Buitengebied 2009, wijziging Lage Esweg 76
Wijzigingsplan - Hellendoorn
Vastgesteld op 25-02-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied 2009, wijziging Lage Esweg 76 van de gemeente Hellendoorn;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0163.BPBUWIJLAGEESWEG76-VG01 met de bijbehorende regels;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Agrarisch Met Waarden
2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijvigheid, uitgezonderd tuinbouw, met dien verstande dat intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan binnen bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" of ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij",
- b. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden die hierna zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij vermelde aanduiding:
landschaps- en natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding kleinschalig landschap specifieke vorm van waarde - kleinschalig landschap - c. instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m langs watergangen,
- d. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen,
- e. watergangen en waterpartijen, en
- f. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
2.2 Bouwregels
2.3 Ontheffing van de bouwregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen,
- b. beroep aan huis,
- c. tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.4 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de op de gronden als bedoeld in lid 3.1, aangegeven bestemmingsgrens wordt verschoven ter vergroting van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. per geval dient de behoefte aan vergroting te zijn aangetoond;
- b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 25% worden vergroot;
- c. op geen van de gevels van een woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
- d. in vookomend geval aanwezige landschaps- en natuurwaarden van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- e. in voorkomend geval artikel 28 lid 28.3, afstanden tot wegen en water.
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onderzoek naar en bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Aanlegvergunning
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, wijziging Lage Esweg 76.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
De initiatiefnemer is voornemens om een nieuwe vrijstaande woning te bouwen aan de Lage Esweg 76 te Nijverdal ter vervanging van de bestaande woning. De gemeente Hellendoorn heeft echter geconcludeerd dat de nieuwe woning niet (geheel) binnen het huidige bestemmingsvlak past en heeft aangegeven dat een wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" noodzakelijk is.
Uitgangspunt voor het wijzigen van het bestemmingsvlak, in plaats van realisatie binnen het bestemmingsvlak, is dat naast de nieuwe woning de privé-tuin en een paardenbak (gedeeltelijk) binnen het bestemmingsvlak worden opgenomen en een betere erfinrichting wordt gerealiseerd.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Hellendoorn. Op circa een kilometer ten noorden van het plangebied ligt de bebouwingsgrens van Nijverdal en op circa 150 meter ten westen het Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug (afbeelding - ligging plangebied). In de omgeving van het perceel vinden hoofdzakelijk agrarische activiteiten plaats. Spoor-, vaar- en/of grote autowegen komen niet in de directe nabijheid voor.
Afbeelding 1.1 - Ligging plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Op dit moment is de bestemming van het perceel Lage Esweg 76 geregeld in het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Hellendoorn vastgesteld op 20 april 2009.
Afbeelding 1.2 - Uitsnede geldende bestemmingsplankaart Buitengebied 2009
In dit bestemmingsplan heeft het perceel Lage Esweg 76 de bestemming "Wonen" (W). Een deel van het uit te breiden perceel valt binnen de bestemming "Agrarisch met waarden". Op beide bestemmingen is ter plaatse ook de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" van toepassing. Tenslotte is het plangebied aangeduid als "Specifieke vorm van waarde - kleinschalige landschap". Het gaat daarbij om de afwisseling van open gedeeltes met kleinschalige landschapselementen. Het beplanten van het kleinschalige landschap is aanlegvergunningplichtig.
1.4 Leeswijzer
- Hoofdstuk 2 gaat in op de wijze waarop de omgeving van het plangebied in het verleden is ontstaan en hoe het zich heeft ontwikkeld tot de huidige situatie.
- In hoofdstuk 3 wordt de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied in de huidige situatie beschreven.
- Hoofdstuk 4 bevat een samenvatting van het relevante beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.
- Hoofdstuk 5 gaat in op de toekomstige inrichting van het plangebied.
- In hoofdstuk 6 zijn de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
- In hoofdstuk 7 komen de planologische en milieutechnische randvoorwaarden aan de orde, waar het plan aan moet voldoen.
- Hoofdstuk 8 geeft weer op welke wijze de regels zijn opgebouwd.
- In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Ontstaanswijze En Ontwikkeling
Het plangebied ligt op de oostelijke rand van de Sallandse Heuvelrug. Deze heuvelrug is ontstaan tijdens twee ijstijden. Ruim 150.000 jaar geleden, tijdens het Saalien, bedekte een ijskap van 100 tot 400 m hoog de noordelijke helft van Nederland. Dit landijs verplaatste grote hoeveelheden zand en klei, waaruit de Heuvelrug werd gevormd. Toen de ijstijd op zijn einde liep en het klimaat verwarmde, stroomde het smeltwater van de Heuvelrug af en vormde enkele laagten of slenken. In de laatste ijstijd (ruim 10.000 jaar geleden), het Weichselien, kwam de ijskap niet meer tot aan de Heuvelrug. De bodem was permanent bevroren. De wind zette een dike laag fijn zand af op de stuwwal. In het reliëf van de Sallandse Heuvelrug zijn de erosiegeulen uit deze tijd nog goed herkenbaar. Het bodemtype in de omgeving van het plangebied bestaat grotendeels uit podzolgronden.
Aan de rand van de Sallandse Heuvelrug ligt het landschapstype Zoomgebied Heuvelrug, waar het plangebied binnen valt. Het zoomgebied vormt een belangrijke overgang tussen de natuurgebieden van de Sallandse Heuvelrug en het omringende landbouwgebied. Op de flank van de Heuvelrug liggen enkele karakteristieke esstructuren, waaronder bij Nijverdal.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Hellendoorn. Op circa een kilometer ten noorden van het plangebied ligt de bebouwingsgrens van Nijverdal en op circa 150 meter ten westen het Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug (afbeelding - ligging plangebied). In de omgeving van het perceel vinden hoofdzakelijk agrarische activiteiten plaats. Spoor-, vaar- en/of grote autowegen komen niet in de directe nabijheid voor.
Afbeelding 3.1 - Luchtfoto plangebied (bron: Google)
3.2 Functionele Structuur
Het plangebied is momenteel in gebruik voor wonen. Een deel van het plan is in agrarisch gebruik. In de directe omgeving vindt zowel agrarisch gebruik als recreatie (op de Heuvelrug) plaats.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. het vastgelegde beleid vormt het kader voor het gemeentelijke beleid in dit bestemmingsplan en geeft de bandbreedte weer waarbinnen de gemeentelijke gebiedsvisie ontwikkeld kan worden.
4.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte (2005)
Het kabinet richt zich op versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.
Om het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden te vergroten, wil het kabinet de mogelijkheden voor zowel hergebruik als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied verruimen, gekoppeld aan ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en realisatie van bijvoorbeeld nieuwe natuurgebieden of extra capaciteit voor waterberging.
Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Europese Kaderrichtlijn Water verplicht de waterschappen om maatregelen te nemen om tot een goed ecologisch functioneren van het watersysteem te komen. Daarvoor zijn het verminderen van verontreinigende uitstoot en een ecologisch verantwoorde inrichting nodig.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
Directe aanleiding voor deze nota is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de waterspiegel. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast, moet tenminste behouden blijven. Belangrijk onderdeel in het nieuwe waterbeleid is de watertoets. Alle ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten en aan een watertoets te worden onderworpen. De watertoets is geen toets achteraf, maar een procedure om tot een optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen.
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie Overijssel (2009)
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie, het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie Overijssel geeft de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen weer voor de provincie en heeft de status van een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
De provincie heeft twee thema's die leidend zijn voor alle beleidskeuzes die worden gemaakt: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
Ruimtelijke kwaliteit is: de goede functie op de goede plek op de goede manier ingepast in de omgeving.
Afbeelding 4.1 - Omgevingsverordening
Het plangebied valt binnen ontwikkelingsperspectief 3: 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte'. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden met als hoofdaccent gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie, zorg, natuur, water). Het plangebied maakt geen deel uit van de EHS.
Omgevingsverordening Overijssel (2009)
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de verordening. Hierin worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Ook worden regels gegeven voor grondwaterbescherming, kwantitatief en kwalitatief waterbeheer en verkeer.
Reconstructieplan Salland-Twente (2004)
Het reconstructieplan Salland-Twente is op 15 september 2004 door Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld. Het plan is op 4 november 2004 formeel van kracht geworden. Het plangebied vormt een onderdeel van het reconstructiegebied Salland-Twente.
In het Reconstructieplan wordt onderscheid gemaakt tussen landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. De locatie ligt in het extensiveringsgebied. In een extensiveringsgebied ligt het primaat bij wonen of natuur. Uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij is hier in principe niet mogelijk.
4.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid
Plattelandsvisie (2006)
De Plattelandsvisie is een instrument om de leefbaarheid van het landelijk gebied van de gemeente, in al haar facetten, te vergroten. Het geeft inzicht op de wenselijke ontwikkelingen in het gebied. De gemeente wil positief meedenken met initiatieven en plannen van (individuele) inwoners, maar heeft ook een verantwoordelijkheid om bovenlokale beleidsdoelen te bereiken.
Waterplan Hellendoorn (2007)
Eén van de maatregelen om de gewenste waterkwaliteit in het buitengebied te krijgen, is het optimaal benutten van de watertoets en waterparagraaf. De wettelijk verplichte watertoets en het opnemen van een waterparagraaf in ruimtelijke plannen worden ingezet om water optimaal te integreren in de ruimtelijke planvorming.
4.4 Conclusie Beleidskader
Met de ontwikkeling van het plangebied dient te worden ingespeeld op ruimtelijke kwaliteitswinst van het landelijk gebied. Daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan hoe er wordt omgegaan met het water in het plangebied in het kader van bouwmaterialen, toename van verharding en hoe wordt omgegaan met hemel- en afvalwater. Uit de omgevingsvisie blijkt dat het perceel binnen een "mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren" ligt. Een woonfunctie binnen deze aanduiding ligt in lijn met het provinciaal beleid.
De locatie valt tevens binnen het extensiveringsgebied, waar met name wordt gewoond en waar natuur voorkomt. Belangrijk is dat de ontwikkeling geen belemmering vormt voor omliggende functies, de gemeente zal hier tevens aan toetsen. In het kader van een goede integratie van water in de ruimtelijke planvorming dienen de watertoets en waterparagraaf te worden opgenomen in het plan.
Hoofdstuk 5 Planopzet
Op het perceel wordt een nieuwe woning gebouwd, in een stijl die gebiedseigen is. De bestaande woning zal worden gesloopt, waardoor het aantal woningen ter plaatse gelijk blijft. Bij de woning wordt een paardenbak gerealiseerd, die gedeeltelijk binnen het nieuwe bestemmingsvlak valt. Op deze manier blijft de kleinschaligheid van het landschap behouden. Bij het inrichten van het erf wordt gebruik gemaakt van gebiedseigen beplanting.
Afbeelding 5.1 – Nieuw te bouwen woning
Hoofdstuk 6 Voorwaarden Wijzigingsbevoegdheid
De voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid vergroting bestemmingsvlak (artikel 17, lid 17.6 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009') worden hierna puntsgewijs behandeld.
- a. Per geval dient de behoefte aan vergroting te zijn aangetoond.
Met het vergroten van het perceel ontstaat de mogelijkheid om de woning en bijgebouwen dusdanig te situeren, dat er een kwalitatieve verbetering van het erf plaatsvindt.
- b. De oppervlakte van het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 25% worden vergroot.
Het perceel wordt aan de westkant uitgebreid. Aan de oostkant wordt het perceel verkleind. De totale toename van het oppervlak bedraagt daarmee nog geen 25% van het huidige perceel. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde.
- c. Op geen van de gevels van een woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden.
De woning wordt op een grotere afstand van de dichtstbijzijnde weg gerealiseerd. Dit betekent dat eventuele geluidsbelasting op de gevels van de woning alleen maar afneemt, ten opzichte van de huidige situatie. Aangezien er geen grote wegen in de directe omgeving van de locatie liggen, vanwaar een grote geluidsbelasting op de gevels uitgaat, kan aan de voorwaarde worden voldaan.
- d. In voorkomend geval aanwezige landschaps- en natuurwaarden van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Voor de nieuw te bouwen woning hoeven geen bomen of struiken te worden verwijderd. In de nieuwe situatie worden juist enkele bomen aangeplant, waarmee een verbeterde erfinrichting ontstaat. Aan het kleinschalige landschap, waar het perceel onderdeel van uitmaakt, wordt geen afbreuk gedaan, doordat het perceel vanaf de Lage Esweg gezien naar achter verschuift.
- e. In voorkomend geval artikel 28, lid 28.3 (Afstanden tot wegen en water).
De dichtstbijzijnde weg heeft de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - categorie 3", waar een afstand van minimaal 20 m voor geldt. In de nieuwe situatie wordt de woning verder van deze weg af gesitueerd dan in de huidige situatie, op een afstand van circa 50 m. Dat betekent dat aan de voorwaarde wordt voldaan.
Hoofdstuk 7 Randvoorwaarden
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
7.1 Archeologie
Op basis van de Wet op de archeologische Monumentenzorg (2007) is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden bij de planvorming te betrekken.
Het plangebied ligt binnen een zone die op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is aangegeven als gebied met een hoge archeologische trefkans. In het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" van toepassing op het perceel. Artikel 23.2.2 (bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen) van dat bestemmingsplan geeft de voorwaarden weer wanneer een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. In de voorwaarden is onder sub c aangegeven dat een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2 op en in de gronden ten behoeve de andere bestemmingen van die gronden mag worden gebouwd, voor zover die niet in het bouwvlak zijn begrepen. Binnen de bestemming mogen zondermeer bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Aangezien de nieuwe woning circa 285 m2 betreft, waarvan slechts een klein deel buiten de huidige woonbestemming wordt gerealiseerd, wordt ruim onder de aangegeven 2.500 m2 gebleven. Een archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.
Behalve een waardevol bodemarchief kan er ook sprake zijn waardevolle bebouwing. Het kan daarbij gaan om rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten zijn beschermd op basis van de Monumentenwet (1988). Gemeentelijke monumenten zijn beschermd op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. Het vertalen van deze regelgeving in het bestemmingsplan zou tot dubbele regelgeving leiden, hetgeen ongewenst is.
Er bevinden zich geen monumentale panden binnen het plangebied.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
7.2 Bodem
In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 9 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in beeld gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag doorgaans pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
Door Envita Almelo B.V. is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Lage Esweg 76 in Nijverdal, 5 juli 2010, kenmerk: FLY/VN-30436). Een samenvatting van deze resultaten is in afbeelding 7.1 weergegeven.
Afbeelding 7.1 - Samenvatting resultaten bodemonderzoek, Envita Almelo 2010
Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat:
- in de boven- en ondergrond geen verontreinigende stoffen zijn aangetoond;
- het grondwater licht verontreinigd is met barium, zink en xylenen.
Er zijn in het grondwater geen stoffen in concentraties boven de tussenwaarde aangetoond. Dit houdt in dat er op basis van de Wet bodembescherming geen aanleiding is voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of sanerende maatregelen.
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek is er uit oogpunt van de aangetoonde bodemkwaliteit geen belemmering voor de geplande bouwactiviteiten.
7.3 Externe Veiligheid
In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
- Inrichtingen;
- Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en per spoor;
- Buisleidingen.
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen, vervoerroutes van gevaarlijke stoffen of buisleidingen die op basis van het Besluit Externe Veiligheid (BEVI 2004) een potentiële belemmering zouden kunnen vormen voor de voorgestelde ontwikkeling.
Ondanks dat er sprake is van nieuwe bebouwing, heeft de ontwikkeling evenmin gevolgen voor de externe veiligheid in de omgeving van het plangebied.
Het perceel ligt op circa 150 meter van het Nationaal Park Sallandse Heuvelrug. Dit Natio-naal Park wordt aangeduid als gemengd bos met heide. Hier kunnen zich heide-, duin- en bosbranden voordoen. De risicokaart van de Provincie Overijssel geeft aan dat het perceel op circa 200 meter van het natuurgebied ligt waar dit aan de orde is.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
7.4 Flora En Fauna
7.4.1 Algemeen
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren getoetst dienen te worden aan de algemene verbodsbepalingen. Bij geconstateerde overtreding moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.
7.4.2 Locatiespecifiek
Het plangebied ligt buiten de ecologische hoofdstructuur (EHS) en is niet aangewezen als beschermingsgebied in het kader van vogel- of habitatrichtlijn. Natura 2000-gebieden bestaan uit een aanwijzing als Vogelrichtlijngebied en/of aanmelding als Habitatrichtlijngebied. Op circa 500 meter ligt het Natura-2000 gebied Sallandse Heuvelrug. Op circa 150 m van het plangebied ligt het Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug. De Sallandse Heuvelrug maakt tevens deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur, met de indicatie 'bestaande natuur'. Het Nationaal Park wordt dan ook aangeduid als 'zeer kwetsbaar gebied'. Het perceel ligt niet in een Natura-2000 gebied.
De Sallandse Heuvelrug wordt gevormd door een glaciale zandrug die een totale lengte heeft van veertien en een variabele breedte van ongeveer één tot zes kilometer. In het sterk geaccidenteerde terrein bevatten de heuveltoppen (gemiddelde hoogte tussen de 45 en 70 meter boven NAP) grote aaneengesloten struikheibegroeiingen, met enkele jeneverbesstruwelen en zure vennen. In de lagere delen en op de flanken van de heuvelrug komt een vochtiger heidetype voor, waaronder ook een hellingveentje. De flanken van de stuwwal zijn grotendeels begroeid met naaldbos, loofbos en gemengd bos van verschillende leeftijden.
7.4.3 Natuurtoets
In oktober 2010 is door Aveco de Bondt een natuurtoets uitgevoerd ten behoeve van het plangebied (Natuurtoets, Lage Esweg 76 te Nijverdal, 8 oktober 2010, kenmerk: R-AVM/343). Op basis van de uitgevoerde natuurtoets wordt geconcludeerd dat er beschermde soorten voorkomen op de onderzoekslocatie. Derhalve dienen maatregelen te worden getroffen, zodat niet in strijd wordt gehandeld met de bepalingen in de Flora- en faunawet. Omdat geen significant nadelige effecten op speciale beschermingszones te verwachten zijn, is de Natuurbeschermingswet niet van toepassing. De onderzochte locatie ligt niet in of tegen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), waardoor geen beperkingen aan de orde zijn.
Op basis van gegevens uit geraadpleegde bronnen en de uitgevoerde veldinventarisatie zijn een aantal soortgroepen van belang voor de onderzoekslocatie. Onderstaand zijn de betreffende soortgroepen toegelicht.
Vaatplanten
De onderzoekslocatie heeft een betekenis voor een aantal algemene wilde plantensoorten. De betreffende soorten zijn niet beschermd en staan niet vermeld op de Rode Lijst.
Broedvogels
Er zijn geschikte broedplaatsen voor vogels aanwezig, namelijk de struiken en hagen, enkele nestkasten, de te slopen open schuur en de aanbouw van de te slopen woning. De Houtduif, de Merel en de Huismus broeden met zekerheid op de onderzochte locatie. In het broedseizoen dient derhalve rekening gehouden te worden met broedgevallen. Jaarrond beschermde nesten of mogelijke broedplaatsen van de betreffende soorten zijn niet aangetroffen. Broedvogels zijn volgens de Flora- en faunawet beschermd, waardoor de voorgenomen werkzaamheden kunnen leiden tot het overtreden van de artikelen 10 (opzettelijk verontrusten) of 11 (verstoren van vaste rust- en verblijfsplaatsen).
Zoogdieren
Op de locatie zijn geen kenmerken gevonden van de aanwezigheid van zoogdieren. Vaste verblijfsplaatsen van zoogdieren, waaronder vleermuizen worden derhalve niet verwacht.
Overige soorten
Sporen of kenmerken van overige beschermde soorten of soorten van de Rode Lijsten zijn niet waargenomen en worden gezien de functie en het gebruik van de locatie niet verwacht.
7.4.4 Maatregelen en ontheffing
Broedvogels
Voor het verstoren of verontrusten van broedende vogels (artikel 11) kan geen ontheffing worden verkregen. Verstorende werkzaamheden moeten daarom altijd buiten het broedseizoen (half maart tot half juli) plaatsvinden. Let wel, de Houtduif kan (veel) later broeden dan de aangegeven periode.
Op het moment dat geen broedende vogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden zonder een ontheffing of verdere maatregelen worden uitgevoerd.
Specifieke maatregelen ten aanzien van de Huismus:
Bovenstaande maatregelen gelden ook voor de Huismus. De Huismus is echter een soort die vermeld staat op de Rode Lijst, waardoor deze soort extra aandacht verdient. Om te kunnen voldoen aan de zorgplicht zijn maatregelen noodzakelijk.
Enkele eenvoudig te treffen maatregelen zijn het gebruik van speciale huismussendakpannen, een vogelvide, mussenkasten of mussenflats. Bij de inrichting van het terrein kan op de volgende manier rekening worden gehouden met de Huismus:
- voor voldoende beschutting zorgen (dichte struiken, hagen of muurbeplantingen);
- enkele terreingedeelten onbegroeid laten, of een pot met zand neerzetten;
- een gedeelte van het terrein slechts één of tweemaal per jaar maaien, waardoor meer ruigte ontstaat;
- geen gebruik maken van pesticiden, aangezien kleine insecten voedsel vormen voor de jongen.
In bijlage 3 is een overeenkomst opgenomen, waarin de initiatiefnemer aangeeft welke maatregelen er worden uitgevoerd, zodat de locatie geschikt blijft als leefgebied voor de Huismus, conform de natuurtoets.
Overige soorten
Ten aanzien van overige soorten zijn geen specifieke maatregelen of een ontheffing benodigd.
7.4.5 Zorgplicht
Op alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten, ongeacht of deze beschermd of vrijgesteld zijn of als een ontheffing is verkregen, is de zorgplicht van toepassing. De zorgplicht gebiedt een ieder om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Handelingen met nadelige gevolgen moeten zoveel mogelijk achterwege gelaten worden of er moeten maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen te voorkomen of beperken.
Wanneer voorgenoemde maatregelen in acht worden genomen, vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
7.5 Geluid
Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Hierin staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere gevoelige bestemmingen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen provinciale en/of rijkswegen. Het gebied wordt ontsloten door lokale plattelandswegen. In de nabijheid van de plangebieden liggen geen spoorwegen of industriële inrichtingen. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
7.6 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de Wet luchtkwaliteit wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De Wet luchtkwaliteit vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005.
Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgelegd dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Met het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) per 1 augustus 2009 zijn deze grenswaarden enigszins verruimd. Onder de bepaalde projecten met getalsmatige grenzen valt bijvoorbeeld te denken aan de realisatie van nieuwe woonwijken tot 1.500 woningen met één ontsluitingsweg of 3.000 woningen met twee ontsluitingswegen.
Een project draag NIBM bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grensvoorwaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Het onderhavige project voldoet ruim aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het project is volgens het Besluit NIBM niet noodzakelijk.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
7.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
Ten noordoosten van het plangebied ligt een agrarisch bedrijf (Lage Esweg 74) op een afstand van circa 100 m. Met de ontwikkeling van het plangebied, komt de woning op een grotere afstand van dit bedrijf te liggen (circa 125 m). Ten zuiden van het plangebied ligt eveneens een agrarisch bedrijf met 2 bedrijfswoningen (Lage Esweg 84 en 86), op een afstand van circa 150 m. Met de ontwikkeling van het plangebied vindt de nieuwbouw van de woning evenwijdig aan het agrarische perceel plaats, waarbij de afstand nagenoeg gelijk blijft. Het betreft in beide gevallen grondgebonden agrarische bedrijven.
Ten zuiden van het plangebied ligt een niet-agrarisch bedrijf (Lage Esweg 90), op een afstand van circa 375 m. Hier is een loonbedrijf gevestigd. Loonbedrijven vallen binnen categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de grootste afstand die daarvoor geldt is 30 m ten behoeve van geur en van geluid.
Het aspect bedrijven vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
7.8 Waterparagraaf
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Het aanwezige watersysteem vormt belangrijke randvoorwaarden voor wat in een bepaald gebied wel of juist niet mogelijk is en stelt daarmee eisen aan de inrichting van de beperkte ruimte.
Mede naar aanleiding van het eind 2000 gepresenteerde advies "Waterbeleid voor de 21e eeuw" heeft het kabinet op 3 juli 2003 besloten tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 in verband met de gevolgen van ruimtelijke plannen voor de waterhuishouding. De watertoets is een instrument om te komen tot een juiste afstemming tussen water en ruimtelijke ordening. De watertoets heeft tot doel om in een vroegtijdig stadium een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met ruimtelijk relevante aspecten van duurzaam waterbeheer en biedt de mogelijkheid om alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. Dat advies omvat alle waterhuishoudkundige aspecten: veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging.
De locatie valt binnen het gebied van het waterschap Regge en Dinkel. Het perceel ligt niet in een gebied dat getypeerd wordt als grondwaterbeschermingsgebied, intrekgebied of waterwingebied.
Op 23 september 2010 is een digitale watertoets doorlopen, waarbij het waterschap Regge en Dinkel is geïnformeerd over het plan. De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid, dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies.
De standaard waterparagraaf en een samenvatting van de watertoets zijn als bijlage toegevoegd.
7.9 Verkeer En Parkeren
Parkeergelegenheid is in de huidige situatie aanwezig op het erf. In de toekomstige situatie zal dit eveneens zo blijven.
De aspecten bereikbaarheid en parkeergelegenheid vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Hoofdstuk 8 Juridische Aspecten
Inleidende regels
In de inleidende regels is de omschrijving opgenomen van een aantal begrippen, die in de regels zijn gebruikt. Een deel van de begripsomschrijvingen is als zodanig voorgeschreven in de Ministriële regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 / SVBP2008. Ook wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de regels wordt gemeten.
Bestemmingsregels
De bestemmingsvlakken zijn bestemd als "Wonen" en "Agrarisch met waarden". Binnen "Wonen" is geregeld welke bouwwerken er opgericht mogen worden en wat de maatvoering is. De bestemming is geschikt voor wonen, tuin en erf. Ook is beroep aan huis hier mogelijk. De bestemming "Agrarisch met waarden" is opgenomen voor de gronden waar agrarische bedrijvigheid mogelijk is. Tevens is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" opgenomen. Deze bestemming regelt het behoud en de beschermingvan mogelijke archeologische waarden in de grond. Voor bepaalde werkzaamheden, waarvoor in de grond gegraven moet worden, geldt een aanlegvergunningplicht. Wat betreft regelingen is aangesloten bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" van de gemeente Hellendoorn.
Algemene regels
In de algemene regels worden onder andere vormen van verboden gebruik genoemd en het mogelijkmaken van nutsvoorzieningen op het perceel. Ook het in beperkte mate verschuiven van bestemmingsgrenzen door middel van een wijzigingsbevoegdheid is hierin opgenomen.
Overgangs- en slotregels
In de slotregel is aangegeven wat de officiële naam van het plan is.
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft met ingang van 4 december 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen voor het bieden van gelegenheid aan een ieder tot indienen van zienswijzen. Van de gelegenheid om zienswijzen in te dienen is geen gebruik gemaakt.
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
Onderhavige ontwikkeling heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. Alle kosten worden door de initiatiefnemer betaald. De economische uitvoerbaarheid van het plan hoeft derhalve niet te worden aangetoond.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v3; d.d. 2007)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | |||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | |
Tabel 1: Bedrijven | ||||||||||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||||
014 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||||
014 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
014 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
0142 | KI-stations | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1551 | Zuivelprodukten fabrieken: | |||||||||
1552 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||||
1581 | - v.c. < 2500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1584 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||||
1584 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1584 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1592 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |||||||||
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||
182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | ||
2223 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
2223 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
2224 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | ||
2225 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||||
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||||
2442 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||||
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||
262, 263 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | ||
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
31 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | |||||||||
316 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | ||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
3661.1 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
40 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||
40 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
40 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||
40 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||||||
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||
41 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
45 | BOUWNIJVERHEID | |||||||||
45 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
5020.4 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
5020.5 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | |||
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
5122 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5134 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5135 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5138, 5139 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
514 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||
5153 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
5153.4 | zand en grind: | |||||||||
5153.4 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||
5154 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
5155.2 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
517 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||
5552 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
60 | VERVOER OVER LAND | |||||||||
6022 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
63 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||
6321 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | ||
64 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||
641 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
642 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
642 | zendinstallaties: | |||||||||
642 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
642 | - GSM en UMTS-steunzenders | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
72 | Switchhouses | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||
731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | |||
85 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||||
853 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
90 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||||
9001 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
9002.2 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||||
9002.2 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L |
92 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||
921, 922 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
9262 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
93 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L |
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9301.3 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
Tabel 2: Opslagen en installaties | ||||||||||
0 | OPSLAGEN | |||||||||
1 | butaan, propaan, LPG (in tanks): | |||||||||
1 | - bovengronds, < 2 m3 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
3 | brandbare vloeistoffen (in tanks): | - | ||||||||
3 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | - | - | 10 | 1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: < 10 m3 | 10 | - | - | 10 | 2 | - | B | ||
4 | Overige gevaarlijke stoffen in tanks: | |||||||||
4 | - bovengronds < 10 m3 en onder drempelwaarde BRZO | 10 | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen: | |||||||||
5 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau | - | - | - | 30 | R | 2 | - | ||
6 | ontplofbare stoffen en munitie: | |||||||||
6 | - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
6 | - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
11 | INSTALLATIES | |||||||||
14 | laboratoria: | |||||||||
14 | - chemisch / biochemisch | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
14 | - medisch en hoger onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
15 | luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
16 | keukeninrichtingen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
18 | koelinstallaties ammoniak < 400 kg | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
22 | noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
25 | vorkheftrucks, elektrisch | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
29 | hydrofoorinstallaties | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
31 | stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: | |||||||||
32 | - gas, < 2,5 MW | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - olie, < 2,5 MW | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
33 | luchtcompressoren | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | motorbrandstofpompen zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B |
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 1993. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
- 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
- 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade'
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Natuurtoets
Bijlage 3 Overeenkomst Natuurtoets
Bijlage 3 Overeenkomst natuurtoets
Bijlage 4 Standaard Waterparagraaf
Bijlage 4 Standaard waterparagraaf