KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Meet- En Rekenbepalingen
Artikel 3 Toepassingsbereik
Artikel 4 Doelen
Hoofdstuk 2 Functies En Andere Gebiedsaanwijzingen
Artikel 5 Wonen - Wonen In Open Veenontginningslandschap
Artikel 6 Agrarisch - Open Veenontginningslandschap
Artikel 7 Overige Zone - Gebieden Met Archeologische (Verwachtings)waarde
Hoofdstuk 3 Algemene Regels Ten Aanzien Van Activiteiten
Artikel 8 Parkeeractiviteiten
Artikel 9 Planologische Gebruiksactiviteiten
Artikel 10 Ruimtelijke Bouwactiviteiten
Artikel 11 Verrichten Van Werken En Werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Procesregels
Artikel 12 Algemene Bepalingen
Hoofdstuk 5 Overgangsrecht- En Slotbepalingen
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van De Plangebieden
1.3 Het Omgevingsplan
1.4 De Bij Het Besluit Horende Stukken
Hoofdstuk 2 Wijziging Van De Fysieke Leefomgeving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Bescherming Van Gezondheid En Milieu
4.1 Geluid
4.2 Bodemkwaliteit
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Geur
4.5 Trillingen
4.6 Licht
Hoofdstuk 5 Bescherming Van De Waterbelangen
5.1 Algemeen
5.2 Watertoets
5.3 Conclusie
Hoofdstuk 6 Waarborgen Van De Veiligheid
6.1 Wettelijk Kader
6.2 Situatie Plangebied
6.3 Conclusie
Hoofdstuk 7 Bescherming Van Landschappelijke En Stedenbouwkundige Waarden En Cultureel Erfgoed
7.1 Cultureel Erfgoed
7.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
7.3 Landschappelijke Waarden
7.4 Ruimtelijke Kwaliteit En Welstand
Hoofdstuk 8 Natuurbescherming
8.1 Algemeen
8.2 Gebiedsbescherming
8.3 Soortenbescherming
8.4 Conclusie Natuurbescherming
Hoofdstuk 9 Behouden Van De Staat En Werking Van Infrastructuur En Voorzieningen
9.1 Beperkingengebieden
9.2 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 10 Milieueffectrapportage
10.1 Wettelijk Kader
10.2 Situatie Plangebied
10.3 Conclusie
Hoofdstuk 11 Uitvoerbaarheid
11.1 Economische Uitvoerbaarheid
11.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 12 Evenwichtige Toedeling Van Functies Aan Locaties
Bijlage 1 Bij Artikel 1.1 (Begripsbepalingen)
Bijlage 2 Bij Artikel 5.2 (Lijst Toegestane Kleinschalige Bedrijfsactiviteiten)
Bijlage 3 Bodemonderzoek De Korte Slagenweg 6 Te Lutten
Bijlage 4 Nader Onderzoek Marterachtigen Korte Slagenweg 6
Bijlage 5 Sloopopgave
Bijlage 6 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 5 Onderzoek Geurhinder En Veehouderij
Bijlage 6 Watertoetsresultaat
Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna Kromhofsweg 6
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna Korte Slagenweg 6 / De Haarweg 21b
Bijlage 9 Marteronderzoek Korte Slagenweg 6 Lutten
Bijlage 10 Participatieverslag

TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen

Bestemmingsplan - gemeente Hardenberg

Vastgesteld op 18-03-2025 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  1. 1. De begripsbepalingen in Bijlage 1 bij dit TAM-omgevingsplan zijn van toepassing voor dit TAM-omgevingsplan.
  2. 2. De begripsbepalingen in de volgende bijlagen zijn van toepassing voor dit TAM-omgevingsplan, tenzij in Bijlage 1 bij dit TAM-omgevingsplan daarvan is afgeweken:
  • bijlage bij de Omgevingswet;
  • bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  • bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
  • bijlage I bij het Omgevingsbesluit;
  • bijlage 1 bij de Omgevingsregeling.

Artikel 2 Meet- En Rekenbepalingen

  1. 1. Voor dit TAM-omgevingsplan gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:
    1. a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
    2. b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten;
    3. c. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
    4. d. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
    5. e. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ruimten, zoals kelders en kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer - en tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren - worden niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk, tenzij:
      • de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen, of;
      • de kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft.
        In bestaande situaties wordt een kelder waarvan de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen of de kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft, niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk. Bij recreatiewoningen wordt de inhoud van een kelder onder de recreatiewoning wel meegeteld bij de inhoud van de woning;
    6. f. het bebouwingspercentage: een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
    7. g. de bruto vloeroppervlakte: de oppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;
    8. h. het verkoopvloeroppervlakte: de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw voor detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
    9. i. de ashoogte van een windturbine:
      • turbines met een horizontale as: vanaf het middelpunt van de as van de wieken tot aan het aansluitende afgewerkte terrein;
      • turbines met een verticale as: vanaf de rotor tot aan het aansluitende afgewerkte terrein;
    10. j. de tiphoogte van een windturbine:
      • turbines met een horizontale as: de ashoogte van een windturbine plus de straal van de rotorcirkel;
      • turbines met een verticale as: de ashoogte van een windturbine plus het deel van de rotorbladen dat daarbovenuit steekt;
    11. k. de rotordiameter van een windturbine: deze wordt bepaald door het maximale bereik van de rotordiameter, gemeten loodrecht op de as;
    12. l. wijziging van een (spoor)weg: daaronder wordt bij een weg verstaan:
      • het verplaatsen van een of meer rijstroken met meer dan 2 meter;
      • het verhogen of verlagen van de rijstroken met meer dan 1 meter;
      • een toename van het aantal rijstroken, niet zijnde voorsorteerstroken en in- en uitvoegstroken;
      • het vervangen van een wegdek door een minder stil wegdek; of,
      • het verwijderen van geluidbeperkende maatregelen bestaande uit werken of bouwwerken langs de weg;

en bij een spoorweg:

      • het verhogen van de maximumrijsnelheid;
      • het vervangen van spoormaterieel door minder stil spoormaterieel; of,
      • het verhogen van de treinintensiteit.
    1. a. waar waarden gelden:
      • op een gevoelig gebouw, anders dan een woonschip of woonwagen:
        - op de gevel als het gaat om een gevoelig gebouw; en,
        - op de locatie waar een gevel mag komen, als het gaat om een nieuw te bouwen gevoelig gebouw;
      • op de begrenzing van een locatie voor het plaatsen van een woonschip of woonwagen als het gaat om een woonschip of woonwagen; en
      • in een gevoelige ruimte, als het gaat om een gevoelige ruimte.
    2. b. de waarden voor geluid door een activiteit op geluidgevoelige gebouwen of in geluidgevoelige ruimten zijn niet van toepassing op:
      • het geluid door de inzet van motorvoertuigen of helikopters voor spoedeisende medische hulpverlening, ongevallenbestrijding, brandbestrijding, gladheidbestrijding en het vrijmaken van de weg na een ongeval; en,
      • onversterkt menselijk stemgeluid, tenzij het muziekgeluid is of daarmee is vermengd.
  1. 2. Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de grens van de locatie of de rooilijn met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  1. 1. Het oude planologische regime is niet van toepassing op de locatie bedoeld in het derde lid. Onder het oude planologische regime wordt verstaan de besluiten bedoeld in artikel 4.6, lid 1 onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m van de Invoeringswet Omgevingswet die deel uitmaken van het omgevingsplan.
  2. 2. De regels in afdeling 22.2 (activiteiten met betrekking tot bouwwerken, open erven en terreinen) met uitzondering van de artikelen 22.36 tot en met 22.39, en de regels in afdeling 22.3 (milieubelastende activiteiten) zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  3. 3. De regels van dit TAM-omgevingsplan zijn van toepassing op de locatie De Korte Slagenweg 6 / De Haarweg 21(b) te Lutten en Kromhofsweg 6 in Heemserveen, zoals dat is begrensd in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 4 Doelen

  1. 1. Dit omgevingsplan is met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet gericht op het uitoefenen van de bevoegdheden en taken van de gemeente Hardenberg als bedoeld in artikel 2.1 van de Omgevingswet waarbij sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en andere regels die met het oog daarop nodig zijn als bedoeld in artikel 4.2 van de Omgevingswet.
  2. 2. De gemeente Hardenberg staat voor een nieuwe periode van groei waarin we ons ontwikkelen tot landstad Hardenberg. Daarbij staan vier uitgangspunten centraal:
    1. a. De groei vasthouden en doortrekken, een stabiele bevolkingsgroei is daarbij een voorwaarde.
    2. b. Kwaliteiten toevoegen wordt belangrijker: we streven naar brede welvaart en een aantrekkelijke omgeving om te wonen, te werken of te ondernemen.
    3. c. Ruimte als troefkaart: daarmee onderscheiden we ons, in Hardenberg krijg je veel voor weinig.
    4. d. Bereikbaarheid en samenwerking als randvoorwaarden: we zijn een regionaal economisch en vervoersknooppunt voor noordoost-Nederland. Met de as Zwolle-Hardenberg als basis voor samenwerking en bereikbaarheid.
  3. 3. De ontwikkeling naar landstad Hardenberg vindt plaats op basis van de volgende kenmerken:
    1. a. een grote verscheidenheid in het landelijk gebied;
    2. b. aantrekkelijk wonen;
    3. c. een vitale economie; en,
    4. d. samen bouwen aan een duurzame toekomst.

Hoofdstuk 2 Functies En Andere Gebiedsaanwijzingen

Artikel 5 Wonen - Wonen In Open Veenontginningslandschap

5.1 Oogmerk functie wonen in open veenontginningslandschap

De regels over de functie 'Wonen - Wonen in open veenontginningslandschap' in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:

  1. a. het doelmatig gebruik van de bestaande en nieuwe woningen en het waarborgen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat; en,
  2. b. het behouden en verder ontwikkelen van het karakter van het landelijk gebied en het bouwen aan de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit van het landelijke wonen.

5.2 Toegestane gebruiksactiviteiten

5.3 Vergunningplichtige gebruiksactiviteiten

5.4 Verboden gebruiksactiviteiten

5.5 Toegestane ruimtelijke bouwactiviteiten

5.6 Vergunningplichtige ruimtelijke bouwactiviteiten

5.7 Geboden overige activiteiten

Artikel 6 Agrarisch - Open Veenontginningslandschap

6.1 Oogmerk functie Agrarisch - Open veenontginningslandschap

De regels over de functie 'Agrarisch - Open veenontginningslandschapf' zijn gesteld met het oog op:

  1. a. het ontwikkelen van een productieve, vitale en veerkrachtige landbouw die tegelijk leverancier is van groene grondstoffen;
  2. b. het concentreren van de groei en doorontwikkeling van grootschalige agrarische functies in agrarisch ontwikkelingsgebieden;
  3. c. het zorgen voor passend hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing;
  4. d. het bevorderen van natuurinclusieve landbouw; en,
  5. e. het stimuleren van kringlooplandbouw en klimaatneutrale landbouw.
  6. f. het behouden en ontwikkelen van agrarisch grondgebruik en faciliteren van bestaande agrarische bedrijven;
  7. g. het creëren van mogelijkheden voor kleinschalige bedrijvigheid in vrijkomende agrarische gebouwen;
  8. h. het behouden van de openheid in het veenontginningslandschap.

6.2 Toegestane gebruiksactiviteiten

6.3 Vergunningplichtige gebruiksactiviteiten

6.4 Verboden gebruiksactiviteiten

6.5 Toegestane ruimtelijke bouwactiviteiten

6.6 Vergunningplichtige ruimtelijke bouwactiviteiten

6.7 Verboden ruimtelijke bouwactiviteiten

6.8 Vergunningplichtige overige activiteiten

Artikel 7 Overige Zone - Gebieden Met Archeologische (Verwachtings)waarde

7.1 Oogmerk

De regels over de 'Overige zone - gebieden met archeologische (verwachtings)waarde' zijn gesteld met het oog op:

  1. a. het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van archeologische monumenten;
  2. b. het conserveren en in stand houden van archeologische monumenten, bij voorkeur in situ; en
  3. c. het behouden en beschermen van de verwachte archeologische waarden.

7.2 Vergunningplichtige ruimtelijke bouwactiviteiten

7.3 Vergunningplichtige overige activiteiten

Hoofdstuk 3 Algemene Regels Ten Aanzien Van Activiteiten

Artikel 8 Parkeeractiviteiten

8.1 Parkeergelegenheid

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen of een gebruiksactiviteit aan te vangen of te intensiveren die een toename van de parkeerbehoefte tot gevolg heeft.
  2. 2. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
    1. a. een tekening met daarop de eventuele bestaande en nieuw aan te leggen parkeergelegenheid; en,
    2. b. een parkeerbalans en toelichting hierop.
  3. 3. De volgende beoordelingsregels zijn van toepassing:
    1. a. er dient op eigen terrein in voldoende mate in parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen of andere voertuigen te worden voorzien en standgehouden op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de "Parkeernormennota Hardenberg" (datum vaststelling raad 17 juli 2018) of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s); en,
    2. b. de parkeergelegenheid dient qua maatvoering passend te zijn, gelet op het gebruik van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. Er is sprake van een passende maatvoering indien deze is afgestemd op gangbare auto's, zoals opgenomen in de richtlijnen en maatvoering in de "Parkeernormennota Hardenberg" (datum vaststelling raad 17 juli 2018) of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s); of,
    3. c. er kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b:
      • indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; en,
      • als wordt voorzien in een parkeergelegenheid die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is, bijvoorbeeld in de vorm van alternatieve parkeerruimte in de nabijheid, daarbij rekening houdend met de reeds bestaande bebouwing ter plaatse en de mogelijkheid van dubbelgebruik.
  4. 4. Er kunnen vergunningvoorschriften worden verbonden ten aanzien van het realiseren en in standhouden van de parkeergelegenheid.

8.2 Laden en lossen

  1. 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen of een gebruiksactiviteit aan te vangen of te intensiveren die een toename van het laden of lossen van goederen tot gevolg heeft.
  2. 2. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
    1. a. een tekening met daarop de eventuele bestaande en nieuw te realiseren laad- en losruimte; en,
    2. b. een beschrijving van de (aantallen) vervoersbewegingen.
  3. 3. De volgende beoordelingsregels zijn van toepassing:
    1. a. er dient aan, in of onder dat gebouw, of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort in voldoende mate te zijn voorzien in laad- en losruimte; of
    2. b. er kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a:
      • indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; en,
      • als wordt voorzien in een laad- en losruimte die gelet op de verkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is.
  4. 4. Er kunnen vergunningvoorschriften worden verbonden ten aanzien van het realiseren en in standhouden van de laad- en losruimte.

Artikel 9 Planologische Gebruiksactiviteiten

9.1 Toegestaan gebruik van bouwwerken voor mantelzorg

Het is toegestaan mantelzorg te bieden in een woning of het huishouden aan te vullen met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen.

9.2 Vergunningplichtige gebruiksactiviteiten voor mantelzorg

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende gebruiksactiviteiten uit te voeren:
    1. a. voor zover niet vergunningvrij is toegestaan op basis van 10.4: het bieden van mantelzorg danwel het huisvesten van een extra huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij de woning;
    2. b. het tijdelijk bieden van pré-mantelzorg in een woning vooruitlopend op de verlening van mantelzorg.
  2. 2. De omgevingsvergunning voor mantelzorg of een extra huishouden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk van een woning wordt verleend indien de gebruiksactiviteit voldoet aan de volgende voorwaarden:
    1. a. het gebruik leidt niet tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. b. het gebruik moet passen binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel en de omgeving;
    3. c. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat; en,
    4. d. het gebruik doet geen onevenredige afbreuk aan de doelstellingen en oogmerken voor het betreffende gebied en de betreffende functie.
  3. 3. De omgevingsvergunning voor pré-mantelzorg wordt verleend als het bieden van pré-mantelzorg plaatsvindt in overeenstemming met de "Beleidsregel pré-mantelzorgwoningen gemeente Hardenberg" (datum vaststelling college 3 oktober 2023) of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).

9.3 Verboden gebruiksactiviteiten

  1. 1. Gebruiksactiviteiten die in strijd zijn met het karakter en het oogmerk van de aan locaties toegedeelde functies in Hoofdstuk 2 zijn verboden, een en ander behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de gronden en bouwwerken.
  2. 2. Het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor niet-bestaande activiteiten die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 (type projecten) en aan de bijbehorende omschrijvingen in kolom 2 (mer-plicht) van bijlage V bij het Omgevingsbesluit;
  3. 3. Gebruiksactiviteiten die op grond dit hoofdstuk niet zijn toegestaan - rechtstreeks danwel na melding of middels een omgevingsvergunning - zijn verboden.
  4. 4. Het gebruik als seksinrichtingen is verboden.

Artikel 10 Ruimtelijke Bouwactiviteiten

10.1 Geen uitlogende bouwmaterialen

Met het oog op het beperken van de verontreiniging van grond- en oppervlaktewater worden bij nieuw bebouwd oppervlak en bij vernieuwbouw:

  1. a. geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt; of
  2. b. uitlogende bouwmaterialen voorzien van een duurzame coating die de uitloging voorkomt.

10.2 Bestaande maatvoering toegestaan

  1. 1. Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, dan mogen deze bestaande maten en aantallen als maximaal toegestaan worden aangehouden en in stand gehouden.
  2. 2. In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken minder bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, dan mogen deze bestaande maten en aantallen als minimaal toegestaan worden aangehouden en in stand gehouden.

10.3 Anti-dubbeltelregel

  1. 1. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  2. 2. Bouwwerken die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een vergroting van het oorspronkelijke bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of het gebruik daarvan, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

10.4 Toegestane bouwactiviteiten

  1. 1. Het is toegestaan zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken mits het in overeenstemming is met:
    1. a. artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving; of,
    2. b. elders in het omgevingsplan algemeen vastgelegde vergunningvrije bouwactiviteiten (artikel 22.27 of diens opvolger), de toegedeelde functie én de vaste beoordelingsregels van dit omgevingsplan die op die locatie van toepassing zijn.
  2. 2. Het is toegestaan zonder omgevingsvergunning bouwwerken te realiseren en in stand te houden ten behoeve van:
    1. a. nutsvoorzieningen;
    2. b. voorzieningen voor verkeer, parkeren en verblijf;
    3. c. groenvoorzieningen en ecologische voorzieningen;
    4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen.
  3. 3. Het is toegestaan zonder omgevingsvergunning een mechanische voorziening of technische installatie inclusief bijbehorende onderdelen zoals een omkasting (voor bijvoorbeeld luchtverversing, warmte- en/of koudeopwekking en elektriciteitsopwekkingssystemen) op de grond in het achtererfgebied te realiseren en in stand te houden, met uitzondering van windturbines.
  4. 4. Voor de bouwwerken als bedoeld in het tweede en derde lid gelden de volgende voorwaarden:
    1. a. de bouwwerken behoren bij de toegedeelde functie;
    2. b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter; en,
    3. c. de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2.

10.5 Vergunningplichtige bouwactiviteiten

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken, anders dan:

  1. a. de bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 10.4 (toegestane bouwactiviteiten); en
  2. b. de toegestane bouwactiviteiten, als bedoeld in Hoofdstuk 2.

10.6 Vaste beoordelingsregels openbare nutsvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen

  1. 1. De volgende vaste beoordelingsregels zijn van toepassing op de omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken voor openbare nutsvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen:
    1. a. de oppervlakte bedraagt per gebouw of bouwwerk niet meer dan 50 m²;
    2. b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 5 meter;
    3. c. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 meter;
    4. d. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen bedraagt niet meer dan 12 meter; en,
    5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 10 meter.
  2. 2. Voor een sport- of speeltoestel die niet in overeenstemming is met het eerste lid, geldt de mogelijkheid tot het verhogen van de toegestane bouwhoogte, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
    1. a. niet hoger dan 4 meter; en,
    2. b. uitsluitend functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens.
  3. 3. Er kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid maatwerk- of vergunningvoorschriften worden gesteld aan de locatie en de bouwhoogte van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden, indien deze meer dan 2,5 m bedraagt.

10.7 Algemene beoordelingsregels afwijkmogelijkheden voor bouwactiviteiten (nadere beoordelingsruimte)

  1. 1. Voor bouwactiviteiten die niet in overeenstemming zijn met de regels voor bouwactiviteiten in hoofdstuk 2, gelden de volgende afwijkingsmogelijkheden:
    1. a. het afwijken tot niet meer dan 10% van de maten, afmetingen en percentages als opgenomen in hoofdstuk 2;
    2. b. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    3. c. het afwijken van functie- of bebouwingsgrenzen, indien noodzakelijk ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van wat is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
    4. d. het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits niet hoger dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 50 m² bedraagt;
    5. e. het bouwen van een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 meter, onder andere onder de specifieke voorwaarden zoals opgenomen in lid 4 en 6; en,
    6. f. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor:
      • ecologische voorzieningen, zoals uitkijkpunten en observatiehutten;
      • eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen, zoals schuilgelegenheden, rustpunten en informatieborden,

waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 12 meter mag bedragen.

  1. 2. De volgende beoordelingsregels zijn daarbij van toepassing: er ontstaat geen onevenredige aantasting van:
    1. a. de functie- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de parkeervoorzieningen;
    4. d. het bebouwingsbeeld;
    5. e. het landschap.
  2. 3. Er kunnen met het oog op landschappelijke inpassing voorschriften aan een omgevingsvergunning worden verbonden om de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaats te laten vinden en in stand te houden, aan de hand van een ruimtelijk kwaliteitsplan dat in overeenstemming is met de toepasselijke gemeentelijke landschapsidentiteitskaart die geldt ten tijden van het verrichten van de bouwactiviteit.
  3. 4. In aanvulling op het tweede lid zijn voor het bouwen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie de volgende beoordelingsregels van toepassing:
    1. a. het doel van de antenneplaatsing is verbeterde dekking en/of capaciteit van een mobiel netwerk en kan niet bereikt worden met de plaatsing van vergunningsvrije antenne-installaties op gebouwen, bestaande zendmasten of andere bestaande bouwwerken zoals lichtmasten en verkeersportalen;
    2. b. de antenne-installatie wordt zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst;
    3. c. de antenne-installatie en bijbehorende apparatuur dienen zoveel mogelijk te worden geïntegreerd in de architectuur of omgeving, ook door zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande bebouwing of (groen)elementen;
    4. d. de antenne-installatie, de bijbehorende technische installaties en de bedrading moeten door zorgvuldige materiaal- en kleurkeuze in de omgeving ingepast worden;
    5. e. de antenne-installatie mag geen afbreuk doen aan de visuele kwaliteit van een gebouw en de omgeving en specifieke architectonische kenmerken niet aantasten;
    6. f. de antenne-installatie mag geen onevenredige of onomkeerbare afbreuk doen aan de waarde van monumentale gebouwen of beschermde dorpsgezichten, waarbij:
      • blijvende bouwkundige aantasting of (gevolg)schade aan het monument moet worden voorkomen;
      • de zichtbaarheid van de antenne vanaf de openbare ruimte moet worden geminimaliseerd;
      • bliksem- en brandbeveiliging moeten worden aangepast op de nieuwe situatie;
      • restauratie- en onderhoudswerkzaamheden, in aan of op het monument moeten ongehinderd doorgang kunnen vinden; en,
    7. g. bij antenneplaatsing moet gestreefd worden naar een zo klein mogelijke impact op de ondergrond. Aansluitingen op ondergrondse infra moet plaatsvinden door zo weinig mogelijk ruimtebeslag in die ondergrond en zo weinig mogelijk graafwerkzaamheden. Het heeft de voorkeur dat aanbieders zoveel mogelijk opstelpunten delen (site-sharing).
  4. 5. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor een antenne-installatie voor mobiele communicatie voor de toetsing aan dit omgevingsplan worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
    1. a. een toelichting op de locatiekeuze vanuit de gewenste mobiele connectiviteit en vanuit netwerktechnisch oogpunt voor tenminste één van de netwerken van de mobiele operators;
    2. b. een toelichting of er is gekeken naar plaatsing op bestaande antenne-opstelpunten; en,
    3. c. het bij een aanvraag van een omgevingsvergunning ter beoordeling voor te leggen materiaal dient een goed beeld te geven van de inpassing van de beoogde installatie in zijn omgeving, compleet met toebehorende infrastructuur.
  5. 6. In aanvulling op het tweede lid zijn voor het bouwen van een antenne-installatie voor radiozendamateurs de volgende beoordelingsregels van toepassing:
    1. a. het doel van de antenneplaatsing is verbeterde dekking en/of capaciteit van een radiozendnetwerk en kan niet bereikt worden met de plaatsing van een lagere antenne-installatie of vergunningsvrije antenne-installaties;
    2. b. de antenne-installatie mag niet voor de voorgevelrooilijn staan, bij voorkeur op het achtererf;
    3. c. de antenne-installatie mag niet op en/of boven gronden van derden komen;
    4. d. indien er welstandseisen van toepassing zijn, dient er te worden voldaan aan redelijke eisen van welstand. De kleur dient in de meeste gevallen bij voorkeur grijs of vergelijkbaar te zijn;
    5. e. de antenne-installatie mag niet meer dan 5 meter hoger zijn dan de nok van het hoofdgebouw op het perceel;
    6. f. er wordt maximaal één antenne-installatie per bouwperceel op grond van dit lid opgericht;
    7. g. de antenne-installatie bevindt zich niet in beschermd dorpsgezicht;
    8. h. de antenne-installatie bevindt zich niet bij of in de onmiddellijke nabijheid van een rijks- of gemeentelijk monument; en,
    9. i. de antenne-installatie mag geen onaanzienlijke inbreuk op hun woon- en leefomgeving veroorzaken.
  6. 7. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit voor een antenne-installatie voor radiozendamateurs voor de toetsing aan dit omgevingsplan worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
    1. a. diploma radiozendamateur;
    2. b. de door of namens de overheid verleende zendvergunning; en,
    3. c. een motivering ten aanzien van het doel en de wijze van uitvoering van de antenne-installatie, waaruit blijkt dat de antenne-installatie geen onaanzienlijke inbreuk op hun woon- en leefomgeving veroorzaakt.

10.8 Verboden bouwactiviteiten

Het is verboden een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken:

  1. a. met een andere functie en anders dan de bouwactiviteiten bedoeld in Hoofdstuk 2;
  2. b. anders dan de bouwactiviteiten bedoeld in dit artikel.

Artikel 11 Verrichten Van Werken En Werkzaamheden

11.1 Aanwijzing toegestane aanlegactiviteiten

Het is toegestaan zonder omgevingsvergunning de volgende aanlegactiviteiten te verrichten en de aan te leggen werken in stand te houden en te gebruiken, mits deze behoren bij de toegedeelde functie:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. infrastructurele voorzieningen (waaronder parkeervoorzieningen);
  3. c. verblijfsvoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen en ecologische voorzieningen; en,
  5. e. vaar- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Vergunningplichtige activiteiten

Hoofdstuk 4 Procesregels

Artikel 12 Algemene Bepalingen

12.1 Rangorde

  1. 1. Indien op basis van Artikel 7 op een locatie als gevolg van een stapeling van gebiedsaanwijzingen meerdere locatiegebonden en/of meer specifieke regelingen gelden, dan gaat de regeling voor die het meest bijdraagt aan de doelen van dit omgevingsplan als opgenomen in Artikel 4.
  2. 2. De regels in dit plan gaan voor op het omgevingsplan dat van rechtswege is ontstaan.

12.2 Algemene indienings- en aanvraagvereisten

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit of een melding op grond van dit plan worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  1. a. de gegevens en bescheiden, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen';
  2. b. de aanduiding (aard en omvang) van de activiteit of activiteiten waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd c.q. de melding wordt ingediend;
  3. c. naam, adres, e-mailadres (voor zover beschikbaar), en woonplaats van de melder of aanvrager en diens eventuele gemachtigde;
  4. d. de verwachte datum van het begin van de activiteit ingeval van een melding;
  5. e. een situatietekening of kaart met een schaal van tenminste 1:1.000 voorzien van een noordpijl waarop de ligging, indeling en uitvoering van de activiteit op de locatie ten opzichte van de omgeving is aangegeven;
  6. f. gegevens en bescheiden die samenhangen met een eventuele benodigde beoordeling op grond van dit plan.

12.3 Advies

  1. 1. Het bevoegd gezag vraagt advies aan de stadsbouwmeester over de welstandsaspecten van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten;
  2. 2. De stadsbouwmeester baseert zijn/haar welstandsadvies op de criteria uit de vastgestelde beleidsregels over het uiterlijk van bouwwerken als bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet. Voorzover de regels aan ruimtelijke bouwactiviteiten met betrekking tot de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte en de plaatsing op het bouwperceel ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van deze welstandscriteria (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
    1. a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte; en,
    2. b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

12.4 Algemene beoordelingsregels aanvraag omgevingsvergunning

  1. 1. Voor een activiteit waarvoor overeenkomstig de daarop toepasselijke beoordelingsregels, als bedoeld in Hoofdstuk 2, geen omgevingsvergunning kan worden verleend, of die niet overeenkomstig de voor de activiteit geldende algemene regels in deze hoofdstukken kan worden uitgevoerd, kan een omgevingsvergunning worden verleend als wordt voldaan aan de volgende criteria:
    1. a. er zijn geen geschikte alternatieven en het doorgang vinden van de activiteit is noodzakelijk met het oog op een van de daarop toepasselijke doelen en/of oogmerken; en,
    2. b. het met weigering van de omgevingsvergunning of handhaving van de algemene regel, als bedoeld in de aanhef, te dienen belang is onevenredig in verhouding tot het doel en/of oogmerk van de activiteit.
  2. 2. Bij de toepassing van het eerste lid, worden de rechtstreeks bij de activiteit betrokken omgevingsdoelen en/of –oogmerken afgewogen, af voor zover niet uit een instructieregel, dit omgevingsplan of de aard van de betrokken activiteit een beperking voortvloeit.

12.5 Algemene weigeringsgronden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

  1. a. het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit;
  2. b. het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften;
  3. c. een evenwichtige toedeling van functies aan locaties; en,
  4. d. de gemeentelijke doelstellingen als opgenomen in Artikel 4.

12.6 Algemene bevoegdheid stellen maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften

  1. 1. Er kunnen met het oog op de belangen zoals genoemd in dit omgevingsplan maatwerkvoorschriften worden gesteld ten aanzien van activiteiten zoals opgenomen in Hoofdstuk 2.
  2. 2. Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van de artikelen in dit hoofdstuk tenzij anders is bepaald.
  3. 3. Deze maatwerkvoorschriften strekken slechts tot het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het milieu.
  4. 4. Maatwerkvoorschriften worden genomen in onvoorziene situaties, bijzondere gevallen, lokale omstandigheden en het bereiken van ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
  5. 5. Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als over dat onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit kan worden verbonden.
  6. 6. Er kunnen voorschriften aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Deze vergunningvoorschriften strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

12.7 Gelijkwaardigheid

  1. 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning in plaats van een maatwerkregel of een vergunningvoorschrift als bedoeld in 12.6, een gelijkwaardige maatregel te treffen.
  2. 2. Met de gelijkwaardige maatregel wordt ten minste hetzelfde resultaat bereikt als met de voorgeschreven maatregel of het vergunningvoorschrift is beoogd.

12.8 Normadressaat

  1. 1. Aan de hoofdstukken 1, 4 en 5 die algemeen geldende bepalingen bevatten, wordt door een ieder – waaronder de gemeente - voldaan.
  2. 2. Aan het Hoofdstuk 2 dat gaat over de verschillende gebiedsaanwijzingen wordt voldaan door de eigenaar van de locatie en/of degene die uit anderen hoofde bevoegd is over de locatie te beschikken. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de locatie.
  3. 3. Aan Hoofdstuk 3 wordt voldaan door degene die de activiteit verricht en/of laat verrichten. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

Hoofdstuk 5 Overgangsrecht- En Slotbepalingen

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen' aanwezig of in uitvoering is, of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen' mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen' maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende omgevingsplan van rechtswege, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.

13.2 Overgangsrecht gebruik ten dienste van functie

  1. 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van de functie (of andere gebiedsaanwijzing) als bedoeld in Hoofdstuk 2 dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen' en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen' strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen' strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat al in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan van rechtswege voor die locatie, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.

13.3 Overgangsrecht overig activiteiten

  1. 1. Een ontheffing of vergunning voor een activiteit die op grond van dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen':
    1. a. vergunningplichtig is, geldt als een omgevingsvergunning voor die activiteit;
    2. b. meldingsplichtig is, geldt als een melding voor die activiteit.
  2. 2. Een melding of een informatieplicht voor een activiteit die op grond van dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen' meldingsplichtig is, geldt als een melding voor die activiteit.
  3. 3. Een voorschrift uit een onherroepelijke omgevingsvergunning voor een activiteit die op grond van dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen' niet vergunningplichtig is, geldt als een maatwerkvoorschrift voor zover het mogelijk is op grond van dit omgevingsplan over die activiteit maatwerkvoorschriften te stellen.
  4. 4. Op activiteiten die op het moment van de inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen' krachtens de tot dan geldende wetgeving en voorschriften plaatsvinden, zijn de bepalingen van de hoofdstukken 1 en 3 t/m 5 van dit omgevingsplan rechtstreeks van toepassing.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het buitengebied van de gemeente Hardenberg in Lutten kruist De Korte Slagenweg met De Haarweg. In het verleden was hier een agrarisch bedrijf aanwezig. Deze is al enige tijd gestopt. Momenteel is er aan de Korte Slagenweg 6 een gesplitste woning aanwezig met enkele voormalige agrarische schuren. Sinds 2020 heeft het perceel al een woonfunctie. Een deel van de schuren zijn landschapontsierend, omdat deze niet meer worden gebruikt voor agrarische activiteiten en niet meer worden onderhouden. Deze schuren raken in verval en hebben daarmee geen gebruikswaarde meer.

De initiatiefnemers willen schuren slopen en op basis van de beleidsnotitie ‘Erven met kwaliteit' een nieuwe woning bouwen. Met dit beleid kunnen 850 m2 sloopmeters ingezet worden voor het realiseren van een nieuwe woning. Op het erf wordt omgerekend 781 m2 aan schuren met asbest gesloopt. Daarnaast wordt er aan de Kromhofsweg 6 te Heemserveen eveneens landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Hiervan wordt 69 m2 aan sloopmeters gebruikt voor het realiseren van een compensatiewoning ten noorden van de Korte Slagenweg 6, aan het toekomstige adres De Haarweg 21b.

De overige sloopmeters van de Kromhofsweg 6 zijn vastgelegd in een sloopvoucher binnen de gemeente Hardenberg. Het sloopbewijs is 1 mei 2024 afgegeven. Deze sloopmeters kunnen op een later moment worden ingezet.

Samengevat bestaat de ontwikkeling uit het volgende:

  • Sloop van 579,5 m2 aan landschapsontsierende bebouwing met asbest en 237 m2 landschapsontsierende bebouwing zonder asbest aan De Korte Slagenweg 6. Omgerekend wordt er 781 m2 aan bebouwing met asbest gesloopt;
  • Sloop van 1.341 m2 aan landschapsontsierende bebouwing zonder asbest en 1.000 m2 aan verharding aan de Kromhofsweg 6. Hiervan wordt 69 m2 ingezet voor de compensatiewoning aan De Haarweg 21b;
  • Realiseren van een compensatiewoning ten noorden van de Kromhofsweg 6 (op het toekomstige adres De Haarweg 21b);
  • De herbouwmogelijkheden van de te slopen bebouwing aan de Kromhofsweg 6 worden wegbestemd en de gronden krijgen een agrarische functie;
  • Het landschappelijk inpassen van de erven aan De Kromhofsweg 6 en De Korte Slagenweg 6 in samenhang met het toekomstige De Haarweg 21b.

Bovenstaande ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met de geldende regels van het omgevingsplan. Op basis van de huidige regels is het niet toegestaan om de beoogde compensatiewoning te realiseren. Daarnaast is het gewenst om te borgen dat de voormalige agrarische schuren niet herbouwd kunnen worden.

Hiervoor dient het omgevingsplan te worden gewijzigd. Voorliggende motivering voorziet in een passend juridisch-planologisch kader en toont aan er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

1.2 Ligging Van De Plangebieden

Het plangebied bestaat uit twee locaties, De Kromhofsweg 6 en De Korte Slagenweg 6 / De Haarweg 21b. Hierna is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Slagharen en de directe omgeving weergegeven. Het gebied aan de Kromhofsweg bestaat van oorsprong uit een erf met twee woningen (Kromhofsweg 4 en 6). In dit geval valt de woning en bijbehorend erf aan de Kromhofsweg 4 buiten het plangebied. In het vervolg van deze motivering zal gesproken worden over het toekomstige adres De Haarweg 21b. Hiermee wordt dan ook De Korte Slagenweg 6 bedoeld dat daarmee een woongebied vormt.


afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0001.png"
Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied ten opzichte van Slagharen (Bron: Plattekaart.nl)
afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0002.png"
Afbeelding 1.2: Ligging van het plangebied ten opzichte van de directe omgeving (links: Kromhofsweg 6 en rechts: De Korte Slagenweg 6 / De Haarweg 21b) (Bron: Plattekaart.nl)

1.3 Het Omgevingsplan

Het omgevingsplan bestaat uit een tijdelijk deel en een niet-tijdelijk deel. De bestemmingsplannen vallen onder het tijdelijke deel. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de onderdelen van het omgevingsplan die het meest relevant zijn.

Naam Vaststellingsdatum
Omgevingsplan gemeente Hardenberg 1 januari 2024
Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, De Korte Slagenweg 6, Lutten 30 januari 2020
Wijziging Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg Kromhofsweg 4 en 6 Heemserveen 27 augustus 2021
Bestemmingsplan Facetherziening parkeren Hardenberg 17 juli 2018
Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, Kleine Windturbines Bij Agrarische Bedrijven 21 juni 2022

Het wijzigingsplan 'Wijziging Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg Kromhofsweg 4 en 6 Heemserveen' is een wijziging van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hardenberg' en 'Buitengebied Hardenberg herziening regels'.

Het plangebied aan de Kromhofsweg 6 heeft binnen het geldende bestemmingsplan de enkelbestemming 'Wonen - Open veenontginningslandschap'. Ook geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.

Het plangebied aan de Haarweg 21b heeft binnen het daar geldende 'Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg, De Korte Slagenweg 6, Lutten' de enkelbestemming 'Wonen - Open veenontginningslandschap'. En er geldt de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' en de maatvoering van 'maximum aantal wooneenheden: 2'. Ook geldt hier de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

In onderstaande afbeeldingen zijn uitsnedes opgenomen van de bestemmingsplannen. Het plangebied is aangegeven met de rode lijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0003.png"
Afbeelding 1.3: Uitsnede van "Wijziging Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg Kromhofsweg 4 en 6 Heemserveen" (Bron: omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart)
afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0004.png"
Afbeelding 1.4: Uitsnede "Buitengebied Hardenberg, De Korte Slagenweg 6, Lutten" (Bron: omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart)

Gronden met de bestemming 'Wonen - Open veenontginningslandschap' zijn met name bedoeld voor de wonen met tuinen en erven. De wooneenheden mogen ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ uitsluitend twee-aan-een worden gebouwd en het aantal wooneenheden op het bouwperceel bedraagt niet meer dan bestaand, tenzij dat met de aanduiding ‘maximum wooneenheden’ anders is aangegeven.

Bij 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' geldt dat er een archeologisch rapport overlegd moet worden. Dit geldt alleen bij het roeren van gronden met een oppervlakte groter dan respectievelijk 500 m2 en 2.500 m2 en een diepte van 50 cm of meer. In dit rapport moet aangetoond worden dat de archeologische waarden in voldoende mate zijn vastgesteld.

Strijdigheid

Het bouwen van een nieuwe woning aan De Haarweg 21b is niet mogelijk binnen het geldende omgevingsplan. Daarnaast moet worden geregeld dat de te slopen bebouwing niet kan worden herbouwd. Dit geldt voor beide locaties: de Kromhofsweg en De Haarweg 21b/Korte Slagenweg 6. Ten slotte moet worden geregeld dat de ontwikkeling gepaard gaat met een goede landschappelijke inpassing van beide locaties.

1.4 De Bij Het Besluit Horende Stukken

Het plan ''TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen” bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01) en een renvooi;
  • regels (met bijbehorende bijlagen);
  • deze motivering (met bijbehorende bijlagen).

Op de verbeelding zijn de functies van de gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een motivering. De motivering geeft een duidelijk beeld van het plan. En van de daaraan ten grondslag liggende gedachten. Dit maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het omgevingsplan.

Hoofdstuk 2 Wijziging Van De Fysieke Leefomgeving

2.1 Huidige Situatie

Van oorsprong zijn de Kromhofsweg 4 en 6 een agrarisch erf met twee bedrijfswoningen. In de huidige situatie zijn het twee woningen op een woonperceel. Het plangebied aan de Kromhofsweg 6 bestaat momenteel uit een woning met twee bijbehorende schuren. De schuur het dichtst bij de woning is 220 m2 en wordt gebruikt als bijgebouw bij de woning (werkplaats/garage). De te slopen schuur is 1.341 m2 en wordt gebruikt voor de opslag. De te slopen schuur is niet opgeknapt en staat op het achtererf. Het erf wordt aan de oostzijde ontsloten op de Kromhofsweg. Ten zuiden grenst het perceel aan de Kromhofsweg 4 dat ook een woonperceel is, maar buiten de plannen valt. Verder liggen er agrarische gronden rondom. In afbeelding 2.1 is op een luchtfoto de huidige situatie weergegeven. Het plangebied is aangeduid met de rode lijn. In afbeelding 2.2 zijn straatbeelden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0005.png"
Afbeelding 2.1: Luchtfoto plangebied Kromhofsweg 6 (Bron: PDOK)
afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0006.png"
Afbeelding 2.2: Straatbeelden plangebied Kromhofsweg 6 (Bron: Google maps, september 2023)

De Haarweg 21b bestaat uit een gesplitste boerderij met bijbehorende schuren. De grotendeels te slopen schuren liggen ten zuiden van deze woningen. Dit zijn oude stallen. De te slopen schuren hebben momenteel geen functie. De schuren die niet gesloopt worden, worden momenteel gebruik als bijgebouw bij de woning. Ten noorden van het perceel ligt de voormalige kuilvoeropslag. De boerderij wordt zowel aan De Korte Slagenweg als op de Haarweg ontsloten met een in- en uitrit. In afbeelding 2.3 staat op een luchtfoto de huidige situatie. In afbeelding 2.4 en 2.5 zijn straatbeelden weergegeven. In afbeelding 2.7 zijn de te slopen schuren aangeduid en worden de afmetingen gegeven.
afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0007.png"
Afbeelding 2.3: Luchtfoto plangebied De Haarweg 21b (Bron: PDOK)
afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0008.png"
Afbeelding 2.4: Straatbeelden plangebied De Haarweg 21b, vanaf De Haarweg (Bron: Google maps, september 2023)
afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0009.png"
Afbeelding 2.5: Straatbeeld plangebied De Haarweg 21b, vanaf de Korte Slagenweg (Bron: Google maps, september 2023)

2.2 Gewenste Situatie

De gewenste situatie bestaat uit het realiseren van een compensatiewoning aan de Haarweg 21b in ruil voor het slopen van schuren op deze locatie en aan de Kromhofsweg 6.

Bij de Kromhofsweg 6 zal een schuur zonder asbest (voormalige pluimveestal) van 1.341 m2 worden gesloopt, die deels ingezet wordt voor de compensatiewoning. Daarnaast zal er aan de Kromhofsweg 6 circa 1.000 m2 aan verharding worden weggehaald. Het perceel ligt in het "Open - veenontginningslandschap" waarbij het primaat ligt bij de landbouw. De schuren op het erf zijn in beginsel niet landschapsontsierend qua oppervlakte, verschijningsvorm en situering. Echter heeft het perceel momenteel een woonfunctie en is daarmee een woonperceel. Gelet op deze functie is de pluimveestal niet meer langer functioneel ten dienste van de landbouw. Gelet de relatief lage inrijhoogtes heeft deze schuur geen economische vervolgfunctie meer. De schuur (voormalige pluimveestal), is gelet op het ontbreken van een economische gebruiksfunctie niet meer passend bij de woonbestemming en wordt daarmee op basis van het "gebruik" landschapsontsierend. In onderstaande afbeelding 2.3 is de voormalige pluimveestal aangeduid met een rode kleur en het cijfer 1. De andere schuren worden gebruikt als stalling en opslag van materialen en voertuigen en blijven behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0010.png"
Afbeelding 2.6: Te slopen bebouwing Kromhofsweg 6 (Bron: De Erfontwikkelaar)

In het plangebied van de Haarweg 21b blijft de bestaande boerderij met twee bijbehorende schuren behouden. Deze schuren worden gebruikt als bijgebouw bij de bestaande boerderij. Er zullen daarnaast meerdere schuren worden gesloopt. Er wordt 579,5 m2 aan met asbest landschapontsierende bebouwing gesloopt en 237 m2 zonder asbest. Ook deze schuren zijn als landschapontsierend aan te merken, omdat ze niet meer worden onderhouden. In afbeelding 2.7 zijn de schuren met een oranje kleur en de cijfers 4, 5, 6 en 7 aangeduid. De schuur aangeduid als nummer 3 is een oude stal die wordt opgeknapt voor het hobbymatig houden van vee.
afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0011.png"
Afbeelding 2.7: Te slopen bebouwing De Haarweg 21b (Bron: De Erfontwikkelaar)

Op basis van het gemeentelijke beleid 'Erven met kwaliteit' kunnen de sloopmeters ingezet worden voor het bouwen van een compensatiewoning. De sloopmeters van deze locatie worden ingezet voor een compensatiewoning aan het nieuwe adres De Haarweg 21b. De sloopmeters zijn niet voldoende voor één compensatiewoing. Er worden daarom nog 69 m2 aan sloopmeters van de Kromhofsweg 6 gebruikt. Aan de Kromhofsweg 6 wordt meer gesloopt dan voor de compensatiewoning nodig is. De overige sloopmeters van de Kromhofsweg 6 zijn daarom omgezet naar sloopbewijzen die voor andere locaties gebruikt kunnen worden. In paragraaf 3.3.3 wordt aan het gemeentelijke beleid 'Erven met kwaliteit' getoetst en wordt hier nader op ingegaan.

In onderstaande afbeeldingen zijn uitsnedes van het ruimtelijk kwaliteitsplan voor beide locaties opgenomen. Het volledige ruimtelijk kwaliteitsplan is als Bijlage 1 bijgevoegd. Op de afbeeldingen is de nieuwe inrichting van de erven te zien.

Bij de Kromhofsweg 6 wordt enkel de voormalige pluimveestal gesloopt en de verharding weggehaald. Op die plekken word gras ingezaaid. Verder blijft de beplanting behouden zoals deze momenteel aanwezig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0012.png"
Afbeelding 2.8: Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan Kromhofsweg 6 (Bron: De Erfontwikkelaar)

Het erf aan de De Haarweg ligt in het zogeheten open veenontginningslandschap waarbij met name de openheid belangrijk is. Aan de noordzijde van het erf gaat het landschap over in het essen- en hoevenlandschap. Hier loopt De Haarweg als grens. De erven in de omgeving kenmerken zich door de compacte opzet en beplanting in de vorm van bomen, hagen en singels. Over het algemeen is de bebouwing te zien.

Aan De Haarweg 21b blijft de bestaande boerderij (Korte Slagenweg 6) behouden met daarin twee woningen. Deze woningen hebben schuren. Een van de schuren blijft deels behouden en zal worden opgeknapt. Deze zal fungeren als bijgebouw voor het hobbymatig houden van koeien en een berging. De overige schuren worden gesloopt. Er wordt ook erfverharding weggehaald. Ter plaatse van het te slopen deel van de schuur zal het terrein in gebruik worden genomen als weiland. Er wordt een Haagbeuk geplant aan de zuidzijde van dit perceel.

Ten noorden van de boerderij wordt de compensatiewoning gebouwd met een eigen bijgebouw. Deze woning krijgt een eigen in- en uitrit naar De Haarweg. De compensatiewoning krijgt de oriëntatie op de Haarweg. Het is de uitdrukkelijke wens van initiatiefnemer om de compensatiewoning niet op de plek van de te slopen schuren te bouwen. Aangezien de bestaande woning in de uiterste westhoek van het erf staat (Kruising Haarweg/Korte Slagenweg) is de ruimte voor de tuin/bijgebouwen beperkt. De wens is om hier de tuin te maken met vrij uitzicht richting het zuiden.
De tuin wordt afgeschermd middels een lage beukenhaag. Op het erf worden enkele bomen aangeplant waarmee het een logische overgang naar het bestaande erf vormt. Tussen de compensatiewoning en de bestaande boerderij zullen Zilverlindes geplant worden. Hier staat ook een tuinhuisje dat behouden blijft. De bestaande inheemse beplanting blijft behouden. Hiermee ontstaat een mooi landschappelijk woonperceel.
Het is niet noodzakelijk in het open veenontginningslandschap om het erf met een houtsingel af te schermen, omdat er in dit landschapstype meer open erven voorkomen.

Met dit als uitgangspunt is het ook logisch om de nieuwe woning op de voorgestelde locatie te positioneren, aangezien er door het behoud van dit deel van de schuur geen logische plaats is op het bestaande erf voor een woning. Bovendien wordt er ook enige afstand tussen de woning van derden en het hobbymatig houden van vee gerealiseerd.

Vanuit de gebiedskenmerken is het geen belemmering om de woning naast het bestaande erf te bouwen. Wel blijft de woning gepositioneerd binnen de bestaande woonbestemming. Langs de Haarweg staan op verschillende plekken reeksen van erven naast elkaar. Er blijft voldoende ruimte tussen het buurerf en het plangebied om zichtlijnen te waarborgen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0013.png"
Afbeelding 2.9: Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan De Haarweg 21b (Bron: De Erfontwikkelaar)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

3.1.2 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van het rijksbeleid

De NOVI laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleine lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen. Er is daarmee geen sprake van strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Iedere provincie in Nederland stelt een omgevingsvisie op: een strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie bevat de provinciale visie op de ruimte in Overijssel. Daarin worden uitspraken gedaan over ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur. In de Omgevingsverordening staan de regels die ervoor zorgen dat bij nieuwe ontwikkelingen rekening wordt gehouden met het provinciale beleid.

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel bestaat uit drie delen: een deel Visie, een deel Beleid en een deel Uitwerking. Naast de Omgevingsvisie Overijssel is er de Omgevingsverordening Overijssel en de Catalogus Gebiedskenmerken.

De opgaven en kansen waar de provincie voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Dit is het vertrekpunt voor alle projecten en initiatieven in de provincie Overijssel. Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de visie wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In het uitvoeringsmodel staan de stappen 'of' (generieke beleidskeuzes), 'waar' (ontwikkelingsperspectieven) en 'hoe' (gebiedskenmerken) centraal.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Eén van de instrumenten is de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat het beleid van de Omgevingsvisie geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, en natuurontwikkeling, wordt aan de hand van deze drie stappen bepaald of een initiatief binnen de visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden. In afbeelding 3.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0014.png"
Afbeelding 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

Of- generieke beleidskeuzes

Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes vastgelegd. Deze zijn doorvertaald in regels van de Omgevingsverordening.

Waar- ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie onderscheidt de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

Hoe- gebiedskenmerken

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal belang zijn.

3.2.4 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

De ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Landstad Hardenberg

3.3.2 Visienota Buitengebied Hardenberg

3.3.3 Beleidsnotitie Erven met kwaliteit (2024)

3.3.4 Woonvisie

3.3.5 Parkeernormennota Hardenberg

3.3.6 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Bescherming Van Gezondheid En Milieu

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de gezondheid en het milieu worden beschermd. De aspecten sluiten aan op de onderdelen die zijn genoemd in artikel 1.2 van de Omgevingswet.

4.1 Geluid

4.1.1 Wettelijk kader

In het Bkl staan regels voor het beheersen van geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen en andere activiteiten. Ze staan in paragraaf 5.2.4.2. Bkl. Ook zijn er regels opgenomen voor de bescherming van geluidgevoelige gebouwen, zoals woningen.

4.1.2 Situatie plangebied

In dit geval zijn de bestaande woningen bestaande geluidgevoelige gebouwen. Hier wijzigt niets. De compensatiewoning is een nieuw geluidgevoelig gebouw dat beschermd moet worden tegen geluid.

4.1.3 Conclusie

Vanuit het aspect geluid is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.2 Bodemkwaliteit

4.2.1 Wettelijk kader

Het beschermen van de bodemkwaliteit is een onderdeel bij de afweging van de aspecten van de fysieke leefomgeving. Ter bescherming van de bodemkwaliteit zijn instructieregels in het Bkl opgenomen. De inhoud van deze regels is opgenomen in paragraaf 5.1.4.5 Bkl. De algemene doelstelling van het bodembeleid is het waarborgen van de kwaliteit van de bodem.

4.2.2 Situatie plangebied

Om te beoordelen of de bodem geschikt is voor het gewenste gebruik, is een bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het toekomstige adres De Haarweg 21b. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 van deze motivering. Er is een verkennend bodemonderzoek volgens de normen NEN5740 en NEN5707 (asbest in de bodem) uitgevoerd.

Verkennend bodemonderzoek NEN 5740

Hierbij is de gehele locatie onderzocht. In de bodemmonsters zijn geen verhogingen aangetroffen boven de interventiewaarde. In het grondwatermonster is een lichte verhoging van koper aangetroffen.

Bij de voormalige dieseltank zijn geen verhogingen van BM4 aangetroffen. Ook zijn daar in het grondwatermonster geen olie gerelateerde verhogingen aangetroffen.

Verkennend bodemonderzoek NEN5707 "asbest in bodem"

Tijdens de maaiveld-inspectie zijn geen asbest verdachte materialen gevonden. Over de gehele locatie is er ook geen asbest aangetoond in de boringen.

Bij de druppelzones zijn twee mengmonsters licht asbesthoudend, maar onder de toetsingswaarde voor nader onderzoek. Een derde mengmonster is hoger dan de interventiewaarde. Dit geeft formeel aanleiding tot nader asbestonderzoek. Echter kan in overleg met het bevoegd gezag zonder nader onderzoek gesaneerd worden middels een BUS-melding. Dit zal door een erkend bedrijf gedaan moeten worden.

De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt, na sanering van de druppelzone, geschikt geacht voor het beoogde gebruik. De sanering zal als voorwaardelijke verplichting worden opgenomen in de regels.

De Kromhofsweg 6 heeft reeds een woonfunctie. Er is hier sprake van een schuur zonder asbest die wordt gesloopt. Na de sloop zal dit deels een agrarische functie krijgen. Er is daarmee geen bodemonderzoek uitgevoerd op deze locatie.

4.2.3 Conclusie

De bodem is van voldoende kwaliteit voor de uitvoering van dit voornemen.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Wettelijk kader

Voor de bescherming van de luchtkwaliteit zijn instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.4.1 van het Bkl. Volgens deze regels gelden zogeheten omgevingswaarden voor onder andere stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). Locaties met hoge concentraties stikstofdioxide en/of fijnstof zijn aangemerkt als aandachtsgebied. Vooral in en vlakbij een aandachtsgebied moeten overheden toetsen aan de omgevingswaarden. Dit is niet nodig indien een activiteit niet in betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Volgens het Bkl dragen de volgende projecten niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging:

  • woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Er zijn een paar situaties die de overheid nog wel in het hele land moet beoordelen. Dit zijn:

  • een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit;
  • de aanleg van een tunnel langer dan 100 meter. Of als een tunnel wijzigt en daarbij minimaal 100 meter toeneemt;
  • de aanleg van een auto(snel)weg.

4.3.2 Situatie plangebied

Het voornemen is om de gesloopte schuren te compenseren met een compensatiewoning. In de vorige paragraaf zijn voorbeelden gegeven van projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. De omvang van dit plan is veel kleiner dan deze voorbeelden. Echter zijn in de nabije omgeving van de compensatiewoning meerdere inrichtingen aanwezig waarbij er uitstoot van fijnstof plaatsvindt.

Gelet op de ligging van het plangebied ten opzichte van deze inrichtingen is door BJZ.nu een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd. Het volledige rapport is in Bijlage 4 te vinden. De emissie van fijnstof door de omliggende veehouderijen is achterhaald door middel van betreffende milieudossiers en vastgestelde emissiefactoren. Met een model is de immissie op het plangebied berekend. Het onderzoek is uitgevoerd conform de regels uit het Bkl en de Omgevingsregeling met bijbehorende bijlagen. Uit dit onderzoek blijkt dat er voldaan wordt aan de normen vanuit het Bkl.

4.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.

4.4 Geur

4.4.1 Wettelijk kader

De instructieregels van het Bkl voor geur zijn gericht op geurgevoelige gebouwen. In de aanwijzing van geurgevoelige gebouwen is de functie bepalend. Hierbij kan gedacht worden aan wonen, onderwijs of zorg.

Geurnormen voor het houden van dieren bestaan voor sommige diersoorten uit afstanden en voor sommige diersoorten uit geurwaarden. Deze normen staan in het Omgevingsplan (paragraaf 22.3.6). De geurnormen beogen mede een omgekeerde werking te hebben. De normen dienen niet alleen als toetsingskader voor milieuvergunningen, maar geven ook aan welke geurbelasting de gemeente aanvaardbaar vindt op het platteland.

4.4.2 Situatie plangebied

In de omgeving van de compensatiewoning zijn verschillende veehouderijen aanwezig. Er is onderzoek gedaan naar de mogelijke geurbelasting van deze veehouderijen. In Bijlage 5 is dit onderzoek opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat aan de afstanden voor diersoorten met een afstandseis wordt voldaan. Ook wordt voldaan aan de norm voor diersoorten met een geurwaarde. De voorgrondgeurbelasting is 2,5 OUE/M3 en de achtergrondbelasting is 6,06 OUE/M3. Dit is ruimschoots onder de norm van 14 OUE/M3.

Ter plaatse is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omgekeerd worden de veehouderijen door de toevoeging van de compensatiewoning niet belemmerd. De toe te voegen woning is niet maatgevend voor de veehouderijen, omdat er nog andere woningen liggen tussen het plangebied en de veehouderijen.

4.4.3 Conclusie

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor dit plan.

4.5 Trillingen

4.5.1 Wettelijk kader

Het omgevingsaspect trillingen is geregeld in paragraaf 22.3.5 van het omgevingsplan. Daarin worden regels gesteld aan trillingen in een trillinggevoelige ruimte van een trillinggevoelig gebouw. Er gelden maximale waarden voor continue trillingen en voor herhaald voorkomende trillingen. De maximale waarden zijn opgenomen in de tabellen in artikel 22.88 van het omgevingsplan en 5.87a van het Bkl.

4.5.2 Situatie plangebied

Op basis van de Handreiking nieuwbouw en spoortrillingen is het onderzoeksgebied in beginsel 100 meter. Het plangebied ligt op ongeveer 4,1 km van een spoorlijn. Hiermee is aannemelijk dat het trillingsniveau niet boven de streefwaarde uitkomt.

4.5.3 Conclusie

Vanuit het aspect trillingen is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.6 Licht

4.6.1 Wettelijk kader

Licht kan wenselijk zijn of juist hinderlijk. Vanuit gezondheidsoogpunt is het belangrijk dat er voldoende daglicht in bouwwerken komt. Dit heet daglichttoetreding. In het Bbl staan regels voor voldoende daglicht in bouwwerken (nieuwbouw). Deze verschillen per gebruiksfunctie en soort ruimte.

Kunstlicht kan leiden tot diverse vormen van lichthinder. Kunstlicht komt van (autosnel)wegen, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, glastuinbouw en sportterreinen. De provincie heeft voor sommige gebieden 'donkerte' als waarde bepaald.

4.6.2 Situatie plangebied

Bij de vergunningaanvraag voor de bouw van de compensatiewoning zal getoetst worden aan de regels over de daglichttoetreding en bezonning. Er zal naar verwachting per saldo geen toename zijn van lichthinder in het landelijk gebied. Het bebouwingscluster bij de Korte Slagenweg 6/De Haarweg 21 blijft compact en er wordt meer bebouwing gesloopt dan terug gebouwd.

4.6.3 Conclusie

Vanuit het aspect licht is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Hoofdstuk 5 Bescherming Van De Waterbelangen

5.1 Algemeen

Nederland is een waterland. De opgaven op het terrein van water zijn groot en worden in de toekomst alleen maar groter. Om ons land ook voor de komende generaties veilig, aantrekkelijk en leefbaar te houden, is het Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) ontwikkeld. Dit NWP beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen.

De provincie houdt toezicht op de waterschappen en is verantwoordelijk voor veilig drinkwater. Ook zorgt zij voor de plannen voor waterbeheer in de regio. Ook is de provincie verantwoordelijk voor vergunningverlening voor drinkwaterwinning. De ambities zijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving.

De waterschappen beheren water en waterkeringen (dijken) en zuiveren afvalwater. Ook zorgen zij voor de kleine waardevolle wateren, zoals vennen en bronnetjes. Voor grotere rivieren, meren en kanalen en grondwaters bestaat de Europese Kaderrichtlijn. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben de waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen het waterschap wil nemen.

Bij nieuwe plannen dient rekening te worden gehouden met de waterhuishoudkundige situatie. Dit houdt in dat de gevolgen van het plan op de waterbelangen beschreven moeten worden. Een belangrijk instrument hierbij is de watertoets. De waterbelangen en waterhuishoudkundige doelstellingen worden hierbij afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen gaan over zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

5.2 Watertoets

Voor dit plan is gebruikt gemaakt van de digitale watertoets. Hierdoor wordt ook het betrokken waterschap geïnformeerd. In dit geval is dat het waterschap Vechtstromen. De beantwoording van de vragen heeft geleid tot de 'korte procedure'. Hierbij is de standaard waterparagraaf van toepassing. In Bijlage 6 is het resultaat van de watertoets opgenomen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

Het plan heeft een geringe invloed op de waterhuishouding:

  • Hemelwater: het regenwater zal worden afgevoerd in de tuin rondom de compensatiewoning. Deze is van voldoende omvang om het regenwater op te vangen.
  • Afvalwater: de nieuwe woning zal op het bestaande riool worden aangesloten.
  • Oppervlaktewater: er is geen sprake van openwater binnen het plangebied. Dit is dus verder niet van toepassing.
  • Wateroverlast en bebouwing: bij de bouw van de woning wordt rekening gehouden met de eisen om eventueel wateroverlast tegen te gaan. Denk aan hoogteverschillen tussen de vloeren en grondwaterstanden.
  • Waterkwaliteit: Er worden tijdens de bouw- en gebruiksfase geen materialen gebruikt die de waterkwaliteit verminderen.

5.3 Conclusie

Het initiatief is niet in strijd met de waterbelangen.

Hoofdstuk 6 Waarborgen Van De Veiligheid

6.1 Wettelijk Kader

Bij een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet ook gekeken worden naar de gevolgen van rampen. Daarvoor zijn in het Bkl risicobronnen aangewezen. Het gaat om:

  • Activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven. Dit zijn verschillende milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving.
  • Het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor).
  • Buisleidingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving.
  • Windturbines die zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Besluit activiteit leefomgeving.

Deze risicobronnen hebben aandachtsgebieden. Ze zijn digitaal te raadplegen in het Register Externe Veiligheid. Binnen een aandachtsgebied worden bij voorkeur geen kwetsbare gebouwen of locaties gerealiseerd. En ook geen beperkt kwetsbare gebouwen of locaties of zeer kwetsbare gebouwen. Soms kan dat toch, bijvoorbeeld als er extra maatregelen worden getroffen die worden vastgelegd in voorschriftengebieden. Denk bijvoorbeeld aan extra bouweisen.

6.2 Situatie Plangebied

De risico's ten aanzien van externe veiligheid zijn in te zien in onderstaande afbeelding. Het plangebied van de compensatiewoning aan de Haarweg 21b is aangegeven met de roze cirkel. Op de Kromhofsweg 6 wordt enkel een oude schuur gesloopt en veranderd er verder niets op het gebied van kwetsbare gebouwen of locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0015.png"
Afbeelding 6.1: Risico's externe veiligheid (Bron: ev-signaleringskaart.nl)

Binnen het plangebied zijn geen buisleidingen of andere risicobronnen aanwezig. Op circa 589 meter ten zuidwesten ligt het brandaandachtsgebied van een aardgasleiding. En op circa 603 meter ten noordoosten is een mestvergisting aanwezig. Het plangebied ligt het niet in een aandachtsgebied of veiligheidszone van deze bronnen.

6.3 Conclusie

Vanuit het aspect externe veiligheid is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Hoofdstuk 7 Bescherming Van Landschappelijke En Stedenbouwkundige Waarden En Cultureel Erfgoed

7.1 Cultureel Erfgoed

7.1.1 Wettelijk kader

Bij het beschermen van cultureel erfgoed moet de gemeente rekening houden met bepaalde uitgangspunten. In artikel 5.130 lid 2 Bkl staan instructieregels voor de gemeente. Deze gaan over:

  • beschadiging of sloop van beschermde monumenten of archeologische monumenten;
  • verplaatsing van beschermde monumenten;
  • gebruik van monumenten ter voorkoming van leegstand;
  • aantasting van de omgeving van een beschermd monument;
  • aantasting van karakteristieke stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen;
  • in stand houden van archeologische monumenten.

De aspecten cultuurhistorie (monumenten) en archeologie worden hierna uitgewerkt.

7.1.2 Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

7.1.3 Archeologie

In de Erfgoedwet staat een archeologische zorgplicht wanneer de bodem wordt verstoord. Er is dan onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden.

7.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

7.2.1 Wettelijk kader

De Ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van leegstand. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt beoordeeld of er echt behoefte aan is. En of de ontwikkeling binnen het stedelijk gebied kan. De ladder is beleidsneutraal overgezet naar het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De instructieregel in artikel 5.129g Bkl regelt dat bij een wijziging van het omgevingsplan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling het toepassen van de ladder is vereist.

Voor de toetsing aan de ladder is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de volgende begrippen:

  • 'bestaand stedelijk gebied' is 'het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
  • Een 'stedelijke ontwikkeling' is de 'ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandelsvoorziening of een andere stedelijke voorziening die voldoende substantieel is'.

Artikel 5.129g Bkl legt geen grens vast wat 'voldoende substantieel' is. In uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn wel lijnen uitgezet. Er is een overzichtsuitspraak (ECLI:NL:RVS:2017:1724) over de Ladder. De Afdeling geeft hierin geen harde ondergrenzen, maar stelt wel 'in beginsel' grenzen.

7.2.2 Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking

Uit de overzichtsuitspraak (ABRvS 28 juni 2017 ECLI:NL:RVS:2017:1724, 201608869/1/R3) blijkt dat het realiseren van 11 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.

In het plan is sprake van het toevoegen van één compensatiewoning. Daarnaast behouden de bestaande woningen hun reguliere woonfunctie. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet van toepassing.

7.3 Landschappelijke Waarden

7.3.1 Wettelijk kader

Voor de bescherming van het landschap geldt het Europees landschapsverdrag. Dit verdrag erkent dat landschappen een onderdeel zijn van de fysieke leefomgeving. In artikel 1.2 lid 1 sub g Omgevingswet staat dat 'landschappen' een onderdeel zijn van het fysieke leefomgeving. Het landschapsbeleid kan door Rijk, provincie of gemeente in een omgevingsvisie zijn vastgelegd. De gemeente Hardenberg heeft dit gedaan middels de Landschap Identiteits Kaarten.

7.3.2 LIK (Landschap Identiteit Kaart)

De gemeente heeft voor het gebied een Landschap-Identiteit-Kaart (LIK) gemaakt. In de LIK wordt de identiteit van het gebied bepaald. Op deze wijze wil de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van het gebied versterken.

In dit geval ligt de Kromhofsweg 6 in het 'Open veenontginningslandschap' van de LIK Dedemsvaart zuid, Rheezerveen en Heemserveen. De Haarweg 21b ligt eveneens in het 'Open veenontginningslandschap'. Maar dan van de LIK Slagharen, De Krim, Oud Lutten.

De gemeente wil regie voeren op de ontwikkeling van het landelijk gebied. De identiteit van het gebied komt voort uit de ontstaansgeschiedenis en de daarmee samenhangende landschapstypen. In de LIK is daarom een onderscheid gemaakt tussen de verschillende landschapstypen die in het gebied voorkomen. Vervolgens is voor het gebied een overzicht gemaakt met de waardevolle en storende kenmerken. Er is ook een visie (wensbeeld) op de toekomstige ontwikkelingen gegeven.

7.3.3 Toetsing aan het LIK

Er is een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door het treffen van landschapsmaatregelen. Voor het bepalen van de landschapsmaatregelen is een ruimtelijke kwaliteitsplan (Bijlage 1) opgesteld. De landschappelijke kenmerkende waarden van het Open veenontginningslandschap zijn als uitgangspunt genomen. De landschapsmaatregelen bestaan uit het aanplanten van gebiedseigen beplanting ter plaatse van de erven. De LIK is gekoppeld aan de regels ter bescherming van de landschappelijke kenmerkende waarden. Hiermee is het plan in overeenstemming.

7.4 Ruimtelijke Kwaliteit En Welstand

Het is wenselijk dat bouwplannen voor gebouwen van goede kwaliteit zijn. En dat ze passen in het bebouwingsbeeld. Er zijn twee welstandsnota's, een voor de stads- en dorpskernen en een voor het buitengebied. Voor het buitengebied is dat de 'Welstandsnota Buitengebied'. Deze nota is vastgesteld op 3 december 2013. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente. Daarom is deze van toepassing.

7.4.1 Welstandsnota Buitengebied

Voor Hardenberg zijn drie gebieden te onderscheiden op basis van de gebiedskarakteristieken. In onderstaande afbeelding zijn de grootste verschillen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000TAM0009-VG01_0016.png"
Afbeelding 7.1: Uitsnede welstandsgebieden (Bron: Gemeente Hardenberg)

De gemeente onderscheidt per gebied drie niveaus van welstand.

  • Niveau 0 (laag): geen eisen op het gebied van welstand.
  • Niveau 1 (midden): specifieke ambitie voor de beeldkwaliteit. Gericht op het behoud van belangrijkste gebiedskenmerken van architectonische of landschappelijke aard.
  • Niveau 2 (hoog): hoge ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit. Bij gebieden en/of locaties met een hoge architectonische en landschappelijke waarde.

7.4.2 Toetsing aan de Welstandsnota

Het gebied ligt in het Veen-ontginningslandschap. En heeft niveau 1 voor de welstand. Bij de inrichting van het erf is rekening gehouden met de positie van de bebouwing op het erf. In het ruimtelijk kwaliteitsplan (Bijlage 1) is hier nader op ingegaan. Zo wordt het erf open, met behoud van de schoonheid van de moderne landbouw. De aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woning moet voldoen aan de welstandscriteria in de welstandsnota.

Hoofdstuk 8 Natuurbescherming

8.1 Algemeen

De natuur maakt onderdeel uit van de fysieke leefomgeving. Bij natuurbescherming gaat het om de bescherming van gebieden en de bescherming van soorten. In dit hoofdstuk komt aan de orde hoe dit plan rekening houdt met de bescherming hiervan.

8.2 Gebiedsbescherming

8.2.1 Natura 2000-gebieden

8.2.2 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

8.2.3 Conclusie

Dit plan leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden.

8.3 Soortenbescherming

8.3.1 Wettelijk kader

Onder de Omgevingswet zijn veel dier- en plantsoorten beschermd. Sommige activiteiten kunnen gevolgen hebben voor dieren en planten in het wild. Dit zijn flora- en fauna-activiteiten. Bij een activiteit is het nodig om te controleren of er soorten aanwezig zijn en welke soorten dit zijn. Er zijn maar weinig activiteiten waarbij vooraf al is uit te sluiten dat ze een flora- en fauna-activiteit tot gevolg hebben. Hoofdstuk 11 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) bepaalt wanneer een vergunning nodig is.

8.3.2 Situatie plangebied

Op beide locaties is een Quickscan Flora en Fauna uitgevoerd. Aan de Kromhofsweg 6 worden, wanneer gesloopt buiten het broedseizoen, geen werkzaamheden uitgevoerd die schadelijk zijn voor flora en fauna in het kader van de Omgevingswet. Er is wel een vogelnestkolonie aanwezig nabij de te slopen schuur. Het volledig rapport is als Bijlage 7 bij de motivering bijgevoegd.

Voor werkzaamheden met schadelijke effecten op broedvogels wordt veelal geen ontheffing verleend, omdat het uitvoeren van de werkzaamheden buiten het broedseizoen over het algemeen een goed alternatief is. In het kader van de Omgevingswet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, omdat deze per soort en vaak per jaar kan verschillen. Er wordt daarom geadviseerd om de sloopwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.

Voor het plangebied aan De Haarweg is het rapport als Bijlage 8 bijgevoegd. Op deze locatie zijn op het gebied van flora, vleermuizen, vogels en overige soorten geen schadelijke handelingen flora en fauna activiteit in het kader van de Omgevingswet. Voor zoogdieren is er wel sprake van mogelijke schadelijke handelingen flora en fauna activiteit in het kader van de Omgevingswet. Potentiële holen waar kleine marters gebruik van zou kunnen maken zijn waargenomen bij de schuur met houten wanden en pannendak. Een nader onderzoek naar marterachtigen is daarom uitgevoerd. Deze is als Bijlage 9 bijgevoegd. In dit onderzoek zijn waarnemingen gedaan van marterachtigen. Het is aannemelijk dat marterachtigen gebruikmaken van het plangebied. Een vergunning schadelijke handelingen flora en fauna activiteit is inmiddels aangevraag bij de provincie.

8.3.3 Conclusie

Dit plan leidt, wanneer buiten het broedseizoen wordt gesloopt en wanneer de vergunning met betrekking tot marterachtingen door de provincie is verleend, niet tot negatieve effecten op beschermde soorten.

8.4 Conclusie Natuurbescherming

Het plan leidt vooralsnog niet tot negatieve effecten op de natuur. De sloopwerkzaamheden zullen buiten het broeidseizoen plaatsvinden en de vergunning schadelijke handelingen flora en fauna activiteit is inmiddels aangevraag bij de provincie.

Hoofdstuk 9 Behouden Van De Staat En Werking Van Infrastructuur En Voorzieningen

9.1 Beperkingengebieden

9.1.1 Algemeen

Een beperkingengebiedactiviteit is een activiteit die de functie van een maatschappelijk belangrijk werk of object kan verstoren. Dit zijn bijvoorbeeld wegen, spoorwegen, luchthavens en waterstaatswerken (rivieren etc.). Voorbeelden van beperkingengebiedactiviteiten zijn het plaatsen van een reclamebord naast een snelweg of het bouwen op een zeedijk. Om de functie van het werk of object te beschermen, gelden er beperkingen in een aangewezen gebied daaromheen. Het bevoegd gezag wijst dat gebied op kaart aan. De beperkingen gelden voor activiteiten in dit gebied (het beperkingengebied).

9.1.2 Situatie plangebied

Het plangebied van de compensatiewoning wordt aan de noordzijde begrensd door De Haarweg. Deze weg heeft geen beperkingsgebied. Het plangebied ligt daarmee niet binnen een beperkingsgebied. Voor de overige locaties geldt dat er enkel sloopwerkzaamheden plaatsvinden.

9.1.3 Conclusie

Het plangebied ligt niet binnen een beperkingsgebied.

9.2 Kabels En Leidingen

9.2.1 Algemeen

Ondergrondse kabels en leidingen zijn belangrijk voor het transport van data, elektriciteit en stoffen zoals gas en water. Sommige ondergrondse (hoogspannings)leidingen kunnen een risico opleveren voor de omgeving.

9.2.2 Situatie plangebied

In Hoofdstuk 6 is al ingegaan op mogelijke buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Hieruit blijkt dat er geen buisleidingen aanwezig zijn. Daarnaast zal voorafgaand aan de bouw van de woningen een Klic-melding worden gedaan. Hiermee wordt voorkomen dat kabels en leidingen tijdens de bouw van de woningen worden beïnvloed.

9.2.3 Conclusie

Het plangebied heeft in deze fase geen nadelige gevolgen op de kabels en leidingen.

Hoofdstuk 10 Milieueffectrapportage

10.1 Wettelijk Kader

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) brengt het effect van een project op het milieu in beeld. De regelgeving voor de m.e.r. is te vinden in afdeling 16.4 van de Omgevingswet (Ow) en in hoofdstuk 11 en bijlage V bij het Omgevingsbesluit (Ob). Aan de hand van bijlage V van het Ob kan worden bepaald of een plan mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig is. In deze bijlage is een tabel opgenomen met vier kolommen. In kolom 1 staan de projecten opgesomd. In kolom 2 zijn de gevallen genoemd waarin een project-mer verplicht is. In kolom 3 staan de gevallen genoemd waarin de project-mer-beoordelingsplicht geldt. Kolom 4 bevat tot slot de besluiten die betrekking hebben op de projecten waarvoor de project-mer-(beoordelings)plicht geldt.

10.2 Situatie Plangebied

Het plan gaat uit van de sloop van bebouwing. In dit geval wordt er 1.341 m2 aan de Kromhofsweg en 816,5 m2 aan De Haarweg 21b gesloopt. Ter compensatie wordt er een nieuwe woning aan de Haarweg 21b gebouwd. Op basis van kolom 1 van bijlage V Ob valt dit onder een 'stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen' (J11).

Beoordeeld moet worden of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Als dat het geval is moet een milieueffectrapport worden gemaakt. Of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben moet worden beoordeeld aan de hand van de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn, dat wil zeggen: de kenmerken van het project, de plaats van het project en de potentiële effecten.

Het project heeft geen aanzienlijke milieugevolgen vanwege:

  • de kenmerken van het project: het zijn reeds woonfuncties, waar oude agrarische schuren worden gesloopt en een compensatiewoning wordt gebouwd;
  • de plaats van het project: voormalig boerenerven;
  • het ontbreken van relevante potentiële effecten. Dit blijkt uit de vorige hoofdstukken 4 t/m 11 van deze motivering.

Er hoeft geen milieueffectrapport te worden gemaakt.

10.3 Conclusie

Dit plan brengt geen negatieve effecten op het milieu met zich mee. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet nodig.

Hoofdstuk 11 Uitvoerbaarheid

11.1 Economische Uitvoerbaarheid

Overheden zijn verplicht om de kosten van een ontwikkeling te verhalen. Het afsluiten van een overeenkomst tussen de initiatiefnemer en het bevoegd gezag heeft daarbij de voorkeur.

In dit geval is een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is verzekerd dat het risico op nadeelcompensatie voor rekening van de initiatiefnemer komt. De gemeentelijke kosten zijn hier ook in opgenomen. Het kostenverhaal voor de gemeente is hiermee volledig verzekerd.

11.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

11.2.1 Participatie

Participatie is een belangrijk aspect in de procedure van een ruimtelijke ontwikkeling. Een ontwikkeling heeft namelijk niet alleen invloed op de fysieke leefomgeving, maar ook op de mensen die daar wonen, werken en recreëren. Het is daarom van belang dat deze mensen in een vroeg stadium worden betrokken bij het initiatief.

In dit geval zijn de directe buren geïnformeerd door initiatiefnemer. Dit is gebeurd door hen de plannen te laten zien. Hiervan is een verslag gemaakt dat als Bijlage 10 bij deze motivering is bijgevoegd. De omliggende buren hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het voornemen.

11.2.2 Afstemming met andere bestuursorganen

Het waterschap is geïnformeerd, door het gebruiken van de watertoets.

Ook de provincie is geïnformeerd. Zij geven aan dat het initiatief past in het ruimtelijk beleid. En dat er geen belemmeringen zijn voor het plan in deze vorm.

11.2.3 Zienswijzen

Dit plan heeft vanaf 22 janaruari t/m 4 maart 2025 voor 6 weken als ontwerp ter inzage gelegen. In die periode zijn er geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 12 Evenwichtige Toedeling Van Functies Aan Locaties

Op basis van artikel 4.2 van de Omgevingswet bevat het omgevingsplan voor de hele gemeente de regels die nodig zijn voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In het Bkl staan de instructieregels voor de hoofdonderwerpen. Een omgevingsplan houdt in ieder geval voldoende rekening met onderstaande onderwerpen:

  • waarborgen van veiligheid;
  • beschermen van waterbelangen;
  • beschermen van gezondheid en milieu;
  • beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed;
  • het behoud van ruimte voor toekomstige functies;
  • het behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen;
  • het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen;

Deze onderwerpen zijn beoordeeld in hoofdstuk 3 tot en met hoofdstuk 10. Hieruit blijkt dat het plan met alle aspecten voldoende rekening houdt. Geconcludeerd wordt dat met deze wijziging van het omgevingsplan sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Bijlage 1 Bij Artikel 1.1 (Begripsbepalingen)

Bij Artikel 1 (Begripsbepalingen)

In dit 'TAM-omgevingsplan De Haarweg 21b Lutten en Kromhofsweg 6 Heemserveen' wordt verstaan onder:

  1. 1. aanbouw:

een bouwwerk dat is gebouwd aan een gebouw; het bouwwerk onderscheidt zich van een gebouw door de vorm en is architectonisch ondergeschikt;

  1. 2. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. 3. aaneengebouwd:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee of meerdere grondgebonden woningen;

  1. 4. TAM-omgevingsplan:

een wijziging van het omgevingsplan die technisch gezien loopt via www.ruimtelijkeplannen.nl in plaats van via de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen (LVBB).

  1. 5. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  1. 6. ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen windturbine zijnde;

  1. 7. archeologisch onderzoek:

een rapport als bedoeld in artikel 7.199 van de Omgevingsregeling;

  1. 8. archeologische (verwachtings)waarde:

de aan een gebied toegekende (verwachtings)waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, ten minste ouder dan 50 jaar;

  1. 9. bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  1. 10. bebouwingstypologie:

het type woning, zoals: vrijstaand, aaneengebouwd, tweekapper, gestapeld of gesplitst;

  1. 11. bed and breakfast:

het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt. Permanente bewoning van een bed and breakfast in een bijgebouw of bedrijfsgebouw is niet toegestaan;

  1. 12. Bestaand:
  1. a. het gebruik dat op het tijdstip het laatste besluit tot wijziging van het omgevingsplan op de betreffende locatie rechtens aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip rechtens aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende omgevingsplan, daaronder ook begrepen het overgangsrecht van het omgevingsplan, of een andere planologische toestemming;
  1. 13. bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;

  1. 14. bijgebouw:

een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

  1. 15. boerderijkamer:

(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf in kamers, al dan niet in combinatie met een dagverblijf.

  1. 16. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  1. 17. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. 18. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

  1. 19. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1. 20. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  1. 21. eenvoudige dagrecreatieve voorziening:

extensieve, kleinschalige vormen van vrijetijdsbesteding met een maximale duur van een dag, waarbij geen overnachting plaatsvindt;

  1. 22. erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

  1. 23. gebouw:

elk bouwwerk, met uitzondering van windturbines, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. 24. hoofdgebouw:

gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten voor die activiteit het belangrijkst is;

  1. 25. hoofdverblijf:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar constructie en inrichting geschikt is voor de permanente huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep personen;

  1. 26. huishouden:

persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;

  1. 27. internetwinkel:

specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

  1. 28. kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis:

het bedrijfs- of beroepsmatig leveren van diensten of producten, waaronder het houden van kantoor aan huis, dat door zijn beperkte omvang en ruimtelijke uitstraling naar de (directe) woonomgeving in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

  1. 29. landschapsontsierende bedrijfsgebouwen:

gebouwen die door de verschijningsvorm zoals blijkend uit goothoogte, nokhoogte, materiaalgebruik, bouwmassa en/of silhouet, visueel storend zijn in het landschapsbeeld; voor het gebied karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen vallen hier niet onder;

  1. 30. mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

  1. 31. nevenactiviteiten:

een activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens de bestemmingsomschrijving toegestane hoofdfunctie op het perceel;

  1. 32. overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak;

  1. 33. paardenbak:

een onverhard en omheind terrein, niet overdekt en met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

  1. 34. peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  1. 35. ruimtelijke kwaliteit:

het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is;

  1. 36. ruimtelijk kwaliteitsplan:

een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;

voor het bepalen van de sterke gebiedskenmerken moet gebruik gemaakt worden van de tabellen in de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), waarin de sterke gebiedskenmerken per (deel)gebied zijn beschreven; de LIK's maken als bijlage onderdeel uit van de regels;

  1. 37. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  1. 38. statische opslag:

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoen)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

  1. 39. (ver)bouwen:

het bouwen, herbouwen, verbouwen danwel uitbreiden van een gebouw;

  1. 40. vloeroppervlakte:

de netto vloeroppervlakte van een ruimte of gebouw gemeten op vloerniveau tussen de bouwmuren;

  1. 41. voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;

  1. 42. voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel van het hoofdgebouw, tot aan de perceelsgrenzen;

  1. 43. vrijstaand:

op zichzelf staand, niet aan iets anders vastgebouwd;

  1. 44. waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

  1. 45. waterpeil:

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater;

  1. 46. windturbine:

een door de wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen;

  1. 47. wonen:

activiteit inhoudende de bewoning van een woning;

  1. 48. woning:

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

  1. 49. zonnecollectoren:

collectoren voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking;

Bijlage 2 Bij Artikel 5.2 (Lijst Toegestane Kleinschalige Bedrijfsactiviteiten)

Bij artikel 5.2 (Lijst toegestane kleinschalige bedrijfsactiviteiten)

  • Kantoren / dienstverlening (waaronder banken, verzekeringsorganisaties, verhuur van onroerend goed, handelsbemiddeling, reisorganisaties en hondentrimsalons)
  • Telecommunicatiebedrijven, computerservice- en informatietechnologiebureau's
  • Uitgeverijen, drukkerijen en kopieerinrichtingen
  • Grafische afwerking, reproductiebedrijven opgenomen pedia, foto en filmontwikkeling
  • Studio's (film, TV, radio, geluid)
  • Wetenschappelijk onderzoek en opleiding/onderwijs
  • Reparatie van kantoormachines en computers
  • Reparatie ten behoeve van particulieren (excl. motorvoertuigen, vaartuigen en caravans)
  • Ateliers
  • Meubelstoffering
  • Schoonheidssalons
  • Plantsoendiensten en hoveniersbedrijven
  • Uitvaartcentra
  • Bed & breakfasts
  • Gasouderopvang (kinderopvang t/m 6 kinderen)
  • Internetwinkels

Bijlage 3 Bodemonderzoek De Korte Slagenweg 6 Te Lutten

Bijlage 3 Bodemonderzoek De Korte Slagenweg 6 te Lutten

Bijlage 4 Nader Onderzoek Marterachtigen Korte Slagenweg 6

Bijlage 4 Nader onderzoek Marterachtigen Korte Slagenweg 6

Bijlage 5 Sloopopgave

Bijlage 5 Sloopopgave

Bijlage 6 Ruimtelijk Kwaliteitsplan

Bijlage 6 Ruimtelijk kwaliteitsplan

Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan

Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 5 Onderzoek Geurhinder En Veehouderij

Bijlage 5 Onderzoek geurhinder en veehouderij

Bijlage 6 Watertoetsresultaat

Bijlage 6 Watertoetsresultaat

Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna Kromhofsweg 6

Bijlage 7 Quickscan flora en fauna Kromhofsweg 6

Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna Korte Slagenweg 6 / De Haarweg 21b

Bijlage 8 Quickscan flora en fauna Korte Slagenweg 6 / De Haarweg 21b

Bijlage 9 Marteronderzoek Korte Slagenweg 6 Lutten

Bijlage 9 Marteronderzoek Korte Slagenweg 6 Lutten

Bijlage 10 Participatieverslag

Bijlage 10 Participatieverslag