Beheersverordening Gramsbergen
Beheersverordening - gemeente Hardenberg
Vastgesteld op 23-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
de Gramsbergen van de gemeente Hardenberg;
1.2 beheersverordening:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.BV00005-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis gebonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 appartementen:
boven, dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen (niet zijnde halfvrijstaande woningen dan wel woningen in gesloten bebouwing), waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau gewaarborgd is;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
een in de beheersverordening aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.10 bed and breakfastvoorziening:
het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt;
1.11 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, van wie de huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.12 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.13 bestaand:
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw:
een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 bruto vloeroppervlakte:
de oppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;
1.24 carport:
een geheel of gedeeltelijk overdekte opstelplaats voor een auto welke ten minste aan twee zijden open is;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor de verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van detailhandel in auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
1.27 dienstverlening:
het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 gebruik:
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;
1.31 horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.32 huishouden:
één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;
1.33 internetwinkel:
specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;
1.34 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.35 motorrijtuig:
voertuigen voorzien van een motor bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen;
1.36 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.37 opslag:
het opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen, niet zijnde tijdelijke opslag;
1.38 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.39 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in de beheersverordening toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.40 rooilijn:
de als zodanig vanwege burgemeester en wethouders in het terrein langs de wegzijde of voetpad aan te geven lijn, welke:
- 1. bij het ontbreken van bestaande bebouwing zoveel mogelijk op een gelijkmatige afstand evenwijdig aan de as van de weg of het voetpad is gelegen; de daarbij aan te houden gelijkmatige afstand wordt gemeten uit de kant van de weg en bedraagt ten minste 3 m, tenzij in het plan anders is aangegeven;
- 2. bij bestaande bebouwing zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de weg gekeerde gevels van die bebouwing, tenzij in het plan anders is aangegeven;
1.41 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.42 supermarkt:
een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak;
1.43 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;
1.44 waterpeil:
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar N.A.P. op het moment van aanvraag van de vergunning. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater;
1.45 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.46 zorgwoning:
complex van ruimten, bedoeld voor een specifieke doelgroep die zorg behoeven.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische cultuurgrond;
- b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water.
3.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van openbaar nutsvoorzieningen of verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- 2. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
- b. bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- c. bestaande bedrijven, uitsluitend in de bestaande omvang, voor zover deze niet vallen onder a en b;
- d. wonen, met dien verstande dat het aantal dienstwoningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
en tevens voor:
- e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. water.
Onder bedrijfsactiviteiten is niet begrepen:
- detailhandel anders dan detailhandel die is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf en ondergeschikt is aan het bedrijf, niet zijnde detailhandel in volumineuze goederen of in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;
- het vervaardigen en/of de opslag van vuurwerk, anders dan ten behoeve van consumentenverkoop;
- risicovolle inrichtingen, met uitzondering van het verkooppunt motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', met dien verstande dat het vulpunt ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' niet mag worden verplaatst;
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
- m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen, anders dan bestaande bedrijven als bedoeld in lid 4.1 sub c.
4.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen en overkappingen mogen de rooilijn niet overschrijden;
- 2. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot die perceelgrens voor zover deze minder bedraagt;
- 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 115% van de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw op het bouwperceel;
- 4. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dat meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeervoorzieningen;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.2, sub a, onder 2:
met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen, dan wel indien er reeds bestaande gebouwen worden vervangen, ook binnen deze afstand mag worden gebouwd;
- b. lid 4.2, sub a, onder 3:
voor het verhogen van de toegestane bouwhoogte met maximaal 15%;
- c. lid 4.2, sub a, onder 4:
voor het verhogen van het bebouwingspercentage met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
- d. lid 4.2, sub c:
tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- 1. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw;
- 2. detailhandel anders dan de detailhandel als genoemd in de bestemmingsomschrijving.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met dien verstande dat het aantal (dienst)woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal per bouwperceel;
- b. detailhandel;
- c. dienstverlening;
- d. religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg of zorg en opvang voor andere doelgroepen en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening, alsook ondergeschikte horeca;
- e. bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
- f. bestaande bedrijven, uitsluitend in de bestaande omvang, voor zover deze niet vallen onder e;
- g. horeca, ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat hieronder uitsluitend de bestaande horecavorm en de daarmee naar de aard en invloed op de omgeving vergelijkbare vormen, dan wel vormen die minder invloed hebben op de omgeving zijn begrepen;
en tevens voor:
- h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- i. openbare nutsvoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. speelvoorzieningen;
- m. water.
Onder detailhandel en bedrijfsactiviteiten is niet begrepen:
- het vervaardigen en/of de opslag van vuurwerk, anders dan ten behoeve van consumentenverkoop;
- risicovolle inrichtingen;
- geluidzoneringsplichtige inrichtingen op grond van de Wet geluidhinder;
- m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige inrichtingen, anders dan bestaande bedrijven als bedoeld in lid 5.1, sub f.
- detailhandel in volumineuze goederen, dan wel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen.
5.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen en overkappingen mogen de rooilijn niet overschrijden;
- 2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw op het bouwperceel;
- 3. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 70% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dat meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende functies of gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 5.2, sub a, onder 2:
voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%;
- b. lid 5.2, sub c:
tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 5.1 en lid 5.4:
- 1. voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 en 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
- 2. voor het toestaan van bedrijven genoemd in categorie 3.1 van de Staat van bedrijven, die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met categorie 2 kunnen worden gelijkgesteld.
- b. lid 5.1 onder a en 5.4:
voor het vergroten van het aantal woningen indien dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid of er aanleiding is om het aantal woningen in een pand te wijzigen/verhogen vanwege andere marktomstandigheden en/of het voorkomen van leegstand, met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
en tevens voor:
- b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water.
Onder detailhandel is niet begrepen:
- detailhandel in volumineuze goederen of in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;
- supermarkten.
6.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen en overkappingen mogen de rooilijn niet overschrijden;
- 2. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot die perceelgrens voor zover deze minder bedraagt;
- 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 115% van de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw op het bouwperceel;
- 4. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dat meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeervoorzieningen;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.2, sub a, onder 2:
met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen, dan wel indien er reeds bestaande gebouwen worden vervangen, ook binnen deze afstand mag worden gebouwd;
- b. lid 6.2, sub a, onder 3:
voor het verhogen van de toegestane bouwhoogte met maximaal 15%;
- c. lid 6.2, sub a, onder 4:
voor het verhogen van het bebouwingspercentage met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
- d. lid 6.2, sub c:
tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. water;
- c. openbare nutsvoorzieningen;
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. fiets- en voetpaden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie'.
Onder dagrecreatieve voorzieningen zijn (zwem- en water)sportvoorzieningen en spelvoorzieningen begrepen. Onder dagrecreatieve voorzieningen is geen kampeerterrein begrepen.
7.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' gelden de volgende regels:
- 1. uitsluitend bestaande gebouwen zijn toegestaan, waarbij de oppervlakte van het bestaande gebouw met ten hoogste 25% mag worden uitgebreid;
- 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 115% van de bestaande goot- en bouwhoogte.
- b. Voor het bouwen van overige gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van openbaar nut of verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- 2. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1 m;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca, met dien verstande dat hieronder uitsluitend de bestaande horecavorm en de daarmee naar de aard en invloed op de omgeving vergelijkbare vormen, dan wel vormen die minder invloed hebben op de omgeving zijn begrepen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wonen, met dien verstande dat het aantal dienstwoningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
- c. bierbrouwerij;
- d. productiegebonden detailhandel;
en tevens voor:
- e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. water.
8.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen en overkappingen mogen de rooilijn niet overschrijden;
- 2. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot die perceelgrens voor zover deze minder bedraagt;
- 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 115% van de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw op het bouwperceel;
- 4. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dat meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeervoorzieningen;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 8.2, sub a, onder 2:
met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen, dan wel indien er reeds bestaande gebouwen worden vervangen, ook binnen deze afstand mag worden gebouwd;
- b. lid 8.2, sub a, onder 3:
voor het verhogen van de toegestane bouwhoogte met maximaal 15%;
- c. lid 8.2, sub a, onder 4:
voor het verhogen van het bebouwingspercentage met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
- d. lid 8.2, sub c:
tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- 1. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw;
- 2. detailhandel anders dan de detailhandel als genoemd in de bestemmingsomschrijving.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Zorgfuncties bij het wonen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1 voor het wonen in groepsverband voor speciale doelgroepen, zoals hulpbehoevenden met daarbij behorende speciale woon-zorgfuncties, met dien verstande dat de vestiging geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden, dan wel de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven zal opleveren. De aanvraag om een omgevingsvergunning dient in te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. educatieve, sociaal-medische, sociaal culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van de voorzieningen;
- b. wonen ten behoeve van de maatschappelijke functie, met dien verstande dat het aantal dienstwoningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
- c. wonen in appartementen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat het aantal appartementen niet meer bedraagt dan zes;
en tevens voor:
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. water.
9.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen en overkappingen mogen de rooilijn niet overschrijden;
- 2. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot die perceelgrens voor zover deze minder bedraagt;
- 3. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw op het bouwperceel;
- 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de hier aangegeven bouwhoogte;
- 5. in afwijking van het bepaalde onder 3 bedragen de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' ten hoogste de hier aangegeven goot- en bouwhoogte;
- 6. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
- 7. ter plaatse van de aanduiding 'minimale dakhelling' mag de dakhelling niet minde r bedragen dan de daar aangeduide minimum dakhelling.
- b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeervoorzieningen;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. a. lid 9.2, sub a, onder 2:
met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen, dan wel indien er reeds bestaande gebouwen worden vervangen, ook binnen deze afstand mag worden gebouwd;
- b. lid 9.2, sub a, onder 3:
voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%;
- c. lid 9.2, sub a, onder 6:
voor het verhogen van het bebouwingspercentage met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
- d. lid 9.2, sub c:
tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.
Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'maatschappelijk - begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaats;
en tevens voor:
- b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water.
10.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2;
- 2. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeervoorzieningen;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2, sub c:
tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiepark met bijbehorende voorzieningen;
- b. beheersvoorzieningen;
- c. wonen ten behoeve van de recreatieve functie, met dien verstande dat het aantal dienstwoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
en tevens voor:
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. water.
11.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van beheersvoorzieningen geldt dat de oppervlakte van de bestaande gebouwen met niet meer dan 50% mag worden uitgebreid en dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw;
- 2. voor de bouw van recreatiewoningen geldt dat:
- de inhoud per recreatiewoning niet meer bedraagt dan 250 m3;
- de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen minimaal 5 m, dan wel de onderlinge afstand tussen de bestaande gebouwen indien deze minder bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw;
- het aantal recreatiewoningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal;
- 3. voor het bouwen van dienstwoningen geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan het bestaande oppervlak en de goot- en bouwhoogte niet meer dan 115% van de bestaande goot- en bouwhoogte.
- b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 12 m;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeervoorzieningen;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub c:
tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.
Artikel 12 Sport
De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterrein en sportvoorzieningen;
- b. beheersvoorzieningen;
en tevens voor:
- c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. water.
In de bestemming is aan de sport ondergeschikte en gebonden horeca in de vorm van sportkantines toegestaan.
12.1 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. voor het bouwen van gebouwen geldt dat de oppervlakte van de bestaande gebouwen met niet meer dan 50% mag worden uitgebreid, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 5 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 12 m;
- 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.
12.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeervoorzieningen;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2, sub c:
tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor doorgaand verkeer;
- b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- c. fiets- en voetpaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water;
- g. openbare nutsvoorzieningen.
Van de wegen bedraagt het aantal rijstroken met uitzondering van opstelstroken niet meer dan het bestaande aantal.
13.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van openbaar nut of verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- 2. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling, niet meer dan 3 m bedraagt.
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer - railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. personen- en goederenverkeer per rail;
- b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- c. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat hieronder uitsluitend de bestaande horecavorm en de daarmee naar de aard en invloed op de omgeving vergelijkbare vormen, dan wel vormen die minder invloed hebben op de omgeving zijn begrepen;
- d. wonen ten behoeve van de horecafunctie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- e. groenvoorzieningen;
- f. water;
- g. openbare nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van horeca gelden de volgende regels:
- 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- 2. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot die perceelgrens voor zover deze minder bedraagt;
- 3. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw op het bouwperceel;
- 4. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dat meer bedraagt;
- b. Voor het bouwen van overige gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. overige gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd ten behoeve van openbaar nut of verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- 2. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer, niet meer dan 10 m bedraagt.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. groenvoorzieningen en oeverstroken;
- c. openbare nutsvoorzieningen.
Onder het doel water is de functie van extensief recreatief medegebruik begrepen.
15.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen gebouwd ten behoeve van openbaar nut of verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- 2. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
Artikel 16 Woongebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met dien verstande dat het aantal woningen per bouwperceel niet meer dan het bestaande aantal bedraagt, dan wel niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangeduide aantal;
- b. zorgwoningen met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
- c. aan huis gebonden beroepen;
- d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. water;
en tevens voor:
- j. detailhandel, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangegeven met de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat hieronder niet is begrepen detailhandel in volumineuze goederen of brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;
- k. bedrijven en instellingen behorende tot de categorieën 1 tot en met 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, dan wel bestaande bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
- l. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening'.
16.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen mogen de rooilijn niet overschrijden;
- 2. de hoofdgebouwen dienen te worden geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de rooilijn met een diepte van:
- 20 m voor vrijstaande woningen;
- 15 m voor de overige woningen;
- 3. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot die perceelgrens voor zover deze minder bedraagt;
- 4. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de bestaande de goot- en bouwhoogte;
- 5. in afwijking van het bepaalde onder 5 bedragen de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – afwijkende hoogte' niet meer dan respectievelijk 3 m en 8 m;
- 6. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 60% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt;
- 7. in afwijking van het bepaalde onder 6 geldt:
- ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' dat het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt;
- ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf' en 'horeca' dat het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 40%, dan wel ten hoogste het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt;
- 8. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder c (regeling bijgebouwen).
- b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
- c. Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 m lager moet zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw en met dien verstande dat de bouwhoogte van bestaande bijgebouwen mag worden gehandhaafd indien deze meer bedraagt;
- 2. de goothoogte van een bijgebouw en de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goot-, dan wel bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
- 3. de bijgebouwen en overkappingen worden achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen minimaal 3 m, dan wel minimaal bestaande afstand indien deze minder is, achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
- 4. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen, die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 60 m²;
- 5. de onder 4 bepaalde oppervlakte is alleen toegestaan indien niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd, dan wel niet meer dan het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van 60% ook van toepassing is op overkappingen.
- d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- 1. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeervoorzieningen;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 16.2, sub a, onder 3:
met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen;
- b. lid 16.2, sub a, onder 4:
mits wordt aangesloten bij de goot- en bouwhoogte van de in de directe nabijheid van de woning gelegen bebouwing;
- c. lid 16.2, sub c, onder 1of 2:
mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
- d. lid 16.2, sub c, onder 4:
tot een oppervlakte van 100 m² voor aan huis gebonden beroepen, mits niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd.
- e. lid 16.2, sub d:
tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.
16.4 Speciefieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaaleconomische redenen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis gebonden beroep;
- c. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor één of meerdere bouwwerken met een (gezamenlijke) oppervlakte groter dan 100 m² en een diepte van 40 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het in lid 17.2, onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning met betrekking tot:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- c. Indien uit het in lid 17.2, onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is deze door de in lid 17.2, onder b genoemde voorschriften veilig te stellen, wordt de vergunning geweigerd.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 100 m² of meer en de diepte 40 cm of meer bedraagt;
- 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m² of meer bedraagt;
- 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 100 m²;
- 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m² of meer en de diepte 40 cm of meer bedraagt, waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 m bedraagt;
- 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m2 of meer en de diepte 40 cm of meer bedraagt;
- 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m² of meer en de diepte 40 cm of meer bedraagt;
- 8. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m² of meer en de diepte 40 cm of meer bedraagt;
- 9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 100 m² of meer bedraagt.
- b. Het onder a gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
- 3. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
- 4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden verricht, mits verricht door een ter zake deskundige.
- c. De vergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
- d. Voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere voorschriften worden verbonden met betrekking tot:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- e. De vergunning wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport van een archeologisch onderzoek heeft overgelegd. In dat rapport dient de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate te zijn vastgesteld.
Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken met een (gezamenlijk) oppervlakte groter dan 275 m² en een diepte van 40 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning over of met betrekking tot:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere opper-vlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 275 m² of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt;
- 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m² of meer bedraagt;
- 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 275 m²;
- 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m² of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 m bedraagt;
- 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m² of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt;
- 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m2 of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt;
- 8. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m² of meer en een diepte van 40 cm of meer bedraagt;
- 9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m² of meer bedraagt.
- b. Het in sub a gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning;
- 3. reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
- 4. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
- 5. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
- c. De vergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
- d. Voor zover de in sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden over of met betrekking tot:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- e. De vergunning wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport van een archeologisch onderzoek heeft overgelegd. In dat rapport dient de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate te zijn vastgesteld.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 4
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken met een (gezamenlijk) oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van 50 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning over of met betrekking tot:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 500 m² of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
- 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer bedraagt;
- 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 500 m²;
- 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 m bedraagt;
- 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
- 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
- 8. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
- 9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m² of meer bedraagt.
- b. Het in sub a gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
- 3. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
- 4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
- c. De vergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
- d. Voor zover de in sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden over of met betrekking tot:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- e. De vergunning wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport van een archeologisch onderzoek heeft overgelegd. In dat rapport dient de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate te zijn vastgesteld.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 5
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de verwachte archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken met een (gezamenlijke) oppervlakte groter dan 2.500 m² en een diepte van 50 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het in lid 20.2, onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning met betrekking tot:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- c. Indien uit het in lid 20.2, onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is deze door de in lid 20.2, onder b genoemde voorschriften veilig te stellen, wordt de vergunning geweigerd.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 2.500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
- 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m² of meer bedraagt;
- 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 2.500 m²;
- 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken ten minste 1,25 m bedraagt;
- 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m2 of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
- 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
- 8. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m² of meer en de diepte 50 cm of meer bedraagt;
- 9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2.500 m² of meer bedraagt.
- b. Het onder a gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
- 3. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
- 4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden verricht, mits verricht door een ter zake deskundige.
- c. De vergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
- d. Voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere voorschriften worden verbonden met betrekking tot:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- e. De vergunning wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport van een archeologisch onderzoek heeft overgelegd. In dat rapport dient de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate te zijn vastgesteld.
Artikel 21 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde – beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en zo mogelijk herstel van de ruimtelijke structuur en de cultuurhistorische waarden van Gramsbergen, zoals deze zijn verwoord in de aanwijzing stadsgezicht d.d. 6 maart 1992 (bijlage 2).
Kenmerkend voor de ruimtelijke structuur zijn twee samenstellende structuurelementen. Het eerste, meest stedelijke element wordt gevormd door de Voorstraat en de Kruisstraat. Het beeld van deze straten wordt bepaald door de in een zeer strakke rooilijn, direct aan de verharding gelegen bebouwing, waardoor een tamelijk steenachtig beeld is ontstaan. Aard en schaal van de bebouwing zijn grotendeels van historische waarde. Met name het bebouwingsbeeld aan de Kruisstraat levert een belangrijke bijdrage aan het historische karakter van de kern.
De in eclecticistische stijl gebouwde (Nederlands-hervormde) kerk en de daaromheen gelegen bebouwing vormen het tweede structuurelement. Opmerkelijk is dat de kerk als het ware achter de bebouwing aan de hoofdstraten is gelegen. Het beeld wordt hier, behalve door het bouwvolume van de kern, bepaald door het opener 'groene' karakter en de lossere groepering van de bebouwing.
21.2 Bouwregels
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden voorkomende bestemmingen, gelden voor het bouwen van gebouwen en overkappingen de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 16.2 sub a onder 2 en 6 niet van toepassing is op gronden die mede bestemd zijn voor Waarde – Beschermd stadsgezicht;
- 2. bijgebouwen en overkappingen mogen tevens ter plaatse van de aanduiding 'erf' te worden gebouwd;
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is uitsluitend de bestaande verschijningsvorm wat betreft oppervlakte, goot- en bouwhoogte, dakhelling, dakvorm en plaatsing op het bouwperceel toegestaan.
- c. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden voorkomende bestemmingen, geldt voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m bedraagt en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt, dan wel niet meer dan de bestaande hoogte.
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de versterking van het stadskarakteristiek van het beschermd stadsgezicht Gramsbergen nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de rooilijn c.q. in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
- b. de goot- en bouwhoogte en de dakvorm bij verbouw van de panden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' in die zin dat dient te worden aangesloten bij de goot- en bouwhoogte en dakvorm van het bestaande gebouw;
- c. de plaats van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- d. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m;
- e. de indeling van van buitenaf zichtbare gevels of gevelonderdelen, de plaats en afmetingen van bouwwerken, de wijze van afdekking van gebouwen (kapvorm, dakhelling en nokrichting) en de materiaalkeuze
21.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van versterking van het stadskarakteristiek van het beschermd stadsgezicht Gramsbergen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeervoorzieningen;
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
- a. lid 21.2, sub a onder 1:
voor het bouwen van hoofgebouwen buiten het bouwvlak
- b. lid 21.2, sub b:
voor het afwijken van de bestaande verschijningsvorm;
- c. lid 21.2, sub c:
tot een bouwhoogte van 3 m.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, voor zover niet betrekking hebbend op normaal onderhoud, uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- 2. het aanbrengen of verwijderen van boom- en struikbeplanting buiten bebouwingsvlakken;
- 3. het buiten bebouwingsvlakken aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlak van meer dan 100 m²;
- 4. het veranderen van het profiel en/of de verharding voor zover de gronden zijn aangegeven met 'pad'.
- b. De onder a bedoelde aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de stadskarakteristiek van Gramsbergen, waarvan de kenmerkende elementen zijn beschreven in lid 21.1, niet onevenredig wordt aangetast in verhouding tot de mate waarin andere belangen door de werken of werkzaamheden worden gediend.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Milieuzone
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' is een intensivering in bebouwing en gebruik niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
bij omgevingsvergunning van deze bepaling afwijken mits dit niet leidt tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat in het nabijgelegen woongebied.
Veiligheidszone - lpg
23.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd en mag de afstand van bestaande bebouwing tot het vulpunt niet worden verkleind.
23.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.1 en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
- de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
- met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
- het groepsrisico wordt afgewogen.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Gronden en opstallen die liggen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen niet worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.
23.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.3 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object, mits:
- a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
- b. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
- c. het groepsrisico wordt afgewogen.
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
- a. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
- 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- 4. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
- 5. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel mag slechts worden verleend indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeervoorzieningen.
Artikel 25 Overige Regels
25.1 Afstemming welstandstoets
Voor zover de regels in de beheersverordening met betrekking tot:
- a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
- b. de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
- de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
- de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
25.2 Uitsluiting seksinrichting
De beheersverordening verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
25.3 Afstemming APV
De beheersverordening verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening waarvoor op basis van deze verordening een evenementenvergunning kan worden verleend.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
- A. Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
- B. Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 1. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 2. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening Gramsbergen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Aanleiding
Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of zo mogelijk een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen. Indien de gemeenteraad dit niet tijdig doet, vervalt haar bevoegdheid om leges te heffen voor diensten die verband houden met het bestemmingsplan (bijvoorbeeld in het kader van omgevingsvergunningen). Een bestemmingsplan dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wro (1 juli 2008) ten minste vijf jaar oud is, moet binnen vijf jaar (dus vóór 1 juli 2013) worden vervangen door een nieuw bestemmingsplan of door een beheersverordening1.
Beheersverordening
Bij de behandeling van de Wro door het parlement is de beheersverordening toegevoegd aan het ruimtelijk instrumentarium van gemeenten. Hiermee is de mogelijkheid gecreëerd om voor zogenaamde 'laag dynamische' gebieden op een snelle en eenvoudige wijze, een nieuw juridisch-planologisch regiem vast te stellen. Voor Gramsbergen zijn tussen 2005 en 2011 diverse (bestemmings)plannen vastgesteld. Dit betekent dat vanwege de herzieningsplicht er voor een aantal gebieden, een nieuw bestemmingsplan of een beheersverordening moet worden opgesteld. Voor Gramsbergen is gekozen om voor het kerngebied een beheersverordening op te stellen. Met deze beheersverordening wordt de huidige planologisch-juridische regeling dan wel het bestaande gebruik (opnieuw) vastgelegd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt via een afzonderlijk bestemmingsplan.
Juridische systematiek
De bestaande rechten op grond van de vigerende bestemmingsplannen vormen het uitgangspunt voor deze beheersverordening. Daarnaast wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de juridisch-planologische regeling van het bestemmingsplan Marslanden, dat recent in procedure is gebracht. De gemeente continueert daarmee de huidige globale bestemmingsregeling voor Gramsbergen.
Beheersgebied en vigerende plannen
De ligging en globale begrenzing van het beheersgebied 'Gramsbergen' zijn aangegeven op het overzichtskaartje voorin dit plan. Hiervoor zijn de volgende (bestemmings)plannen van kracht:
- Plan van uitwerking ex artikel 11 WRO, Gramsbergen; De Garstlanden II (2005);
- Bestemmingsplan Gramsbergen (2006);
- Bestemmingsplan Bedrijventerrein De Steenmaat te Gramsbergen (2007);
- Partiële herziening Bedrijfsterrein De Doorbraak, Hoge holt 18 (2008);
- Gramsbergen, plan van uitwerking De Garstlanden IIa (2009);
- Bestemmingsplan Gramsbergen, locatie De Esch 33 te Gramsbergen (2011);
- Bestemmingsplan MFC Gramsbergen (2011).
Voor de Doorbraakweg 45 (2008) en De Oostermaat 66 (2009) zijn vrijstellingsbesluiten van toepassing. Deze zijn in onderhavige beheersverordening meegenomen. De gebieden waar op korte termijn ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zoals aan de Acaciastraat 27/45 en Goordijk 29, zijn buiten het beheersgebied gehouden. Dat verklaart de 'witte vlekken' in de verbeelding. Meestal is voor deze gebieden een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld of in voorbereiding.
Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk geeft het beleidskader voor het beheersgebied weer. Daarbij wordt alleen ingegaan op beleidsdocumenten die van invloed zijn op de juridische regeling van deze beheersverordening. Het gaat hier niet om beleid voor nieuwe ontwikkelingen, maar om het ruimtelijk beleid zoals dat op dit moment van toepassing is voor kerngebieden binnen de gemeente en voor Gramsbergen in het bijzonder. In hoofdstuk 3, de planbeschrijving, gaat het om de huidige situatie binnen het beheersgebied en de juridische regeling voor de toekomst. Hoofdstuk 4 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur, milieu, archeologie en dergelijke.
- 1. Zie artikel 3.1, lid 4 Wro en het overgangsrecht Invoeringswet Wro.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijk
2De op 1 juli 2008 in werking getreden Wro kent ten opzichte van zijn voorganger een aantal nieuwe instrumenten. Eén daarvan is de beheersverordening. De beheersverordening is in de wet opgenomen om met het oog op het beheer van een gebied het bestaande gebruik snel en effectief te kunnen vastleggen in een gebied waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Het gaat dus om een beheerregeling. Daarnaast heeft de beheersverordening een digitaal component en sluit het aan bij de digitale opzet van het overige Wro-instrumentarium.
In de Handreiking Beheersverordening Wro is aangegeven dat de beheersverordening bestaat uit:
- een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft;
- een of meer objecten binnen het gebied;
- regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten binnen het gebied en die gericht zijn op het beheer van het gebied;
- regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.
Een beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting waarin gemotiveerd wordt beschreven: de keuze voor het instrument beheersverordening, waarom er géén ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien en welke onderzoeken hebben plaatsgevonden. Ook bevat de toelichting een uitleg van de regels.
Per besluit van 6 maart 1992 is een gebied in het centrum van Gramsbergen, vanwege zijn historisch-ruimtelijk karakter aangewezen als beschermd stads-gezicht in de zin van artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988.
Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als een zwaarwegend belang bij de toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruikmaakt en daarop voortbouwt
- 2. Deze paragraaf is grotendeels ontleend aan de Handreiking Beheersverordening Wro (VNG, september 2011).
2.2 Provincie
In de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (juli 2009) heeft de provincie haar visie, beleidskeuzes en uitvoeringsstrategie ten aanzien van het ruimtelijk-fysieke domein verwoord. De ambitie voor Overijssel is "om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken."
Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaaleconomische ontwikkeling. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en hoogwaardige woonmilieus. De dynamiek die hierdoor ontstaat, ziet de provincie als kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.
Voor de bebouwde omgeving worden in de omgevingsvisie de volgende drie ontwikkelingsperspectieven aangegeven:
- 1. Steden als motor: gebieden voor dynamische en veerkrachtige woon-, werk- en voorzieningenmilieus waar de kwaliteiten en identiteit van de bestaande stad worden versterkt en benut voor herstructurering, transformatie, inbreiding en uitbreiding.
- 2. Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus: veelzijdige mix van woon- en werkmilieus, elk met een eigen karakteristiek. De identiteit en eigenheid van de kernen is leidend bij opgaven als herstructurering, inbreiding en uitbreiding.
- 3. Hoofdinfrastructuur: vlot en veilig: hoofdinfrastructuur van autosnelwegen, autowegen, spoorlijnen, fietssnelwegen en vaarwegen, inclusief knoop- en uitwisselingspunten die de ontwikkelingsdynamiek ondersteunen en de belangrijkste vervoersrelaties vlot en veilig bedienen.
Deze beheersverordening voor Gramsbergen draagt bij aan het tweede ontwikkelingsperspectief door - conform de vigerende (bestemmings)plannen - ruime gebruiks- en bouwregelingen aan de gronden binnen het beheersgebied toe te kennen.
2.3 Gemeente
Verkenning inbreidingslocaties
In 2009 heeft de gemeenteraad de nota Verkenning Inbreidingslocaties in kernen en linten vastgesteld. Deze nota geeft aan op welke plekken binnen de kernen inbreidingsruimte voor woningbouw aanwezig is. Voor Gramsbergen wordt het volgende opgemerkt: "Het dorp bezit een heldere stedenbouwkundige structuur, met planmatige woonbuurten aan de westzijde van de structuurdragers: kanaal en spoorlijn. Binnen de planmatig opgezette woonbuurten, kunnen open plekken voorkomen. Inbreiding met woonbebouwing is hier mogelijk. In het gebied Oldenhof (begrensd door de wegen De Esch, De Anerdijk en Oldenhof) is verdichting met nieuwe woonfuncties, hoe beperkt ook, niet gewenst vanwege aantasting van de karakteristiek. Aan de oostzijde van het kanaal en de spoorlijn bevinden zich op grote schaal functies die in beginsel storend zijn voor de woonfunctie. Gelet op deze situatie is inbreiding met nieuwe woonfuncties in dit gebied niet mogelijk."
Een beheersverordening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Ook het opnemen van wijzigingsbevoegdheden met het oog daarop, is niet mogelijk. Indien in de toekomst inbreiding binnen Gramsbergen aan de orde is, zal daarvoor een bestemmingsplanherziening worden opgesteld.
Woonplan
In het Woonplan 2008-2012 (8 januari 2008) heeft de gemeente haar woonbeleid voor de korte en lange termijn verwoord. De nadruk ligt op de kwaliteit van de woningvoorraad, zoals ook de ondertitel duidelijk maakt: 'Duurzaam wonen in Hardenberg'. Het Woonplan onderscheid vier centrale beleidsdoelen:
- 1. Gedifferentieerde leeftijdsopbouw: de gemeente zet met name in op de huisvesting van jongeren, starters en vermogende burgers.
- 2. Doelgroepen: de gemeente wil inspelen op de kwalitatieve woonvraag van de verschillende doelgroepen, zoals hulpbehoevenden, mensen met lagere inkomens et cetera.
- 3. Duurzaam bouwen en energiebesparing: De gemeente streeft ernaar op de lange termijn klimaatneutraal te zijn. Een belangrijke bijdrage hierin is gelegen in de kwaliteit van de woningvoorraad binnen de gemeente (zie ook onder 'Duurzaam Hardenberg').
- 4. Regie op de programmering en segmentering: de gemeente wil ruimte bieden voor meer keuzevrijheid voor de woningzoekenden in de vorm van vrije kavels en (collectief) particulier opdrachtgeverschap.
Voor de uitwerking van deze doelen wordt verwezen naar het Woonplan, dat raadpleegbaar is via de gemeentelijke website.
Deze beheersverordening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Wel is de nieuwbouwmogelijkheid op grond van het vigerende bestemmingsplan "Gramsbergen, locatie De Esch 33 te Gramsbergen" overgenomen. Zie hiervoor ook paragraaf 3.3.
Detailhandelsstructuurvisie
De gemeenteraad heeft op 21 december 2004 een detailhandelsstructuurvisie vastgesteld. Deze visie geeft antwoord op de volgende vraag: "Hoe kan het economisch voorzieningenniveau in de diverse kernen binnen Hardenberg zodanig worden versterkt, dat de consument in een hoogwaardig, aantrekkelijk en leefbaar winkelgebied zijn aankopen kan doen?" Voor Gramsbergen is een afzonderlijk Deelrapport opgesteld3.
Aan Gramsbergen is in de structuurvisie een lokaal verzorgende functie toebedeeld. Dat wil zeggen dat de kern moet streven naar een blijvend goede verzorgingsfunctie wat betreft de dagelijkse boodschappen voor de eigen bevolking. Deze lokale bevolking moet de komende 10 tot 15 jaren voor de dagelijkse aankopen niet naar een andere aankoopplaats hoeven uit te wijken. Daar ligt voor Gramsbergen de prioriteit en dat is het ambitieniveau. Om dit te bereiken, moet de binding voor de dagelijkse aankopen ten minste vastgehouden worden en als het kan worden verhoogd. Het aanbod aan dagelijkse winkels moet zo compleet mogelijk zijn en van een constant en hoog niveau. Voor de niet-dagelijkse sector zullen de uitbreidingskansen gering zijn. Deze sector kan veelal niet alleen op lokale koopkracht functioneren, omdat het verzorgingsgebied daarvoor te klein is. Voor Gramsbergen bestaan tenslotte ook goede kansen om in te spelen op het toerisme.
Om deze ambitie te kunnen waarmaken, worden de volgende randvoorwaarden meegeven:
- om een basispakket dagelijkse winkels mogelijk te maken, is een gezamenlijke trekkracht door concentratie van deze winkels gewenst;
- zaken als efficiency en gemak moeten in het winkelgebied perfect op orde zijn;
- het investeringsgedrag van de winkeliers moet actief zijn;
- kwaliteit en service moeten gewaarborgd zijn;
- samenwerking op het gebied van onder andere promotie verdient aanbeveling;
- toerisme moet op zijn kansen voor detailhandel worden onderzocht;
- de ontsluiting, het parkeren en de ruimtelijke kwaliteit moeten van een goed niveau zijn.
De begrenzing en regeling van de bestemming Centrum sluit aan bij dit beleid uit de detailhandelsstructuurvisie. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen het centrumgebied zullen afzonderlijke bestemmingsplannen moeten worden opgesteld. Zie ook paragraaf 3.3.
Welstandsnota
De gemeenteraad heeft op 29 november 2011 de Welstandsnota Hardenberg Visie op beeldkwaliteit vastgesteld. Deze nota zet in op "het leggen van verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten." De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten waarbij elk project bijdraagt aan de versterking van de beeldkwaliteit van de leefomgeving. Daarmee zullen de verschillende kernen zich meer onderscheiden en krijgt elke kern haar eigen kleur (terug).
De gemeente wil meer vrijheid voor burgers creëren. Dit wordt bereikt door kaders te stellen 'waar het er toe doet' en andere delen van de gemeente regelvrij te maken. Een en ander komt tot uiting in de toekenning van drie niveaus (zie onder). Op de belangrijke plekken wordt door middel van welstand en bestemmingsplan gestuurd. De laag gewaardeerde plekken zijn welstandsvrij. Voor deze gebieden is het bestemmingsplan (of de beheersverordening) maatgevend.
De Welstandsnota maakt onderscheid naar de volgende niveaus:
- Niveau 0 (laag):
geen eisen ten aanzien van welstand. Beeldkwaliteit wordt geregeld in het bestemmingsplan (of de beheersverordening).
- Niveau 1 (midden):
specifieke ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit, gericht op behoud van belangrijkste gebiedskenmerken van architectonische of stedenbouwkundige aard. Inzet van een globale vorm van welstand met planbegeleiding naast het bestemmingsplan (of de beheersverordening).
- Niveau 2 (hoog):
hoge ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit, bij gebieden en/of locaties met een hoge architectonische en stedenbouwkundige waarde. Inzet van welstand met een intensieve vorm van planbegeleiding naast het bestemmingsplan (of de beheersverordening).
Aan Gramsbergen zijn drie beschermingsniveaus toegekend. Het oude kerngebied (beschermd stadsgezicht) valt onder niveau 2. Niveau 1 is toegekend aan: de historische invalswegen; het gebied ten zuidwesten van de Anerdijk en de Esch; de grootschalige bebouwing in groene setting tussen het zuidelijk kerndeel en het beschermde stadsgezicht; het gebied langs Kanaal Almelo-de Haandrik. Het overige kerngebied is welstandsvrij, met uitzondering van bedrijventerrein 'De Steenmaat' en woonwijk 'Garstlanden III' waarvoor beeldkwaliteitsplannen van toepassing zijn.
Het welstandsbeleid heeft geen gevolgen voor deze beheersverordening aangezien er geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen zal advies worden ingewonnen bij een onafhankelijke commissie van deskundigen, te weten de gemeentelijke Commissie voor Welstand en Monumenten.
Uitsnede kaart welstandsnota
Duurzaam Hardenberg
Zoals aangegeven onder het kopje 'Woonplan' streeft de gemeente naar energieneutraliteit. Hiermee wordt bedoeld dat alle energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt in de gemeente zelf of in de regio duurzaam wordt opgewekt. Concreet wil de gemeente in 2014 minimaal 10% energie hebben bespaard en 10% meer duurzame energie per jaar hebben gerealiseerd. Dit doet de gemeente Hardenberg in stappen van 2,5% per jaar. Onderdeel van dit duurzaamheidsbeleid is een maatregelenpakket voor bestaande bouwwerken en nieuwbouw. Zo krijgen woningeigenaren bijvoorbeeld een energieadvies van de gemeente of van een adviseur om thuis energie te besparen. Ook bij de gesprekken die de gemeente voert over de uitgifte van kavels is duurzaamheid een vast onderdeel. Voor overige maatregelen op dit beleidsterrein wordt verwezen naar de gemeentelijke website.
Dit beleid heeft geen gevolgen voor deze beheersverordening aangezien er geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Collegeprogramma
In het Collegeprogramma 2010-2014 (subtitel: 'Meer met Minder', 9 april 2010) is aangegeven dat de gemeente vanwege de economische crisis en de bezuinigingstaakstelling van het Rijk over onvoldoende middelen beschikt om het beleid uit de voorgaande collegeperiode ongewijzigd voort te zetten. De volgende speerpunten uit collegeprogramma zijn (indirect) van belang voor de kern Gramsbergen:
- Het bevorderen van het in stand houden dan wel realiseren van buurtkamers (in meer kernen van de gemeente), multifunctionele centra (nieuw in ieder geval in Gramsbergen en Dedemsvaart) en dorpshuizen, maar ook het zoveel mogelijk handhaven van onderwijs-, sport- en culturele voorzieningen, aansluitend bij lokale kwaliteiten en behoeften.
- Voor de leefbaarheid van dorp, buurt of wijk is sociale samenhang van groot belang, ook om eenzaamheid en isolement te voorkomen. Voorzieningen die sociale samenhang bevorderen of verbeteren worden gestimuleerd.
- Een belangrijke voorwaarde voor leefbaarheid is veiligheid. Dit blijft ook de komende jaren een belangrijk thema, onder het motto: de openbare ruimte blijft schoon, heel en veilig.
In deze beheersverordening zijn regelingen opgenomen voor de bestaande (maatschappelijke) voorzieningen. Ook het bestemmingsplan voor het MFC is overgenomen in onderhavige beheersverordening. Zie hiervoor ook paragraaf 3.3.
Toekomstvisie
In de Toekomstvisie gemeente Hardenberg 2004-2019 (subtitel: 'Hardenberg stapt stevig op de toekomst af', vastgesteld 27 mei 2004) en de uitwerking daarvan in het Meerjarenprogramma (10 november 2005) wordt ingezet op versterking van vier gemeentelijke kwaliteiten: 'de onderlinge betrokkenheid, de prettige woonomgeving, de ondernemerszin en de groene ruimte'.
De belangrijkste uitgangspunten voor 'grote kernen' (waaronder Gramsbergen) zijn:
- Bundeling en samenwerking zijn voor de voorzieningen van belang om kwaliteit en duurzaamheid te waarborgen. De gemeente ondersteunt voorzieningen op het terrein van onderwijs en zorg.
- Vanwege demografische ontwikkelingen (kleinere huishoudens, vergrijzing) moet er anders worden gebouwd. Daarnaast zijn extra starterswoningen nodig om jongeren te binden. Verder is het wenselijk om woningen in het duurste segment te bouwen om daarmee de mensen met hoge inkomens aan de gemeente vast te houden.
- Bevorderen van een veilige en leefbare omgeving. Het gaat hierbij om verkeersveiligheid, sociale veiligheid en het beheer van de openbare ruimte.
Deze beheersverordening komt aan dit laatste tegemoet door de globale bestemmingen van de vigerende (bestemmings)plannen over te nemen. Zie ook paragraaf 3.3.
Overig beleid
Het gemeentelijk beleid inzake archeologie en externe veiligheid komt bij de toets aan wet- en regelgeving in hoofdstuk 4 aan bod.
- 3. Detailhandelsvisie Hardenberg; Deelrapport Gramsbergen, Ontwikkelingsprogramma en acties. Seinpost Adviesbureau B.V., 2004.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Cultuurhistorie
Gramsbergen is ontstaan op de rand van het beekdal van de Vecht, tijdens ontginningen in de Karolingische tijd. In de veertiende eeuw was er het kasteel Huis Gramsbergen gevestigd. Gramsbergen kreeg in 1442 stadsrechten. De vroegste bebouwing is gelegen langs de Hessenweg (een handelsweg tussen Holland en Duitsland) en de daarop aansluitende toegangsweg naar het kasteel. Eind veertiende eeuw is in de nabijheid van dit kruispunt een kerk gesitueerd.
Aan de hand van topografische kaartjes uit de verschillende periodes wordt hieronder de meer recente ruimtelijke ontwikkeling van Gramsbergen in beeld gebracht. Het gaat om de jaren rond 1850, 1900, 1950 en 2010. De kaartjes zijn aan het slot van deze paragraaf afgebeeld.
1850
Rond 1850 is Gramsbergen een kleine nederzetting op de oostoever van de Vecht. De Vecht slingert zich als een sterk meanderende rivier door de omgeving. Bij de Klokken ten noorden van Gramsbergen bij Ane vormen voetveren de verbinding met de westoever. De meeste wegen zijn onverhard. Een uitzondering hierop vormen de wegen naar Ane en Hardenberg.
De bebouwing is geconcentreerd langs de wegen rondom de kerk. Ook in Oldenhof, gelegen zuidwestelijk van Gramsbergen, komt bebouwing voor. Verspreide bebouwing wordt weinig aangetroffen. Direct ten noorden van de bebouwing ligt het terrein van het voormalige kasteel. Het kasteel is dan reeds gesloopt. De grachten, twee poorten en het koetshuis zijn nog wel aanwezig.
Alle gronden in de omgeving van Gramsbergen zijn in gebruik als landbouwgrond; 'woeste gronden' ontbreken. De hoger gelegen gronden, zoals de Esch en het Goor, worden gebruikt als bouwland. De lager gelegen gronden langs de rivier en langs de verschillende beken worden gebruikt als hooi- en weilanden. Ten zuidoosten van Gramsbergen ligt een bosperceel.
1900
In de periode tussen 1850 en 1900 treden in de omgeving van Gramsbergen grote veranderingen op.
Om de afvoercapaciteit van de Vecht te verbeteren wordt de rivier 'genormaliseerd'. De meanders worden afgesneden en blijven als relicten langs de rivier achter. Een geheel nieuwe waterweg heeft zijn intrede gedaan: het Kanaal Almelo-De Haandrik. Evenwijdig met het kanaal is de spoorlijn met het station aangelegd. De doorgaande wegen zijn verhard.
De bebouwing van Gramsbergen is nauwelijks in omvang toegenomen. Dit geldt ook voor de bebouwing in de omgeving. Het terrein van het voormalige kasteel wordt nog door grachten omgeven.
In het agrarisch gebruik van de gronden is in de loop van de jaren niet veel gewijzigd. De verkaveling wijkt in beperkte mate af van de situatie in 1850.
1950
Tussen 1900 en 1950 verandert er weinig. De oude rivierarmen zijn deels verdwenen. Inmiddels zijn vrijwel alle zandwegen verhard.
De hoeveelheid bebouwing is enigszins toegenomen. Dit is met name het geval in de omgeving van het station en langs de uitvalswegen richting Ane en Hardenberg. Van het kasteelterrein zijn de grachten verdwenen en er is een begin gemaakt met het realiseren van woonbebouwing.
De agrarische structuur van het landschap rondom Gramsbergen is nog grotendeels in de oorspronkelijke staat.
2010
In de periode tussen 1950 en 2010 vinden grote veranderingen plaats in Gramsbergen en omgeving. Deze veranderingen hebben vooral betrekking op de bouw van woningen, bedrijven en recreatiewoningen. Vooral in zuidelijke richting is Gramsbergen sterk uitgebreid (De Hoge Esch en Loozermars). Ook aan de oostzijde van het kanaal is de hoeveelheid bebouwing fors toegenomen (bedrijven en Recreatiecentrum 't Hooge Holt). Wat betreft de landbouwkundige functie in de omgeving van Gramsbergen geldt dat schaalvergroting heeft plaatsgevonden. De verkaveling is hierdoor sterk gewijzigd. Opmerkelijk is ten slotte dat het bosperceel, gelegen tussen de ijsbaan en het park Hooge Holt, nog steeds aanwezig is
Monumenten
Binnen de kern Gramsbergen zijn de volgende monumenten aanwezig4:
- Anerdijk 15 (Het Lijkenhuisje - gemeentelijk monument);
- Boomhofstraat (Kasteelpoort - rijksmonument);
- Boomhofstraat 3 (Stadstoren - rijksmonument);
- De Esch 1 (Gemeentehuis - gemeentelijk monument);
- Hardenbergerweg 3 (Villaboerderij - gemeentelijk monument);
- Kruisstraat 12 en 14 (De Tapperijen van de Steensteeg - rijksmonument);
- Oldenhof 1 (Klompenmakerij - rijksmonument);
- Oldenhof 4 (Smederij - rijksmonument);
- Oudestraat 10 (Wevershuisje - gemeentelijk monument);
- Burgemeester van Riemsdijk 19-23 (jaren 30 woningen - gemeentelijk monument);
- Stationsstraat 8 (Meestershuis - gemeentelijk monument);
- Stationsstraat 22 (Directeurswoning - gemeentelijk monument).
- 4. Bron: Welstandsnota, blz. 22.
3.2 Huidige Situatie
3.2.1 Functionele structuur
Wonen
Gramsbergen is door het Kanaal Almelo-De Haandrik opgesplitst in twee delen. Ten westen van het kanaal liggen de woongebieden, aan de oostkant zijn bedrijfs- en recreatieve functies geconcentreerd.
Verschillende typen woongebieden worden aangetroffen. Elk vertoont duidelijke kenmerken van zijn ontstaansperiode: de oude kern (beschermd stadsgezicht) met zijn compacte bebouwing en centrumfuncties; de naoorlogse buurten daaromheen met voornamelijk rijtjes, de jongere uitlegwijken ten zuiden van De Oostermaat met een ruime bebouwingsopzet, vrijstaande en geschakelde woningen en groene zones (De Hoge Esch, Loozermars, Garstlanden).
Bedrijven en maatschappelijke functies
Bedrijven hebben zich vooral aan de noordoostelijke kernrand gevestigd, op de bedrijfsterreinen Holtheme en de Doorbraak.
Langs de Anerdijk/Oostermaat en in de oude kern is een aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig: een begraafplaats, enkele kerken, verzorgingstehuis Het Welgelegen, Serviceflat Gramsbergen State en het zwembad. Naast de vijver in het parkje langs de Oostermaat wordt een multifunctioneel centrum gerealiseerd, waarin onder andere het dorpshuis wordt gevestigd.
Detailhandel en horeca
Detailhandel en horeca voorzieningen zijn geconcentreerd in het centrumgebied.
Sport en recreatie
Aan de oostzijde van het Kanaal Almelo-De Haandrik is een sportcomplex gevestigd. Ook is aan deze zijde het Recreatiecentrum 't Hooge Holt gevestigd.
3.2.2 Ruimtelijke structuur
Verkeer
Door de aanwezigheid van de Vecht en het kanaal Almelo-De Haandrik wordt het dorp op slechts enkele plaatsen ontsloten. Vanuit het westen is dat via de Anderdijk, vanuit het zuiden via de Hardenbergerweg en de Kerkenkastweg en vanuit het noorden via de Coevorderweg.
De Oostermaat en De Esch vormen in het dorp de belangrijkste doorgaande wegen. Parallel aan het kanaal Almelo-De Haandrik loopt het spoor vanuit Hardenberg richting Coevorden.
De Anerdijk (met de brug over de Vecht) De Oostermaat
Bebouwing
Een uitzonderlijke kwaliteit van Gramsbergen betreft het beschermd stadsgezicht. Het aanwijzingsbesluit is als bijlage bij de regels opgenomen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit negentiende-eeuwse panden met één bouwlaag en een boerderijachtige hoofdvorm. Het gaat hoofdzakelijk om panden met een woon- of centrumfunctie. Zie verder paragraaf 3.1.
Beschermd dorpsgezicht
Rond het centrumgebied komt hoofdzakelijk bebouwing uit de jaren '50 en '60 voor. De bebouwing bestaat voornamelijk uit rijenwoningen, met de nok parallel aan de straat. Door het straatprofiel (smal profiel met langsparkeren) en het bestratingsmateriaal heeft het gebied een verblijfskarakter.
Omgeving rondom beschermd stadsgezicht
Aan de zuidzijde van de Oostermaat is vanaf de jaren '70 woonbebouwing gerealiseerd. Het gaat in dit gebied om overwegend vrijstaande en twee-onder-een kap woningen in de wijken De Hoge Esch en Loozermars (de wijk Garstlanden wordt op dit moment verder ontwikkeld).
Bebouwing in Loozermars
Langs enkele oorspronkelijke uitvalswegen vanuit het historische centrum (o.a. de Stationsstraat, De Esch, De Anerdijk) is met name in de periode voor de tweede wereldoorlog vrijstaande woonbebouwing gerealiseerd.
De Esch
Aan de oostzijde van kanaal Almelo-De Haandrik liggen de bedrijventerreinen Holtheme en de Doorbraak. Op deze terreinen zijn zowel bedrijfspanden als bedrijfswoningen gevestigd.
Bedrijventerreinen Holtheme en de Doorbraak
Groen
Groen in de vorm van parkjes is vooral aan de rand van de woonwijken aanwezig, waarbij deze in Loozermars gecombineerd is met watergangen. Langs de Oostermaat ligt een relatief groot park met vijver. Grotere groenzones binnen de kern worden verder aangetroffen tussen de spoorbaan en het kanaal en aan de oostkant van de kern (sportpark Het Hoge Holt, park met openluchttheater, Recreatiecentrum 't Hooge Holt).
Groen met een agrarisch en landschappelijk waardevol karakter, is aanwezig tussen De Anerdijk, De Esch en De Oldenhof. De kleinschaligheid en doorzichten naar het buitengebied verlenen dit gebiedje bijzondere waarde. Uitbreiding van woningbouw binnen het gebied rond De Oldenhof wordt niet wenselijk geacht (zie ook paragraaf 2.3).
Een waardevol groengebied met een meer besloten karakter is het Gramsbergerbosje (aan de oostzijde van het kanaal Almelo-De Haandrik). Deze oude bosschage is op de oudste topografische kaarten te zien en beschikt over een wegenpatroon dat de laatste 100 jaar nauwelijks is gewijzigd. In dit oude Eikenbos (circa 500 jaar) komen onder meer de zeldzame plantensoorten grote muur, gierstgras, adelaarsvaren, lelietje-van-dalen, dalkruid en valse salie voor.
Het gebied rond de Oostermaatsteeg is ook landschappelijk gezien waardevol.
Tenslotte verdient ook de algemene begraafplaats aan de Anerdijk vermelding. Deze is aan het eind van de negentiende eeuw aangelegd en beschikt nog over een baarhuisje uit die tijd.
De Oostermaatsteeg Park aan De Oostermaat
Omringende landschap
Gramsbergen grenst aan het beekdal van de Vecht. Dit zorgt voor enig hoogteverschil tussen de kern en het omliggende landschap. Een deel van Gramsbergen is gebouwd op de es. Ook de grotere hoogte van het betreffende wijkje (De Hoge Esch) heeft een zekere waarde.
Water
Gramsbergen is gelegen tussen de Vecht en het kanaal Almelo-De Haandrik. Deze watergangen hebben in grote mate de ontwikkelingsrichting van Gramsbergen bepaald. Binnen de kern komt open water voor in de vorm van vijvers in het parkje langs de Oostermaat, in de wijk Loozermars en in het recreatiegebied 't Hooge Holt.
De Vecht Kanaal Almelo-De Haandrik
3.3 Juridische Vormgeving
Zoals in de inleiding is aangegeven, is ervoor gekozen om voor Gramsbergen een beheersverordening op te stellen. Het gaat hier namelijk om een 'laag dynamisch' gebied waar zich de komende jaren slechts enkele ruimtelijke ontwikkelingen in de zin van de Wro voordoen. Deze ontwikkelingen worden planologisch mogelijk gemaakt middels een afzonderlijk bestemmingsplan. Binnen het beheersgebied worden alleen 'ontwikkelingen' meegenomen die deel uitmaken van de vigerende (bestemmings)plannen. Het gaat dan met name om de woningbouwmogelijkheid aan De Esch 33. Ook nieuwe wet- en regelgeving, die verplicht in ieder ruimtelijke plan moet worden meegenomen, zijn vertaald in deze beheersverordening. Dit heeft betrekking op het archeologiebeleid en de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid.
Bij een beheersverordening moet het bestaande gebruik worden geregeld. In de Handreiking Beheersverordening van de Vereniging Nederlandse gemeenten (VNG) is aangegeven dat het begrip 'bestaand' op twee manieren kan worden gedefinieerd. Gebruik in 'enge zin' is het gebruik dat feitelijk bestaand is op het moment van het vaststellen van de beheersverordening. Dit geldt zowel voor het gebruik van gronden als van de aanwezige bouwwerken. Gebruik in 'ruime zin' gaat uit van het vigerende bestemmingsplan en van verleende omgevingsvergunningen voor planologisch afwijken.
De VNG adviseert bij een keuze voor een beheersverordening uit te gaan van de 'ruime' definitie. Daarbij wordt als basis het vigerend bestemmingsplan gekozen. De gemeente Hardenberg gaat hierin mee.
3.3.1 Juridische opzet
De Wro geeft niet aan uit welke elementen een beheersverordening is opgebouwd, c.q. waaruit deze bestaat. De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 geeft aan dat de beheersverordening wordt vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld overeenkomstig IMRO 2008 en STRI 2008. De voorliggende beheersverordening voldoet aan deze vereisten.
Deze beheersverordening bestaat uit:
- een verbeelding;
- regels;
- een toelichting.
In de verbeelding zijn de bestemmingen, aanduidingen en bouwvlakken opgenomen.
De regels zijn als volgt opgebouwd:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels
- Overgangs- en slotregels.
3.3.2 Bestemmingen
Bij het bepalen van de regels is aangesloten bij de vigerende bestemmingsplannen en de huidige situatie. Daarnaast is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestemmingsplannen die op dit moment worden geactualiseerd, zoals Marslanden. De beheersverordening kent 14 bestemmingen en zes dubbelbestemmingen.
Agrarisch
Binnen deze bestemming zijn de gronden in hoofdzaak bestemd voor agrarische cultuurgrond. Er zijn geen gebouwen toegestaan, anders dan ten behoeve van het openbaar nut of het verkeer en verblijf.
Bedrijf
Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan en het bestaand wonen ten behoeve van het bedrijf.
Centrum
Het centrum van Gramsbergen heeft de bestemming Centrum gekregen. Binnen deze bestemming zijn verschillende functies, zoals detailhandel, dienstverlening, bedrijven, wonen uiteenlopende functies die elkaar kunnen versterken. Binnen deze bestemming Centrum worden uitsluitend typische centrumfuncties, zoals detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en wonen toegestaan. Horeca is uitsluitend toegestaan overeenkomstig de bestaande situatie, de bestaande horecabedrijven zijn voorzien van een aanduiding 'horeca'.
Groen
De gronden met de bestemming Groen zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen en voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast zijn wegen, parkeervoorzieningen en andere verblijfsvoorzieningen toegestaan binnen deze bestemming. Voor zover de gronden zijn voorzien van een aanduiding 'dagrecreatie' zijn dagrecreatieve voorzieningen als zwem- en watersportvoorzieningen toegestaan. Ten behoeve hiervan mag de bestaande bebouwing met 25% worden uitgebreid.
Maatschappelijk/Maatschappelijk - Begraafplaats
De gronden binnen de bestemming Maatschappelijk zijn onder meer bestemd voor educatieve, sociaal-medische, sociaal culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. Onder de bestemming wordt ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van de voorzieningen gerekend. Ook het MFC waarvoor recentelijk een bestemmingsplan is vastgesteld is meegenomen in de bestemming Maatschappelijk. De begraafplaats heeft een aparte bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats gekregen.
Recreatie
Het recreatiepark 't Hooge Holt is bestemd als Recreatie. Binnen de bestemming zijn recreatiewoningen, beheersgebouwen en de bestaande bedrijfswoning toegestaan aan bebouwing.
Sport
Binnen de bestemming Sport zijn sportterreinen en sporthallen toegestaan.
Verkeer/Verkeer - railverkeer
Alle doorgaande (hoofd)wegen krijgen een afzonderlijke verkeersbestemming en zijn niet opgenomen in de gebiedsbestemmingen. Ook het spoor is voorzien van een aparte bestemming.
Water
Het kanaal en de sloot die aan de oostkant van Gramsbergen loopt zijn bestemd als Water.
Woongebied
De bestemming Woongebied is een ruime bestemming waarbinnen zowel het wonen en het verkeer als de groenvoorzieningen zijn begrepen. In de bestemming komen tevens detailhandel, bedrijven, zorgwoning, dienstverlening en horeca voor, deze functies zijn voorzien van een aanduiding in de verbeelding. Op basis van de vigerende bestemmingsplannen is het mogelijk om nog één woning te bouwen aan de Esch 33. Dit is in de beheersverordening meegenomen door de betreffende locatie te voorzien van de aanduidingen 'maximum aantal wooneenheden' en 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte'. Voor de bestaande woningen buiten het beschermd stadsgezicht zijn geen bouwvlakken opgenomen, wel dient bij het bouwen van een woning (niet zijnde aaneen gebouwd) een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelgrens te worden aangehouden.
Bij het wonen (al dan niet ten behoeve van het bedrijf) is de mogelijkheid opgenomen om bijzondere woonvormen toe te staan. Toestemming hiervoor is afhankelijk van de effecten op de omgeving. Dit zal in een omgevingsvergunning worden mee gewogen. Eventuele maatregelen ter voorkoming van nadelige ruimtelijke gevolgen worden bij verlening van een vergunning als vereiste opgenomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het voorkomen van geluid- en/of parkeeroverlast.
Archeologie
Ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarden en de in het beheersgebied liggende gasleiding zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Binnen deze bestemmingen geldt dat niet zonder meer gebouwd mag worden en ook is een omgevingsvergunningverplichting opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Beschermd stadsgezicht
De ruimtelijke structuur en de cultuurhistorische waarden van Gramsbergen binnen het beschermd stadsgezicht van Gramsbergen worden beschermd door een regeling die is opgenomen in de dubbelbestemming Beschermd Stadsgezicht.De dubbelbestemming beoogt de karakteristieke kenmerken van het gebied te versterken door de niet-karakteristieke panden beter te laten aansluiten bij het stadsgezicht. Om dit te realiseren zijn strikte regels opgenomen Hiervan kan worden afgeweken indien dit leidt tot versterking vna het karakteristieke stadsgezicht.Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen zal advies worden ingewonnen bij de gemeentelijke Commissie voor Welstand en Monumenten.
De karakteristieke paden zijn aangeduid, deze paden mogen niet worden veranderd zonder omgevingsvergunning. Er is in de dubbelbestemming dan ook een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden opgenomen, waarin ook andere werken en werkzaamheden vergunningplichtig zijn gemaakt.
Om een totaalbeeld in de verbeelding weer te geven zijn ook de rijksmonumenten aangeduid als karakteristiek. Deze panden zijn tevens beschermd op grond van de Monumentenwet. De regeling die in het bestemmingsplan is opgenomen zorgt niet voor meer belemmering ten aanzien van bouwmogelijkheden aan of bij deze panden.
3.4 Handhaving
De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor de handhaving van een beheersverordening. Het doel is om situaties die in strijd zijn met de regels tegen te gaan. Handhaving omvat verschillende activiteiten. Er zal controle en toezicht moeten plaatsvinden om te constateren of overtredingen voorkomen. Vervolgens zal in veel gevallen worden geprobeerd om middels overleg een einde te maken aan de overtreding. Als dit niet lukt, kunnen handhavingsmiddelen worden toegepast, zoals bestuursdwang.
Het legaliseren van een overtreding of het gedogen van een overtreding valt niet onder handhaving.
Hierna wordt ingegaan op de instrumenten waarmee de gemeente handhavend kan optreden.
Preventieve handhaving
Preventieve handhaving heeft als doel op voorhand overtreding van de beheersverordening te voorkomen. Voor een doelmatige handhaving van een actuele beheersverordening dient aan een aantal (algemene) voorwaarden te worden voldaan.
Voorlichting
Duidelijkheid verschaffen over de inhoud en de doelstellingen van de beheersverordening. Hieraan zal in elk geval via de inspraak over de beheersverordening inhoud worden gegeven. Die duidelijkheid kan verder ook in het vooroverleg over concrete aanvragen (om vergunning, herziening beheersverordening) worden gegeven.
Klachtenregistratie
Door toepassing van een (geautomatiseerd) klachtenregistratiesysteem kunnen de binnengekomen klachten worden geregistreerd. Vervolgens kunnen door verbeteracties in de toekomst klachten worden vermeden. Door jaarlijkse verslaglegging ontstaat een beeld van de klachten en eventuele 'trends' daarin.
Toezicht
Structurele controle in het veld heeft consequenties voor de inzet van personeel. Er wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma opgesteld, waarin een afweging wordt gemaakt tussen taken en beschikbare middelen/menskracht. Hieruit volgt een prioritering van taken. Het gaat om taken op het gebied van onder andere bouwen, gebruik van gronden en gebouwen, milieu en de Algemene Plaatselijke Verordening.
Financiële maatregelen
Financiële maatregelen zoals de verplichting extra legeskosten te betalen als pas achteraf een vergunning wordt aangevraagd, kunnen bijdragen aan een beter naleefgedrag.
Heldere lijn
Door een eenduidige lijn te brengen in de gedragingen van de gemeente kan het optreden tegen overtredingen gemakkelijker worden gemotiveerd. Er ontstaat meer draagvlak voor de beheersverordening omdat op gelijke wijze tegen gelijke gevallen wordt opgetreden.
Repressieve handhaving
Handhaving kan plaatsvinden door publiekrechtelijk, privaatrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Deze vormen van handhaving zijn repressief van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente middelen heeft waarmee naleving kan worden afgedwongen en tegen normafwijkend gedrag correctief kan worden optreden. De repressieve handhavingsmiddelen worden hierna beschreven.
Publiekrechtelijke handhaving
Deze vorm van handhaving bestaat uit het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang omvat het (doen) wegnemen of herstellen van hetgeen in strijd is met de te handhaven regels of verplichtingen die uit die regels volgen.
Dit houdt meestal in dat illegaal gebouwde bouwwerken worden afgebroken en illegaal gebruik van gronden en opstallen wordt beëindigd. Het kan ook gaan om het beletten van een overtreding; in dat geval heeft een aanzegging tot bestuursdwang of dwangsom een preventieve werking. Vóórdat tot een dergelijke maatregel wordt overgegaan, moet sprake zijn van een volledige afweging van het belang van de overtreder tegen het openbare belang.
Privaatrechtelijke handhaving
Een overheidsorgaan kan slechts in bepaalde gevallen privaatrechtelijk optreden. Dit kan vrijwel alleen als er sprake is van een privaatrechtelijke relatie tussen de overheid en de burger. Dit kan het geval zijn doordat het overheidsorgaan eigenaar is van grond of gebouwen, als een privaatrechtelijke overeenkomst bestaat bij verkoop of erfpacht of als sprake is van een jegens de overheid onrechtmatige daad. Hierbij moet het belang van een overheidsorgaan zijn geschaad; het enkel overtreden van een voorschrift is niet voldoende.
Strafrechtelijk optreden
De strafbaarstelling van overtreding van de beheersverordening is opgenomen in de Wet op de Economische Delicten. Daarin worden ook de strafmaxima genoemd. Medewerkers van de politie (algemene opsporingsambtenaren) en daartoe door de Minister van Justitie aangewezen (buitengewone) opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot opsporing van strafbare feiten.
Het strafrecht wordt als laatste middel in handhaving gezien; bestuursrechtelijk optreden heeft de voorkeur.
Hoofdstuk 4 Toets Aan De Wet- En Regelgeving
Deze beheersverordening is conserverend van aard. Voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, gaat het om ontwikkelingen die ook al in de vigerende bestemmingsplannen zijn geregeld. Als in de toekomst wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal daarvoor een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden opgestart (inclusief onderzoeksverplichtingen). Gelet op het conserverend karakter van deze beheersverordening is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de uitvoering ervan leidt tot nadelige milieugevolgen. Onderzoek op dit punt kan dan ook achterwege blijven. Hieronder worden wel alle onderzoeksaspecten volledigheidshalve kort nagelopen.
4.1 Wet Geluidhinder
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, 48 dB (conform artikel 82, lid 1 van de Wet geluidhinder).
Vanwege de spoorlijn Emmen - Zwolle (traject 120) aan de oostkant van het beheersgebied, is ook hoofdstuk 7 (Zones langs spoorwegen) van de Wet geluidhinder van belang. Dit spoor heeft een zone van 100 m. Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt hiervoor een maximale geluidsbelasting van 55 dB.
Voor de nieuwe woning aan De Esch 33 en voor de bedrijfswoningen ter hoogte van Goordijk 25 en De Oostermaat 66 zijn inmiddels hogere waarden aangevraagd dan wel vastgesteld.
Deze beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarvoor (nieuw) onderzoek is vereist.
4.2 Milieubeheer
Er zijn diverse bedrijven in Gramsbergen gevestigd. Deze bedrijven hebben een 'milieuzone' waarmee bij nieuwe planologische ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden. Aangezien deze beheersverordening geen nieuwe ingrepen binnen deze 'zones' mogelijk maakt, is er geen sprake van een (nieuwe) conflictsituatie.
In het bijzonder dient nog te worden gewezen op de binnen de bestemming "sportgebied" opgenomen milieuzone. Deze zone zorgt ervoor dat binnen een afstand van 50 m vanaf woningen in beginsel geen intensivering van de sportfunctie kan plaatsvinden. Op deze manier wordt een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.
4.3 Bodem
Op basis van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) treedt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk niet eerder in werking dan nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging, ofwel wanneer er saneringsmaatregelen zijn uitgevoerd.
Er doen zich volgens de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart op dit moment geen knelpunten binnen het beheersgebied voor. Voorafgaand aan het verlenen van omgevingsvergunningen - in geval van nieuwe ontwikkelingen - zal de gemeente beoordelen of de bodemgesteldheid afdoende is onderzocht en het beoogde grondgebruik toelaat.
4.4 Water
Deze beheersverordening heeft geen invloed op de huidige waterhuishoudkundige situatie.
4.5 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is bepaald dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Deze beheersverordening maakt ten opzichte van de vigerende (bestemmings)plannen die vervangen worden, geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'nibm'-situatie waardoor onderzoek achterwege kan blijven.
4.6 Ecologie
Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de Natuurbeschermingswet (1998) en de Flora- en faunawet.
De Ecologische Hoofdstructuur is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het beheersgebied ligt op ruime afstand van de Ecologische Hoofdstructuur en andere beschermde natuurgebieden.
Deze beheersverordening staat geen ontwikkelingen toe waarvoor onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of Natuurbeschermingswet 1998 vereist is.
4.7 Externe Veiligheid
Wet- en regelgeving
Externe veiligheid is een beleidsveld dat gericht is op het beheersen van risico's vanwege de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte voorwaarden. Een en ander brengt met zich mee dat bij nieuwe ruimtelijke plannen een toets aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid moet plaatsvinden. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Voor risicovolle bedrijven is onder meer van toepassing:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Gemeentelijk beleid
In het rapport 'Hardenberg: bewust veilig' heeft de gemeente Hardenberg haar externe veiligheidsbeleid voor de periode 2011-2014 uitgewerkt. Daarin zijn onder meer hindercontouren van Bevi-inrichtingen aangegeven. Op 31 mei 2011 heeft de gemeente de (herziene versie van de) Opleg-Notitie externe veiligheid vastgesteld. Hierin is aangegeven hoe binnen actualiserings-plannen met externe veiligheid moet worden omgegaan. Onderhavige beheersverordening volgt de systematiek van de opleg-notitie. Dit betekent: het vastleggen van de externe veiligheidssituatie en het, daar waar noodzakelijk, opnemen van regels die de ontwikkelingsmogelijkheden vastleggen.
Inrichtingen
Binnen of in de directe nabijheid van het beheersgebied is één Bevi-inrichting gelegen. Het gaat om het tankstation met lpg-installatie aan De Anerdijk 20-22 (bron: Risicokaart Overijssel). In de verbeelding zijn de risicocontouren voor het plaatsgebonden risico (15 m vanaf de afleverzuil, 25 m vanaf het ondergronds reservoir en 35 m vanaf het vulpunt) opgenomen. Binnen deze contouren zijn twee woningen gelegen. Aangezien dit een bestande en als zodanig vergunde situatie is, is hier geen sprake van een saneringsplicht'5. Wat betreft het groepsrisico doen zich geen knelpunten voor. Binnen de contour (150 m vanuit het vulpunt) is weinig bebouwing aanwezig, waardoor het groepsrisico laag is en de oriënterende niet wordt overschreden. Daarnaast leidt deze beheersverordening niet tot een toename van het groepsrisico; de woningaantallen zijn conform de vigerende bestemmingsplannen en nieuwe ontwikkelingen/functiewijzigingen zijn niet zomaar toegestaan.
Er zijn wel andere risicovolle inrichtingen binnen het beheersgebied gelegen. Het gaat om (chloorbleek)opslagplaatsen ten behoeve van het zwembad Gramsbergen, het zwembad van Recreatiecentrum 't Hooge Holt en het galvanisch bedrijf aan het Hoge Holt 4. Alleen binnen de contouren van eerstgenoemd zwembad liggen kwetsbare objecten. De drie inrichtingen vallen onder het Registratiebesluit en leveren geen belemmering voor deze beheersverordening op.
Buisleidingen
Het beheersgebied ligt niet binnen de effectafstand van aardgasttransportleidingen.
Transport gevaarlijke stoffen
De bijlagenkaarten bij het verkeersbesluit no: 2004/EPLA/77531 geven een overzicht van rijkswegen, provinciale en gemeentelijke wegen die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De N34 is voor Gramsbergen de dichtstbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan Aangezien deze beheersverordening niet leidt tot een toename van het groepsrisico, is onderzoek op dit punt niet noodzakelijk.
De spoorlijn Zwolle - Emmen geldt eveneens als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Volgens het Basisnet Spoor worden er 'categorie C3, brandbare vloeistoffen' vervoerd. Voor de spoorlijn is echter geen veiligheidszone of plas-brandaandachtsgebied vastgesteld. Alleen voor ontwikkelingen binnen 200 m van de spoorlijn geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico. Aangezien deze beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, kan onderzoek op dit punt achterwege blijven.
- 5. Wel gelden, vanwege de nabijgelegen begraafplaats, venstertijden voor het 'lossen' van lpg. Hiervoor zijn in de omgevingsvergunning specifieke bepalingen opgenomen.
4.8 Archeologie
Het archeologiebeleid van de gemeente Hardenberg is verwoord in het Beleidsplan Archeologie (Past2Present, vastgesteld d.d. 30 juni 2009). Hierin is aangegeven hoe bij ruimtelijke ingrepen met het bodemarchief moet worden omgegaan. Belangrijk onderdeel van het beleidsplan is de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart (zie uitsnede hieronder). Op basis van deze kaart kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of belangrijke waarden binnen een bepaald gebied aanwezig zijn en/of archeologisch onderzoek is gewenst. Ook geeft het beleidsplan enkele aanwijzingen voor de wijze waarop archeologie binnen ruimtelijke plannen kan worden meegenomen.
Uitsnede Archeologische waarden- en verwachtingenkaart
Op de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart is aan delen van het beheersgebied de volgende waarden toegekend:
- Waarde - archeologie 1 (AMK-terrein van (zeer)hoge archeologische waarde > rood);
- Waarde - archeologie 3 (oranje, ongekarteerd terrein > paars);
- Waarde - archeologie 4 (hoge archeologische verwachting > roze);
- Waarde - archeologie 5 (middelhoge archeologische verwachting > grijs).
Voor deze gebiedstypen is een dubbelbestemming opgenomen en gelden beperkingen bij grondverzet. Zie hiervoor de regels van deze beheersverordening.