Woolder Es 2012
Bestemmingsplan - gemeente Hengelo
Vastgesteld op 04-03-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Woolder Es 2012 met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP0062-0301 van de gemeente Hengelo;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze van verbeelding verstaan;
1.4 aan-huis-verbonden-beroep:
een dienstverlenend dan wel ambachtelijk beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanbouw:
een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.9 afwijken:
het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.10 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage
een op de verbeelding aangegeven percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.14 bedrijfseconomische binding
het aantoonbaar, al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst voor gemiddeld 12 uur per week, duurzaam verrichten van werkzaamheden behorende bij de dagelijkse bedrijfsvoering, niet zijnde werkzaamheden op basis van vrijwilligheid (om niet), inleen, detachering of aanneming van werk, voor een naast of in de directe nabijheid van de woning, althans op hetzelfde bedrijventerrein gelegen bedrijf;
1.15 bedrijfsmatige kamerverhuur:
een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbendende personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige wooneenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.
Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;
1.16 bedrijfswoning:
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor een (huishouding van een) persoon welke een bedrijfseconomische binding heeft met dit bedrijf of instelling;
1.17 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.18 bestaand:
- 1. bij bouwwerken:
bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- 2. bij gebruik:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.29 bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;
1.30 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.31 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.32 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.33 dakopbouw:
een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties;
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, fotostudio's, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.36 ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de aanwezigheid en samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de kernkwaliteiten van de EHS;
1.37 educatief medegebruik:
een educatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;
1.38 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.39 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.40 erker:
een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;
1.41 garagebox:
een gebouw dat bedoeld is voor het stallen van auto's;
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.43 geluidgevoelige functies:
functies als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.44 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.45 geluidsbelasting in dB:
de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);
1.46 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.47 geschakelde woning:
woning welke met een andere woning verbonden is door middel van een bijbehorend bouwwerk;
1.48 gestapelde woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.49 halfvrijstaande woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
1.50 het slopen van een bouwwerk:
het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.51 het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.52 het verharden van gronden:
onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.53 hoekperceel:
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;
1.54 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;
1.55 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.56 horeca 1 activiteiten:
- a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca:
horeca waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken met een hoge bezoekersfrequentie gedurende de dag, zoals een tearoom, conditorei, koffiecorner, croissanterie, broodjeszaak, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en deels gebonden is aan c.q. ondersteunend is voor de functie van dat winkelgebied, daarbij lettend op de aard en ligging van andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
- b. eetcafé:
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse, met een gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en de avond en waarbij het verstrekken van dranken daaraan ondergeschikt is en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en deels gebonden is aan c.q. ondersteunend is voor de functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
- c. restaurant/brasserie:
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden die ter plekke worden gebruikt met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond en waarbij het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is;
- d. cafetaria/snackbar/shoarmazaak:
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren die ter plekke kunnen worden gebruikt en waarbij het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en de avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt;
- e. hotel/pension:
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken daaraan ondergeschikt is;
- f. bedrijfsmatige horeca-activiteiten:
vergelijkbaar met de onder a tot en met e genoemde vormen van bedrijvigheid;
1.57 horeca 2 activiteiten:
- a. zaalaccommodatie:
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken daaraan ondergeschikt is;
- b. bar/café/pub/grand-café of taveerne:
een zelfstandig bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waaraan het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is en met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt;
- c. bar-dancing/dancing (discotheek) of nachtcafé:
een zelfstandig bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waar de consumpties behalve zittend ook staand kunnen worden genuttigd;
- d. bedrijfsmatige horeca-activiteiten:
vergelijkbaar met de onder a tot en met c genoemde vormen van bedrijvigheid;
1.58 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen;
1.59 internethandel en/of telefonische colportage:
detailhandel waarbij de verkoop via internet en/of telefonische colportage plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop;
1.60 kamerverhuur/kamerbewoning:
bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden, zoals in de vorm van één of meerdere kamers;
1.61 kamerverhuurbedrijf:
een persoon of personen, handelend onder eigen naam of handelsnaam, of een rechtspersoon, die bemiddeling verleent/verlenen bij het verkrijgen van woonruimte in de vorm van één of meerdere kamers;
1.62 kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat uitsluitend dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening;
1.63 kantoor met baliefunctie:
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;
1.64 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.65 maatschappelijke voorzieningen
medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening (hieronder in ieder geval begrepen (kinder)opvang en dagbesteding), alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.66 nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.67 omgevingsvergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.68 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.69 ondersteunende horeca:
kleine horecavoorzieningen welke ondergeschikt zijn aan de in de desbetreffende bestemming toegelaten hoofdfuncties, geen zelfstandige bedrijven zijnde;
1.70 onzelfstandige wooneenheid:
een woonvorm van één of meerdere kamer(s) in een woning waar sprake is van een noodzakelijk gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;
1.71 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.72 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.73 perifere detailhandel:
detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, productiegebonden detailhandel alsmede tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden;
1.74 permanente bewoning:
gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;
1.75 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;
1.76 professioneel vuurwerk:
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
1.77 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.78 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en die derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.79 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:
een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;
1.80 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.81 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.82 uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.83 voorgevel:
voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;
1.84 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;
1.85 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.86 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;
1.87 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.88 winkelvloeroppervlakte (wvo):
de verkoopruimte, d.w.z. het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak) van een detailhandelsbedrijf of horecabedrijf, inclusief etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's;
1.89 wooneenheid/woning:
(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden;
1.90 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.91 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 algemeen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de diepte van een hoofdgebouw:
vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;
2.9 peil
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. agrarische bedrijfsvoering;
met tevens ondergeschikt:
- b. het op hobbymatige basis houden van dieren;
- c. extensief recreatief medegebruik;
- d. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- e. watergangen, met dien verstande dat de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
- f. waterberging en waterpartijen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels horende bijlage 1, "Staat van inrichtingen", onder de categorie 1, voor zover deze qua categorie overeenkomt met de ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 1" aangeduide milieucategorie èn met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een bedrijfswoning met bijbehorende aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
met tevens ondergeschikt:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. ondersteunende horeca;
- i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:
- a. bewoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- b. het verkopen van motorbrandstoffen;
- c. detailhandel, met uitzondering van internethandel en/of telefonische colportage en/of het bezorgen van door particulieren gekochte goederen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a en toestaan dat bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels horende 'Staat van inrichtingen' (Bijlage 1), zich binnen deze bestemming kunnen vestigen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- a. aangetoond wordt dat het bedrijf qua aard, omvang en milieuhinder vergelijkbaar is met de bedrijven die maximaal zijn toegestaan;
- b. hiertoe advies wordt ingewonnen bij een terzake deskundige;
- c. het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen betreft.
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van detailhandel;
met tevens ondergeschikt:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. ondersteunende horeca;
- h. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- j. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
met tevens ondergeschikt:
- c. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- d. hondenuitlaatvoorzieningen;
- e. fiets- en/of voetpaden;
- f. recreatief medegebruik;
- g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- h. waterberging, watergangen en waterpartijen;
- i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- j. nutsvoorzieningen, al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
- k. verhardingen;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
met tevens ondergeschikt:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. ondersteunende horeca;
- h. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- j. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' voor onderwijs en educatieve doeleinden;
met tevens ondergeschikt:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. ondersteunende horeca;
- i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterreinen uitsluitend ten behoeve van balsporten;
- b. gebouwen ten behoeve van de bestemming sport, met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals een kantine;
met tevens ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. ondersteunende horeca;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. water;
- g. groenvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
met tevens ondergeschikt:
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. waterberging, watergangen en waterpartijen;
- g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- h. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' ook voor garageboxen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' voor busbanen en voet- en rijwielpaden;
met tevens ondergeschikt:
- e. parkeervoorzieningen
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. bruggen en overkluizingen;
- i. waterberging, watergangen en waterpartijen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. nutsvoorzieningen, al dan niet ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van garageboxen ten behoeve van;
- a. zelfstandige bewoning;
- b. de opslag van goederen anders dan gerelateerd aan de woonfunctie;
- c. detailhandel, en;
- d. bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds;
- b. groenvoorzieningen en bermen;
- c. recreatieve voorzieningen;
- d. kunstwerken;
- e. kademuren;
- f. bruggen en overkluizingen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, waaronder woongebouwen ten behoeve van kamerverhuur/kamerbewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- b. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' uitsluitend voor garageboxen;
met tevens ondergeschikt:
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. woonstraten;
- f. verhardingen;
- g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. waterberging, watergangen en waterpartijen;
- j. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Leiding - Gas
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse leidingen met daarbij behorende belemmeringenstrook voor het transport van gas door een leiding van maximaal 12 inch en een maximale druk van 66,2 bar.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 15.2, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Afwijking wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie Hoog (Binnen Kom)
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Hoog (binnen kom)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 16.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
- c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 17 Waarde - Archeologie Middel (Binnen Kom)
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Middel (binnen kom)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 17.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
- c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 18 Waterstaat - Keur
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Keur aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud van de naastgelegen watergang.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 18.2.2 en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits;
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop, en;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de watergang.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 18.4 voor het toestaan van de opslag van goederen, mits;
- a. dit milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de watergang.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen;
- a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- c. Opslag, herverpakking en/of verkoop van zowel consumentenvuurwerk alsook professioneel vuurwerk;
- d. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
21.2 Geoorloofd gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
21.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 21.1 onder c. ten behoeve van de opslag, herverpakking en/of verkoop van zowel consumentenvuurwerk alsook professioneel vuurwerk. Een dergelijke afwijking is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden;
- a. De afstanden zoals bedoeld in voorschrift 1.2 en 1.3 onder b van paragraaf B van bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit dienen te worden aangehouden ten opzichte van een kwetsbaar object of geprojecteerd kwetsbaar object als bedoeld in het vuurwerkbesluit;
- b. De afstanden die volgen uit het vuurwerkbesluit moeten binnen de eigen inrichting zijn gesitueerd;
- c. De inrichting waarvoor ontheffing wordt gevraagd mag niet grenzen aan een woning;
- d. Boven of onder de inrichting waarvoor ontheffing wordt gevraagd mag zich geen woning bevinden.
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
22.1 geluidzone - industrie
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Verlenen van afwijking
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:
- a. de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de maximale bouwhoogte en het bebouwd oppervlakte voor nutsvoorzieningen, mits:
- 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 meter;
- 2. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 50m2;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 60 meter;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
- 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
24.1 Algemene wijzigingsbevoegheid
Burgemeester en wethouders kunnen krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van;
- a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
- b. de lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
24.2 Procedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 24.1 is het bepaalde in artikel 25.1 van toepassing.
Artikel 25 Algemene Procedureregels
25.1 Wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
26.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1 met maximaal 10%.
26.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 26.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
26.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
26.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
26.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 26.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Woolder Es 2012.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
Voor het plangebied Woolder Es 2012 heeft de gemeenteraad op 9 november 2004 een bestemmingsplan vastgesteld dat tot doel had de tot dan toe geldende regelingen te actualiseren. Als gevolg van een wettelijke verplichting zal dit plan moeten worden herzien binnen 10 jaar na de datum van vaststelling. Voorliggend plan is de actualisatie van het bestemmingsplan uit 2004. Bij deze actualisatie vindt tevens het juridisch en beleidsmatig uniformeren van het bestemmingsplaninstrumentarium voor het totale gebied binnen de huidige ruimtelijke structuur plaats.
Er is gekozen voor minder gedetailleerde plannen dan tot nu toe gebruikelijk was. Te gedetailleerde plannen leiden tot de noodzaak om voor bijna ieder bouwplan een partiële herziening van het bestemmingsplan te maken. Dit komt de rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en overzichtelijkheid niet ten goede. Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wet Milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.
In dit plan zijn de grenzen zo ruim gesteld dat planologisch gewenste ontwikkelingen daarbinnen plaats kunnen vinden. Door de bestemmingsomschrijvingen niet te eng te kiezen, zijn binnen één bestemming meerdere invullingen mogelijk, die allemaal planologisch aanvaardbaar zijn.
Het bestemmingsplan Woolder Es 2012 bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
1.2 Begrenzing Plangebied
De grens van het plangebied Woolder Es 2012 is op de afbeelding 'ligging plangebied in Hengelo' aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de spoorlijn Hengelo - Almelo, Weideweg, Geerdinksweg, Boerhaavelaan, Deldenerstraat en het buitengebied, met uitzondering van het Seahorseterrein.
Ligging plangebied in Hengelo
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:
Naam | Nummer | Raad | GS | ||
Woolder Es | ps08bpk0001 | 09-11-2004 | 15-02-2005 | ||
Gezondheidspark | NL.IMRO.0164.BP0016-0302 | 15-12-2009 | nvt | ||
Busdoorsteek Pasteurstraat | NL.IMRO.0164.BP0036-0401 | 31-05-2011 | nvt | ||
Semmelweisstraat 46 | NL.IMRO.0164.BP0054-0401 | 08-11-2011 | nvt |
Vigerende bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Geschiedenis Van Het Gebied
Vanaf de 8e eeuw vormden zich boerengemeenschappen in Twente. De wijk Woolder Es dankt zijn naam aan één van deze gemeenschappen: de marke Woolde. Het grondgebied van de marke Woolde was vrij omvangrijk; van het centrum van het huidige Hengelo tot aan Delden.
De Woolder Es is aangelegd na de wederopbouwperiode, voornamelijk in de jaren zeventig en tachtig. De grens met het buitengebied, ten westen van de wijk, is scherp doordat ze is vormgegeven door een beek: rechts wijk, links buitengebied.
2.2 Bevolkingsopbouw En Demografische Gegevens
Huishoudens: vooral gezinnen
Per 1 januari 2011 woonden in het plangebied 2.077 personen. Het merendeel (81%) woont in gezinsverband, de overige 19% wordt gevormd door alleenstaanden. Voor de totale gemeente Hengelo bedragen deze percentages respectievelijk 74% en 26%. Er zijn in het plangebied dus naar verhouding meer gezinnen en minder alleenstaanden dan in overig Hengelo.
Leeftijdsstructuur: optredende vergrijzing
Het percentage 65+'ers in Woolde is de afgelopen jaren gestegen, van 23% in 2006 naar 27% in 2011. In dezelfde periode is het percentage van de leeftijdsgroep 20 t/m 39 jaar niet veranderd, 14%. Het percentage 40 t/m 64-jarigen is ten opzichte van 2006 gedaald, van 42% in 2006 naar 39% in 2011. De leeftijdsgroep 0 t/m 19-jarigen (20%) is in dezelfde periode constant gebleven. Verwacht mag worden dat het percentage 65+'ers in de komende jaren verder zal toenemen, gezien het feit dat het gebied momenteel relatief veel personen in de leeftijdsgroep 55 t/m 64 jaar telt (384 personen).
Ter verduidelijking is in de afbeelding 'Leeftijdsopbouw Woolde per 1-1-2011' de leeftijdsopbouw van het bestemmingsplangebied Woolde en de gemeente Hengelo opgenomen. Duidelijk wordt dat de leeftijdsopbouw sterk afwijkt van die van Hengelo als geheel. Het meest in het oog springt de grote groep 60 t/m 64-jarigen, maar ook de relatief kleine aantallen 20 t/m 34-jarigen.
Leeftijdsopbouw Woolde per 1-1-2011
(Bron: Gemeente Hengelo (GBA), bewerking Onderzoek & Statistiek)
Etnische groepen
Woolde kent naar verhouding weinig inwoners van buitenlandse afkomst. 'Slechts' 4,7% heeft een niet-westerse etniciteit. Voor de totale gemeente bedraagt dit percentage 11,2%, meer dan het dubbele.
Economische positie
Woolde steekt qua werkloosheid relatief gunstig af ten opzichte van het stedelijk gemiddelde. Zo'n 3,5% van het aantal 15 t/m 64 -jarigen stond per 1-1-2011 bij het CWI als niet-werkend/werkzoekend geregistreerd. Dit percentage was voor de totale stad aanzienlijk hoger, namelijk 5,2%.
2.3 Ruimtelijke Karakteristiek
De ruimtelijke structuur van de Woolder Es wordt voornamelijk bepaald door de ruime opzet van de wijk en de grote variatie in verkavelingsvormen: van strokenverkaveling tot individuele woningbouw.
Daarnaast is weinig sprake van verspringing in rooilijnen. Aansluitende kavels zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd, zodat een eenduidig straatbeeld ontstaat.
Karakteristiek voor de ruimtelijke kwaliteit van de Woolder Es:
- Ruime stedenbouwkundige opzet van de wijk, met de nadruk op het groene karakter;
- Ruime groenstructuur die wordt gekenmerkt door brede grasbermen, grasvelden en laanbeplanting;
- De Woolderesweg fungeert als centrale entree van de wijk;
- Grote variatie in bebouwingstypen en verkavelingspatronen.
De Woolder Es bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen, zowel vrije sector- als sociale woningbouw. Hiervoor geldt dat de bebouwingshoogte niet hoger is dan 2 bouwlagen met kap.
Hogere bebouwing wordt slechts aangetroffen aan de Curiestraat, de Woolder Esweg en aan de Anthonie van Leeuwenhoeklaan (4-5 lagen) en op tennispark de Woolder Es (12 meter).
Voorkomende bebouwingstypen zijn:
2.4 Verkeer En Infrastructuur
Door de verkeersluwe opzet van de Woolder Es is geen scheiding tussen fiets- en autoverkeer aanwezig danwel nodig. De “wegendichtheid” is gering door de toepassing van centrale parkeervoorzieningen (langs de Woolderesweg en Pasteurstraat). Hierdoor zijn autovrije gebieden ontstaan (van geringe omvang).
In het westelijke en noordelijke deel van de Woolder Es is een meer traditionele opzet voor de wegenstructuur gehanteerd (rasterstructuur).
Verder wordt de Woolder Es doorkruist door drie hoofdfietsroutes. Een noordzuidelijke verbinding tussen de Grobbentunnel en de Deldenerstraat (via de Pasteurstraat) en een oostwestelijke verbinding tussen de Woolderesweg en het buitengebied Woolder Es. Daarnaast is ook de Geerdinksweg aangewezen als hoofdfietsroute.
De ontsluiting van de wijk voor autoverkeer vindt hoofdzakelijk op de Geerdinksweg plaats met daarnaast een beperkte ontsluiting voor autoverkeer, komend vanuit de richting van het centrum van Hengelo, vanaf de Deldenerstraat via de Pasteurstraat.
2.5 Wonen
De opgave is een woningvoorraad te hebben die is toegesneden op de toekomstige vraag. Voor het grootste deel betekent dit dat in de bestaande woningvoorraad moet worden ingespeeld op de gevolgen van bijvoorbeeld de individualisering, vergrijzing, het extramuraliseren van de zorg en de stijgende energieprijzen. Als er nog nieuwbouw aan de bestaande woningvoorraad wordt toegevoegd in de Woolder Es dan wil de gemeente inspelen op de vraag naar geschikte woonvormen voor ouderen zodat er een doorstroming in de bestaande voorraad ontstaat en aantrekkelijke eengezinswoningen
Uitgangspunten inrichtingsplan openbare ruimte
Uitgangspunt is om in het algemeen rekening te houden met het feit dat de bevolking vergrijst en daar de openbare ruimte op aan te passen. Daarbij wordt aan de woonomgeving een aantal eisen gesteld (door het college van b&w vastgesteld op 27-3-2001) Dit is te meer van belang omdat direct naast het gebied een woonzorgcomplex annex verzorgingshuis is gelegen ('t Woolde).
2.6 Werken / Bedrijven
Op de hoek van de Deldenerstraat en de Geerdinksweg (grenzend aan Seahorse) zijn kantoren gevestigd. Daarnaast is in het gebied aan de Steenmeyerstraat een kantorenlocatie aanwezig. Deze locatie krijgt in de bestemming “maatschappelijke doeleinden” naast de functie kantoren eveneens de functie sociaal-medische voorzieningen. Verdere uitbreidingsmogelijkheden zijn echter niet wenselijk in het gebied.
2.7 Winkels En Horeca
In de wijk zijn een supermarkt (Emté aan de Woolderesweg 149) en een snackbar (Woolderes aan de Woolderesweg 106) gevestigd.
Binnen het plangebied is geen horeca aanwezig.
2.8 Voorzieningen
In het plangebied bevinden zich twee basisscholen, te weten de Woolderschool en de Kardinaal Alfrinkschool, beide gelegen aan de Semmelweisstraat.
Daarnaast bevindt zich het Twickelcollege in het gebied. Deze school voor voortgezet onderwijs is gelegen aan de Woolderesweg.
Verder zijn er een aantal praktijken voor fysiotherapie en een tandarts in het plangebied gelegen.
2.9 Sport En Recreatie
In deze wijk zijn twee sportvoorzieningen gelegen waar de gemeente directe bemoeienis mee heeft. Voor zowel de sporthal bij het Twickel college alsook het gymlokaal aan de Woolderesweg 126 verzorgt de gemeente het beheer en verhuur. De 8 tennisbanen en de indoor tennishal worden particulier geëxploiteerd. De banen en de hal vervullen een goede rol in het Hengelose sportaanbod, maar hebben geen specifieke wijkfunctie. Hoe de behoefte aan ruimte voor sportvoorzieningen zich in deze wijk ontwikkelt, wordt mede bepaald door ontwikkelingen elders in Hengelo. Onder invloed van de vergrijzing is wel een groeiende behoefte waar te nemen aan sport en recreatieve voorzieningen dicht bij huis. Deze trend is ook te zien bij de meer individuele vormen van sportbeoefening, zoals skeeleren en joggen. Door de ligging van de Woolder Es dicht tegen het aantrekkelijke buitengebied zijn goede verkeersveilige verbindingsroutes van belang. Vanuit de wijk vinden jaarlijks de Woolder Es-lopen plaats.
2.10 Water
Het woongebied Woolder Es ligt op een landschappelijk strategisch punt vlakbij het landgoed Twickel met uitloper 't Woolde. Door dit historische landschap loopt het dal van de Woolderbinnenbeek, dat deels is ingericht als water- en overstromingspark.
2.11 Groen
De Woolderesweg en de Pasteurstraat vormen op wijkniveau de hoofdlanenstructuur. Deze wegen vormen een doorgaande route die de grootste doorvoer van verkeer in en uit de buurt verzorgt.
Bij de Woolderesweg ligt, langs het spoorvak tussen de Grobbenweg en Delhezstraat, een 'onbestendig' stuk buurtgroen met gazons en wandelpaden, geschikt voor een klein ommetje. Ten noorden van de Grobbenweg ligt langs het spoor een oude boerderij met een weilandje en langs de Nico Maasstraat liggen volkstuintjes. Bij het Twickelcollege ligt, aan de Woolderesweg, een siervijver met zitgelegenheid, welke veel gebruikt wordt door de scholieren. Een grasstrook tussen de achterzijde van tuinen en een watergang langs de westrand van de wijk, bieden de mogelijkheid tot een wandeling langs het buitengebied.
Het idee achter het oorspronkelijke groenontwerp van de Woolder Es is het realiseren van een overgang van het buitengebied richting stad. Daarom werden bomen niet in strakke rijen aangeplant maar conform de oorspronkelijke landschapselementen in losse rijen of groepsgewijs. Enkele oude landschapselementen zijn ingepast. De houtwal aan de Albert Schweitzerstraat is gehandhaafd evenals solitaire bomen aan de Bronkhorststraat. Ten zuiden van de Deldenerstraat lopen drie historische lanen met veel oude bomen: de Anthony van Leeuwenhoeklaan, de Boerhaavelaan en een oude eikenlaan tussen de Deldenerstraat en het einde van de Boerhaavelaan.
In de Woolder Es staan erg veel bomen in brede grasstroken langs straten, tussen huizen en in groene hofjes tussen bebouwingsblokken. Deze groene structuur is kenmerkend voor het plangebied.
2.12 Speelplekken
Speelgelegenheden
In het plangebied en binnen de bestemmingen wordt de gelegenheid tot spelen aangeboden. Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte als formele speelruimte met speeltoestellen. De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen zijn beschreven in de gemeentelijke Kadernota Spelen 2007.
Formele speelruimte
De huidige verdeling van de formele speelruimte, in de vorm van ingerichte speelplekken, is voor heel Hengelo per wijk bepaald. Hengelo werkt met een zogenoemde spreidingskaart speelvoorzieningen. Op deze kaart staat aangegeven waar de speelplekken liggen, waar op termijn nieuwe plekken mogen komen, en voor welke leeftijdsgroepen; zodanig dat een evenwichtige spreiding over de stad ontstaat. Bij de spreiding is gekeken naar de bevolkingsopbouw in de wijken. Afhankelijk van de grootte van de speelplek is een cirkel getrokken rond iedere plek, die het zogenoemde verzorgingsgebied markeert.
De inrichting met speeltoestellen wordt voortdurend getoetst aan de eisen van veiligheid volgens het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen c.q. Reikwijdte WAS.
Formele speelruimte kan worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Groendoeleinden' alsmede binnen de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied'.
Informele speelruimte
De gebruiker van de openbare ruimte moet in principe overal aanleidingen krijgen om te spelen. In de speelnota wordt verwezen naar de zogenoemde NUSO-norm. Deze luidt als volgt: 3% van de totale oppervlakte van het voor wonen bestemde gebied is de norm voor de buitenspeelruimte. Het gaat dan om zowel formele speelruimte (ingerichte speelplekken) als informele speelruimte (openbaar toegankelijk gebied waar redelijkerwijs gespeeld kan worden, denk aan grasvelden en parken).
Het plangebied heeft een redelijke oppervlakte aan informele speelruimte. Deze wordt, evenals de formele speelruimte, gevonden binnen de bestemming 'Groendoeleinden' en binnen de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied'.
Woonstraten met een 30 km-zone, hoven, voetpaden en pleintjes zijn vaak geschikt als informele speelruimte. Denk bijvoorbeeld aan balspel, waveboarden, rennen of fietsen.
2.13 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
In de wijk de Woolder Es is een gescheiden rioleringstelsel aangelegd. Voor het bestemmingsplan wordt in dit kader gekeken naar grote gasleidingen, hoogspanningsleidingen en straalpaden. Ten noorden en noordwesten van het plangebied loopt een hoogspanningsleiding. De zonering daar omheen loopt op een aantal punten een stukje door het plangebied. In het uiterste noordelijke puntje ligt ook een straalpad. Alleen bij een ontwikkeling voor hoogbouw zou dit een belemmering kunnen zijn. Aangezien voor woningbouw enkel een woning met twee bouwlagen en een kap is toegestaan, wordt deze dubbelbestemming niet in het bestemmingsplan opgenomen. Binnen het gebied ligt verder in het midden een gasleiding met zonering. Ten noorden van deze gasleiding ligt nog een gasleiding die niet meer in gebruik is. Deze vormen geen belemmering voor de huidige bestemmingen.
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale- en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
- Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
- Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
- Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
3.1.2 Nationaal milieubeleidsplan: "Een wereld en een wil"
In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).
Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.
Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.
3.1.3 Vierde Nota Waterhuishouding
De Vierde Nota Waterhuishouding heeft als belangrijkste doelstelling: het hebben en houden van een
veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige
watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Met het beleid van de Vierde Nota wordt verwacht dat een verdere verbetering van het verdere functioneren van watersystemen kan worden bereikt. In de Vierde Nota wordt een koers ingezet op het versterken van de samenhang van het waterbeleid met andere beleidsvelden zoals milieubeleid, ruimtelijke ordening en natuurbeleid en kan zowel voor het realiseren van de doelen van het waterbeleid als voor doelen van andere beleidsvelden positief uitwerken. Voor de ruimtelijke ordening zal hieraan inhoud worden gegeven door bij de opstelling of wijziging van streek- en bestemmingsplannen water als ordenend beginsel te hanteren.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.
De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie.
3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009
De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening heeft de status van:
- Ruimtelijke verordening (in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening);
- Milieuverordening (in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer);
- Waterverordening (in de zin van de Waterwet);
- Verkeersverordening (in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet).
In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. De voor dit plan (meest) relevante principes zijn:
- alleen bouwen voor de lokale behoefte;
- alleen bouwen binnen bestaand stedelijke gebied;
- een eventuele nieuwe ontwikkeling moet passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande.
Afbeelding 6: Uitsnede kaart omgevingsverordening
Uit de omgevingsverordening blijkt alleen dat er door het plangebied een hoofdgastransportleiding loopt. Als gevolg hiervan schrijft de omgevingsverordening voor dat deze leiding een specifieke bestemming dient te krijgen in bestemmingsplannen en dat daarbij tevens een belemmeringenstrook wordt opgenomen in het plan. Ontwikkelingen binnen die strook zijn alleen mogelijk als eerst de leidingbeheerder wordt gehoord. Als laatste dient er ter bescherming van de leiding een vergunningenstelsel in het bestemmingsplan opgenomen te worden voor werken en werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de leiding.
In onderhavig bestemmingsplan is de dubbelbestemming "leiding-gas" opgenomen, waarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2.18.2 van de Omgevingsverordening. Verder voorziet het bestemmingsplan niet in nieuwe ontwikkelingen.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionaal Mobiliteitsplan (2007)
De Regio Twente heeft het Regionaal Mobiliteitsplan (RMP) in 2007 vastgesteld. In het RMP wordt ingezet op een betere bereikbaarheid. De Regio wil de bereikbaarheid, welke de afgelopen jaren is verslechterd, terugbrengen naar het niveau van 2004. Tevens wil men de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in Twente verbeteren.
3.3.2 Openbaar vervoer
De Regio Twente wil iedereen in de regio de mogelijkheid bieden zich tegen redelijke kosten te verplaatsen met het openbaar vervoer. Dit openbaar vervoer moet de bereikbaarheid van stad en streek waarborgen. In de OV-strategie Regio Twente 2004-2010 streeft de regio naar een hoogfrequent overzichtelijk netwerk van stamlijnen voor de zware vervoersstromen tussen en naar de steden, een (bijna) deur-tot-deur-servicenet voor de dunnere vervoersstromen aangevuld met andere bussystemen als buurtbussen en collegeliners. In het RMP is de realisering van Agglonet Twente opgenomen. Deze openbaar vervoerverbinding zorgt voor een samenhangende verbinding tussen de kernen van de netwerkstad. De verbinding wordt gevormd door een combinatie van aanvoerlijnen in de steden, met een centrale verbindingsas. De aanvoerlijnen (de doorstroomassen) zijn hoogwaardige openbaar vervoersassen voor de bus, deels als vrije busbaan ingericht, deels samen met het autoverkeer, waarbij de bus prioriteit geniet op de kruispunten. De centrale verbindingsas wordt gevormd door de bestaande treinverbinding. De doorstroomassen zijn inmiddels in de diverse steden aangelegd en worden verder uitgebreid. Naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de centrale as wordt onderzoek verricht. Tevens gaat er onderzocht worden of de belangrijkste concentraties van wonen en werken door middel van een busverbinding met elkaar verbonden kunnen worden. Dit moet leiden tot een OV-net van trein en bus dat zich als één samenhangend geheel presenteert en een aantrekkelijk alternatief biedt voor een deel van de autoverplaatsingen.
3.3.3 Verkeersveiligheid
De Regio Twente zet de komende jaren in op het duurzaam veilig inrichten van de regio en het toepassen van een herkenbare weginrichting. Alleen een integrale gemeentelijke aanpak van de verkeersonveiligheid (infrastructuur en gedrag) komt in aanmerking voor subsidie. De Regio heeft geen verantwoordelijkheden voor de verkeersveiligheid in het spoorvervoer en de binnenvaart. Om de verkeersveiligheid te vergroten wil de Regio inzetten op Kosteneffectieve Maatregelen (KEM), essentiële herkenbaarheidsmaatregelen (EHK) alsmede op integrale aanpak van gedragsbeïnvloeding.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
- 1. Versterking van de economische structuur;
- 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
- 3. De sociale opgave;
- 4. Het landschap de stad in;
- 5. Ruimtelijke kwaliteit;
Om deze opgaven uit te voeren is een viertal kernprojecten geformuleerd. Eén ervan is stadsranden, waarin niet het plangebied valt, maar wel het direct aangrenzende buitengebied. Voor dit gebied wordt ingezet op recreatie, ecologie, waterretentie, natuur, cultureel erfgoed en het landgoed Twickel. Voor het plangebied zelf stelt de structuurvisie geen expliciet beleid.
3.4.2 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012
3.4.3 Nota vrijetijdseconomie Hengelo 2011-2021
De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.
3.4.4 Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2013 (GGP)
Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.
3.4.5 verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) (2013-2017)
Op 11 juni 2013 heeft de gemeenteraad het vGRP 2013-2017 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.
In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het vGRP.
Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.
- Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
- Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht, vanwege de meestentijds hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu
- Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem;
- Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen,
vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen; - Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie,
omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; - Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen;
- Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's voorkeur;
- 1. afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
- 2. bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
- 3. bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
- Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn:
· regenwaterhergebruik op individuele schaal;
· directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen.
· Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is:
· een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers.
· De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi’s en/of retentievijvers.
· Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf.
De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
· Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
· Per project moet in overleg met de afdeling wegen, groen en water van de gemeente en met het waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk.
3.4.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid van veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:
- Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
- Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd met de Verlengde Laan van Driene (in de periode 2010-2015), een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
- Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).
De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.
Het dagelijks bestuur van Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. Regio Twente maakt het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (nu Connexxion en Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.
Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee al gerealiseerd zijn:
- 1. Centraal station Hengelo;
- 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
3.4.7 Horecavisie en beleid Hengelo 2005 - 2015 (2005)
December 2005 is de Horecavisie en beleid Hengelo 2005 - 2015 vastgesteld. Hengelo kiest hierin voor versterking van het centrum. Waarbij er geen nieuwe clusters van horeca buiten het centrum worden toegestaan. Het Burgemeester Jansenplein wordt het nieuwe horecaplein van Hengelo voor de dag- en avondhoreca. Wijkverzorgende horeca zal zich in of nabij een winkelcentrum kunnen vestigen in de wijken. Bovenwijkse (nieuwe) voorzieningen kunnen alleen als het een bijzondere locatie of gebouw betreft. Hierbij kan gedacht worden aan horeca in bijvoorbeeld een monument. Discotheken worden niet toegestaan op perifere locaties, zoals de rand van de stad of het bedrijventerrein. Functiegerelateerde horeca is wel mogelijk, bijvoorbeeld een koffiecorner in een museum. Voor het plangebied betekent dit dat er geen uitbreiding van horeca is toegestaan.
3.4.8 Monumentenbeleid (2004)
Monumenten zijn om redenen van esthetische, cultuurhistorische en wetenschappelijke aard tot beschermd monument aangewezen. Om te voorkomen dat deze monumentale waarden verloren gaan is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning een monument af te breken, te vernielen, te verstoren, te verplaatsen, in enig opzicht te wijzigen, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waarop het ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Men is dus verplicht de plannen door de gemeente te laten toetsen en een omgevingsvergunning aan te vragen. In geval van een beeldbepalend karakteristiek pand of een gemeentelijk monument worden de plannen beoordeeld door de technische commissie van de monumentencommissie. Bij een rijksmonument beoordeelt naast de technische commissie bij omvangrijkere ingrepen ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de plannen.
3.4.9 Nota Archeologie 2010
Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed.
De Wamz introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Wamz staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.
Door de Wamz heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.
Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.
Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.
Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.
Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage, met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.3.
3.4.10 Nota Duurzaam Veilig (2001)
Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.
Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.
In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de regio en in Hengelo worden uitgevoerd, staan beschreven in het rapport "RUP gedragsbeïnvloeding: op weg naar een permanente verkeerseducatie in Zuid-Twente (periode 2004-2006)". De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw vastgesteld.
Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.
Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.
3.4.11 Nota kunst en cultuur, "Vrij spel voor verbeelding" (2007)
De missie voor de komende jaren is:
- 1. de culturele identiteit van Hengelo verder versterken;
- 2. zorgdragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur;
- 3. het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo stimuleren;
- 4. kansen geven aan kunstenaars om in Hengelo te werken of hun werk te presenteren.
De strategie verloopt via investeringen in de culturele basisinfrastructuur, in de deelname aan kunst en cultuur en in de productie en presentatie van kunst. Uitgangspunt daarbij is dat Hengelo zich cultureel profileert op drie dimensies: beeldende kunst, theater en amateurkunst en cultuureducatie. Belangrijke beleidsvoornemens zijn onder meer:
- 1. transformatie van het Kunstcentrum tot Centrum Beeldende Kunst binnen de ontwikkeling van De Creatieve Fabriek op het voormalig Holec-Hazemeyerterrein;
- 2. planvorming voor een nieuw centrum voor kunsteducatie in Hart van Zuid;
- 3. ontwikkeling van integraal beleid op het gebied van cultuur, diversiteit, onderwijs en welzijn.
Het college van B&W verwacht dat de kunst- en cultuurvisie een goed ijkpunt is bij het maken van creatieve keuzes, maar ook voldoende ruimte geeft aan spontane ontwikkelingen voor de verdere versterking van de culturele identiteit van Hengelo.
3.4.12 Notitie "Een wijk voor iedereen" (2007)
De gemeente Hengelo streeft ernaar een aantrekkelijke stad te zijn voor iedereen, ook voor mensen met een handicap en de steeds groter wordende groep ouderen. Bovendien moet iedereen kunnen meedoen aan de Hengelose samenleving. 'Een zo gewoon mogelijk leven leiden ondanks beperkingen door ouderdom of handicap', vormt de kern van de vermaatschappelijking van de zorg. Dit betekent dat het burgers mogelijk moet worden gemaakt om zelfstandig thuis te (blijven) wonen, ook als zij zorg nodig hebben.
In de notitie "Een wijk voor iedereen" is de visie van de gemeente verwoord over deze ontwikkelingen. De notitie gaat nader in op het begrippenkader, de gemeentelijke ambities en formuleert de uitgangspunten voor de ontwikkeling van zogenaamde woonzorgzones in onze stad. Geformuleerde ambities zijn in steekwoorden: gewoon leven, zorg thuis, scheiden wonen en zorg, voor iedereen en samenwerken.
3.4.13 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.4.14 Prostitutiebeleid (2004)
Als algemeen uitgangspunt wordt aangegeven dat het regionaal afgestemde lokale prostitutiebeleid in Twente vanuit een integrale benadering wordt opgezet. De trekkersrol voor wat betreft de regulering en de handhaving ligt bij het lokale bestuur. Aspecten van volksgezondheid, veiligheid, leefbaarheid en handhaving spelen daarbij zeker een rol. Met betrekking tot de handhaving spitst het beleid zich vooral toe op de (te verwachten) mate van overlast bij de verschillende vormen van prostitutie en de kans op het plegen van strafbare feiten.
De thans aanwezige seksinrichtingen in Hengelo worden positief bestemd waarbij verdere uitbreiding van het aantal seksinrichtingen wordt uitgesloten. In het plangebied Woolder Es 2012 is geen seksinrichting aanwezig.
3.4.15 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015
In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.
Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.
Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zzp'ers die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.
3.4.16 Beleid kamerbewoning
Om daadwerkelijk een woning in gebruik te mogen nemen voor kamerverhuur moet het pand allereerst beschikken over de juiste bestemming. Daarnaast moet de eigenaar van een pand op grond van de regionale Huisvestingsverordening een omzettingsvergunning aanvragen voordat hij een pand mag omzetten van zelfstandige bewoning naar onzelfstandige bewoning (lees: kamerverhuur of pension). Hiermee kan worden voorkomen, dat op sommige zwakkere plekken in de stad overlast ontstaat door kamerverhuur. Het is bekend dat in sommige delen van de stad juist in deze kamerverhuurpanden overlast ontstaat bijvoorbeeld door studenten, maar vooral ook door drugscriminaliteit en andere criminele activiteiten.
De Huisvestingsverordening geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen aan het verlenen van de omzettingsvergunning. Bij de beoordeling van een ingediende aanvraag voor een omzettingsvergunning zal worden getoets aan het beleid kamerbewoning. In deze beleidsregels komen naast aspecten als leefbaarheid en andere omgevingsfactoren ook technische aspecten, met name voor wat betreft brandveiligheid, aan de orde. Voor wat betreft de brandveiligheid zal in veel gevallen moeten worden voldaan aan de rechtstreeks werkende bepalingen uit het Bouwbesluit.
3.4.17 Woonvisie 2012-2022
Het college heeft in de woonvisie 2012-2022 "verandering brengt kans" haar woonbeleid voor de komende 10 jaar opgenomen. De hoofdpunten uit het woonbeleid zijn hierna kort weergegeven.
- Uitbreidingsbehoefte van minimaal 2.250 woningen in de komende 10 jaar. 70% van deze woningen moet in de stad komen op zogenoemde inbreidingslocaties of herstructureringslocaties. De overige 30% wordt gerealiseerd op uitbreidingsgebieden aan de rand van de stad waarvan de locatie Bornsche Maten ook gedeeltelijk voorziet in de Hengelose behoefte.
- Voldoende plancapaciteit beschikbaar bij aantrekkende markt: De gemeente moet aan voldoende bouwplannen werken om te voorzien in de vraag naar woningen als de economie aantrekt.
- Lokale instrumenten inzetten voor het bevorderen van doorstroming in de woningmarkt. Zoals de starterslening en verschillende subsidies.
- Vraaggericht ontwikkelen en bouwen: De gemeente moet meer rekening houden met de consument, zowel in de te bouwen woningen als in de keuze van de locatie. Het mogelijk maken van particulier en collectief particulier opdrachtgeverschap is ook belangrijk. Zowel aan de rand van de stad als op binnenstedelijke locaties voor meer binding in de wijk.
- Kwaliteitsverbetering van de sociale huurvoorraad: Dat kan door huurwoningen met slechte isolatiewaarde op te knappen of te vervangen. In de woonvisie staat de wens om gedifferentieerde wijken te krijgen met minimaal 20% sociale huur voor de sociale doelgroep.
- Kwaliteitsverbetering particuliere voorraad: De kwaliteit kan verbeterd worden door bewustwording te creëren bij de particulier over het energieverbruik in de woning of de veiligheid in huis; investeren in je eigen woning draagt bij aan het woongenot, wooncomfort en betaalbare woonlasten op lange termijn. Dat kan onder meer door: voorlichting geven over subsidieregelingen, een subsidieloket, de website www.langzultuwonen.nl.
- Langer zelfstandig willen wonen: Hengelo streeft ernaar dat ouderen en mensen met een beperking langer zelfstandig kunnen wonen. Het liefst in hun eigen vertrouwde woonomgeving.
- Samenwerken in nieuwe coalities. Met bijvoorbeeld corporaties, marktpartijen, zorginstellingen en andere partijen veel beter samenwerken. De gemeente kan het niet allemaal zelf.
- Kwalitatief woningbouwprogramma dat gericht is op binding met de stad. Starters en mensen met middeninkomens in de bestaande wijken binden door te zorgen voor voldoende beschikbare en betaalbare koop- en huurwoningen op voor hen aantrekkelijke plekken. In de binnenstad bijvoorbeeld, door nieuwbouw op aantrekkelijke plekken en door wonen boven winkels. Bevorderen van doorstroming van medioren en senioren voor meer luxe of wooncomfort in de uitbreidingsgebieden 't Broek en Dalmeden.
De gemeente heeft deze negen uitgangspunten uitgewerkt in 5 speerpunten en een globaal uitvoeringsprogramma. De speerpunten:
- Versterking stedelijk karakter, onder andere: sterke woonregio Twente en binnenstedelijk bouwen;
- Bouwen en wonen naar behoefte, onder andere specifieke doelgroepen waarvoor corporatie/zorginstellingen verantwoordelijk zijn en nieuw particulier initiatief;
- Vitaliteit van wijken, o.a. gedifferentieerde wijken, woonservicegebieden, woonruimteverdeling;
- Toekomstbestendige woningvoorraad, onder andere energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, renoveren en wonen;
- Samenwerking en nieuwe coalities, onder andere woningbouwregie en instrumenten.
Een belangrijk vervolgtraject van de woonvisie is het maken van prestatieafspraken met Welbions, zorginstellingen en evt. marktpartijen o.a. over de uitvoering van de woonvisie waaronder het te realiseren woningbouwprogramma.
3.4.18 Welstandsnota
Op 8 oktober 2013 is de nieuwe welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zij hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes) en de locatie van de massa (rooilijnen).
3.4.19 Kadernota Spelen (2007)
De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen werden sinds 1979 bepaald met behulp van de Nota Speelgelegenheden. Het speelbeleid is echter in 2007 vernieuwd en vastgelegd in de Kadernota Spelen, onder het motto "Samen spelen is leren samen leven".
Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte met speelaanleidingen als formele speelruimte met speeltoestellen. Het plangebied krijgt een redelijk tot goed aanbod aan speelmogelijkheden / speelvoorzieningen.
3.4.20 Gemeentelijke Nota Geluid (2009)
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
- Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
- Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
- Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
- Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
3.5 Conclusie
Het plan voldoet aan het voor het gebied geldende beleid.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Watertoets
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.
Op de vijver aan de Woolderesweg - Nico Maasstraat is de keur van het waterschap Regge en Dinkel van toepassing. Die keur is als dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan opgenomen met daarbij opgenomen een aantal voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning zodat de belangen van het waterschap afgewogen kunnen worden bij elke ingreep binnen de zone van de keur.
Ten noordwesten van het plangebied loopt een watergang richting overstromingsgebied 't Woolde. Langs deze watergang is de keur ook van toepassing. Deze watergang, alsmede ook de keurzone valt buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.
4.2 Flora En Fauna
De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om afwijking aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:
- Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
- Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
- Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
- Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een afwijking (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?
Aangezien het bestemmingsplan een beheersmatig karakter kent, zullen er naar verwachting geen consequenties zijn voor de actuele natuurwaarden van het gebied. De enige ontwikkeling waar het plan mogelijk in voorziet, is een invulling van de locatie van een terrrein aan de Delhezstraat / Woolderesweg met reguliere woningen. Voor deze locatie geldt dat het vigerend bestemmingsplan het al mogelijk maakt dat de locatie wordt ingericht met woonwagens. Een invulling met reguliere woningen zal daar niet veel van afwijken qua consequenties voor de aanwezige natuur. Bij het ontwikkelen van de locatie geldt uiteraard de zorgplicht op basis van de Flora- en Faunawet.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3.1 Algemeen
In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.
4.3.2 Archeologie; beleid
Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.4.9. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in de afbeelding 'Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde'.
Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.
Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimumonderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.
4.3.3 Archeologie; het plangebied
4.3.4 Cultuurhistorie; beleid
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.
De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.
4.3.5 Cultuurhistorie; het plangebied
4.4 Milieu
Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, lucht en geluid. De conclusie van de milieuaspectenstudie is samengevat in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen. De volledige milieuaspectenstudie is als bijlage 1 bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd.
4.4.1 Bedrijven en milieuzonering
In het plangebied Woolder Es 2012 bevindt zich één bedrijf dat zwaarder is dan de hier over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1. Het gaat daarbij om het tenniscentrum Woolderes, gelegen in het noorden van het plangebied. Daarnaast liggen een aantal woningen binnen de richtafstanden die behoren bij bedrijven gelegen buiten het plangebied. Géén van deze bedrijven heeft dusdanige milieueffecten dat daarmee in het kader van het bestemmingsplan Woolder Es 2012 specifiek rekening gehouden moet worden.
In het kader van deze milieuaspectenstudie is onderzocht of rond de bedrijven van categorie 3 en 4 wordt voldaan aan de VNG-zoneringsafstand. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat het bedrijf inpasbaar is en de te stellen milieueisen geen knelpunt vormen.
4.4.2 Bodem
Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor een bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk.
4.4.3 Geluid
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld.
Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.
4.4.4 Externe veiligheid
4.4.5 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
Het bestemmingsplan Woolder Es 2012 is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor dit plan.
4.4.6 MER
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een mer-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. In het bestemmingsplan Woolder Es 2012 worden geen nieuwe projecten gerealiseerd. Een verplichte MER of een beoordelings-MER is daarom niet noodzakelijk.
4.4.7 Brandweer en fysieke veiligheid
Voor het plangebied Woolder Es 2012 heeft de brandweer Hengelo de bluswatervoorziening, transportroutes en het calamiteiten-verkeer in beeld gebracht.
De brandweer heeft aangegeven welke eisen gesteld worden aan woonwijken opdat in geval van calamiteiten ingegrepen kan worden.
Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke externe veiligheidsrisico's waarvoor de brandweer zich in het bijzonder dient voor te bereiden.
4.4.8 Radarverstoringsgebied
Voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van militaire- en burgerluchtvaart, staan verspreid over Nederland een aantal militaire en burgerradarstations. Objecten in een gebied rond een radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld dat de gezamenlijke radarstations opbouwen. Het volledige grondgebied van de gemeente Hengelo valt binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Twente. Onderzoek is noodzakelijk bij objecten hoger dan 45 meter (t.o.v. hoogte maaiveld ter plaatse van de radar) binnen het radarverstoringsgebied. Binnen het plangebied Woolder Es 2012 bevinden zich geen bouwwerken met een zodanige hoogte dat ze van invloed zijn op verstoring van het radarbeeld.
4.4.9 Invliegfunnel
Ten oosten van Hengelo ligt het vliegveld Twente. De funnel is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken waarvan de hoogte oploopt tot 45 meter. In elke baanrichting ligt een landingsvlak en een startvlak waarvan de hoogte oploopt met 1:50. Omdat het beginpunt van beide vlakken verschillend kan zijn (afhankelijk van de ligging van de landingsdrempel) kunnen beide vlakken verschoven ten opzichte van elkaar liggen. Dit laatste is een wijziging ten opzichte van de funnel zoals die tot nu toe werd gebruikt; daar lagen het start- en naderingsvlak op elkaar. De toegestane hoogtes gelden ten opzichte van de hoogte van de desbetreffende landingsdrempel. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van de funnels. De funnel heeft derhalve geen consequenties voor het bestemmingsplan.
4.4.10 Inner Horizontal and Conical Surface
Het Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS) wordt gerekend vanaf elk van de landingsdrempels en is gelegen boven de omgeving van het luchtvaartterrein en sluit aan op de funnel. Het IHCS bestaat uit een horizontaal vlak dat gelegen is op een hoogte van 45 meter met en straal van 4 kilometer rond de landingsdrempel, met aansluitend een conisch vlak waarvan de hoogte oploopt met een helling van 5% over een afstand van 2 kilometer tot een hoogte van 145 meter. Het IHCS wordt gemaakt voor elke landingsdrempel. De toegestane hoogten van het IHCS gelden ten opzichte van de laagste landingsdrempel van het luchtvaartterrein.
In het gebied van de funnel en het IHCS mogen geen objecten staan die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte. Bestaande objecten met een grotere hoogte resulteren in restricties op het vliegen. Nieuwe strijdigheden met de maximaal toelaatbare hoogte worden niet toegestaan. Om dit te borgen dienen de maximum toelaatbare hoogtes te worden opgenomen in de betreffende bestemmingsplannen. Het plangebied valt buiten het IHCS waardoor er geen beperkingen gelden.
4.5 Beheer
Aangezien het bestemmingsplan Woolder Es 2012 een conserverend karakter kent, heeft het geen consequenties voor het te beheren en te onderhouden openbaar gebied.
4.6 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Woolder Es 2012 is conserverend van karakter. Daardoor biedt het plan geen ruimte voor grootschalige ontwikkelingen. Derhalve is het plan financieel haalbaar.
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Uitgangspunten
De geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Woolder Es 2012 zijn allen niet ouder dan 10 jaar. Als basis voor het bestemmingsplan dienen de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Woolder Es uit 2004. Voor een aantal locaties waar sinds 2004 een procedure voor een bepaalde ontwikkeling is gevoerd, vormt de gevoerde procedure de basis voor de regeling. Daarnaast zijn de regelingen, voor zover noodzakelijk, aangepast aan de nieuwe vereisten die onder andere sinds de digitale verplichting voor bestemmingsplannen gelden.
5.2 Het Digitale Bestemmingsplan
5.2.1 Algemeen
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De relevante standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 worden in de volgende paragrafen kort toegelicht. Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle genoemde standaarden, met uitzondering van het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten. Dit omdat die standaard vrij nieuw is en nog niet volledig is doorontwikkeld.
5.2.2 Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO2012)
Het IMRO2012 heeft betrekking op de inrichting van de ruimtelijke instrumenten van de Wro. Het IMRO2012 is het informatiemodel voor het opstellen en het uitwisselen van de ruimtelijke visies, plannen, besluiten en verordeningen op alle bestuurlijke niveaus. Het model is geschikt voor het uitwisselen tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook voor uitwisseling naar andere werkvelden.
5.2.3 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012)
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, inpassingsplannen en rijksbestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven.
5.2.4 Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten 2012 (STRI2012)
STRI2012 staat voor Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten. Doel van deze standaard is het waarborgen van de bruikbaarheid en interoperabiliteit van het Wro-instrumentarium door het vaststellen van technische vormvereisten, het waarborgen van de vindbaarheid en raadpleegbaarheid door het stellen van regels rondom de elektronische beschikbaarstelling en het waarborgen van de rechtszekerheid door het stellen van eisen rondom authenticiteit, integriteit en volledigheid.
5.2.5 Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten 2012 (IMROPT2012)
IMROPT staat voor Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten (IMROPT). IMROPT is een facultatieve standaard die het mogelijk maakt om de teksten van ruimtelijk instrumenten objectgericht op te bouwen, zodat men in het digitale plan per object de bijpassende tekst kan oproepen. Objectgerichte teksten zijn gewone teksten die op een slimme manier in stukken zijn opgeknipt, zoals hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen of artikelen, leden en subleden, waarbij ieder stuk zelfstandig leesbaar is, een titel heeft, met een hoofdletter begint en met een punt eindigt. Wanneer een bronhouder ervoor kiest om de planteksten bij een ruimtelijk instrument objectgericht te maken, dan is het gebruik van IMROPT verplicht. Ten opzichte van de voormalige Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 is IMROPT een nieuwe standaard.
5.2.6 Praktijkrichtlijnen
Aanvullend op de normen zoals deze zijn opgenomen in de Regeling, zijn er ook nog zogeheten praktijkrichtlijnen opgesteld. Een praktijkrichtlijn is te beschouwen als een toelichting op en nadere uitwerking van de RO standaarden.
De Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen (PRBP2012) vormt een uitgebreide toelichting op IMRO2012. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) beschrijft om conform het IMRO2012 en de SVBP2012 bestemmingsplannen elektronisch vast te leggen. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven.
De Praktijkrichtlijn Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (PRTRI2012) vormt een uitgebreide toelichting op de STRI2012.
5.3 Planopzet
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
5.3.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
5.3.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hierna worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
5.3.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
5.3.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
5.4 Handhaving Van Het Plan
5.4.1 Algemeen
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
- 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
- 2. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
- 3. Actief handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
5.4.2 Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit"
In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleidsnota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Brandweer, Veiligheid en Leefomgeving (BVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden.
Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de door VROM noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.
Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:
- 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
- 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
- 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
- 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
- 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
- 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
- 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.
5.5 Retrospectieve Toets
5.5.1 Algemeen
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
5.5.2 Plangebied
Het plangebied betreft een bestaand gebied waarvoor grotendeels in 2004 het (actualiserend) bestemmingsplan Woolder Es vastgesteld is. Sinds die datum zijn er een tweetal partiële herzieningen van dit actualisatieplan in procedure gebracht die in voorliggend plan zijn opgenomen. In het zuiden van het plangebied liggen nog een aantal kleine delen waarvoor het bestemmingsplan Gezondheidspark in 2009 is vastgesteld. Aangezien het ook daar gaat om bestaand stedelijk gebied, is het bestemmingsplan Gezondheidspark voor die delen ook conserverend van karakter.
Voor een aantal initiatieven is een vergunning verleend. Die gevallen waarbij het gaat om een vergunning in afwijking met het bestemmingsplan, zijn eveneens in voorliggend plan meegenomen. In het plangebied zijn dan ook nagenoeg geen strijdige situaties ontstaan.
Desondanks zijn er in voorliggend plan, Woolder Es 2012, wel wijzigingen aangebracht ten opzichte van de situatie uit de vigerende bestemmingsplannen. Het betreft hier de volgende (categorieën van) gevallen:
- De groenstroken naast de huurwoningen van Welbions. In het bestemmingsplan Woolder Es is op deze percelen de woonbestemming gelegd, anticiperend op de mogelijke verkoop van deze percelen. In de huidige situatie ligt verkoop van de percelen niet langer in de lijn der verwachting. Derhalve worden deze stroken bestemd als groen;
- De bestaande parkeerplaatsen, welke in het bestemmingsplan Woolder Es uit 2004 niet correct zijn bestemd, zijn in voorliggend plan opgenomen in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
- De aanduiding 'woonwagenlocatie' op een perceel aan de Delhezstraat is komen te vervallen. Het beleid ten aanzien van woonwagens is gewijzigd sinds het vorige plan, waardoor door het vervallen van de aanduiding een invulling met reguliere woningen mogelijk is;
- In een aantal gevallen heeft verkoop van snippergroen aan particulieren plaatsgevonden. De bestemming van deze gronden is in voorliggend bestemmingsplan aangepast naar wonen, een en ander conform de afspraken die gemaakt zijn bij de verkoop van de bewuste percelen;
- De regeling uit 2004 is verder aangepast aan de in 2012 gebruikelijke systematiek van bestemmen.
5.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
5.6.1 Inspraak
In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. Na voorafgaande publicatie in het Hengelo's Weekblad heeft het voorontwerp bestemmingsplan Woolder Es 2012 van 13 februari 2013 tot en met 26 maart 2013 ter inzage gelegen. Op 26 februari 2013 was er een informatiebijeenkomst georganiseerd over het voorontwerp bestemmingsplan Woolder Es 2012. Tijdens de bijeenkomst konden belangstellenden het voorontwerp bekijken, vragen stellen en opmerkingen kenbaar maken. De avond is door ongeveer 100-150 personen bezocht.
Tijdens de terinzagelegging zijn er 4 zienswijzen op basis van de inspraakverordening ingediend. Deze zijn van een reactie voorzien in de Nota beantwoording zienswijzen i.h.k.v. inspraak - bestemmingsplan Woolder Es 2012. Deze is als bijlage 2 bij voorliggend plan gevoegd.
5.6.2 Vooroverleg
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Het plan is toegezonden aan:
- Provincie Overijssel
- Ministerie van Defensie
- Ministerie van Landbouw en Infrastructuur
- Ministerie van Economische Zaken
- Rijkswaterstaat
- Waterschap Regge en Dinkel
- Natuur- en Milieuraad Hengelo
- Monumentencommissie
- Nederlandse Spoorwegen
- Gasunie
- Enexis
- Kamer van Koophandel
Van deze instanties is geen reactie ontvangen, uitgezonderd van de Provincie Overijssel. Zij hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het voorontwerpbestemmingsplan.
5.6.3 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan Woolder Es 2012 is op 17 september 2013 gepubliceerd voor een inzagetermijn van 18 september tot en met 29 oktober 2013. Na de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan Woolder Es 2012 hebben twee van de zes ingediende zienswijzen op een aantal punten aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerp bestemmingsplan Woolder Es 2012. De ingediende zienswijzen zijn schriftelijk beantwoord (zie bijlage 3 bij de toelichting van voorliggend plan).
5.6.4 Verder verloop van de procedure
Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:
- 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
- 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Staat van inrichtingen
Bijlage 1 Milieuaspectenstudie
Bijlage 1 Milieuaspectenstudie
Bijlage 2 Nota Beantwoording Zienswijzen I.h.k.v. Inspraak - Voorontwerpbestemmingsplan Woolder Es 2012
Bijlage 3 Nota Beantwoording Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Woolder Es 2012
Bijlage 3 Nota beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Woolder Es 2012