Bestemmingsplan Buitengebied, Hardenberg, Landgoed De Groote Scheere
Bestemmingsplan - Gemeente Hardenberg
Vastgesteld op 11-10-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Landgoed De Groote Scheere' van de gemeente Hardenberg;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000BP00358-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan-huis-gebonden beroep:
administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen beroepen, die door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanbouw:
een bouwwerk dat is gebouwd aan een bedrijfsgebouw; het bouwwerk onderscheidt zich van een bedrijfsgebouw door de vorm en is architectonisch ondergeschikt;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, dat geheel of overwegend gericht is op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen waaronder begrepen tuinbouw en/of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal en productie van zonne-energie waarvan de geproduceerde elektriciteit in hoofdzaak aangewend wordt voor eigen gebruik. Bewerking en vergisting van mest en biomassa zijn activiteiten die onderdeel uitmaken van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat deze activiteiten plaatsvinden binnen het eigen bouwvlak, met bedrijfseigen producten en/of bedrijfseigen mest waarvan de geproduceerde elektriciteit en/of brandstof in hoofdzaak aangewend wordt voor eigen gebruik;
1.8 agrarisch loonbedrijf:
een bedrijf, dat uitsluitend of in overwegende mate is gericht op het verrichten van werkzaamheden voor en/of de levering van diensten aan agrarische bedrijven;
1.9 akkerbouwbedrijf:
een bedrijf in de land- en tuinbouwsector, dat zich richt op de benutting van braakliggend land door verbouw en het oogsten van gewassen;
1.10 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen windturbine zijnde;
1.11 appartement:
het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid in een groter gebouw en dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.12 archeologisch onderzoek:
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;
1.13 archeologische monumentenzorg:
zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;
1.14 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, ten minste ouder dan 50 jaar;
1.15 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.16 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak indien daarin geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak;
1.17 bed and breakfast:
het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt. Permanente bewoning van een bed and breakfast in een bijgebouw of bedrijfsgebouw is niet toegestaan;
1.18 bedrijfsgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
1.19 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer of exploitatie, dat in de recreatieverblijven -recreatiewoningen en kampeermiddelen- daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt; van bedrijfsmatige exploitatie is sprake als het recreatieverblijf voor ten minste 140 dagen per jaar beschikbaar is voor verhuur;
1.20 bedrijfsplan:
een beschrijving van de toekomstplannen van een bedrijf, voor de eerstkomende vijf jaar, met inbegrip van een organisatorische en financiële onderbouwing;
1.21 bedrijfswoning of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
1.22 (beperkt) kwetsbaar object
een object waarvoor volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico casu quo een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.23 berging
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een recreatief nachtverblijf;
1.24 bestaand(e) aantal, afmeting, afstand, bedrijf, bouwhoogte, bouwwerk, goothoogte, inhoud, inrichting, object, oppervlakte, plaats, situatie en vorm:
aantal, afmeting, afstand, bedrijf, bouwhoogte, bouwwerk, goothoogte, inhoud, inrichting, object, oppervlakte, plaats, situatie of vorm, zoals dat of die rechtens bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, dan wel nadien krachtens een omgevingsverguning, waarvoor de aanvraag is ingediend voor dat tijdstip, kan worden gerealiseerd;
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27 Bevi-inrichting:
een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaakt van meer dan 10-6 per jaar;
1.28 bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;
1.29 bijeenkomsten van persoonlijke aard:
bijeenkomsten van persoonlijke aard zoals genoemd in artikel 4 van de Drank- en horecawet;
1.30 bijgebouw:
een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.31 bodemverstorende activiteiten:
het plegen van ingrepen die het gebruik van de grond veranderen, waardoor het grondwaterpeil verandert en/of het uitvoeren van grondbewerkingen;
1.32 boerderijkamer:
(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf in kamers, al dan niet in combinatie met een dagverblijf. De oppervlakte van een zelfstandige boerderijkamer mag niet meer bedragen dan 50 m2 en van de boerderijkamers in totaal niet meer dan 200 m2. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15, vrijstaande appartementen c.q. huisjes zijn niet toegestaan;
1.33 boomteelt in de zin van artikel 56.2 en 59.3:
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van laanbomen;
1.34 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.35 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.36 bouwlaag:
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;
1.37 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.38 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.39 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
1.40 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:
een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, met een met de grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter, zoals een stacaravan, trekkershut of recreatiewoning;
1.41 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.42 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.43 buurtschuur
een gebouw bij een woning dat incidenteel en op niet-commerciële wijze wordt gebruikt voor bijeenkomsten van en voor het landgoed;
1.44 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;
1.45 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.46 chalet:
bouwwerk voor recreatief nachtverblijf bestaande uit één bouwlaag uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben. Een chalet heeft geen vaste verankering in de grond;
1.47 eenvoudige dagrecreatieve voorziening:
extensieve, kleinschalige vormen van vrijetijdsbesteding met een maximale duur van een dag, waarbij geen overnachting plaatsvindt;
1.48 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.49 extensieve openluchtrecreatie:
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
1.50 foliebassin:
een mestbassin uitgevoerd als een met folie beklede grondput met of zonder omdijking;
1.51 gebouw:
elk bouwwerk, met uitzondering van windturbines, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.52 glastuinbouwbedrijf:
een agrarisch bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen onder glas of daarmee gelijk te stellen materialen;
1.53 groepsaccommodatie:
een (deel van een) gebouw dat blijvend bestemd is voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij overnacht wordt in slaapzalen en/of slaapkamers, er is een afzonderlijke ruimte voor dagactiviteiten, ook zijn er keuken- en sanitaire voorzieningen die gemeenschappelijk door de groep worden gebruikt;
1.54 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.55 hoofdverblijf:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar constructie en inrichting geschikt is voor de permanente huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep personen;
1.56 horeca:
hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander -tenzij uitdrukkelijk anders vermeld- met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een seksinrichting;
1.57 huishouden:
één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;
1.58 internetwinkel:
specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;
1.59 intrekgebieden:
gebieden zoals genoemd in artikel 2.13.1 onder d van de Omgevingsverordening Overijssel en die op de kaart Drinkwatervoorziening nr. 09295053 (vastgesteld door Provinciale Staten op 1 juli 2009) zijn aangegeven;
1.60 kampeermiddel:
een onderkomen dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter, zoals bijvoorbeeld een tent, vouwwagen, toercaravan of camper;
1.61 kampeerterrein:
een terrein ingericht voor recreatief verblijf in kampeermiddelen en stacaravans; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.62 karakteristiek pand:
een gebouw dat door zijn verschijningsvorm als behoudenswaardig aangemerkt wordt;
1.63 kas:
een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden, bedoeld voor het kweken en telen van gewassen;
1.64 kleinschalig kamperen:
kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op een kampeerterrein geschikt voor een beperkt aantal kampeermiddelen;
1.65 kwetsbaar object:
een object waarvoor volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico respectievelijk een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.66 landschapsontsierende bedrijfsgebouwen:
gebouwen die door de verschijningsvorm zoals blijkend uit goothoogte, nokhoogte, materiaalgebruik, bouwmassa en/of silhouet, visueel storend zijn in het landschapsbeeld; voor het gebied karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen vallen hier niet onder;
1.67 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;
1.68 manege:
bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;
1.69 minicamping:
kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op een kampeerterrein geschikt voor een beperkt aantal kampeermiddelen;
1.70 modeltuinen:
voor publiek toegankelijke tuinen, ter bezichtiging of bestudering;
1.71 natuureducatieve tuin
een tuin met bijbehorende voorzieningen die vanuit een educatieve doelstelling toegankelijk is voor publiek en tevens gebruikt kan worden voor activiteiten zoals leer-werkstages en workshops.
1.72 nevenactiviteit:
een activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens de bestemmingsomschrijving toegestane hoofdfunctie op het perceel;
1.73 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.74 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.75 opgraving:
archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden;
1.76 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en niet, of slechts met één wand is omgeven;
1.77 paardenbak:
een onverhard en omheind terrein, niet overdekt en met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.78 peil:
- a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
- c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.79 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;
1.80 plaatsgebonden risico:
het in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.81 plaggenhut:
eenvoudige, uit hout en heideplaggen opgetrokken hut;
1.82 plattelandswoning:
Een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) inclusief aan-huis-gebonden beroep;
1.83 productiegerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;
1.84 recreatie
activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;
1.85 recreatief verblijf
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten het hoofdwoonverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
1.86 recreatiewoning:
een gebouw, niet zijnde een stacaravan, chalet, trekkershut of plaggenhut, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben; onder recreatief verblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.87 relatie:
aanduiding waarmee wordt aangegeven dat de daardoor verbonden delen als een geheel worden aangemerkt;
1.88 rijhal:
een gebouw uitsluitend bestemd voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een manege of productiegerichte paardenhouderij;
1.89 ruimtelijke kwaliteitsplan:
een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;
voor het bepalen van de sterke gebiedskenmerken moet gebruik gemaakt worden van de tabellen in de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), waarin de sterke gebiedskenmerken per (deel)gebied zijn beschreven; de LIK's maken als bijlage 5 en 6 onderdeel uit van de regels;
1.90 ruimtelijke kwaliteit:
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
1.91 schuilgelegenheid:
een gebouw met maximaal drie gesloten wanden, dat dient voor de beschutting van, al dan niet hobbymatig gehouden, dieren tegen weersinvloeden alsmede voor de opslag van het voor deze dieren bestemde voer;
1.92 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.93 stacaravan:
bouwwerk voor recreatief nachtverblijf bestaande uit één bouwlaag uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben. Een stacaravan heeft geen vaste verankering in de grond en moet over de weg als één deel te verplaatsen zijn;
1.94 statische opslag:
opslag van goederen en producten die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden; uitgezonderd de opslag van gevaarlijke stoffen;
1.95 streekeigen product:
producten die zijn voortgebracht op ambachtelijke wijze op agrarische bedrijven;
1.96 technische installatie:
een voor de bedrijfsvoering benodigde installatie;
1.97 teeltondersteunende voorziening:
een verplaatsbare constructie, overtrokken met transparant materiaal anders dan glas, voor het kweken of beschermen van gewassen, uitsluitend aanwezig tijdens het teeltseizoen;
1.98 trekkershut:
een eenvoudige vrijstaande blokhut, bestaande uit één bouwlaag, zonder of met beperkte sanitaire voorzieningen, welke uitsluitend gebruikt wordt voor kortdurend recreatief verblijf door wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.99 tuinbouw:
het bedrijfsmatig telen en kweken van groenten, bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, in de volle grond, al dan niet gecombineerd met, als ondergeschikte nevenactiviteit, de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
1.100 verkoopvloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw voor detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
1.101 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.102 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel van het hoofdgebouw, tot aan de perceelsgrenzen.
1.103 waarde archeologie 1 en 2:
door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vast staat dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;
1.104 waarde archeologie 3, 4 en 5:
door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;
1.105 waterpeil:
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater;
1.106 wijk
dwars op het hoofdkanaal gelegen zijkanaal in een veenkoloniaal landschap;
1.107 windturbine
een door de wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen;
1.108 woning:
een complex van ruimten volgens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;
1.109 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of
in delen kan worden verplaatst;
1.110 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, bijvoorbeeld in de vorm van bank- en verzekeringsdiensten, exploitatie van en handel in onroerende zaken, adviesbureaus, verhuurbedrijven en hulpdiensten;
1.111 zandwinning:
een bedrijf, dat uitsluitend of in overwegende mate is gericht op het winnen, opslaan, overslaan, bewerken, verwerken en handel van zand;
1.112 zonnecollectoren
collectoren voor warmteopwekking of een paneel voor electriciteitsopwekking;
1.113 zorgboerderij:
een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in dié zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;
1.114 zorgwoning:
complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere personen van een specifieke doelgroep die zorg nodig heeft;
1.115 stikstofemitterende bouwwerken
Onder stikstofemitterende bouwwerken worden verstaan gebouwen voor het houden van landbouwhuisdieren, installaties voor het bewerken of vergisten van mest en/of biomassa, mestplaten en mestsilo's.
1.116 toename van de ammoniakemissie
Er is sprake van een toename van de ammoniakemissie wanneer vanuit het bouwvlak en de bij het desbetreffende bedrijf behorende mestplaten de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan waar voor toestemming is verleend. Hierbij is toestemming in lijn met de Beleidsregel Natuur Overijssel 2017 d.d. 15-10-2020 als volgt beschreven:
- 1. een onherroepelijke vigerende natuurvergunning; of
- 2. een onherroepelijke vigerende vergunning dan wel geldende melding op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht onderdeel milieu, de Wet milieubeheer of de Hinderwet; of
- 3. een activiteit waarvoor geen natuurvergunning nodig was, maar die wel voldoet aan artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming; of
- 4. een activiteit die onder artikel 9.4, achtste lid van de Wet valt; of
- 5. een activiteit die op de Europese referentiedatum was toegestaan en die sindsdien onafgebroken aanwezig is geweest;
1.117 hogere depositie op beschermde natuurgebieden
Er is sprake van een hogere depositie op beschermede natuurgebieden wanneer de toename van de ammoniakemissie resulteert in het neerslaan van stikstofverbindingen uit de lucht op een oppervlakte, uitgedrukt in mol per hectare per jaar, en die neerslag zo hoog is dat er sprake is van een significant effect op de instandhoudingsdoelstellingen van een als zodanig aangewezen Natura 2000-gebied.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:
2.1 de tiphoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot het maximale hoogste punt dat de wiek kan bereiken;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; ondergeschikte bouwdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
Ruimten, zoals kelders en kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer - en tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren - worden niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk, tenzij:
- a. de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen, of;
- b. de kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft.
In bestaande situaties wordt een kelder waarvan de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen of de kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft, niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk.
In geval van recreatiewoningen wordt de inhoud van een kelder onder de recreatiewoning wel meegeteld bij de inhoud van de woning;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens dan wel rooilijn met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Beekdallandschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Beekdallandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het beekdallandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
met daaraan ondergeschikt:
- c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
- d. bed and breakfast;
- e. statische opslag in bestaande gebouwen;
- f. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie;
en tevens voor:
- g. watergangen, waterpartijen en inundatie vanuit watergangen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
- i. wegen en paden;
- j. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
- k. hobbymatige agrarische activiteiten.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen;
- d. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Besloten Veenontginningslandschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het besloten veenontginningslandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
met daaraan ondergeschikt:
- c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
- d. bed and breakfast;
- e. statische opslag in bestaande gebouwen;
- f. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
en tevens voor:
- g. watergangen en waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. wegen en paden;
- i. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
- j. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
- k. hobbymatige agrarische activiteiten.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving.
- c. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Essen- En Hoevenlandschap
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Essen- en hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het essen- en hoevenlandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
met daaraan ondergeschikt:
- c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
- d. bed and breakfast;
- e. statische opslag in bestaande gebouwen;
- f. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
en tevens voor:
- g. watergangen en waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
- i. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
- j. hobbymatige agrarische activiteiten.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving;
- c. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Open Veenontginningslandschap
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Open veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat per bouwvlak slechts één agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het open veenontginningslandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
met daaraan ondergeschikt:
- c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m2 brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
- d. bed and breakfast;
- e. statische opslag in bestaande gebouwen;
- f. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie;
en tevens voor:
- g. watergangen en waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
- i. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
- j. hobbymatige agrarische activiteiten.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving;
- c. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Bedrijf - Nutsbedrijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsbedrijven;
- b. aardolie- en gaswinningslocaties, inclusief ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
- c. bij een en ander behorende voorzieningen waaronder parkeerplaatsen en nutsvoorzieningen
- d. ter plaatse van de aanduiding "gasontvangstation" is de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation met bijbehorende ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren toegestaan.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Groen - Landschapselement
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, beplanting en landschapselementen;
- b. de instandhouding en ontwikkeling van de aan het landschap eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
- c. het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel;
- d. bosbouw ten dienste van de instandhouding en ontwikkeling van de onder b genoemde gebiedskenmerken;
- e. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. bestaande wegen en paden;
- g. inundatie van de waterlopen;
- h. extensieve openluchtrecreatie.
8.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in artikel 8.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Horeca - Essen- En Hoevenlandschap
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - Essen- en hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca;
- b. bijbehorende voorzieningen waaronder parkeerplaatsen en nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Maatschappelijk - Beekdallandschap
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Beekdallandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, zijnde een woonzorgvoorziening met ondersteunende voorzieningen;
- b. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, anders dan aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte en gebonden horeca.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Natuur - Beekdallandschap
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Beekdallandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke waarden en van de aan het beekdallandschap eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
- b. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
- c. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. inundatie van de waterlopen;
- e. (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
- f. bosbouw, uitsluitend ten dienste van (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
- g. paden en wegen;
- h. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
11.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 11.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Natuur - Besloten Veenontginningslandschap
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke waarden en van de aan het besloten veenontginningslandschap eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
- b. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
- c. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
- e. bosbouw, uitsluitend ten dienste van (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
- f. paden en wegen;
- g. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
12.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 12.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Natuur - Essen- En Hoevenlandschap
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Essen- en hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke waarden en van de aan het essen- en hoevenlandschap eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
- b. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
- c. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
- e. bosbouw, uitsluitend ten dienste van (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
- f. paden en wegen;
- g. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
13.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 13.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Natuur - Open Veenontginningslandschap
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - Open veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke waarden en van de aan het open veenontginningslandschap eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage 5 en 6 onderdeel uitmaken van de regels;
- b. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
- c. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
- e. bosbouw, uitsluitend ten dienste van (agrarisch) natuurbeheer en natuurontwikkeling;
- f. paden en wegen;
- g. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
14.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 14.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Verkeer - 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. lokale stroomwegen van ten hoogste twee rijstroken, met bijbehorende parkeerstroken, opstelstroken, fiets- en voetpaden, bermen, bermsloten met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen en overige verkeersvoorzieningen;
- b. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. scheepvaart;
- d. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
- e. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
- f. extensieve openluchtrecreatie;
- g. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in artikel 16.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, tunnels, bruggen en aanlegsteigers voor recreatief medegebruik. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.
Artikel 17 Wonen - Beekdallandschap
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Beekdallandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
- b. tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- c. bed and breakfast;
- d. boerderijkamers;
- e. statische opslag in bestaande gebouwen.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Wonen - Besloten Veenontginningslandschap
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
- b. tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- c. bed and breakfast;
- d. boerderijkamers;
- e. statische opslag in bestaande gebouwen.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 19 Wonen - Essen- En Hoevenlandschap
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Essen- en hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
- b. tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt bij wonen:
- c. een buurtschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - buurtschuur';
- d. bed and breakfast;
- e. boerderijkamers;
- f. statische opslag in bestaande gebouwen.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 20 Wonen - Open Veenontginningslandschap
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Open veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
- b. tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- c. bed and breakfast;
- d. statische opslag in bestaande gebouwen.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Leiding - Gas
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de aanleg, het beheer en het onderhoud van gasleidingen en de daarbij behorende belemmeringenstrook;
- b. de aanleg en instandhouding van afsluiterschema's;
- c. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.
21.2 Bouwregels
Op of in de gronden als bedoeld in artikel 21.1mogen bouwwerken ten behoeve van een gasleiding worden gebouwd en afsluiterschema's worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:
- a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2 per gebouw en de goot- en bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan respectievelijk 3 en 6 m;
- b. de hoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.2 voor het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:
- a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
- b. vooraf schriftelijk advies van de leidingbeheerder is ingewonnen;
- c. geen (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken als woning (waaronder niet worden begrepen bestaande woningen), school, kinderopvang of crèche.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Leiding - Hoogspanning
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbindingen (110 kV), met de daarbij behorende:
- a. belemmerde strook;
- b. voorzieningen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.2.1, ten behoeve van de bouw overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), na voorafgaand schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
23.2 Bouwregels
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 24 Waarde - Archeologie 4
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 25 Waarde - Archeologie 5
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 26 Waarde - Landgoed
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische en andere waarden en elementen, welke met name bestaan uit:
- 1. de groenstructuur, paden en singels,
- 2. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken,
- 3. waterpartijen, en
- 4. beeldende kunstwerken en andere bijzondere landschappelijke en bebouwingselementen, en
- b. bij een en ander behorende parkeervoorzieningen.
26.2 Bouwregels
In zoverre in afwijking van het overigens in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen mogen op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1, andere bouwwerken ten behoeve van de in dat lid aangegeven doeleinden worden gebouwd, zoals erf- of perceelafscheidingen en informatie- en aanwijsborden, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen, uitgezonderd beeldende kunstwerken.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 26.2, ten behoeve van het op een landgoed met een woning of woningen bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen, die behoren bij een landgoed, zoals een koetshuis, een prieeltje, een orangerie of schuilgelegenheden en bergingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. van gebouwen mag de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 300 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen;
- b. vooraf dient door een bedrijfs- of beheerplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing te zijn aangetoond dat de bedoelde bouwwerken passen binnen de cultuurhistorische waarden van het landgoed;
- c. in voorkomend geval artikel 31.1 en 31.2 (afstanden tot water en wegen).
26.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de woning(en) en de andere gebouwen op het landgoed, op de gronden als bedoeld in lid 26.1, kunnen worden ge- of verbouwd en gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen, kantoor, recreatie en horeca, mits:
- a. door middel van een bedrijfsplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing wordt aangetoond dat de functie waarvoor wijziging wordt gevraagd, in wezenlijke mate bijdraagt aan de instandhouding van het landgoed en daardoor de cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 26.1, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast,
- b. de bestaande oppervlakte van de woning(en) en de andere gebouwen niet wordt vergroot,
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
- d. geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvindt, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke functie van het betreffende gebouw, en
- e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, waarbij voldaan dient te worden aan het bepaalde in artikel 34.5 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
Artikel 27 Waterstaat - Waterconserveringsgebied
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - waterconserveringsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor permanente berging van ingelaten water en daarbij behorende voorzieningen.
27.2 Bouwregels
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waterstaat- Waterbergingsgebied
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat- waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
- a. de berging van extreem hoog oppervlaktewater;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
28.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in artikel 28.1 mogen worden gebouwd:
- a. andere bouwwerken, ten dienste van de bestemming als bedoeld in artikel 28.1, met een hoogte van maximaal 2 m;
- b. bouwwerken ten dienste van de andere aldaar voorkomende bestemmingen met inachtneming van de voor deze bestemmingen geldende bouwregels, indien en voor zover het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetasten er geen sprake is van een ontoelaatbare invloed op de waterveiligheid en -kwaliteit.
28.3 Afwijken van de gebruiksregels
Voor zover toepassing wordt gegeven aan de afwijkingsregels van de andere aldaar voorkomende bestemmingen, wordt bij de beoordeling van de toelaatbaarheid de invloed op het waterbergend vermogen van het gebied, op de waterveiligheid en op de waterkwaliteit betrokken.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
30.1 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten
Onder strijdig gebruik met de bestemmingen van het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor activiteiten die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de bijbehorende omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
30.2 Gebruik gewasbeschermingsmiddelen
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen voor boomteelt en fruitteelt binnen 50 meter van:
- a. concentraties van woningen (in lintbebouwing, buurtschappen en bebouwde kom).
30.3 Afwijken gebruiksregels duurzame energie
Voor zover krachtens de bestemmingen, in dit bestemmingsplan het gebruik van gronden voor kleinschalige duurzame energiewinning niet is toegestaan, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken voor het gebruik van de gronden ten behoeve van de opwekking van windenergie en zonne-energie op gebouwen.
Artikel 31 Algemene Bouwregels
31.1 Afstand tot water
31.2 Afstanden tot wegen
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
32.1 Algemene afwijkingsregels
32.2 Bedrijfs- of dienstwoning
Bij een omgevingsvergunning kan binnen de verschillende bestemmingen "Bedrijf", "Horeca" en "Maatschappelijk" worden afgeweken van de regels voor het bouwen van een bedrijfs- of dienstwoning, mits:
- a. nog geen bedrijfs- of dienstwoning aanwezig is;
- b. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
- c. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig wordt aangetast;
- d. de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg op geen van de gevels de ter plaatse toegestane waarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
- e. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
- f. de bouwregels van de betreffende bestemming in acht worden genomen. Als in de betreffende bestemming geen bouwregels zijn opgenomen voor een bedrijfs- of dienstwoning, dan gelden de bouwregels voor woningen binnen de bestemming Wonen van het betreffende landschapstype.
32.3 Gewasbeschermingsmiddelen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 30.2voor het toestaan van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen voor boomteelt en fruitteelt, mits door middel van onderzoek en/of door het treffen van maatregelen aangetoond kan worden dat het woon- en leefklimaat en de natuurlijke waarden van de omliggende gronden hierdoor niet onevenredig worden aangetast.
32.4 Paardenbakken buiten het bouwvlak
Bij een omgevingsvergunning kan, binnen de diverse bestemmingen 'Agrarisch met waarden' worden afgeweken van het plan voor het realiseren van paardenbakken buiten bouw- of bestemmingsvlakken, voor het bedrijfsmatig of hobbymatig houden van paarden, met inachtnemening van de volgende bepalingen:
- a. situering binnen het bouw- of bestemmingsvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;
- b. de meest nabij gelegen grens van de paardenbak moet binnen 25 meter van het bouw- of bestemmingsvlak liggen;
- c. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
- d. het bedrijfsmatig houden van paarden is uitsluitend mogelijk voor zover de paardenbak onderdeel uitmaakt van een agrarisch bedrijf;
- e. de situering van de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
32.5 Windturbines
Bij omgevingsvergunning kan binnen de bestemmingen Bedrijf, Maatschappelijk en Wonen worden afgeweken van de regels voor het toestaan van één of meerdere windturbines, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. windturbines zijn niet toegestaan in de landschapstypen Beekdal- en Essen- en Hoevenlandschap;
- b. windturbines zijn niet toegestaan binnen:
- 1. 20 meter vanaf de bestemming Leiding - Gas, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
- 2. ten minste de maximale werpafstand bij tweemaal het nominaal toerental van de windturbine vanaf de bestemming Leiding - Hoogspanning, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
- c. windturbines zijn niet toegestaan in de gebieden zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel;
- d. de maximale tiphoogte van windturbines bedraagt 25 meter;
- e. de windturbines moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn en niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
- f. de inpassing van windturbines op het erf en in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden.
32.6 Woningsplitsing voormalige boerderij
Bij omgevingsvergunning kan binnen de verschillende bestemmingen wonen worden afgeweken van de regels omtrent het toegestane aantal woningen per bouwperceel, voor het toestaan van:
- a. één woning extra, indien de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in c tot en met i;
- b. twee woningen extra, indien de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in c tot en met i;
- c. de extra woning mag/de extra woningen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte;
- d. de uiterlijke verschijningsvorm van de voormalige boerderij moet in stand blijven;
- e. de gezamenlijke inhoud van de woningen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
- f. de extra woning dient/de extra woningen dienen te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
- h. op geen van de gevels van een extra woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden;
- i. inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
32.7 Zonnecollectoren buiten het bouwvlak
Bij omgevingsvergunning kan binnen de diverse bestemmingen Agrarisch met waarden worden afgeweken van de regels voor het toestaan van zonnecollectoren buiten agrarische bouwvlakken, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. zonnecollectoren zijn niet toegestaan in de landschapstypen Beekdal- en Essen- en Hoevenlandschap;
- b. de maximale (bouw)hoogte bedraagt 2 meter;
- c. de zonnecollectoren moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn en niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
- d. de inpassing van zonnecollectoren op het erf en in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
32.8 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten
Bij een omgevingsvergunning kan overeenkomstig de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden slechts worden afgeweken van het plan, mits geen activiteiten worden toegestaan die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
33.1 Archeologische waarden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
33.2 Plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door binnen de diverse bestemmingen 'agrarisch met waarden' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' van de verbeelding te verwijderd, mits:
- a. de bewoning van de agrarische bedrijfswoning door een derde is beëindigd;
- b. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.
33.3 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 25 m worden verschoven;
- b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 25% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
- c. door een wijziging mogen de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast;
- d. deze wijzigingsbevoegdheid geldt niet voor de vergroting van agrarische bouwvlakken.
33.4 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen overeenkomstig de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden slechts wijzigen, mits geen activiteiten worden toegestaan die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Artikel 34 Overige Regels
34.1 Werking wettelijke regeling
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
34.2 Afstemming welstandstoets
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
- a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
- b. de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet voorgeschreven welstandscriteria (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
- a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
- b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
34.3 Uitsluiting seksinrichting
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden en gebouwen als seksinrichting.
34.4 Afstemming APV en evenementen
Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van drie evenementen per jaar met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een omgevingsvergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is verleend.
34.5 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
- a. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen of andere voertuigen, op eigen terrein in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken wordt bepaald aan de hand van de "Parkeernormennota Hardenberg" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
- b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt voldaan door vast te houden aan de richtlijnen en maatvoering conform de "Parkeernormennota Hardenberg" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
- c. Indien de bestemming van een gebouw of het terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
- d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en c:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit;
- 2. en voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.
34.6 Prioriteit van dubbelbestemmingen
- a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
- b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op de dubbelbestemming 'Waarde – Landgoed', de regels van deze dubbelbestemming zijn secundair aan de betreffende enkelbestemmingen.
- c. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Gas';
- 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Hoogspanning'
- 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1';
- 4. in de vierde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4';
- 5. in de vijfde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5';
- 6. in de zesde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - waterconserveringsgebied';
- 7. in de zevende plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - waterbergingsgebied';
- 8. in de achtste plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Landgoed'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
35.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 36 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Landgoed De Groote Scheere'.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Beeldkwaliteit Woningtype Hoeve
Bijlage 2 Beeldkwaliteit Woningtype Boerderij
Bijlage 3 Beeldkwaliteit Woningtype Dienstwoning A
Bijlage 4 Beeldkwaliteit Woningtype Landgoedwoning
Bijlage 5 Lik Deelgebied Slagharen, De Krim, (Oud) Lutten
Bijlage 6 Lik Deelgebied Gramsbergen En Omgeving
Bijlage 7 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 8 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Deze bijlage is ontleend aan 'Bedrijven en milieuzonering', Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van 'risico' aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop 'categorie' is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
Het aspect verkeer(-saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
5. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
Voorliggend plan is een actualisering van het bestemmingsplan voor het landgoed De Groote Scheere. Het landgoed De Groote Scheere ligt in het noordoostelijk deel van de gemeente Hardenberg en is ongeveer 800 ha groot.
In de afgelopen jaren zijn er diverse ontwikkelingen geweest op het landgoed. Er zijn "groene" investeringen gedaan, gericht op herstel en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten. Dit waren investeringen in nieuwe natuur, herstel van landschapselementen, verbetering van mogelijkheden voor extensieve recreatief medegebruik en de realisatie van een duurzame waterhuishouding, door onder meer waterretentie en beekherstel. Om deze groene investeringen te kunnen doen, heeft er een "rode" ontwikkeling plaatsgevonden in de vorm van nieuwe bouwkavels. Inmiddels zijn al deze kavels uitgegeven en zijn de laatste woningen gebouwd.
Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken zijn er in de afgelopen jaren verschillende procedures gevoerd, waardoor er nu lappendeken aan bestemmingsplannen en partiële herzieningen voor het landgoed geldt. Met voorliggend plan wordt nu voorzien in één actuele juridische regeling. Deze nieuwe juridische regeling sluit bovendien qua systematiek aan op het geldende bestemmingsplan Buitengebied, zoals dat in het overige buitengebied van Hardenberg geldt. Hiermee wordt ook de rechtsgelijkheid binnen en buiten het landgoed verbetert.
1.2 Vervanging Oude Bestemmingsplannen
Met voorliggend bestemmingsplan worden de volgende bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk vervangen:
bestemmingsplan | vaststellingsdatum |
Landgoed De Groote Scheere | 24-05-2011 |
Landgoed De Groote Scheere, partiële herzieningen | 24-06-2014 |
Buitengebied Hardenberg (klein gedeelte) | 02-12-2014 |
Herontwikkeling Landgoed de Groote Scheere | 23-02-2016 |
Buitengebied Hardenberg, herziening regels | 26-09-2016 |
Wijziging bestemmingsplan Landgoed De Groote Scheere, Holthonerweg 7 Holthone | 23-05-2017 |
Facetherziening parkeren Hardenberg (gedeeltelijk) | 17-07-2018 |
110 kV-kabel Hardenberg-Coevorden (gedeeltelijk) | 04-12-2018 |
1.3 Begrenzing Plangebied
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gehele landgoed De Groote Scheere, met uitzondering van de provinciale weg N34 en de aansluiting op de Holthonerweg. Hiervoor is in 2016 een eigen bestemming opgesteld vanwege de reconstructie van deze weg met een eigen specifieke planologische regeling.
Het landgoed ligt in het noordoosten van de gemeente Hardenberg en omvat de buurtschap Holthone en omgeving. Op onderstaande afbeelding is globaal de begrenzing van het gebied weergegeven.
Globale begrenzing van het plangebied (foto: Google Earth)
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding (plankaart):
- In de toelichting worden de overwegingen gegeven die hebben geleid tot het geven van de bestemmingen aan de percelen.
- In de regels wordt per bestemming een omschrijving gegeven van de toegestane functies van de gronden en de zich daarop bevindende gebouwen en bouwwerken.
- Op de verbeelding (plankaart) worden de verschillende bestemmingen van de gronden aangegeven. De verbeelding is in overeenstemming met de verplichte landelijke standaarden voor digitaal uitwisselbare en vergelijkbare bestemmingsplannen (IMRO2012, SVBP2012 en STRI2012).
Wat er in de regels en op de verbeelding staat, is voor iedereen (burgers, bedrijven, instellingen en overheden) juridisch bindend.
1.5 Leeswijzer
De toelichting is als volgt opgebouwd.
- Hoofdstuk 2 beschrijft de geschiedenis, de huidige situatie op het landgoed en de voorkomende landschapstypen. Per landschapstype wordt ingegaan op de bestaande gebiedskenmerken en de gewenste ontwikkelingsrichting. Hiermee wordt aangesloten op de systematiek van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg. Dit bestemmingsplan bevat slechts enkele kleinschalige ontwikkelingen, deze zijn in paragraaf 2.5 beschreven.
- In hoofdstuk 3 is een samenvatting opgenomen van het plangebied relevante beleid van de verschillende overheden.
- Hoofdstuk 4 gaat in op de geldende (milieu)kwaliteitseisen.
- Hoofdstuk 5 geeft een artikelsgewijze toelichting op de planregels en gaat in op de doorwerking van de bestaande gebiedskenmerken en gewenste ontwikkelingen in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
- Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Ligging En Ontsluiting
Landgoed De Groote Scheere ligt in het noorden van de provincie Overijssel, tussen de plaatsen Gramsbergen en Coevorden en ten westen van het Coevorden-Vechtkanaal. Het landgoed ligt aan twee belangrijke doorgaande wegen. De N377 langs de Lutterhoofdwijk en de N34 die het oorspronkelijke landgoed doorsnijdt. De N34 heeft het landgoed min of meer in twee gebieden verdeeld. De beide delen van het landgoed zijn via het nieuwe viaduct onder de N34 onderling bereikbaar. De belangrijkste lokale wegen op het landgoed zijn de Holthonerweg en de Scheerseweg. De Scheerseweg ontsluit het oostelijk deel van het plangebied en gaat sluit via het viaduct aan op Holthonerweg die doormiddel van aftakkingen een 'rondweg' om de Holthoneresch vormt. Deze 'rondweg' is een zandweg, evenals de weg midden over de es. Naast deze rondweg bestaat een fijnmazig netwerk van zandwegen dat zich voornamelijk in het plangebied ten westen van de N34 concentreert.
2.2 Historie
Ontstaansgeschiedenis De Groote Scheere
De betekenis van de naam "De Groote Scheere" kan op twee manieren worden uitgelegd:
'schaar of scheere' in het oud Saksisch dialect betekent: een eenheid van grazende runderen of 'weidegronden in gemeenschappelijk bezit'
'schoor / schoer, schore', betekent oever - mogelijk relatie met ligging aan de (Kleine) Vecht.
Beide opties zijn aanvaardbaar. Door de ouderdom van de huislocatie De Groote Scheere en de ligging ervan en van de boerderij Klein Scheer op de oever van de Kleine Vecht gaat de voorkeur uit naar de tweede optie.
Twee landschapsonderdelen zijn in de loop der eeuwen met elkaar gegroeid; het landhuis De Groote Scheere en het esdorp Holthone. Opvallend aan dit landgoed is dat het niet de traditionele vormgeving kent met strakke lanen en tuinen en rationeel ingerichte bospercelen. Het landschap is hier altijd bepalend geweest voor het gebruik en haar inrichting. Daardoor is er nog veel van de oorspronkelijke inrichting en opbouw aanwezig.
In de loop der eeuwen werd op en om de es van Holthone meerdere keren gevochten. De es lag op een strategisch goed punt tussen Hardenberg en Coevorden, aan de Vecht en tussen de grote moerassen in. Het betrof een van de weinige verbindingsroutes over land naar de stad Groningen welke als zetel van het bisdom erg belangrijk was.
Na de vorming van het landgoed als één eigendom werden de boerderijen bewoond door pachtboeren, diverse gebouwen raakten door strubbelingen gauw in verval. In deze tijd zijn veel boerderijen verdwenen (rond 1950 waren er nog 38 erven - in 2010 nog maar 18 erven). Vanaf de 19e eeuw kende het landgoed meerdere eigenaren. In die tijd is steeds weer nieuw bos aangelegd, het landhuis verbouwd en meer grond ontgonnen. Deze laatste periode (maar ook de geïsoleerde ligging) is zeer bepalend voor het huidige landschap geweest. Door zijn ligging is Holthone een zeer oude in zich zelf gekeerde maatschappelijke en sociale samenleving, met familienamen die al honderden jaren terug gaan.
Landschappelijke waarden uit het verleden
De landschappelijke opbouw van het landgoed De Groote Scheere kenmerkte zich in het verleden al door zijn diversiteit aan landschapstypen. In de laatste ijstijd heeft water in het gebied een belangrijke rol gespeeld en de ruimtelijke opbouw bepaald. Doordat de Vecht vroeger een aanzienlijk breder stroomdal had, hadden overstromingen van deze rivier ook invloed op het gebied van De Groote Scheere. Er zijn twee kleinere beekdalen die de hoger gelegen Holthoneresch inkaderen. De Vecht heeft door te meanderen aan de weerszijden van deze beekdalarmen dekzandruggen afgezet. Hier bevinden zich de drogere gronden. Verspreid werden boerderijen gesticht en zo ontstonden de eenmans-essen die omsloten werden door houtwallen en singels.
De Holthoneresch was door zijn hoge ligging geschikt voor akkerbouw. De ophoging is mede aan het vroegere landbouwsysteem met de potstal te danken. Aan de oostelijke rand van de es ontstond al vroeg in de middeleeuwen de buurtschap Holthone (flankesdorp). Op onderstaande kaart uit de Hottinger Atlas is de Holthoner es met de erven ten noorden en ten oosten daarvan duidelijk zichtbaar.
Uitsnede Hottinger Atlas 1787
De laagveenmoerassen werden geleidelijk ontgonnen vanuit twee punten: het lintdorp Anerveen en vanuit een tweede punt rond de toenmalige boerderij De Asscheboer (tegenwoordig De Schans). Dit was een eenmansontginning, die zich door een andere verkavelingsrichting onderscheidt van de ontginning vanaf Anerveen.
Uitsnede topografisch kaart 1900
Later in de periode rond 1900 was de ontginning zover dat een groot deel van het veengebied werd gekenmerkt door grote openheid en een uitgebreide slagenstructuur. In die periode is de waterhuishouding al aangepast. De "bron" van de noordoostelijke beek werd afgekoppeld en de beek waterde tegenstrooms aan de oorspronkelijke richting af naar een nieuw aangelegde watergang. Bij het huis "De Groote Scheere" was aan het eind een stoomgemaal aangelegd om te kunnen ontwateren op de Kleine Vecht.
Bebouwing in het verleden
Uitsnede topografische kaart 1950
De bebouwing op het landgoed De Groote Scheere is onder te verdelen in woonbebouwing en agrarische bebouwing. De Holthoneresch en alle eenmans-essen zijn oorspronkelijk vanuit nabij gelegen boerderijen ontwikkeld. Deze boerderijen zijn op een aantal plaatsen nog aanwezig en vormen zo een cultuurhistorische eenheid met het landschap. Langs de oostrand van de Holthoneresch ligt een cluster boerderijen. Verder liggen verspreid over het landgoed nog enkele hoeves. Niet alle hoeves hebben nog een agrarische functie. Op de kaart uit 1950 is te zien dat er oorspronkelijk meer bebouwing heeft gestaan op het landgoed. Circa 10 erven zijn in sinds de jaren '50 verdwenen. Het landschap is hierdoor veel leger geworden dan het oorspronkelijk was. Speciaal in het besloten landschap rond de Holthoneresch en bij de eenmans-essen stond vroeger meer bebouwing. Het verdwijnen van deze bebouwing heeft het oorspronkelijke karakter van het cultuurlandschap aangetast.
2.3 Landschap
Uit de vergelijking van de huidige met de historische situatie van het landgoed De Groote Scheere blijkt dat in het landschap nog veel oude structuren herkenbaar zijn, deels zijn elementen verdwenen of karakteristieken niet meer herkenbaar. Het landschap is opgebouwd uit verschillende landschapselementen en landschapstypen. De oorsprong hiervan hangt samen met de bodemkundige situatie en de eerder beschreven cultuurhistorie van het gebied. De huidige opbouw van het gebied kan worden ingedeeld in de volgende vier landschapstypen:
- Essen- en hoevenlandschap (gemeenschappelijke grote Holthoneresch en de eenmansessen en kleinschalig landschap);
- Beekdalen / natte laagte;
- Ontginningslandschap (laagveen- en heideontginningen).
Essen- en hoevenlandschap
Essenlandschap
Als centrale eenheid binnen het landgoed is de Holthoneresch dominant aanwezig. Het kenmerkende hoogteverschil ten opzichte van de directe omgeving is bijna 4 meter. De es heeft zijn open karakter behouden, echter de graanteelt is grotendeels vervangen door grasland en deels door maïs. De van oorsprong dichte randbeplanting is aan de oostzijde van de es deels verdwenen. In de nog aanwezige beplanting zijn, voor Nederlandse begrippen, bomen van aanmerkelijke ouderdom te vinden. Deze bomen zijn van grote cultuurhistorische en visuele waarde en versterken het oude karakter van de es. Vanwege de bedrijfsvergrotingen in het verleden zijn de erven uitgebreid met schuren en stallen. Op een aantal erven (zoals de Oranjehoeve) zijn veel oude cultuurhistorisch waardevolle schuren blijven staan, terwijl op andere erven (zoals het Ooievaarsnest) door de schaalvergroting de oude gebouwen zijn verdwenen. De schaalvergroting is de hoofdoorzaak voor het verdwijnen van de, voor het landgoed, karakteristieke erfbeplanting.
Ruimtelijke structuur
- Aanwezigheid van een grote relatief hoog en bol gelegen es met landschappelijke en cultuurhistorische waarde.
- Sterk contrast tussen openheid (es) en geslotenheid (dichte randbeplanting)
- De es is begrensd door bomenrijen, singels, houtwallen en bos.
Bebouwingsstructuur
- Erven liggen verspreid rond het noordelijk en oostelijk deel van de es en zijn sterk met landschap verbonden.
- De oorspronkelijke bebouwing aan de zuidwest zijde van de es (erve Bril) is verdwenen.
- Begrenzing van de es in de loop van de tijd opgeschoven richting de Holthonerweg langs de es aan de oostzijde, om die reden is het hoogteverschil aan de oostzijde ook minder goed waarneembaar
Hoevenlandschap
Dit betreft het hoger gelegen kleinschalig landschap met veel beplanting (houtwallen en -singels) en verspreide bebouwing. Het landschap ligt als een band rond de Holthoreresch, al dan niet doorsneden door een beekdal/natte laagte. Aan de noordwestkant van de Holthoneresch is geen sprake meer van een beekdal en heeft het gebied een kleinschalig karakter. Het wordt gekenmerkt door een van oorsprong dichte houtwallen- en houtsingelstructuur. De oorspronkelijke beplanting rond de aanwezige eenmansessen is veelal verdwenen. De karakteristieke singels en wallen die de kleine akkers begrensden zijn of verdwenen of vervangen door bospercelen, die de gehele eenmanses bedekken. Deze werden na 1900 aangelegd ten behoeve van de houtteelt. De bossen hebben de eenmansessen door de jaren heen dus een nieuwe besloten identiteit verleend. Een oorspronkelijke waarde van de eenmansessen was de bijbehorende boerderij langs de es. Deze bebouwing is op vele plaatsen verdwenen. Net als bij de grote es is dus ook hier de oorspronkelijke relatie tussen agrarische bebouwing en cultuurgrond niet meer herkenbaar.
Ruimtelijke structuur
- Afwisselend landschapsbeeld gevormd door kleine en middelgrote ruimten, begrensd door bomenrijen, singels, houtwallen en bos.
- Landschap kent relatief veel reliëf.
- Zeer kleinschalig coulissengebied aan de noordwestkant van de es.
- Eenmansessen liggen verspreid rond de centrale es.
Bebouwingsstructuur
- Erven zijn verbonden met en/of georiënteerd op de aanwezige eenmansessen of de hoofdontsluiting (Scheerseweg en Holthoneweg).
- Erven zijn solitair gelegen, er is geen sprake van clustering.
Beekdallandschap
De beekdalen en natte laagte liggen aan de oostzijde van het landgoed, rond de Hothoneresch. Veel van de beekbegeleidende beplanting is verdwenen, waardoor het landschap een meer open karakter heeft gekregen. De openheid van het beekdal aan de zuidzijde is duidelijk te beleven door de aangrenzende besloten bossen van Veenema's berg. De openheid aan de noordoostzijde van de es is inmiddels teruggeplant, zodat het oorspronkelijk landschapsbeeld wordt hersteld. Het gebied De Zegge, ten zuidoosten van de Holthoneresch, kent een vrijere verkavelingsstructuur met houtwallen en kleinere beplantingselementen. Dit is een halfopen gebied met een sterke coulissewerking. De beperkt aanwezige bebouwing komt met name voor op de hoger gelegen delen.
Ruimtelijke structuur
- Diffuus landschapsbeeld doordat het klassieke beeld deels verdwenen is. Laag gelegen coulissenlandschap met de beek als drager, voorheen was beek aangezet met beplanting.
- De gronden zijn voornamelijk in gebruik als gras- en hooiland.
Bebouwingsstructuur
- Op het landgoed De Groote Scheere staat nauwelijks bebouwing op de lager gelegen gronden.
- De aanwezige bebouwing is solitair gelegen in het landschap en bestaat uit (voormalige) boerderijen.
- De (woon)boerderijen zijn kleiner dan die in het hoeve en essenlandschap.
Open en besloten veenontginningslandschap
In het noorden van het landgoed ligt het ontginningslandschap, dat wordt onderverdeeld in het open en het besloten veenontiggingslandschap. De veenontginning had oorspronkelijk tot doel de aanwezige turf te winnen, de latere ontginningen hadden als doel extra landbouwgrond te verkrijgen. De boscomplexen in het Scheerse Veld zijn na 1900 aangelegd in het kader van de houtproductie. Deze bossen zijn vrijwel niet ontsloten en hebben tegenwoordig een belangrijke natuurfunctie. Verder zijn ze zeer beeldbepalend en benadrukken de grootschalige openheid van de veenpolder. Dit is ook kenmerkend voor de ontginning aan de noordoostkant. De openheid wordt ruimtelijk duidelijk begrensd door de laan aan de noordkant van het plangebied (Scheiddijk). De verkaveling is hier grootschalig en heeft diverse richtingen. In beide ontginningsgebieden is nu en in het verleden weinig bebouwing geweest.
Ruimtelijke structuur
- Open grootschalig landschap met beplanting voornamelijk langs wegen en op erven.
- Landschap en erven rationeel van opzet.
- Vlak landschap met nauwelijks tot geen reliëf.
Bebouwingsstructuur
- De aanwezige bebouwing is voornamelijk geconcentreerd langs de Lutterhoofdwijk.
- De oorspronkelijke, solitaire bebouwing in het ontginningslandschap is verdwenen.
- De aanwezige boerderijen zijn fors, de woningen voor landarbeiders klein van opzet.
Landschap Identiteit Kaarten (LIK)
De verscheidenheid in landschapstypen is vastgelegd in de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's). Voor elk landschapstype zijn de belangrijkste gebiedskenmerken en ontwikkelingsrichtingen beschreven. De landschapstypen vormen de 'natuurlijke' dragers voor ontwikkelingen in het buitengebied. De LIK's komen terug in het bestemmingsplan voor het buitengebied. Zie ook:
- Bijlage 5 LIK deelgebied Slagharen, De Krim, (Oud) Lutten
- Bijlage 6 LIK deelgebied Gramsbergen en omgeving
Het grootste deel van landgoed De Groote Scheere (het gebied ten westen van de N34) behoort tot het LIK deelgebied Slagharen, De Krim, (Oud) Lutten. Het gebied ten oosten van de N34 behoort tot het LIK Gramsbergen en omgeving.
2.4 Functionele Analyse
Op landgoed De Groote Scheere zijn een aantal functies aanwezig. Deze worden hieronder beschreven.
Agrarisch
Binnen de grenzen van het landgoed zijn op dit moment nog negen agrarische bedrijven actief. Sinds de vaststelling van het vorige bestemmingsplan in 2015 is er één bedrijf beëindigd. De verwachting is dat de overgebleven boeren de komende planperiode blijven bestaan. De hoofdfunctie op het landgoed is en blijft landbouw. De agrarische bedrijven liggen vooral in het veenontginningsgebied in het noorden van het landgoed en verspreid in het beekdallandschap in het zuidelijk deel.
Wonen
Met de teruggang van het aantal agrarische erven naar negen, is wonen de belangrijkste functie op de erven van het landgoed geworden. De woningen zijn met name geconcentreerd rond de oude kern van het landgoed. In het kader van het Rood voor Groenproject zijn er in de afgelopen jaren elf nieuwe woonlocaties toegevoegd. Een aantal daarvan ligt buiten de oude kern van het landgoed.
Nieuwe erven
De nieuwe erven zijn ingericht en bebouwd volgens de eisen van een beeldkwaliteitsplan. Er is gebouwd volgens vier bebouwingstypologieën, passend bij het landschapstype en de reeds aanwezige gebouwen:
- De 'Hoeve' is een forse boerderij die in het Essenlandschap en het Oude Hoevenlandschap beeldbepalend is. Afhankelijk van het landschapstype zijn er andere eisen aan de erfinrichting gesteld.
- De 'Boerderij' is een type dat vooral ligt in het Oude Hoevelandschap of in het Beekdallandschap. Het zijn eenvoudige erven met een bescheiden omvang die in het verleden aanwezig waren op het landgoed maar gesloopt zijn in het kader van schaalvergroting. De uitstraling is bescheiden door de kleinere maten en materiaalgebruik.
- De 'Dienstwoning A' verwijst naar de arbeiderswoningen die hoorden bij de hoeves. De arbeiders werkten vroeger op de agrarische bedrijven of in de bossen. De woningen zijn eenvoudig van opzet en formaat.
- De 'Landgoedwoning' tenslotte is een type woning dat als 'nieuwe laag' aan het landgoed is toegevoegd in het ontginningslandschap. In dit landschap komt de nieuwe laag het best tot zijn recht en gaat daar niet de concurrentie aan met de historische kern van het landgoed.
De beeldkwaliteitseisen en bebouwingsregels die richtinggevend waren bij de ontwikkeling van de nieuwe erven, gelden nog steeds en zijn om die reden opgenomen in bijlage Bijlage 1, Bijlage 2, Bijlage3 en Bijlage 4 van de regels.
Recreatie/Horeca
Aan de Holthonerweg ligt restaurant De Ganzenhoeve. Dit is een centraal ontmoetingspunt voor recreanten die gebruik maken van de wandel- en fietsmogelijkheden van de Groote Scheere. Dit bedrijf heeft een belangrijke functie voor het landgoed en de omgeving.
Zorg
In hoeve De Klumpe aan de Holthonerweg 7 is sinds 2018 een kleinschalige woonzorgvoorziening gevestigd met circa 12 bewoners. Ook worden er mogelijkheden voor dagopvang worden geboden voor cliënten die niet zelf op de locatie wonen.
Bedrijvigheid
Afgezien van het restaurant en de agrarische bedrijven zijn er verder geen bedrijfsmatige activiteiten op het landgoed. De twee gasproductielocaties aan de noordwest- en zuidzijde zijn onbemande productielocaties die geen interactie met het landgoed hebben.
Routes en infrastructuur
Het landgoed ligt aan twee belangrijke doorgaande wegen. De N377 langs de Lutterhoofdwijk en de N34 die het landgoed doorsnijdt en daarmee een grote barrière vormt in het gebied. Sinds de reconstructie van de N34 is er op het landgoed geen rechtstreekse aansluiting meer op de N34. Via een tunnel tussen de Scheerseweg en de Holthonerweg zijn de beide delen van het landgoed verbonden. Daarnaast is een fijnmazig netwerk van zandwegen aanwezig in het hele gebied dat ten westen van de N34 ligt. Deze zandwegen worden vooral door bewoners, agrariërs en recreanten gebruikt.
Leidingen
Door het landgoed lopen meerdere aardgasleidingen van de NAM en Gasunie. Door het noordelijk deel loopt een ondergrondse 110kV-hoogspanningsleiding.
2.5 Opgenomen Ontwikkelingen
Afronding Rood voor Groen project
Sinds 2010 is er veel geïnvesteerd in de versterking van het landgoed. Er is 11 ha nieuw bos en natuur aangelegd en 13 km nieuwe en herstelde houtwallen en singels. Er zijn nieuwe wandelpaden aangelegd. Samen met het waterschap is een oude beekloop hersteld en een waterberging (37 ha), waterconservering en waterretentiegebied (16 ha) aangelegd. Verder zijn er 11 nieuwe erven gerealiseerd op het landgoed en één bestaande karakteristieke schuur getransformeerd tot woning.
In bijlage 1 zijn de gerealiseerde kwaliteitsverbeteringen opgenomen. Op een aantal punten (bijvoorbeeld ligging natuurvlakken en landschapselementen) zijn de kwaliteitsverbeteringen anders ingevuld. Het bestemmingsplan is op deze punten aangepast.
In het vorige plan was er keuzevrijheid ten aanzien van de te bebouwen locaties. Met de realisatie van de laatste nieuwe erven komt deze keuzevrijheid te vervallen. Dit betekent dat in dit bestemmingsplan de alternatieve locaties wegbestemd zijn. De beeldkwaliteitseisen die golden bij de bouw van de woningen blijven van toepassing en zijn regeling in dit plan overgenomen.
Herbestemming Scheerseweg 1
De agrarische activiteiten aan de Scheerseweg 1 zijn gestopt. In het kader van Rood voor Rood is de landschapsontsierende ligboxstal gesloopt en het gehele perceel is landschappelijk ingepast. Deze inpassing is als bijlage 2 opgenomen, met een toelichtende onderbouwing waarom het op deze manier is ingepast. Met de sloop van de stal en inpassing is het erf weer in oude luister hersteld. De bestemming is in voorliggend plan gewijzigd van agrarisch met bouwvlak naar wonen.
Realisatie buurtschuur
Ten zuidwesten van de Oranjehoeve (Holthonerweg 18) is de hooischuur gelegen. Deze schuur is in vervallen staat en niet meer als zodanig in gebruik. Uit onderzoek naar de bouwhistorische en cultuurhistorische waarden van de schuur is gebleken dat het gebouw zeer behoudenswaardig is. Tegen de hooischuur is naast wat kleine uitbreiding ook een voormalige grupstal gebouwd. Hierdoor is het karakteristieke uiterlijk van de hooischuur aangetast. Door het landgoed is de karakteristieke schuur hersteld. Samen met een deel van de voormalige grupstal en een nieuwe tussenlid wordt dit omgevormd tot de maatschappelijke functie van buurtschuur voor het landgoed. De buurtschuur biedt enkel ruimte aan bijeenkomsten van en voor het landgoed. Dat betekent dat de schuur niet commercieel verhuurd zal worden aan derden. Zo ontstaat er een laagdrempelige ruimte voor (informatie)bijeenkomsten voor de inwoners of een bijzondere verjaardag/jubileum op het landgoed. Het inrichtingsplan in bijlage 3 geeft de toekomstige inrichting van de omgeving aan. Parkeren kan op informele wijze plaatsvinden. Op het achtererf van de woning zijn hiervoor drie verharde parkeerplekken beschikbaar. Daarnaast kan worden geparkeerd op het bestaande grasveld voor de schuur. Hier is ruimte voor circa 12 auto's (zie de tekening in bijlage 3). Omdat het alleen bijeenkomsten betreft van en voor het landgoed, is de verwachting dat een aanzienlijk deel van de bezoekers lopend of op de fiets komt en de parkeerbehoefte beperkt is. Vanwege de verwachte lage intensiteit is het aanleggen van meer vaste parkeerplaatsen zonde van het karakter van het gebied. Indien mocht blijken dat er incidenteel toch meer parkeerruimte nodig is, dan kan worden uitgeweken naar het weiland aan de overzijde van de weg.
Kleine aanpassingen
Op een aantal locaties is de begrenzing van het erf in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Ook is een aantal landschapselementen die een structurerende waarde hebben op het landgoed positief bestemd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Het beleid voor het buitengebied is verwoord in een groot aantal beleidsdocumenten. Het gaat daarbij niet alleen om gemeentelijke documenten, maar ook om beleid van rijk, provincie en waterschappen. In het bestemmingsplan Buitengebied is dit beleid afgewogen, en waar nodig, doorvertaald naar de verbeelding en regels. Onderhavig bestemmingsplan sluit aan op deze systematiek. De regels in dit plan zijn gebaseerd op de regels van het bestemmingsplan Buitengebied. De beleidsmatige toelichting in dit bestemmingsplan is dan ook gericht op de hoofdlijnen van het generieke beleid.
3.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (geconsolideerde versie 2019)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig” ondertekend door de minister van Infrastructuur en Milieu. Hiermee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk van kracht geworden. De SVIR vervangt verschillende bestaande beleidsnota's waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.
In de SVIR schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender. Het Rijk kiest in de SVIR daarom voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen (zie afbeelding 4.1). Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De 13 nationale ruimtelijke belangen uit de SVIR
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan buitengebied heeft raakvlakken met de volgende nationale belangen, waarbij tevens is aangegeven op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met deze belangen.
3. Ruimte voor het hoofdnetwerk vervoer van gevaarlijke stoffen:
In de juridische regeling zijn de hogedruktransportleidingen van de NAM en Gasunie samen met de 110 kV-hoogspanningsleiding die door het plangebied lopen als leidingbestemming opgenomen. De leidingen hebben in de regels een passend beschermingsregime gekregen.
10. Behoud en versterken cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
In het bestemmingsplan hebben de cultuurhistorische en archeologische waarden binnen het plangebied een passend beschermingsregime gekregen.
Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 zijn drie voormalige wetten, te weten de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998, vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb).
Bevoegdheden zijn met het ingaan van deze wet overgedragen van het rijk naar de provincie.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie Overijssel (geconsolideerde versie 2017)
Rode draden bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
Zowel in het stedelijke gebied als in de groene omgeving gelden de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Het voorkomen van onnodig ruimtebeslag begint bij de vraag of er wel een maatschappelijke behoefte is aan de beoogde ontwikkeling. De verplichting geldt om voor stedelijke functies eerst de mogelijkheden te benutten binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. Voor de Groene Omgeving geldt een variant op de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik die erop gericht is om eerst zoveel mogelijk bestaande erven en bebouwing te gebruiken voordat meegewerkt mag worden aan nieuw ruimtebeslag op de Groene Omgeving. Met de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik geeft Overijssel een nadere invulling van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De provincie stelt bovendien dat juist op landgoederen vrijkomende, veelal historische agrarische erven en gebouwen bij uitstek geschikt zijn voor hergebruik door andere functies, mede om het landgoedbedrijf duurzaam financieel in stand te houden. De beleidskeuzes over waar en in welke vorm herontwikkeling van agrarische bedrijfsgebouwen mogelijk is, worden gemaakt door de gemeenten.
De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) is het instrument om de balans de realiseren tussen een ruimtelijk-economische ontwikkeling en de ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit. In het KGO wordt onderscheid gemaakt in het leveren van een basisinspanning en een aanvullende kwaliteitsprestatie. Bij kleinschalige ontwikkelingen kan worden volstaan met een basisinspanning, doorgaans op eigen erf. Dat houdt in dat de ontwikkeling goed wordt ingepast. Wanneer er sprake is van een grootschalige ontwikkeling kan niet worden volstaan met de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling zelf. Er zal dan een aanvullende kwaliteitsprestatie moeten worden geleverd. Voor het bepalen van de mate van aanvullende kwaliteitsprestaties gelden drie variabelen:
- 1. Is de ontwikkeling 'gebiedseigen' of 'gebiedsvreemd?';
- 2. Wat is de schaal van de ontwikkeling en de impact op de omgeving?; en
- 3. Dient het initiatief een eigen belang, of ook maatschappelijke belangen?
Omgevingsverordening Overijssel (geconsolideerde versie 2020)
In de Omgevingsverordening is vastgelegd hoe uitvoering gegeven moet worden aan het beleid in de Omgevingsvisie Overijssel. De Omgevingsverordening richt zich net als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel en is opgesteld in de vorm van voorschriften. In de Omgevingsverordening is per inhoudelijk thema vastgelegd, op welke wijze de thema's meegenomen moeten worden in bestemmingsplannen.
De provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening worden actueel gehouden met een jaarlijkse actualisatieronde. Eerder vastgestelde beleidswijzigingen worden dan verwerkt.
Ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke kwaliteit is één van de belangrijkste thema's. Onder het versterken van de ruimtelijke kwaliteit wordt verstaan het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Dit is juridisch verankerd in de Omgevingsverordening. De specifieke gebiedskenmerken zijn beschreven in de Catalogus Gebiedskenmerken, die als bijlage deel uitmaakt van de Omgevingsverordening.
Verankering ruimtelijke kwaliteit in bestemmingsplan
In het bestemmingsplan is vastgelegd dat de gebiedskenmerken bepalend zijn voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden in een gebied. In de bestemmingsregeling is daarom gekozen voor het opnemen van verschillende 'landschapsbestemmingen'. De verschillende landschapsbestemmingen zorgen voor de planologische bescherming van de bestaande gebiedskenmerken en bepalen de ruimtelijke inpasbaarheid van de toekomstige ontwikkelingen. Dit is als volgt vastgelegd in de regels:
- In de landschapsbestemmingen zijn de bebouwingsbepalingen afgestemd op de gebiedskenmerken uit de LIK's. Daarnaast zijn de gronden binnen de landschapsbestemmingen voor agrarische en natuurdoeleinden mede bestemd voor het instandhouden van de aanwezige natuur- en landschapswaarden zoals beschreven in de LIK's. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze gronden is gekoppeld aan een omgevingsvergunningplicht, waardoor de gebiedskenmerken planologisch beschermd worden.
- Het toestaan van ontwikkelingsmogelijkheden via een wijzigings- of afwijkingsbevoegdheid is ook gekoppeld aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. In de regels is bepaald dat het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit een voorwaarde is voor planologische medewerking. Er moet een ruimtelijke kwaliteitsplan opgesteld worden, waarmee altijd invulling gegeven wordt aan de basisinspanning voor ruimtelijke kwaliteit en, indien het een nieuwvestiging of grootschalige ontwikkeling betreft, ook aan de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Op dit punt zal van geval tot geval maatwerk geleverd moeten worden.
Natuurbeheerplan Overijssel (2020)
Gedeputeerde Staten van Overijssel (GS) stellen jaarlijks het Natuurbeheerplan Overijssel vast. Het natuurbeheerplan Overijssel maakt subsidies voor natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer in de provincie Overijssel mogelijk. In dit natuurbeheerplan is alle bestaande en nieuwe natuur begrensd en aangeduid welke natuur in aanmerking komt voor subsidie. Voor de nieuwe natuur worden mogelijkheden geboden voor functieverandering van agrarisch gebruik naar (particuliere) natuur en voor inrichting van natuur. Het natuurbeheerplan heeft geen consequenties voor bestemmingsplannen en de hieruit voortvloeiende bestaande gebruiksmogelijkheden.
Waterbeheerplan 2016-2021
Het waterschap heeft in het waterbeheerplan haar beleid geformuleerd voor haar primaire taakgebieden:
- Veilig water: bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid.
- Voldoende water: zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen.
- Schoon water: zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig voor mens, plant en dier.
- Afvalwater: verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit.
Het verder ontwikkelen van de veiligheid in het watersysteem is een belangrijke opgave voor de waterschappen. Zij houden daarbij rekening met het veranderende klimaat. Zowel in stedelijk als in landelijk gebied wordt meer ruimte gegeven aan water. Dat kan door de instrumenten van de ruimtelijke ordening op een juiste manier toe te passen. De kansen worden benut om de wateropgaven te combineren met plannen en initiatieven voor landbouw, natuur en recreatie. Samen met onder andere Rijkswaterstaat, provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers zoeken de waterschappen naar de beste oplossingen.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Omgevingsvisie Landstad Hardenberg
De Omgevingsvisie Landstad Hardenberg is op 6 juli 2021 door de raad vastgesteld. De visie is opgesteld in een uitgebreid participatietraject met bewoners en plaatselijke belangengroepen. De gemeente Hardenberg is de loop der jaren veranderd van een plattelandsgemeente tot een sterk streekcentrum. Dat is voor een grensregio niet vanzelfsprekend. In de visie wordt een toekomstbeeld geschetst waarin de gemeente staat voor een nieuwe periode van groei, waarin zij zich ontwikkelt tot landstad Hardenberg. Daarbij staan vier uitgangspunten centraal:
- De groei vasthouden en doortrekken: blijven inzetten op groei van de economie en werkgelegenheid. Een stabiele bevolkingsgroei is daarbij een voorwaarde.
- Kwaliteiten toevoegen wordt belangrijker: streven naar brede welvaart en een aantrekkelijke omgeving om te wonen, te werken of te ondernemen.
- Ruimte als troefkaart: in Hardenberg krijg je veel voor weinig. Daarmee onderscheidt Hardenberg zich van andere gemeenten.
- Bereikbaarheid en samenwerking als randvoorwaarden: Hardenberg is een regionaal economisch en vervoersknooppunt voor noordoost-Nederland. Met de as Zwolle-Hardenberg als basis voor samenwerking en bereikbaarheid.
In het buitengebied is er ruimte voor de landbouw en voor functietransformatie van vrijkomende agrarische bebouwing. Daarnaast is het beleid ook gericht op behoud en aanvulling van passende landschapselementen zoals bosjes en singels.
Het inspelen op en tegengaan van klimaatverandering zorgt voor meer gebiedsopgaven. Het gaat om het ruimtelijk inpassen van maatregelen rond klimaatadaptie en biodiversiteit, het inrichten van een circulaire economie en het verder opschalen van de energietransitie.
Landschapsidentiteitskaarten (LIK)
De gemeente Hardenberg heeft haar buitengebied onderscheiden in zeven verschillende landschapstypen. Per deelgebied zijn de belangrijkste gebiedskenmerken en kwaliteiten vastgelegd in Landschap-Identiteit-Kaarten (LIK's) en wordt ingegaan op de gewenste ontwikkelingen in het betreffende deelgebied. Het grootste deel van het Landgoed De Groote Scheere ligt in het deelgebied 'Slagharen - De Krim - (Oud) Lutten. Alleen het gebied ten oosten van de N34 ligt in het deelgebied 'Gramsbergen en omgeving'. Voor meer gedetailleerde informatie over de LIK's en de Ontwikkelingsvisie wordt verwezen naar de bijlagen 4, 5 en 6.
Verschillende gebieden en landschapstypen binnen plangebied
Kaart landschapstypen Slagharen, De Krim en (Oud) Lutten.
Kaart landschapstypen Gramsbergen en omgeving
Beleidsnotitie Rood voor Rood met gesloten beurs (2006)
De gemeentelijke beleidsnota Rood voor Rood met gesloten beurs geeft invulling aan het Rood voor Rood beleid van de provincie. De nota heeft als doel het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. De realisatie van dit doel vindt plaats door de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Om die realisatie mogelijk te maken, worden op planologisch verantwoorde locaties één of meer bouwkavels voor een woning toegekend, terwijl de deelnemer uit de vastgestelde waarde daarvan het slopen van de bedrijfsgebouwen en de bijdrage voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit moet bekostigen.
De gemeente heeft gekozen voor een gebiedsgerichte benadering, waarbij de kwaliteiten van het gebied bepalend zijn voor de toepassingsgeschiktheid van het Rood voor Rood beleid. De gemeente acht het in principe niet wenselijk om in open veen- en heideontginningsgebieden agrarische bedrijfsbebouwing te slopen en een burgerwoning terug te bouwen. De bedrijfsbebouwing binnen deze gebieden moet in geval van bedrijfsbeëindiging in principe beschikbaar blijven voor de doorstroming van agrarische ondernemers, eventueel van elders.
De gemeentelijke beleidsnota Rood voor Rood is opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. De regeling wordt wel op een aantal punten vereenvoudigd. Als Rood voor Rood wordt toegepast, dan moet een ruimtelijke kwaliteitsplan worden opgesteld, waarin wordt aangegeven hoe de nieuwe woning landschappelijk wordt ingepast en hoe de investering in ruimtelijke kwaliteit wordt vormgegeven. Omdat er geen uitgebreide rekensessies meer nodig zijn, komt de focus meer te liggen op het uiteindelijke resultaat van het project, namelijk de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Beleidsplan Archeologie gemeente Hardenberg "Met het verleden stevig verankerd op de toekomst af" (2009)
Het archeologiebeleid legt vast hoe de gemeente Hardenberg met haar bodemarchief omgaat. In het beleidsplan zijn alle maatschappelijke en archeologische aspecten opgenomen en tegen elkaar afgewogen. De gemeente Hardenberg heeft duidelijke uitgangspunten voor de omgang met haar bodemarchief vastgesteld. De gemeente stelt met het beleidsplan:
- de archeologische waarden- en verwachtingenkaart vast;
- ondergrenzen vast, die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
- een archeologische onderzoeksagenda vast en zal toekomstig archeologisch onderzoek (laten) beoordelen op basis van deze agenda;
- de beleidskaart vast.
In het beleidsplan wordt een indeling gemaakt in de archeologische categorieën 1 tot en met 5. De gemeente heeft in het beleidsplan per archeologische categorie voorbeeldplanregels opgesteld. Dit archeologiebeleid is in dit bestemmingsplan overgenomen in de vorm archeologische dubbelbestemmingen. Via een vergunningenstelsel in de dubbelbestemming is gewaarborgd dat de archeologische waarden in het plangebied in voldoende mate worden beschermd.
Windturbines (tot maximaal 25 meter tiphoogte)
Windturbines met een maximale tiphoogte van 25 meter worden in het buitengebied toegestaan, met uitzondering van gebieden waar sprake is van een kwetsbaar landschap (lees: een beekdallandschap, een essen- en hoevenlandschap en de Ecologische Hoofdstructuur). De plaatsing van windturbines in het buitengebied wordt mogelijk gemaakt omdat de productie van windenergie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Hardenberg.
De windturbines mogen zowel binnen agrarische bouwvlakken als bij woningen of bedrijven geplaatst worden. De turbines zijn niet bij recht toegestaan, het plan bevat op dit punt een afwijkingsregeling. Aan het plaatsen van windturbines zijn in de afwijkingsbevoegdheid voorwaarden verbonden. Hierdoor wordt geborgd dat de landschappelijke inpassing op een goede manier plaatsvindt. Om te voorkomen dat omwonenden overlast ervaren door turbines, is daarnaast de randvoorwaarde opgenomen dat slechts meegewerkt wordt als het woon- en leefklimaat van de omwonenden niet onevenredig wordt aangetast. Initiatiefnemers zullen daarom via onderzoek en / of via technische informatie van gecertificeerde turbines moeten aantonen dat de turbines milieuhygiënisch passend zijn in de omgeving. Hierdoor wordt rekening gehouden met de belangen van omwonenden en worden onacceptabele situaties voorkomen.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de belangen van natuur en milieu, cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden bij het plan zijn betrokken. Dit hoofdstuk van de toelichting gaat in op de doorwerking van deze aspecten in het bestemmingsplan.
4.2 Vormvrije Mer-beoordeling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Het bestemmingsplan vervangt een viertal vigerende bestemmings- en wijzigingsplannen (zie paragraaf 1.2) en daarnaast is de regeling ten aanzien van parkeren uit de 'Facetherziening parkeren Hardenberg' in dit plan opgenomen. Ten opzichte van de geldende plannen bevat voorliggend plan geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden. Het plan is daarmee niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig als bedoeld in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage.
In dit hoofdstuk 4 worden de belangrijkste milieuaspecten van dit plan in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu die het verrichten van nader milieuonderzoek noodzakelijk maakt. Er zijn in en in de nabijheid van het plangebied geen bijzondere gebieden gelegen (waaronder Natura 2000-gebieden). Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet te verwachten. Het opstellen van een milieueffectrapport is dan ook niet nodig.
4.3 Bodem
In het bestemmingsplan moet gemotiveerd worden dat de bodemkwaliteit in het plangebied geschikt (of geschikt te maken) is voor de gewenste nieuwe bestemmingen.
in juni 2010 de bodemkwaliteitskaart samen met de bodemfunctiekaart vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart is opgesteld door Tauw bv (kenmerk 4643130, d.d. 24 februari 2010). Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat het buitengebied van de gemeente Hardenberg in het algemeen als niet verontreinigd kan worden aangemerkt (voldoet aan de Achtergrondwaarden).
Op 28 mei 2013 heeft de raad de Nota Bodembeheer vastgesteld. Deze is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Steenwijkerland, Staphorst, Kampen, Zwartewaterland, Olst-Wijhe, Deventer (voor het buitengebied), Dalfsen, Ommen en Hardenberg en de waterschappen Velt en Vecht en Groot Salland voor de droge waterbodem langs de Vecht. Op basis van historie, gebruik en bodemkwaliteit zijn in totaal zeven bodemkwaliteitszones onderscheiden voor de bovengrond en vier voor de ondergrond. Doel van dit beleid is om het grondstromenverkeer binnen al deze gemeenten op elkaar te stemmen om de uitwisseling van grond tussen de gemeenten en de waterschappen eenvoudiger en de handhaving eenduidiger te maken.
Conclusie
Dit bestemmingsplan legt in hoofdzaak de bestaande situatie vast. Daarnaast blijkt uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hardenberg dat de grond in het buitengebied relatief schoon is. De bodemkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.4 Watertoets
4.4.1 Algemeen
Sinds 1 november 2003 is de watertoets verplicht en verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening. De watertoets is een bestuurlijk instrument waarmee ruimtelijke plannen worden getoetst op waterhuishoudkundige aspecten. Met de watertoets moeten eventuele negatieve effecten van ruimtelijke plannen en besluiten op de waterhuishouding zoveel mogelijk voorkomen worden.
Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend plan, met als doel om de regelingen uit verschillende bestemmingsplannen onder te brengen in één actuele juridische regeling die aansluit op die in de rest van het buitengebied van Hardenberg. Het plan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. In het kader van het vooroverleg wordt het plan voorgelegd aan het waterschap Vechtstromen.
4.4.2 Beleid
Het beleid en de regelgeving op het gebied van waterbeheer is verwoord in richtlijnen, beleidsdocumenten en plannen. De belangrijkste zijn in hoofdstuk 3 beschreven. Voor een nadere toelichting op het beleid en de regelgeving wordt daarom verwezen naar dit hoofdstuk.
4.4.3 Waterhuishouding in het plangebied
Beleid
Waterbeleid voor de 21eeeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
- schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Oppervlaktewater
Op Landgoed De Groote Scheere zijn twee watergangen aanwezig die vanwege hun waterhuishoudkundige belang de bestemming 'Water' hebben gekregen. De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere: watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden, kaden, waterhuishouding, landschaps- en natuurwaarden, extensieve openluchtrecreatie en nutsvoorzieningen.
Ook binnen de landschapsbestemmingen 'Agrarisch met waarden' en 'Natuur' zijn watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Hierdoor biedt het bestemmingsplan de flexibiliteit om, desgewenst, watergangen te verleggen of aan te passen zonder dat hiervoor een ruimtelijke procedure gevolgd hoeft te worden. Voorwaarde hierbij is dat de hoeveelheid watersysteem berging niet mag afnemen.
Op de watergangen van het waterschap is de keur van toepassing. Werkzaamheden langs, aan en in de nabijheid van leggerwatergangen dienen voorgelegd te worden aan het waterschap.
Retentiegebied
Het bosgebied het Scheerse Veld wordt gemiddeld 1 keer in de 100 jaar gebruikt als retentiegebied. Hiervoor zijn lage kades in het bos gerealiseerd, zodat bij langdurige regenval elders in het beheergebied van het Waterschap, dit gebied kan vollopen. Zo kunnen piekafvoeren met de bijbehorende wateroverlast worden voorkomen.
Waterconserveringsgebied
Het landbouwperceel ten oosten van het bosgebied Scheerse Veld is als waterconserveringsgebied ingericht. Het conserveringsgebied wordt ieder voorjaar gevuld tot op het winterpeil van de Lutterhoofdwijk (NAP +8,8m). Dit water zakt in de periode april-augustus weg in de bodem. Op deze manier wordt een extra hoeveelheid water in het gebied vastgehouden, zodat de Groote Scheere in droge periodes minder (of zelfs niet) afhankelijk is van de inlaat van water.
Een tweede waterconserveringsgebied ligt ten westen van de N34, tussen de N34 en de Holthonerweg.
Grondwater
In het buitengebied wordt door middel van peilbeheer de grondwaterstand op niveau gehouden. Daar waar dat niet mogelijk is, heerst een natuurlijke grondwaterstand. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt geadviseerd de hoogte van een gebouw af te stemmen op de grondwaterstand om grondwateroverlast te voorkomen. Op eigen terrein is de particulier zelf verantwoordelijk voor een passende grondwaterhuishouding.
Lozingen en onttrekkingen van grond en/of oppervlaktewater
Voor lozingen en onttrekkingen geldt een meldings- of vergunningsplicht. Deze is afhankelijk van de duur, de capaciteit en de hoeveelheid te onttrekken/lozen water.
Riolering
Nagenoeg alle woningen en bedrijven in het buitengebied zijn aangesloten op de drukriolering. De woningen en bedrijven die niet aangesloten zijn op de drukriolering lozen het afvalwater op een voorziening met een zuiverende werking, zoals een IBA of een septictank.
Afvoer hemelwater
Voor een goed functionerende riolering in het buitengebied geldt dat er geen hemelwater afgevoerd mag worden op het riool of de rioolvoorziening. Bij voorkeur wordt het hemelwater geïnfiltreerd in de bodem. Wanneer infiltreren niet mogelijk is mag het water afgevoerd worden naar een watergang. Bij nieuwe ontwikkelingen met uitbreiding van verhard oppervlak geldt de voorkeursvolgorde: infiltreren in de bodem; vasthouden in een waterbergende voorziening met een vertraagde afvoer naar een watergang.
Nieuwe ontwikkelingen
Onderhavig bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en voorziet niet in (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen. Voor nieuwe ontwikkelingen zullen aparte ruimtelijke procedures gevolgd moeten worden. Om wateroverlast te voorkomen zal bij deze procedures het watertoetsproces doorlopen worden.
4.5 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer, railverkeer en industrie.
Wegverkeers- en spoorweglawaai
In het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de geluidsbelasting vanwege de aanwezige verkeers- en spoorwegen. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidzones. In buitenstedelijk gebied geldt voor wegen bestaande uit één of twee rijstroken een zone van 250 meter. Uitzondering hierop vormen wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en/of die zijn aangeduid als woonerf. Voor spoorwegen wordt een zone aangehouden van 400 meter. Bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen deze zones is akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de toelaatbaarheid ervan.
Industrielawaai
In het plangebied zijn geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen aanwezig. Evenmin ligt het plangebied binnen de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein.
Conclusie
Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Wel biedt het bestemmingsplan enige flexibiliteit en maakt het binnen sommige landschapsbestemmingen gewenste ontwikkelingen mogelijk. Als binnen de genoemde geluidzones van de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd, dan zijn deze bestemmingen uitsluitend toegestaan als blijkt dat voldaan wordt aan de toegestane grenswaarden in de Wet geluidhinder. Dit is vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan.
4.6 Geurhinder
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het toetsingskader voor geurhinder door dierverblijven. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) maakt het voor gemeenten mogelijk om zelf gebiedsgericht geurbeleid op te stellen. Daarmee krijgt de gemeente een instrument om de ontwikkeling van (grootschalige) veehouderij te sturen. Gemeenten mogen via een geurverordening, binnen bepaalde grenzen, van de normen van de Wgv afwijken (maximaal 20 odour units per m3 lucht voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom). Het hanteren van afwijkende normen moet worden onderbouwd vanuit een ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het gebied, de zogenaamde "gebiedsvisie". Daarbij moet een relatie worden gelegd met de bestaande en te verwachten achtergrondbelasting aan geur in het gebied.
De gemeente heeft in dit kader de verordening geurhinder en veehouderij gemeente Hardenberg opgesteld. De verordening is op 1 oktober 2010 inwerking getreden. De verordening geeft voor bepaalde gebieden gemotiveerd aan waar een ruimere danwel minder ruime norm geldt. Nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen moeten voldoen aan de gestelde gebiedsnormen uit de verordening. Op het landgoed en in de directe omgeving zijn geen intensieve veehouderijen aanwezig. Daarnaast legt dit bestemmingsplan in hoofdzaak de bestaande situatie vast. Tussen alle grondgebonden agrarische bedrijven en woningen van derden is minimaal 100 meter aanwezig het plan is daarmee volledig in lijn met de verordening.
4.7 Natura 2000-gebieden
Binnen of in de nabijheid van het landgoed De Groote Scheerde zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. De beschermde natuurgebied liggen allemaal op grote afstand (>10 km). Enig effect van voorliggend plan op Natura 2000-gebied is niet aan de orde.
4.8 Luchtkwaliteit
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Omdat hoofdstuk 5 handelt over luchtkwaliteit staat dit onderdeel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen, als aan ten minste één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
- het bestemmingsplan niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
In het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de Regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxiode (NO2) en fijnstof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
Conclusie
In zijn algemeenheid worden in dit bestemmingsplan alleen functies toegestaan die aan het landelijk gebied gerelateerd zijn. Het gaat dan met name om landbouw, natuur, landschap, wonen en extensieve openluchtrecreatie. Deze functies dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Daarnaast is het bestemmingsplan conserverend van aard. Er is geen reden is om te veronderstellen dat vaststelling van dit bestemmingsplan niet in overeenstemming zou zijn met de luchtkwaliteitsnormen.
4.9 Externe Veiligheid
4.9.1 Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
4.9.2 Situatie in het plangebied en omgeving
Aan de hand van de risicokaart is een inventarisatie uitgevoerd van de risicobronnen. Onderstaande afbeelding laat een uitsnede van de risicokaart zien.
Uitsnede risicokaart
In het plangebied liggen twee gasproductielocaties van de NAM:
- Coevorden 5 (gelegen aan de Kalkwijk), PR = 10-6 / jr is 70 meter;
- Coevorden 21 (gelegen aan De Haandrik), PR = 10-6 /jr is 80 meter.
Deze NAM-inrichtingen hebben in het bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf' gekregen. Er zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de genoemde PR=10-6 / jaar contouren gelegen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
De N34 is aangewezen als hoofdtransportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Buisleidingen
Binnen de gemeente vindt transport van aardgas onder hoge druk plaats. Het betreft aardgasleidingen die in beheer zijn bij NAM en Gasunie. In gasontvangst- en meet- en regelstations wordt deze druk verlaagd en wordt het gas verder door de gemeente gedistribueerd.
Door het plangebied loopt een leiding in beheer bij de Gasunie met kenmerk: N-525-60. Deze heeft een diameter van 159mm en een maximale werkdruk van 40 bar. De hoogste effectafstand (1% letaliteitsafstand) bedraagt hierbij 70 meter.
Daarnaast liggen een vijftal leidingen van de NAM in of direct naast het plangebied. De diameters varieren van 254mm tot 457mm en de rukt van 32 tot 96 Bar. De hoogste effectafstand (1% letaliteitsafstand) bedraagt hierbij 170 meter.
De hogedruk aardgastransportleidingen hebben tezamen met de belemmeringenstrook in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' gekregen.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Het toevoegen van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen bovengenoemde effectafstanden maakt dit plan niet mogelijk. Een nadere berekening naar het plaatsgebonden of groepsrisico is dan ook niet nodig.
4.10 Lichthinder
"Licht" is van oorsprong aan stedelijke activiteiten gekoppeld: bedrijventerreinen, kassen, sportvelden, etc. Donkerte is in het algemeen een indicatie van meer landelijke gebieden. In het plangebied is het nog relatief donker.
Op basis van gegevens van de provincie Overijssel is gebleken dat de gemeente Hardenberg één van de "donkerste" gemeenten in Overijssel is. Met uitzondering van de grote kernen Hardenberg, Dedemsvaart en Balkbrug ontbreken grote lichtbronnen die op kilometers afstand nog waarneembaar zijn. De aanwezige verlichting betreft de weg- en straatverlichting en verlichting van erven en bedrijfslocaties. Wel is de algemene tendens waarneembaar dat het buitengebied steeds meer wordt verlicht. Daarbij gaat het onder andere om tuinverlichting en lichtmasten bij paardenbakken. Er zijn geen wettelijke regels voor lichthinder. Ook het bestemmingsplan bevat hier geen regels over.
4.11 Gewasbeschermingsmiddelen
Nederlandse wetgeving met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen is met name gericht op de reductie van de risico's van het gebruik van deze middelen voor het watermilieu en de gebruikers. Het Rijk heeft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen daarom aan een groot aantal voorwaarden verbonden. Zo is het aantal toegelaten gewasbeschermingsmiddelen de laatste jaren aangescherpt en het (professioneel) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan zonder een opleiding. Daarnaast geldt een keuringssysteem voor spuitapparatuur, met als doel de “optimale, bedrijfszekere en veilige inzet van machines voor de gebruiker en zijn omgeving”.
Er gelden geen wettelijke bepalingen voor de minimaal aan te houden afstanden tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en nabijgelegen kwetsbare functies. De richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering" hebben namelijk geen betrekking op open teelten. Ditzelfde geldt voor het Besluit landbouw en milieubeheer. Vanwege het ontbreken van wetgeving is in de uitvoeringspraktijk een vuistregel van 50 meter ontstaan, als afstand die aangehouden kan worden tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en gevoelige functies, zoals woningen. Het is een afstand die door de Raad van State in beginsel niet onredelijk wordt gevonden. Uit jurisprudentie blijkt dat er een onderzoeksplicht geldt als afgeweken wordt van de genoemde vuistregel van 50 meter.
In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Hardenberg is een regeling opgenomen die in beginsel het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen voor (laan)boomteelt en fruitteelt niet toelaat binnen 50 meter van de volgende gevoelige functies: 1) concentraties van woningen, 2) de Ecologische Hoofdstructuur en 3) recreatieve bestemmingen. Hiervan kan afgeweken worden, als uit onderzoek blijkt dat het woon- en leefklimaat en de natuurlijke waarden van de omliggende gronden door het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen niet onevenredig worden aangetast.
De aanwezigheid van een windhaag kan bijvoorbeeld al tot een aanzienlijke driftreductie leiden. Daarnaast zijn de overheersende windrichting, welke beschermingsmiddelen en berekeningsmethode er worden gebruikt, wat het bestemmingsplan in de specifieke situatie mogelijk maakt en de spuitmethode relevante afwegingsaspecten.
Deze regeling is in voorliggend plan overgenomen voor concentraties van woningen (EHS en recreatieve bestemmingen komen in voorliggend plan niet voor). Overigens vindt op het landgoed geen laanboomteelt of bedrijfsmatige fruitteelt plaats.
4.12 Cultuurhistorie En Archeologie
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden
Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven heeft de gemeente eigen archeologiebeleid. Dit betekent dat er vijf categorieën van archeologische (verwachtings)waarden zijn. Elke categorie kent zijn eigen planregeling. In dit bestemmingsplan is aangesloten bij het gemeentelijk archeologisch beleid en de regeling uit het bestemmingsplan Buitengebied.
Op de verbeelding zijn de archeologische gebieden met een dubbelbestemming opgenomen met de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5'. Via een vergunningenstelsel in de regels is gewaarborgd dat de archeologische waarden in voldoende mate worden beschermd.
Monumenten en karakteristieke panden
De bescherming van de rijks- en de gemeentelijke monumenten is afdoende geregeld in het kader van Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan bevat hier geen regels voor.
Om voormalige karakteristieke boerderijen ook in de toekomst te behouden, biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om boerderijen groter dan 1.000 m3 inpandig te splitsen, zodat er dubbele bewoning kan plaatsvinden. De Groote Scheere maakt zich daarnaast ook hard voor het behouden en herstellen van karakteristieke bijgebouwen op de oude erven.
4.13 Hoogspanningsleidingen
In het plangebied is een ondergrondse 110 kV hoogspanningleiding aanwezig. Deze is met bijbehorende zakelijk rechtstrook zijn als bestemming 'Leiding - Hoogspanning' opgenomen in het bestemmingsplan.
4.14 Radarverstoringsgebieden
Het plangebied is gelegen binnen de verstoringsgebieden van de radarstations Nieuwe Milligen en Twente (zie onderstaande afbeelding). Om radarverstoring in deze gebieden te voorkomen gelden beperkingen binnen het plangebied voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken die hoger zijn dan 118 meter. De regelgeving betreffende de bouwbeperkingen binnen de radarverstoringsgebieden is vastgelegd in het wijzigingsbesluit op het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Rarro). Omdat in het plangebied geen gebouwen en overige bouwwerken zijn toegestaan die hoger zijn dan 118 meter, voldoet het bestemmingsplan aan het bepaalde in het Barro en Rarro.
Radarverstoringsgebieden (Bron: Rarro).
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding (plankaart) het juridische deel van het bestemmingsplan. Tevens wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de doorwerking van de gebiedskenmerken en gewenste ontwikkelingen uit de LIK's en Ontwikkelingsvisies. De opzet en inhoud van de regels sluiten aan op die van het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg en op die van de vigerende bestemmingsplannen voor het landgoed De Groote Scheere.
5.2 Inleidende Regels
Artikel 1 - Begrippen
In dit artikel is de omschrijving opgenomen van een aantal begrippen, die in de regels zijn gebruikt.
Artikel 2 - Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe bij de toepassing van de regels metingen en berekeningen plaatsvinden.
5.3 Bestemmingsregels
Algemeen
Al eerder in de toelichting is aangegeven dat gekozen is voor het beschermen van de gebiedskenmerken via 'landschapsbestemmingen'. Elke functie (zoals landbouw, wonen, recreatie) maakt onderdeel uit van een bepaald landschapstype. Het landschapstype is vertaald in een landschapsbestemming. De landschapsbestemming zorgt voor de planologische bescherming van de bestaande gebiedskenmerken en bepaalt mede de ruimtelijke inpasbaarheid van de toekomstige ontwikkelingen.
De bestemmingen 'Verkeer', 'Water', 'Groen-Landschapselement' en 'Leiding' hebben geen landschapsbestemming gekregen. Dit omdat de regels bij deze bestemmingen in elk landschapstype exact hetzelfde zijn. Een nader onderscheid is daarom overbodig. Ook de dubbelbestemmingen kennen geen onderscheid in landschapstypen.
Landschapsbestemmingen: Agrarisch met waarden
Bij recht
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor agrarische bedrijven, met uitzondering van glastuinbouw. In de doeleindenbeschrijving is een expliciet onderscheid gemaakt tussen functies die ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijvigheid en functies die ook mogelijk zijn zonder relatie met de agrarisch bedrijvigheid. Bij deze laatste functies moet bijvoorbeeld gedacht worden aan waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeersvoorzieningen en het behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen. Om de waterveiligheid in het plangebied te garanderen, is als aanvullende voorwaarde opgenomen dat de belangen van de waterveiligheid primair zijn ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies.
Binnen de agrarische bouwvlakken mogen agrarische bedrijfsgebouwen en bouwwerken worden opgericht. Bepaalde, kleinschalige, niet-agrarische nevenactiviteiten zijn bij recht toegestaan, andere nevenactiviteiten zijn na afwijking toegestaan (met uitzondering van het beekdallandschap). Het bestaande aantal agrarische bedrijfswoningen wordt toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. Onder voorwaarden is inwoning in een agrarische bedrijfswoning toegestaan. Een agrarische bedrijfswoning met inwoningsituatie wordt aangemerkt als één agrarische bedrijfswoning.
De bebouwingsbepalingen binnen de bestemming Agrarisch met waarden zijn afgestemd op de gebiedskenmerken uit de LIK's. De inhoudsmaat van de agrarische bedrijfswoning is afhankelijk van het landschapstype. Sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten mogen tot maximaal 75 meter (met een maximale hoogte van 1,50 meter) buiten het bouwvlak gerealiseerd worden.
De agrarische gronden zijn eveneens bestemd voor het instandhouden van de aanwezige natuur- en landschapswaarden zoals beschreven in de LIK's. De landschapsbestemmingen zorgen voor planologische bescherming van de bestaande gebiedskenmerken en bepalen mede de ruimtelijke inpasbaarheid van de toekomstige ontwikkelingen.
Het bestemmingsplan biedt bij recht geen extra ruimte voor uitbreiding van agrarische bedrijven. De bestaande rechten zijn vastgelegd. Verder is in het bestemmingsplan bestemd conform de feitelijke situatie. Alleen de bestaande agrarische bedrijven met een vergunning of melding op grond van de Wet milieubeheer hebben een agrarische bestemming gekregen. Voormalige agrarische bedrijven hebben meestal een woonbestemming gekregen, overeenkomstig het huidige gebruik.
Aanpassingen aan bestaande verkeersvoorzieningen zijn bij recht mogelijk binnen de agrarische bestemmingen. Hierbij moet gedacht worden aan de aanleg van fietspaden langs bestaande wegen en aanpassingen aan bestaande wegen en kruisingen.
Afwijkingsmogelijkheden
Een verruiming van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning, verhoging van de maximale bouwhoogte van sleufsilo's / kuilvoerplaten, afwijkende maatvoering voor nieuwe stalconcepten, bepaalde nevenactiviteiten, een tweede agrarische bedrijfswoning en burgerwoning van een agrarische bedrijfswoning zijn onder voorwaarden mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid.
Wijzigingsbevoegdheid
Via een wijzigingsbevoegdheid is uitbreiding van het agrarische bouwvlak tot maximaal 1,5 ha mogelijk. Daarnaast maakt dit bestemmingsplan geen nieuwvestiging van veehouderijen mogelijk.
Via wijzigingsbevoegdheden biedt het plan de mogelijkheid om de bestemming van agrarische gronden te wijzigen in een Natuur-, Groen- of Waterbestemming, wanneer dit vanwege natuurontwikkeling passend is.
Indien een agrarisch bedrijf stopt, biedt het plan via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid om de (voormalige) agrarische bedrijfswoning in gebruik te nemen als burgerwoning. De ten tijde van de wijziging aanwezige niet-agrarische nevenactiviteiten, kleinschalige kampeerterreinen en niet-agrarische bedrijfsactiviteiten (die op grond van de agrarische bestemming toegestaan zijn), zullen binnen de woonbestemming voortgezet mogen worden. In het wijzigingsplan zullen deze functies, voor zover nodig, specifiek bestemd worden.
Verder is de Rood voor Rood regeling als wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen de agrarische landschapsbestemmingen voor: het besloten veen- en heideontginningslandschap en het essen- en hoevenlandschap. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om vrijgekomen (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen een bedrijfsbestemming te kunnen geven.
Ruimtelijke kwaliteitsplan
De ontwikkelingsmogelijkheden via wijziging of afwijking van het bestemmingsplan moeten vanzelfsprekend gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het erf. Ook mag voor de omgeving geen onevenredige overlast optreden. Als tegenprestatie is daarom verbetering van de ruimtelijke kwaliteit als voorwaarde gesteld in de regels. Hiervoor zal in veel gevallen een ruimtelijke kwaliteitsplan opgesteld moeten worden (zie ook paragraaf 3.3, onder kopje: Omgevingsverordening). De uitvoering van het ruimtelijke kwaliteitsplan wordt als voorwaarde verbonden aan de omgevingsvergunning.
Vergunningstelsel
Er is eveneens een 'omgevingsvergunningplicht' opgenomen voor werken en werkzaamheden die de waarden van het gebied mogelijk negatief kunnen beïnvloeden. Het vergunningenstelsel is afgestemd op de specifieke kwaliteiten van het landschapstype.
Bestemming: Bedrijf - Nutsbedrijf
Deze bestemming is toegekend aan de gasproductielocaties binnen het plangebied. Gelet op de SVBP2008-systematiek hebben de nutsbedrijven een eigen bedrijfsbestemming gekregen. Deze zijn niet uitgesplitst naar landschapstype. Bij deze nutsbedrijven mag de bebouwing met maximaal 25% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen worden uitgebreid.
Bestemming: Groen - Landschapselement
De beschermingswaardige losse landschapselementen en overige beplantingsstructuren hebben een bestemming 'Groen-Landschapselement' gekregen. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en het instandhouden van de aanwezige beplanting en landschapswaarden. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze gronden is een omgevingsvergunning vereist (voormalig aanlegvergunningstelsel). Normaal gebruik en onderhoud is van deze bepalingen uitgesloten. het merendeel van de zandwegen met randbeplanting op de Groote Scheere heeft deze bestemming gekregen. Het verharden van zandwegen is slechts bij afwijking toegestaan.
Landschapsbestemmingen: Horeca
Binnen de landschapsbestemmingen van het essen- en hoevenlandschap is de bestemming Horeca toegekend aan de bestaande horecagelegenheid de Ganzenhoeve. De bebouwingsbepalingen zijn afgestemd op de gebiedskenmerken uit de LIK. Horeca mag met maximaal 15% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen uitbreiden. Via een afwijkingsmogelijkheid met daaraan gekoppelde voorwaarden kan dit in bijzondere situaties maximaal 25% bedragen. Daarnaast kan via een afwijkingsmogelijkheid de inhoud van een bedrijfswoning worden vergroot. Voor beide afwijkingsmogelijkheden geldt dat een ruimtelijke kwaliteitsplan opgesteld moet worden. De uitvoering van het ruimtelijke kwaliteitsplan wordt als voorwaarde verbonden aan de omgevingsvergunning.
Landschapsbestemmingen: Maatschappelijk
De woonzorgvoorziening aan de Holthonerweg is bestemd voor maatschappelijke doeleinden. De bebouwingsbepalingen zijn afgestemd op de gebiedskenmerken uit de LIK. Voor de locatie is in de planregels opgenomen welke functie aanwezig mag zijn, en wat de maximale toegestane maatvoering is. Het veranderen van bestaande maatschappelijke functies naar andersoortige maatschappelijke functies wordt, onder voorwaarden, mogelijk gemaakt via een afwijkingsbevoegdheid.
Daarnaast kan via een afwijkingsmogelijkheid de inhoud van een bedrijfswoning worden vergroot. Hiervoor geldt dat een ruimtelijke kwaliteitsplan opgesteld moet worden. De uitvoering van het ruimtelijke kwaliteitsplan wordt als voorwaarde verbonden aan de omgevingsvergunning.
Landschapsbestemmingen: Natuur
Deze bestemming is toegekend aan de bestaande natuurgebieden. Hier mogen geen gebouwen worden opgericht, maar wel bouwwerken ten dienste van de bestemming tot 3 meter hoog. De gronden zijn eveneens bestemd voor het instandhouden van de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Via een afwijkingsmogelijkheid en hieraan gekoppelde voorwaarden kunnen gebouwen als schuilgelegenheden en bergingen worden gebouwd.
Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze gronden is een omgevingsvergunning vereist (voormalig aanlegvergunningstelsel). Normaal gebruik en onderhoud is van deze bepalingen uitgesloten.
Bestemming: Verkeer-2
De bestemmingen 'Verkeer-2' is toegekend aan de wegen in het plangebied. Dit zijn alleen lokale wegen.
De bestemming 'Verkeer-1' wordt in de plansystematiek van het bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg gebruikt voor gebiedsontsluitingswegen met max. 4 rijstroken. Deze komen in het plangebied niet voor. De N35 is buiten voorliggend plan gelaten. Hiervoor is in 2016 een eigen bestemmingsplan vastgesteld.
Bestemming: Water
Dit artikel beschermt de aanwezige watergangen en -partijen, inclusief de taluds en schouwpaden. Hier mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht met een maximale hoogte van 6 m.
Landschapsbestemmingen: Wonen
Alle bestaande burgerwoningen hebben een woonbestemming gekregen. Binnen de woonbestemmingen zijn diverse kleinschalige nevenactiviteiten toegestaan (o.a. bed and breakfast, boerderijkamers, aan-huis-gebonden beroep). De bebouwingsbepalingen zijn afgestemd op de gebiedskenmerken uit de LIK's. De maximale inhoudsmaat van de woning is afhankelijk gesteld van het landschapstype waarbinnen de woning is gelegen. Het oppervlak aan bijgebouwen bij een burgerwoning mag maximaal 100 m2 bedragen. Om maatwerk te kunnen leveren aan percelen met een oppervlak van meer dan 1 hectare en om te voorzien in de behoefte aan extra ruimte voor de stalling van bijvoorbeeld kleinvee of landbouwwerktuigen, wordt op dergelijke percelen maximaal 150 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Bestaande karakteristieke gebouwen binnen de landschapsbestemming Wonen worden beschermd via een aanduiding op de verbeelding en bijbehorende regels.
Het bestaande aantal woningen is toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. Onder voorwaarden is inwoning in een woning toegestaan. Een woning met inwoningsituatie wordt aangemerkt als één woning.
Om te voorkomen dat de bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven belemmerd wordt door de herbouw, verbouw of uitbreiding van een woning, mogen de nieuwe gevels van de woning niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 200 meter van een agrarisch bouwvlak. Deze afstand is gebaseerd op de indicatieve hinderafstand die aangehouden moet worden tussen woningen en bedrijven voor het fokken en houden van pluimvee en varkens en is opgenomen in de handreiking "bedrijven en milieuzonering" van de VNG.
Indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij een agrarisch bouwvlak komen te liggen dan de huidige gevels. Via een afwijkingsbevoegdheid kan hiervan afgeweken worden, op voorwaarde dat een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven niet wordt belemmerd.
Via een afwijkingsbevoegdheid met daaraan gekoppelde voorwaarden kunnen kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt worden. Hierbij is onder andere als voorwaarde gesteld dat de activiteit past bij de specifieke kwaliteiten en de schaal van de omgeving. Verder is het vergroten van de inhoud van een woning mogelijk via een afwijkingsbevoegheid. Hiervoor geldt onder andere dat een ruimtelijke kwaliteitsplan opgesteld moet worden. De uitvoering van het ruimtelijke kwaliteitsplan wordt als voorwaarde verbonden aan de omgevingsvergunning.
Tot slot is de Rood voor Rood regeling als wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen de landschapsbestemmingen wonen voor: het besloten veen- en heideontginningslandschap en het essen- en hoevenlandschap.
Dubbelbestemming: Leiding - Gas
De gasleidingen zijn positief bestemd via een dubbelbestemming. De bescherming van deze leidingen vindt onder andere plaats via de omgevingsvergunning.
De gasleidingen hebben de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' gekregen. Binnen de dubbelbestemming valt ook de belemmeringenstrook voor het onderhoud van de leidingen. De belemmeringenstrook bedraagt vijf meter aan weerszijden van de buisleidingen gemeten vanuit het hart van de buisleiding.
Dubbelbestemming: Leiding - Hoogspanning
Deze bestemming voorziet in de aanleg, het gebruik en de bescherming van de ondergrondse hoogspanningsleiding. Aan weerszijden van de leiding ligt een belemmeringenstrook waarbinnen niet zonder toestemming van de leidingbeheerder mag worden gebouwd dan wel andere werken die de leiding kunnen bedreigen mogen worden uitgevoerd.
Dubbelbestemming: Waarde - Archeologie
De gemeente Hardenberg kent een eigen archeologiebeleid, waarin een indeling is gemaakt in categorie 1 tot en met 5. De gemeente heeft per categorie voorbeeldplanregels opgesteld. Dit archeologiebeleid is in dit bestemmingsplan overgenomen. Afhankelijk van het type archeologische (verwachtings)waarde, de oppervlakte en de diepte van de ingreep, kunnen een archeologisch onderzoek en omgevingsvergunning vereist zijn. Als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is, dan kan afgezien worden van een archeologisch (veld)onderzoek en is geen omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van werken.
Dubbelbestemming: Waterstaat - Waterconserveringsgebied
Een aantal terrein heeft een functie voor het (permanent) conserveren van ingelaten water. Dit is in het bestemmingsplan geregeld door middel van deze dubbelbestemming. Het bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen van deze gronden is alleen toegestaan nadat advies van de betreffende waterbeheerder is ingewonnen omtrent de specifieke waterbelangen. Aangezien bepaalde werken en werkzaamheden van invloed kunnen zijn op het waterconserverend vermogen van deze gronden, is in de regels van deze bestemming een link met het omgevingsvergunningstelsel voor werken of werkzaamheden aangebracht.
Dubbelbestemming: Waterstaat - Waterbergingsgebied
In het noordelijk deel van het landgoed is een gebied ingericht als waterretentiegebied, voor de tijdelijke en incidentele opvang van water. De waterretentiefunctie is met deze dubbelbestemming vastgelegd.
Het bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen van deze gronden is alleen toegestaan nadat het advies van de betreffende waterbeheerder is ingewonnen omtrent deze specifieke waterbelangen.
Aangezien bepaalde werken en werkzaamheden van invloed kunnen zijn op het waterretentievermogen van deze gronden, is in de regels van deze bestemming een link met het omgevingsvergunningstelsel voor werken of werkzaamheden aangebracht.
Dubbelbestemming: Waarde - Landgoed
Deze dubbelbestemming is bedoeld om de samenhang en eenheid “als landgoed” van de verschillende bestemmingen aan te geven. De bestemmingsomschrijving is gericht op de instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische en andere waarden en elementen, als een soort extra laag op de onderliggende bestemmingen.
Deze bestemming bevat conform het vigerende bestemmingsplan een afwijkings- en een wijzigingsbevoegdheid om de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het landgoed te kunnen verruimen, ter bevordering van de 'houdbaarheid' van het landgoed als zodanig, ook in financieel-economisch opzicht.
5.4 Algemene Regels
Anti-dubbeltelbepaling
Dit artikel voorkomt dat er dubbel gebruik gemaakt wordt van bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met de bestemmingen van het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen: m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten. Het bestemmingsplan verzet zich verder tegen het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen voor (laan)boomteelt en fruitteelt binnen 50 meter van concentraties van woningen. Hiervan kan afgeweken worden, als uit onderzoek blijkt dat het woon- en leefklimaat door het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen niet onevenredig worden aangetast.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene uitgangspunten voor bouwen, zoals bestaande afmetingen, afstanden en bebouwingspercentages, en afstanden tot wegen en water.
Algemene afwijkings- en wijzigingsregels
Deze artikelen geven aan onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders van de planregels kunnen afwijken. Het gaat om een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden, waaronder een afwijking van de maatvoering tot maximaal 10%. Verder is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor woningsplitsing van voormalige boerderijen. Hieraan zijn diverse voorwaarden verbonden, waaronder de verplichting om een ruimtelijke kwaliteitsplan op te stellen. Voor diverse agrarische landschapsbestemmingen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van paardenbakken buiten het bouwvlak. Ook hieraan zijn diverse randvoorwaarden verbonden.
Via een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om windturbines te plaatsen binnen agrarische bouwvlakken en bij woningen en bedrijven. Aan het plaatsen van windturbines zijn in de afwijkingsbevoegdheid voorwaarden verbonden. Hierdoor wordt geborgd dat de landschappelijke inpassing op een goede manier plaatsvindt. Om te voorkomen dat omwonenden overlast ervaren door turbines, is daarnaast de randvoorwaarde opgenomen dat slechts meegewerkt wordt als een voldoende woon- en leefklimaat voor de omwonenden gegarandeerd kan worden. Initiatiefnemers zullen daarom via onderzoek en / of via technische informatie van gecertificeerde turbines moeten aantonen dat de turbines milieuhygiënisch passend zijn in de omgeving. Hierdoor wordt rekening gehouden met de belangen van omwonenden en worden onacceptabele situaties voorkomen.
In het bestemmingsplan is een verbod opgenomen voor het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen voor (laan)boomteelt en fruitteelt binnen 50 meter van concentraties van woningen, Hiervan kan afgeweken worden, als uit onderzoek blijkt dat het woon- en leefklimaat door het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen niet onevenredig worden aangetast.
Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het intrekgebied van de (potentiële) waterwinning Bruchterveld op de verbeelding op te nemen (zo gauw er meer duidelijkheid bestaat over deze winning).
Afstemmen APV en evenementen
Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen, als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening. Wel moet men over een evenementenvergunning beschikken.
5.5 Overgangs- En Slotregels
Overgangsrecht en slotregel
Deze artikelen bevatten een aantal standaard bepalingen, onder meer met betrekking tot het overgangsrecht en de naamgeving van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1.1 Inspraak
Het betreft hier in hoofdzaak een conserverend plan. De bewoners van de Groote Scheere digitaal op de hoogte gesteld en in de gelegenheid vragen en opmerkingen te plaatsen. Afgezien van een enkele opmerking over de begrenzing van een woonperceel zijn hier geen bijzonderheden uit voort gekomen.
6.1.2 Vooroverleg
Het plan is toegestuurd aan de overleginstanties (ex artikel 3.1.1 Bro). twee instanties hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om te reageren op het voorontwerp bestemmingsplan.
Door de Provincie Overijssel is aangegeven dat zij geen opmerkingen heeft op het plan.
Door Tennet is aangegeven dat zij de pdf verbeelding niet heel duidelijk vond. Dit wordt aangepast op de pdf verbeelding.
Verder geeft Tennet aan graag ook de afstanden tot hoogspanningsinfrastructuur benoemd te zien in 32.5 Windturbines. Waarbij voldaan wordt aan de afstanden zoals die vermeld staan in het handboek Risicozonering Windturbines. De regels ten aanzien van kleinschalige windturbines zijn zodanig aangepast dat deze in overeenstemming zijn met bovengenoemd handboek.
6.1.3 Ontwerp-bestemmingsplan
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft vanaf donderdag 23 juni 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De laatste dag van de ter inzagetermijn was woensdag 3 augustus 2022.
De terinzagelegging van de ontwerpbestemmingsplan en de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen is bekendgemaakt in het gemeenteblad, het huis-aan-huisblad De Toren en op de gemeentelijke website. Het bestemmingsplan kon digitaal worden ingezien op de website www.ruimtelijkeplannen.nl en op papier, na afspraak, bij de Publieksdienst in het gemeentehuis in Hardenberg.
Er is één zienswijze ontvangen. De zienswijze is binnen de daarvoor gestelde termijn ingekomen en dus tijdig ingediend. De zienswijze is afkomstig van de Gasunie en heeft betrekking op de hoge drukaardgasleiding die door het plangebied loopt. Samengevat heeft de zienswijze betrekking op de volgende punten:
- 1. De ligging van de in het plangebied aanwezige gastransportleiding is niet correct weergegeven, het verzoek is deze aan te passen conform de juiste ligging.
- 2. Verzocht wordt in de regels een prioriteitsbepaling op te nemen zodat de dubbelbestemming ‘Leiding-Gas’ bij samenvallen met andere bestemmingen voorrang krijgt.
- 3. In de toelichting is geen aandacht besteed aan de gastransportleidingen van de Gasunie, foutief staat vermeld dat alle buisleidingen in beheer zijn bij de NAM. Dit is niet juist. Binnen het plangebied ligt een hogedrukgastransportleiding, met PR-contour, in beheer bij Gasunie.
De zienswijze is beoordeeld en geconstateerd is dat de bovenstaande punten en opmerkingen juist zijn en het bestemmingsplan hierop aangepast dient te worden. Het bestemmingsplan is op de volgende wijze hierop aangepast:
- 1. De ligging van de buisleiding is aangepast op basis van de Gasunie toegezonden plaatsbepaling. De verbeelding is op dit punt aangepast.
- 2. Aan de Regels is onder Overige regels, artikel 34.6 Prioriteit van dubbelbestemmingen toegevoegd. Hierin is bepaald dat dubbelbestemmingen voor enkelbestemmingen gaan en daarnaast is een onderlinge rangorde tussen de dubbelbestemmingen aangeven. De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' heeft hierbij de eerste prioriteit gekregen.
- 3. De toelichting onder Externe veiligheid 4.9.2 is aangevuld en uitgebreid. Inhoudelijk leidt deze aanpassing niet tot een andere conclusie omdat het plan de realisatie van gevoelige functies binnen de effectcontouren niet mogelijk maakt.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Als het bestemmingsplan nieuwe rechten biedt, die aan te merken zijn als een bouwplan in de zin van art. 6.2.1. Bro, is een exploitatieplan of kostenverhaalovereenkomst verplicht. Het gaat onder andere om de bouw van een of meer hoofdgebouwen of om uitbreiding van gebouwen met meer dan 1.000 m2.
Voorliggend bestemmingsplan is in dit opzicht in hoofdzaak conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen vinden veelal plaats in hergebruik van bestaande gebouwen. Hiermee is er geen sprake van de realisatie van een bouwplan als bedoelt in het Bro.