplan wordt de situatie hersteld door de functieaanduiding "recreatiewoning" op te nemen in de bestemming "Bos". In de planregels wordt opgenomen dat op dit adres permanente bewoning op grond van een objectgebonden beschikking is toegestaan via de uitsterfconstructie uit het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest".
Oldenzaalsestraat 1200 7524 RJ Enschede
De schuur bij de woning wordt gebruikt voor dienstverlening. Volgens het bestemmingsplan is het houden van beroep of bedrijf aan huis toegestaan. Daarbij moet het beroep of bedrijf wel worden uitgevoerd door de bewoner van het pand. In dit geval gebeurt het bedrijf houden door een ander dan de eigenaar / bewoner van het pand Oldenzaalsestraat 1200. Dit strijdige gebruik is besproken in het Loket Buitengebied. Het Loket heeft op 18 juni 2015 over dit gebruik een positief advies gegeven. Aan de schuur wordt op de verbeelding de functieaanduiding "Dienstverlening" toegevoegd. Dit betekent dat dienstverlening in categorie 1 van de bedrijvenlijst is toegestaan.
Oude Deldenerweg 231 - 235 7548 PM Enschede
De drie woningen Oude Deldenerweg 231 - 235 waren in het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" elk bestemd met de gastbestemming "Woning". In het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" zijn de drie woningen opgenomen in een bestemmingsvlak "Wonen" met een aanduiding 2.
Dit wordt hersteld door de aanduiding 3 op te nemen, omdat er drie woningen aanwezig zijn.
Pompstationweg 69 7522 PG Enschede
Het perceel met de bestemming "Sportveld" is verkocht na het in werking treden van het bestemmingsplan Noordwest en is geen sportveld meer, maar hoort nu bij "de achtertuin" van het perceel Pompstationweg 69. De eigenaar maakte ons hierop attent, nadat het bestemmingsplan al in werking was. Het perceel wordt echter niet gerekend tot het erf van de woning. Het perceel krijgt daarom niet de woonbestemming maar een in de omgeving passende bestemming. De gronden rond of in de nabijheid van het perceel hebben de bestemming "Bos", "Natuur" of "Agrarisch met waarden - agrarische functie met landschapswaarden".
De verbeelding wordt aangepast door de bestemming "Sportveld" te wijzigen in "Agrarisch met waarden - agrarische functie met landschapswaarden".
Spieleweg 24 7548 RR Enschede
Op de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" blijkt de ligging van het bouwvlak van de tweede bedrijfswoning niet overeen te komen met de ligging volgens het inrichtingsplan. Het ligt nu op de weg.
De verbeelding wordt op dit punt aangepast.
Spieleweg 26A 7548 RR Enschede
Het bestemmingsvlak en bouwvlak zijn niet goed opgenomen.
De situatie wordt met dit bestemmingsplan hersteld.
Stemlandeweg 30 - 30A 7548 BV Enschede
In het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" waren aan deze woningen elk de gastbestemming "Woning" toegekend. In het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" is op de verbeelding een bestemmingsvlak "Wonen" opgenomen met een bouwvlak. Dit geeft aan dat er maar één woning aanwezig mag zijn. Dit is niet juist. De aanduiding 2, die aangeeft dat er twee woningen aanwezig mogen zijn binnen het bouwvlak, ontbreekt.
De verbeelding wordt hersteld door in het bestemmingsvlak binnen het bouwvlak een aanduiding 2 op te nemen. Dat wil zeggen dat er binnen het bouwvlak 2 woningen aanwezig mogen zijn.
Twekkelerweg (perceel LNK, sectie AL, nummer 497)
Op de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" is tijdens de voorbereidingsfase blijkbaar door onjuiste informatie aan dit perceel voor 3/4 deel de bestemming "Bos" toegekend en voor 1/4 deel de bestemming "Recreatie - Volkstuin".
De situatie wordt hersteld door aan het gehele perceel LNK, sectie AL, nummer 497 de bestemming "Recreatie - Volkstuin toe te kennen.
Twekkelerweg 25 7547 RN Enschede
Op dit perceel bevindt zich een woonboerderij. In het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" heeft deze boerderij de gastbestemming "Woning". In het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" is abusievelijk aan dit perceel geen bestemming of bouwvlak toegekend. De grond waar de bebouwing op staat heeft de bestemming "Agrarisch met waarden".
De situatie wordt hersteld door op de verbeelding aan dit erf de bestemming "Wonen" toe te kennen met om de bebouwing een bouwvlak.
Veldhaarweg 30A
Het perceel Veldhaarweg 30A bevindt zich op de Vretberg in het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost". Het hele gebied De Vretberg heeft de bestemming "Wonen - Landelijk wonen". Deze bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" (bestemming "Landelijk wonen"). Op de verbeelding zijn de verschillende adressen / woningen voorzien van een bouwvlak met een aanduiding 1. Dat betekent dat in dit bouwvlak één woning met bijbehorende bijgebouwen mag worden gebouwd. Veldhaarweg 30B en Veldhaarweg 30A bevinden zich binnen één bouwvlak. Nummer 30B is een woning. Nummer 30A is geen woning maar een schuur met nog een paar kleinere schuren. Planologisch kunnen die als bijgebouwen gezien worden bij nummer 30B, omdat die binnen hetzelde bouwvlak zitten. Maar Veldhaarweg 30A is een afzonderlijk kadastraal perceel van een andere eigenaar dan die van nummer 30B. In deze situatie wordt nummer 30B in zijn bouwmogelijkheden voor bijgebouwen beperkt, terwijl de eigenaar van 30A niets kan met zijn eigendom. Maar wat kan de eigenaar van 30A dan nog wel? Hoe kan de verbeelding worden hersteld?
Wij hebben met de eigenaar overleg gehad. Daarin heeft hij aangegeven zich neer te leggen bij het feit dat de bouwmogelijkheid van een woning van rechtswege is vervallen. Wel zou hij graag een ruime schuur willen bouwen, ter vervanging van zijn 3 oude schuren. Op het perceel staan momenteel 3 schuren bij elkaar. Alle oppervlaktes hiervan tesamen is ongeveer 84 m2. Het perceel is goed bereikbaar. Tegenover het perceel bevindt zich een manege met bedrijfswoning en stallen.
Dit verzoek is besproken in het Loket Buitengebied. Daar is geoordeeld dat er nu al aardig wat schuren staan die aan vervanging toe zijn. Deze afbreken en vervangen door één mooie in de landelijke omgeving passende schuur zien wij als oplossing.
Na overleg met de eigenaar van het perceel stellen wij voor de situatie te herstellen door de bestemming van het perceel Veldhaarweg 30A, kadastraal gemeente LNK, sectie H, nummer 4205, te veranderen van "Wonen - landelijk wonen" naar "Agrarisch" met toevoeging van de functieaanduiding "Schuur".
De regel voor de functieaanduiding "Schuur" wordt voor dit adres geïndividualiseerd, zodat het stallen van een camper van de eigenaar mogelijk wordt gemaakt.
Wiefkerweg 10 7524 PX Enschede
Op de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" is het bouwvlak zo gevormd dat de schuur van de buren er ook in zit. Dit is niet de bedoeling.
De situatie wordt hersteld door op de verbeelding het bouwvlak te verleggen tot alleen het perceel van nummer 10. De schuur van de buren komt dan buiten het bouwvlak en buiten het bestemmingsvlak "Wonen" te liggen. De bestemming van de grond wordt "Bos" en sluit aan bij het naastgelegen bosperceel. De schuur behoudt zijn bestaansrecht door toevoeging van de functieaanduiding "Schuur".
Zuid Esmarkerrondweg 320 7535 DW Enschede / Kromhofsweg 16 7535 PC Enschede
Het perceel Zuid Esmarkerrondweg 320 is een voormalig boerenerf. De boerenactiviteit is gestopt. Het perceel heeft de bestemming "Wonen". Op de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost" is te zien dat twee bestaande schuren de functieaanduiding "caravanstalling" hebben gekregen.
De eigenaar wilde hier paarden gaan houden voor eigen gebruik. Daarnaast wilde hij stallen gaan verhuren (pensionpaarden). Hij dacht aan zo'n 10 paardenboxen. Ook wilde hij een buitenbak realiseren.
De paarden worden gehuisvest in de bestaande stallen.
Dit verzoek is besproken in het Loket Buitengebied van 3 juli 2014. Het advies van het Loket was akkoord onder de volgende voorwaarden:
- Gebruik bestaande gebouwen
- Woonbestemming + paardenpension op bestaande schuren
- Er moet 100 m2 aan bijgebouw resteren.
Per brief van 19 januari 2015 heeft de gemeente aangegeven mee te werken aan het verzoek van de eigenaar om er een paardenpension / paardenhouderij te mogen vestigen. Daarbij zou gebruik worden gemaakt van de bestaande bebouwing en een rijbak zonder overkapping.
Dit initiatief wordt samen gerund met het bedrijf aan de Kromhofsweg 16, waar een al sinds 1986 bestaand aannemersbedrijf is gevestigd. Paardenpension past niet zomaar binnen het huidige bestemmingsplan.
Ook over deze locatie en dit verzoek heeft het Loket op 3 juli 2014 positief geadviseerd.
In het bestemmingsplan "Buitengebied herstel verbeelding" nemen wij deze aanpassingen mee. Op het adres Zuid Esmarkerrondweg 320 wordt de functieaanduiding "Caravanstalling" gewijzigd in "Paardenpension".
De bestemming van het perceel Kromhofsweg 16 blijft "Bedrijf". Daar wordt de functieaanduiding "Paardenpension" aan toegevoegd.
4.1 Aanpassingen Naar Aanleiding Van Zienswijzen
Tijdens de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan zijn 9 zienswijzen kenbaar gemaakt. Van deze zienswijzen hebben er 6 geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. 1 heeft alleen geleid tot aanpassing van de regels, 5 hebben geleid tot aanpassing van de verbeelding, waarvan 1 ook tot aanpassing van de regels. De adressen waar de aanpassing van de verbeelding heeft plaatsgevonden zijn:
Bergweg 107
Hier is het bouwvlak binnen het bestemmingsvlak iets verruimd richting de bomenrij.
(links zoals ter visie gelegd, rechts de aangepaste verbeelding)
Hegeboerweg 130
Hier heeft het bouwvlak binnen het bestemmingsvlak een andere vorm gekregen.
(links zoals ter visie gelegd, rechts de aangepaste verbeelding)
Stemlandeweg 30-30A.
Hier is het bouwvlak en bestemmingsvlak op verzoek 8 meter verschoven.
(links zoals ter visie gelegd, rechts de aangepaste verbeelding)
TenneT
TenneT heeft verzocht om op de verbeelding ook een belemmerde strook op te nemen van totaal 60 meter (twee keer 30 meter aan weerszijden van de hartlijn) en eventueel daarnaast een veiligheidszone.
Motivatie hiervoor is dat binnen de strook van 60 meter de gemeente advies moet vragen aan Tennet voor bepaalde werkzaamheden.
De verbeelding is hierop aangepast.
(situatie oud)
(situatie nieuw)
In de Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen zijn in de beantwoording van de zienswijzen de gewijzigde afbeeldingen opgenomen.
Verder zijn de planregels op enkele plaatsen naar aanleiding van zienswijzen en ambtshalve gecorrigeerd of aangevuld met algemene regels uit het bestemmingsplan “Buitengebied Noordwest” en het paraplubestemmingsplan “Buitengebied Zonnepanelen”. Deze correcties en aanvullingen hebben er niet voor gezorgd dat het bestemmingsplan een totaal ander plan is geworden ten opzichte van het ontwerpplan.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
Wij hebben er voor dit bestemmingsplan voor gekozen om de toetsing aan een aantal omgevingsaspecten achterwege te laten.
Normaal gesproken wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is, in die zin of dat het bestemmingsplan gevolgen heeft voor het milieu, de natuur of de waterhuishouding.
Dit bestemmingsplan voorziet alleen in verschillende correcties van de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" en "Buitengebied Zuidoost" met bijbehorende regels. Gezien de geringe omvang van de veranderingen en dat het vaak om een bestaande situatie gaat, hebben wij de conclusie getrokken dat er geen wezenlijke veranderingen plaatsvinden.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Buitengebied herstel verbeelding" is er voor om de verbeelding van de bestemmingsplannen "Buitengebied Noordwest" en "Buitengebied Zuidoost" op onderdelen te corrigeren.
De planregels, voor zover van toepassing, zijn qua inhoud overgenomen uit het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest".
6.2 Indeling Planregels
Hoofdstuk 1 bevat begripsbepalingen en regels voor de wijze van meten.
Hoofdstuk 2 bevat regels voor de verschillende bestemmingen en aanduidingen die binnen dit bestemmingsplan voorkomen. Deze regels bepalen welk doel een bestemming heeft, wat de bouw en gebruiksmogelijkheden er zijn en welke afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden er toegepast kunnen worden.
Hoofdstuk 3 bevat algemene regels. Dit kunnen algemene bouw-, gebruiks- en aanduidingsregels zijn, maar ook algemene afwijkings-, wijzigings- en procedureregels zijn.
Hoofdstuk 4 bevat overgangs- en slotregels.
6.3 Beschrijving Van Het Plan
6.3.1 Bestemmingen
In dit bestemmingsplan zijn de regels opgenomen die behoren bij de bestemmingen die voorkomen in de verschillende gecorrigeerde situaties op de bijbehorende verbeelding.
6.4 Handhaving
6.4 Handhaving
Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de feitelijke situatie juridisch vast te leggen. De eerder onjuist weergegeven situaties op de verbeelding worden hiermee hersteld. Het plan zorgt ervoor dat de direct belanghebbenden uit een onbedoelde situatie worden gehaald.
Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan niet zal leiden tot enige negatieve financiële gevolgen en dat de economische uitvoerbaarheid voldoende is aangetoond.