Buitengebied
Bestemmingsplan - Hengelo
Vastgesteld op 21-09-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanBuitengebied van de gemeente Hengelo;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0164.BP0007-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;
1.4 aan-huis-verbonden-beroep:
een dienstverlenend dan wel ambachtelijk beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de aan-huis-verbonden-beroep woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanbouw aan stacaravan / chalet:
een bouwkundige toevoeging aan een stacaravan / chalet in de vorm van een luifel, veranda en dergelijke ten behoeve van het recreatieve gebruik van de stacaravan en welke niet wordt gebruikt als verblijfsruimte en waarin zich geen sanitaire voorzieningen bevinden;
1.7 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.8 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.9 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.10 aanlegvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.11 agrarisch bedrijf / agrarische bedrijfsvoering:
een bedrijf/bedrijfsvoering, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waaronder begrepen het fokken van dieren;
1.12 agrarisch bouwvlak:
een op de verbeelding zodanig aangegeven bebouwingsoppervlak, waarop de agrarische bedrijfsbebouwing is geconcentreerd;
1.13 ambachtelijke bedrijvigheid:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;
1.14 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.15 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.16 bab:
de Wet geurhinder en veehouderij (art. 3 lid 2 en art. 14) maakt onderscheid tussen "gewone" burgerwoningen en burgerbewoning van voormalige bedrijfswoningen en van woningen die zijn gerealiseerd in het kader van het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen en/of slopen van agrarische bebouwing (rood voor rood-regeling of beleid inzake vrijkomende agrarische bebouwing). Om te voorkomen dat burgerbewoning van voormalige bedrijfswoningen en van nieuwe woningen op (voormalige) agrarische percelen naastgelegen agrarische bedrijven "op slot" zet, zijn deze nieuwe burgerwoningen voor wat betreft de bescherming tegen geurhinder gelijk gesteld met agrarische bedrijfswoningen. Overweging hierbij is dat bewoners van dergelijke nieuwe burgerwoningen de afwijkende bescherming tegen geurhinder mee kunnen wegen in hun beslissing om deze woningen al dan niet te betrekken. Deze afwijkende normstelling geldt alleen voor woningen die op of na 19 maart 2000 (de datum van 19 maart 2000 is opgenomen, omdat op die datum de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' in werking is getreden. Op grond van deze regeling werd woningrealisering in ruil voor agrarische bedrijfsbeëindiging mogelijk) zijn gebouwd of op of na die datum zijn opgehouden deel uit te maken van een veehouderij. Om duidelijk te maken dat voor deze woningen een, voor wat betreft de bescherming tegen geurhinder, afwijkend wettelijk regime geldt, worden deze woningen in het bestemmingsplan Buitengebied aangeduid met 'specifieke vorm van wonen - bab' (bescherming agrarische bedrijfswoning). Een 'bab-woning' heeft ingevolge de 'Wet geurhinder en veehouderij' (Wgv) dus dezelfde status als een agrarische bedrijfswoning. Dat wil zeggen dat vaste afstanden gelden tussen een intensief veehouderijbedrijf en de 'bab-woning', te weten ten minste 50 meter als de 'bab-woning' in het buitengebied is gelegen;
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.19 bestaand:
- 1. bij bouwwerken:
bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- 2. bij gebruik:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijgebouw bij stacaravan / chalet:
een vrijstaand gebouw bij een stacaravan / chalet, welke dient als opslag van tuingereedschap, tuinmeubelen, fietsen en dergelijke ten behoeve van het recreatieve gebruik van de stacaravan / het chalet en niet wordt gebruikt als verblijfsruimte en waarin zich geen sanitaire voorzieningen bevinden;
1.23 bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwvlak gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;
1.24 boomkwekerij:
een agrarisch bedrijf dat gericht is op de productie - door middel van het planten (in container) en (op)kweken - van bomen, coniferen, heesters en andere houtgewassen;
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens:
een grens van een (bouw)perceel;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 chalet:
een chalet is, mede gelet op de afmetingen, niet bestemd om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen. Indien wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden is er nog sprake van een chalet:
- het chalet mag niet opgebouwd worden uit een door steen opgemetselde buitenwand;
- permanente bewoning van het chalet is niet toegestaan;
- het chalet bestaat uit niet meer dan één bouwlaag;
1.33 containerteelt:
het kweken van bomen, coniferen, heesters en andere houtgewassen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bed-ondergrond met drainage;
1.34 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk, landschapselement of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, landschapselement of dat gebied heeft gemaakt;
1.35 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.37 dienst- of bedrijfswoning:
een (gedeelte van een) gebouw, noodzakelijk voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, belast met het beheer van en/of toezicht op het krachtens deze regels toegelaten (agrarisch) bedrijf of instelling;
1.38 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, fotostudio's, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.39 diepploegen:
het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 meter, ten behoeve van het agrarisch gebruik;
1.40 differentiatielijn:
aanduiding welke het verschil aangeeft tussen de, binnen één bestemming geldende, bouw- en / of gebruiksregels;
1.41 ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de aanwezigheid en samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de kernkwaliteiten van de EHS;
1.42 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.43 erker:
een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan een gevel van een woning;
1.44 evenemententerrein:
terrein voor periodieke en/of meerdaagse evenementen, zoals bijvoorbeeld 'Schoolfeesten Oele', 'Pinksterfeesten Becum' en sportevenementen;
1.45 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;
1.46 extensiveringsgebied:
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt;
1.47 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.48 gekoppeld agrarisch bouwvlak:
een gekoppeld agrarisch bouwvlak bestaat uit maximaal twee - onderling niet aaneengesloten - percelen die op de verbeelding door de figuur "relatie" tezamen worden aangemerkt als zijnde één (agrarisch) bouwvlak;
1.49 geluidgevoelige functies:
functies als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.50 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.51 geluidsbelasting in dB:
de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);
1.52 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.53 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken;
1.54 hervestiging van een intensieve veehouderij(tak):
de vestiging van een nieuw op te richten of van elders te verplaatsen bedrijf op een bestaand agrarisch bouwvlak;
1.55 het op hobbymatige basis houden van dieren:
het uit liefhebberij/vrijetijdsbesteding houden van dieren waarbij de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 12 NGE;
1.56 het verharden van gronden:
onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.57 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;
1.58 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een (bouw)perceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.59 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven alsmede erotisch getinte vermaaksfuncties;
1.60 intensieve veehouderij:
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
Voor de definiëring van het begrip intensieve veehouderij is aangesloten op de milieuwetgeving. Ruwweg is intensieve veehouderij het houden van dieren in stallen (meest voorkomend: varkens, pluimvee, kalveren, stieren, nertsen). In het plangebied is de intensieve veehouderij met name gericht op varkenshouderij, vleesstieren en kalverhouderij;
1.61 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;
1.62 kas:
een gebouw, bestemd voor het kweken van gewassen etc., waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;
1.63 lage, niet menstoegankelijke tunnels:
niet verankerde, niet menstoegankelijke kas- dan wel platglasconstructie van maximaal 1,5 meter hoog;
1.64 landschappelijke waarde:
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;
1.65 landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van levende en niet-levende natuur;
1.66 maatschappelijke voorzieningen:
medische, sociale, educatieve, culturele en religieuze voorzieningen, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, met uitzondering van een seksinrichting;
1.67 manege:
een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony’s binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten;
1.68 minicamping (kleinschalig kamperen):
een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van maximaal 25 kampeermiddelen;
1.69 nevenfuncties:
activiteiten die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwvlak;
1.70 NGE:
Nederlandse Grootte Eenheid is een norm die wordt gebruikt voor de bepaling van de bedrijfsomvang van landbouwbedrijven;
1.71 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen en niet of slechts in ondergeschikte mate afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond;
1.72 nieuwvestiging van een intensieve veehouderij:
in het bestemmingsplan een nieuw agrarisch bouwvlak opnemen voor de vestiging van een nieuw van elders te verplaatsen bedrijf of geheel nieuw te starten bedrijf;
1.73 omschakeling naar een intensieve veehouderij:
het geheel of gedeeltelijk omzetten en/of uitbreiden van een grondgebonden agrarisch bedrijf in een intensieve veehouderij;
1.74 ontheffing:
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.75 permanente bewoning:
gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;
1.76 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;
1.77 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.78 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.79 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:
een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;
1.80 Reconstructieplan Salland-Twente:
een plan als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;
1.81 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.82 recreatiewoning:
een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan enóf chalet zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, voor recreatieve doeleinden bewoond te worden. Permanente bewoning van de recreatiewoning, chalet of vakantiehuisje is niet toegestaan;
1.83 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.84 sloopvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 sub b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.85 stacaravan:
een stacaravan is, mede gelet op de afmetingen, niet bestemd om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen. Indien wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden is er nog sprake van een stacaravan:
- onder de stacaravan dient een origineel as/wielstelsel aanwezig te zijn;
- de stacaravan dient binnen 48 uur te verwijderen te zijn van zijn standplaats/locatie en mag niet nagelvast aan de bodem verankerd zijn d.m.v. een fundering en/of verbonden door palen;
- de stacaravan mag niet opgebouwd worden uit een door steen opgemetselde buitenwand;
- permanente bewoning van de stacaravan is niet toegestaan;
1.86 sterlocatie intensieve veehouderij:
een bestaand agrarisch bouwvlak binnen een verwevingsgebied waar een perspectiefvol bedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij is gevestigd, dat over voldoende omgevingsruimte beschikt om door te kunnen groeien tot een omvang van minimaal 175 nge, of een perspectiefvol gemengd bedrijf dat kan doorgroeien tot minimaal 175 nge en waarbij de intensieve tak tot minimaal 140 nge kan groeien;
1.87 teeltondersteunende kassen:
kassen waarin producten worden geteeld die een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale agrarische bedrijfsactiviteit;
1.88 teeltondersteunende voorzieningen:
uitgespreid afdekmateriaal, afdekmateriaal met ondersteunende constructie (lage, niet menstoegankelijke tunnels) bestemd voor en bedoeld als tijdelijke ondersteuning van vollegrondse-, fruit-, bloemen- en boomteelt;
Deze voorzieningen zijn uitsluitend functioneel in het groeiseizoen en worden na het groeiseizoen verwijderd. Een groeiseizoen beslaat de maanden maart tot en met oktober;
1.89 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.90 uitbreiding van een intensieve veehouderij:
vergroting van de aanwezige agrarische bebouwing al of niet gepaard gaand met een verruiming van het bouwvlak;
1.91 verkoopvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
1.92 verwevingsgebied:
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;
1.93 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan-/uit- en bijgebouwen op de begane grond;
1.94 voorgevel:
voor wat betreft de realisatie van aan-/uit- en bijgebouwen wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;
1.95 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;
1.96 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.97 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.98 woning / wooneenheid:
(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie / een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden (inclusief inpandige stal/deel);
1.99 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.100 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 algemeen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten;
2.2 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de oppervlakte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
2.3 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwvlak;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwvlak:
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwvlak aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;
2.10 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. agrarische bedrijfsvoering;
- b. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1;
- c. de uitoefening van nevenfuncties bij bestaande agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (nummer)' en weergegeven in bijlage 2;
met daaraan ondergeschikt:
- d. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
- e. het op hobbymatige basis houden van dieren;
- f. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgebonden producten;
- g. extensief recreatief medegebruik;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- j. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt', ook voor boomteelt;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' en 'houtwal', ook voor het instandhouden van landschapswaarden en houtwallen;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', ook voor een recreatiewoning;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', ook voor het instandhouden van cultuurhistorische waarden;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' ook voor (veld)schuren;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', ook voor nutsvoorzieningen;
- q. tuinen, erven en terreinen;
- r. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- s. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Ontheffing van de bouwregels
Voor alle in deze bestemming opgenomen ontheffingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de ontheffing alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.7 Aanlegvergunning
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Voor alle in deze bestemming opgenomen wijzigingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de wijziging alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. agrarische bedrijfsvoering;
- b. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1;
- c. de uitoefening van nevenfuncties bij bestaande agrarische bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (nummer)' en weergegeven in bijlage 2;
met daaraan ondergeschikt:
- d. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
- e. het op hobbymatige basis houden van dieren;
- f. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgebonden producten;
- g. extensief recreatief medegebruik;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- j. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt', ook voor boomteelt;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', ook voor een evenemententerrein;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' en 'houtwal', ook voor het instandhouden van landschapswaarden en houtwallen;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' ook voor een recreatiewoning;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', ook voor het instandhouden van cultuurhistorische waarden;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', ook voor activiteiten van de hobbyclub van de AKZO (houtbewerking, hobbymatig onderhouden van auto's);
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur', ook voor (veld)schuren;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', ook voor parkeervoorzieningen;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', ook voor kinderdagopvang;
- t. tuinen, erven en terreinen;
- u. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Ontheffing van de bouwregels
Voor alle in deze bestemming opgenomen ontheffingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de ontheffing alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.7 Aanlegvergunning
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
Voor alle in deze bestemming opgenomen wijzigingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de wijziging alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Natuur- En Landschapswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. agrarische bedrijfsvoering;
- b. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij (nummer)' en weergegeven in bijlage 1;
- c. de uitoefening van nevenfuncties bij bestaande agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - (nummer)' en weergegeven in bijlage 2;
met daaraan ondergeschikt:
- d. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
- e. het op hobbymatige basis houden van dieren;
- f. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgebonden producten;
- g. extensief recreatief medegebruik;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- j. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt', ook voor boomteelt;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', ook voor een evenemententerrein;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' en 'houtwallen', ook voor het instandhouden van landschapswaarden en houtwallen;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' ook voor een recreatiewoning;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', ook voor het instandhouden van cultuurhistorische waarden;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' ook voor (veld)schuren;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'silo' ook voor een mestfoliebassin;
- r. tuinen, erven en terreinen;
- s. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Ontheffing van de bouwregels
Voor alle in deze bestemming opgenomen ontheffingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de ontheffing alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Ontheffing van de gebruiksregels
5.7 Aanlegvergunning
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
Voor alle in deze bestemming opgenomen wijzigingsbevoegdheden die uitbreidingsmogelijkheden (bouwmogelijkheden) bieden voor agrarische bedrijven geldt, ongeacht of voldaan kan worden aan de overige gestelde voorwaarden, dat de wijziging alleen kan worden verleend indien door het verlenen hiervan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden.
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - (nummer)' en weergegeven in bijlage 3;
- b. productiegebonden detailhandel;
met daaraan ondergeschikt:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', ook voor de opslag en verkoop van vuurwerk;
- i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- j. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Ontheffing van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteit;
- c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenfunctie in ter plaatse geteelde producten van het bedrijf;
- d. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
- e. het gebruik voor andere doeleinden dan de in artikel 6.1 beschreven bedrijfsactiviteit.
6.6 Ontheffing van de gebruiksregels
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecadoeleinden voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen:
Horecavoorziening | Adres | Maximaal bebouwd oppervlak (m2) |
Café, pension De Zevenster | Haaksbergerstraat 123 | 600 |
Beckum Palace Zalencentrum / Kings Wok | Haaksbergerstraat 166 | 3500 |
met daaraan ondergeschikt:
- b. parkeervoorzieningen;
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. ondersteunende horeca;
- h. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', ook voor parkeervoorzieningen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
7.4 Ontheffing van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteit;
- c. detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;
- d. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
- e. het gebruik voor andere doeleinden dan de in artikel 7.1 onder a. beschreven horeca-activiteiten, met dien verstande dat het gebruik van de gebouwen ten behoeve van discotheken en dancings niet is toegestaan.
7.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, verenigingsleven, educatie, cultuur;
- b. het behoud van en het geven van voorlichting over de cultuurhistorische waardevolle watermolen;
- c. voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen, eveneens bestemd voor de volgende activiteiten:
Adres | Feitelijke bedrijvigheid |
Oldenzaalsestraat 603 | Kinderdagopvang |
Oldemeulenweg 4 | Watermolen |
Vöckersweg 24 | Oelerschooltje |
Wolfkaterweg 34 | Zorgboerderij, hobbymatig agrarisch |
met daaraan ondergeschikt:
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
8.4 Ontheffing van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteit;
- c. detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;
- d. het gebruik voor woondoeleinden.
8.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 9 Natuur
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en natuurwaarden van beboste gronden, heidegebied, rietvelden, hooilanden, moerasgebiedjes en schraalgrasvelden;
- b. ecologische verbindingszone;
- c. bosbouw en houtproductie;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', ook voor scoutingactiviteiten;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hondenvereniging' ook voor een hondenvereniging;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', ook voor een recreatiewoning;
met daaraan ondergeschikt:
- h. wegen en paden;
- i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- j. waterstaatsdoeleinden;
- k. extensief grondgebonden agrarisch medegebruik;
- l. recreatief, religieus en educatief medegebruik;
- m. nutsvoorzieningen;
- n. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', ook voor nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
9.4 Ontheffing van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. lawaaisporten;
- c. voor zover het betreft de gronden ter plaatse van een nadere aanduiding (als bepaald in 9.1) het gebruik voor andere activiteiten dan ter plaatse ingevolge de aanduiding is toegestaan.
9.6 Ontheffing van de gebruiksregels
9.7 Aanlegvergunning
Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (dag)recreatieve voorzieningen voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen:
Adres | Dagrecreatieve voorziening |
Twekkelerweg 323 - 331 | Attractiepark "De Waarbeek" |
Twekkelerweg ong. | Parkeren "De Waarbeek" |
met daaraan ondergeschikt:
- b. horecavoorzieningen (waaronder niet begrepen een discotheek);
- c. vergader/congresruimten;
- d. onderhoudsruimten voor attracties;
- e. attracties ten behoeve van de (dag)recreatieve voorziening;
- f. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- g. wegen en paden;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met de daarbijbehorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
10.4 Ontheffing van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. voor doeleinden anders dan bepaald in 10.1;
- c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenfunctie ten dienste van de bestemming;
- d. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
10.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (verblijfs)recreatiebedrijven voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen:
Adres | Recreatiebedrijf | Max. aantal recreatie- woningen | Max. aantal stacaravans / chalets | Max. m2 gemeenschap- pelijke voorzieningen / excl. bedrijfswoning |
Wolfkaterweg 34-36 | Erve Wolfkotte | 35 | 85 | 1750 |
Twekkelerweg 329 - 331 | Camping De Waarbeek | -- | 110 | 350 |
Kettingbrugweg 50 en 60 | Camping De Zwaaikom | -- | 215 | 1500 |
met daaraan ondergeschikt:
- b. kampeermiddelen, zoals stacaravans / chalets;
- c. recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
- d. gebouwen ten behoeve van gezamenlijke voorzieningen zoals receptie, kampwinkel, bergruimten, sanitaire voorzieningen, sport en spelvoorzieningen etc.;
- e. horecavoorzieningen (waaronder niet begrepen een discotheek);
- f. een 'bedrijfswoning' uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- g. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- h. wegen en paden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met de daarbijbehorende:
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
11.4 Ontheffing van de bouwregels
11.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. voor doeleinden anders dan bepaald in 11.1;
- c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenfunctie ten dienste van de bestemming;
- d. voor horecadoeleinden, behoudens horeca als ondergeschikte nevenfunctie ten dienste van de bestemming;
- e. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
11.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten en daarbijbehorende horeca, voor zover de bestemmingsvlakken zijn gelegen op de volgende adressen, bestemd voor de volgende activiteiten:
Adres | Activiteit | Maximaal bebouwd oppervlak (m2) |
Enschedesestraat 381 | Golfbaan | 2950 |
Boekeloseveldweg ong. (sectie K. nr. 635) | Boogschietbaan | 50 |
Twekkelerweg 337 | Paintball | 50 |
Twekkelerweg 311 | Veldsportcomplex | 1500 |
Oldenzaalsestraat 518 | Veldsportcomplex | 1500 |
- b. gebouwen ten behoeve van de bestemming sport, met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals een kantine;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. maatschappelijke voorzieningen;
- i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
12.4 Ontheffing van de bouwregels
12.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het gebruik voor doeleinden anders dan bepaald in artikel 12.1;
- c. het plaatsen van kampeermiddelen;
- d. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenfunctie ten dienste van de bestemming;
- e. het gebruik voor woondoeleinden.
12.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. straten en paden;
- c. voet- en rijwielpaden;
met daaraan ondergeschikt:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen;
- h. geluidwerende voorzieningen;
- i. bermen;
- j. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- k. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' ook voor railverkeer;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'brug' ook voor ;
met de daarbij behorende:
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Ontheffing van de bouwregels
13.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
13.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen, voet en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. bermen;
- e. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke.
- i. wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen;
- j. geluidwerende voorzieningen;
- k. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
14.4 Ontheffing van de bouwregels
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden;
- b. waterbeheer;
- c. waterberging;
- d. waterlopen met bijbehorende taluds;
- e. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- f. behoud en ontwikkeling van landschappelijke- en natuurwaarden;
met daaraan ondergeschikt:
- g. bermen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. recreatieve voorzieningen;
- j. kunstwerken;
- k. kademuren;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Artikel 16 Water - Vaarweg
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterstaatsdoeleinden in de vorm van een kanaal ten behoeve van het scheepvaartverkeer en een sluizencomplex;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'sluis' ook voor een sluizencomplex;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden;
- d. waterbeheer;
- e. waterberging;
- f. waterlopen met bijbehorende taluds;
- g. drinkwatervoorziening;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. behoud en ontwikkeling van landschappelijke- en natuurwaarden;
met daaraan ondergeschikt:
- j. bermen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. recreatieve voorzieningen;
- m. kunstwerken;
- n. kademuren;
met de daarbij behorende:
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
16.4 Ontheffing van de bouwregels
16.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het plaatsen van woonboten.
16.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
- 1. een aan-huis-verbonden beroep;
- 2. activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - (nummer)' en weergegeven in bijlage 4, met dien verstande dat:
- de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bab', ook voor woningen die beschouwd worden als (agrarische) bedrijfswoningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - rvr', ook voor een woning opgericht middels deelname aan de rood voor rood regeling;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab', ook voor een woning opgericht middels deelname aan de VAB-regeling;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis', uitlsuitend voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', ook voor een bed & breakfastvoorziening;
met daaraan ondergeschikt:
- g. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- h. het hobbymatig houden van dieren;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- k. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
17.4 Ontheffing van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
- 1. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
- 2. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- 3. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroeps- of kleinschalige bedrijfsactiviteit gelden de volgende voorwaarden:
- 1. het beroep of bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwvlak;
- 2. er mag geen hinder worden of kunnen worden toegebracht aan het woonmilieu;
- 3. er mag niet meer dan 1/3 van de oppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende aan-/uit- of bijgebouwen voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening worden gebruikt, met een maximum van 50 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
- 4. er mag geen sprake zijn van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
- 5. het mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.
17.6 Ontheffing van de gebruiksregels
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 18 Wonen - Landhuis
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Landhuis’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huisverbonden beroep;
- b. beheer, onderhoud en instandhouding van een landgoed;
- c. activiteiten ten behoeve van beheer, onderhoud en ontwikkeling;
- d. beheer en/of herstel van de cultuurhistorische bebouwing, tuinen, gewassen en houtopstanden;
- e. behoud, beheer en herstel van landschappelijke en ecologische waarden
- b. dagrecreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
- g. het hobbymatig houden van dieren;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
18.4 Ontheffing van de bouwregels
18.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:
- 1. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
- 2. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- 3. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroeps- of kleinschalige bedrijfsactiviteit gelden de volgende voorwaarden:
- 1. het beroep of bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwvlak;
- 2. er mag geen hinder worden of kunnen worden toegebracht aan het woonmilieu;
- 3. er mag niet meer dan 1/3 van de oppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende aan-/uit- of bijgebouwen voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening worden gebruikt, met een maximum van 50 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
- 4. er mag geen sprake zijn van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
- 5. het mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.
18.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Artikel 19 Leiding - Brandstof
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van brandstofleidingen.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
19.4 Ontheffing van de bouwregels
19.5 Aanlegvergunning
Artikel 20 Leiding - Gas
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van:
- een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een belemmerende strook ter breedte van 4 meter (regionale transportleiding) of 5 meter (hoofdtransportleiding) aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
20.4 Ontheffing van de bouwregels
20.5 Aanlegvergunning
Artikel 21 Leiding - Hoogspanning
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoogspanningsleidingen.
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
21.4 Ontheffing van de bouwregels
21.5 Aanlegvergunning
Artikel 22 Leiding - Hoogspanningsverbinding
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse hoogspanningsverbindingen.
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
22.4 Ontheffing van de bouwregels
22.5 Aanlegvergunning
Artikel 23 Leiding - Riool
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming een rioolpersleiding met een vrijwaringszone ter breedte van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
23.2 Bouwregels
23.3 Nadere eisen
23.4 Ontheffing van de bouwregels
23.5 Aanlegvergunning
Artikel 24 Waarde - Aardkundig Waardevol
24.1 Bestemmingomschrijving
De voor 'Waarde - Aardkundig waardevol' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van aardkundige waarden.
24.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van aardkundige waarden;
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in 24.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
24.3 Ontheffing van de bouwregels
24.4 Aanlegvergunning
24.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 25 Waarde - Archeologie Hoog (Buiten Kom)
25.1 Bestemmingomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Hoog (buiten kom)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in 25.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- 2. een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 3. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 2500 m².
25.3 Ontheffing van de bouwregels
25.4 Aanlegvergunning
25.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 26 Waarde - Archeologie Middel (Buiten Kom)
26.1 Bestemmingomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Middel (buiten kom)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
26.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in 26.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- 2. een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 3. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 5000 m².
26.3 Ontheffing van de bouwregels
26.4 Aanlegvergunning
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 27 Waarde - Archeologie Zeer Hoog
27.1 Bestemmingomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Zeer hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
27.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in 27.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- 2. een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
27.3 Ontheffing van de bouwregels
27.4 Aanlegvergunning
27.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorisch Pad
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Cultuurhistorisch pad' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische paden.
28.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
28.3 Nadere eisen
28.4 Ontheffing van de bouwregels
28.5 Aanlegvergunning
Artikel 29 Waarde - Ecologie
29.1 Bestemmingomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.
29.2 Bouwregels
Alvorens een besluit kan worden genomen tot het verlenen van de in artikel 3 tot en met artikel 18opgenomen ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden, dient advies te worden verkregen van een onafhankelijke deskundige op het gebied van natuur en landschap, waaruit blijkt dat er geen sprake is van een significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied. Dit geldt echter uitsluitend voor ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden die bouwvlak overschrijdend zijn (vergroting / vormverandering van een agrarisch bouwvlak, het oprichten van sleufsilo's buiten het agrarisch bouwvlak en dergelijke).
Artikel 30 Waarde - Landgoed
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Landgoed’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een landgoed al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mantelzorg en/of sociaal-culturele doeleinden;
- b. aan- en uitbouwen, (bij)gebouwen en overkappingen ten behoeve van het landgoed;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
- d. cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals houtwallen, houtsingels en bosschages wordt nagestreefd;
met daaraan ondergeschikt:
- e. agrarisch medegebruik;
- f. dagrecreatief medegebruik;
- g. terreinen;
- h. tuinen en erven;
- i. wegen en paden;
- j. parkeervoorzieningen
- k. water;
met de daarbijbehorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2 Bouwregels
30.3 Nadere eisen
Artikel 31 Waarde - Waardevol Reliëf
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Waardevol reliëf' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van het waardevol reliëf.
31.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
31.3 Nadere eisen
31.4 Ontheffing van de bouwregels
31.5 Aanlegvergunning
Artikel 32 Waterstaat - Waterbergingsgebied
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor waterberging en waterbeheer met de daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals inundatiegebieden, retentiegebieden en retentievijvers.
32.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op gronden met de bestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied" uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterberging en waterbeheer worden gerealiseerd.
32.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 32.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, mits daardoor het functioneren van het gebied als waterbergingsgebied niet onevenredig wordt belemmerd.
32.4 Aanlegvergunning
- a. Het is verboden op de tot 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- 1. het verwijderen van houtopstanden;
- 2. het ontgronden, diepwoelen, diepploegen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 3. het aanbrengen van verhardingen;
- 4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
- 5. het aanleggen van inundatiegebieden, retentiegebieden en retentievijvers;
- 6. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van beken, sloten of daarmee gelijk te stellen waterlopen;
- 7. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 8. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
- 9. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
- 10. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
- 11. het aanbrengen van drainage;
- 12. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
- b. Het onder a. genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- 1. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van natuur- en bosbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhouden beheer van leidingen;
- 2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds een aanlegvergunning is verleend;
- 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. De onder a. genoemde aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden van de gronden;
- 2. is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn op grond van het bepaalde in de
Ontgrondingenwet; - 3. is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn op grond van het bepaalde in de Flora en Faunawet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 33 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 34 Algemene Bouwregels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige regels;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 35 Algemene Gebruiksregels
35.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).
35.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte , dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
- c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
35.3 Geoorloofd gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of ontheffing vereist is en deze is verleend.
Artikel 36 Algemene Aanduidingsregels
36.1 geluidzone - industrie
36.2 geluidzone - vliegveld (... ke)
36.3 luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel
36.4 milieuzone - intrekgebied
36.5 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' geldt voor intensieve veehouderijen het bepaalde daaromtrent in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden -Agrarische functie met landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur-en landschapswaarden'.
36.6 reconstructiewetzone - verwevingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' geldt voor intensieve veehouderijen het bepaalde daaromtrent in de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden -Agrarische functie met landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur-en landschapswaarden'.
36.7 vrijwaringszone - bodemdaling
36.8 vrijwaringszone - radar
36.9 zoutwinning
Artikel 37 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- d. de bestemmingsregels voor het bouwen van tunnels (zoals fiets- en koetunnels) voor zover noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering en of uit verkeersoogpunt;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 60 meter.
Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels
38.1 Algemene wijzigingsbevoegheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van:
- a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
- b. de lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd;
- d. het wijzigen van de bestemming van een perceel, teneinde deelname aan de rood voor rood regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Rood voor Rood criteria, zoals opgenomen in bijlage 5;
- e. het wijzigen van de bestemming van een perceel, teneinde hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en het bijbehorende erf toe te staan, mits voldaan wordt aan de VAB-criteria zoals opgenomen in bijlage 6;
- f. het wijzigen van de bestemming van een perceel, teneinde deelname aan de nieuwe landgoederen regeling toe te staan, mits voldaan wordt aan de Nieuwe Landgoederen criteria, zoals opgenomen in bijlage 7.
38.2 Procedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 38.1 is het bepaalde in artikel 39.1 van toepassing.
Artikel 39 Algemene Procedureregels
39.1 Wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.
39.2 Nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage:
- b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.
39.3 Ontheffing
Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerpbesluit tot het verlenen van ontheffing ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage:
- b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennnisgegeven;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in lid a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het verlenen van ontheffing.
39.4 Aanlegvergunning
Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning is artikel 3.18 Wro van toepassing.
Artikel 40 Overige Regels
40.1 Afstand bebouwing tot wegen en vaarwegen
- a. Voor de nieuw op te richten bebouwing op de langs de hierna genoemde wegen en vaarweg (Twentekanaal) gelegen gronden, moeten in ieder geval de volgende afstanden in acht worden genomen:
(Vaar)wegen | Afstand |
Rijkswegen | 100 meter uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan; bij op- en afritten geldt een afstand van 50 meter uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan. |
Provinciale wegen | 25 meter uit de as van de rijbaan; |
Overige verharde wegen | 15 meter uit de as van de rijbaan; |
Onverharde wegen | 10 meter uit de as van de rijbaan; |
Twentekanaal | 75 meter uit hart van het Twentekanaal in landelijk gebied en 50 meter in stedelijk gebied. |
- b. Bij wegen met twee hoofdverkeersbanen wordt de afstand voor bebouwing gemeten vanuit de lijn lopende op gelijke afstand van de assen van beide verkeersbanen.
- c. Bij aansluiting van wegen moeten uitzichthoeken worden vrijgehouden van bebouwing.
40.2 Ontheffing afstand tot wegen en vaarwegen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 40.1, mits vooraf toestemming is verkregen van de (vaar)wegbeheerder.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 41 Overgangsrecht
41.1 Overgangsrecht bouwwerken
41.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 42 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanBuitengebied.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
Het ruimtelijk beleid op rijks en provinciaal niveau is in de afgelopen jaren voortdurend in verandering geweest. Zo is de Reconstructiewet van kracht geworden en is de omgevingsvisie in werking getreden. De gemeente is verplicht dit beleid door te vertalen in haar bestemmingsplannen.
Een ander punt is het veranderen van de agrarische sector; het aantal bedrijven neemt af, en op de bedrijven die verdergaan vindt modernisering en schaalvergroting plaats. De bedrijven groeien aanzienlijk in omvang waarbij ook de productie toeneemt. Dit laatste komt tot uitdrukking in grotere
bedrijfsgebouwen en landbouwpercelen. Naast de ontwikkelingen in de landbouw is het
recreatieve gebruik van het landelijk gebied, als stedelijk uitloopgebied, sterk toegenomen en wordt het buitengebied in toenemende mate bewoond door burgers.
1.2 Digitaal Bestemmingsplan
De digitale verplichting vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening (in werking getreden op 1 juli 2008), het Besluit ruimtelijke ordening (eveneens in werking getreden op 1 juli 2008) en de daaraan gekoppelde Ministeriële Regeling die de RO Standaarden 2008 verplichten. Toepassing van de RO Standaarden 2008 is per 1 januari 2010 verplicht. Dit houdt in dat, vanaf die datum, alle ruimtelijke plannen (waaronder bestemmingsplannen) verplicht digitaal uitwisselbaar en raadpleegbaar moeten zijn. Deze plannen moeten ook digitaal worden vastgesteld. Uiteraard zal de papieren versie ook nog in procedure moeten gaan. Een juridische consequentie van de digitalisering is echter wel dat bij twijfel niet langer de papieren versie van het bestemmingsplan leidend is (o.a. bij procedures), maar de digitale bestanden die samen het ruimtelijke plan vormen. Onderhavig bestemmingsplan Buitengebied is volledig digitaal opgesteld en is digitaal in procedure gegaan conform de digitale verplichting op grond van de RO standaarden 2008.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:
Naam bestemmingsplan | Datum vaststelling | Datum goedkeuring |
Bestemmingsplan Buitengebied 1963 | 27 april 1965 | 27 juni 1966 |
Bestemmingsplan Buitengebied 1974 | 3 december 1974 | 10 februari 1976 |
Bestemmingsplan Buitengebied 2000 | 18 december 2001 | 18 juni 2002 |
Bestemmingsplan Retentiegebied Woolderbinnenbeek | 7 juli 1998 | 18 juli 2000 |
Bestemmingsplan Voormalig Weerselo's grondgebied | 22 augustus 1989 | 17 april 1990 |
Bestemmingsplan Frans op den Bult | 7 december 2000 | n.v.t. |
Wijzigingsplan bestemmingsplan Buitengebied 2000, Korte Smienkweg 16 | 6 september 2006 | 14 november 2006 |
Wijzigingsplan bestemmingsplan Buitengebied 2000, Haarweg 5 | 4 augustus 2005 | 13 september 2005 |
1.4 Begrenzing Plangebied
Het plangebied omvat het gehele buitengebied van de gemeente Hengelo met uitzondering van de kern Beckum. Deze kern is buiten het plangebied gelaten, omdat hiervoor een apart bestemmingsplan is vastgesteld. Eveneens is het perceel Bruninksweg 5 (De Zuivelhoeve) en een deel van de omliggende gronden (sectie K, nr. 2786 ged.) buiten het plangebied gelaten. Voor dit perceel zal, indien de raad hiertoe besluit, een apart bestemmingsplan worden opgesteld. De grens van het plangebied is op de afbeelding hieronder aangegeven.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Gebiedskenmerken
2.1.1 Natuurlijke laag
Het basispatroon van natuur en landschap wordt bepaald door de onderliggende natuurlijke laag, welke is gevormd door krachten als ijs, water en wind. In Hengelo en omgeving kunnen drie natuurlijke deelgebieden worden onderscheiden:
- 1. Stuwwallen;
- 2. Dekzandvlakte en ruggen;
- 3. Beekdalen en natte laagtes.
ad. 1. Stuwwallen
In de voorlaatste ijstijd hebben ijstongen rond Hengelo zandwallen opgestuwd. Een langgerekte, tot 30 meter hoge stuwwal strekt zich oostelijk tussen Enschede en Oldenzaal uit; enkele kleinere dekzandafzettingen liggen westelijk tussen Delden en Borne. In de zandige stuwwallen heeft het ijs keileem afgezet, vaak ondiep in dichte lagen. Door de slechte doorlatendheid van deze keileemondergrond zijn door smeltwaterstromen na de ijstijd dalen uitgesleten in de flanken van de grote stuwwal. De meeste dalen zijn thans droogdalen, in een aantal dalen stromen beken naar de lagergelegen gebieden. In het westen van het gebied ligt een morenevlakte van door ijs losgemaakt en meegevoerd gesteente.
ad. 2. Dekzandvlakte en ruggen
In de laatste ijstijd kende Nederland een toendraklimaat en had de wind vrij spel. Zand uit drooggevallen beddingen werd op luwe plekken als golvende deken of losse welving afgezet. Ten oosten van Hengelo ligt evenwijdig aan de stuwwal, een dekzandgordel. Aan de westkant is dekzand over de grondmorenevlakte afgezet. Noordelijk liggen losse dekzandruggen.
ad. 3. Beekdalen en natte laagtes
Door de dekzandgebieden stromen vanaf de stuwwal beken in westelijke en noordwestelijke richting naar de Regge. Ten noorden van Hengelo, bij Borne, komen enkele beken samen en ligt een beekoverstromingsvlakte.
2.1.2 Laag van het agrarische cultuurlandschap
Naast ijs, water en wind heeft vooral het bodemgebruik door de mens zijn stempel op natuur en landschap gedrukt. In de prehistorie werden de oorspronkelijke bossen geleidelijk gekapt en ontstonden natte heidevelden. Vanaf de Middeleeuwen werden gebieden gericht voor de landbouw ontgonnen en ontstonden de agrarische landschappen:
- Essenlandschap
- Oude hoevenlandschap
- Maten- en flierenlandschap
- Jonge heide en broekontginningslandschap
- 1. Essenlandschap
Het essenlandschap is het oudste agrarische landschapstype van Nederland; het stamt uit de vroege Middeleeuwen. Bewoners vestigden zich op de rand van de grote dekzandcomplexen. Hier werden op de grens van hoge dekzandruggen en lage beekdalen nederzettingen en boerenhoeven gebouwd; de dorpen en boerderijen lagen als een krans in de flank van de dekzandruggen.
De hoeven waren vanouds gemengde bedrijven. Op de hoge, droge dekzandgronden werden akkers aangelegd; de nabije lage, natte beekgronden werden als wei- en hooilanden gebruikt. Op de verder weg gelegen woeste heidegronden werden schapen gehoed. In de potstal legde men heideplaggen die, vermengd met uitwerpselen van het vee, potstalmest opleverde. Met deze mest werden vervolgens de schrale dekzandakkers vruchtbaarder en vochtiger gemaakt. De dekzandruggen werden zo gedurende eeuwen met een dikke humeuze laag extra opgehoogd. Aldus ontstonden essen, hoge akkers. De essen werden vanouds omgeven door houtwallen, bedoeld om het wild bij de gewassen weg te houden. Omdat de grote essen door een krans van dorpen en boerderijen waren omgeven, spreekt men van meermansessen.
Hengelo is als kransesdorp op de Hengelose Es ontstaan, juist op de plek waar drie beken samenvloeien. De Hengelose Es ligt in een zone van grote meermansessen die zich ten westen van de stuwwallen van noord naar zuid uitstrekt. Hieronder valt ook de Groote Es bij het esdorp Twekkelo, het essenlandschap van Driene en de inmiddels bebouwde Hasseler Es.
- 2. Oude hoevenlandschap
Nadat de grote essen in bezit genomen waren, werden de kleine dekzandkoppen opgezocht. Zo ontstonden éénmansessen, met één boerenhoeve op de rand. Vaak liggen deze essen in zwermen langs de beekdalen. Speciaal aangeplante boerenbedrijfsbosjes leverden hout voor bebouwing en gereedschap. De verbindingswegen tussen de boerderijen zijn zoveel mogelijk op de grens van es en beekdal aangelegd. Door het afwisselende reliëf hebben ze een bochtig verloop.
Het kleinschalige oude hoevenlandschap met zijn vanouds verspreide hoeven, éénmansessen, natte laagtes, houtwallen, bosjes en bochtige wegen komt voor in Oele, Beckum en Woolde.
- 3. Maten- en Flierenlandschap
In het Maten- en Flierlandschap vormen beekdalen de natte tegenhanger van het essen- en oude hoevenlandschap. Haaks op de beken werden ontwateringssloten gegraven. De hooi- en weidegronden in de beekdalen waren vanouds in (onregelmatig) blokvormige percelen verdeeld. De gronden langs de sloten werden in stroken verkaveld. Houtsingels op de perceelsgrenzen moesten het vee binnen en het wild buiten houden. Op zeer natte plekken werden broekbossen geplant.
De Woolderbroek ten oosten van Hengelo is een voorbeeld van het maten- en flierenlandschap.
- 4. Jonge heide en broekontginningslandschap
Vanaf 1800 richtte de ontginning zich op de heidevelden, die aanvankelijk de potstalmest voor de esgronden leverden. Aanvankelijk werden bossen aangeplant ten behoeve van de scheeps- en mijnbouw, met name op landgoederen als Twickel. Met de komst van kunstmest werden de vanouds schrale heidegronden ook bruikbaar voor de akkerbouw. Er werden op grote schaal akkers aangelegd met rechte, als lanen beplante ontginningswegen en verspreide bebouwing. Tussen bossen en akkers bleven restanten heidevelden over.
Het jonge heide en broekontginningslandschap met rechte ontginningslijnen en wegerven strekt zich tussen het essen- en oude hoevenlandschap rond heel Hengelo uit. De ontginningsakkers werden “velden” genoemd, wat terug te vinden is in namen als Leutinkveld, het Slagsveld, Sluitersveld en Beundersveld.
2.1.3 Bodem
Het buitengebied van de gemeente Hengelo wordt dus gekenmerkt door van oost-zuidoost naar west-noordwest aflopende dekzandgronden, doorsneden door beekdalen. De bodem kenmerkt zich door fijne zandgronden met (vaak) leem, alsmede de lössleemlagen in de ondergrond. In de beekdalen komen leembanken voor. Ondiep in de bodem is daarmee sprake van slecht doorlatende bodemlagen. Diepe ontwatering is daardoor op veel plaatsen niet mogelijk geweest, hetgeen zich thans nog steeds uit in de grote oppervlakten grasland die de gemeente kenmerken.
De wijze waarop in Twente natuurkrachten en mens eeuwenlang op het gebied hebben ingewerkt, heeft geleid tot een kenmerkende kleinschalige bodemopbouw, bekend als Twente-associatie. Globaal bestaat de bodem in Hengelo uit een mozaïek van veldpodzolgronden, beekafzettingsgronden en enkeerdgronden.
Veldpodzolgronden zijn laag gelegen zandgronden met een dun opgebracht humusdek met daaronder een donkere laag van ingespoelde humeuze stoffen (podzol-B). Ze worden aangetroffen in natte, ontgonnen heidevelden.
Beekafzettingsgronden zijn zwaardere, kleiige afzettingen in (vroegere) beekdalen en overstromingsvlakten. Deze mineraalrijke gronden werden niet bemest, zodat humuslagen ontbreken.
De dekzandruggen langs de beken hebben door eeuwenlange bemesting een dikke aardlaag gekregen en vallen bodemkundig onder de enkeerdgronden.
2.1.4 Aardkundige waarden
Afwisselingen in ons landschap worden in eerste instantie bepaald door de aanwezige ondergrond. De natuurlijke gesteldheid gaf onze voorouders richting aan de wijze waarop zij het landschap inrichtten en gebruikten. Veel elementen en structuren vertellen ons iets over de natuurlijke ontstaanswijze van een bepaald landschap. Om deze getuigen van miljoenen jaren geologische geschiedenis te behouden is een zorgvuldig beheer noodzakelijk.
Elk landschap is opgebouwd uit een groot aantal (min of meer) natuurlijke en (meestal ook) niet-natuurlijke elementen die elk het resultaat zijn van één of meer factoren: klimaat, geologische gesteldheid, reliëf, water, bodem, flora, fauna en de mens. Drie van deze factoren: de geologie, het reliëf en de bodem behoren tot het terrein van de aardkunde. Aardkundige landschapselementen vertellen iets over de natuurlijke ontstaanswijze van een bepaald landschap.
Er zijn verschillende argumenten aan te dragen die voor een zorgvuldig aardkundig landschapsbeheer pleiten. In de eerste plaats hebben aardkundige landschapselementen een grote wetenschappelijke en educatieve waarde. Ze zeggen immers iets over de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van een gebied. Naast de wetenschappelijke en educatieve waarde vergroten aardkundige landschapselementen de belevingswaarde van het landschap; ze zorgen direct of indirect voor diversiteit. Tot slot kan opgemerkt worden dat aardkundige waarden in belangrijke mate bepalend zijn (geweest) voor de ecologische en cultuurhistorische ontwikkeling van een gebied. Wie op een goede manier wil zorgdragen voor het behoud van ecologisch en cultuurhistorisch waardevolle gebieden en/of landschapselementen dient tevens de aardkundige onderlegger te koesteren.
Basiskaart Aardkundige Waarden
De provincie Overijssel heeft een kaart met gebieden met aardkundige waarden opgesteld. Deze bestaande kaart is in 1999 herzien door de provincie in samenwerking met Alterra, NITG-TNO en het Platform Aardkundige Waarden. In 2010 staat een nieuwe herziening op stapel.
De landvormen van de gebieden zijn zeer globaal beschreven. De provincie Overijssel onderscheidt waardevolle gebieden op 4 schaalniveaus, te weten internationaal, nationaal, provinciaal en regionaal. De overige gebieden in Overijssel zijn aangegeven als gebieden met basiswaarden. De gebieden die door de provincie als nationaal en internationaal waardevol zijn aangemerkt, zijn exact dezelfde gebieden als die het rijk heeft aangemerkt. Het beleid voor de aardkundige waarden is vastgelegd in het Streekplan 2000. De kaart met de aardkundig waardevolle gebieden is daarin als toetskaart opgenomen. De voorschriften ten aanzien van de aardkundige waarden en de aardkundige monumenten zijn weinig dwingend. De aanwijzing van de gebieden heeft zijn basis in het landschaps- en ruimtelijke ordeningsbeleid van de provincie.
Aardkundige waarden in de gemeente Hengelo
Binnen de grenzen van de gemeente Hengelo komen we meerdere aardkundige waarden tegen. Dit zijn gebieden die nog zichtbare oorspronkelijke bodemlagen of natuurlijke elementen bevatten, die nog niet door de mens zijn aangetast.
- Het Bekken van Hengelo
De geologische processen in het Saalien, 200.000 tot 130.000 jaar geleden, hebben in belangrijke mate het aanzien van het huidige Twentse landschap bepaald. Noord- en Midden-Nederland werden in deze periode overstroomd met landijs uit Scandinavië. De bodem werd door het landijs opgestuwd, geplooid en over elkaar heen geschoven. Het landijs duwde de bodem voort, voerde delen van de bodem mee en stuwde het op tot stuwwallen. Daar waar grote delen van de bodem meegevoerd werden bleven grote gaten achter, bekkens genaamd.
Hengelo is ontstaan bij een waterrijke plek: daar waar drie beken (de Berflobeek, de Drienerbeek en de Elsbeek) in elkaar vloeien en samen verder gaan als de Berflobeek. Dat op de plek waar Hengelo is ontstaan drie beken in elkaar vloeien is het gevolg van de lage ligging van deze plek. Ten opzichte van de nabij gelegen steden Oldenzaal en Enschede ligt Hengelo een stuk lager. Oldenzaal en Enschede liggen op en tegen stuwwallen die in de laatste ijstijd gevormd zijn door het schuivend pakijs. Het beekwater in Hengelo komt dan ook van die hoger gelegen oostelijker en noordelijker gelegen steden. Maar bij Delden en Borne wordt het uit Hengelo afkomstige water juist weer gedeeltelijk tegengehouden door resten van stuwwallen daar. Hengelo ligt dus min of meer in een kom. Deze kom heet 'het Bekken van Hengelo'.
De nog zichtbare delen van dit bekken, met name de overgangen met de aangrenzende stuwwallen, die nog aardkundig waardevol zijn, vallen buiten de gemeentegrenzen van Hengelo. De rest van het Bekken van Hengelo is volgebouwd met de stad Hengelo en de dorpen Borne, Deurningen, Delden en Beckum.
- De Oelerbeek
Beken maken deel uit van beekdalen en zijn natuurlijk gevormde smalle wateren die overal doorwaadbaar zijn. De vorm van de beek wordt bepaald door de afvoer, het verhang en het materiaal van de oever en de bedding. Als gevolg van erosie in de buitenbocht en sedimentatie in de binnenbocht hebben natuurlijke beken een meanderend verloop. Niet gekanaliseerde beken zijn ecologisch waardevol en de natuurwaarde van de beken is ook zeer hoog vanwege de aanwezigheid van gradiënten. In Nederland is nauwelijks meer een beek met een natuurlijke loop te vinden. Naar schatting is slechts 4% van het bekenstelsel nog gaaf.
De Oelerbeek, die boven Buurse zijn ontstaan heeft, stroomt van de watermolen in Oele via een onderleider onder het Twentekanaal naar de Noordmolen in de buurtschap Deldeneresch, waar de waterloop verder stroomt met de naam Azelerbeek. Grote delen van de Oelerbeek zijn nog niet gekanaliseerd en daarom aardkundig waardevol. Daarnaast maakt de Oelerbeek deel uit van de ecologische verbindingszone.
- Het kleigat van Broekmeden
Tussen Saasveld en Hengelo is op een aantal plaatsen lichte tot zware klei afgezet, dat voor een groot deel van tertiaire herkomst is. Het Tertiair is een geologisch tijdperk dat duurde van 65,5 tot 2,5 miljoen jaar geleden. Door het schuren van het landijs zijn delen van deze oudere grondlagen dichter aan het oppervlak komen te liggen. Hierdoor zijn deze bodems kwetsbaar geworden voor bodemingrepen door de mens.
Het kleigat van Broekmeden is ontstaan doordat hier deze tertiaire klei door de mens werd gewonnen. Daardoor is aan de Torenlaan een mooi natuurgebied tussen de verschillende woonwijken gevormd. Door de ontstane wanden van het kleigat en het water is er een eigen natuur ontstaan, een ecologische zone. Zo nestelt de brandgans in het Kleigat Broekmeden en heeft een paar zelfs jongen voortgebracht.
In de omgeving van het kleigat zijn alle leekeerdgronden, woudeerdgronden en beekdalgronden (codes op de bodemkaart: Rn8, pRN en AB) als zeer kenmerkend aan te duiden voor de ligging van bijzondere oudere bodemlagen uit het Tertiair. Deze gronden en het kleigat Broekmeden zijn aardkundig waardevol.
Voorgestelde beleidsstrategie
- Herstel en handhaving van aardkundige processen: de Oelerbeek zoveel mogelijk de ruimte geven om te kunnen meanderen. Het kleigat van Broekmeden en omringende beekdalgronden handhaven in huidige staat.
- Bescherming: dit is een van de weinige nog tamelijk gave meanderende beekdalletjes in Nederland met dagzomende tertiaire afzettingen, daarom is deze aardkundig waardevol.
- Herstel door ontwikkeling (inpassing en visualisatie): ruimte creëren.
Hoe te beschermen?
Deze elementen zijn op de verbeelding opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig waardevol'.
2.2 Functies In Het Buitengebied
2.2.1 Agrarische structuur
Zuidwest-Twente is een gebied met een grote stedelijke dynamiek. De stedenband Almelo, Borne, Hengelo, Enschede is de vierde stedelijke agglomeratie van Nederland en vormt in feite een netwerkstad. Ook het landelijk gebied van Zuidwest-Twente is meer “verstedelijkt” dan de rest van het reconstructiegebied. De ruimtelijke (agrarische) structuur van het gebied is over het algemeen minder goed dan in Salland en Noordoost-Twente. Er is veel (burger)bebouwing en bedrijvigheid in het landelijk gebied. Het buitengebied van Hengelo kenmerkt zich zowel door een veelheid aan en nabijheid van stedelijke invloeden als door een uitermate landelijk karakter.
Het landelijk gebied van Hengelo wordt gedomineerd door de melkveehouderij. In Hengelo komen ruim 120 agrarische bedrijven voor. Het overgrote deel (circa 80%) daarvan betreft graasdierhouderij (bron: CBS). De akkerbouw speelt in Hengelo een geringe rol. Aangezien het overgrote deel van de bedrijven in Hengelo de graasdierhouderij betreft, mag het niet verbazen dat het grondgebruik gedomineerd wordt door grasland. Dit hangt met name ook samen met de historisch gegroeide en bodemsituatie: door de vochtige bodemomstandigheden was in grote delen slechts grasland mogelijk. Een substantieel aandeel betreft thans evenwel ook de voor akkerbouw aangewende grond. Het gaat hier voor een belangrijk deel om de productie van groenvoedergewassen, met name snijmaïs.
Onderstaande tabel geeft een beeld van de situatie van de landbouw in Hengelo (bron: CBS).
Type bedrijf | Aantal |
Akkerbouw | 79 |
Tuinbouw | 9 |
Graasdierhouderij | 110 |
Hokdieren | 22 |
Totaal | 124 |
Perspectieven agrarische sector
Onder invloed van diverse factoren, waaronder met name het beleid, de economie en de omgeving, vinden belangrijke ontwikkelingen in de landbouw plaats. Statistieken geven duidelijk aan dat de inkomens in de landbouw regelmatig onder druk staan, waarbij overigens de verschillen per sector en per jaar soms groot zijn. Het aantal landbouwbedrijven dat stopt is relatief groot. Hierbij komt dat een groot deel van de bedrijven in Hengelo zo klein is dat uit de agrarische activiteit alleen niet voldoende inkomen behaald kan worden. Voor veel agrarische bedrijven is dan ook het noodzakelijk extra inkomsten te verwerven. De perspectieven zijn daarvoor in Hengelo als volgt:
- Elders betaald werk: overal mogelijk;
- Natuur- en landschapsbeheer: met name in Oele-Beckum (landgoed Twickel, natuurwaarden);
- Kamperen bij de boer en appartementenverhuur: in gehele gebied;
- Streekeigen producten, biologische landbouw: in gehele gebied.
2.2.2 Toeristisch-recreatieve structuur
Het buitengebied van de gemeente Hengelo is, zoals grote delen van Twente, zeer aantrekkelijk voor recreatief medegebruik. Recreatie is dan ook een belangrijke functie in het buitengebied.
Recreatief aanbod
Het recreatief aanbod kan worden onderverdeeld in de volgende categorieën:
- Oorspronkelijk aanbod:
De morfologische trekkers (monumenten, bossen, waterpartijen alsmede het cultuurhistorisch erfgoed) en de voorzieningen op het gebied van sport, cultuur etc. De gemeente is ontsloten door een aantal fiets- en (lange-afstands-)wandelroutes. Het kanaal wordt mede gebruikt door onder andere roeiverenigingen en in beperkte mate door pleziervaart. Hengelo bezit ook een jachthaven.
- Afgeleid aanbod:
Betreft zaken die niet als trekker fungeren, maar het verblijf veraangenamen, zoals horeca, kampeergelegenheden, winkels etc. Sterk punt in de (omgeving van) de gemeente Hengelo is behalve de bovengenoemde aantrekkelijkheid, routes en voorzieningen uiteraard ook de nabijheid van een aantal grootstedelijke kernen, met uitgebreide voorzieningen als horeca, theaters, winkels etc.
- Voorwaardenscheppend aanbod:
Elementen die noodzakelijk zijn om van het aanbod gebruik te kunnen maken, zoals ontsluiting, bewegwijzering, informatie etc.
In het buitengebied zelf komt een aantal grotere en kleinere recreatieve objecten voor. Genoemd kunnen worden een drietal campings, één attractiepark, twee sportvelden, één golfbaan. Maar ook minder omvangrijke voorzieningen zijn recreatief interessant zoals minicampings (kamperen bij de boer), theeschenkerijen, landgoederen, diverse Bed & Breakfast-locaties, maneges en een wijnproeverij.
2.2.3 Niet-agrarische functies en burgerwoningen
Niet-agrarische functies zijn te onderscheiden naar die, welke functioneel aan het buitengebied gebonden zijn, en die, welke dat niet zijn. Voorbeelden van de eerste zijn bijvoorbeeld loonwerkbedrijf, paardenhouderij, mestverwerkingsbedrijf etc. Voorbeelden van de tweede zijn garage, winkel, transportbedrijf etc.
Niet-agrarische bedrijvigheid komt verspreid in het landelijk gebied voor. Het betreft onder meer maneges, hoveniersbedrijven, e.d. Naast de landbouwgerelateerde bedrijvigheid komt in het buitengebied bedrijvigheid voor als bouwnijverheid, transportbedrijven en horeca. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld aannemersbedrijven, installatietechniekbedrijven, cafés, restaurants en zalencentra. Overige bedrijvigheid zoals dierenpensions, hoveniersbedrijven en autobedrijven komen ook voor. De niet-agrarische bedrijven staan vermeld in bijlage 3 van de regels.
Wonen
Naast de landbouw is ‘wonen’ altijd al een veel voorkomende functie geweest in het buitengebied. De vraag naar grotere woningen in het buitengebied blijft, door het verlangen naar meer wooncomfort, groeien. Wonen werd en wordt echter ook gezien als een functie die belemmeringen kan opleveren voor agrarische bedrijven.
Ontwikkeling
Het aantal landbouwbedrijven in het buitengebied neemt af en daarmee komt steeds meer bouwvolume in het buitengebied vrij. De trend doet zich voor dat nieuwe woonfuncties in het buitengebied mogelijk worden in bijvoorbeeld vrijkomende agrarische boerderijen, maar ook in de vorm van nieuwe landgoederen. Er is meer vraag naar een grotere inhoud van de woningen. Het toekennen van nieuwe woonfuncties wordt gezien als een van de mogelijkheden om de ruimtelijke kwaliteit te versterken. Er zal geen beperkende werking optreden voor de bestaande landbouw.
2.3 Flora En Fauna
2.3.1 Flora
In het buitengebied van de gemeente Hengelo komen, als gevolg van de verschillen tussen bodem, waterhuishouding en gebruik, de volgende plantengezelschappen voor:
- Heiden en heischrale graslanden
- Bossen
- Houtwallen
- Vochtige graslanden
- Wateren en oevers
1. Heiden en heischrale graslanden
Heidevelden worden alleen nog in het zuidwestelijk deel van het buitengebied aangetroffen (landgoed Twickel). Het zijn natte dopheidevegetaties met plaatselijk veel pijpenstrootje en gagel. Heischrale graslanden zijn alleen nog als restanten langs paden in heidevelden en bossen terug te vinden met soorten als borstelgras, stijve ogentroost en tormentil. In beide gevallen gaat het om voedselarme, vaak natte bodemomstandigheden en een afhankelijkheid van een vorm van begrazing dan wel aangepast beheer.
2. Bossen
In aansluiting op de natte heidevelden komen hier en daar nog voedselarme elzen- en wilgenbroekbosjes voor. Ze bestaan uit zwarte els, grauwe wilg, zachte berk, gagel en vuilboom met een ondergroei van onder andere veenmos, zwarte bes, moerasviooltje en pijpenstrootje. Door verdroging heeft pijpenstrootje vaak de overhand gekregen. De meeste natte heiden gaan geleidelijk over in droge voedselarme bossen. Het zijn meestal grove dennenbossen uit de voormalige aanplant ten behoeve van mijnhout, soms zijn de grove dennen gemengd met berk. Er komen op deze gronden ook eikenberkenbossen met eik en ruwe en zachte berk voor. De ondergroei van deze arme bossen is soortenarm, maar karakteristiek voor oudere bosopstanden, met vuilboom, lijsterbes, stekel- en adelaarsvaren, bosbes en bochtige smele. Op de wat rijkere dekzandruggen langs de dalen van de Oeler- en Hagmolenbeek groeien eikenbeukenbossen met een ondergroei van hulst, klimop, dalkruid en klaverzuring.
Zeer voedselrijke bossen, zowel vochtig als droog, komen voor bij Altena, Oele en Woolde. Het zijn soortenrijke beuken-eikenbossen met soorten als beuk, zomereik, hazelaar, haagbeuk, zoete kers, mispel, klimop, kleine maagdenpalm, gele dovenetel, muskuskruid, bosviooltje en slanke sleutelbloem.
Natte, voedselrijke broekbossen van het elzenvogelkersverbond komen pleksgewijs voor in Woolderbroek, Broekmeden en Dalmeden. Ze zijn meestal verruigd door verdroging, waarbij braam, witbol, riet, rietgras en zevenblad zijn gaan overheersen.
3. Houtwallen
Kenmerkend voor het kleinschalige Twentse landschap zijn de kleine beplantingselementen als houtwallen en bomenrijen. Voorkomende soorten in houtwallen zijn onder meer zomereik, meidoorn, kleine maagdenpalm, bosanemoon, dalkruid en eikvaren. Houtwallen en boomgroepen zijn de laatste jaren in aantal en vitaliteit afgenomen.
4. Vochtige graslanden
Van de voormalige uitgestrekte, natte blauwgraslanden in de beekdalen is vrij weinig overgebleven. Een enkel overhoekje en slootkant met echte koekoeksbloem en dotterbloem herinnert hier nog aan.
5. Wateren en oevers
Voedselrijke oever- en watervegetaties zijn te vinden langs het Twentekanaal en langs beken, sloten en plassen. Ze behoren tot de verbonden van riet, moerasspiraea, waterlelie of kleine kroos.
2.3.2 Fauna
Het afwisselende landschap van het buitengebied van Hengelo, met gradiënten tussen hoog en droog, laag en nat, open en besloten, cultuurlijk en natuurlijk, zorgt voor een zeer rijke fauna. Een kleine soortenselectie van de volgende doelgroepen geeft hier een beeld van:
- Vogels
- Zoogdieren
- Amfibieën
- Vleermuizen
- Vlinders
- 1. Vogels
De variatie aan bossen, open landschappen, houtwallen, struwelen en heiden, maar ook natte terreinen en open wateren zorgen voor een veelheid aan broedvogelsoorten in het buitengebied van Hengelo.
Kenmerkende bosvogels zijn wespendief, zwarte specht, fluiter en boomklever. Vogels die naast bos ook open landschap als leefgebied hebben, zijn havik, sperwer, buizerd, torenvalk, holenduif, ransuil en groene specht. Kleinschalige landschappen met bosjes, houtwallen en struwelen zijn het domein van kerkuil, steenuil, bosuil, nachtegaal en gekraagde roodstaart.
Vogels van droog open cultuurland zijn patrijs, scholekster, wulp en gele kwikstaart. In vochtig tot nat cultuurland leven watersnip, grutto, en tureluur. In droge ruigten met struweel leven soorten als tapuit en grasmus; in vochtige rietstroken komen bosrietzanger, kleine karekiet en rietgors voor. Specifieke soorten van droge heide met struiken en bomen zijn nachtzwaluw, boomleeuwerik, boompieper en roodborsttapuit.
Een voorkeur voor open water met oeverbegroeiing hebben dodaars, fuut, slob- en kuifeend. IJsvogel en grote gele kwikstaart zijn typische beekvogels.
- 2. Zoogdieren
In grote boscomplexen leeft de eekhoorn. Op de overgangen tussen bos en cultuurland, met dekking van struwelen en houtwallen, leven zoogdieren als ree, vos en verschillende marterachtigen. De haas is gebonden aan open landschap.
- 3. Amfibieën
Twickel is het leefgebied van diverse soorten amfibieën als groene kikker, heikikker, kleine watersalamander, rugstreeppad en kamsalamander. Waardevol is het voorkomen van de zeldzame boomkikker. Soorten hagedissen die voorkomen zijn levendbarende hagedis, zandhagedis en hazelworm. Bij Twekkelo ligt een aantal poelen met bewoners als kleine watersalamander, maar ook de zeldzame kamsalamander.
- 4. Vleermuizen
Twickel herbergt ook een flink aantal vleermuissoorten: laatvlieger, grootoorvleermuis, dwergvleermuis, rosse vleermuis, baardvleermuis en franjestaart. Aantrekkelijk voor vleermuizen is ook het kleinschalige Driene. Waargenomen soorten zijn hier laatvlieger, grootoorvleermuis, dwergvleermuis en rosse vleermuis.
- 5. Vlinders
Op Twickel zijn zo'n 30 soorten dagvlinders geïnventariseerd, zoals groentje, heideblauwtje, kommavlinder en bruine vuurvlinder op heidevelden. Bijzonder is het voorkomen van echte bosvlinders als kleine ijsvogelvlinder en grote weerschijnvlinder.
2.3.3 Natuurwaarden
Momenteel liggen de hoogste natuurwaarden in de houtsingels, bossen en heidevelden, al zijn die van de heideterreinen de laatste jaren door achterstallig onderhoud en verdroging wel teruggelopen. Ten noorden van Beckum ligt het waardevolle bos- en heidegebied Steenveld/Beundersveld/Vlierveld.
De beken hebben erg geleden onder normalisaties, maar dankzij het herstelprogramma van het waterschap nemen beken als Hagmolenbeek, Oelerbeek en Wolfkaterbeek juist in natuurwaarde toe.
Door de hoge bemestingsdruk is de botanische betekenis van graslanden nog steeds gering.
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De Nota Ruimte vervangt de Vierde Nota Ruimtelijke ordening Extra (VINEX) en het Structuurschema Groene Ruimte. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak in Nederland.
Meer specifiek richt de nota zich op vier algemene doelen:
- a. Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- b. Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- c. Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- d. Borging van de veiligheid (tegen water en risicovolle activiteiten).
Voor ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, voor het landelijk gebied van ons land, zijn met name de laatste drie doelen van belang.
Ad. b.
Zowel in stedelijke als landelijke gebieden vraagt een aantal ontwikkelingen om een passend, deels ruimtelijk antwoord. Voor het buitengebied van Hengelo is met name het antwoord ten aanzien van het landelijk gebied relevant. Het aantal agrarische bedrijven neemt af en de leefbaarheid en vitaliteit van verschillende gebieden gaat achteruit. In combinatie met de gevolgen van klimaatverandering en bodemdaling zijn deze ontwikkelingen van grote invloed op het ruimtegebruik, het water- en bodembeheer en de ecologische en landschappelijke ontwikkeling. In de Nota Ruimte worden de ruimtelijke voorwaarden geboden voor een vitaal platteland.
Ad. c.
De Nota Ruimte biedt de ruimtelijke randvoorwaarden voor de waarborging en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden. In de gemeente Hengelo geldt speciale bescherming van de natuurgebieden die voor Nederland belangrijk zijn zoals de Ecologische Hoofdstructuur. In de gemeente Hengelo zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen (zie ook paragraaf 3.2.1.2).
Ad. d.
Behalve zeespiegelstijging worden ook grotere extremen in neerslag- en droogteperioden verwacht. Het wordt duidelijk dat ingrijpende aanpassingen in het watersysteem en de waterhuishouding nodig zijn in zowel laag als hoog Nederland. Dit heeft bijvoorbeeld ook consequenties voor het agrarische bedrijfsleven. In de Nota Ruimte wordt ‘water’ als een structurerend principe aangemerkt, dat integraal onderdeel wordt van de ruimtelijke planvorming.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie
De omgevingsvisie Overijssel is vastgesteld op 1 juli 2009 door Provinciale Staten van Overijssel. De aanvullingen van de omgevingsvisie op het streekplan worden hier gemeld. In de omgevingsvisie worden voor het buitengebied drie ontwikkelingsperspectieven geschetst. Deze geven richting aan nieuwe ontwikkelingen en initiatieven.
1. Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur
De EHS en de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem), combineren tot een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit.
2. Buitengebied accent productie
Gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen en gebieden waar plek is voor intensieve veehouderij (landbouwontwikkelingsgebieden).
3. Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte
Gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie-zorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.
De ontwikkelingen in deze gebieden zijn niet langer gebonden aan strikte regels van welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Er wordt ruimte geboden aan economische dynamiek en de ruimtelijke kwaliteit. Naast de bescherming van kwaliteiten wil de provincie vooral ontwikkeling en dynamiek benutten voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat voor elke ontwikkeling (dus boerenbedrijf, recreatieonderneming, knooperf, paardenhouderij etc.) de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gelden. De gemeente gebruikt deze criteria als afweging in de bestemmingsplannen.
3.2.2 Streekplan Overijssel 2000+
Het Streekplan Overijssel 2000+ is vervangen door de Omgevingsvisie Overijssel. In het bestemmingsplan wordt nog uitgebreid ingegaan op het streekplan omdat het bestemmingsplan grotendeels is ontwikkeld op basis van het streekplan. De zonering en de bescherming van de landschappelijke waarden wordt hierin genoemd en is doorvertaald naar het bestemmingsplan. Het Streekplan geeft de hoofdlijnen van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor de lange termijn aan voor Overijssel, zoals de provincie deze nastreeft. Het Streekplan is geschreven in sterke samenhang met het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. Deze twee plannen komen verderop in deze paragraaf aan de orde. Het Streekplan begint met het weergeven van algemene hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie. Ten aanzien van de ontwikkeling van steden en dorpen geeft de provincie onder andere aan dat er sprake moet zijn van goede onderlinge afstemming tussen ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden en de waterhuishouding. Ten aanzien van de groene ruimte noemt het Streekplan onder andere de volgende hoofdlijnen:
- een samenhangende en waar mogelijk elkaar versterkende ontwikkeling van bestaande en nieuwe functies, ‘passend’ binnen de groene ruimte;
- ontwikkelingsmogelijkheden voor een economisch en milieuhygiënisch duurzame landbouw;
- in stand houden, herstellen en ontwikkelen van een grote rijkdom aan natuurwaarden, geconcentreerd in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, met de bijbehorende water- en milieuomstandigheden;
- versterking van de landschappelijke kwaliteit en bescherming van het cultureel erfgoed;
- behoud en versterking van het voorzieningenniveau ten aanzien van recreatie en toerisme;
- instandhouding, herstel en ontwikkeling van bossen en landgoederen;
- nieuwe bebouwing en grondgebruiksvormen, die niet functioneel zijn gebonden aan het landelijk gebied, zijn daarin in principe niet toelaatbaar. Uitbreiding van niet-functioneel aan het landelijk gebied gebonden gebruiksvormen wordt tegengegaan;
- voorkomen van de aantasting van de veerkracht van watersystemen en het bevorderen van het herstel daarvan. Eén van de overige hoofdlijnen gaat er vanuit dat ter voorkoming van achteruitgang van natuur- en landschapswaarden toepassing van het compensatiebeginsel dient plaats te vinden.
Op basis van bovengenoemde hoofdlijnen worden de overige beleidsuitgangspunten geschetst. Ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan is met name het beleid ten aanzien van de groene ruimte van belang. Het ruimtelijk beleid voor de groene ruimte is gericht op het bieden van ontwikkelingsruimte voor economische functies zoals landbouw en recreatie, naast het koesteren en ontwikkelen van de natuur en het cultuurlandschap. Dit beleid is uitgewerkt in drie sporen:
- zonering;
- thematische beleidsbeschrijving;
- beleidsmatige gebiedsbeschrijving.
3.2.3 Natuurgebiedsplan Overijssel (2008)
Het natuurgebiedsplan Overijssel geeft een nadere uitwerking aan de begrenzing van de beheersgebieden en de nieuw te ontwikkelen natuurgebieden in relatie met de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur. Door de begrenzing van de gebieden wordt op basis van vrijwilligheid mogelijk subsidies verkregen en worden de gronden verworven.
De provinciale ambitie is om in 2018 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in Overijssel te hebben gerealiseerd. Realisatie van de EHS geschiedt op basis van vrijwilligheid en zonder beperkend effect op naastliggende gebieden. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS waarbij tevens rekening wordt gehouden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Dat betekent dat er geen ruimte is voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Daarbij worden de zogenaamde EHS-spelregels gehanteerd: herbegrenzing van de EHS, saldering van negatieve effecten en toepassing van het compensatiebeginsel. Het 'nee, tenzij'-principe en de overige spelregels zijn verankerd in de provinciale Omgevingsverordening. De EHS bestaat uit een aantal gebiedscategorieën; bestaande natuur, nieuwe (nog niet) gerealiseerde natuurgebieden en beheersgebieden) en uit zoekgebieden.
Op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied is de begrenzing van de EHS opgenomen (dubbelbestemming 'Waarde – Ecologie').
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Reconstructieplan Salland-Twente (2004), partiële herziening reconstructieplan 2009
De provincie Overijssel heeft in september 2004 het Reconstructieplan Salland-Twente vastgesteld. In dit reconstructieplan is een indeling gemaakt in drie deelgebieden, te weten Salland, Zuidwest-Twente en Noordoost-Twente. De gemeente Hengelo ligt in het deelgebied Zuidwest-Twente.
Voor het deelgebied is in het reconstructieplan een aantal hoofdkeuzes en ambities geformuleerd. Aangegeven wordt dat de oplossing van de ruimtelijke, milieutechnische, economische en sociale opgaven voor Zuidwest-Twente in hoofdlijn ligt in:
- het ruimtelijk scheiden van een aantal functies, die elkaars ontwikkeling frustreren, én;
- het meervoudig grondgebruik in gebieden met een stapeling van functies.
De reconstructiezonering geeft een indeling weer in landbouwontwikkelings-, verwevings- en extensiveringsgebieden. De intensieve veehouderij heeft vooral ontwikkelingsmogelijkheden in de landbouwontwikkelingsgebieden en op sterlocaties in de verwevingsgebieden. In de verwevingsgebieden wordt terughoudend omgegaan met de uitbreiding van de intensieve veehouderij. Er wordt hier geen nieuwvestiging toegestaan en nieuwe takken mogen niet worden ontwikkeld (er is dus geen uitbreiding van het aantal bedrijven mogelijk, bestaande bedrijven mogen beperkt uitbreiden). Alleen bedrijven die groter zijn dan 250 m2 kunnen zich verder ontwikkelen en kunnen dienen als hervestigingslocatie. In de extensiveringsgebieden heeft de intensieve veehouderij geen mogelijkheden voor uitbreiding. Bestaande bedrijven worden op slot gezet en er wordt een actief intrekkingsbeleid gevoerd voor niet meer in gebruik zijnde milieuvergunningen.
Binnen het reconstructieplan wordt de volgende definitie van intensieveveehouderij gehanteerd: Een intensieve veehouderij is een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
Daarmee is, gelet op het beleid voor extensiveringsgebied, dat is gericht op het onmogelijk maken van uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van de intensieve veehouderij, niet beoogd om aan alle agrarische bedrijven in extensiveringsgebied ruimte te bieden voor het op intensieve wijze houden van dieren tot een bedrijfsvloeroppervlak van 250 m2.
3.3.2 Landinrichting
In de gemeente Hengelo is sprake van drie gebiedsuitwerkingen en planuitwerkingen ten behoeve van de landinrichting op basis van de Landinrichtingswet. Dit betreft het landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke, de landinrichting Enschede-Noord en de landinrichting Enschede-Zuid. Doelstelling van de landinrichting is het uitvoeren van een landschappelijk raamwerk. Dit raamwerk bestaat uit bossen, reservaatsgebieden, natuurontwikkelingsprojecten, beken, singels en uitloopgebieden voor de bevolking. De landbouw kan zich binnen dit raamwerk ontwikkelen. Landbouw en natuur worden zoveel mogelijk gescheiden. In oktober 1998 is door Gedeputeerde Staten het Landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke vastgesteld.
Omdat het plan op een aantal punten is verouderd door invoering van nieuw beleid, is een wijzigingsplan opgesteld. Het gebied kent een aantal knelpunten. De landbouwstructuur kan worden verbeterd. De inrichting van het watersysteem en de realisatie van EHS spelen een rol bij de landinrichting Saasveld-Gammelke. Mogelijke oplossingen en maatregelen zijn:
- aankopen gronden (landmeterhectares);
- verplaatsen en mogelijk uitplaatsen van agrariers;
- ruilen van gronden;
- uitvoeren van een kavelaanvaardingssysteem;
- verbeteren van het watersysteem.
3.3.3 Waterbeheerplan 2010-2015
In het plangebied is het waterschap Regge en Dinkel actief. Als uitgangspunt voor het beheer van de waterlopen en waterkeringen in het beheersgebied van waterschap Regge en Dinkel geldt per 1 januari 2010 het nieuwe waterbeheerplan 2010-2015, dat samen met de vijf waterschappen binnen het deelstroomgebied Rijn-Oost is opgesteld.
In het waterbeheerplan is het Europese, nationale en provinciale beleid vertaald naar waterschapsniveau. Het waterbeheerplan geeft voor de komende jaren de richting aan voor het te voeren beleid van het waterschap. Het plan bestaat uit een beschrijving van de doelstellingen voor de thema's: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Daarnaast bevat het een programma waarin de beoogde maatregelen zijn opgenomen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw.
Het waterbeheerplan is een momentopname en geeft een visie voor de komende jaren. Het waterschap zal zuinig omgaan met het geïnde belastinggeld door tegen aanvaardbare maatschappelijke kosten te werken. Investeringen buiten het eigen gebied zijn mogelijk als dit tot financieel voordeel leidt. Om dezelfde reden kunnen taken uitgevoerd worden door externe marktpartijen of in samenwerking met andere overheden. Om deze reden worden de in het waterbeheerplan genoemde maatregelen gefaseerd uitgevoerd, waarbij onderscheid wordt gemaakt in maatregelen met een integraal karakter, KRW-maatregelen waarvoor een resultaatverplichting geldt aan de EU, en maatregelen met een inspanningsverplichting. Het waterschap kiest bij de prioriteitsstelling van de maatregelen wel voor een mix van maatregelen die effectief zijn voor het eigen waterbeheersgebied.
3.3.4 Keur waterschap Rege en Dinkel
De keur waterschap Regge en Dinkel is een verordening voor de behartiging van de taken die het waterschap zijn opgedragen. De keur bevat gebods- en verbodsbepalingen ter bescherming van de functies van de waterlopen en waterkeringen in het beheergebied van Regge en Dinkel. Hierbij wordt ook rekening gehouden met andere dan waterstaatkundige functies en streefbeelden, zoals landschap, natuur en recreatie ("brede kijk").
Het dagelijks bestuur van het waterschap kan van de in de keur gestelde gebods- en verbodsbepalingen door middel van een watervergunning ontheffing verlenen. Aan een watervergunning kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden ter bescherming van de belangen verbonden aan het voldoen aan de doelstellingen behorend bij de waterhuishoudkundige functie van die wateren. De beperkingen en voorschriften kunnen mede strekken ter bescherming van de aan de waterhuishoudkundige functie verbonden andere belangen, indien en voor zover daarin niet is voorzien door een andere wettelijke regeling.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Rood voor rood , VAB, Nieuwe Landgoederen
Rood voor Rood
Het aantal vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen neemt sterk toe. Dit kan leiden tot leegstand, verval en verpaupering van het landelijk gebied. Eén van de instrumenten voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is ‘Rood voor Rood’. Dit is een regeling waarbij de sloop van landschapsontsierende bebouwing wordt gefinancierd met een bouwkavel voor een woning. In bijlage 5 bij de regels zijn de criteria voor deelname aan de Rood voor Rood-regeling opgenomen.
VAB
Hoofddoel van het VAB-beleid (vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen) is het realiseren van nieuwe economische dragers in het landelijk gebied. Het VAB beleid is alleen van toepassing op (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. Hierbij kan gedacht worden aan vormen van recreatie (bijv. bed en breakfast, appartementen) en agrarisch verwante activiteiten die een relatie hebben met het buitengebied. Het kan eveneens gaan om dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, kleinschalige bedrijvigheid, maatschappelijke voorzieningen, landelijke bedrijven etc. De hergebruikfunctie dient uitgeoefend te worden in de voormalige bedrijfsgebouwen. In principe mogen alle bedrijfsgebouwen worden hergebruikt. In bepaalde gevallen geldt een maximaal oppervlak dat hergebruikt mag worden. In bijlage 6 bij de regels zijn de criteria voor deelname aan de VAB-regeling opgenomen.
Nieuwe landgoederen
Nieuwe landgoederen, toetsingskader voor het oprichten van landgoederen in Hengelo (2006). Nieuwe landgoederen kunnen een bijdrage leveren aan de waarden op gebied van recreatie, cultuurhistorie, natuur en landschap. Bij de oprichting van een nieuw landgoed mag/mogen, ter compensatie voor de ontwikkeling van natuur en het versterken van het landschap, één of meerdere royale landhuizen worden gebouwd.
Voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen geldt dat deze niet zijn toegestaan in de gebieden die in het streekplan zijn aangeduid als zone 4 natuurgebieden. Daarnaast worden algemene randvoorwaarden gesteld waaraan een nieuw landgoed moet voldoen. In bijlage 7 bij de regels zijn de criteria voor deelname aan de Nieuwe Landgoederen-regeling opgenomen.
3.4.2 Monumentenbeleid (2004)
Monumenten zijn om redenen van esthetische, cultuurhistorische en wetenschappelijke aard tot monument aangewezen. Om te voorkomen dat deze monumentale waarden verloren gaan is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning een monument af te breken, te vernielen, te verstoren, te verplaatsen, in enig opzicht te wijzigen, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waarop het ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Men is dus verplicht de plannen door de gemeente te laten toetsen en een bouw- en monumentenvergunning aan te vragen. In geval van een beeldbepalend karakteristiek pand of een gemeentelijk monument worden de plannen beoordeeld door de technische commissie van de monumentencommissie. Bij een rijksmonument beoordeelt naast de technische commissie ook de Rijksdienst voor de Monumentenzorg de plannen (zie ook paragraaf 4.3).
3.4.3 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities, een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
- 1. Versterking van de economische structuur;
- 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
- 3. De sociale opgave;
- 4. Het landschap de stad in;
- 5. Ruimtelijke kwaliteit.
3.4.4 Welstandsnota
Per 1 juni 2004 is de welstandsnota in de gemeente Hengelo in werking getreden. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten
voor de burger inzichtelijker te maken. In de nota worden voor heel Hengelo algemene criteria genoemd. Daarnaast vindt concretisering plaats door gebiedsgerichte criteria en objectieve criteria.
Voor licht-vergunningplichtige bouwwerken zijn loketcriteria opgenomen. Omdat de criteria enkel
betrekking hebben op materiaalkeuze, kleur e.d., beperkt het bestemmingsplan zich tot het regelen van de massa. Voor het buitengebied zijn in de welstandsnota zogenaamde sneltoetscriteria opgenomen. Eveneens zijn voor de 'nieuwe buitengoederen aan de Bellersweg' aanvullende beeldkwaliteiteisen opgesteld welke onderdeel uitmaken van de welstandsnota.
Naast de Welstandsnota is voor het buitengebied een apart beeldkwaliteitplan voor het totale buitengebied opgesteld omdat de beeldkwaliteit in het buitengebied van Hengelo hoog is. Met name de wisselwerking tussen het fraaie Twentse landschap en de vele fraaie opstallen, draagt zorg voor een woon-, werk-, en recreatiegebied van hoge belevingswaarde. Zoals bekend kan de gemeente met een bestemmingsplan slechts in beperkte mate het uiterlijk van nieuw te bouwen of te verbouwen panden en opstallen bepalen. Enkel met behulp van bouwmaten en situeringeisen kan de invloed van bebouwing op de beeldwaarde van een gebied gereguleerd worden. Om aanvullend op het bestemmingsplan via de welstandstoetsing invloed te hebben op de beeldkwaliteit is het nodig om ten behoeve van het beoordelen van bouwaanvragen inzicht te hebben in diverse zaken, zoals de waarde van individuele panden en opstallen, de landschappelijke kenmerken en de waarde van ensembles. Het "Beeldkwaliteitplan Buitengebied" verdeelt het buitengebied van Hengelo in deelgebieden. Binnen deze deelgebieden zijn verschillende landschapstypen te onderkennen. Het "Beeldkwaliteitplan Buitengebied" geeft een beschrijving van deze landschapstypen met de daarin voorkomende bebouwingspatronen en geeft kort gezegd een omschrijving van de bestaande landschappelijke en architectonische kwaliteiten van het buitengebied. Op basis van deze kwaliteiten wordt aangegeven hoe eventuele nieuwe bebouwing in het gebied er uit moet komen te zien en hoe deze moet worden ingepast in de landschappelijke omgeving. Inzichtelijk wordt gemaakt aan welke eisen bouwaanvragen in grote lijnen moeten voldoen. Bij aanvragen die van invloed kunnen zijn op de beeldwaarde van het gebied dient dus niet enkel het bestemmingsplan Buitengebied maar ook het "Beeldkwaliteitplan Buitengebied" geraadpleegd te worden, doordat dit beeldkwaliteitplan deel uitmaakt van de welstandsnota.
Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten
4.1 Reconstructie
De intensieve veehouderij in Overijssel heeft een lange traditie. Het is een bedrijfstak met een groot economisch belang, waar velen werk vinden. Veelal komt de intensieve veehouderij voor in combinatie met een melkveehouderijtak. Om economisch te kunnen overleven, vindt steeds meer schaalvergroting en ontmenging plaats. Door de reconstructie wil de provincie intensieve veehouderij, recreatie, wonen, natuur en landschap ontvlechten. Tevens zijn nieuwe economische dragers (wonen, werken, recreatie en toerisme, cultuurhistorie en nieuwe vormen van landbouw) nodig om het landelijk gebied ook in de toekomst van een stevige sociaal-economische basis te voorzien. Vrijkomende agrarische bebouwing kan goed worden ingezet voor nieuwe economische activiteiten of voor het creëren van sociaal-maatschappelijke, recreatieve en culturele activiteiten en diensten. Met een toenemende woonfunctie van het landelijk gebied kan sociale en maatschappelijke dienstverlening zich ontwikkelen tot een belangrijke nieuwe economische drager.
De Reconstructiewet concentratiegebieden vraagt om het plangebied in te delen in drie soorten zones of gebieden: landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. Hoofdlijn van het reconstructiebeleid is dat de intensieve veehouderij geleidelijk uit het extensiveringsgebied zal verdwijnen en zich (verder) zal concentreren in het landbouwontwikkelingsgebied en op aan te wijzen sterlocaties in het verwevingsgebied. In de drie zones worden verschillende doelen nagestreefd.
De hoofdlijn in het landbouwontwikkelingsgebied is:
- de intensieve veehouderij een duurzaam perspectief op bedrijfsontwikkeling geven, uiteraard binnen de geldende wettelijke randvoorwaarden;
- uitbreiding van andere functies, zoals (verspreide) woningen en recreatie en toerisme, die de ontwikkeling van de intensieve veehouderij beperkingen kunnen opleggen zo veel mogelijk tegengaan;
- ruimte bieden voor de uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven en nieuwvestiging van intensieve veehouderij toestaan (initiatieven daartoe zullen zo veel mogelijk in de vorm van clusters worden gerealiseerd);
- de ontwikkeling van andere landbouwfuncties ruimte bieden en waar mogelijk stimuleren.
De hoofdlijn in verwevingsgebied is:
- het mogelijk maken en handhaven van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar;
- ruimte bieden aan meerdere functies (wonen, recreatie, economie, natuur, landschap, etc.);
- de landbouw, waaronder de intensieve veehouderij, ruimte bieden;
- extra kansen bieden door de ontwikkeling van sterlocaties voor de intensieve veehouderij.
De hoofdlijn in extensiveringsgebied is:
- bevorderen van de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, de realisatie van milieudoelen en - waar mogelijk - van recreatief gebruik;
- de intensieve veehouderij beëindigen en/of verplaatsen.
Het beleid biedt ruimte voor verbreding van de plattelandseconomie in vooral de extensiverings- en verwevingsgebieden. Voor de recreatiefunctie geldt in de extensiveringsgebieden een 'ja, mits'-beleid. Naast een landbouwfunctie die aansluit op de gebiedskwaliteiten is er in deze gebieden ruimte voor nieuwe economische activiteiten, vooral op het gebied van zorg en dienstverlening. Daarbij kan ook worden gedacht aan groene en blauwe diensten. Juist in deze gebieden zullen een flink aantal agrarische bedrijfsgebouwen vrijkomen, waarin met zorg een nieuwe economische functie kan worden ingepast. Ontsierende bedrijfsgebouwen die niet kunnen worden hergebruikt, kunnen in het kader van een 'rood voor rood'-regeling worden gesloopt.
Het buitengebied van Hengelo kent slechts twee van de drie zones, namelijk; het verwevingsgebied en extensiveringsgebied. Hieronder zal worden ingegaan op het beleid dat geldt voor deze twee gebieden.
4.1.1 Verwevingsgebied
Definitie
Het verwevingsgebied is volgens de wet het ruimtelijk begrensde gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten. Ook het verwevingsgebied is aangewezen vanuit de ontwikkelingsgedachte van de intensieve veehouderij. In dit gebied is de intensieve veehouderij één van de voorkomende functies.
Beleid
Nieuwvestiging van intensieve veehouderij is uitgesloten. In het verwevingsgebied liggen veel bestaande agrarische bedrijven die een intensieve veehouderijtak kunnen ontwikkelen. Om de concentratiegedachte gestalte te geven en vanwege de aanwezigheid van andere belangen, zal terughoudend worden omgegaan met de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderijen in dit gebied. Bestaande bedrijven met intensieve veehouderij (uitgezonderd toekomstige sterlocaties) houden echter wel hervestigings- en uitbreidingsmogelijkheden. Een aantal bedrijven met intensieve veehouderij in het verwevingsgebied kan aangewezen worden als sterlocatie. Op deze bedrijven is het beleid van toepassing zoals in bijlage 10 bij de regels is omschreven.
4.1.2 Extensiveringsgebied
Definitie
Onder extensiveringsgebied verstaat de wet een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.
Beleid
In het extensiveringsgebied wordt nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van intensieve veehouderij tegengegaan. Slechts een beperkte uitbreiding van het staloppervlak is (tijdelijk) mogelijk wanneer dat uit oogpunt van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid wenselijk is. Daarbij wordt uitgegaan van de aanwezige (vergunde) veestapel. Andere agrarische bedrijven, zoals grondgebonden veehouderijen, die een belangrijke rol spelen in het beheer en onderhoud van het gebied, houden wel perspectief qua uitbreidingsmogelijkheden. De intensieve veehouderijbedrijven worden gestimuleerd om te stoppen, over te schakelen op andere activiteiten of te verplaatsen naar een landbouwontwikkelingsgebied.
In het reconstructieplan zijn die bedrijven opgenomen waar destijds sprake was van een intensief bedrijf gelegen in het extensiveringsgebied. Voor deze bedrijven gold een voorbereidingsbesluit om ontwikkelingen die het reconstructiebeleid doorkruisen te voorkomen. Dit besluit werkte tevens door in de diverse bestemmingsplannen en betrof het verbod tot nieuwvestiging en uitbreiding van de intensieve veehouderijen in het extensiveringsgebied. Voor Hengelo stonden de onderstaande bedrijven vermeld:
- Bentelerweg 21
- Deldenerdijk 10
- Deldenerdijk 61
- Flierveldsweg 26
- Kemerinksweg 24
- Oelersteeg 24
- Oosterveldstraat 11
- Potsenweg 4
- Rotersweg 20
- Rotersweg 28
- Sluitersdijk 24
- Sluitersdijk 43
- Wolfkaterweg 5
- Wolfkaterweg 21
- Wolfkaterweg 76
- Wolfkaterweg 80
Van bovenstaande bedrijven gelegen in het extensiveringsgebied is inmiddels alleen op de volgende adressen nog sprake van een intensief bedrijf:
- Deldenerdijk 10
- Sluitersdijk 24
- Wolfkaterweg 21
- Wolfkaterweg 76
- Wolfkaterweg 80
- Rotersweg 20
4.2 Cultuurhistorie En Archeologie
De totstandkoming van het buitengebied, alsmede de thans nog afleesbare sporen daarvan in het landschap, is reeds in voorgaande hoofdstukken beschreven. De cultuurhistorie uit zich onder meer in sterke mate op het landgoed Twickel, waarvan het beheer ook in deze tijd mede de cultuurhistorische waarden van het landschap in stand houdt. De, door eeuwenlange plaggenbemesting ontstane, oude esruggen zijn van hoge landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit. De verschillende bebouwingsgroepen in Oele, Driene, Twekkelo en Woolde weerspiegelen de oude ontginningsplaatsen. De omliggende landerijen doen deze kerntjes goed uitkomen.
Kenmerkend voor het Twentse landschap, en hier en daar nog goed te herkennen, zijn de school- en kerkpaden, zoals het Oelerschoolpad, het Kerkpad, het Altenavoetpad en het Kerkveldervoetpad. Veelal gaat het om onverharde, door een afwisselend landschap slingerende paden met goede mogelijkheden voor recreatief gebruik. Het Oelerschoolpad is een van de meest authentieke weggetjes. De boeren wilden hun kinderen graag via de kortste en veiligste weg naar school laten gaan. Langs watergangen en tussen perceeltjes door lopen zo al eeuwen de mooiste paadjes. Het Oelerschoolpad herinnert hier nog aan. Dergelijke paden zijn op de verbeelding weergegeven middels de dubbelbestemming "Waarde - Cultuuhistorisch pad".
In het buitengebied zijn tevens archeologische waarden aanwezig. Op de Archeologische Monumentenkaart van Overijssel 1999 (AMK) staan voor het onderhavige plangebied, drie archeologisch vindplaatsen. Deze staan alle drie als “terrein van hoge archeologische waarde” op de AMK. De categorie “terreinen van hoge archeologische waarde”, is vanwege haar kwaliteit behoudenswaardig.
Binnen het plangebied gaat het om de volgende vindplaatsen:
- een terrein van hoge archeologische waarde bij de Oldemeulenweg. Het betreft een terrein met de resten van het voormalige huis en de latere havezate Oldemeule. De eerste vermelding van het huis dateert uit 1334. Het huis is uiteindelijk afgebroken omstreeks 1798. In 1988 zijn in een bouwput ter plaatse de resten van een fundering van een bijgebouw aangetroffen. Het terrein staat ook op de gemeentelijke monumentenlijst.
- Een terrein van archeologische betekenis langs de Bornsedijk. Het gaat om een terrein waar aardewerkscherven uit de IJzertijd zijn gevonden.
- Een terrein van hoge archeologische waarde langs De Veldweg. Dit terrein ligt vrijwel geheel in de gemeente Hof van Twente, maar de gemeente Hengelo is verantwoordelijk voor een deel van het terrein. Het gaat om een landweer uit de Middeleeuwen.
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd. Werken en werkzaamheden die kunnen leiden tot verstoring van archeologische resten, worden gekoppeld aan een aanlegvergunningenstelsel. Deze terreinen zijn aangeduid op de verbeelding.
Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2 waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimumonderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek. De gebieden met een middelhoge, hoge en zeer hoge archeologische verwachtingswaarde staan aangegeven op de verbeelding.
4.3 Monumenten
Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 90 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.
Binnen het plangebied Buitengebied bevinden zich 37 monumentale objecten. Genoemd kunnen worden het sluizencomplex aan de Twekkelerweg, de Watermolen (rijksmonument) alsmede een aantal jachtpalen (zie bijlage 1 bij de toelichting voor een totaal overzicht van monumentale objecten in het plangebied).
4.4 Watertoets
Waterbeheer in de 21e eeuw
Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW gaat uit van standstill: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt". In de periode tot 2009 zijn de ecologische doelen voor waterlichamen opgesteld en vastgesteld. De doelen moeten in 2015 gerealiseerd zijn. Doelen mogen onder bepaalde voorwaarden ook later gehaald worden of worden bijgesteld. Voor beschermde gebieden (onder andere Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, maar ook zwemwateren) kan echter niet van de deadline van 2015 afgeweken worden. Hoewel de uiteindelijke chemische normen en ecologische doelstellingen nu nog niet bekend zijn, is de verwachting dat aanscherping van de huidige maatregelen die gemeenten en andere partijen genomen hebben, nodig zal zijn. Om voldoende aandacht voor waterkwantiteit, maar ook waterkwaliteit in de ruimtelijke plannen te garanderen, is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. Kortweg betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe 'vasthouden, bergen en afvoeren' dient te worden gehanteerd en voor de waterkwaliteit: 'scheiden, schoon houden en schoon maken'.
In 2003 is de watertoets verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening. De watertoets moet een rol spelen gedurende het hele proces van de ruimtelijke planvorming. Met het waterschap Regge en Dinkel heeft overleg plaatsgevonden over het aspect 'water'. Zij hebben tijdens de voorbereiding de nodige informatie aangeleverd ten behoeve van het bestemmingsplan.
Binnen het beheersgebied van waterschap Regge en Dinkel zijn de volgende waterlopen aangewezen als waterlichamen met bijbehorend ambitieniveau:
- a. waterloop Azelerbeek (onderdeel Oelerbeek), ambitieniveau “Hoog”: hermeanderen (ruimte: 2 x 15 á 25 meter), voor vissen passeerbare stuwen;
- b. waterloop Oude Bornsebeek (onderdeel Deurningerbeek), ambitieniveau “Hoog”: hermeanderen (ruimte: 2 x 15 á 25 meter), voor vissen passeerbare stuwen;
- c. waterloop Drienerbeek-koppelleiding, ambitieniveau “Hoog”: hermeanderen (ruimte: 2 x 15 á 25 meter), voor vissen passeerbare stuwen;
- d. waterloop Hagmolenbeek, ambitieniveau “midden”: natuurtechnische inrichting (ruimte 2 x 5 meter), voor vissen passeerbare stuwen;
- e. waterloop Bornsebeek (onderdeel Woolderbinnenbeek en de Omloopleiding), ambitieniveau “laag”: natuurtechnische inrichting of natuurvriendelijke oevers (ruimte 2 x 2,5 meter), voor vissen passeerbare stuwen.
De bovengenoemde waterlopen hebben de bestemming “Water” gekregen. De oeverstroken en schouwpaden vallen eveneens binnen deze bestemming. Daarnaast is extensief recreatief medegebruik mogelijk binnen deze bestemming.
De kleine waterlopen van de 3e, 4e en 5e soort leggerwaterlopen als ook de vele (kavel)sloten, vallen binnen de gebiedsbestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van deze gebiedsbestemmingen is opgenomen dat de gronden mede bestemd zijn voor voorzieningen ten behoeve van waterhuishouding, waaronder ook het bergen van water wordt verstaan.
Conclusie
Het bestemmingsplan Buitengebied is een overwegend conserverend plan waarin voornamelijk de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd. Het bestemmingsplan beoogt dan ook geen veranderingen te brengen in het heersende watersysteem in het gebied. De waterlopen van de 1e en 2eorde hebben een waterafvoerende functie en zijn bestemd als “Water”.
4.4.1 Grondwater
Vooral ten behoeve van de drinkwatervoorziening en de landbouw (beregening) wordt veel grondwater onttrokken. Bovendien vindt door stadsuitbreidingen -naast een blijvende verlaging van het waterpeil- steeds minder aanvulling van het grondwater plaats: op verharde oppervlakken wordt het regenwater veelal in het rioolstelsel verzameld, afgevoerd en via het oppervlaktewater naar buiten het gebied geleid. Ook door het stelsel van drainage, greppels, sloten en beken wordt veel oppervlaktewater afgevoerd en wordt de grondwaterstand gereguleerd. In het algemeen daalt dan ook de grondwaterspiegel. Dit heeft gevolgen voor van schoon kwelwater afhankelijke natuurwaarden, voor de drinkwaterwinning en in droge perioden voor de landbouw. Het grondgebruik is bepalend voor de grondwaterstand en de aanvulling van het grondwater. Landbouw en stedenbouw stellen eisen aan de ontwateringsbasis. In Hengelo is het intrekgebied “Hasselo” van belang voor het bestemmingsplan Buitengebied. De aanwezigheid van dit beschermingsgebied is mede bepalend voor ruimtelijke mogelijkheden in dit gebied. Middels de gebiedsaanduiding 'milieuzone – intrekgebied' is dit gebied op de verbeelding weergegeven.
4.5 Milieu
4.5.1 Bedrijven en milieuzonering
Het buitengebied wordt gekenmerkt door een toenemende multifunctionaliteit. In het verleden was het vooral de agrarische sector die het gezicht van het buitengebied bepaalde. Nu zijn het in toenemende mate de niet-agrarische functies die mede het beeld van het buitengebied bepalen.
Het bestemmingsplan Buitengebied is conserverend van aard. Incidenteel zijn kleinschalige ontwikkelingen mogelijk in de vorm van een woning of bedrijfsactiviteiten met geringe milieubelasting. Bestaande niet-agrarische bedrijven zijn al langer aanwezig en bevinden zich verspreid over het buitengebied veelal op ruime afstand van woningen van derden en vormen geen knelpunt. Bij nieuwe gevoelige bestemmingen (woningen) zal getoetst worden aan de zoneringsafstanden uit de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering.
Voor agrarische bedrijvigheid geldt specifieke milieuregelgeving. Regels voor agrarische bedrijvigheid zijn onder meer geformuleerd in de Wet ammoniak en veehouderij, de Wet geurhinder en veehouderij en de Wet milieubeheer. In het kader van milieuvergunningverlening zal aan deze regels worden getoetst.
4.5.2 Bodemaspecten
Het bestemmingsplan Buitengebied heeft voornamelijk betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor de bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk. Wanneer binnen het conserverend bestemmingsplan (incidenteel) nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemgesteldheid. De ontwikkellocaties zijn nader beschreven in hoofdstuk 7 van de MAS (zie bijlage 3 bij de toelichting).
4.5.3 Geluid
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld. In het buitengebied kan de geluidsbelasting door wegverkeer, railverkeer en luchtvaartlawaai een rol spelen. Hierna worden deze vormen van geluidsbelasting achtereenvolgens behandeld.
Industrielawaai
Een deel van het bestemmingsplan Buitengebied ligt binnen de geluidzone van de geluidgezoneerde industrieterreinen Westermaat en Twentekanaal. Binnen de geluidzone vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect industrielawaai hoeft voor het plan Buitengebied niet nader onderzocht te worden.
Wegverkeerslawaai
In de Wet geluidhinder is aangegeven dat er wettelijke zones zijn langs wegen. De zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging en het aantal rijbanen. Wegen met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur of lager zijn niet zoneringsplichtig. Deze wegen hoeven verder niet onderzocht te worden.
Aangezien de actualisatie van het bestemmingsplan Buitengebied in hoofdzaak een conserverend karakter heeft, is uitsluitend akoestisch onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting ter plekke van de ontwikkellocaties. Uit de berekeningen blijkt dat wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de te realiseren woningen.
Railverkeerslawaai
In het Besluit geluidhinder is opgenomen dat binnen de zone van het spoor een akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Verschillende delen van het plangebied liggen binnen de zone van een spoorlijn. Aangezien de actualisatie in hoofdzaak een conserverend karakter heeft, met uitzondering van de ontwikkellocaties, en de ontwikkellocaties niet zijn gelegen binnen de zone van een spoorweg is het aspect railverkeersgeluid niet van belang.
Luchtvaartlawaai
Op 5 juni 1992 is de geluidzone van het Vliegveld Twente vastgesteld door de Staatssecretaris van Defensie.
De vastgestelde zone is op de verbeelding aangegeven. Het bestemmingsplan Buitengebied ligt gedeeltelijk binnen de 35 KE-contour tot en met globaal de 55 KE-contour. Binnen deze contouren gelden beperkingen met betrekking tot nieuw te projecteren geluidgevoelige bestemmingen. Aangezien er echter binnen de 35-KE-contour, binnen het bestemmingsplan Buitengebied, geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd is dit aspect niet van belang.
Door de Staatssecretaris van Defensie is de vliegbasis Twenthe 1 januari 2007 gesloten voor het militaire vliegverkeer. Het zonebesluit is echter nog niet ingetrokken. Dit betekent dat de momenteel vastgestelde geluidszone nog van kracht is.
Bovendien speelt op dit moment de discussie of na sluiting van het militaire vliegveld een doorstart van de burgerluchtvaart zal gaan plaatsvinden.
4.5.4 Externe veiligheid
Er zijn geen nieuwe (beperkt)kwetsbare objecten geprojecteerd binnen het invloedsgebied van inrichtingen die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Toetsing aan het BEVI is daarom niet noodzakelijk.
Door en langs het plangebied lopen het spoortraject Hengelo-Oldenzaal, Hengelo–Enschede, Hengelo-Almelo en Hengelo-Zutphen. Met uitzondering van het traject Hengelo-Enschede worden over deze spoortrajecten gevaarlijke stoffen vervoerd. Daarnaast ligt het plangebied gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van enkele wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd: de A1, de A35 en de N18 (Haaksbergerstraat). In het kader van het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen is onderzoek gedaan naar het risico van het gevaarlijke stoffenvervoer over deze transportassen. Langs geen van de transportassen wordt een plaatsgebonden risicocontour berekend. Daarnaast is langs deze trajecten in het plangebied, mede vanwege de lage bevolkingsdichtheden, het groeprisico nu en in de toekomstige situatie gering. Bovendien vindt door voorliggend plan geen verdichting van de bebouwing plaatst en zal het groepsrisico niet toenemen.
In het buitengebied liggen diverse hogedruk aardgasleidingen en een brandstofleiding. Het tracé van de leidingen is op de verbeelding vastgelegd. Aan weerszijden van hoofdtransportleidingen moet een belemmerde strook in acht worden genomen van 2x5 meter. Voor regionale transportleidingen voor aardgas geldt een strook van 2x4 meter. Deze belemmerde stroken zijn op de verbeelding aangegeven. Binnen deze strook geldt, behoudens ontheffingen, een verbod tot het oprichten van bouwwerken en geldt een aanlegvergunningstelsel voor werken of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de buisleiding. Binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 worden geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd. Alle ontwikkellocaties liggen ruimschoots buiten het invloedsgebied van de leidingen. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.
4.5.5 Luchtkwaliteit langs wegen
Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet Luchtkwaliteit onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Het bestemmingsplan Buitengebied is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Kleinschalige ontwikkelingen zoals het incidenteel bouwen van een woning is mogelijk. Deze ontwikkelingen vallen onder het begrip niet in betekenende mate. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor deze ontwikkelingen.
Met behulp van de rapportagetool is voor het jaar 2008 en 2009 een berekening uitgevoerd ter plaatse van de maatgevende wegen in en rondom Hengelo. Berekend is of er binnen de gemeente Hengelo in 2008 en 2009 knelpunten waren met betrekking tot de luchtkwaliteit langs wegen. Uit deze rapportage blijkt dat in 2008 en 2009 nergens in Hengelo de grenswaarden voor PM10 en NO2 werden overschreden.
4.5.6 MER
In het bestemmingsplan wordt geen ruimte gemaakt voor m.e.r.(-beoordelings)plichtige activiteiten.
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Uitgangspunten
De verbeelding en de regels vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan, dat bindend is voor de burger en de overheid. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe de inventarisatie en het beleid zijn vertaald in het juridische deel van het plan.
Het bestemmingsplan Buitengebied is op de eerste plaats een conserverend plan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Duidelijk is voor welke doeleinden de grond en de gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan nieuwe bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt rechtszekerheid aan de burger.
De bestaande situatie is echter geen vaststaand gegeven. Er dienen zich voortdurend nieuwe initiatieven aan. Het plan moet flexibiliteit bieden om op deze ontwikkelingen in te kunnen spelen. Voor een deel is dat mogelijk. In het plan zijn daarvoor ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Daarmee kunnen (relatief kleinschalige) ontwikkelingen planologisch worden geregeld. Bijvoorbeeld de wijziging van de vorm of grootte van een agrarisch bouwperceel, het starten van een minicamping of de functiewijziging van een gebouw als agrarische activiteiten worden beëindigd.
Ontwikkelingen zijn echter ook onvoorspelbaar. De meeste initiatiefnemers hebben hun eigen specifieke wensen. Het is onmogelijk om voor alle nieuwe ontwikkelingen vooraf een kader aan te geven waarbinnen die ontwikkeling plaats kan vinden. Gewenste ontwikkelingen kunnen ook niet door het bestemmingsplan worden afgedwongen. Zolang niet bekend is op welk moment, op welke wijze en met welke financiële middelen iets tot stand kan worden gebracht, wordt dit niet in het bestemmingsplan geregeld.
5.2 Planopzet
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
5.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
5.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hierna worden de verschillende bestemmingen toegelicht.
5.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
5.3 Handhaving Van Het Plan
5.3.1 Algemeen
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
- 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
- 2. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
- 3. Actief handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
5.3.2 Nota handhaving
In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleids- nota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Brandweer, Veiligheid en Leefomgeving (BVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit.
Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de door VROM noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.
Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:
- 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
- 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
- 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
- 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
- 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
- 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
- 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.
5.4 Retrospectieve Toets
5.4.1 Algemeen
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
5.4.2 Plangebied
Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. Er zijn dus ook bijna geen strijdige situaties ontstaan. Wel zijn in dit bestemmingsplan de bestemmingsomschrijvingen ruim gekozen. Hierdoor zijn binnen één bestemming meerdere planologisch aanvaardbare invullingen mogelijk. Daarnaast zijn binnen de woonbestemming, in beperkte omvang, beroepen aan huis toegestaan.
De gevallen waarin de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan worden in dit bestemmingsplan positief bestemd, omdat er ofwel in het verleden vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend dan wel de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om de volgende gevallen.
- Oelerschoolpad 8: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" met bouwvlak naar "Wonen";
- Geurdsweg 20: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" met bouwvlak naar "Wonen";
- Bellersweg, sectie F, nr. 1566: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" naar "Wonen";
- Bellersweg, sectie F, nr. 1574: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" naar "Wonen";
- Bellersweg, sectie F, nr. 1559: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" naar "Wonen";
- Geurdsweg, sectie H, nr. 785: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" naar "Wonen";
- Geurdsweg, sectie H, nr. 1501: gewijzigd van "Agrarisch" zonder bouwvlak naar "Agrarisch" met bouwvlak;
- Deldenerdijk, sectie H, nr. 1413: gewijzigd van "Agrarisch" naar "Bedrijf";
- Flierveldsweg 26: gewijzigd van "Agrarisch" met bouwvlak naar "Bedrijf";
- Flierveldsweg 34: gewijzigd van "Agrarisch" met bouwvlak naar "Bedrijf";
- Deldenerdijk 61-63: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" met bouwvlak naar "Wonen";
- Haaksbergerstraat 128: gewijzigd van "Bedrijf" naar "Wonen";
- Engelbertsweg 10: gewijzigd van "Agrarisch" onbebouwd naar "Wonen";
- Eetgerinksweg 15: gewijzigd van "Agrarisch" met bouwvlak naar "Wonen";
- Wolfkaterweg 57a: gewijzigd van "Wonen"naar "Agrarisch";
- Bentelerweg 21a: gewijzigd van "Agrarisch" met bouwvlak naar "Wonen";
- Bentelerweg 23: gewijzigd van "Agrarisch" naar "Wonen";
- Rotersweg 28: gewijzigd van "Agrarisch" met bouwvlak naar "Wonen";
- Wolfkaterweg 5a: gewijzigd van "Agrarisch" met bouwvlak naar "Wonen";
- Mensinkweg 80: gewijzigd van "Bedrijf" naar "Wonen";
- Drienerwoldeweg 33: gewijzigd van "Agrarisch" met bouwvlak naar "Bedrijf";
- Mensinkweg 24: gewijzigd van "Agrarisch" onbebouwd naar "Bedrijf";
- Hoek Rougoorweg / Mensinkweg 46: gewijzigd van "Agrarisch" onbebouwd naar "Bedrijf";
- Rougoorweg 40: gewijzigd van "Agrarisch" met bouwvlak naar "Wonen";
- Boekeloseveldweg 21: : gewijzigd van "Agrarisch" met bouwvlak naar "Wonen";
- Boekeloseveldweg, sectie K, nr. 635: gewijzigd van "Agrarisch" naar "Sport";
- Holmersweg 10: gewijzigd van "Agrarisch" zonder bouwvlak naar "Agrarisch" met bouwvlak;
- Holmersweg, sectie K, nr. 648, 647 en 637: gewijzigd van "Agrarisch" naar "Bedrijf";
- Oude Deldenerweg 2: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" naar "Wonen";
- Haarweg 5: gewijzigd van "Agrarisch" naar "Wonen" en "Bedrijf";
- Withagsmedenweg 5: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" naar "Wonen";
- Schalmedenweg 24: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" naar "Specifieke vorm van wonen";
- Schalmedenweg 15: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" naar "Wonen";
- Oldenzaalsestraat 603: gewijzigd van "Horeca" naar "Maatschappelijk";
- Vliegveldstraat 16: gewijzigd van "Parkeren" naar "Specifieke vorm van wonen";
- Borgmanweg, sectie T, nr. 7211 en 7853: gewijzigd van bestemming "Agrarisch" naar "Wonen".
5.5 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
5.5.1 Inloopavond
Als eerste stap om te komen tot een geactualiseerd bestemmingsplan voor het totale buitengebied is begin 2009 een startdocument opgesteld voor het gehele bestemmingsplan Buitengebied. Dit startdocument bestond uit kaarten met de daarbij behorende regels. Het ging daarbij om een eerste concept. Aan de hand van het “Startdocument bestemmingsplan Buitengebied” zijn burgers tijdens een inloopavond geïnformeerd over de bestemmingsplanprocedure en is geïnventariseerd of de nieuwe situatie volledig en zorgvuldig tot stand is gekomen. Ook eventuele wensen zijn geuit. Deze inloopavond vond plaats op 27 mei 2009 in 't Proggiehoes Beckum.
5.5.2 Vooroverleg
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Het bestemmingsplan Buitengebied is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan diverse overleginstanties, waaronder de Provincie, het Waterschap, Ministerie etc. In het 'Verslag vooroverleg' (als bijlage 4 bij de toelichting gevoegd).
5.5.3 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied heeft van 19 februari t/m 1 april 2010 ter inzage gelegen. Na de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied hebben, naast de ingediende zienswijzen, een aantal punten aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied. De ingediende zienswijzen zijn schriftelijk beantwoord (zie bijlage 5 bij de toelichting).
5.5.4 Verder verloop van de procedure
Conform de gemeentelijke inspraakverordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:
- 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan inclusief wijzigingen vast;
- 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Monumentale Objecten
Bijlage 2 Beeldkwaliteitplan Buitengebied
Bijlage 3 Milieuaspectenstudie
Bijlage 4 Verslag Vooroverleg
Bijlage 5 Nota Zienswijzen
Bijlage 1 Agrarische Bedrijven Met Intensieve Veehouderij(tak)
Bijlage 1 Agrarische bedrijven met intensieve veehouderij(tak)
Bijlage 2 Bestaande Nevenfunctie(s) Bij Agrarische Bedrijven
Bijlage 2 Bestaande nevenfunctie(s) bij agrarische bedrijven
Bijlage 3 Bedrijven (Niet-agrarisch)
Bijlage 3 Bedrijven (niet-agrarisch)
Bijlage 4 Wonen (Specifiek)
Bijlage 5 Criteria Rood Voor Rood
Bijlage 5 Criteria Rood voor Rood
Bijlage 6 Criteria Vab
Bijlage 7 Criteria Nieuwe Landgoederen
Bijlage 7 Criteria Nieuwe landgoederen
Bijlage 8 Funnelkaart
Bijlage 9 Bodemdalingprotocol
Bijlage 10 Criteria Voor Het Aanwijzen Van Sterlocaties
Bijlage 10 Criteria voor het aanwijzen van sterlocaties
Bijlage 11 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 11 Staat van Inrichtingen