Buitengebied 2009, Wijziging Ligtenbergerweg 19
Bestemmingsplan - Hellendoorn
Vastgesteld op 15-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied 2009, wijziging Ligtenbergerweg 19 van de gemeente Hellendoorn;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0163.WPBULIGTENBW19-VG01 met de bijbehorende regels;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wonen
2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen,
- b. beroep aan huis, en
- c. tuinen en erven.
2.2 Bouwregels
2.3 Ontheffing van de bouwregels
2.4 Ontheffing van de gebruiksregels
2.5 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de op de gronden als bedoeld in lid 2.1, aangegeven bestemmingsgrens wordt verschoven ter vergroting van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. per geval dient de behoefte aan vergroting te zijn aangetoond;
- b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 25% worden vergroot;
- c. op geen van de gevels van een woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
- d. in vookomend geval aanwezige landschaps- en natuurwaarden van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- e. in voorkomend geval artikel 28 lid 28.3, afstanden tot wegen en water.
Artikel 3 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onderzoek naar en bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
3.2 Bouwregels
3.3 Aanlegvergunning
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, wijziging Ligtenbergerweg 19.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
De initiatiefnemer is voornemens om een nieuwe vrijstaande woning te bouwen aan de Ligtenbergerweg 19 te Nijverdal. Het perceel is in het verleden gebruikt voor agrarische bedrijvigheid en op het perceel bevinden zich dan ook enkele agrarische gebouwen en een boerderij. Het perceel is recentelijk van eigenaar gewisseld en de agrarische activiteiten zijn daarmee definitief beeindigd. Met de bouw van een nieuwe vrijstaande woning heeft de initiatiefnemer het voornemen om het voormalige agrarische perceel te wijzigen in een woonperceel. Het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2009 staat deze wijziging niet zondermeer toe. De gemeente Hellendoorn heeft aangegeven dat in het bestemmingsplan Buitengebied 2009 een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen die onder bepaalde voorwaarden een wijziging van agrarisch naar wonen mogelijk maakt.
Met voorliggend wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Buitengebied 2009. Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 19 april 2011 aangegeven middels een wijzigingsplan medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen bestemmingswijziging.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Hellendoorn. Op circa 1,5 kilometer ten westen van de kern Rijssen. Direct ten westen van het plangebied is het Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug gelegen (afbeelding - ligging plangebied). In de omgeving van het plangebied bevinden zich woningen en enkele agrarische bedrijven. Spoor-, vaar- en/of grote autowegen komen niet in de directe nabijheid voor.
afbeelding - globale ligging plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
De bestemming van het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied 2009. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Hellendoorn vastgesteld op 20 april 2009.
afbeelding - uitsnede geldende bestemmingsplankaart Buitengebied 2009
In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming "Agrarisch met waarden" (AW) inclusief een agrarisch bouwvlak. Binnen deze agrarische bestemming zijn onder andere agrarische bedrijven toegestaan. Het plangebied ligt tevens in een zone dat is aangeduid als "Specifieke vorm van waarde - kleinschalige landschap". Het gaat daarbij om de afwisseling van open gedeeltes met kleinschalige landschapselementen. Voor het beplanten van het kleinschalige landschap is vergunning noodzakelijk.
Het plangebied is daarnaast gelegen in de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" en de dubbelbestemming "Leiding - Gas". Tevens ligt over het gebied de gebiedsaanduiding van extensiveringsgebied.
1.4 Leeswijzer
- Hoofdstuk 2 gaat in op de wijze waarop de omgeving van het plangebied in het verleden is ontstaan en hoe het zich heeft ontwikkeld tot de huidige situatie.
- In hoofdstuk 3 wordt de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied in de huidige situatie beschreven.
- Hoofdstuk 4 bevat een samenvatting van het relevante beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.
- Hoofdstuk 5 gaat in op de toekomstige inrichting van het plangebied.
- In hoofdstuk 6 zijn de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
- In hoofdstuk 7 komen de planologische en milieutechnische randvoorwaarden aan de orde, waar het plan aan moet voldoen.
- Hoofdstuk 8 geeft weer op welke wijze de regels zijn opgebouwd.
- In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Ontstaanswijze En Ontwikkeling
Het plangebied ligt op de oostelijke rand van de Sallandse Heuvelrug. Deze heuvelrug is ontstaan tijdens twee ijstijden. Ruim 150.000 jaar geleden, tijdens het Saalien, bedekte een ijskap van 100 tot 400 m hoog de noordelijke helft van Nederland. Dit landijs verplaatste grote hoeveelheden zand en klei, waaruit de Heuvelrug werd gevormd. Toen de ijstijd op zijn einde liep en het klimaat verwarmde, stroomde het smeltwater van de Heuvelrug af en vormde enkele laagten of slenken. In de laatste ijstijd (ruim 10.000 jaar geleden), het Weichselien, kwam de ijskap niet meer tot aan de Heuvelrug. De bodem was permanent bevroren. De wind zette een dikke laag fijn zand af op de stuwwal. In het reliëf van de Sallandse Heuvelrug zijn de erosiegeulen uit deze tijd nog goed herkenbaar. Het bodemtype in de omgeving van het plangebied bestaat grotendeels uit podzolgronden.
Aan de rand van de Sallandse Heuvelrug ligt het landschapstype Zoomgebied Heuvelrug, waar het plangebied binnen valt. Het zoomgebied vormt een belangrijke overgang tussen de natuurgebieden van de Sallandse Heuvelrug en het omringende landbouwgebied. Op de flank van de Heuvelrug liggen enkele karakteristieke esstructuren.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Hellendoorn. Het plangebied wordt ontsloten via de Schoneveldseweg, die ondermeer aansluit op de Ligtenbergerweg. Omdat het plangebied gelegen is aan de oostelijke rand van de Sallandse Heuvelrug is de omgeving van het gebied redelijk bebost. Met name aan de westzijde komt veel bebossing voor, ten oosten van het gebied bevinden zich daarentegen hoofdzakelijk open agrarische velden. Spoor-, vaar- en/of grote autowegen komen niet in de directe nabijheid voor.
afbeelding - luchtfoto plangebied (bron: Google)
3.2 Functionele Structuur
Het plangebied is in het verleden gebruikt voor agrarische doeleinden. De agrarische bebouwing uit die tijd staat nog altijd op het perceel. Het betreft hier een tweetal grote schuren, een woning en enkele kleinere bergingen/schuren. In het plangebied bevinden zich geen waardevolle planten of bomen. Daarnaast is in het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig. In de directe omgeving van het plangebied vindt zowel agrarisch gebruik als recreatie (op de Heuvelrug) plaats.
afbeelding - foto van de huidige situatie ter plaatse van Ligtenbergerweg 19
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een dusdanig kleinschalige ontwikkeling dat het nationale beleid aangaande de ruimtelijke ordening niet direct van toepassing en relevant is. Het is daarnaast zo dat de uitgangspunten uit beleidstukken van het Rijk veelal verwerkt worden in provinciale, regionale en gemeentelijke beleidstukken. In dit hoofdstuk wordt dan ook ingegaan op de relevante provinciale, regionale en gemeentelijke beleidstukken die voor dit voorgenomen plan van toepassing zijn.
4.1 Provinciaal En Regionaal Beleid
4.1.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie, het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie Overijssel geeft de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen weer voor de provincie en heeft de status van een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
De provincie heeft twee thema's die leidend zijn voor alle beleidskeuzes die worden gemaakt, het betreft duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
- Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
- Ruimtelijke kwaliteit is de goede functie op de juiste plek op de goede manier ingepast in de omgeving.
afbeelding - uitsnede van de kaart behorende bij de Omgevingsvisie
Het plangebied valt binnen ontwikkelingsperspectief 3: 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte'. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden met als hoofdaccent gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie, zorg, natuur, water). Het plangebied maakt geen deel uit van de EHS.
4.1.2 Omgevingsverordening Overijssel (2009)
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de verordening. Hierin worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Ook worden regels gegeven voor grondwaterbescherming, kwantitatief en kwalitatief waterbeheer en verkeer.
4.1.3 Reconstructieplan Salland-Twente (2004)
Het reconstructieplan Salland-Twente is op 15 september 2004 door Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld. Het plan is op 4 november 2004 formeel van kracht geworden. Het plangebied vormt een onderdeel van het reconstructiegebied Salland-Twente.
In het Reconstructieplan wordt onderscheid gemaakt tussen landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. Het plangebied ligt in het extensiveringsgebied. In een extensiveringsgebied ligt het primaat bij wonen of natuur. Uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij is hier in principe niet mogelijk.
4.1.4 Waterbeheerplan 2010 - 2015 Regge en Dinkel (2009)
Het Waterbeheerplan 2010 - 2015 van het Waterschap Regge en Dinkel is door het Algemeen Bestuur van het waterschap op 28 oktober 2009 vastgesteld. Het Waterbeheerplan is het gevolg van de invoering van de Kaderrichtlijn Water. In verband met de invoering van deze richtlijn is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Reest en Wieden, Velt en Vecht, Regge en Dinkel, Groot Salland en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Het nieuwe Waterbeheerplan is één van de resultaten van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit Waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere waterschappen in Rijn-Oost.
Het Waterbeheerplan gaat over het waterbeheer in het hele stroomgebied van Regge en Dinkel en het omvat drie kerntaken:
- 1. Verantwoordelijk voor veiligheid
Het waarborgen van veiligheid is een belangrijke kerntaak van de waterschappen. Het waterschap zorgt voor 'droge voeten', het voorkomen van overstromingen en het opvangen van calamiteiten. Vanuit deze kerntaak werkt het waterschap aan een grotere collectieve bewustwording en verantwoordelijkheid bij andere overheden en burgers. - 2. Verantwoordelijk voor het watersysteem
Het waterschap is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in landelijk gebied maar is eveneens verantwoordelijk voor het oppervlaktewater in stedelijk gebied. Inrichting en beheer wordt afgestemd op de toegekende functies. Bij de inrichting en het beheer wordt gewerkt volgens een integrale aanpak en betrekken daarbij ook recreatieve, landschappelijke en cultuurhistorische aspecten. - 3. Verantwoordelijk voor zuiveren van afvalwater
Het waterschap zuivert het afvalwater zo goed mogelijk. De functie-eisen vanuit het oppervlaktewater zijn belangrijk, maar bij het realiseren daarvan wordt er wel gekeken naar de haalbaarheid. Om de vuilbelasting vanuit de waterketen naar het oppervlaktewater te beperken en om kosten te besparen, is het beleid afgestemd met de gemeenten.
In paragraaf 7.8 wordt nader ingegaan op de relevante aspecten die een rol spelen bij de waterhuishouding. In het kader van de watertoets is de digitale watertoets van het Waterschap Regge en Dinkel doorlopen. Een samenvatting van de watertoets en de bijbehorende standaard waterparagraaf zijn als Bijlage 4 aan dit wijzigingsplan toegevoegd.
4.2 Gemeentelijk/lokaal Beleid
4.2.1 Plattelandsvisie (2006)
De Plattelandsvisie is een instrument om de leefbaarheid van het landelijk gebied van de gemeente, in al haar facetten, te vergroten. Het geeft inzicht op de wenselijke ontwikkelingen in het gebied. De gemeente wil positief meedenken met initiatieven en plannen van (individuele) inwoners, maar heeft ook een verantwoordelijkheid om bovenlokale beleidsdoelen te bereiken.
4.2.2 Waterplan Hellendoorn (2007)
Eén van de maatregelen om de gewenste waterkwaliteit in het buitengebied te krijgen, is het optimaal benutten van de watertoets en waterparagraaf. De wettelijk verplichte watertoets en het opnemen van een waterparagraaf in ruimtelijke plannen worden ingezet om water optimaal te integreren in de ruimtelijke planvorming.
4.3 Conclusie Beleidskader
Met het voorgenomen plan om de bestemming van het perceel Ligtenbergerweg 19 te wijzigen van agrarisch naar wonen wordt ingespeeld op ruimtelijke kwaliteitswinst van het landelijk gebied. Daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan hoe wordt omgegaan met het water in het plangebied in het kader van bouwmaterialen, toename van verharding en hoe wordt omgegaan met hemel- en afvalwater.
Uit de provinciale Omgevingsvisie blijkt dat het perceel binnen een "mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren" ligt. Een woonfunctie binnen deze aanduiding ligt derhalve in lijn met het provinciaal beleid.
De locatie valt tevens binnen het extensiveringsgebied, waar met name wordt gewoond en natuur een belangrijke rol speelt. Belangrijk is dat de ontwikkeling geen belemmering vormt voor omliggende functies, de gemeente zal hier tevens aan toetsen. In het kader van een goede integratie van water in de ruimtelijke planvorming dienen de watertoets en waterparagraaf te worden opgenomen in het plan.
Hoofdstuk 5 Planopzet
Het voornemen van de initiatiefnemer is om het perceel Ligtenbergerweg 19 in de toekomst te gebruiken voor woondoeleinden. Ten behoeve van het plan worden enkele agrarische gebouwen en de bestaande boerderij op het perceel gesloopt. Het gaat in dit geval om de opstallen die bouwtechnisch in mindere staat verkeren. De boerderij wordt vervangen door een nieuw te bouwen vrijstaande woning, hierdoor blijft het aantal woningen ter plaatse gelijk. De woning wordt gebouwd in een stijl die gebiedseigen is (zie afbeelding).
afbeelding – ontwerp van de nieuw te bouwen woning
Naast de realisatie van de woning wordt aan de achterzijde van de woning een paardenbak aangelegd. De paardenbak valt gedeeltelijk in het bestemmingsvlak voor wonen. Op deze manier blijft de kleinschaligheid van het landschap behouden en wordt een optimale erfinrichting gerealiseerd. Bij het inrichten van het erf wordt gebruik gemaakt van gebiedseigen beplanting.
Tot slot blijft de kapschuur die reeds op het perceel aanwezig is behouden. De kapschuur wordt gebruikt als opslag/berging ten behoeve van de woning. De parkeergelegenheid voor de woning wordt aangelegd op het perceel.
Hoofdstuk 6 Voorwaarden Wijzigingsbevoegdheid
In het bestemmingsplan Buitengebied 2009 is in artikel 32.4 de volgende wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming wonen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in de artikelen 3 (Agrarisch) en 4 (Agrarisch met waarden), geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 17 (Wonen), met inachtneming van de volgende bepalingen; bij wijziging wordt tegelijkertijd het bouwvlak verwijderd:
Hieronder zijn de verschillende voorwaarden benoemd, waarna in cursief is aangegeven hoe aan de betreffende voorwaarde wordt voldaan.
- a. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen", waarvan de bestemmingsgrens ligt:
- 1. aan de naar de weg gekeerde zijde van het bestemmingsvlak, ter plaatse van de voormalige bouwgrens, en
- 2. aan de overige zijden van het bestemmingsvlak, op 1 m tot de naar de voormalige bouwgrens gekeerde gevels van de gebouwen die het dichtst bij de voormalige bouwgrens zijn gelegen;
Ten behoeve van de wijziging heeft het perceel Ligtenbergerweg 19 een woonbestemming gekregen. De grens van het bestemmingsvlak wonen is bepaald op basis van de hierboven beschreven bepalingen. De bestemming "Wonen" ligt aan de naar de weg toegekeerde zijde op de grens van het voormalige agrarische bouwvlak. Voor de overige zijden is de grens van het bestemmingsvlak gelegd op 1 meter vanaf de naar de grens gekeerde gevels van de aanwezige gebouwen.
- b. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
De gronden die in de toekomstige situatie niet gebruikt worden in het kader van de woonbestemming houden de daar geldende agrarische bestemming. In dit geval betreft het de bestemming "Agrarisch met waarden" met de aanduiding "specifieke vorm van waarde - kleinschalig landschap". - c. het bepaalde in artikel 17 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing;
Het voorgenomen plan past binnen de voorschriften zoals beschreven in artikel 17 van het bestemmingsplan Buitengebied 2009. De nieuw te realiseren woning bevindt zich in het bouwvlak en voldoet daarnaast aan de in dit artikel vastgelegde inhoudsmaat en goot- en bouwhoogte. Welke respectievelijk 750 m3 en 3,5 meter en 10 meter zijn. - d. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten;
De gewenste locatie van de nieuw te bouwen vrijstaande woning is gelegen in het nieuwe bouwvlak. - e. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
Uit het principebesluit van de gemeente blijkt dat het plangebied niet gelegen is binnen de hindercirkels van bestaande (agrarische) bedrijven. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de voorgenomen wijziging niet leidt tot aantasting van de gebruiksmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven. - f. het aantal woningen binnen elk bouwvlak mag niet worden vergroot.
In de huidige situatie bevindt zich op het perceel één woning behorende bij het agrarische bedrijf. Het voorgenomen plan houdt de sloop en vervanging van deze bestaande woning in. Als gevolg van het voorgenomen plan blijft het aantal woningen op het perceel derhalve gelijk.
Hoofdstuk 7 Randvoorwaarden
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige plan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
7.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Op grond van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) dient bij ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. In het kader van de Wamz dienen gemeenten er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen de gemeente bekend zijn. De gemeente Hellendoorn heeft momenteel nog niet de beschikking over eigen archeologisch beleid.
Op basis van de Omgevingsvisie Overijssel ligt het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachting. In het bestemmingsplan Buitengebied 2009 heeft het plangebied daarnaast de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" gekregen. Artikel 23.2.2 (bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen) van dat bestemmingsplan geeft de voorwaarden weer wanneer een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Het voorgenomen plan voldoet niet aan de voorwaarden zoals omschreven in artikel 23.2.2. van het bestemmingsplan Buitengebied 2009 en derhalve is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Gelet op het feit dat het plangebied in de huidige situatie al grotendeels bebouwd is, is het de verwachting dat het 'bodemarchief' reeds verstoord is. Daar komt bij dat het voorgenomen plan de realisatie van een nieuwe woning met beperkte footprint (circa 140 m2) betreft en het de verwachting is dat een kartering voor een dergelijk gebied weinig op zou leveren. De gemeente acht het derhalve niet noodzakelijk om een archeologisch onderzoek uit te voeren.
Omdat nooit volledig uitgesloten kan worden dat alsnog een archeologische vondst wordt gedaan, is het van belang om te weten dat de uitvoerder van het grondwerk verplicht is om archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988, Wamz artikel 53, 56-8.
Behalve een waardevol bodemarchief kan er ook sprake zijn waardevolle bebouwing. Het kan daarbij gaan om rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten zijn beschermd op basis van de Monumentenwet (1988). Gemeentelijke monumenten zijn beschermd op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. Het vertalen van deze regelgeving in het bestemmingsplan zou tot dubbele regelgeving leiden, hetgeen ongewenst is. Er bevinden zich geen monumentale panden binnen het plangebied.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
7.2 Bodem
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening is het van belang om te beoordelen dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit, zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.
7.2.1 Verkennend bodemonderzoek
Aangezien in voorliggend wijzigingsplan agrarische gronden worden gewijzigd naar de woonbestemming is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Door Ecoreest is op 13 juli 2011 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 1 aan het plan toegevoegd.
Uit het onderzoek blijkt dat tijdens de veldwerkzaamheden geen asbesthoudenden materialen zijn aangetroffen. Wel zijn lokaal enkele lichte puinmengingen waargenomen. Uit onderzoek van de bovengrond blijkt dat een verhoogd gehalte aan PAK is gemeten. Nader onderzoek is echter niet noodzakelijk. Verder zijn er in de grondmonsters geen gehalten aan de onderzochte parameters gemeten boven de achtergrondwaarden en/of detectiegrenzen. In het grondwater is in één van de peilbuizen een gehalte aan zink gemeten boven de interventiewaarde, een gehalte aan barium boven de tussenwaarde en een gehalte aan cadmium boven streefwaarde.
De onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, wordt gelet op de gemeten verhoogde gehalten verworpen.
Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein, kan worden gesteld dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu t.g.v. de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn.
De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de woonbestemming van het terrein. Wel wordt geadviseerd om het grondwater ter plaatse veiligheidshalve niet op te pompen ten behoeve van drinkwater, gewasbesproeiing en veedrenking.
7.2.2 Asbestonderzoek
Gelet op de waarnemingen aan asbest verdacht materiaal als dakbedekking op de schuurtjes is de locatie aan te merken als verdacht voor verontreiniging aan asbest. Naar aanleiding van deze verdenking is gelijktijdig met onderhavig onderzoek een asbestonderzoek (13 juli 2011) uitgevoerd. Het asbestonderzoek is als Bijlage 2 aan het plan toegevoegd.
Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek kan worden geconcludeerd dat, getoetst aan de normen zoals verwoordt in de beleidsbrief ‘Asbest in bodem, grond- en puin(granulaat)’ er geen asbestverontreiniging aanwezig is in het plangebied. De resultaten van het onderzoek vormen formeel geen aanleiding tot nader onderzoek en geen belemmering voor het beoogde gebruik.
Op twee locaties in het plangebied is asbest aangetoond beneden de norm, respectievelijk 1,6 en 63,0 mg/kg ds. Hierbij wordt opgemerkt dat de grens van 100 mg/kg ds. volgens de huidige stand van zaken de grens betreft voor aanvaardbare/onaanvaardbare risico’s wat betreft asbest in bodem. Gelet op het beoogde woongebruik en de aanwezigheid van losse vezels (weliswaar beneden de norm) adviseren wij om de asbesthoudende grond ter plaatse van de twee locaties op een verantwoorde wijze te verwijderen.
Gelet op de bovenstaande onderzoeksresultaten en met inachtneming van de aanbevelingen vormt het aspect bodem geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
7.3 Externe Veiligheid
Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen.
Naast het Bevi is sinds 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. In het Bevb wordt stilgestaan bij het toezicht op, de registratie van en de afweging van de veiligheidsrisico's nabij buisleidingen.
In het kader van het Bevi en de Bevb is geen sprake van veiligheidsafstanden of toetsingsafstanden maar wordt uitgegaan van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
- Plaatsgebonden risico (PR):
Risico op een plaats buiten of nabij een risicobron, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. - Groepsrisico (GR):
Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron en een ongewoon voorval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Om het aspect externe veiligheid te beoordelen is de risicokaart geraadpleegd. Op basis van informatie afkomstig van de risicokaart kan geconcludeerd worden dat in en in de omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
Buisleidingen
Het plangebied ligt volgens het bestemmingsplan Buitengebied 2009 deels binnen de dubbelbestemming "Leiding - Gas". De dubbelbestemming is hier van toepassing vanwege de ligging van een aardgastransportleiding van 8 inch en 40 bar. Op basis van het Bevb dient bij een dergelijke leiding een strook van 4 meter aan weerszijden van de leiding vrij gehouden te worden van (gevoelige) bebouwing. Het betreft hier de zogenaamde belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de leiding.
In het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg is het voorliggende wijzigingsplan in concept naar de Gasunie toegestuurd. Op basis van gegevens van de Gasunie heeft de buisleiding een plaatsgebonden risico-contour die op de buisleiding ligt. De nieuwe vrijstaande woning bevindt zich op circa 45 meter van de buisleiding en ligt derhalve buiten de plaatsgebonden risico-contour.
De betreffende buisleiding heeft op basis van de gegevens van de Gasunie een invloedsgebied met betrekking tot het groepsrisico van 95 meter. Het plangebied en de locatie van de nieuwe woning zijn binnen dit invloedsgebied gelegen. Het feit dat in de huidige situatie in het plangebied reeds sprake was van de aanwezigheid van een (agrarische bedrijfs)woning en deze in het kader van het voorgenomen plan wordt vervangen door een burgerwoning, heeft tot gevolg dat het aantal burgers binnen het invloedsgebied van de gasleiding niet toeneemt.
In het kader van het voorgenomen is er derhalve geen aanleiding om aanvullende maatregelen of verantwoording van het groepsrisico op te nemen. Uiteraard bestaat er een kans dat het plangebied betrokken raakt bij een incident met de gasleiding. De kans hierop is echter klein en voldoet aan de wet- en regelgeving. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
7.4 Flora En Fauna
In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Het voorgenomen plan houdt onder andere de sloop van enkele bestaande gebouwen, de bouw van een nieuwe woning en een functiewisseling van het perceel Ligtenbergerweg 19 in. Omdat bij dergelijke activiteiten natuurwaarden geschaad kunnen worden is het van belang om dit met een onderzoek duidelijk in beeld te krijgen. Door Regelink Ecologie & Landschap is in juni 2011 een onderzoek uitgevoerd. Deze is als Bijlage 3 aan het plan toegevoegd.
In de volgende twee paragrafen worden de resultaten uit dit onderzoek besproken in het kader van de gebiedsbescherming (7.4.1) en de soortenbescherming (7.4.2).
7.4.1 Gebiedsbescherming
De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:
- Natura 2000;
- Beschermde natuurmonumenten;
- Ecologische hoofdstructuur.
Natura 2000
Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet).
Het plangebied is niet gelegen in een Natura 2000-gebied. Op circa 800 meter ligt het Natura-2000 gebied Sallandse Heuvelrug dat eveneens de status van Nationaal Park heeft. De Sallandse Heuvelrug maakt tevens deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur, met de indicatie 'bestaande natuur'. Het Nationaal Park wordt dan ook aangeduid als 'zeer kwetsbaar gebied'.
De Sallandse Heuvelrug wordt gevormd door een glaciale zandrug die een totale lengte heeft van 14 kilometer en een variabele breedte van ongeveer één tot zes kilometer. In het sterk geaccidenteerde terrein bevatten de heuveltoppen (gemiddelde hoogte tussen de 45 en 70 meter boven NAP) grote aaneengesloten struikheibegroeiingen, met enkele jeneverbesstruwelen en zure vennen. In de lagere delen en op de flanken van de heuvelrug komt een vochtiger heidetype voor, waaronder ook een hellingveentje. De flanken van de stuwwal zijn grotendeels begroeid met naaldbos, loofbos en gemengd bos van verschillende leeftijden.
Gelet op het feit dat het perceel in het verleden een agrarische functie had en gelet op de afstand van de Sallandse Heuvelrug tot het plangebied, is het de verwachting dat de functiewijziging naar wonen niet leidt tot significante negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Sallandse Heuvelrug.
Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurgebieden hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijk of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. De aanwijzing vindt plaats door de minister van Landbouw, Natuur en Visserij. Voor beschermde natuurmonumenten geldt dat het verboden is om handelingen te verrichten die schadelijk zijn voor de wezenlijke kenmerken van het natuurmonument, tenzij er een vergunning kan worden verleend (Natuurbeschermingswet). In of in de directe omgeving van het plangebied komen geen beschermde natuurmonumenten voor.
Ecologische Hoofdstructuur
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland. Op basis van de provinciale omgevingsverordening zijn ingrepen in de EHS alleen mogelijk in situaties wanneer de ingreep is 'van groot openbaar belang' is en er geen alternatieven mogelijk zijn.
Het plangebied ligt buiten de ecologische hoofdstructuur (EHS). Wel liggen in de directe omgeving van het plangebied bosgebieden die aangewezen zijn als onderdeel van de EHS. Het op 800 meter liggende Natura 2000-gebied Sallandse Heuvelrug dat tevens de status van de Nationaal Park heeft, maakt eveneens onderdeel uit van de EHS.
Aangezien het plangebied niet gelegen is binnen de EHS en voor de EHS geen externe werking geldt is het de verwachting dat de voorgenomen functiewijziging van agrarisch naar wonen niet leidt tot aantasting van de EHS.
7.4.2 Soortbescherming
De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).
Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
De voorgenomen ontwikkeling houdt onder meer de sloop van enkele bestaande gebouwen in. Het uitgevoerde onderzoek (zie Bijlage 3) door Regelink is gericht op de aanwezige waarden in het kader van de Flora en Faunwet.
Uit het onderzoek blijkt dat:
- dat geen beschermde vaatplanten in het plangebied zijn aangetroffen;
- in het plangebied geen beschermde grondgebonden zoogdieren voorkomen;
- in het plangebied zijn geen sporen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van vleermuizen, marterachtigen of dassen;
- in de boerderij een nest van de huismus is aangetroffen;
- er geen sporen van uilen zijn waargenomen;
- het plangebied geschikt is voor enkele algemene vogelsoorten zoals de merel en koolmees;
- het plangebied niet geschikt is voor amfibieen en vissen in verband met de afwezigheid van water, eveneens kan het voorkomen van reptielen, beschermde vlinders en beschermde ongewervelden worden uitgesloten.
Uit het onderzoek blijkt dat in de boerderij een nest van de Huismus is aangetroffen. De boerderij kan daarom niet worden gesloopt zonder het treffen van mitigerende maatregelen. Deze maatregelen houden in dat ruim voorafgaand aan de sloop van de boerderij vervangende nestgelegenheid in de vorm van nestkasten opgehangen dient te worden. De sloop van de boerderij en de overige werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli) plaats te vinden.
Met inachtneming van de te treffen maatregelen voor de Huismus blijkt uit de onderzoeksresultaten dat het uitvoeren van de voorgenomen ontwikkeling niet wordt belemmerd door de Flora- en Faunawet. Wel moet rekening worden gehouden met het broedseizoen.
7.4.3 Conclusie
Met inachtneming van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan. Aanvullend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
7.5 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij ruimtelijke plannen gekeken te worden naar de aspecten van geluid. In het kader van voorliggend plan is uitsluitend het wegverkeerslawaai relevant.
Wanneer bij een plan sprake is van de realisatie van nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) verplicht de Wgh ertoe om rekening te houden met de geluidzone van wegen. Op grond van artikel 74 van de Wgh heeft iedere weg een geluidzone, met uitzondering van:
- wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
- wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km/uur.
Het voorgenomen plan betreft de vervanging van een woning nabij de Ligtenbergerweg. Op basis van gemeentelijke informatie blijkt dat de verkeersintensiteit ter hoogte van de Ligtenbergerweg 19 laag is. Op 20 meter vanuit het hart van de weg kan volgens het gemeentelijk verkeersmodel voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Aangezien de nieuwe woning op circa 40 meter vanuit het hart van de Ligtenbergerweg wordt gerealiseerd, is het in het kader van het voorgenomen plan niet noodzakelijk een akoestisch onderzoek uit te voeren.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
7.6 Luchtkwaliteit
In het kader van de Wet luchtkwaliteit is het van belang om bij een ruimtelijke plan te kijken welke invloed het plan heeft op de luchtkwaliteit. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. In de Regeling NIBM is een lijst met van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.
Aangezien het voorgenomen plan de vervanging van de een voormalige (agrarische bedrijfs)woning betreft, voldoet het plan aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
7.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk of een rustig buitengebied).
Tevens is in het kader van de beoordeling van het voorgenomen plan de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) gebruikt. De Wgv vormt voor de beoordeling van aanvragen om vergunning in het kader van de Wet milieubeheer het toetsingskader voor de geurhinder vanuit veehouderijen. De Wgv stelt normen aan de geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten en stelt minimale afstanden vast van veehouderijen tot geurgevoelige objecten. Om in beeld te krijgen of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat wordt bij een ruimtelijk plan ook gekeken naar de omgekeerde werking.
Er zijn geen (agrarische) bedrijven in de omgeving van het plangebied aanwezig, die ruimtelijk een knelpunt vormen voor het voorgenomen plan. Daarnaast zorgt het voorgenomen plan, dat de vervanging van een agrarische bedrijfswoning door een burgerwoning betreft, niet voor beperkingen voor (agrarische) bedrijven in de omgeving van het plangebied.
Het aspect milieuhinder bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
7.8 Waterparagraaf
7.8.1 Watertoets
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
De locatie valt binnen het gebied van het waterschap Regge en Dinkel. Op 5 augustus 2011 is een digitale watertoets doorlopen, waarbij het waterschap Regge en Dinkel is geïnformeerd over het plan. De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid, dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies.
De standaard waterparagraaf en een samenvatting van de watertoets zijn als Bijlage 4 toegevoegd. Onderstaand staan de belangrijke uitkomsten van de watertoets met betrekking tot het plangebied vermeld.
7.8.2 Wateraspecten plangebied
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.
Afvoer water
In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt zoveel mogelijk geinfiltreerd en afvalwater wordt via het riool afgevoerd.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
7.9 Verkeer En Parkeren
Het plangebied wordt in de huidige situatie ontsloten via de Ligtenbergerweg. De bestaande aansluiting op de Ligtenbergerweg blijft in het voorgenomen plan behouden. Als gevolg van de bestemmingswijziging is het niet de verwachting dat het aantal verkeersbewegingen op de Ligtenbergerweg significant zal toenemen.
De parkeervoorzieningen bevinden zich in de huidige situatie op het erf, in de toekomstige situatie blijft dit het geval. De aspecten bereikbaarheid en parkeergelegenheid vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
7.10 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Voorzover bekend bevinden zich in en nabij het plangebied geen straalpaden, ondergrondse en bovengrondse leidingen die belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling met zich meebrengen.
7.11 Duurzaam Bouwen
De klimaatveranderingen, de eindigheid van de fossiele brandstof en het daarop anticiperende beleid van het Rijk, provincies en gemeenten vragen er om dat actief gekeken wordt naar duurzaamheid in nieuwbouwplannen. Het betreft thema's zoals CO2- en energiebesparing, duurzame energie en duurzaam bouwen.
Bij de realisering van de nieuwe woning wordt aandacht besteedt aan het duurzaamheidaspect. Hierbij kan gedacht worden aan energiezuinigheid en het gebruik van duurzame bouwmaterialen. In het kader van de vergunning voor het bouwen worden de duurzaamheidaspecten nader uitgewerkt.
Hoofdstuk 8 Juridische Aspecten
Voorliggend wijzigingsplan vindt haar grondslag in de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 32.4 van het bestemmingsplan Buitengebied 2009.
Samengevat houdt de wijziging in dat de gronden van het perceel aan de Ligtenbergerweg 19 wijzigen van de agrarische bestemming naar de woonbestemming. Op de verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied 2009, Wijziging Ligtenbergerweg 19 is de wijziging van agrarisch naar wonen zichtbaar gemaakt. Het bestemmingsvlak voor wonen geeft aan waarbinnen de woning gebouwd dient te worden. Naast de woonbestemming is ook de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" op het plangebied van toepassing. Tevens is het plangebied in het bestemmingsplan Buitengebied 2009 gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'reconstructiezone - extensiveringsgebied'. Aangezien deze gebiedsaanduiding geen doorwerking heeft binnen de woonbestemming, is deze niet op de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan opgenomen.
De vastgestelde regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009 van de gemeente Hellendoorn, die relevant zijn voor voorliggend wijzigingsplan, zijn onverkort van toepassing. In het kader van dienstverlening zijn de relevante bestemmingen toegevoegd aan dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro
In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient het bestemmingsplan te worden voorgelegd aan de gebruikelijke partners. Op basis van artikel 1.1.1 onder 4 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt onder een bestemmingsplan mede begrepen een wijzigingsplan of uitwerkingsplan.
Aangezien in voorliggend geval sprake is van een wijzigingsplan is het wijzigingsplan op basis van het artikel 3.1.1 Bro toegezonden naar de gebruikelijke vooroverlegpartners. De Gasunie heeft in een reactie informatie verstrekt met betrekking tot de ligging nabij de aardgastransportleiding. Voorzover de informatie relevant was is deze opgenomen in het wijzigingsplan.
9.1.2 Terinzagelegging
Het ontwerp van het wijzigingsplan Buitengebied 2009, wijziging Ligtenbergerweg 19 van de gemeente Hellendoorn heeft met ingang van 17 september gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid geweest om zienswijzen omtrent het ontwerpwijzigingsplan naar voren te brengen. Van de gelegenheid om zienswijzen in te dienen is geen gebruik gemaakt.
Het wijzigingsplan is op 15 november 2011 ongewijzigd vastgesteld door burgemeester en wethouders van gemeente Hellendoorn (zie Vaststellingsbesluit).
9.2 Economische Uitvoerbaarheid
Onderhavige ontwikkeling heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. Alle kosten worden door de initiatiefnemer betaald. De gemeente en de initiatiefnemer hebben hiertoe een planschadeovereenkomst ondertekend. De economische uitvoerbaarheid van het plan hoeft derhalve niet te worden aangetoond.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v3; d.d. 2007)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | |||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | |
Tabel 1: Bedrijven | ||||||||||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||||
014 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||||
014 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
014 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
0142 | KI-stations | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1551 | Zuivelprodukten fabrieken: | |||||||||
1552 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||||
1581 | - v.c. < 2500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1584 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||||
1584 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1584 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1592 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |||||||||
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||
182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | ||
2223 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
2223 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
2224 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | ||
2225 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||||
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||||
2442 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||||
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||
262, 263 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | ||
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
31 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | |||||||||
316 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | ||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
3661.1 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
40 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||
40 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
40 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||
40 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
40 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||
40 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||||||
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||
41 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
45 | BOUWNIJVERHEID | |||||||||
45 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
5020.4 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
5020.5 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | |||
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
5122 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5134 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5135 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
5138, 5139 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
514 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||
5153 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
5153.4 | zand en grind: | |||||||||
5153.4 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||
5154 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
5155.2 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
517 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||
5552 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
60 | VERVOER OVER LAND | |||||||||
6022 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
63 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||
6321 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | ||
64 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||
641 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
642 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
642 | zendinstallaties: | |||||||||
642 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
642 | - GSM en UMTS-steunzenders | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
72 | Switchhouses | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||
731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | |||
85 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||||
853 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
90 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||||
9001 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
9002.2 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||||
9002.2 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L |
92 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||
921, 922 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
9262 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
93 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L |
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9301.3 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
Tabel 2: Opslagen en installaties | ||||||||||
0 | OPSLAGEN | |||||||||
1 | butaan, propaan, LPG (in tanks): | |||||||||
1 | - bovengronds, < 2 m3 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
3 | brandbare vloeistoffen (in tanks): | - | ||||||||
3 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | - | - | 10 | 1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: < 10 m3 | 10 | - | - | 10 | 2 | - | B | ||
4 | Overige gevaarlijke stoffen in tanks: | |||||||||
4 | - bovengronds < 10 m3 en onder drempelwaarde BRZO | 10 | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen: | |||||||||
5 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau | - | - | - | 30 | R | 2 | - | ||
6 | ontplofbare stoffen en munitie: | |||||||||
6 | - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
6 | - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
11 | INSTALLATIES | |||||||||
14 | laboratoria: | |||||||||
14 | - chemisch / biochemisch | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
14 | - medisch en hoger onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
15 | luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
16 | keukeninrichtingen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
18 | koelinstallaties ammoniak < 400 kg | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
22 | noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
25 | vorkheftrucks, elektrisch | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
29 | hydrofoorinstallaties | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
31 | stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: | |||||||||
32 | - gas, < 2,5 MW | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - olie, < 2,5 MW | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
33 | luchtcompressoren | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | motorbrandstofpompen zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B |
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 1993. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
- 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
- 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade'
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Asbestonderzoek
Bijlage 3 Ecologische Quickscan
Bijlage 3 Ecologische quickscan