KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Leiding - Water
Artikel 16 Waarde - Archeologie Hoog
Artikel 17 Waarde - Archeologie Middel
Artikel 18 Waterstaat - Keur
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Procedureregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Geschiedenis Van Het Gebied
2.2 Ruimtelijke Karakteristiek
2.3 Verkeer En Infrastructuur
2.4 Wonen
2.5 Winkels En Horeca
2.6 Werken
2.7 Voorzieningen
2.8 Sport En Recreatie
2.9 Groen En Water
2.10 Speelplekken
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Watertoets
4.2 Flora En Fauna
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4 Milieu
4.5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Uitgangspunten
5.2 Het Digitale Bestemmingsplan
5.3 Planopzet
5.4 Handhaving Van Het Plan
5.5 Retrospectieve Toets
5.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 2 Functies En Waterwinning
Bijlage 1 Milieu Aspecten Studie
Bijlage 2 Advies Brandweer
Bijlage 3 Verslag Van Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 4 Nota Zienswijzen

Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2)

Bestemmingsplan - Gemeente Hengelo (O.)

Vastgesteld op 12-02-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP0100-0301 van de gemeente Hengelo;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze van verbeelding verstaan;

1.4 aan-huis-verbonden-beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie -, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.9 afwijken

het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.10 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkoop en/of leveren - als ondergeschikte nevenactiviteit - van goederen die verband houden met het ambacht;

1.11 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage

een op de verbeelding aangegeven percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.15 bedrijfseconomische binding

het aantoonbaar, al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst voor gemiddeld 12 uur per week, duurzaam verrichten van werkzaamheden behorende bij de dagelijkse bedrijfsvoering, niet zijnde werkzaamheden op basis van vrijwilligheid (om niet), inleen, detachering of aanneming van werk, voor een naast of in de directe nabijheid van de woning, althans op hetzelfde bedrijventerrein gelegen bedrijf;

1.16 bedrijfsmatige kamerverhuur

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbendende personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige wooneenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.

Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;

1.17 bedrijfswoning

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor een (huishouding van een) persoon welke een bedrijfseconomische binding heeft met dit bedrijf of instelling;

1.18 begane grond

de eerste bouwlaag van een gebouw;

1.19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 bestaand

  1. 1. bij bouwwerken:

bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  1. 2. bij gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.31 bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;

1.32 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, landschapselement of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, landschapselement of dat gebied heeft gemaakt;

1.33 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.34 dakopbouw

een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties;

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.36 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, fotostudio's, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.37 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.38 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.39 erker

een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;

1.40 evenement

een gebeurtenis die verplaatsbaar is en waarbij muziek, kunst, cultuur, sport, religie, wetenschap of een combinatie hiervan centraal staat. Een evenement wordt gekenmerkt door publieke toegankelijkheid. Onder een evenement wordt in dezen onder andere verstaan: een jaarmarkt, een festival danwel een andere hiermee vergelijkbare activiteit met een bezoekersaantal van maximaal 1500 per dag;

1.41 evenementgeluidperiode

periode van maximaal 5 achtereenvolgende uren op zondag tot en met donderdag eindigend op 23.00 uur en in de nacht van vrijdag op zaterdag of in de nacht van zaterdag op zondag eindigend op 01.00 uur;

1.42 garagebox

een gebouw dat bedoeld is voor het stallen van auto's, danwel het opslaan van goederen ten behoeve van het particuliere gebruik;

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.44 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.45 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.46 geluidsbelasting in dB

de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

1.47 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;

1.48 geschakelde woning

woning welke met een andere woning verbonden is door middel van een bijbehorend bouwwerk;

1.49 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.50 het slopen van een bouwwerk

het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.51 het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.52 het verharden van gronden

onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

1.53 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.54 horeca 1 activiteiten

  1. a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca:

horeca waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken met een hoge bezoekersfrequentie gedurende de dag, zoals een tearoom, conditorei, koffiecorner, croissanterie, broodjeszaak, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en deels gebonden is aan c.q. ondersteunend is voor de functie van dat winkelgebied, daarbij lettend op de aard en ligging van andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;

  1. b. eetcafé:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse, met een gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en de avond en waarbij het verstrekken van dranken daaraan ondergeschikt is en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en deels gebonden is aan c.q. ondersteunend is voor de functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;

  1. c. restaurant/brasserie:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden die ter plekke worden gebruikt met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond en waarbij het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is;

  1. d. cafetaria/snackbar/shoarmazaak:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren die ter plekke kunnen worden gebruikt en waarbij het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en de avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt;

  1. e. hotel/pension:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken daaraan ondergeschikt is;

  1. f. bedrijfsmatige horeca-activiteiten:

vergelijkbaar met de onder a tot en met e genoemde vormen van bedrijvigheid;

1.55 horeca 2 activiteiten

  1. a. bar/café/pub/grand-café of taveerne:

een zelfstandig bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waaraan het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is en met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt.

1.56 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen;

1.57 internethandel en/of telefonische colportage

detailhandel waarbij de verkoop via internet en/of telefonische colportage plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop;

1.58 kamerverhuur/kamerbewoning

bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden, zoals in de vorm van één of meerdere kamers;

1.59 kamerverhuurbedrijf

een persoon of personen, handelend onder eigen naam of handelsnaam, of een rechtspersoon, die bemiddeling verleent/verlenen bij het verkrijgen van woonruimte in de vorm van één of meerdere kamers;

1.60 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat uitsluitend dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening;

1.61 kantoor met baliefunctie

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;

1.62 maatschappelijke voorzieningen

medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van (semi)openbare dienstverlening, echter met uitzondering van geluidgevoelige functies, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.63 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.64 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.65 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.66 ondersteunende horeca

kleine horecavoorzieningen welke ondergeschikt zijn aan de in de desbetreffende bestemming toegelaten hoofdfuncties, geen zelfstandige bedrijven zijnde;

1.67 onzelfstandige wooneenheid

een woonvorm van één of meerdere kamer(s) in een woning waar sprake is van een noodzakelijk gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;

1.68 opslag

de opslag van goederen, met uitzondering van brand- en explosiegevaarlijke goederen;

1.69 overbouwing

een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het peil of gebouwd is op palen;

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0011.png"

1.70 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.71 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.72 permanente bewoning

gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;

1.73 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.74 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.75 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en die derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.76 reclamemast/ reclamezuil

een paal of constructie waaraan reclame-uitingen worden bevestigd;

1.77 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.78 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.79 uitbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.80 voorgevel

voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;

1.81 voorgevelrooilijn

de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;

1.82 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.83 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

1.84 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.85 wooneenheid/woning

(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden;

1.86 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.87 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.88 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

1.89 zorgwoningen

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en daarin geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven met de hierbij behorende gemeenschappelijke ruimten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 algemeen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de diepte van een hoofdgebouw

vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.7 de hoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het bebouwd oppervlak

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;

2.11 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels horende bijlage 'Staat van Inrichtingen' onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categori 1' uitsluitend bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels horende bijlage 'Staat van Inrichtingen' onder de categorie 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -1-100' ook voor bedrijven met de SBI code (2008) 45204 A;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -2-100' ook voor bedrijven met de SBI code (2008) 46722/46723;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -3-100' ook voor bedrijven met de SBI code (2008) 931.1;
  6. f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -4-100' ook voor detailhandel in keukens en design meubelen;
  7. g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -5-100' ook voor een dierenarts/dierenkliniek.
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -6-100' ook voor bedrijven met de SBI code (2008) 255 en 331;
  9. i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -7-100' ook voor handel in motorfietsen, motorfietsonderdelen en accesoires;
  10. j. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  11. k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' ook voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen welke niet is voorzien van een LPG vulpunt;
  12. l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' ook voor perifere detailhandel;
  13. m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' ook voor opslag;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend nutsvoorzieningen;
  15. o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ook voor bedrijfswoningen;
  16. p. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' ook voor wonen op de verdieping;
  17. q. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' ook voor een praktijkruimte;
  18. r. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoongebonden overgangsrecht' ook voor persoongebonden overgangsrecht zoals bepaald in artikel 25.6.

met tevens ondergeschikt:

  1. s. tuinen, erven en terreinen;
  2. t. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
  3. u. wegen en paden;
  4. v. groenvoorzieningen;
  5. w. parkeervoorzieningen;
  6. x. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  7. y. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  8. z. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  9. aa. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. ab. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a en b toestaan dat bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1Staat van Inrichtingen zich binnen deze bestemming kunnen vestigen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. a. aangetoond wordt dat het bedrijf qua aard, omvang en milieuhinder vergelijkbaar is met bedrijven die maximaal zijn toegestaan;
  2. b. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft.

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. seksinrichting;

met tevens ondergeschikt:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. ondersteunende horeca;
  5. f. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  6. g. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat op de percelen die zijn voorzien van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' detailhandel niet is toegestaan;
  2. b. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' ook voor kantoren op de verdiepingen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' ook voor ondergeschikte horeca;
  5. e. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels horende bijlage 'Staat van Inrichtingen'onder de categorie 1 en 2, met uitzondering van geluid gezoneerde inrichtingen, uitsluitend op de begane grond, vestiging van nieuwe bedrijven (en inrichtingen) op een locatie waar niet kan worden voldaan aan de richtafstanden uit de brochure bedrijven en milieuzonering (editie 2009), is alleen mogelijk als kan worden voldaan aan de normen uit de milieuregelgeving (activiteitenbesluit);
  7. g. wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' niet mag worden gewoond, en dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping', wonen uitlsuitend op de verdieping is toegestaan. Met dien verstande dat het bestaande aantal wooneenheden in het bouwvlak niet mag worden vergroot;
  8. h. opslag/kantine e.d., ten behoeve van de op de begane grond gelegen functie, uitsluitend op de verdiepingen;
  9. i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' ook voor kinderopvang;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' uitsluitend voor garageboxen;
  11. k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' ook voor horeca van categorie 1.

met tevens ondergeschikt:

  1. l. tuinen, erven en terreinen;
  2. m. wegen en paden;
  3. n. groenvoorzieningen;
  4. o. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  5. p. parkeervoorzieningen;
  6. q. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  7. r. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  8. s. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  9. t. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;

met tevens ondergeschikt:

  1. c. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  2. d. hondenuitlaatvoorzieningen;
  3. e. fiets- en/of voetpaden;
  4. f. recreatief medegebruik;
  5. g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  6. h. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  7. i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  8. j. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. horeca 1 activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' ook voor horeca 2 activiteiten;

met tevens ondergeschikt:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  7. i. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  8. j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  9. k. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. kantoren;

met tevens ondergeschikt:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  5. f. parkeervoorzieningen;
  6. g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  7. h. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  8. i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  9. j. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend voor een begraafplaats;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' ook voor onderwijs;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' ook voor kinderopvang;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal één bedrijfswoning;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' uitsluitend voor sociale en/of culturele doeleinden, een buurt- en of speeltuinvereniging, sociaal maatschappelijke doeleinden zoals kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en naschoolse opvang;

met tevens ondergeschikt:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. wegen en paden;
  3. i. groenvoorzieningen;
  4. j. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  5. k. parkeervoorzieningen;
  6. l. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  7. m. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  8. n. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  9. o. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;

met tevens ondergeschikt:

  1. c. parkeervoorzieningen;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  4. f. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  5. g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  6. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 10.2.3 en toestaan dat grotere nutsvoorzieningen worden opgericht, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  2. b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de milieusituatie;
    5. 5. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 11 Verkeer - Railverkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. spoorwegvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "brug" tevens voor bruggen, ten behoeve van een weg, met de daarbij behorende voorzieningen;

met tevens ondergeschikt:

  1. c. wegen, voet en rijwielpaden;
  2. d. overpaden en inritten;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  6. h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  7. i. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 11.2.3 en toestaan dat grotere nutsvoorzieningen worden opgericht, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  2. b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de milieusituatie;
    5. 5. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' ook voor garageboxen;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' ook voor nutsvoorzieningen;

met tevens ondergeschikt:

  1. e. parkeervoorzieningen;
  2. f. groenvoorzieningen;
  3. g. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  4. h. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  5. i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  6. j. bruggen en overkluizingen;
  7. k. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 12.2.3 en toestaan dat grotere nutsvoorzieningen worden opgericht, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  2. b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de milieusituatie;
    5. 5. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen en waterpartijen met bijbehorende taluds;
  2. b. groenvoorzieningen en bermen;
  3. c. recreatieve voorzieningen;
  4. d. kunstwerken;
  5. e. kademuren;
  6. f. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. woonhuizen, hieronder worden ook begrepen woonhuizen voor verzorgd wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  2. b. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' uitsluitend voor zorgwoningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend voor gestapelde woningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' uitsluitend voor bijgebouwen;
  6. f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' ook voor een kantoor, uitsluitend op de begane grond;
  7. g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' ook voor een praktijkruimte ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met een bedrijf aan huis;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' ook voor bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels horende bijlage 'Staat van Inrichtingen' onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  10. j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -8-100' ook voor bedrijven met de SBI code (2008) 2899;
  11. k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -9-100' ook voor bedrijven met de SBI code (2008) 43.22;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' uitsluitend voor garageboxen;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' ook voor een kinderdagverblijf;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' ook voor maatschappelijke doeleinden;
  15. o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' ook voor detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor op verdieping' ook voor een kantoor op verdieping;
  17. q. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' ook voor dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  18. r. uitlsuitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1'ook voor een bedrijf van categorie 1 zoals genoemd in de bij deze regels behorende bijlage Staat van Inrichtingen;

met tevens ondergeschikt:

  1. s. tuinen, erven en terreinen;
  2. t. verhardingen;
  3. u. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  4. v. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  5. w. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  6. x. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  7. y. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. z. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Leiding - Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van waterleidingen.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 15.2 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Afwijking wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie Hoog

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

16.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 16.2.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
  3. c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Waarde - Archeologie Middel

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Middel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 17.2.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
  3. c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Waterstaat - Keur

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Keur aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud van de naastgelegen watergang.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

18.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 18.2.2 en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits;

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop, en;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de watergang.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 18.5 voor het toestaan van de opslag van goederen mits dit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  1. a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

20.2 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 milieuzone - intrekgebied

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Verlenen van afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. b. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 60 meter;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 23 Algemene Procedureregels

23.1 Nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage:
  2. b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.

23.2 Wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Parkeren, laden en lossen

  1. a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's conform de normering uit de "nota autoparkeren" vastgesteld op 17 december 2008, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  2. b. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, welke aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  3. c. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  4. d. een omgevingsvergunning als bedoeld onder c wordt niet verleend indien dat tot gevolg zou hebben dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

25.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.

25.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.6 Persoonsgebonden overgangsrecht

In afwijking van het bepaalde in lid 25.5 mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' het bestaand gebruik uitsluitend door de huidige bewoners worden voortgezet. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene(n) die het gebouw gebruikt ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik door de bestaande gebruiker(s) wordt beëindigd vervalt het recht op het gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht'.

25.7 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.8 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 25.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan

Voor het plangebied Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) heeft de gemeenteraad op 19 juli 2005 een bestemmingsplan vastgesteld dat tot doel had de tot dan toe geldende regelingen te actualiseren. Als gevolg van een wettelijke verplichting wordt dit plan nu herzien. Er is gekozen voor minder gedetailleerde plannen dan tot nu toe gebruikelijk was. Te gedetailleerde plannen leiden tot de noodzaak om voor bijna ieder bouwplan een partiële herziening van het bestemmingsplan te maken of een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. Dit komt de rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en overzichtelijkheid niet ten goede. Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept. In dit plan zijn de grenzen zo ruim gesteld dat planologisch gewenste ontwikkelingen daarbinnen plaats kunnen vinden. Door de bestemmingsomschrijvingen niet te eng te kiezen, zijn binnen één bestemming meerdere invullingen mogelijk, die allemaal planologisch aanvaardbaar zijn.

Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Het plan Vooroorlogse Wijken 2016 is verdeeld in twee plandelen. De Uitslagsweg is de grens tussen beide delen.

1.2 Begrenzing Plangebied

De grens van het plangebied Vooroorlogse Wijken 2016 is op de onderstaande afbeelding aangegeven. Het plangebied ligt als het ware als een schil rond de binnenstad. Globaal wordt het gebied begrensd door de volgende straten/spoorlijnen: Spoorlijn Hengelo/Zutphen - Geerdinksweg - Weideweg - Bornsestraat - Sloetsweg - Castorweg - Jozef Haydnlaan - Sweelickstraat - Beethovenlaan - Breukersweg - Enschedesestraat - Centrumring.

Deel 2

Het voorliggende Bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) betreft het oostelijke plandeel, gelegen tussen de Bornsestraat - Beukweg - Uitslagsweg - Sloetsweg - Havezatenlaan - Castorweg - Joseph Haydnlaan - Sweelinckstraat - Beethovenlaan - Grundellaan - Breukersweg - Woltersweg - Enschedesestraat - Centrumring. Het overige deel van het plangebied ligt in Bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0001.jpg"

Afbeelding 1: Plangebied Vooroorlogse Wijken 2016

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld Onherroepelijk Deelgebied
Vooroorlogse wijken 19-07-2005 24-01-2007 Deel 1 en 2
Kamerbewoning 06-07-2010 27-08-2010 Deel 1 en 2
Tuindorpstraat/Anemoonstraat 27-04-2010 18-06-2010 Deel 1
Troelstrastraat 109 - 115 (projectbesluit) 11-10-2011 23-08-2012 Deel 1
Vooroorlogse Wijken, Ziekenhuisstraat Kievitstraat 23-06-2008 07-01-2009 Deel 2
Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat 25-01-2011 25-03-2011 Deel 2
Anninksweg 117 20-12-2011 11-04-2012 Deel 2
Sloetsweg/Bellinckhof 09-10-2012 28-11-2012 Deel 2
Wielewaalstraat / Beethovenlaan 10-09-2013 06-11-2013 Deel 2
Parapluplan parkeren 22-05-2018 08-08-2018 Deel 1 en 2

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Geschiedenis Van Het Gebied

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de geschiedenis van het gehele gebied Vooroorlogse Wijken, dat wil zeggen van deel 1 en deel 2.

Tot het begin van de vorige eeuw werden nagenoeg alleen woningen gebouwd binnen het huidige centrum van Hengelo en langs van oudsher bestaande en belangrijke wegen zoals de Enschedesestraat, Oldenzaalsestraat, Bornsestraat, Deldenerstraat enz. Aan de rand van het centrum lagen, meestal temidden van parken, de onderkomens van fabrikanten en andere notabelen (zoals bij ’t Tichelwerk en ’t Wilbert). In de periode tot 1945 werd de stad stukje bij beetje uitgebreid. Men bouwde tegen het centrum aan (o.a. Dichtersbuurt) en verder langs de invalswegen (Indische buurt, stuk van ’t Wilbert, gebied tussen Beukweg en Dennenbosweg, Elsbeek en Anninks- en Nijhofshoek). Op deze manier is het overgrote deel van het plangebied Vooroorlogse wijken ontstaan. Na de oorlog werden de lege ruimtes in het gebied opgevuld, waardoor het plangebied zijn definitieve vorm kreeg.

Sommige gebieden hebben nog steeds het karakter van weleer. Vooral in de Dichtersbuurt, ’t Wilbert en het zuidelijke deel van Elsbeek is de oorspronkelijke bebouwing aanwezig. In andere gebieden zijn na de oorlog veel ingrepen gedaan, wat heeft geleid tot afzonderlijke woningen (vooral in Elsbeek), gebouwencomplexen (omgeving Piet Heinstraat) en zelfs een volledig nieuwe stadswijk (Thiemsland) en tot de sterke groei van bedrijven binnen de woonwijken. Ook heeft zich kantoorachtige bedrijvigheid ontwikkeld aan de invalswegen bij het centrum. Vanwege het ontbreken van een samenhangende visie voor het gebied zijn de ontwikkelingen meestal ad hoc tot stand gekomen. In de diverse gevallen is hierdoor fragmentatie opgetreden. In afbeelding 2 is een overzicht van de bouwperiodes opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0002.jpg"

Afbeelding 2: Bouwperiodes

2.2 Ruimtelijke Karakteristiek

Wat de ruimtelijke opbouw en kwaliteit van de vooroorlogse wijken betreft, kan het gebied worden opgedeeld in verschillende deelgebieden. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de ruimtelijke karakteristiek van alle deelgebieden in het gehele gebied Vooroorlogse Wijken, dat wil zeggen van deel 1 en deel 2. De deelgebieden Tichelwerk, Elsbeek, Elsbeek-zuid, Anninks- en Nijhofshoek en de radialen Oldenzaalsestraat en Enschedesestraat vallen binnen het plangebied Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2). De overige gebieden vallen in het plangebied Vooroologse Wijken (deel 1). In afbeelding 3 is een overzicht van de deelgebieden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0003.jpg"

Afbeelding 3: Deelgebieden

2.2.1 Tichelwerk

De stedebouwkundige opzet van Tichelwerk is al van voor 1900. Circa 40 % van het gebied is dan reeds bebouwd. In het westelijke deel staan vooroorlogse woningen met een groot volume (villa-achtig) langs de belangrijke wegen en kleinere rijtjeswoningen in de zijstraten. Het gebied tussen de Ir. M. Schefferlaan en de Jan van Galenstraat is rond de Tweede Wereldoorlog gebouwd en bestaat grotendeels uit huurwoningen. Tussen de Jan van Galenstraat en de Kortenaerstraat zijn in de jaren ’80 / ’90 veel nieuwe woningen en appartementencomplexen gebouwd. Het onderwijspark Tichelwerk krijgt, naast de villa (1890), de kerk en huizen (gebouwd tussen 1925 en 1940) haar huidige invulling met onderwijsinstellingen pas rond 1960. Enkele grote onderwijscomplexen staan hier rondom een groen park, te weten de (drie schoolgebouwen van) Hogeschool Edith Stein, Openbare Scholengemeenschap Hengelo en scholengemeenschap De Grundel. De wijk kent een groen karakter. Dit komt met name door de groene uitstraling van het onderwijspark, de oude bomenlanen en tuintjes in het westelijke deel.

2.2.2 Elsbeek

Het gebied Elsbeek bestaat uit het Elsbeek en de Noork. De wijk vindt haar oorsprong globaal tussen 1900 en 1940. Er lag geen stedebouwkundig plan aan ten grondslag. De verkaveling is suburbaan. Veel van de bebouwing, voornamelijk vrijstaande en 2-onder-1 kap woningen is bewaard gebleven, maar verspreid door het gebied is ze aangevuld met “nieuwere” bebouwing waardoor de rooilijn wisselt en verschillende bouwstijlen zich mengen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit mansardedaken en zadeldaken met af en toe schilddaken en platte daken. Dakkapellen en erkers zijn veel voorkomende aanbouwen in de wijk. De percelen zijn smal en er zijn weinig (grote) voortuinen te vinden in het gebied. Het stratenpatroon van Elsbeek is webvormig zonder een duidelijke hoofden nevenstructuur. De wijk wordt doorsneden door de Oldenzaalsestraat. De straatprofielen zijn vaak smal (m.u.v. buurtontsluitingswegen) en bebouwing staat dicht op de weg, waardoor er weinig ruimte is voor groen in de straten. De openbare ruimte is samenhangend en is geprofileerd. Klinkers zijn gebruikt voor de wegen en tegels voor de trottoirs. Andere gebruikte materialen in de openbare ruimte zijn asfalt, gazon en bomen. Kenmerkend voor het karakter van de wijk zijn de concentraties van voorzieningen langs met name de Oldenzaalsestraat, Castorweg, Elsbeekweg en de Oude Postweg en de begraafplaats aan de Oldenzaalsestraat. Deze vormt met het park en de aangrenzende vijver, het groene eiland van het gebied.

2.2.3 Elsbeek Zuid

Dit gebied is grotendeels gebouwd in de jaren ’20. De oude stijl van de huizen geeft een samenhangend beeld aan de wijk. Met name in het westelijke deel staan veel grote woningen met zadeldaken en schilddaken. Af en toe is een mansardedak te vinden. Er zijn bijna geen elementen uit een latere periode in de wijk aanwezig. De wijk kent met name in het westelijke deel grote vrijstaande en 2-onder-1 kap woningen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit 2 bouwlagen met kap. Afgewisseld met 1 laag met kap en een uitschieter naar 4 lagen (kantoorcomplex Anninks Es). Het stratenpatroon in het gebied is onsamenhangend. Veel kleine straatjes met her en der beplanting, deels klinkerstraten en deels asfalt. De voortuintjes en de bomen in de straten geven het gebied een levendig en groen karakter.

2.2.4 Anninks- en Nijhofshoek

Het noordelijke deel van de wijk Anninks- en Nijhofshoek valt in het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016. Het deel bestaat voor de helft uit vrijstaande woningen en voor de helft uit twee-onder-één kapwoningen, met een enkele drieslag. De meeste woningen zijn gebouwd in de jaren ’20 / ’30. Er is weinig openbaar groen maar door de aanwezigheid van grote tuinen met veel bomen, vooral bij de vrijstaande woningen oogt dit gedeelte wel erg groen. Bijna alle woningen liggen met hun voorzijde aan een doorgaande, met klinkers bestraatte, weg. De bouwstijl van de woningen is zeer divers en individueel. Over het algemeen zien de woningen er gedetailleerd uit en hebben ze een duurder karakter. Met name aan de Grundellaan staan enkele gemeentelijke monumenten.

2.2.5 Radialen (Deldenerstraat, Bornsestraat, Oldenzaalsestraat, Deurningerstraat en Enschedesestraat)

Het gebied van de Vooroorlogse wijken kent vier belangrijke radialen. Deze radialen vormen de verbinding tussen de stad en het ommeland. Van oorsprong zijn het oude verbindingswegen, waarlangs de stad door de jaren heen is gegroeid. De radialen zijn breed van opzet met aan weerszijden van de weg een fietspad met trottoir. De bebouwing langs de Deldenerstraat heeft voornamelijk een woonfunctie. Vanaf het Mitchamplein heeft de bebouwing de vorm van een langgerekt woonblok. Verderop verandert dit beeld in een regelmatige wand van vrijstaande woningen. De bebouwing hier is erg gedetailleerd. De Bornsestraat vormt tegen het centrum aan een stenige, stedelijk passage. Naar het noorden toe verandert het beeld enigszins. Aan de ene kant woonbebouwing, aan de andere kant bedrijfsbebouwing. De Oldenzaalsestraat heeft het typische karakter van een radiaal. Een brede rechte vorm met aan weerszijden afgewisseld woonbebouwing, centrumfuncties en groen. De Enschedesestraat kent voor zover hij door het plangebied loopt een forse woonbebouwing. De Deurningerstraat heeft een bescheidener profiel dan de 4 andere radialen. De bebouwing langs deze weg bestaat uit woningen, winkels en bedrijfjes. De straatwanden worden gevormd door 2 lagen bebouwing met kap zijn zeer divers. De bebouwing dateert van voor 1900 tot vrij recent.

2.2.6 't Wilbert

De wijk ’t Wilbert is gebouwd tussen 1925 en 1940. ’t Wilbert is gebouwd in één stijl, wat zorgt voor een mooi en rustig beeld. De wijk heeft een blokverkaveling en wordt gekenmerkt door oude woonstraten en authentieke woningen. In de wijk ’t Wilbert bevinden zich buurten die zich kenmerken door verschillende woningtypen. In het zuidelijk deel staan voornamelijk de grote vrijstaande huizen en de luxe twee-onder-één kapwoningen met een breed straatprofiel. In het noordelijk deel bevinden zich kleine arbeiderswoningen in korte rijen en de wat grotere rijtjeswoningen. Deze laatste groep woningen verschillen qua uiterlijk en beeldkwaliteit van de vrijstaande en luxe twee-onder-één kapwoningen. Ze kennen weinig detaillering en de gevelopbouw is vaak vlak. Aan de randen van de wijk, aan de Sloetsweg en de Beukweg/ Uitslagsweg, wordt het eenvormige beeld doorbroken door bebouwing bestaande uit oude en nieuwe woningen en bedrijven. Dit geeft een gevarieerd en dynamisch beeld. In de wijk zijn, op enkele uitzonderingen na, weinig elementen uit latere periodes aanwezig. Het straatprofiel in de wijk kent enige verschillen. In het zuidelijke deel hebben de straten een breder profiel dan de straten in het noordelijk deel van de wijk, waar de rijtjes- en arbeiderswoningen staan. De wegen in de wijk bestaan uit klinkers en asfalt. In de wijk is weinig openbaar groen, maar dit wordt gecompenseerd door de tuinen bij de woningen, in het zuidelijk deel. De rijtjes en arbeiderswoningen hebben een kleine voortuin en in dit deel van de wijk is naast de bomen in het straatprofiel, geen openbaar groen aanwezig.

2.2.7 Thiemsland

De bouw van Thiemsland is begonnen eind jaren negentig, begin 2000. De buurt wordt gebouwd op het voormalige industrieterrein van Heemaf. Het grenst aan het stadscentrum en kenmerkt zich door een stedelijke woonomgeving. Het industriële verkavelingpatroon van het voormalige industrieterrein is nog zichtbaar in de huidige stedebouwkundige verkaveling. In de buurt zijn nog maar weinig elementen uit de vooroorlogse periode te vinden. Alleen de kantoren en de Algemene Begraafplaats langs de Bornsestraat stammen uit die tijd. Het zuidelijk deel wat grenst aan het stadscentrum heeft een vrij grote woningdichtheid. Hier staan een aantal grote appartementencomplexen. In het noordelijk deel bevinden zich moderne rijtjes woningen. De buurt kent verschillende bouwhoogten, varierend van drie bouwlagen in het noordelijk deel tot 5 tot 9 bouwlagen in het zuidelijke gedeelte. Bijna alle gebouwen in Thiemsland hebben platte daken, ook de rijtjeswoningen (m.u.v. de 2-onder-1 kapwoningen) in het noordelijk deel. Sommige huizen hebben een kleine voortuin, maar deze kennen geen uniforme erfscheiding zoals een bakstenen muur of metalen hek. In de wijk komen geen aanbouwen aan de bebouwing voor. Er is veel gewerkt met verschillende bouwmaterialen en kleuren. De samenhang van de openbare ruimte is groot.

2.2.8 Weidedorp

Hoewel het zuidelijke deel van Weidedorp (de Indische buurt) van voor de oorlog stamt, is er met name in de jaren ’50 en ’60 veel bijgebouwd. In Weidedorp zijn dan ook veel elementen uit latere periodes te vinden: met name eengezinswoningen en appartementen. In de buurt komen van oorsprong voornamelijk rijtjeswoningen voor. In het noordelijke deel appartementen / flats en in het zuidelijk deel enkele vrijstaande woningen. Deze vrijstaande woningen staan echter erg dicht op elkaar. De flats in het noordelijke deel zijn typische jaren ’70 fl ats met dezelfde rood / gele balkons. De appartementen rondom de Balistraat zijn vrij recent gebouwd en worden gekenmerkt door het gebruik van een gele steen. De openbare ruimte is onsamenhangend en niet erg geprofileerd. De geleding van de straat kent veel verschillen. De Bandoengstraat en Madoerastraat / Bataviastraat zijn erg gedetailleerd en hebben het kleinschalige karakter van een woonerf. Andere straten hebben een ruimer karakter tot aan de Weideweg en de Bankastraat toe.

2.2.9 Dichtersbuurt

De Dichtersbuurt is een kleinschalige, samenhangende, duidelijk begrensde buurt met een intiem en plezierig woonklimaat, dichtbij het centrum van Hengelo. De Dichtersbuurt is ontstaan vanaf 1900 toen volop gebouwd werd tegen het centrum aan. De Tuindorpstraat en de Emmastraat onderscheiden zich o.a. door hun gemengde functies en uiterlijk. Hierbij fungeert de Tuindorpstraat als drager van de kamstructuur die alle woonstraten van de Dichtersbuurt met elkaar verbindt en in die zin rol van verzamelstraat vervult. De schaal van de Tuindorpstraat is enigszins groter dan die van de woonstraten in de buurt. Dit geldt zowel voor de hoogte en de breedte van de panden als voor de breedte van het profiel. De westzijde van de Tuindorpstraat kenmerkt zich voornamelijk door een ongeordende gevelwand met een geringe uitstraling. Aan de oostzijde van de Tuindorpstraat bevindt zich enkele tweekappers uit de jaren dertig. Vervolgens wordt de oostzijde gekenmerkt door zijgevels en tuinen van de woningen aan de Jacob Cats straat, de Vondelstraat en de Tollenstraat, die zijn gericht op de Tuindorpstraat.

2.2.10 Bloemenbuurt

De Bloemenbuurt heeft verschillende karakters. Rond de Flemingstraat liggen de huizen in een soort blokverkaveling, ten zuiden van het parkje staat de bebouwing in een soort hofjes-structuur. Naar het oosten toe liggen de grootschalige gebouwen van de voormalige Holec bedrijven. Tussen de Boerhavenlaan en de Flemingstraat staat villa-achtige bebouwing. Karakteristiek is de grote mate van i individualiteit van de woningen en de grote kavels. De omgeving van de Irisstraat bestaat vooral uit twee-onder-één-kap woningen uit de jaren ’30. Door de geringe ruimte tussen de bouwblokken vormen ze tezamen één wand. Ten oosten van de Bloemenbuurt bepalen de bedrijfsgebouwen van Hitec het aangezicht. Ze springen er qua bouwhoogte uit. Voor de rest zijn het voornamelijk woningen van 1 en 2 bouwlagen. Langs de Geerdinksweg staan nog enkele flatjes van 3 lagen hoog.

2.3 Verkeer En Infrastructuur

2.3.1 Algemeen

Voor het sociaal en economisch functioneren van Hengelo is een goede bereikbaarheid van grote waarde. Behoud en versterking van bereikbaarheid naar de toekomst is zeer belangrijk om de sociale en economische motorfunctie tezamen met Enschede en Almelo, voor de eigen bewoners en voor de inwoners van de regio, te kunnen vervullen. Regionaal gezien vervult Hengelo hierin een centrale positie.

Ook (flankerende) maatregelen als dynamisch verkeersmanagement, vervoersmanagement, parkeermaatregelen (vraagvolgend parkeerbeleid), locatiebeleid, stadsdistributie, tariefexperimenten openbaar vervoer en doseren, spelen een belangrijke rol om de leefbaarheid en verkeersveiligheid samen met het vraagstuk bereikbaarheid te verbeteren.

2.3.2 Plangebied

De infrastructuur van het plangebied Vooroorlogse wijken wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van vijf belangrijke radialen: Enschedesestraat, de Oldenzaalsestraat, de Deurningerstraat, de Bornsestraat en de Deldenerstraat. Deze radialen worden verbonden door de wijkring (de M.A. de Ruyterstraat / Mr. P.J. Troelstrastraat / Weideweg en de Beethovenlaan / Sloetsweg / gedeelte Dennenbosweg). Daarnaast zijn er nog enkele belangrijke gebiedsontsluitingswegen, te weten de Bankastraat, de Beukweg / Uitslagsweg, en de Anninksweg. Het gebied wordt ook doorsneden door de drie spoorlijnen Hengelo - Oldenzaal, Hengelo - Almelo en Hengelo - Zutphen.

2.3.3 Verkeersstructuur

Het plangebied Vooroorlogse wijken wordt doorkruist door een vijftal invalswegen en door de wijkring van Hengelo. Deze wegen kunnen worden aangemerkt als gebiedsontsluitingswegen. De overige wegen binnen het plangebied zijn te typeren als erftoegangswegen.

Door de groei van het autoverkeer in de laatste decennia is de inrichting van de diverse wegen in de loop der jaren gewijzigd. Enerzijds is op voornoemde gebiedsontsluitingswegen de verkeersfunctie versterkt. Anderzijds is juist het verblijfskarakter van de erftoegangswegen versterkt. Alle maatregelen passen binnen de visie zoals deze in de nota Duurzaam Veilig is verwoord: bundeling van verkeer op hoofdwegen.

De wegenstructuur van de vooroorlogse wijken kent een min of meer traditionele grid structuur. Binnen deze woonbuurten wordt doorgaand verkeer geweerd door een pallet aan verkeersmaatregelen, zoals bijvoorbeeld:

  • Verkeerscirculatiemaatregelen (zoals éénrichtingsverkeer);
  • Verkeersremmende maatregelen;
  • Afsluitingen (voor gemotoriseerd verkeer).

2.4 Wonen

De structuur van de vooroorlogse wijken is gevormd eind 19e, begin 20e eeuw. De ontstaansgeschiedenis van Hengelo en de wijken laat zien dat het om een samenstel van meerdere herkenbare stedenbouwkundige eenheden gaat (zie kaart met deelgebieden in paragraaf 2.2). Kenmerk van de woonstructuur zijn de grote binnenterreinen, die voor andere bestemmingen worden gebruikt.

De woonmilieus van de vooroorlogse wijken worden gekenmerkt door een vrij simpele hiërarchie, gevormd door de centrumring met uitvalswegen, de hoofdstraten (bijvoorbeeld Anninksweg, Bankastraat) en de woonstraten. Het aanwezige woningbezit is grotendeels goed van kwaliteit en in een goed onderhouden staat. In de vogelbuurt (Elsbeek) staan wat meer panden die bouw- en woontechnisch van matige kwaliteit zijn. Incidenteel treft men ook matige panden aan in het Weidedorp. Weidedorp is in zeker zin een uitzondering in de vooroorlogse wijken, omdat de randbebouwing nabij de Weideweg stamt uit de begin jaren ’60. Tevens treft men in het Weidedorp ook nog een aantal duplexblokken aan waarvan de kwaliteit matig is.

Woontechnisch is het vooroorlogse gebied niet problematisch te noemen. Wel is sprake van een toenemende vraag naar meer m2 leefruimte, wat zich uit in aanvragen voor een omgevingsvergunning ten behoeve van serres, uitbouwen en dakkapellen.

2.5 Winkels En Horeca

In het gebied Vooroorlogse wijken zijn vooral verspreid winkels en horeca te vinden. In de Hengelose Es is een deel van de verspreide winkels geconcentreerd in het onlangs gerealiseerde nieuwe winkelcentrum, dat net buiten het plangebied valt. Hoewel verspreide winkels wellicht de levendigheid in de wijk vergroot is het streven om in de toekomst winkels zoveel mogelijk te concentreren. Dit vooral vanuit de optiek dat winkels elkaar kunnen versterken en zo een hogere economische levensvatbaarheid hebben.

2.6 Werken

Vergeleken met de nieuwere wijken kenmerken de vooroorlogse wijken zich door een relatief sterke functiemenging en een grote diversiteit aan bedrijvigheid, van industrie tot detailhandel tot dienstverlening. Dit is goed voor de levendigheid van wijken en het ontstaan van nieuwe, kleinschalige werkgelegenheid. Voor voornamelijk de industriële bedrijvigheid is vestiging en of handhaving binnen een woonwijk niet altijd gewenst. Enerzijds vanwege het gebrek aan voldoende uitbreidingsmogelijkheden en anderzijds vanwege strengere milieueisen.

2.7 Voorzieningen

2.7.1 Onderwijs

In het plangebied Vooroorlogse wijken deel 1 en deel 2 bevinden zich meerdere scholen. In het Wilbert (deel 1) zijn dat de Dr. Kuyperschool, de St. Plechelmusschool, de Wilbertschool en 't Iemenschoer. De Dr. Kuyperschool is in 2011 nog uitgebreid, omdat er door het opheffen van een andere locatie sprake was van een leerlingengroei. De St. Plechelmus is sinds 2010 gehuisvest in de voormalige Heilige Hart kerk. Er zijn 14 leslokalen gerealiseerd. Het schoolgebouw is volledig in gebruik. Tevens maakt de school in verband met het huidige aantal leerlingen nog gedeeltelijk gebruik van het oude gebouw (huur van een aantal lokalen). 't Iemenschoer is speciaal basisonderwijs en is sinds de gerealiseerde uitbreiding voorzien van goede onderwijshuisvesting.

Verder zijn er in de wijk Elsbeek (deel 2) de Anninksschool, St. Janschool, SG Beyaart, De Arcade en ’t Korhoen. De Anninksschool is een school met een stedelijk karakter. Er zijn ruim 200 leerlingen. De Sint Janschool is in 2010 grondig gerenoveerd. Met deze renovatie is voorzien in de ruimtebehoefte van de school en zijn alle leerlingen op deze locatie gehuisvest (was verspreid over 2 locaties). Scholengemeenschap Beyaert is een katholieke school voor Speciaal Basisonderwijs (SBO), die zich richt op de ontwikkeling en de begeleiding van leerlingen, waarvoor een specifieke leerweg noodzakelijk is. De school kent twee locaties. Op beide locaties Elsbeekweg en Schützstraat - wordt onderwijs gegeven aan kinderen van 4 tot en met 12 jaar. Elke groep bestaat uit ongeveer 15 leerlingen. Binnen de groepen wordt klassikaal, individueel en groepsgericht onderwijs geboden. OPDC de Arcade is een orthopedagogisch centrum dat in dienst staat van het regulier voortgezet onderwijs. De leerlingen die de school bezoeken beschikken over een normale intelligentie, maar ondervinden moeilijkheden in de leerontwikkeling. Daar kunnen verschillende oorzaken aan ten grondslag liggen: problemen in de persoonlijkheidsontwikkeling, sociaal-emotionele problemen, bepaalde specifieke leerstoornissen, concentratieproblemen of leermotivatie. Deze factoren belemmeren de leerlingen in het leren en daardoor kunnen zij vastlopen binnen het regulier voortgezet onderwijs. Het Korhoen (voortgezet speciaal onderwijs) is sinds de gerealiseerde uitbreiding voorzien van goede onderwijshuisvesting.

In het Tichelwerk (deel2) bevindt zich een grote concentratie van voortgezet onderwijs en een HBO instelling, te weten Openbare Scholen-gemeenschap Hengelo met de vestigingen Bataafse Kamp en Montessori en een vestiging van de Scholengemeenschap De Grundel. Aan de Bandoengstraat bevindt zich nog de vestiging Wooldermeent van de OSG Hengelo. De leerlingen van de Wooldermeent verhuizen zodra de nieuwbouw nabij medaillon gereed is. Een nieuwe functie / bestemming voor het huidige gebouw aan de Bandoengstraat is er nog niet. Het gebouw van Edith Stein werd gebruikt voor het huisvesten van de PABO leerlingen. Deze leerlingen zijn verhuisd naar de nieuwbouw in Enschede. Saxion, de eigenaar van het gebouw Edith Stein, heeft nog geen nieuwe bestemming voor het gebouw.

2.7.2 Gezondheidszorg

In het plangebied vooroorlogse wijken deel 1 en deel 2 zijn tal van voorzieningen te vinden op het gebied van gezondheidszorg. Zoals huisartsen en tandartsen (individueel en in praktijken), een grote praktijk met orthodontisten aan de Grundellaan en apotheken.

2.7.3 Maatschappelijke voorzieningen en wijkorganen

In het plangebied Vooroorlogse wijken deel 1 en deel 2 zijn wijkcomité’s actief. Daarnaast zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals speeltuinverenigingen, zorgcomplexen, scouting, buurthuizen en dergelijke.

2.7.4 Religie en levensbeschouwing

In het plangebied Vooroorlogse wijken deel 1 en deel 2 zijn de volgende kerken en kerkelijke instellingen aanwezig:

  • Baptisten Gemeente Hengelo-Centrum, Jacob Catsstraat 36 (deel 1);
  • Syrisch Orthodoxe De Johanneskerk, Helmersstraat 1 (deel 1);
  • Bethel Pinksterkerk Nederland, Vondelstraat 2 (deel 1);
  • Remonstrantse Kerk, Woltersweg 11 (deel 2);
  • Baptisten gemeente ’t Venster, Oldenzaalsestraat 260 (deel 2);
  • Parochie O L Vrouw van Altijd Bijstand, Onze Lieve Vrouwestraat 6 (deel 2);
  • Stichting Het Apostolisch Genootschap, Dennenbosweg 94 (deel 2).

2.8 Sport En Recreatie

Voor het plangebied Vooroorlogse wijken deel 1 en deel 2 geldt dat in de wijken zelf, dan wel in de direct aangrenzende omgeving, voldoende sportvoorzieningen zijn. Er is een groen sportpark 't Wilbert, een sporthal (OSG) en diverse gymlokalen. Voor de sportmogelijkheden kan men aansluiten bij de diverse sportverenigingen.

De wijken zijn door aanleg en inrichting onvoldoende uitnodigend voor de meer ongebonden sportbeoefening (skaten, skeeleren, joggen). De openbare ruimte als domein voor de meer recreatieve sporter is in toenemende mate van belang en past in de trend van het het ongeorganiseerde en ongebonden sporten. Een adequate inrichting voor die sporter draagt rechtstreeks bij aan de participatie- en leefbaarheidsdoelstellingen van het algemene beleid van de gemeente Hengelo.

2.9 Groen En Water

De hoofdgroenstructuur, zoals opgenomen in het Groenplan Hengelo 2015 is de ruggengraat van het groen in de stad en bestaat uit ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones. De hoofdgroenstructuur is belangrijk voor ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving en ontmoeting. Voor een gezonde groenstructuur is samenhang belangrijk, evenals voldoende omvang. Er moet continuïteit zijn in het beheer. Het belang van de hoofdgroenstructuur is een gemeenschappelijk belang, dat individuele belangen overstijgt. De openbare ruimte is van en voor alle inwoners samen. Daarbij wordt erop ingezet dat de hoofdstructuur niet versnipperd raakt, maar beheerd en onderhouden wordt met oog voor de functies die het openbaar groen vervult voor de stad als geheel. Voor de vooroorlogse wijken rond het stadscentrum is een aantal onderdelen van de hoofdgroenstructuur uit het Groenplan Hengelo 2015 van belang.

Belangrijke dragers van de hoofdgroenstructuur zijn de beken. In het plangebied zijn dat de Berflobeek, de Elsbeek en de Drienerbeek. Doorgaande structuren zijn ook de zones langs de invalswegen, zoals in het plangebied de Deldenerstraat, de Bornsestraat, de Deurningerstraat, de Oldenzaalsestraat en de Enschedesestraat. Spoorlijnen, waterlopen en lokale doorgaande wegen vormen verbindingen die al groen zijn of waar mogelijk met groen versterkt kunnen worden.

Bomen vormen een essentieel onderdeel van de groene structuur. Zij zorgen voor herkenbaarheid en oriëntatie, bieden schaduw en verkoeling, schuil- en nestelgelegenheid voor vogels, insecten en andere dieren. Naast bomen vervullen groenstroken en bermen een belangrijke rol.

Groene plekken als parken en parkachtige zones bieden mogelijkheden voor ontspanning en geven ruimte aan natuur. Binnen het plangebied liggen diverse parken of parkachtige gebieden, waaronder de groene zone tussen Slachthuisweg, Weideweg en spoorlijn, het parkje Boerhaavelaan / Resedastraat, het gebied rond Huys Hengelo, het onderwijspark Tichelwerk, het Lijsterparkje, de groene zone bij de baptistenkerk het Venster / speeltuin Vogelkwartier, het parkje aan de Wielewaalstraat / Fazantstraat, doorlopend in de groene zones langs de Elsbeek, en de groene zones in de Nijhofshoek. Een waardevolle groene plek van formaat is de begraafplaats aan de Oldenzaalsestraat. Een kleiner waardevol groen eiland wordt gevormd door de Joodse begraafplaats.

2.10 Speelplekken

In het plangebied wordt binnen de bestemmingen gelegenheid tot spelen geboden. Het betreft zowel formele als informele speelruimte. De uitgangspunten voor het speelbeleid zijn beschreven in de gemeentelijke Kadernota Spelen 2016. In het plangebied liggen gespreid formele speelplekken en plekjes voor de leeftijdscategorie tot 12 jaar. In het voorgaande bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken is aangegeven dat met name aandacht gevraagd wordt voor de oudere jeugd (12+). Inmiddels is in het plangebied een digitale voetbalmuur (sutu) gerealiseerd, in de wijk Woolde aan de Boerhaavelaan /Resedastraat. De sutu vervult een wijkoverstijgende functie. Gespreid in de vooroorlogse wijken vinden we verder onder andere diverse trapvelden, basketbal- en volleybalvoorzieningen en tafeltennistafels. Extra aandacht is gewenst voor beweegmogelijkheden voor senioren, liefst gecombineerd met voorzieningen voor de andere leeftijdsgroepen. Dit komt de ontmoetingsfunctie in de openbare ruimte ten goede. Gedacht kan worden aan meer jeu de boulesbanen, beweeg- of fitnessapparaten, maar ook aan bijvoorbeeld schaaktafels en meer bankjes langs wandelroutes.

Hoofdstuk 3 Relevant Beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk to 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

In het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken 2016 (deel 2) zijn geen nationale belangen aanwezig.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Het Barro doet geen specifieke beleidsuitspraken die van belang zijn voor het bestemmingsplan Vooroologse wijken 2016 (deel 2).

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken 2016 (deel 2) is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er is dan ook geen sprake van nieuwe stedelijke ontwikkelingen, waardoor de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Het Nationaal Waterplan doet geen sprecifieke beleidsuitspraken die van belang zijn voor het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken 2016 (deel 2).

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Provinciale staten van de provincie Overijssel hebben op 12 april 2017 de 'Omgevingsvisie Overijssel
2017, Beken kleur' vastgesteld. De Omgevingsvisie is op 1 mei 2017 in werking getreden. Deze visie is de opvolger van de Omgevingsvisie Overijssel uit 2009. In de Omgevingsvisie staan de volgende thema's centraal:

  • duurzaamheid;
  • sociale kwaliteit;
  • ruimtelijke kwaliteit.

Onder duurzaamheid wordt verstaan: "Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige
generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". De provincie wil duurzaamheid realiseren door transparante en evenwichtige
afwegingen van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Het geheel van de beleidskeuzes moet de duurzaamheid van de leefomgeving versterken. De keuze voor duurzaamheid uit zich bijvoorbeeld in het Duurzaamheidsplan 2009-2012 en het Jaarplan Duurzaamheid 2010.

Onder sociale kwaliteit wordt verstaan: "Het welzijn of ‘goed voelen’ van de mens". Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie, sociale uitsluiting en armoede. In de Omgevingsvisie wordt sociale kwaliteit beperkt tot het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

Onder ruimtelijke kwaliteit wordt verstaan: "datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat
voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Bij het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit zijn essentiële gebiedskenmerken het uitgangspunt. De aanwezige gebiedskenmerken in zowel de groene- als de stedelijke omgeving zijn te onderscheiden in 4 lagen: een natuurlijke laag (in en op de bodem); een laag van het agrarisch-cultuur landschap (grootschalig gebruik en inrichting van de bodem); een stedelijke laag (bebouwing en infrastructuur) en een lust & leisure laag (toerisme, recreatie en landgoederen).

De omgevingsvisie heeft als hoofdambitie om een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met
een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden te realiseren.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving (buitengebied) en stedelijke omgeving.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Provinciale staten van de provincie Overijssel hebben op 12 april 2017 de 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 1 mei 2017 in werking getreden.

De Omgevingsverordening geeft vanuit de ambities en doelstellingen, die zijn neergelegd in de
Omgevingsvisie, richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Overijssel. De inzet van
de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is
beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om
provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Uitgangspunt daarbij is dat niet meer geregeld is dan strikt noodzakelijk en dat dubbele regelgeving
wordt voorkomen. In de Omgevingsverordening is door de provincie opgenomen dat onderbouwd dient te worden dat de nieuwe ontwikkelingen die een gemeentelijk ruimtelijk plan mogelijk maakt, bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken en passen binnen het
ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie is neergelegd.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  1. 1. Versterking van de economische structuur;
  2. 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  3. 3. De sociale opgave;
  4. 4. Het landschap de stad in;
  5. 5. Ruimtelijke kwaliteit.

3.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0008.png"Afbeelding 8: Woonvisie Hengelo 2016-2016

Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt doorgaans de bestaande situatie juridisch vastgelegd. Zeker in een bestaande woonomgeving, waar straten en woningen al lang geleden gerealiseerd zijn, is vaak geen sprake meer van een echte ontwikkelruimte. De buurt of wijk is 'af' en wordt door de bewoners ook zo gezien.

Toch kan er sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Bedoeld, of onbedoeld. Bedoeld in het geval er bijvoorbeeld sprake is van een locatie waar op grond van het woningbouwprogramma nog woningbouw gewenst is. Onbedoeld in situaties waar er, bijvoorbeeld door sloop van een woning op een ruime kavel, meerdere woningen kunnen worden teruggebouwd.

Als er sprake is van ontwikkelmogelijkheden die nog niet gerealiseerd zijn dient te worden afgewogen in hoeverre die mogelijkheden nog wenselijk zijn. In algemene zin kan worden gesteld dat wanneer in een periode van 10 jaar geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheden, het niet erg waarschijnlijk is dat er sprake is van een concrete behoefte.

Vanuit het woonbeleid van de gemeente is het zelfs ongewenst om dit soort 'verborgen' plancapaciteit te laten voortbestaan. De gemeenteraad heeft de woonvisie op 22 november 2016 vastgesteld als structuurvisie. Onderdeel van het woonbeleid is het 'Kwalitatief afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven'. Ook dit afwegingskader is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 november 2016 en heeft eveneens de status van structuurvisie.

Het afwegingskader geeft aan op welke wijze de gemeente omgaat met nieuwe woningbouwinitiatieven. De achtergrond is dat het aanbod aan (nieuwbouw)woningen in evenwicht moet zijn met de vraag (huishoudensontwikkeling).

Daarover is aangegeven dat ten tijde van het vaststellen van de woonvisie de ruimte om nieuwe initiatieven aan het woningbouwprogramma toe te voegen zeer beperkt is. Dit betekent dat de gemeente de komende jaren ruimte moet gaan vrijmaken. Door de komende jaren te snijden in het harde aanbod aan plannen dat niet tot ontwikkeling komt, of dat niet meer aansluit bij de markt gaat de gemeente deze ruimte creëren. De gemeente doet dit onder meer door (juridische) voorzienbaarheid te creëren en planologische mogelijkheden (bestemmingen) in te trekken.

In het kader van de actualisatieplannen is er om die reden voor gekozen om de bestaande situatie vast te leggen, ook voor wat betreft het aantal woningen, daarmee vervalt de mogelijkheid voor verdichting. Daarover staat het volgende in het afwegingskader:

Plannen voor transformatie en herstructurering van panden/ gebieden gaan vóór plannen voor binnenstedelijke verdichting. De gemeente is terughoudend en selectief waar verdichting in de bestaande stad wordt toegestaan. Het bebouwen van lege plekken is geen doel op zich. Niet iedere locatie hoeft te worden ingevuld. Open plekken in de stad, onderbrekingen in linten, groene gebiedjes en openheid op achtererven/binnenterreinen kennen een eigen waarde. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een knelpunt, dit is ter beoordeling aan de gemeente.

Het laten vervallen van (onbenutte) ruimte voor verdichting past binnen het beleid van de gemeente. Daarmee is niet gezegd dat er helemaal geen sprake kan zijn van verdichting. Het verlenen van medewerking moet een bewuste keuze zijn, waaraan een goede ruimtelijke afweging ten grondslag hoort te liggen.

In de het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) mag het bestaande aantal woningen binnen de bestemmingen Gemengd en Wonen niet worden vergroot. Hiermee wordt aangesloten bij de uitgangspunten uit de Woonvisie.

3.3.3 GroenPlan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan. De hoofdgroenstructuur is in het bestemmingsplan voorzien van een passende bestemming.

3.3.4 Kadernota Spelen 2016

De kadernota Spelen is opgesteld van uit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen die goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.

In het plangebied liggen gespreid formele speelplekken en plekjes voor de leeftijdscategorie tot 12 jaar. In het voorgaande bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken is aangegeven dat met name aandacht gevraagd wordt voor de oudere jeugd (12+). Inmiddels is in het plangebied een digitale voetbalmuur (sutu) gerealiseerd, in de wijk Woolde aan de Boerhaavelaan / Resedastraat. De sutu vervult een wijkoverstijgende functie. Gespreid in de vooroorlogse wijken vinden we verder onder andere diverse trapvelden, basketbal- en volleybalvoorzieningen en tafeltennistafels. Extra aandacht is gewenst voor beweegmogelijkheden voor senioren, liefst gecombineerd met voorzieningen voor de andere leeftijdsgroepen. Dit komt de ontmoetingsfunctie in de openbare ruimte ten goede. Gedacht kan worden aan meer jeu de boulesbanen, beweeg- of fitnessapparaten, maar ook aan bijvoorbeeld schaaktafels en meer bankjes langs wandelroutes.

3.3.5 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  1. 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  2. 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  3. 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  4. 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  5. 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  6. 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  7. 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
  8. 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot).
  9. 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag.
  10. 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.

3.3.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

Een goede verkeers- en vervoersinfrastructuur is van groot belang voor het behouden en versterken van de kwaliteiten van de stad. Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) van juli 2003 is destijds ontwikkeld om bestaande en te verwachten verkeers- en vervoersknelpunten op te lossen. Het GVVP is inmiddels ruim 12 jaar oud, maar op dit moment nog steeds van kracht.

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto voor een lange periode vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd door verbetering cq reconstructie van de Kuipersdijk en het gehele kruispunt Kuipersdijk-Boekweitweg-Enschedesestraat. De grotendeels volledig gereconstrueerde Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (vanaf 2001).
  • De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt / Hasseler Es zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en Laan Hart van Zuid) wordt op dit moment nog gewerkt. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het (hoogwaardig) openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

1. Centraal station Hengelo;

2. Regionale openbaar vervoerhalte/voorstadshalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).

3.3.7 Nota Autoparkeren (2008-2012) en evaluatie

3.3.8 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006) en fietsactieplan (2015-2018)

Algemeen

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

Fietsactieplan (2015-2018)

Om de ingezette koers van bovenvermelde vast te houden en om minder sterke punten in het Hengelose fietsklimaat te verbeteren, is het Fietsactieplan 2015-2018 opgesteld. Maar ook omdat maatregelen uit het uitvoeringsplan inmiddels zijn uitgevoerd, benoemt het Fietsactieplan een vervolg pakket aan acties en maatregelen tot en met 2018. Actuele thema's zoals fietsveiligheid, fietsparkeren in de binnenstad en de nog ontbrekende schakels op de fietssnelweg F35 hebben prioriteit.

3.3.9 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

3.3.10 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012

Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.

Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.

3.3.11 Horecavisie en beleid Hengelo 2016 (2017)

Met de in juli 2017 vastgestelde "Horecavisie Hengelo 2016" wil de gemeente de horeca in de binnenstad versterken door een kwalitatieve versterking van het aanbod en het creëren van een aantrekkelijk verblijfsklimaat. De horeca vormt een belangrijke spil in de aantrekkelijkheid van de binnenstad. Horeca moet goed functioneren met andere functies in de binnenstad en de sfeer en de kwaliteit van de openbare ruimte en het straatbeeld versterken. Doordat horeca combinatiebezoeken aan de binnenstad kan stimuleren kan de bezoekduur van de consument aan de binnenstad worden verlengd.

In de binnenstad is er beperkt ruimte voor toevoeging voor goede daghoreca als ondersteuning voor de overige functies in de binnenstad. Daarnaast is het belangrijk dat het bestaande aanbod wordt verbreed en verbeterd.

Door veranderend gedrag van consumenten wordt er anders geconsumeerd en niet langer alleen in horeca zaken. De ruimtelijke gevolgen hiervan zijn dat er een vergaande branchevervaging plaatsvindt tussen met name horeca en retail. In de horecavisie zijn daarom verschillende vormen van horeca en ondergeschikte vormen van horeca in een andere hoofdactiviteit beschreven.

Door een ruimtelijke clustering van verschillende soorten horeca in de binnenstad wil de gemeente de horeca ondernemer maximaal faciliteren en de samenhang binnen het functie gebruik versterken en de evt. spanningen tussen verschillende functies minimaliseren.

De nachthoreca is in de horecavisie geconcentreerd rond de Pastoriestraat en de Willemstraat en de dag- en avondhoreca rond het Burg. Jansenpleln. De winkelondersteunende horeca zoals lunchrooms en eetcafés zijn verspreid over de gehele binnenstad. Op deze manier vullen de verschillende functies in de binnenstad elkaar aan en versterken ze elkaar.

In de wijken en buurten is er sprake van een verspreide ligging van horeca. De horeca moet hier aansluiten bij de verzorgingsfunctie; (dag)horeca in winkelcentra, snackbar, chinees of buurtcafé. Uitbreidingsmogelijkheden van nieuwe horeca zijn er niet of beperkt mogelijk. Uitbreidingsruimte is in eerste instantie gericht op bestaande horecafuncties.

Er zijn geen mogelijkheden voor (mega)discotheken buiten het centrum.

3.3.12 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

3.3.13 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

3.3.14 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

3.3.15 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

3.3.16 Bodembeleid

De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.

Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen ed naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).

3.3.17 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.

3.3.18 Beleidsnota Cultureel Erfgoed 2014-2022

Cultureel erfgoed is tegenwoordig meer dan alleen de monumenten. Archeologie, funerair erfgoed, religieus en agrarisch erfgoed, maar ook cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het culturele erfgoed.

We bedoelen dan het culturele erfgoed in de ruimtelijke en gebiedsgerichte zin. De vernieuwde monumentenzorg richt zich op voorkantsturing, kennisvergaring, analyse en cultuurhistorische afweging vooraf in planprocessen.

Vanaf 2010 heeft de modernisering in de monumentenzorg voor nieuwe inzichten gezorgd: van behoud en conservering naar behoud door ontwikkeling. Herbestemming is hierbij het toverwoord in deze tijd van toenemende leegstand. Herbestemming is algemeen goed geworden en nu, anno 2017, vindt er een verschuiving plaats naar behoud door bewustwording.

De gemeente Hengelo vindt haar cultureel erfgoed belangrijk en wil haar kernkwaliteiten in de toekomst behouden. Hengelo is in het heden en verleden stad van verbindingen, de centrale plek in deze regio: het spoorwegnetwerk en de postweg van Deventer naar Münster liepen via Hengelo. De voormalige E8 die via de Deldenerstraat en de Europatunnel werd verbonden met het industriële hart van de stad.

Nu zijn Hart van Zuid en het Twentekanaal als drukke transportader hier het bewijs van. Hengelo; hart van Twente! Hengelo is de stad van het industriële erfgoed, zoals Tuindorp 't Lansink, maar zeker ook stad van de wederopbouwperiode. Het is nu juist deze wederopbouwperiode waar het Rijk al zijn aandacht aan besteedt. De bouwwerken uit deze periode staan onder grote druk, terwijl ze de basis hebben gevormd voor de nieuwe welvaartsstaat van na de Tweede Wereldoorlog. Dat Hengelo hoog scoort met twee belangrijke wederopbouwgebieden (binnenstad en Klein Driene) en drie rijksmonumenten (stadhuis, Europatunnel en Raphaëlkerk) bewijst dat de gemeente Hengelo nog iets bijzonders in handen heeft wat onze identiteit versterkt: Hengelo; wederopbouwstad van nationaal belang!

3.3.19 Prostitutiebeleid (2005)

Ter voorkoming van het telkens moeten maken van een individuele en integrale ruimtelijke beoordeling en ter bevordering van eenduidige besluitvorming heeft het college in 2005 een ruimtelijk afwegingskader voor de vestiging van seksinrichtingen vastgesteld. In dit afwegingskader zijn criteria opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een nieuwe seksinrichting, respectievelijk de verplaatsing van bestaande seksinrichtingen. Deze criteria kunnen een rol spelen bij de vraag of een exploitatievergunning voor een seksinrichting geweigerd kan worden. Ook kunnen de criteria een rol spelen indien de gemeentelijke medewerking vereist is in die gevallen waarin het bestemmingsplan de vestiging van een seksinrichting niet toestaat, in de vorm van een vrijstelling of een herziening van een bestemmingsplan. De ruimtelijke criteria kunnen ten slotte ook een rol spelen bij de wijze waarop bestaande seksinrichtingen in een bestemmingsplan worden bestemd. De vestigingen van de huidige seksinrichting blijven weliswaar toegestaan, maar vallen onder overgangsrecht. Dat betekent dat zodra de huidige exploitanten de exploitatie van die seksinrichting beëindigen, voortzetting daarvan niet meer mogelijk zal zijn, tenzij deze (op de nieuwe vestigingslocatie) voldoen aan de genoemde criteria.

3.3.20 Handhavingsprogramma 2017

Op basis van de Wabo wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Hierin wordt voor o.a. het taakveld "bouwen" van de afdeling Handhaving de prioriteiten aangegeven. Het accent is komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid). Voor wat betreft het toezicht op overtredingen van de voorschriften uit dit bestemmingsplan moet worden opgemerkt dat geen object- en gebiedsgericht toezicht wordt uitgevoerd. Er wordt enkel gecontroleerd wanneer hiervoor een duidelijke aanleiding is zoals een klacht of een handhavingsverzoek.

Op basis van de missie en visie kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het handhavingsprogramma als volgt worden samengevat:

  1. 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  2. 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  3. 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  4. 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  5. 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  6. 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  7. 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.

3.3.21 Conclusie gemeentelijk beleid

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

4.1.1 Keur

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Voor onderhavig plan is op 20 april 2017 een digitale watertoets uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden.

Het keur van het waterschap Vechtstromen is van toepassing op:

  • De Elsbeek;
  • De Drienerbeek;
  • Vijver begraafplaats Oldenzaalsestraat;
  • Vijver M.A. de Ruyterlaan.

Die keur is als dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan opgenomen met daarbij opgenomen een aantal voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning zodat de belangen van het waterschap afgewogen kunnen worden bij elke ingreep binnen de zone van de keur.

4.1.2 Algemeen

  • Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem;
  • Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan;
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.

4.1.3 Afvalwater

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.

4.1.4 Hemelwater

  • De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer;
  • De norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten;
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem;
  • Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur;
  • Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal;
  • In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur;
  • Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de rwzi wordt geminimaliseerd.

4.1.5 Grondwater

  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water;
  • Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandverlaging in of buiten het plangebied;
  • De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI;
  • Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.

4.1.6 Oppervlaktewater

  • Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen leidend;
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.

Binnen het plangebied Vooroorlogse wijken is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Waar mogelijk wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen het hemelwater en het afvalwater gescheiden afgevoerd. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd en komt zo ten goede aan het grondwater. Waar mogelijk wordt het hemelwater afgevoerd naar de beken. Afvalwater wordt middels ondergrondse buizen getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In het plangebied is sprake van hoge grondwaterstanden. Het oppervlaktewater zal daar waar dat mogelijk is weer zichtbaar worden gemaakt en natuurvriendelijker worden ingericht.

4.2 Flora En Fauna

Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet Natuurbescherming (WNb). Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bevoegdheid is bij de betreffende provincie of Omgevingsdienst, komen te liggen. De Wet Natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en hun leefgebieden, en de bescherming van houtopstanden.

4.2.1 Bescherming van Natura 2000 gebieden

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer is gelegen op ongeveer 2 kilometer afstand van het plangebied. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Voor alle gebieden gelden instandhoudingsdoelstellingen. De kern van de bescherming is dat deze instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar mogen worden gebracht.

4.2.2 Bescherming van soorten

In hoofdstuk 3 van de Wet Natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij om het waarborgen dat het voortbestaan van soorten niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het "nee, tenzij" principe het uitgangspunt: er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Wanneer dat het geval is moeten tijdig passende compenserende of mitigerende maatregelen worden getroffen, of dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen. Wanneer door maatregelen en/of eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor mogelijk aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen, moet een omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming', of een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen worden aangevraagd bij het daartoe bevoegde gezag.

De bescherming van soorten gaat uit van de intrinsieke waarde van alle in het wild voorkomende dieren en planten. Daarom is in artikel 1.11 van de wet de zorgplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving en voor Natura 2000-gebieden. Dat betekent dat iedereen naar redelijkheid nadelige effecten moet voorkomen, beperken of ongedaan maken, in die volgorde.

Aangezien het bestemmingsplan een beheersmatig karakter kent, worden negatieve effecten op beschermde plant- en diersoorten en de instandhoudingsdoelen van Natura-2000 gebieden niet verwacht.

4.3 Archeologie En Cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

4.3.2 Archeologische waarden in het plangebied

De gemeente Hengelo heeft een archeologische waardenkaart. Op de archeologische waardenkaart is aangegeven wat de kans is dat er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Op de oostelijke zandgronden vertoont de verspreiding van archeologische resten uit de tijdspanne Laat Paleolithicum-Vroege Middeleeuwen een sterke relatie met een beperkt aantal geomorfologische en bodemkundige eenheden. Voor archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd is een relatie met bepaalde landschappelijke eenheden minder duidelijk aanwezig. De verwachtingszones zijn vastgesteld na een analyse van bodemkundige, geomorfologische en historisch-topografische gegevens. Aan de hand daarvan is met behulp van kennis over het voorkomen van archeologische vindplaatsen in relatie tot de fysische ondergrond bepaald wat de kans is dat er vindplaatsen aanwezig zijn.

Het plangebied vormt een groot gebied waarin tussen circa 1900 en 1940 vooral woongebieden zijn ontstaan. Voorheen was het een hoofdzakelijk agrarisch gebied dat voor een aanzienlijk deel bestond uit essen (o.a. de Woolderes en de Hengelose Es in het westelijke deel van het plangebied). Deze essen zijn ontstaan op de hogere dekzandruggen in het landschap. Ook komen er kleinere dekzandruggen voor waarop ook oude bouwlanden met een esdek zijn ontstaan. Tussen de dekzandruggen lagen lagere gebieden met nattere vegetaties (broekgebieden en beekdalen) waarin de Drienerbeek de belangrijkste natuurlijke afvoer was, en er liggen dekzandvlaktes met dekzandwelvingen. Op de archeologische waardenkaart hebben de van nature hoger gelegen gebieden, waarop met name de essen zijn ontstaan, een hoge archeologische verwachtingswaarde. De lagere beekdalen en beekdalvlaktes hebben een lage archeologische verwachtingswaarde. De overige zones met dekzandwelvingsvlaktes hebben een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0009.png"Afbeelding 9: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

Op de waardenkaart zijn ook oude erven aangeduid die in historische bronnen uit de late middeleeuwen (14e/15e eeuw) al vermeld werden. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat in de omgeving van dergelijke oude erven, die nu verdwenen zijn, vaak de sporen van nog oudere voorgangers aanwezig zijn. Daarmee rekening houdend is er om die historisch bekende oude erven een attentiecirkel aangegeven waarbinnen een hoge verwachting geldt vanwege de grote kans op de aanwezigheid van sporen van oudere voorgangers van die erven. Hetzelfde geldt ook voor het voormalige Huis Hengelo, dat ook ooit is ontstaan vanuit een (adellijke) versterkte hoeve in de late middeleeuwen en het oude verdwenen kerkje op de begraafplaats aan de Bornsestraat waarvan in de directe omgeving ook oudere voorgangers aanwezig kunnen zijn.

Ter plaatse van enkele voormalige windmolens en een watermolen is tevens een attentiecirkel aangeduid, zij het dat die kleiner is omdat de locatie van deze objecten op historische kaarten is gebaseerd.

Op de kaart zijn ook locaties aangegeven waar archeologische vondsten zijn gedaan die in de landelijke database ARCHIS zijn geregistreerd. Verder zijn ook locaties aangeduid waar al archeologische onderzoeken zijn uitgevoerd en locaties waar de bodem in het (recente) verleden diep is afgegraven of omgezet.

WOII sporen: Voor de gemeente Hengelo is een inventarisatie uitgevoerd naar locaties waar conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig kunnen zijn (CE-bodembelastingkaart (Riel Explosive Advice & Services Europe B.V., 2011) Ter plaatse van de aanduiding met de letter E moet een Duitse luchtafweerstelling hebben gestaan. Ter plaatse van de aanduiding met de letters W geeft het genoemde rapport geen toelichting. Omdat sporen en relicten uit WOII onder de monumentenwet ook als archeologische waarden aangemerkt kunnen worden dient ook hiermee rekening gehouden te worden en kan onderzoek nodig zijn.

4.3.3 Archeologische waarden in het bestemmingsplan

Het kan zijn dat er vanwege bodemingrepen archeologisch vooronderzoek nodig is. Of dit nodig is kan worden bepaald aan de hand van de archeologische waardenkaart en de vrijstellingen die gelden binnen de verwachtingszones. Bij bestemmingswijzigingen en omgevingsvergunningen moet hiermee rekening worden gehouden. Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn de verwachtingszones met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde opgenomen met een dubbelbestemming. In de regels voor deze dubbelbestemming staat onder welke condities er archeologisch vooronderzoek nodig is.

4.3.4 Cultuurhistorie

Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

4.3.5 Cultuurhistorische inventarisatie in het plangebied

Ten opzichte van de landelijke omgeving die binnen het plangebied bestond voorafgaand aan de stedelijke uitbreiding zijn weinig elementen uit de situatie van voor 1900 behouden gebleven. Wel kan gesteld worden dat de bebouwing zich in aanzienlijke mate organisch heeft ontwikkeld maar slechts enkele oude toegangswegen naar het oude dorp zijn daarbij nog terug te voeren op de situatie voor 1900. De eerste bebouwing in het plangebied ontstond veelal langs de van oudsher bestaande en belangrijke wegen zoals de Enschedesestraat, Oldenzaalsestraat, Bornsestraat, Deldenerstraat enz. Aan de rand van het centrum lagen, meestal temidden van parken, de onderkomens van fabrikanten en andere notabelen (zoals bij 't Tichelwerk en 't Wilbert). In de periode tot 1945 werd de stad stukje bij beetje uitgebreid. Men bouwde tegen het centrum aan (o.a. Dichtersbuurt) en verder langs de invalswegen (Indische buurt, stuk van 't Wilbert, gebied tussen Beukweg en Dennenbosweg, Elsbeek en Anninks- en Nijhofshoek). Op deze manier is het overgrote deel van het plangebied Vooroorlogse wijken ontstaan. Na de oorlog werden de lege ruimtes in het gebied opgevuld, waardoor het plangebied zijn definitieve vorm kreeg. Vanwege de afwezigheid van cultuurhistorische waarden gelden geen aanbevelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0100-0301_0010.png"Afbeelding 10: Situatie rond 1900

4.3.6 Monumenten in het plangebied

In plangebied Vooroorlogse wijken 2016 (deel 2) bevinden zich de volgende monumenten:

Beukweg 92-94 gemeentelijk monument
Dennenbosweg joodse begraafplaats rijksmonument
Oversteweg 2 gemeentelijk monument
MA de Ruyterstraat 1 rijksmonument
Onze lieve vrouwestraat 6 gemeentelijk monument
Onze lieve vrouwestraat 8 rijksmonument
Oldenzaalsestraat 347 gemeentelijk monument
Oude Postweg 55-57 rijksmonument
Mussenstraat 32 gemeentelijk monument
Anninksweg 109-111 gemeentelijk monument
Drienerparkweg 3 rijksmonument
Grundellaan 18 gemeentelijk monument
Grundellaan 19 gemeentelijk monument
Grundellaan 23 gemeentelijk monument

4.4 Milieu

Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, lucht en geluid. De samenvattende conclusie is in het bestemmingsplan opgenomen.

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

In en nabij het plangebied Vooroorlogse Wijken deel 2 bevinden zich enkele bedrijven die zwaarder zijn dan de hier over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1 of 2. Géén van deze bedrijven heeft dusdanige milieueffecten dat daarmee in het kader van het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken specifiek rekening gehouden moet worden.


In het kader van deze milieuaspectenstudie is onderzocht of rond de bedrijven van categorie 3 en 4 wordt voldaan aan de VNG- zoneringsafstand. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat het bedrijf inpasbaar is en de te stellen milieueisen geen knelpunt vormen. Indien niet aan deze gewenste zoneringsafstand wordt voldaan is de milieusituatie rond het betreffende bedrijf nader beschreven.

4.4.2 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld.

Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.

4.4.3 Luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken deel 2 is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor dit plan.

4.4.4 Veiligheid

4.4.5 Bodem

Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor een bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk.

4.4.6 MER

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een mer-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. In het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken worden geen nieuwe projecten gerealiseerd een verplicht MER of een beoordelings-MER is daarom niet noodzakelijk.

4.4.7 (Radar)obstakel- en verstoringsgebieden

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente. Omdat er binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die van invloed zijn op de ongestoorde werking van de radar, vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.

4.5 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) is een actualisatieplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden.

Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

De geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken zijn niet ouder dan 10 jaar. Als basis voor het bestemmingsplan dienen de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken uit 2005. Geconstateerde omissies zijn in het voorliggende plan aangepast. Voor een aantal locaties waar sinds 2005 een procedure voor een bepaalde ontwikkeling is gevoerd, vormt de gevoerde procedure de basis voor de regeling. Daarnaast zijn de regelingen, voor zover noodzakelijk, aangepast aan de nieuwe vereisten die onder andere sinds de digitale verplichting voor bestemmingsplannen gelden.

5.2 Het Digitale Bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.4 Handhaving Van Het Plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  1. 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  1. 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Retrospectieve Toets

5.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

5.5.2 Plangebied

Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. In sommige gevallen is in het vorige bestemmingsplan het destijds bestaande gebruik niet goed ingepast.

De gevallen waarin de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan worden in dit bestemmingsplan positief bestemd, omdat de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om de volgende gevallen.

  • Berkweg 58: Gedeeltelijk gewijzigd in de bestemming "Bedrijf", omdat hier al jarenlang Metaaldraaierij Ter Beke is gevestigd. Dit was niet goed ingepast.
  • Jan van Galenstraat (Zusterflat): Gewijzigd naar de bestemming "Wonen" met de aanduidingen kinderdagverblijf en maatschappelijk, omdat het een woonflat betreft met op de begane grond maatschappelijke voorzieningen.
  • Oversteweg 21: Gewijzigd in de bestemming "Wonen" omdat dit hier geen maatschappelijke functie aanwezig is maar uitsluitend wordt gewoond.
  • Dennenbosweg 57: Gewijzigd in de bestemming "Wonen" omdat hier een woning staat.
  • Anninksweg 14: Gewijzigd in de bestemming "Kantoor"en een klein gedeelte de bestemming "Wonen". Dit was onjuist bestemd.
  • Anninksweg 59-61: De aanduiding 'bedrijfswoning' wordt toegevoegd, op het perceel zit een bedrijfwoning. Deze was niet goed ingepast.
  • Bergweg 1: De aanduiding 'zwaarder bedrijf' is niet meer toegevoegd. Hier zit een bedrijf van categorie 2.
  • Bergweg 9 (achter): Gedeeltelijk gewijzigd naar de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding 'perifere detailhandel'. Dit gedeelte was niet juist bestemd.
  • Elsbeekweg 47/49A: De aanduiding 'kantoor' is toegevoegd. Hier zit een kantoor op de begane grond. Dit was niet juist bestemd.
  • Oldenzaalsestraat 344: De aanduiding 'bedrijfswoning' wordt toegevoegd.
  • Enschedesestraat 109: Wordt gewijzigd naar de bestemming "Wonen". Er wordt hier uitsluitend gewoond, andere activiteiten zijn hier niet waargenomen.
  • Grundellaan 15//17: Gewijzigd in de bestemming "Maatschappelijk" en "Wonen". In het verleden is het vergund alszijnde praktijk met reguliere woning. Dit was niet goed ingepast.
  • Koekoekweg 22-24: Gewijzigd naar de bestemming "Wonen". De panden hadden ten onrechte de bestemming "bedrijfswoning" gekregen. Dit is nu hersteld. Het perceel er achter is gewijzigd naar de bestemming "Verkeer - Verblijf" en "Bedrijf" met de aanduiding 'categorie 1'.
  • Lijsterweg 61: Gedeelte gewijzigd naar de bestemming "Wonen". In verband met de ontwikkelingen aan de achterzijde zit er geen bedrijf meer. Het gedeelte dat bij de tuin is getrokken heeft de bestemming "Wonen" gekregen.
  • Oldenzaalsestraat 188: Gewijzigd naar de bestemming "Gemengd", omdat de winkel niet binnen de bestemming bedrijf past.
  • Oldenzaalsestraat 344; de aanduiding 'speciefieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' is voor een gedeelte opgenomen. De laatst vergunde situatie is hiermee ingepast.
  • Prof. Lorentzstraat 33: Gewijzigd naar de bestemming "Wonen". Er wordt hier uitsluitend gewoond, andere activiteiten zijn hier niet waargenomen.
  • Dr. Schaepmanstraat 65-65a: De aanduiding 'zwaarder bedrijf' wordt niet meer toegevoegd. Er is geen zwaarder bedrijf dan catergorie I of II aanwezig.
  • Kotmansweg 2/2A: Gedeeltelijk gewijzigd naar de bestemming "Gemengd". Dit gedeelte was niet juist bestemd.
  • Kotmansweg 6b: de aanduding 'praktijkruimte' is opgenomen. Dit was niet juist bestemd.
  • Oldenzaalsestraat 151: De aanduiding specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' is toegevoegd, omdat hier altijd al is gewoond. Dit was per abuis wegbestemd.
  • Oldenzaalsestraat 215: De aanduiding 'horeca van categorie 2' is toegevoegd. Dit was niet goed ingepast.
  • Deurningerstraat 53: De aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' is toegevoegd, omdat hier altijd al is gewoond. Dit was per abuis wegbestemd.
  • Reigerweg 63: Gewijzigd van de bestemming "Wonen" naar de bestemming "Bedrijf". Hier zit al sinds 1961 een machinefabriek. Dit is nooit juist bestemd.
  • Oldenzaalsestraat 213; de aanduiding 'horeca van categorie 1' is toegevoegd. Deze was per abuis niet opgenomen.
  • Nabij de Walnootstraat is de bestemming gewijzigd van 'Wonen' naar 'Verkeer - Verblijfsgebied' met de aanduiding 'garageboxen'. De vergunning voor de garageboxen is na de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan verleend.
  • Tegenover de van Leeuwerikstraat 36 is de bestemming ter plaatse van de parkeerplaatsen gewijzigd van 'Groen' naar 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
  • Op het perceel Enschedesestraat 119/121 is een verleende vergunning ingepast. Hierdoor zijn de aanduidingen '-w' en 'kdv' verwijderd. En is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' toegevoegd.
  • Bij het perceel Enschedesestraat 133 zijn de percelen met kadastrale nummers M5466 en M5470 voorzien van de bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak. De voormalige gemeentelijke percelen zijn verkocht.
  • De aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – 1' is toegevoegd op buurtvereniging het Vogelkwartier aan de Leeuwerikstraat 36, de aanduiding regelt dat er specifieke gebruiksregels gelden die ook waren opgenomen in het voorgaande bestemmingsplan;
  • De strook grond achter de woningen Sweelinckstraat 2 t/m12 en zijkant Sweelinckstraat 12 heeft de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' gekregen. De strook gemeentegrond komt niet in aanmelden voor verkoop.
  • Op het perceel Oldenzaalsestraat 183 is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping' toegevoegd. Het achtererf is voorzien van de aanduiding 'wonen uitgesloten' vanwege de aanwezige bedrijfsbestemmingen aan weerszijden.
  • Het groene perkje aan de Rossinistraat is gewijzigd van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' naar de bestemming 'Groen'.

5.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure

5.6.1 Inspraak

In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. Met toepassing van deze verordening zal, via het plaatsen van een advertentie in het plaatselijke dag- en/of weekblad bekend worden gemaakt dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt. In deze advertentie zal worden vermeld op welke wijze men nadere informatie kan verkrijgen en hoe men op het plan kan reageren. Het voorontwerp bestemmingsplan 'Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) heeft van 5 juli tot en met 15 augustus 2017 ter inzage gelegen.

Daarnaast is er op 10 juli 2017 een inloopavond georganiseerd waar inwoners van het plangebied en andere belangstellenden informatie kunnen verkrijgen met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan. Een verslag van de inspraak is als Bijlage 3 Verslag van inspraak envooroverleg bij de toelichting gevoegd.

5.6.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties. Een verslag van het vooroverleg is als Bijlage 3 Verslag van inspraak en vooroverleg bij de toelichting gevoegd.

5.6.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2) heeft, na publicatie in Staatscurant en Hengelo's weekblad, van 18 april tot en met 29 mei 2018 ter inzage gelegen. Een ieder kon in deze periode zienswijzen indienen. Er zijn 4 zienswijzen ingediend. De behandeling van de zienswijzen is te lezen in de Nota zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 2), die als Bijlage 4 Nota zienswijzen is opgenomen in de toelichting.

5.6.4 Verder verloop van de procedure

De volgende stappen worden ondernomen:

  1. 1. het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen

Bijlage 2 Functies En Waterwinning

Harmoniërende functies

Hieronder worden functies verstaan die goed samengaan met de drinkwaterwinning. Daarbij kan gedacht worden aan:

  • extensieve land- en tuinbouw, waaronder beheerslandbouw en biologische land- en tuinbouw;
  • extensieve recreatie;
  • landschaps-, natuur- en bosbouw;
  • nieuwe landgoederen en buitenplaatsen.


Grote en grootschalige risicovolle functies

Hieronder wordt verstaan grote vormen van:

  • (dag- en verblijfs)recreatie;
  • woningbouw (minimaal 10 woningen);
  • stedenbouw (winkelcentra, bedrijven voor horeca, handel en dienstverlening);
  • autowegen (inclusief parkeerterreinen, transferia), spoorwegen (inclusief emplacementen) en waterwegen (inclusief havens);
  • bedrijventerreinen;
  • buisleidingen voor gas, olie(producten) of chemicaliën;
  • nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallaties en diepteontgrondingen.

Bijlage 1 Milieu Aspecten Studie

Bijlage 1 Milieu aspecten studie

Bijlage 2 Advies Brandweer

Bijlage 2 Advies brandweer

Bijlage 3 Verslag Van Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 3 Verslag van inspraak en vooroverleg

Bijlage 4 Nota Zienswijzen

Bijlage 4 Nota zienswijzen