Buitengebied, partiele herziening Spekopswijk 2 Dedemsvaart en Keizersteeg 10 Ane
Bestemmingsplan - gemeente Hardenberg
Vastgesteld op 22-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied, partiële herziening Spekopswijk 2 Dedemsvaart en
Keizersteeg 10 Ane’ van de gemeente Hardenberg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0160.0000BP00154-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis gebonden beroep
administratieve, juridische, medische therapeutische, kunstzinnige, vastgesteldtechnische en
daarmee gelijk te stellen beroepen, als nevenfuncties van het wonen, met dien verstande dat
geen vergunningsplichtige activiteiten als bedoeld in het Besluit Omgevingsrecht en voorts
geen activiteiten betreffende detailhandel en horeca mogen plaatsvinden;
1.6 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat
gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden,
tenminste ouder dan 50 jaar;
1.8 archeologisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële
neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;
1.9 archeologische monumentenzorg
zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de
geschiedenis van Nederland;
1.10 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak indien daarin
geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwvlak
respectievelijk bestemmingsvlak;
1.13 bedrijfsgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
1.14 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer of
exploitatie, dat in de recreatieverblijven -recreatiewoningen en kampeermiddelendaadwerkelijk
recreatief verblijf plaatsvindt; van bedrijfsmatige exploitatie is sprake als het
recreatieverblijf voor ten minste 140 dagen per jaar beschikbaar is voor verhuur;
1.15 bedrijfswoning of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden
is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
1.16 beeldbepalend pand
een gebouw dat door bouwvorm, gevelindeling en materiaalgebruik mede bepalend is voor de
historische ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht;
1.17 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor
het risico casu quo een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.18 bestaande afmetingen en vorm:
de hoogte, afstand en vorm van het bouwwerk of het aantal dat op het tijdstip van het in
vastgesteld ter inzage leggen van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een
omgevingsvergunning waarvoor de aanvraag om bouwvergunning voor dat tijdstip is ingediend,
kan worden gebouwd;
1.19 bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud,
afstand, object:
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of
die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van
het plan;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bevi:
een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate
een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de
perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een
plaatsgebonden risico veroorzaakt van meer dan 10-6 per jaar;
1.23 bijgebouw:
een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is, en voor zover
aan het hoofdgebouw gebouwd in de kap zichtbaar en feitelijk gescheiden is, van het op
hetzelfde perceel gelegen bijbehorende hoofdgebouw;
1.24 bodemverstorende activiteiten
het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen, waardoor het
grondwaterpeil verandert en/of het uitvoeren van grondbewerkingen;
1.26 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten
van een bouwwerk;
1.27 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.28 bouwlaag:
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van
onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.36 erfinrichtingsplan:
een plan waaruit blijkt hoe het betreffende erf in het landschap ligt en op welke wijze de
kenmerken van het landschapstype zijn doorvertaald in de inrichting van het erf.
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 hoofdgebouw:
een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét of één van de
belangrijkste valt aan te merken;
1.40 kas:
een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden, bedoeld
voor het kweken en telen van gewassen;
1.41 kleinschalig kamperen
kamperen in de vorm van recreatief medegebruik gedurende de periode van 15 maart t.m. 31
oktober, op een kampeerterrein geschikt voor een beperkt aantal kampeermiddelen waarvan
het maximum aantal in de regels bij de betreffende bestemming is aangegeven;
1.42 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid Inrichtingen een grenswaarde
voor het risico respectievelijk een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in
acht moet worden genomen;
1.44 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of
caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.45 opgraving:
archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt
behouden;
1.46 peil:
- voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.47 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk
is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
1.48 plaatsgebonden risico:
het in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde risico op een plaats buiten een
inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd
op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen
die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken
is;
1.50 relatie:
aanduiding waarmee wordt aangegeven dat de daardoor verbonden delen als een geheel
worden aangemerkt;
1.52 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin
bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht;
onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een
gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden
aangemerkt;
1.55 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de
perceelsgrenzen;
1.58 waterpeil
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag
van de vergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel
oppervlaktewater als grondwater;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar
de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart
van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen
als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, overstekken, schoorstenen,
gevel – en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en toegangsportalen buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding van de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,5 meter
bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen 1 - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
- wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
- tuinen en erven. Met daaraan ondergeschikt:
- bed-and-breakfast;
- statische opslag in bestaande gebouwen
- verkeer en verblijf;
- groenvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen. De voor 'Wonen 2- Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en erven. Met daaraan ondergeschikt:
- verkeer en verblijf;
- groenvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 3.1, ‘Wonen 1-Besloten veenontginningslandschap’ mogen
uitsluitend worden gebouwd:
- woningen;
- bijbehorende bouwwerken;
- andere bouwwerken.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen voor wonen gelden de volgende regels:
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende
bepalingen:
- de woningen mogen vrijstaand, dubbel of aaneengesloten worden gebouwd, overeenkomstig de bestaande vorm;
- het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
- de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 1200 m³ of niet meer dan bestaande inhoud indien deze meer dan 1200 m³ bedraagt;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bij de woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
- 120 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden minder dan 1 hectare bedraagt;
- 150 m2 als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden meer dan 1 hectare bedraagt;
- de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt dan het onder 1 en 2 bepaalde;
- bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
- de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken mogen niet meer of minder bedragen dan hierna is aangegeven of niet meer of minder dan de bestaande goothoogte, bouwhoogte en dakhelling, indien deze daarvan afwijken:
Bouwwerken | Max. goothoogte | Max. bouwhoogte | Min. dakhelling |
Woningen | 4,5 m | 8 m | 30 graden |
Bijgebouwen | 3,5 m | 8 m | 18 graden |
Overkappingen | 3,5 m | ||
Erf- of perceelscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn | 2 m | ||
Overige erf- of perceelafscheidingen | 1 m | ||
Overige andere bouwwerken | 10 m |
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de
bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
- het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-gebonden beroep.
3.4.2 Aan-huis-gebonden beroep
De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de
volgende bepalingen:
- de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
- de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
- degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huisgebonden beroep uitoefent;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
- het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
3.4.3 Bed and breakfast
Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende
bepalingen:
- de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
- de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
- de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.4 voor
het gebruik van bestaande gebouwen voor een kleinschalige bedrijfsactiviteit, met
inachtneming van de volgende bepalingen:
- Toegestaan zijn:
- bedrijfsactiviteiten die voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- koffie- en theeschenkerij;
- eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
- een museum of galerie, of daarmee gelijk te stellen voorziening;
- maximaal 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen mag worden gebruikt voor de bedrijfsactiviteit;
- degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de bedrijfsactiviteit uitoefent;
- er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de bedrijfsactiviteit;
- het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
- het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
- Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het af- en/of vergraven van gronden;
- het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
- het dempen en/of graven van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
- het aanleggen van paden;
- het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden.
3.7 Voorwaardelijke verplichting
- Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
- in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot
enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de
Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in
hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte,
bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk
maximaal toegestaan.
5.2 Bestaand bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het
bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in
hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking
daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Vormen van verboden gebruik
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 6.2 Wet ruimtelijke ordening, is ook:
- het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
- het gebruik van onbebouwde gronden:
- als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
6.2 Strafbepaling
Overtreding van het verbod gesteld in lid 6.1 wordt hierbij aangemerkt als een strafbaar feit en
daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de
economische delicten.
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en
aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk van openbaar nut, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
- ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van maximaal 25 m.
- De onder lid a. en b. bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht Bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 9 Overgangsrecht
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Spekopswijk 2 te Dedemsvaart en Keizersteeg 10 te Ane’.