Veldhuizenweg
Bestemmingsplan - Hellendoorn
Vastgesteld op 02-02-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Landgoed Veldhuizenweg van de gemeente Hellendoorn;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0163.BPBULGVELDHUIZWEG-VG01 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch loonwerkbedrijf:
een bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven en het verichten van cultuurtechnische werkzaamheden met behulp van werktuigen;
1.6 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.7 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bedrijfsgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;
1.9 beroep aan huis:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning en daarbij behorende bijgebouwen en bestaande voormalige bedrijfsgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.10 bestaande afmetingen en vorm:
de hoogte, afstand en vorm van het bouwwerk of het aantal dat op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag om bouwvergunning voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
1.11 bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand:
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw:
een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is, en voor zover aan het hoofdgebouw gebouwd in de kap zichtbaar en feitelijk gescheiden is, van het op hetzelfde perceel gelegen bijbehorende hoofdgebouw;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.19 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.20 extensieve openluchtrecreatie:
vormen van recreatief medegebruik van het natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 hoofdgebouw:
een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét of één van de belangrijkste valt aan te merken;
1.23 horeca:
hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander -tenzij uitdrukkelijk anders vermeld- met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een seksinrichting;
1.24 kampeerboerderij:
voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.25 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan;
1.26 niet-agrarische nevenactiviteiten:
- a. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
- b. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
- c. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
- d. opslag- en stallingsbedrijven;
- e. zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
- f. bezoekers- en cursuscentrum;
- g. atelier, museum, galerie en kunsthandel;
- h. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
- i. horeca, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, een terras;
- j. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
- k. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van plattelandskamers, plattelandsappartementen en kampeerboerderij en in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
- l. sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, zorgboerderij, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord;
- m. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld;
1.27 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.28 paardenbak:
een niet overdekt, omheind terrein met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.29 peil:
- a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.30 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
1.31 plattelandsappartement:
(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in een zelfstandige eenheid, met eigen keuken en sanitair -al dan niet in combinatie met een dagverblijf;
1.32 plattelandskamer:
(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf in een kamer -al dan niet in combinatie met een dagverblijf- met keuken en sani-tair in een gemeenschappelijke ruimte;
1.33 schuilgelegenheid:
een gebouw dat uitsluitend dient voor de beschutting van dieren tegen weersinvloeden;
1.34 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub al of niet in combinatie met elkaar;
1.35 verkoopvloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
1.36 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.37 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
- b. overstekende daken;
- c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bestemmingsgrens bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bosbouw,
- b. instandhouding en ontwikkeling van bos ten behoeve van aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden,
- c. instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden met heide en met natte en droge natuur,
- d. groenvoorzieningen en instandhouding van ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting,
- e. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten, meanders en andere waterpartijen,
- f. extensieve openluchtrecreatie,
- g. behoud van de aanwezige zandwegen,
- h. agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding,
- i. ontsluitingswegen, en
- j. bij een en ander behorende parkeer- en andere voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
3.3 Aanlegvergunning
3.4 Uitsluiting toepasselijkheid artikel 3.22 Wet ruimtelijke ordening
Voor zover het betreft de gronden als bedoeld in lid 3.1, is de toepasselijkheid van artikel 3.22 van de Wet ruimtelijke ordening uitgesloten.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen,
- b. beroep aan huis,
- c. niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 1, onder 1.26, binnen eenzelfde bestemmingsvlak tot een gezamenlijke brutovloeroppervlakte van 300 m² binnen bestaande voormalige bedrijfsgebouwen, en
- d. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 12 (Algemeneprocedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.1, ten behoeve van het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis, en in sublid 4.2.2, onder f, ten behoeve van het daartoe vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. uitsluitend zijn toegestaan bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
- b. in de omgeving van de betreffende woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreden;
- c. de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
- d. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de desbetreffende woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 150 m² bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de op de gronden als bedoeld in lid 4.1, aangegeven bestemmingsgrens wordt verschoven ter vergroting van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. per geval dient de behoefte aan vergroting te zijn aangetoond;
- b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 25% worden vergroot;
- c. op geen van de gevels van een woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
- d. in vookomend geval aanwezige landschaps- en natuurwaarden van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onderzoek naar en bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Aanlegvergunning
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 6 Waarde - Landgoed
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Landgoed" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische en andere waarden en elementen, welke met name bestaan uit:
- 1. de groenstructuur, paden en lanen,
- 2. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, zoals landhuizen en bijbehorende gebouwen, zoals koetshuizen,
- 3. waterpartijen, en
- 4. beeldende kunstwerken en andere bijzondere landschappelijke en bebouwingselementen, en
- b. bij een en ander behorende parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
In zoverre in afwijking van het overigens in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen mogen op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, andere bouwwerken ten behoeve van de in dat lid aangegeven doeleinden worden gebouwd, zoals erf- of perceelafscheidingen en informatie- en aanwijsborden, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen, uitgezonderd beeldende kunstwerken.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 12 (Algemeneprocedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2, ten behoeve van het op een landgoed met een woning of woningen bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen, die behoren bij een landgoed, zoals een koetshuis, een prieeltje, een orangerie of schuilgelegenheden en bergingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. van gebouwen mag de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 300 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen;
- b. vooraf dient door een bedrijfs- of beheerplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing te zijn aangetoond dat de bedoelde bouwwerken passen binnen de cultuurhistorische waarden van het landgoed als bedoeld in lid 6.1.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de woning(en) en de andere gebouwen op het landgoed, op de gronden als bedoeld in lid 6.1, kunnen worden ge- of verbouwd en gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen, kantoor, recreatie, kleinschalige horeca, zoals een theehuis of kleinschalige conferentie-accommodatie, mits
- a. door middel van een bedrijfsplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing wordt aangetoond dat de functie waarvoor wijziging wordt gevraagd, in wezenlijke mate bijdraagt aan de instandhouding van het landgoed en daardoor de cultuurhistorische waarden als bedoeld in lid 6.1, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast,
- b. daardoor in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen blijvend ongunstiger gevolgen ontstaan voor de omving, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke functie van het betreffende gebouw,
- c. geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvindt, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke functie van het betreffende gebouw, en
- d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, waarbij voldaan dient te worden aan de parkeernormen uit de gemeentelijke parkeerverordening.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Vormen van verboden gebruik
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval het gebruik van:
- a. bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
- b. onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 3. als paardenbak.
9.2 Uitoefening "vrij" beroep in en bij een woning
Het gebruik van een woning en daarbij behorende bijgebouwen voor de uitoefening van een "vrij" beroep is toegestaan, mits de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het "vrij" beroep, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 9.3, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m².
9.3 Ontheffing beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 12 (Algemeneprocedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.2, ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, andere dan een "vrij" beroep, in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, mits:
- a. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten, die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving,
- b. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroeps- of bedrijfsactiviteit,
- c. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een "vrij" beroep als bedoeld in lid 9.2 , niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m²,
- d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt,
- e. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
- 1. het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden, en
- 2. behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
- f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten.
9.4 Ontheffing paardenbak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 12 (Algemeneprocedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.1, onder b.3, ten behoeve van het gebruiken van gronden als bedoeld in artikel 4 (Wonen) als paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, met inachtneming van de volgende bepalingen
- a. bij eenzelfde woning is ten hoogste één paardenbak toegestaan,
- b. de paardenbak dient in de onmiddellijke nabijheid van de betreffende woning te worden gesitueerd;
- c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
- d. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- e. ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
Artikel 10 Algemene Ontheffingsregels
10.1 Ontheffing extra zelfstandige woonruimte in woningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 12 (Algemeneprocedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in deze regels omtrent het toegestane aantal en de toegestane inhoud van woningen, ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één zelfstandige woonruimte in een woning, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. ontheffing wordt uitsluitend verleend, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen worden gegeven;
- b. de gezamenlijke inhoud van de betreffende woning, althans het hoofdgebouw, en de daarin opgenomen zelfstandige woonruimte mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
- c. de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning.
10.2 Ontheffing gebruik bijgebouwen als zelfstandige woonruimte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 12 (Algemeneprocedureregels), ontheffing te verlenen van het bepaalde in deze regels omtrent bijgebouwen, ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één zelfstandige woonruimte in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. ontheffing wordt uitsluitend verleend, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen worden gegeven;
- b. de brutovloeroppervlakte van de betreffende woonruimte mag niet meer dan 100 m² bedragen;
- c. de afstand tussen het betreffende bijgebouw en de woning waarbij het bijgebouw hoort, mag niet meer dan 25 m bedragen;
- d. de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van het betreffende bijgebouw;
- e. de ontheffing wordt ingetrokken, zodra vaststaat dat de onder a bedoelde redenen er niet meer zijn, met dien verstande dat na intrekking de verbouwing tot en de inrichting al zelfstandige woonruimte onverwijld ongedaan wordt gemaakt.
10.3 Algemene ontheffingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 12 (Algemeneprocedureregels), ontheffing te verlenen van het plan:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- b. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor ecologische voorzieningen, zoals uitkijkpunten en observatiehutten, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
- c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- d. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- e. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 m.
Een ontheffing wordt niet verleend indien:
- 1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
- 2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende erven.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 20 m worden verschoven;
- b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmingsvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 10% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
- c. door een wijziging mogen de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedureberegels is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:
- a. het ontwerp-besluit omtrent ontheffing of nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Landgoed Veldhuizenweg.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De families Kloosterman en Luchtenberg beschikken beiden over een agrarisch bedrijf met bijbehorende gronden. Gelet op de beperkte agrarische ontwikkelingsmogelijkheden voor deze bedrijven is voor beide families een inrichtingsvisie opgesteld. Uitgangspunt voor de visie was dat de maatschap Kloosterman-Luchtenberg zich op economisch duurzame wijze zou moeten ontwikkelen, passend binnen de beleidsdoeleinden van de overheid.
Er is gekozen voor de ontwikkeling van drie nieuwe landgoederen op de volgende locaties:
Zuidelijke Kanaaldijk;
Schuilenburgerweg;
Veldhuizenweg.
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, de landschappelijke structuur te versterken, ruimte te bieden voor een duurzaam waterbeheer en voormalige agrarische bedrijfsgebouwen te saneren, vindt er een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit plaats. De financiële middelen om deze kwaliteitsverbetering te realiseren worden behaald uit het oprichten van een aantal nieuwe landhuizen en burgerwoningen.
In dit bestemmingsplan vindt de ruimtelijke vertaling plaats van het Inrichtingsplan "Locatie Veldhuizenweg, Entree naar de Eelerberg" uit september 2008.
1.2 Planningsopgave
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, de landschappelijke structuur te versterken, ruimte te bieden voor een duurzaam waterbeheer en voormalige agrarische bedrijfsgebouwen te saneren, vindt er een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit plaats (het oprichten van een nieuw landgoed). Daarbij wordt gebruik gemaakt van de provinciale subsidieregelingen natuurbeheer (PSN) en agrarisch natuurbeheer (PSAN).
De overige financiële middelen om deze kwaliteitsverbetering te realiseren worden behaald uit de opbrengst van het oprichten van een aantal nieuwe landhuizen en burgerwoningen (rood voor rood).
In totaal (alle drie locaties samen) wordt ongeveer 35 ha aan nieuw landgoed opgericht. Ook zal in totaal ongeveer 61 ha aan cultuurgrond worden omgevormd naar (agrarisch beheerde) nieuwe natuur.
1.3 Planproces
Het inrichtingsplan is tot stand gekomen door een nauwe samenwerking tussen verschillende partijen: gemeente Hellendoorn, provincie Overijssel, waterschap Regge en Dinkel, Bureau Beheer Landbouwgronden, Landschap Overijssel en de Adviesbureaus Eelerwoude en Amer.
De beoogde ontwikkeling sluit aan bij de beleidsdoelen van de gemeente Hellendoorn, de provincie Overijssel en het Waterschap Regge en Dinkel om de kwaliteiten van de Regge, het Reggedal en de ecologische hoofdstructuur te ontwikkelen en te optimaliseren. Daarnaast sluit de beoogde ontwikkeling aan bij de interesse in samenwerking van Landschap Overijssel wat betreft extensief beheer van de gronden door het jongvee van de maatschap, met als doel het ontwikkelen van dynamische, ruige natuur.
1.4 Plangebied
In figuur 1.1 is het plangebied weergegeven. De locatie ligt grofweg tussen Hellendoorn en Lemele, ten oosten van de Eelerberg tussen de bossen van de Sallandse Heuvelrug en de Ommerweg. Het betreft een aantal percelen aan de Veldhuizenweg in de gemeente Hellendoorn. De percelen zijn in bezit van de familie Kloosterman.
Voor de locaties Zuidelijke Kanaaldijk en Schuilenburgerweg worden aparte bestemmingplannen opgesteld.
Figuur 1.1 Plangebied
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het geldend beleid van de verschillende overheden dat ter plaatse van toepassing is. In hoofdstuk 3 vindt een analyse plaats van de huidige functies in het plangebied en hoe deze functies in de toekomstige situatie eruit komen te zien. In hoofdstuk 4 wordt de totale gebiedsvisie verwoord. Hoofdstuk 5 bevat een korte toelichting op de planregels. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de gevolgen van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan Veldhuizenweg op rijks-, provinciaal en regionaal schaalniveau. Dit beleid vormt het kader waarbinnen het huidige gebruik en nieuwe ontwikkelingen plaats dienen te vinden. Het beschreven beleidskader is daarmee één van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen. Het hoofdstuk sluit af met een samenvattend overzicht van de betekenis van het integrale beleidskader voor dit bestemmingsplan.
2.2 Rijksbeleid
Nota Ruimte (2005)
Het kabinet richt zich op versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.
Om het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden te vergroten, wil het kabinet de mogelijkheden voor zowel hergebruik als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied verruimen, gekoppeld aan ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en realisatie van bijvoorbeeld nieuwe natuurgebieden of extra capaciteit voor waterberging.
Een belangrijk deel van het plangebied is gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het ruimtelijk beleid voor de EHS-gebieden is gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden. In samenhang met de EHS zijn ook robuuste ecologische verbindingszones aangewezen. Door deze verbindingszones worden grote ecosystemen (natuurgebieden) met elkaar verbonden, zodat flora en fauna de mogelijkheid hebben om zich tussen de natuurgebieden onderling te verspreiden. Ecologische verbindingszones versterken niet alleen het ecologische netwerk, maar hebben ook een functie voor recreatie, waterbeheer, landschap en cultuurhistorie. Het Rijk streeft ernaar om meer natuur particulier te laten beheren.
Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
Binnen het plangebied is het watersysteem van de Regge aanwezig. De Europese Kaderrichtlijn Water verplicht de waterschappen om maatregelen te nemen om tot een goed ecologisch functioneren van het watersysteem te komen. Daarvoor zijn het verminderen van verontreinigende uitstoot en een ecologisch verantwoorde inrichting nodig.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
Directe aanleiding voor deze nota is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de waterspiegel. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast, moet tenminste behouden blijven. Belangrijk onderdeel in het nieuwe waterbeleid is de watertoets. Alle ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten en aan een watertoets te worden onderworpen. De watertoets is geen toets achteraf, maar een procedure om tot een optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen. Het plan is in nauwe samenwerking met het waterschap Regge en Dinkel tot stand gekomen.
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie Overijssel (2009)
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen weer voor de provincie en heeft de status van een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Figuur 2.1 Uitsnede Omgevingsvisiekaart
Het plangebied ligt in de Groene omgeving. Het gaat daarin om behoud en versterking van het landschap en om het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur samen te laten gaan met ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers.
Het plangebied valt binnen ontwikkelingsperspectief 1: 'Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur'. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden met als hoofdaccent de ontwikkeling van natuur en versterking van het watersysteem. Het behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten staan hier voorop. Behoud en waar mogelijk toename van de biodiversiteit is een belangrijk doel. Landgoederen maken hier een onderdeel van uit. Het gebied is ook aangewezen als beekdal. Ontwatering dient hier niet dieper dan nodig te zijn voor gebruik als grasland.
Het plangebied maakt deel uit van de EHS. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS, waarbij ook rekening wordt gehouden met de andere belangen in het gebied. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Daarbij hanteert de provincie zogenaamde EHS-spelregels: herbegrenzing van de EHS, saldering van negatieve effecten en toepassing van het compensatiebeginsel. Het 'nee, tenzij'-principe en de overige spelregels zijn verankerd in de provinciale Omgevingsverordening
Kwaliteitsimpuls Groene omgeving
Ontwikkelingen in de Groene omgeving moeten samengaan met een impuls in kwaliteit. Daarom ontwikkelt de provincie de 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving', als eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's en landgoederen. Met deze bestaande regelingen is het onder andere mogelijk om een nieuw landgoed van minimaal 10 ha groot op te richten met een landhuis van allure van minimaal 1.000 m³. Tenminste 30% van het nieuwe landgoed bestaat uit nieuw bos en 90% van het terrein is openbaar toegankelijk.
De Kwaliteitsimpuls Groene omgeving maakt het onder meer ook mogelijk om landschapontsierende opstallen te slopen door de mogelijkheid te bieden een gebouw met woonbestemming toe te voegen (Rood voor rood). Hoofddoel hierbij is het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
Nieuwe landgoederen
In landgoederen komen uiteenlopende functies en kwaliteiten samen: landbouw, natuurbeheer, landschappelijke elementen, bewoning, recreatie en cultuurhistorie. Via de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving biedt de provincie mogelijkheden om via Rood voor Groen-constructies een duurzame kwaliteitsimpuls te geven aan de maatschappelijke functies op het landgoed.
Omgevingsverordening Overijssel (2009)
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de verordening. Hierin worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Ook worden regels gegeven voor grondwaterbescherming, kwantitatief en kwalitatief waterbeheer en verkeer.
Natuurgebiedsplan Vecht-Regge (2004)
Het Natuurgebiedsplan Vecht-Regge is de uitwerking van een deel van de EHS. In het gebied Vecht-Regge wordt gestreefd naar versterking en ontwikkeling van een samenhangend stelsel van bos- en natuurgebieden, vergroten van het natuurlijke karakter van het riviersysteem van Vecht en Regge en versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in vooral de oude cultuurlandschappen.
Op basis van de nota Ruimte dienen ook de robuuste ecologische verbindingszones te worden aangegeven. Deze moeten ervoor zorgen dat meer samenhang ontstaat tussen de grote natuurgebieden in de EHS. In het plangebied ligt een gedeelte van de robuuste verbindingszone tussen het Drents Plateau en Twente, te weten het traject Vechtdal-Holterberg. Deze loopt van de zuidzijde van Nijverdal over de Sallandse Heuvelrug en via het Reggedal in noordelijke richting. Middels het Natuurgebiedsplan Vecht-Regge is de invulling van de robuuste verbindingszone nader geconcretiseerd. Voor het gebied Eelen en Rhaan-Schuilenburg-Overwater is een opgave opgenomen om circa 300 ha nieuwe natuur te realiseren.
Figuur 2.3 Natuurgebiedsplan (Bron: Groenloket Overijssel)
Reggevisie (1997)
In de Reggevisie staat het streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem centraal, binnen de mogelijkheden die het stroomgebied van de Regge biedt, in een periode van 25 jaar. Als uitgangspunten worden onder andere gehanteerd: het zoveel mogelijk vasthouden en bergen van water, het herstellen van verstoorde en/of afgesneden stroomgebieden en het onttrekken van water zo laag mogelijk in het systeem.
Reconstructieplan Salland-Twente (2004)
Het reconstructieplan Salland-Twente is op 15 september 2004 door Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld. Het plan is op 4 november 2004 formeel van kracht geworden. Het plangebied vormt een onderdeel van het reconstructiegebied Salland-Twente
In het Reconstructieplan wordt onderscheid gemaakt tussen landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. De locatie ligt in het verwevingsgebied. Dit gebied heeft als doel:
behoud van een verscheidenheid van landelijke functies naast elkaar en in combinatie met elkaar;
ruimte bieden aan de landbouw, waaronder de intensieve veehouderij;
extra kansen bieden aan de intensieve veehouderijen door de ontwikkeling van sterlocaties.
Om de grote landschappelijke en cultuurhistorische betekenis van de aanwezige landgoederen te behouden, wordt ernaar gestreefd de economische basis van de landgoederen te behouden en te versterken. Het beleid is gericht op het behoud van een duurzame landbouw en het bieden van passende mogelijkheden voor nieuwe economische dragers op landgoederen.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Vrijkomende gebouwen in het buitengebied (2006)
De beleidsregel die de gemeente Hellendoorn heeft opgesteld is een nadere invulling van de provinciale partiële herziening 'Rood voor Rood met gesloten beurs en nieuwe landgoederen'. Ontsierende bedrijfsgebouwen die niet kunnen worden hergebruikt, kunnen in het kader van de 'Rood voor Rood'-regeling worden gesloopt. Het doel is verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Voor de extensiveringsgebieden, de open escomplexen, de aangewezen zones voor de robuuste verbindingen en het Reggedal is de meest belangrijke functie het behoud en daar waar mogelijk versterking van de functie natuur, de natuurlijke omgeving en water. In de beleidsregel wordt in principe uitgegaan van een compensatiekavel ter plaatse. Wanneer compensatie ter plaatse niet mogelijk of gewenst is, is het mogelijk dat de woning elders gesitueerd wordt. Bij compensatie elders zal aansluiting worden gezocht bij de aangewezen woonkernen of buurtschappen. Bij uitzondering kan, indien de landschappelijke kwaliteit aantoonbaar wordt vergroot, de realisatie van een bouwkavel ook plaatsvinden aansluitend bij bestaande bebouwingsclusters. In die gevallen wordt gezocht naar een maatwerkoplossing. Potentiële locaties moeten voldoen aan de gebruikelijke locatie-eisen met betrekking tot bijvoorbeeld geur, water en geluid. In het kader van water is een vroegtijdig overleg met het waterschap in het kader van de watertoets noodzakelijk.
Waterplan Hellendoorn (2007)
De gemeente Hellendoorn heeft samen met de waterschappen Regge en Dinkel en Groot Salland een waterplan opgesteld met een toekomstvisie voor 2030.
In het plan wordt ondermeer als doel gesteld dat op diverse plaatsen de meer natuurlijk ingerichte Regge zichtbaar gemaakt wordt. Er worden meer mogelijkheden voor extensieve recreatie (zoals wandelen en fietsen) langs de Regge gecreëerd. Daarnaast wordt water medesturend in ruimtelijke ordening. Dat betekent dat bij nieuwbouw of andere functiewijzigingen de afvoer van water uit een gebied niet toe mag nemen. Ook mogen nieuwe ruimtelijke projecten niet leiden tot aantasting van watersystemen.
2.5 Conclusies Op Basis Van Het Integrale Beleid
De analyse van het integrale beleid van rijk, provincie en gemeente geeft een aantal duidelijke richtlijnen voor het te voeren ruimtelijke beleid. De richtlijnen zijn hierna verwoord.
In de Nota Ruimte heeft het kabinet verwoord dat het de mogelijkheden van hergebruik en (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied wil verruimen, gekoppeld aan ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en realisatie van bijvoorbeeld nieuwe natuurgebieden of extra capaciteit voor waterberging.
De provincie biedt met de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving onder andere de mogelijkheid om landgoederen op te richten, of nieuwe woonbestemmingen toe te kennen in ruil voor de sloop van landschapsontsierende opstallen (Rood voor Rood). Het betreft bestaande regelingen, waar de provincie met de Omgevingsvisie op aansluit.
De locatie ligt aan de voet van de Eelerberg, temidden van de ecologische hoofdstructuur. In het reconstructieplan is het als verwevingsgebied aangeduid. In de Natuurgebiedsplannen is de omvorming tot (agrarisch beheerd) natuurgebied vastgelegd. Op de Omgevingsvisiekaart is het plangebied aangewezen voor ontwikkelingsperspectief 1 (realisatie groene en blauwe hoofdstructuur)
Met de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving wordt een nieuw landgoed van 15,00 ha opgericht, waarvan 8,00 ha verplichte nieuwe natuur. Op dit landgoed worden een landhuis en een landgoedwoning gerealiseerd. Er vindt omvorming van 6,80 ha cultuurgrond naar nieuwe natuur middels PSN plaats.
Met het realiseren van een landgoed met het bijbehorend areaal aan nieuwe natuur, wordt een kwaliteitsimpuls aan het gebied gegeven en vindt een nadere invulling van de ecologische hoofdstructuur plaats.
Hoofdstuk 3 Analyse
3.1 Bodem En Water
Huidige situatie
De bodem ter plaatse van de Veldhuizenweg bestaat voor een groot deel uit eerdgronden en podzolgronden. Een klein deel behoort tot de beekdalgronden. Het westelijke deel vormt een dekzandrug.
Figuur 3.1 Opbouw plangebied
De maaiveldhoogte ligt circa op 7,5 m tot 10 m +NAP en neemt in hoogte toe richting het westen, waar de Eelerberg is gelegen. De bodem is aangemerkt als 'gevoelig tot redelijk gevoelig voor nitraatuitspoeling'.
Het plangebied ligt binnen het stroomgebied van de Midden-Regge. Het grondwater bevindt zich op circa 1,5 m tot 2 m beneden het maaiveld, met uitzondering van het lager gelegen deel, waar het zich tussen de 1 m en 1,5 m onder het maaiveld bevindt.
Het oostelijk deel van het plangebied is onderdeel van een dalvormige laagte. In dit gebied komt kwelwater aan de oppervlakte naar boven. De kwel is van goede waterkwaliteit en is afkomstig vanuit de Eelerberg.
Centraal Bodemkundig Bureau Deventer Breda heeft aan de Veldhuizenweg een verkennend onderzoek naar de bodemkwaliteit uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat het grondwater licht verontreinigd is met zware metalen (barium). Uit de resultaten blijkt verder dat ter plaatse van de onderzoekslocatie visueel geen asbesthoudend materiaal is aangetroffen op het maaiveld en in de bodem.
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat, hoewel de concentraties verontreinigende stoffen niet alle beneden de streefwaarden zijn gemeten, de kwaliteit van de bodem op de onderzoekslocatie geen belemmering vormt voor de bouwvoornemens.
Toekomstige situatie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan vinden nadelige effecten op de natuur plaats door watertekorten, veranderingen in de grondwaterstromen en de chemische samenstelling hiervan. Vooral de ruilverkavelingen in het gebied hebben geleid tot een structurele verlaging van de grondwaterstand. Het uitvoeren van de natuur en landschapsontwikkelingen op de deellocaties hebben een positieve invloed op het herstel van kwelstromen en het vasthouden van gebiedseigen water. In het projectgebied krijgt de natuurlijke kwelstroom meer ruimte. De kwel wordt zoveel mogelijk vastgehouden in een watergang langs de bosgrens en het (toekomstige) landhuis en de landgoedwoning.
Het uitgangspunt daarbij is dat via de nadere uitwerking de natuur en landschappelijke inrichting op het landgoed zo wordt ingericht, dat de overige nog aanwezige grondgebonden landbouw in de omgeving geen extra nadelen ondervindt van de aanwezigheid van het landgoed en de nieuwe natuur. Dit betekent dat er geen ongewenste waterstandsverhogende effecten mogen optreden op gronden die in eigendom zijn van aangrenzende agrariërs. De landgoedinrichting kan op de natuurgronden meer water laten vasthouden, waardoor op natte tijden de afvoer van naastgelegen percelen minder hoeft te concurreren met het water dat nog afvoert van de gronden van het landgoed.
De woningen worden voor het afvalwater aangesloten op de riolering. De afvoer van overtollig regenwater vindt zoveel mogelijk plaats via infiltratie in de bodem, of wordt via een bodempassage afgevoerd naar het oppervlaktewater. Bij de bouw van de woningen wordt geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare bouwmaterialen, zodat vervuiling van bodem, grond- en oppervlaktewater wordt voorkomen.
Langs het oosten van het plangebied ligt een watergang die op de Legger van het Waterschap Groot Salland staat. Op deze hoofdwatergang en de aangrenzende gronden (5 m aan weerszijden van de watergang) zijn de gebods- en verbodsbepalingen uit de Keur van het waterschap van toepassing.
Bij de aanleg van het landgoed worden de adviezen van het waterschap in acht genomen.
Wanneer bij bouwwerkzaamheden niet met een gesloten grondbalans wordt gewerkt, dient rekening gehouden te worden met het feit dat aan- en afvoer van grond onder de bepalingen uit het Besluit bodemkwaliteit valt. Om een partij grond toe te mogen passen moet de partij worden getoetst aan:
de bodemkwaliteitsklasse van de ontvangende bodem;
de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem.
Onder alle omstandigheden moet bij het toepassen van grond en baggerspecie en het verspreiden van baggerspecie de wettelijke zorgplicht in acht worden genomen. Deze zorgplicht betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat nadelige gevolgen kunnen optreden als gevolg van toepassing, maatregelen moet nemen om verontreiniging te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
3.2 Cultuurhistorie En Archeologie
Huidige situatie
De dekzandrug in het plangebied is als es herkenbaar. De hogere zandgronden vormden een goede ondergrond voor een agrarisch gebruik. Door het gedurende tientallen jaren bemesten van de zandrug, is deze rug kunstmatig opgehoogd waardoor de bolling is ontstaan.
De locaties waar wordt verwacht dat archeologisch erfgoed kan worden aangetroffen, staan aangegeven op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). In dit gebied kunnen archeologische sporen worden verwacht, maar deze zijn tot nu toe nog niet aangetoond. De IKAW geeft aan dat de trefkans aan de oostkant van het plangebied overwegend laag is. Een gedeelte in het midden van het plangebied heeft een hoge trefkans en de rest heeft een middelhoge trefkans.
Figuur 3.2 Plangebied in 1900 (bron: www.kich.nl)
Archeologisch Adviesbureau RAAP heeft in oktober 2008 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de plangebieden Schuilenburgerweg en Veldhuizenweg. Dit onderzoek diende plaats te vinden in verband met te realiseren nieuwbouw op vier afzonderlijke bouwkavels. Tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische resten in de plangebieden Schuilenburgerweg en Veldhuizenweg.
De ondiepe geologische ondergrond in plangebied Veldhuizenweg bestaat uit dekzand. In de bouwkavel ten zuiden van de Veldhuizenweg is in het dekzand een met klei- en veenlagen opgevulde geul geconstateerd. De bodemopbouw in beide bouwkavels is verstoord door recente agrarische activiteiten. Binnen geen van de bouwkavels zijn archeologische indicatoren aangetroffen.
Uit plangebied Veldhuizenweg staan geen archeologische vindplaatsen geregistreerd in ARCHIS. Uit de directe omgeving zijn wel enkele vindplaatsen bekend. Het betreft een terrein van zeer hoge archeologische waarde waar zich twee grafheuvels uit de periode Neolithicum-Bronstijd bevinden, een stenen hamerbijl uit het Neolithicum en een nederzetting uit de Romeinse tijd.
Toekomstige situatie
De es wordt in de toekomst visueel versterkt door de randen aan te zetten met opgaande beplanting. Het nieuwe landhuis en de nieuwe landgoedwoning zijn buiten de es gesitueerd, zodat deze zoveel mogelijk in tact blijft. Voor het overige heeft het ontwerp geen invloed op cultuurhistorie en archeologie.
Vanuit archeologisch oogpunt kan de geplande ingreep zonder bezwaren worden uitgevoerd. Indien bij de realisatie van de geplande nieuwbouw onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 2008 aanmelding van de desbetreffende vondsten bij het bevoegd gezag (de gemeente Hellendoorn) verplicht.
3.3 Landschap
Huidige situatie
Het plangebeid ligt op de rand van de Eelerberg (onderdeel van de Sallandse Heuvelrug). Het landschap is gevarieerd, bestaande uit heuvels, bos, heide, glooiende akkerlanden en weide.
De Eelerberg is in de 19e eeuw ingeplant met productiebos. Het productiebos is goed herkenbaar aan de strakke opbouw van het bos en wegen die het bos willekeurig doorkruizen. Het plangebied maakt onderdeel uit van een open plek in dit bos.
De hoger gelegen dekzandrug is nog steeds als esbolling herkenbaar. De hogere zandgronden vormden een goede ondergrond voor de landbouw. Door het tientallen jaren bemesten van deze gronden werd de grond kunstmatig opgehoogd, waardoor de kenmerkende bolling is ontstaan.
Toekomstige situatie
De esbolling blijft vrij van opgaande beplanting en bebouwing. De es en de overige open ruimtes worden ruimtelijk versterkt door de randen aan te zetten met opgaande beplanting.
3.4 Natuur
Huidige situatie
Het plangebied maakt onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de EHS.
De locatie maakt geen deel uit van andere gebieden (zoals Natura 2000, beschermde natuurmonumenten, Nationaal Landschap en/of Nationaal Park) waarvoor een gebiedsbescherming geldt. Activiteiten die buiten een Natura 2000-gebied plaatsvinden, kunnen alsnog schadelijke gevolgen hebben voor dat gebied, de zogenaamde 'externe werking'. De centrale vraag moet zijn: 'heeft deze activiteit mogelijk een negatief of significant effect voor het richtlijngebied?'. Een exacte grens is in algemene zin niet aan te geven.
De bossen van de Eelerberg bestaan hoofdzakelijk uit restanten van naaldboomproductiebos.
Voor het realiseren van het landgoed is in het kader van de Flora- en faunawet een onderzoek uitgevoerd. Geconcludeerd is dat de onderzoekslocatie een geschikt leefgebied vormt voor een aantal beschermde soorten.
Toekomstige ontwikkelingen
Algemeen
De ecologische meerwaarde van de drie projecten samen bestaat uit het volgende (zie paragraaf 2.4 van het inrichtingsplan in de bijlage):
de totale ontwikkeling draagt bij aan de realisatie van de EHS en de Robuuste Verbindingszone. Het gaat hierbij om minimaal 70 ha cultuurgrond, dat ingericht en beheerd wordt volgens de doelstellingen uit het Natuurgebiedsplan. Dit betekent dat 20% van de natuuropgave voor de gebiedsuitwerking Eelen en Rhaan gerealiseerd wordt. Het deelproject Veldhuizenweg versterkt de ecologische verbinding tussen de Sallandse Heuvelrug (droog) en de Regge (nat);
de biodiversiteit zal verbeteren door het omzetten van intensief gebruikte landbouwgrond naar natuurgebied of extensief beheerde landbouwgrond. Ook het herstel van landschapselementen draagt bij aan het verbeteren van de biodiversiteit. Door het vergroten van de afwisseling in beplanting, onderhoud en beheer kan het gebied de toebedeelde ecologische rol beter vervullen.
Projectspecifiek
Er zal in de toekomstige situatie sprake zijn van waardevol grasland. Dit kent een verruigd uiterlijk en zullen (deels) extensief begraasd gaan worden.
Wanneer door de bouw van beide woningen een forse toename van verlichting ontstaat, waardoor landschapselementen worden verlicht, kan dit leiden tot negatieve effecten op de aangetroffen vleermuissoorten en eventueel aanwezige uilen. Dit zal nader onderzocht moeten worden. Over het algemeen geldt dat naar beneden gerichte verlichting en verlichting met strooilicht beperkende armaturen de lichtbundels projecteren waar ze nodig zijn en niet daarbuiten.
Voor alle beschermde inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden. De zorgplicht blijft, ongeacht de status van de soorten, wel van kracht.
3.5 Wonen
Huidige situatie
Het plangebied is onbebouwd. Grenzend aan het plangebied liggen een kampeerboerderij, een recreatiepark en diverse boerderijen. Nabij het plangebied ligt ook nog een forellenkwekerij.
Toekomstige situatie
Er zullen een nieuw landhuis en een nieuwe landgoedwoning worden gerealiseerd met een eenvoudige, rechthoekige bouwvorm. Beide vormen de "entree" van de Eelerberg. De hoofdmassa zal bestaan uit maximaal twee bouwlagen met een kap. De maximale nokhoogte van zowel het landhuis als de landgoedwoning bedraagt 13 m, de maximale goothoogte is 7 m. De bijgebouwen zullen ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa en krijgen een maximale nok- en goothoogte van respectievelijk 5 m en 3 m. Lage tuinmuurtjes en/of hagen mogen maximaal 1,2 m hoog zijn.
Beide woonbestemmingen bevinden zich op minimaal 50 meter afstand van de kampeerboerderij te Veldhuizenweg 7, conform de norm uit de VNG Brochure Bedrijven en Milieuzonering.
3.6 Overig
Huidige situatie
Landbouw
Het perceel aan de Veldhuizenweg is in bezit van de familie Kloosterman en is in gebruik als maïsland voor de ruwvoerproductie.
Recreatie
In de huidige situatie zijn geen recreatieve verbindingen binnen het plangebied aanwezig. In de nabijheid bevindt zich een kampeerboerderij (Veldhuizenweg 7) en een recreatiepark (Sanatoriumlaan 6).
Infrastructuur
Het plangebied wordt doorkruist door de Veldhuizenweg. De huidige ontsluiting van het perceel vindt plaats via deze weg.
Milieu
Externe Veiligheid
Het 'Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer'(Bevi) is d.d. 27 oktober 2004 in werking getreden. Hierin zijn normen voor de maximaal toelaatbare/aanvaardbare risico's als gevolg van de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of vervoersassen van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water en via buisleidingen vastgelegd.
Er bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen of vervoersassen van gevaarlijke stoffen die van invloed zijn op de ontwikkeling. Het uitvoeren van nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Geluidhinder
Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Deze vervangt de gelijknamige wet die stamt uit 1980. Hierin staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere gevoelige bestemmingen.
Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers- railverkeers- en industrielawaai. In de huidige situatie heeft het plangebied uitsluitend te maken met wegverkeerslawaai.
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden (de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen). De Wet luchtkwaliteit vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005.
Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgelegd dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Hieronder valt bijvoorbeeld te denken aan de realisatie van nieuwe woonwijken tot 500 woningen.
Een project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als de 1% grens niet wordt overschreden. De 1% grens is gedefinieerd als 1% van de grensvoorwaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Toekomstige ontwikkelingen
Landbouw
In het projectgebied worden de agrarische gronden omgezet naar natuur (extensief gebruik) ter versterking van de Robuuste Verbindingszone.
Recreatie
Door een stijgende welvaart, in combinatie met een hoger opleidingsniveau en een kortere werkweek, neemt de behoefte aan natuur voor recreatieve doelen en voor het ervaren van rust en stilte toe. In het beter beleefbaar maken van de rust en stilte liggen kansen voor het verbreden van het draagvlak voor natuur en natuurbeleid in de samenleving. De realisatie van nieuwe landgoederen brengt een vergaande openstelling met zich mee. De aan te leggen wandel- en fietspaden zullen aansluiten op het recreatieve netwerk van de gemeente Hellendoorn.
De recreatieve paden zijn zo geplaatst dat gebruikers zowel door de lage als hogere gronden worden geleid. Door de ligging in de Robuuste Verbindingszone dient het aantal recreatieve paden beperkt te blijven.
Op de plek waar de recreatieve route door het natte grasland loopt ligt het pad iets verhoogd ten opzichte van het maaiveld. Waar het pad overgaat van de laagte naar de hogere gronden verandert het houten pad in een zandpad. Dit pad is vrij van beplanting.
Infrastructuur
Er wordt een rechte oprit gerealiseerd die parallel aan de watergang komt te liggen. De oprit kruist met de Veldhuizenweg. Zowel het landhuis als de landgoedwoning wordt middels deze oprit en de aansluiting op de Veldhuizenweg ontsloten.
Milieu
Externe Veiligheid:
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Geluidhinder
Alcedo heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de nieuw te bouwen woningen. Bij het onderzoek is de geluidsbelasting op de dichtst bij de weg gelegen gevel beschouwd. De nieuwe woningen liggen in buitenstedelijk gebied. Voor de nieuwe woning in het noorden van het plangebied geldt dat deze binnen de geluidszone van de Veldhuizenweg ligt. De afstand tot aan de wegas bedraagt circa 65 m. De toelaatbare rijsnelheid bedraagt maximaal 60 km/uur.
De geluidsbelasting van de gevel (invallend) is berekend inclusief aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder. Deze aftrek bedraagt voor de Veldhuizenweg 5 dB. De berekeningen zijn uitgevoerd voor peiljaar 2020.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel van nieuwe woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Veldhuizenweg maximaal Lden= 40 dB inclusief 5 dB correctie conform artikel 110g Wgh bedraagt en overschrijdt hiermee de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet. Een hogere grenswaarde procedure of aanvullende akoestische onderzoeken zijn derhalve conform de Wet geluidhinder en het Bouwbesluit niet noodzakelijk.
Luchtkwaliteit
Het project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het project is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Hoofdstuk 4 Gebiedsvisie
Voor de toekomstige inrichting van het plangebied en de gewenste ruimtelijke kwaliteit daarvan wordt verwezen naar de bijlage, waarin het inrichtingsplan met bijbehorend beeldkwaliteitplan is opgenomen.
De gewenste inrichting is op de volgende uitgangspunten gebaseerd.
1. Duurzaam waterbeheer
In de dalvormige laagte (aan de oostzijde van het plangebied) zal kwel worden vastgehouden, waardoor er een natte vegetatie ontstaat. In de huidige situatie wordt de kwel via drainage naar een ontwateringsloot afgevoerd. In de toekomstige situatie wordt de drainerende werking zoveel mogelijk tegengegaan en komt kwelwater naar het oppervlak.
2. Natuurontwikkeling
In samenhang met een duurzaam waterbeheer wordt nieuwe natuur ontwikkeld. Het gaat daarbij met name om waardevolle graslanden. Afhankelijk van de abiotische omstandigheden en het uit te voeren beheer zullen de graslanden een meer natuurlijk, soortenrijk of monotoner cultuurlijk karakter hebben.
3. Verbeteren landschappelijke kwaliteit
De es blijft vrij van opgaande bebouwing en beplanting. De es wordt ruimtelijk versterkt door het aanbrengen van beplanting langs de randen. De bestaande kleinschalige landschapselementen (bosjes, houtwallen, singels) worden versterkt, zodat de open gebieden ('kamers') worden geaccentueerd.
4. Verbeteren recreatieve structuur
De nieuwe natuur wordt toegankelijk gemaakt middels nieuw aan te leggen recreatieve paden, die zullen aansluiten op de bestaande padenstructuur.
5. Rood voor groen
Via de 'Rood voor Groen'-gedachte, onder de noemer van 'nieuwe landgoederen', is het mogelijk om een aantal landhuizen te realiseren in het buitengebied, op voorwaarde dat een aanzienlijke oppervlakte aan nieuwe natuur (de gewenste ontwikkeling) wordt gerealiseerd.
In nauw overleg tussen initiatiefnemers, overheden en ander betrokken partijen zijn afspraken gemaakt over de hoeveelheid en invulling van de nieuwe natuur en de te realiseren woningen (zie ook hoofdstuk 3).
De nieuwe woningen krijgen een traditioneel landhuiskarakter. Tussen beide woningen komt de entree naar de Eelerberg te liggen. Door de positionering van de nieuwe landgoedwoningen krijgt deze entree allure. De verstening die ontstaat door de realisatie van de twee landgoedwoningen wordt gecompenseerd door de eigen landgoedregeling. De landschappelijke meerwaarde ligt besloten in de landgoederenformule. Het landhuis en de landgoedwoning zijn zodanig gepositioneerd dat de functionaliteit van de Robuuste verbindingszone en van de EHS niet in het gedrang komt, en een bijdrage levert aan de recreatieve kwaliteit. Mede op aanwijzing van de provincie is tot de huidige positionering gekomen ook rekening houdende met de milieuzonering die uitgaat van de naastgelegen recreatieve bedrijfsvoering.
Hoofdstuk 5 Toelichting Planregels
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de plankaart het juridisch deel van het bestemmingsplan. Zowel plankaart als regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2008 en SVBP2008). De regels sluiten zoveel mogelijk aan op het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied 2009 van de gemeente Hellendoorn.
5.2 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel is de omschrijving opgenomen van een aantal begrippen die in de regels is gebruikt.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe bij de toepassing van de regels metingen en berekeningen plaatsvinden.
5.3 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Deze bestemming is opgenomen voor het (nog te ontwikkelen) bos- en natuurgebied, inclusief de watergangen. Een extensief recreatief medegebruik (zoals wandelen) is binnen de natuurbestemming eveneens mogelijk. Bosbouw in de zin van het aanleggen van "houtakkers" voor de houtproductie is niet toegestaan.
Het is hier niet toegestaan om nieuwe gebouwen op te richten. Wel is het mogelijk om een bouwwerk tot 2 m hoog op te richten. Binnen deze bestemming is het aanlegvergunningstelsel van toepassing.
Artikel 4 Wonen
De bestemmingsvlakken die in gebruik zijn voor burgerwoondoeleinden, zijn bestemd voor "Wonen". Binnen het bestemmingsvlak zijn behalve de woning (en eventuele aan- en uitbouwen) ook bijgebouwen, tuin en erf toegestaan.
Beroep aan huis is binnen de bestemming mogelijk. Wanneer er sprake is van voormalige bedrijfsgebouwen (bijvoorbeeld wanneer het gaat om een voormalig agrarisch bedrijf), zijn ook niet-agrarische nevenactiviteiten toegestaan tot maximaal 300 m² (binnen de bestaande bebouwing).
In het plan zijn bouwregels opgenomen voor twee typen woningen: "normale" burgerwoningen en landhuizen.
De "normale" burgerwoningen mogen maximaal 1.000 m³ bedragen. De maximale goot- en nokhoogte is 7 m respectievelijk 13 m, tenzij de bestaande maten hoger zijn. Bijgebouwen zijn mogelijk tot maximaal 100 m².
Bij landhuizen [sba-01] is een grotere maatvoering toegestaan, namelijk een minimale inhoudsmaat van 1.000 m³ en een goot- en nokhoogte van 7 m en 13 m. Voor bijgebouwen geldt dat deze maximaal 150 m² mogen bedragen.
In het plan zijn diverse ontheffingsmogelijkheden voor burgemeester en wethouders opgenomen binnen de bestemming "Wonen". Zo is onder meer een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor nieuwbouw ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten en voor inpandige woningsplitsing binnen voormalige boerderijen. Ontheffing kan alleen worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden uit het desbetreffende artikel.
Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
In de bestemmingsplanregels is conform de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg een regeling voor de omgang met archeologische waarden opgenomen. In het plangebied komen geen gebieden met een archeologische waarde voor. In het gebied met een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde geldt voor werken en werkzaamheden die een groter oppervlak bedragen dan 2.500 m² en dieper gaan dan 0,3 m onder het peil, een aanlegvergunningplicht. Deze gebieden hebben de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" gekregen. Een normaal beheer en onderhoud blijft mogelijk zonder een aanlegvergunning.
Artikel 6 Waarde - Landgoed
De landgoederen in het buitengebeid van Hellendoorn krijgen de dubbelbestemming "Waarde - Landgoed". De dubbelbestemming is bedoeld om de samenhang "als landgoed" tussen de verschillende bestemmingen aan te geven.
5.4 Algemene Regels
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat algemene bepalingen voor:
wat onder een verboden gebruik moet worden verstaan;
het uitoefenen van vrije beroepen bij woningen;
ontheffing voor het uitoefenen van "beroep aan huis";
ontheffing voor het oprichten van een paardenbak.
Artikel 10 Algemene ontheffingsregels
Dit artikel geeft aan onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen voor onder meer het realiseren van een extra woonruimte binnen de bestaande woning en/of het bewonen van een bijgebouw. Deze artikelen zijn met name opgenomen ten behoeve van "mantelzorg". Daarnaast is een aantal algemene ontheffingsmogelijkheden opgenomen.
Artikel 11 Aanlegvergunning
Ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden zal een aantal werken en werkzaamheden (buiten het bouwvlak) moeten worden getoetst op hun effect op de natuur- en landschapswaarden. Door een aanlegvergunning te eisen heeft de gemeente een dergelijk toetsingsmoment. Deze werkzaamheden zijn dus niet bij voorbaat strijdig met de natuur- en landschapswaarden. Wanneer de werkzaamheden geen blijvende, wezenlijke invloed hebben op de natuur- en landschapswaarden, zal een aanlegvergunning worden verleend.
Een aanlegvergunning hoeft niet te worden aangevraagd wanneer er sprake is van een normaal onderhoud of beheer. Onder normale onderhoudswerkzaamheden worden werkzaamheden verstaan die periodiek moeten worden uitgevoerd ter instandhouding van de binnen een gebied aanwezige functies en waarden, zoals deze blijken uit de opgenomen bestemming. Ook is geen aanlegvergunning vereist voor werken en werkzaamheden die plaatsvinden overeenkomstig de provinciale subsidieregeling natuurbeheer.
Voor het vellen en rooien van houtopstanden hoeft geen aanlegvergunning te worden aangevraagd, aangezien dat al afdoende wordt beschermd door middel van de Kapverordening. Teneinde doublures in regelgeving te voorkomen is dit niet in het aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Verder zijn er geen aanlegvergunningen opgenomen voor wijzigingen in de waterhuishouding, zoals het graven of dempen van watergangen. Blijkens overleg met de waterschappen zou daardoor een doublure ontstaan met de Keur. De waterschappen hebben aangegeven dit ongewenst te vinden. Bij een wijziging in de waterhuishouding dient een ontheffing van de Keur aangevraagd te worden bij het desbetreffende waterschap.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Resultaten Inspraak
Terinzagelegging
Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen. Het voorontwerp-bestemmingsplan is eveneens verzonden naar de artikel 3.1.1 Bro overleginstanties.
Zowel de inspraak- en overlegreacties zijn in een separate inspraaknota opgenomen en voorzien van een beantwoording. Op basis van de inspraaknota is het voorontwerpplan aangepast tot ontwerpbestemmingsplan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het plan wordt volledig op kosten van de initiatiefnemer gerealiseerd. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin alle grondexploitatiekosten en overige kosten voor rekening komen van de initiatiefnemer. De verplichting een grondexploitatieplan vast te stellen conform artikel 6.12, lid 1 Wro kan op basis van artikel 6.12, lid 2 Wro dan ook achterwege blijven. Onderdeel van de privaatrechtelijke overeenkomst is een exploitatieopzet waarin de opbrengsten, kosten en investeringen in de ruimtelijke kwaliteit inzichtelijk zijn gemaakt.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | |||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | |
Tabel 1: Bedrijven | ||||||||||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||||
016 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
0162 | KI-stations | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
10, 11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||||
1032, 1039 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |||||||||
1052 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1071 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||||
1071 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | ||
1814 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
1814 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
1813 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
20 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||||
2120 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||||
2120 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||||
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | ||
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | |||||||||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
35 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||
35 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||
35 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
35 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
35 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||
35 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
36 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||||||
36 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |||||||||
36 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||
36 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
41, 42, 43 | BOUWNIJVERHEID | |||||||||
41, 42, 43 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
45204 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | |||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
4622 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4634 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4635 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||
4673 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46735 | zand en grind: | |||||||||
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||
4674 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
49 | VERVOER OVER LAND | |||||||||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5221 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | ||
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
61 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
61 | zendinstallaties: | |||||||||
61 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
61 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
58, 63 | Datacentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | |||
86 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||||
8891 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||||
3700 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
382 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||||
382 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L |
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
91041 | Kinderboerderijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
931 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L |
96013 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
96013 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
Tabel 2: Opslagen en installaties | ||||||||||
0 | OPSLAGEN | |||||||||
1 | butaan, propaan, LPG (in tanks): | |||||||||
1 | - bovengronds, < 2 m³ | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
3 | brandbare vloeistoffen (in tanks): | |||||||||
3 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | - | - | 10 | 1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ | 10 | - | - | 10 | 2 | - | B | ||
4 | Overige gevaarlijke stoffen in tanks: | |||||||||
4 | - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO | 10 | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen: | |||||||||
5 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
6 | ontplofbare stoffen en munitie: | |||||||||
6 | - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
6 | - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
11 | INSTALLATIES | |||||||||
14 | laboratoria: | |||||||||
14 | - chemisch / biochemisch | 30 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
14 | - medisch en hoger onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
15 | luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
16 | keukeninrichtingen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
18 | koelinstallaties ammoniak < 400 kg | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
22 | noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking | 10 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
25 | vorkheftrucks, elektrisch | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
29 | hydrofoorinstallaties | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
31 | stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: | |||||||||
32 | - gas, < 2,5 MW | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - olie, < 2,5 MW | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
33 | luchtcompressoren | 10 | 10 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | motorbrandstofpompen zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B |
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
- 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
- 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 4 Flora- en faunaonderzoek