KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bos
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Leiding - Hoogspanning
Artikel 15 Leiding - Water
Artikel 16 Waarde - Archeologie Bufferzone
Artikel 17 Waarde - Archeologie Hoog
Artikel 18 Waarde - Archeologie Middel
Artikel 19 Waterstaat - Keur
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene Procedureregels
Artikel 25 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Geschiedenis Van Het Gebied
2.2 Ruimtelijke Karakteristiek
2.3 Verkeer En Infrastructuur
2.4 Wonen
2.5 Winkels En Horeca
2.6 Werken / Bedrijven
2.7 Voorzieningen
2.8 Sport En Recreatie
2.9 Groen- En Waterstructuur
2.10 Spelen
2.11 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Watertoets
4.2 Natuurwetgeving
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4 Milieu
4.5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Uitgangspunten
5.2 Het Digitale Bestemmingsplan
5.3 Planopzet
5.4 Handhaving Van Het Plan
5.5 Retrospectieve Toets
5.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Functies En Waterwinning
Bijlage 1 Standaard Milieuaspectenstudie
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Afscherming Toermalijn
Bijlage 3 Advies Brandweer Twente D.d. 31 Augustus 2017
Bijlage 4 Retrospectieve Toets
Bijlage 5 Nota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek

Hengelo Noord, Slangenbeek

Bestemmingsplan - Gemeente Hengelo

Vastgesteld op 07-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP0112-0401 van de gemeente Hengelo;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze van verbeelding verstaan;

1.4 aan-huis-verbonden-beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie -, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.9 afwijken

het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.10 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkoop en/of leveren - als ondergeschikte nevenactiviteit - van goederen die verband houden met het ambacht;

1.11 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.12 archeologisch deskundige

de regionaal (beleid)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage

een op de verbeelding aangegeven percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.16 bedrijfseconomische binding

het aantoonbaar, al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst voor gemiddeld 12 uur per week, duurzaam verrichten van werkzaamheden behorende bij de dagelijkse bedrijfsvoering, niet zijnde werkzaamheden op basis van vrijwilligheid (om niet), inleen, detachering of aanneming van werk, voor een naast of in de directe nabijheid van de woning, althans op hetzelfde bedrijventerrein gelegen bedrijf;

1.17 bedrijfsmatige kamerverhuur

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbendende personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige wooneenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.

Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;

1.18 bedrijfswoning

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor een (huishouding van een) persoon welke een bedrijfseconomische binding heeft met dit bedrijf of instelling;

1.19 bedrijventerreinwoning

een woning niet behorend bij een inrichting, maar die qua bescherming tegen geluidhinder wordt gelijkgesteld met een bedrijfswoning;

1.20 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.21 bestaand

  1. 1. bij bouwwerken:

bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  1. 2. bij gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.32 bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;

1.33 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.34 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, landschapselement of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, landschapselement of dat gebied heeft gemaakt;

1.35 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.36 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.37 dakopbouw

een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, fotostudio's, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.40 educatief medegebruik

een educatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;

1.41 evenement categorie A

dit zijn kleinschalige evenementen met een bezoekersaantal van maximaal 2000 per dag;

1.42 evenement categorie B

dit zijn middelgrote evenementen met een bezoekersaantal van maximaal 15.000 per dag;

1.43 erker

een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.46 geluidsbelasting in dB

de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

1.47 geluidscherm

een erfafscheiding/overkapping (voorziening tegen geluidsoverlast);

1.48 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.49 het op hobbymatige basis houden van dieren

het uit liefhebberij/vrijetijdsbesteding houden van dieren waarbij de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 12 NGE;

1.50 het slopen van een bouwwerk

het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.51 het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.52 het verharden van gronden

onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

1.53 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.54 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;

1.55 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.56 horeca 1 activiteiten

  1. a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca:

horeca waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken met een hoge bezoekersfrequentie gedurende de dag, zoals een tearoom, conditorei, koffiecorner, croissanterie, broodjeszaak, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en deels gebonden is aan c.q. ondersteunend is voor de functie van dat winkelgebied, daarbij lettend op de aard en ligging van andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;

  1. b. eetcafé:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse, met een gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en de avond en waarbij het verstrekken van dranken daaraan ondergeschikt is en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en deels gebonden is aan c.q. ondersteunend is voor de functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;

  1. c. restaurant/brasserie:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden die ter plekke worden gebruikt met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond en waarbij het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is;

  1. d. cafetaria/snackbar/shoarmazaak:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren die ter plekke kunnen worden gebruikt en waarbij het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en de avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt;

  1. e. hotel/pension:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken daaraan ondergeschikt is;

  1. f. bedrijfsmatige horeca-activiteiten:

vergelijkbaar met de onder a tot en met e genoemde vormen van bedrijvigheid;

1.57 horeca 2 activiteiten

  1. a. zaalaccommodatie:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken daaraan ondergeschikt is;

  1. b. bar/café/pub/grand-café of taveerne:

een zelfstandig bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waaraan het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is en met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt;

  1. c. bar-dancing/dancing (discotheek) of nachtcafé:

een zelfstandig bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waar de consumpties behalve zittend ook staand kunnen worden genuttigd;

  1. d. bedrijfsmatige horeca-activiteiten:

vergelijkbaar met de onder a. tot en met c. genoemde vormen van bedrijvigheid;

1.58 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen;

1.59 internethandel en/of telefonische colportage

detailhandel waarbij de verkoop via internet en/of telefonische colportage plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop;

1.60 kamerverhuur/kamerbewoning

bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden, zoals in de vorm van één of meerdere kamers;

1.61 kamerverhuurbedrijf

een persoon of personen, handelend onder eigen naam of handelsnaam, of een rechtspersoon, die bemiddeling verleent/verlenen bij het verkrijgen van woonruimte in de vorm van één of meerdere kamers;

1.62 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat uitsluitend dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening;

1.63 kantoor met baliefunctie

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;

1.64 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.65 kinderdagcentrum

  • een centrum/instelling waar kinderen tussen de 0 en 18 jaar met een verstandelijke of meervoudige beperking ondersteuning/begeleiding ontvangen;

1.66 maatschappelijke voorzieningen

medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van (semi)openbare dienstverlening, echter met uitzondering van medische geluidgevoelige functies, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.67 nevenfuncties

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

1.68 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.69 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.70 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.71 ondersteunende horeca

kleine horecavoorzieningen welke ondergeschikt zijn aan de in de desbetreffende bestemming toegelaten hoofdfuncties, geen zelfstandige bedrijven zijnde;

1.72 overbouwing

een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het peil of gebouwd is op palen;

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0401_0012.png"

1.73 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.74 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.75 permanente bewoning

gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;

1.76 pompshop

detailhandel in aan motorbrandstof gerelateerde producten danwel detailhandel in producten aansluitend bij de behoefte van de reiziger, supermarkt daar niet onder begrepen;

1.77 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.78 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.79 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.80 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en die derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.81 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.82 reclamemast/ reclamezuil

een paal of constructie waaraan reclame-uitingen worden bevestigd;

1.83 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.84 rijbaan

deel van de rijksweg bestaande uit rijstroken en een vluchtstrook in dezelfde rijrichting;

1.85 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.86 uitbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.87 voorgevel

voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;

1.88 voorgevelrooilijn

de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;

1.89 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.90 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

1.91 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld;

1.92 vrijetijdscentrum

een gebouw waarin een of meerdere functies zijn gevestigd ten behoeve van de besteding van de vrije tijd, zoals een dansschool, een bioscoop, een sportschool, een snookercentrum en dergelijke;

1.93 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.94 vuurwerkbedrijven

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.95 wegas

het midden van de weg, gevormd door belijning die de scheiding tussen twee rijstroken in dezelfde richting aangeeft;

1.96 winkelvloeroppervlakte (wvo)

de verkoopruimte, d.w.z. het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak) van een detailhandelsbedrijf of horecabedrijf, inclusief etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's;

1.97 wooneenheid/woning

(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden;

1.98 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.99 woonhuis voor verzorgd wonen

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet (geheel) zelfstandig kunnen wonen en daarin geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven met de hierbij behorende gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen;

1.100 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.101 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel;

1.102 zorgwoning

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en daarin geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven met de hierbij behorende gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 algemeen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de diepte van een hoofdgebouw

vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.8 de hoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.9 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;

2.12 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  1. a. agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  2. c. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  3. d. extensief recreatief medegebruik;
  4. e. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  5. f. watergangen, met dien verstande dat op de gronden gelegen binnen een strook van maximaal 5 meter aan weerszijden van de watergangen, uitsluitend voorzieningen ten behoeve van het waterstaatkundig beheer zijn toegestaan;
  6. g. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  7. h. tuinen, erven en terreinen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. wegen, alsmede voet- en fietspaden en overige infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.3 voor het toestaan van de opslag van goederen mits dit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels horende bijlage "Staat van bedrijfsactiviteiten" onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. productiegebonden detailhandel;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend voor bedrijfswoningen met bijbehorende aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijventerreinwoning' uitsluitend voor een bedrijventerreinwoning met bijbehorende aan-/uitbouwen en bijgebouwen;

met tevens ondergeschikt:

  1. e. tuinen, erven en terreinen;
  2. f. wegen en paden;
  3. g. groenvoorzieningen;
  4. h. speelvoorzieningen;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. ondersteunende horeca;
  7. k. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  8. l. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  9. m. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. n. bouwwerken , geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:

  1. a. een bedrijfswoning, anders dan op grond van het bepaalde in 4.1 onder c. is toegestaan;
  2. b. een bedrijventerreinwoning, anders dan op grond van het bepaalde in 4.1 onder d. is toegestaan;
  3. c. detailhandel, met uitzondering van internethandel en/of telefonische colportage en/of het bezorgen van door particulieren gekochte goederen.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 4.3 ten behoeve van:

  1. a. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten), mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen betreft.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos en bebossing;
  2. b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en/of de landschappelijke waarden;
  3. c. recreatief medegebruik;
  4. d. groenvoorzieningen;

met tevens ondergeschikt:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. watergangen en waterpartijen;
  3. g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  4. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 5.3 voor het toestaan van de opslag van goederen mits dit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. 'horeca 1 activiteiten', zoals omschreven in artikel 1.56, uitsluitend ter plaatse van het perceel:
    1. 1. Straatsburg 68 ;
  1. a. kantoren;
  2. b. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
  3. c. maatschappelijke dienstverlening;
  4. d. wonen, waaronder woongebouwen ten behoeve van kamerverhuur/kamerbewoning, uitsluitend op de verdiepingen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijventerreinwoning' uitsluitend voor een bedrijventerreinwoning met bijbehorende aan-/uitbouwen en bijgebouwen;

met tevens ondergeschikt:

  1. f. tuinen, erven en terreinen;
  2. g. wegen en paden;
  3. h. groenvoorzieningen;
  4. i. speelvoorzieningen;
  5. j. parkeervoorzieningen;
  6. k. ondersteunende horeca;
  7. l. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  8. m. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  9. n. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;

met tevens ondergeschikt:

  1. c. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  2. d. hondenuitlaatvoorzieningen;
  3. e. fiets- en/of voetpaden;
  4. f. recreatief medegebruik;
  5. g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  6. h. watergangen en waterpartijen;
  7. i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  8. j. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van de opslag van goederen.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 7.4 voor het toestaan van de opslag van goederen.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – kinderdagcentrum', uitsluitend voor een kinderdagcentrum;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' ook voor onderwijs;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' ook voor een erfafscheiding / overkapping (voorziening tegen geluidsoverlast); vernietigd, zie uitspraak Raad van State, d.d. 9 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3073
  5. e. 'horeca 1 activiteiten', zoals omschreven in artikel 1.56, uitsluitend ter plaatse van het perceel:
    1. 1. Straatsburg 7;

met tevens ondergeschikt:

  1. f. tuinen, erven en terreinen;
  2. g. wegen en paden;
  3. h. groenvoorzieningen;
  4. i. sport-, spel en jeugdvoorzieningen;
  5. j. parkeervoorzieningen;
  6. k. ondersteunende horeca;
  7. l. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  8. m. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  9. n. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. gebouwen en voorzieningen ten behoeve van een manege;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend voor een bedrijfswoning met bijbehorende aan-/uitbouwen en bijgebouwen;

met tevens ondergeschikt:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. ondersteunende horeca;
  6. h. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  7. i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  8. j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  9. k. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. bouwwerken , geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' uitsluitend voor busbanen;

met tevens ondergeschikt:

  1. d. parkeervoorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. speelvoorzieningen;
  4. g. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  5. h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  6. i. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 10.2.3 en toestaan dat grotere nutsvoorzieningen worden opgericht, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  2. b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de milieusituatie;
    5. 5. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. evenementen van categorie A en B zoals deze omschreven zijn in de artikelen 1.41 en 1.42;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' ook voor 'één telecommunicatiemast ten behoeve van het ontvangen en/of zenden van radio- en/of televisie- en/of telefoniesignalen';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' ook voor een overbouwing;

met tevens ondergeschikt:

  1. g. parkeervoorzieningen
  2. h. groenvoorzieningen;
  3. i. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  4. j. bruggen en overkluizingen;
  5. k. standplaatsen op grond van de Standplaatsenverordening en de Marktverordening van de gemeente Hengelo;
  6. l. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 11.3:

  1. a. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  2. b. ten behoeve van het gebruik van gronden zoals bedoeld in artikel 11.3.1 onder a., en toestaan dat maximaal 20 evenementen per jaar van de categorie A mogen worden gehouden, waarbij de duur van het evenement maximaal 3 dagen aaneengesloten mag bedragen inclusief op- en afbouw, mits het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
  3. c. ten behoeve van het gebruik van gronden zoals bedoeld in artikel 11.3.1 onder b., en toestaan dat maximaal 20 evenementen per jaar van de categorie B mogen worden gehouden, waarbij de duur van het evenement maximaal 3 dagen aaneengesloten mag bedragen inclusief op- en afbouw, mits het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds;
  2. b. groenvoorzieningen en bermen;
  3. c. recreatieve voorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. kademuren;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'brug' ook voor een brug;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. woonhuizen, waaronder woonhuizen ten behoeve van kamerverhuur/kamerbewoning en woonhuizen voor verzorgd wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  2. b. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' voor zorgwoningen en de daarbij behorende gemeenschappelijke voorzieningen (dag- en activiteitenruimten etc.);
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' ook voor een onderdoorgang;

met tevens ondergeschikt:

  1. e. tuinen, erven en terreinen;
  2. f. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  3. g. woonstraten;
  4. h. verhardingen;
  5. i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  6. j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  7. k. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  8. l. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 14 Leiding - Hoogspanning

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse hoogspanningsleidingen.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 14.2, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Afwijking wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 14.4 ten behoeve van het toestaan van de opslag van goederen. Alvorens te beslissen omtrent een afwijking wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van waterleidingen.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 15.2 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, en kunnen toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Afwijking wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 15.4 ten behoeve van het toestaan van de opslag van goederen. Alvorens te beslissen omtrent een afwijking wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie Bufferzone

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie bufferzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Waarde - Archeologie Hoog

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Waarde - Archeologie Middel

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Middel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19 Waterstaat - Keur

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Keur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud van de naastgelegen watergang.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 19.2.2 en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits;

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop, en;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de watergang.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van de opslag van goederen.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 19.4 voor het toestaan van de opslag van goederen, mits dit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Gebruiksregels

21.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  1. a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. Opslag, herverpakking en/of verkoop van zowel consumentenvuurwerk alsook professioneel;
  4. d. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

21.2 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

22.2 milieuzone - intrekgebied

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

23.1 Verlenen van afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft/geven;
  2. b. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 60 meter.

Artikel 24 Algemene Procedureregels

24.1 Wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de wijziging besluiten.

Artikel 25 Overige Regels

25.1 Parkeren, laden en lossen

  1. a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's conform de normering uit de 'Nota Autoparkeren', vastgesteld op 17 december 2008, in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort en dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  2. b. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, welke aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. en b.:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  4. d. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder c. wordt niet verleend indien dat tot gevolg zou hebben dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

26.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1 met maximaal 10%.

26.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 26.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

26.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

26.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

26.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 26.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan

Voor het plangebied Hengelo Noord, Slangenbeek heeft de gemeenteraad op 20 maart 2007 een bestemmingsplan vastgesteld. Voorliggend plan is de actualisatie van het bestemmingsplan uit 2007.

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing Plangebied

De grens van het plangebied Hengelo Noord, Slangenbeek is op de afbeelding hieronder aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Beneluxlaan, Kalmarstraat, Topweg, Salamanderstraat, Vleermuisstraat, Deurningerstraat, Parelmoervlinder, Hageheld, Duizendpoot en Sprinkhaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0401_0001.png"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:

  • Hengelo Noord, vastgesteld op 20 maart 2007;
  • Kamerbewoning, vastgesteld op 6 juli 2010;
  • Broek Noord, Noordelijke rand en woonvelden, vastgesteld op 21 januari 2014.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Geschiedenis Van Het Gebied

Met de stadsuitbreiding ten noorden van de rijksweg A1 is gestart in de tweede helft van de zeventiger jaren. Zo is de Hasseler Es gebouwd rond de voormalige buurtschap Hasselo, welke is ontstaan op de zogenaamde oude ontginningen ten noorden van Hengelo.

Het gebied waarin de wijk Slangenbeek is gebouwd behoorde tot de zogenaamde nieuwe ontginningen. Bij het opstellen van de stedenbouwkundige plannen van zowel de Hasseler Es als de Slangenbeek is uitgegaan van de aanwezige landschappelijke elementen, zoals onder andere het bekensysteem, de bestaande wegen- en kavelstructuur en de karakteristieke boom- en houtwallen.

Als reactie op de eentonige naoorlogse wijken werd destijds gezocht naar meer variatie in de wijken waarbij de menselijke maat uitgangspunt moest worden. De opgave was het realiseren van herbergzame wijken, veilig, knus en gezellig. Pas in 1987 kreeg de gemeente Hengelo toestemming van de Raad van State om de wijk Hasseler Es uit te breiden met circa 900 woningen in het gebied Roershoek. In 1990 gaf de provincie aan, nadat de prognoses waren bijgesteld, dat er behoefte was om een nieuwe wijk te realiseren, met een omvang van ten minste 2000 woningen (Vossenbelt e.o.).

In de afgelopen jaren is in het noordelijk deel van het plangebied, ten westen van de Deurningerstraat, een nieuwe buurt, Het Broek herrezen. Het meest zuidelijk gelegen deel hiervan, Broek Zuid genaamd, is inmiddels gerealiseerd (met uitzondering van de kavel op de kop van het centraal gelegen groene gebied, De Strip).

Het noordelijk deel van Het Broek, Broek Noord, is ook reeds voor een groot deel gerealiseerd en voor het overige deel in aanbouw of in planvorming / ontwikkeling.

2.2 Ruimtelijke Karakteristiek

In de jaren '80 en '90 ontstond behoefte aan woonbuurten waar meer aandacht aan architectuur en stedenbouw werd geschonken. Bovendien werd in de opzet van deze wijken meer rekening gehouden met de reeds aanwezige landschappelijke kenmerken. Zo ontstonden de buurten Vossenbelt, Roershoek en Het Broek die voor een deel zijn gekoppeld aan de bestaande wegen en het bekensysteem.

De structuur van de wijk Slangenbeek is geënt op de rationele verkavelingsstructuur van het onderliggende landschap. De wijk is rijk vormgegeven in architectonische en stedenbouwkundige zin en heeft veel openbare ruimte, water en groen. De centrale voorzieningen zijn goed bereikbaar. Zeer waardevol zijn de aaneengesloten centrale open ruimtes in de wijk.

In de wijk is gestreefd naar een menging van de diverse woningcategorieën en woningtypen. Grote, met elkaar verbonden parkachtige ruimtes zijn de structuurdragers van de wijk. Deze ruimtes worden begrensd door woningen. De stijlen van de bebouwing zijn divers waarbij per buurtje de stedenbouwkundige opzet en architectuur verschillen. De eenheid in de wijk wordt voornamelijk gevormd door de stedenbouwkundige opzet van straten, pleinen en groene singels. Voornamelijk grondgebonden woningen, met op markante plekken appartementenblokken. De kavels zijn niet groot. De bewoners bakenen hun terrein af met stevige, soms hoge erfafscheidingen. Soms zijn deze mee ontworpen, vaak ook niet. De kwaliteit van de openbare ruimte wordt dan ook op enkele plaatsen geweld aangedaan door deze individueel gerealiseerde erfafscheidingen van geringe kwaliteit.

2.3 Verkeer En Infrastructuur

In het Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP) zijn de beleidsuitgangspunten voor de verkeersthema's (openbaar vervoer, auto, fiets, voetganger, hulpdiensten, parkeren en hoofdwegenstructuur) vastgelegd. Bij een eventuele actualisatie van het GVVP gelden uiteraard de meest recente uitgangspunten als leidraad.

Auto

Rondom het plangebied Slangenbeek liggen de gebiedsontsluitingswegen Beneluxlaan en Deurningerstraat. Vanaf deze wegen is het plangebied goed ontsloten en is er een goede aansluiting op het landelijke hoofdwegennet en de overige wijken van Hengelo. Naast de genoemde gebiedsontsluitingswegen zijn nagenoeg alle straten in het plangebied aangewezen als 30 km/uur-zone (verblijfsgebied). Uitzondering hierop is de Kopenhagenstraat waarop een maximumsnelheid geldt van 50 km/uur. Deze maakt namelijk onderdeel uit van de busroute door het plangebied.

Openbaar vervoer

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de Hoogwaardig Openbaar vervoer (HOV) doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. Het plangebied Slangenbeek is goed ontsloten per bus. Door het plangebied ligt grotendeels een vrijliggende busbaan. Hiermee zijn er vanuit het plangebied goede directe verbindingen met omliggende wijken, de binnenstad van Hengelo en het centraal station.

Fiets

Het plangebied Slangenbeek beschikt over een kwalitatief hoogwaardig fietsnetwerk bestaande uit een fijnmazig netwerk van vrijliggende fietspaden door de wijk. Binnen de verblijfsgebieden heeft de fiets op de belangrijkste fietsverbindingen voorrang op het autoverkeer. De belangrijkste fietsverbindingen zijn onder andere de Topweg, Roershoekpad en het Broekmedenpad. In het GVVP zijn deze verbindingen gedefinieerd als stadsfietsroutes.

Verkeersveiligheid

Alle verblijfsgebieden in het plangebied zijn ingericht als 30 km/uur zone. Zoals ook in andere delen van Hengelo wordt de verkeerssituatie rond de basisscholen tijdens het halen en brengen van de schoolkinderen, zowel door ouders als omwonenden, vaak als problematisch ervaren. Ten aanzien van deze problematiek is het beleid van de gemeente er vooral op gericht om in samenwerking met de scholen het autogebruik bij ouders te ontmoedigen en het fietsgebruik te stimuleren.

2.4 Wonen

De wijk Slangenbeek is één van de recentere uitbreidingswijken van Hengelo. Het merendeel van de woningvoorraad in de wijk Slangenbeek is in de jaren negentig gebouwd. De Roershoek is destijds als eerste ontwikkeld, gevolgd door de Vossenbelt.

Ruim 80% van de woningen is in particulier eigendom. De woningvoorraad bestaat grotendeels uit ruime eengezinswoningen vooral van het type vrijstaand en twee-onder-één-kap en in mindere mate uit rijwoningen en appartementen. De voorraad van de woningcorporatie bestaat overwegend uit rijwoningen en in mindere mate uit appartementen.

Het Broek vormt de laatste ontwikkeling van de wijk Slangenbeek. De eerste deelgebieden zijn inmiddels afgerond, maar deze buurt is nog volop in ontwikkeling. De gebieden binnen Het Broek die nog niet ontwikkeld zijn, worden buiten het voorliggende bestemmingsplan gelaten. De planologische inzichten ten aanzien van de ontwikkeling van dit gebied zijn gewijzigd (programma, functies). Om die reden is het één op één herbestemmen van de bouwmogelijkheden in dit gebied niet gewenst. Te zijner tijd zal een apart plan in procedure worden gebracht voor de resterende ontwikkellocaties in Het Broek.

Aan de Bronforelstraat bevindt zich nog een ontwikkellocatie van Welbions (Kop van de Strip). Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van laagbouw en een hoogteaccent (ter afronding van het blok). In het woningbouwprogramma is de ontwikkelingsruimte voor deze locatie teruggebracht van dertig naar tien woningen. Concreet betekent dit dat het hoogteaccent (vooralsnog) niet is opgenomen in het woningbouwprogramma. Welbions is momenteel bezig met planvorming rond deze locatie en gesprekken over de beoogde invulling lopen momenteel.

2.5 Winkels En Horeca

In de wijk Slangenbeek bevindt zich een wijkwinkelcentrum uit 2001. Dit wijkwinkelcentrum beschikt over voorzieningen die zijn afgestemd op de behoefte van de inwoners uit de wijk Slangenbeek. Het gaat hier om voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen. Er zijn twee supermarkten gevestigd. Daarnaast zijn winkels in levensmiddelen, persoonlijke verzorging en een reisbureau aanwezig. In het winkelcentrum is sprake van één daghorecavoorziening (een pizzeria). In het aangrenzende wijkgebouw is eveneens een daghorecavoorziening gevestigd (cafetaria).

Naast een wijkwinkelcentrum bevindt zich elders in de wijk ook een kleine voorzieningenstrip, waaronder ook detailhandel (fietsenwinkel). In de rest van de wijk bevinden zich geen solitaire winkel- of horecavoorzieningen.

2.6 Werken / Bedrijven

Binnen het plangebied zijn enkele kleinschalige bedrijfjes gevestigd, maar er zijn geen bedrijventerreinen aanwezig. Buiten de bedrijfjes is er dan ook nauwelijks bedrijvigheid in het plangebied te vinden.

2.7 Voorzieningen

2.7.1 Onderwijs

In het plangebied bevinden zich vier basisscholen; de Europaschool, de Telgenkamp, de Horizon en de Rank.

De Europaschool is een openbare basisschool en heeft in het schooljaar 2016-2017 168 leerlingen.

De Telgenkamp is de katholieke basisschool in het plangebied en heeft 550 leerlingen verspreid over twee locaties; de Luxemburgstraat en de Wezelstraat. Op de locatie aan de Wezelstraat zit ook basisschool De Horizon, dit is een school voor nieuwkomers in de leeftijd van 4 tot en met 13 jaar, die in Nederland onderwijs willen of moeten volgen.

De Rank tenslotte is een protestant-christelijke school en heeft 380 leerlingen.

De scholen in deze wijk krijgen volgens de meest recente prognose de komende jaren te maken met een leerlingendaling.

2.7.2 Gezondheidszorg

In het plangebied zijn tal van voorzieningen te vinden op het gebied van gezondheidszorg. Zoals huisartsen, tandartsen, een apotheek en medisch centrum.

2.7.3 Maatschappelijke voorzieningen en wijkorganen

In het plangebied is de wijkraad Slangenbeek actief. Daarnaast zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals het wijkcentrum Slangenbeek, een ontmoetingsruimte in 'de Bastion', scouting en dergelijke.

2.7.4 Religie en levensbeschouwing

In het gebied is geen kerk aanwezig.

2.8 Sport En Recreatie

In het plangebied zelf, dan wel in de direct aangrenzende omgeving, zijn op zich voldoende sportvoorzieningen (onder andere een sporthal) aanwezig. Voor de sportmogelijkheden kan men aansluiten bij de diverse sportverenigingen. De openbare ruimte als domein voor de meer recreatieve sporter wordt steeds belangrijker en past in de trend van het ongeorganiseerde en ongebonden sporten. Een adequate inrichting voor die sporter draagt rechtstreeks bij aan de participatie- en leefbaarheidsdoelstellingen van het algemene beleid van de gemeente Hengelo.

2.9 Groen- En Waterstructuur

Karakter van het gebied

De opbouw van de woonwijken ten noorden van de A1 is geënt op de verkavelingsstructuur van het onderliggende landschap. Veel oorspronkelijke elementen zijn in de woonomgeving ingepast. Oude bosjes en bomenrijen vormen nog altijd het landschappelijke decor van de woongebieden en brengen zo samenhang in de buurten. De beken, die van oost naar west stromen, vormen belangrijke structuurdragers.

Het groene karakter van de wijk Slangenbeek wordt gekenmerkt door parkachtige ruimtes en waterpartijen. Plassen en beken hebben op veel plekken flauwe oevers, waar oevervegetaties kans krijgen zich te ontwikkelen. Ook zijn vistrappen aangelegd. Om het water koel en vorstvrij te houden zijn plassen dieper gemaakt dan de vijvers-oude-stijl. De groene structuur in de wijk wordt versterkt door bomenrijen langs de woonstraten. Samen vormen ze een netwerk in het woongebied, die in de randen van de wijken overgaat in het agrarisch buitengebied.

De Hasselerbeek en de Hesbeek vloeien, komende vanuit het oosten, samen in de Broekvijver, om zich verder voort te zetten in de Slangenbeek. Deze beek slingert zich eerst door het Broekpark in de woonbuurt Het Broek. Het langgerekte park is mede als natuurspeelterrein ontworpen. Loodrecht op het natuurlijke Broekpark ligt een strak vormgegeven groenzone, de Strip. Broekpark en Strip vormen samen een groen kruis, met twee sferen en gebruiksvormen. Westelijk van de busbaan ligt de woonbuurt Vossenbelt.

Hier gaat de Slangenbeek over in de Vossenbeek. Belangrijk element in de wijk is het waterpark Vossenbelt met de (schier-)eilanden. De Vossenbeek verlaat de wijk bij de Beneluxlaan. Aan de overzijde, bij de Kristenbosweg, loopt de beek langs een natuurplas, die op de beek afwatert. Daarna buigt de beek naar het zuiden af naar het bedrijventerrein Westermaat.

Ten zuiden van de buurt Vossenbelt ligt de woonbuurt Roershoek. Tussen beide buurten ligt het groene park Slangenbeek, met een grote waterpartij. Ook door de buurt Roershoek lopen twee belangrijke groenzones van oost naar west. De ene zone loopt vanaf de Deurningerstraat via het Roershoekpad, de Topweg, de Larvikstraat-Stavangerstraat en de Kalmarstraat tot aan de Beneluxlaan. Dit is een route voor langzaam verkeer. Meer naar het zuiden loopt de beekzone van de Tijertsbeek, met kleine en grotere waterpartijen.

Groenplan en hoofdgroenstructuur

In april 2013 heeft de gemeenteraad het gemeentelijk Groenplan met bijbehorende 'kaart hoofdgroenstructuur' vastgesteld. De hoofdgroenstructuur is de ruggengraat van het groen in de stad en bestaat uit ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones. De hoofdgroenstructuur is belangrijk voor ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving en ontmoeting. Voor een gezonde groenstructuur is samenhang belangrijk, evenals voldoende omvang. Er moet continuïteit zijn in het beheer.

Het belang van de hoofdgroenstructuur is een gemeenschappelijk belang, dat individuele belangen overstijgt. De openbare ruimte is van en voor alle inwoners samen. Daarom is het belangrijk dat de hoofdstructuur niet versnipperd raakt, maar beheerd en onderhouden wordt met oog voor de functies die het openbaar groen vervult voor de stad en de wijken als geheel.

In de hoofdgroenstructuur worden in principe geen ingrepen gedaan die de groene functie (ecologisch en ruimtelijk) schaden. Ruimtelijke ingrepen in de hoofdgroenstructuur moeten nadrukkelijk worden afgewogen tegen het belang van groen. Nieuwe ontwikkelingen in de openbare ruimte worden waar mogelijk benut om de groene functie te versterken.

De groene gebieden en verbindingszones in Slangenbeek zorgen voor herkenbaarheid en oriëntatie, schaduw en verkoeling, biodiversiteit, schuil- en nestelgelegenheid voor vogels, vlinders, insecten en andere dieren, en ontspanning voor bewoners.

Relaties plangebied en omgeving

Het plangebied heeft, door de groene verbindingen en doorgaande waterlopen, relaties met het agrarische buitengebied. Dit is niet alleen van groot belang voor de ecologische verbindingen, maar ook voor de landschappelijke belevingswaarde. Aan de zuidwestzijde grenst het plangebied aan het natuur- en waterrijke Weusthagpark. Dit park vormt een waardevol uitloopgebied voor de wijkbewoners en heeft eveneens ecologische en ruimtelijke relaties met de wijk. Natuurlijke gebieden en zones vormen een samenhangend geheel; verbindingen worden waar mogelijk in stand gehouden en verder ontwikkeld.

2.10 Spelen

In de wijk Slangenbeek wonen relatief veel kinderen en jongeren. Van alle Hengeloërs is 23% jonger dan 19 jaar. In de wijk Slangenbeek is dit 31%. Goede speelmogelijkheden zijn daarom belangrijk. Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte, als formele speelruimte die is ingericht met speeltoestellen. De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen zijn beschreven in de gemeentelijke Kadernota Spelen 2016.

Speelbeleid

De gemeente stelt in de speelnota dat kinderen recht hebben op vrij spel. Spel is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen. Buiten spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van fysieke, creatieve en sociale vaardigheden van kinderen en jongeren.

Daarnaast zijn de speelplekken ook ontmoetingsplekken. Ouders, verzorgers, opa's en oma's ontmoeten elkaar rond de speelplek. De speelplek als ontmoetingsplek bevordert als zodanig de integratie tussen bevolkingsgroepen, tussen leeftijdsgroepen en tussen meer en minder validen. Een speelplek moet daarom aantrekkelijk, schoon, veilig en goed verzorgd zijn.

Formele speelruimte

De huidige verdeling van de formele speelruimte, in de vorm van ingerichte speelplekken, is voor heel Hengelo per wijk bepaald. Hengelo werkt met een spreidingskaart speelvoorzieningen. Op deze kaart staat aangegeven waar de speelplekken liggen, waar op termijn nieuwe plekken mogen komen en voor welke leeftijdsgroepen; zodanig dat een evenwichtige spreiding over de stad ontstaat. Bij de spreiding is gekeken naar de bevolkingsopbouw in de wijken. Afhankelijk van de grootte van de speelplek is een cirkel getrokken rond iedere plek, die het zogeheten verzorgingsgebied markeert.

De inrichting met speeltoestellen wordt voortdurend getoetst aan de eisen van veiligheid volgens het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen c.q. Reikwijdte WAS.

Formele speelruimte kan worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Groen' alsmede binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied'. In de wijk Slangenbeek zijn de formele speelplekken goed gespreid per buurt aangelegd.

Informele speelruimte

In de openbare ruimte mag in principe overal gespeeld worden, daar waar dat redelijkerwijs mogelijk is. In de speelnota wordt verwezen naar de zogenoemde NUSO-norm. Deze luidt als volgt: 3% van de totale oppervlakte van het voor wonen bestemde gebied is de norm voor de buitenspeelruimte. Het gaat daarbij om zowel de formele speelruimte (ingerichte speelplekken) als om informele speelruimte (openbaar toegankelijk gebied waar redelijkerwijs gespeeld kan worden).

Het plangebied kent, door het groene karakter, veel oppervlakte aan informele speelruimte. Deze wordt, evenals de formele speelruimte, gevonden binnen de bestemming 'Groen' en binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied'. Woonstraten met een 30 km-zone, voetpaden, stoepen en pleintjes zijn dan ook vaak geschikt als informele speelruimte.

2.11 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.

In het plangebied bevinden zich een waterleiding en een hoogspanningsleiding.

Hoofdstuk 3 Relevant Beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het Rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk to 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn dertien rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Nationaal Waterplan (2016 - 2021)

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 4.4).

3.1.3 Erfgoedwet (2016)

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat het geldend bestemmingsplan voor het plangebied wordt herzien. Nieuwe (niet) risicovolle ontwikkelingen worden niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

Intrekgebied

Een deel van het plangebied is gelegen in een intrekgebied, dat planologisch wordt beschermd vanuit de verordening. Binnen intrekgebieden kunnen nieuwe niet-risicovolle functies worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand-still principe. In het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek is het intrekgebied voorzien van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - intrekgebied'.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  1. 1. Versterking van de economische structuur;
  2. 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  3. 3. De sociale opgave;
  4. 4. Het landschap de stad in;
  5. 5. Ruimtelijke kwaliteit.

3.3.2 Woonvisie 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0112-0401_0008.png"

Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt doorgaans de bestaande situatie juridisch vastgelegd. Zeker in een bestaande woonomgeving, waar straten en woningen al lang geleden gerealiseerd zijn, is vaak geen sprake meer van echte ontwikkelruimte. De buurt of wijk is 'af' en wordt door de bewoners ook zo gezien.

Toch kan er sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Bedoeld, of onbedoeld. Bedoeld in het geval er bijvoorbeeld sprake is van een locatie waar op grond van het woningbouwprogramma nog woningbouw gewenst is. Onbedoeld in situaties waar er, bijvoorbeeld door sloop van een woning op een ruime kavel, meerdere woningen kunnen worden teruggebouwd.

Als er sprake is van ontwikkelmogelijkheden die nog niet gerealiseerd zijn dient te worden afgewogen in hoeverre die mogelijkheden nog wenselijk zijn. In algemene zin kan worden gesteld dat wanneer in een periode van tien jaar geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheden, het niet erg waarschijnlijk is dat er sprake is van een concrete behoefte.

Vanuit het woonbeleid van de gemeente is het zelfs ongewenst om dit soort 'verborgen' plancapaciteit te laten voortbestaan. De gemeenteraad heeft de woonvisie op 22 november 2016 vastgesteld als structuurvisie. Onderdeel van het woonbeleid is het 'Kwalitatief afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven'. Ook dit afwegingskader is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 november 2016 en heeft eveneens de status van structuurvisie.

Het afwegingskader geeft aan op welke wijze de gemeente omgaat met nieuwe woningbouwinitiatieven. De achtergrond is dat het aanbod aan (nieuwbouw)woningen in evenwicht moet zijn met de vraag (huishoudensontwikkeling).

Daarover is aangegeven dat ten tijde van het vaststellen van de woonvisie de ruimte om nieuwe initiatieven aan het woningbouwprogramma toe te voegen zeer beperkt is. Dit betekent dat de gemeente de komende jaren ruimte moet gaan vrijmaken. Door de komende jaren te snijden in het harde aanbod aan plannen dat niet tot ontwikkeling komt, of dat niet meer aansluit bij de markt gaat de gemeente deze ruimte creëren. De gemeente doet dit onder meer door (juridische) voorzienbaarheid te creëren en planologische mogelijkheden (bestemmingen) in te trekken.

In het kader van de actualisatieplannen is er om die reden voor gekozen om de bestaande situatie vast te leggen, ook voor wat betreft het aantal woningen, daarmee vervalt de mogelijkheid voor verdichting. Daarover staat het volgende in het afwegingskader:

Plannen voor transformatie en herstructurering van panden/gebieden gaan vóór plannen voor binnenstedelijke verdichting. De gemeente is terughoudend en selectief waar verdichting in de bestaande stad wordt toegestaan. Het bebouwen van lege plekken is geen doel op zich. Niet iedere locatie hoeft te worden ingevuld. Open plekken in de stad, onderbrekingen in linten, groene gebiedjes en openheid op achtererven/binnenterreinen kennen een eigen waarde. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een knelpunt, dit is ter beoordeling aan de gemeente.

Het laten vervallen van (onbenutte) ruimte voor verdichting past binnen het beleid van de gemeente. Daarmee is niet gezegd dat er helemaal geen sprake kan zijn van verdichting. Het verlenen van medewerking moet een bewuste keuze zijn, waaraan een goede ruimtelijke afweging ten grondslag hoort te liggen.

3.3.3 Nota Archeologie (2010)

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland vijftien jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.

Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van omgevingsvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar zich archeologische resten (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.2.

3.3.4 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018 Gemeente Hengelo' vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

3.3.5 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012

Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.

Beleid in het kort

Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.

Dagelijks winkelen

Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.

Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.

Recreatief winkelen

De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer (gaan) verblijven.

In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.

Doelgericht winkelen

Winkels voor gerichte non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.

Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er worden geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.

3.3.6 Nota vrijetijdseconomie Hengelo 2011-2021

De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.

3.3.7 GroenPlan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie en besproken met de externe groene partners. Een kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

3.3.8 Nota Snippergroen 2015

In 2013 heeft de gemeenteraad de Nota Snippergroen 2013 vastgesteld. Deze nota had tot doel om beleidsregels te bieden waarmee op een transparante wijze beoordeeld kan worden wat snippergroen is en of een strook gemeentelijk openbaar groen in aanmerking komt voor verkoop of het in gebruik geven (groenuitgifte). Dit gemeentelijke groen noemen we 'snippergroen'.

In 2014 heeft het college in het coalitieakkoord (2014-2018) bij het onderwerp 'snippergroen' het volgende gesteld. 'Een deel van de dossiers die hebben geleid tot enige onrust, gaat niet over het gebruik van snippergroen, maar over illegaal grondgebruik. Onze grondhouding is, dat we in die gevallen proberen een oplossing te vinden via bijvoorbeeld verkoop of verhuur'.

Op basis van deze wens van het college, is de Nota Snippergroen 2013 geactualiseerd; het nieuwe beleid betreft een versoepeling ten aanzien van de handhaving op illegaal grondgebruik. De versoepeling van het beleid biedt bewoners nu mogelijkheden om situaties die grenzen aan het eigen perceel, waarbij het gemeentelijk openbaar groen vóór de peildatum 11 maart 2013 illegaal in gebruik is genomen én nog niet is hersteld, te legaliseren.

De gekozen peildatum is het moment waarop er luchtfoto's zijn gemaakt van Hengelo ten tijde van de vaststelling van het Groenplan, de Hoofdgroenstructuur en de nota Snippergroen 2013. De luchtfoto's van 11 maart 2013 geven in veel situaties een duidelijk beeld van het gebruik van de grond om te beoordelen of al dan niet sprake is van illegaal grondgebruik.

In situaties waarbij het gemeentelijk openbaar groen in de hoofdgroenstructuur, grenzend aan het eigen perceel, vóór de peildatum illegaal in gebruik is genomen én nog niet is hersteld, kan het gebruik alleen worden gelegaliseerd middels een groenuitgifteovereenkomst. De bewoner houdt hiermee het gebruiksgenot van de grond. Door het stellen van voorwaarden in deze overeenkomst, blijft het groene karakter van het betreffende perceel (en de wijk) gewaarborgd. De bestaande illegale situaties in de hoofdgroenstructuur worden in principe dus niet verkocht. Verkoop is immers onomkeerbaar, en door verkoop ontstaan er meer mogelijkheden om schuttingen of bouwwerken te plaatsen. Hiermee is tegemoet gekomen aan de wensen van de Wijkraad Hasseler Es en externe groenpartners.

Illegale situaties die (opnieuw) zijn ontstaan ná de peildatum, komen niet in aanmerking voor legalisatie. Tegen recentere en toekomstige gevallen van illegaal grondgebruik (die na de 11 maart 2013 zijn ontstaan) zal dus handhavend worden opgetreden. Illegaal grondgebruik is en blijft immers ongewenst. Als bewoners geen gebruik willen maken van de mogelijkheid tot legalisatie, dan wordt de grond teruggenomen en opnieuw ingericht als openbaar groen. Dit geldt ook als de bewoner niet wil voldoen aan de groenuitgiftevoorwaarden.

In specifieke situaties kan het college besluiten om af te wijken van de werkwijze zoals is beschreven in de Nota Snippergroen 2015. Deze specifieke situaties zijn aangeduid als 'complexe situatie', om aan te geven dat het een bijzondere situatie betreft die om een eigen aanpak vraagt. In die gevallen waar een afwijking van het beleid nodig of wenselijk is, zal het college een separaat besluit nemen.

Op 30 september 2015 heeft de gemeenteraad de Nota Snippergroen 2015 vastgesteld.

Snippergroen in het plangebied

Inwoners kunnen bij de gemeente een schriftelijk verzoek indienen om een stukje snippergroen te kopen. Valt het verzoek binnen de voorwaarden dan ontvangt men een aanbieding. Zie ook de 'Nota Snippergroen 2015'.

Alle verkochte stukken snippergroen in het plangebied (akte gepasseerd bij de notaris) hebben de bestemming 'Wonen' gekregen.

3.3.9 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bijvoorbeeld in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe de volgende beleidsregels:

  1. 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  2. 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  3. 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd. Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
  4. 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;
  5. 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi’s en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI;
  6. 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken;
  7. 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is;
  8. 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot);
  9. 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag;
  10. 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.

3.3.10 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de veertien Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie-/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

  1. 1. Centraal station Hengelo;
  2. 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).

3.3.11 Nota Autoparkeren (2008-2012)

3.3.12 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

3.3.13 Uitvoeringsnota Fietsen (2003 - 2006)

3.3.14 Horecavisie Hengelo 2016

De nieuwe "Horecavisie Hengelo 2016" legt nog meer de nadruk op het versterken van de horeca in het centrum. In het centrum moeten de verschillende soorten horeca zich meer gaan clusteren waarbij rekening gehouden moet worden met conflicterende functies zoals wonen. Het college wil een exploitatievergunning invoeren die regels bevat voor het exploiteren van een horecabedrijf. Nieuwe horeca zal slechts in bijzondere gevallen worden toegestaan. Er zijn beperkte uitbreidingsmogelijkheden in het midden en hogere segment. Ook buiten het centrum zal alleen in bijzondere gevallen nieuwe horeca worden toegestaan.

3.3.15 Nota Economisch beleid (2003)

In november 2003 is de nota 'Economisch beleid' vastgesteld. Hierin worden strategische keuzes gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei.

Voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.

3.3.16 Kunst en cultuurvisie 2014 - 2020

In de Kunst en cultuurvisie 2014-2020 is aangegeven dat de missie voor de komende jaren als volgt luidt: Versterken van de culturele identiteit van Hengelo en zorgdragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur. Tevens stimuleren van het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo, zodat zij weten wat hun stad aan kunst en cultuur te bieden heeft, daarin geschoold kunnen worden en er volop aan kunnen deelnemen. Tevens kansen geven aan kunstenaars om in Hengelo te werken of hun werk te presenteren.

3.3.17 Prostitutiebeleid (2005)

Ter voorkoming van het telkens moeten maken van een individuele en integrale ruimtelijke beoordeling en ter bevordering van eenduidige besluitvorming, heeft het college in 2005 een ruimtelijk afwegingskader voor de vestiging van seksinrichtingen vastgesteld. In dit afwegingskader zijn criteria opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een nieuwe seksinrichting, respectievelijk de verplaatsing van bestaande seksinrichtingen. Deze criteria kunnen een rol spelen bij de vraag of een exploitatievergunning voor een seksinrichting geweigerd kan worden. Ook kunnen de criteria een rol spelen indien de gemeentelijke medewerking vereist is, in die gevallen waarin het bestemmingsplan de vestiging van een seksinrichting niet toestaat, in de vorm van een vrijstelling of een herziening van een bestemmingsplan. De ruimtelijke criteria kunnen ten slotte ook een rol spelen bij de wijze waarop bestaande seksinrichtingen in een bestemmingsplan worden bestemd.

De vestigingen van de huidige seksinrichtingen blijven weliswaar toegestaan, maar vallen onder het overgangsrecht. Dat betekent dat zodra de huidige exploitanten de exploitatie van die seksinrichting beëindigen, voortzetting daarvan niet meer mogelijk zal zijn, tenzij deze (op de nieuwe vestigingslocatie) voldoen aan de genoemde criteria.

In het plangebied Hengelo Noord, Slangenbeek is geen seksinrichting aanwezig.

3.3.18 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

3.3.19 Welstandsnota (2018)

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel), materiaal- / kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes) en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen / locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; één met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en één met het toetsingsniveau.

3.3.20 Kadernota Spelen 2016

De kadernota Spelen is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.

Het plangebied kent een redelijk tot goed aanbod aan speelmogelijkheden / speelvoorzieningen (zie ook paragraaf 2.10).

3.3.21 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidweringseis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

3.4 Conclusie

Het plan voldoet aan het voor het gebied geldende beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Voor onderhavig plan is op 7 augustus 2017 een digitale watertoets uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden.

De keur van het waterschap Vechtstromen is van toepassing op:

  • de Vossenbeldleiding / Vossenbeek (oppervlaktewaterlichaam 15-6);
  • waterpark Vossenbelt (oppervlaktewaterlichaam 15-6-0005);
  • de Hasselerbeek (oppervlaktewaterlichaam 15-6-1);
  • de Hesbeek (oppervlaktewaterlichaam 15-6-2);
  • de Slangenbeek (oppervlaktewaterlichaam 16-3);
  • de Tijertsbeek (oppervlaktewaterlichaam 15-6-4);
  • de vijver aan de Rabatstraat (oppervlaktewaterlichaam 15-6-4-3);
  • de Rouwenerbeek (oppervlaktewaterlichaam 16-3-0005).

De keur is als dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan opgenomen (met daarbij een aantal voorwaarden met betrekking tot het verlenen van een omgevingsvergunning, zodat de belangen van het waterschap afgewogen kunnen worden bij elke ingreep binnen de zone van de keur).

Algemeen

  • Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
  • Bij het stedenbouwkundig plan is water duidelijk het ordenend principe voor het plan. Water vormt daarmee een belangrijk aspect.
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.

Afvalwater

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.

Hemelwater

  • De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer.
  • De maximale hoeveelheid te lozen water wordt genormeerd in l/s/ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid in mm per tijdseenheid. Binnen het beheergebied van waterschap Vechtstromen is de geldende normering per regio verschillend vastgesteld.
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.
  • Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd.
  • Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur.
  • Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelgoot - straatgoot - wadi.
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft.
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal.
  • In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur.
  • Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de RWZI wordt geminimaliseerd.

Grondwater

  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
  • Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied.
  • De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.

Oppervlaktewater

  • Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen leidend.
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.

4.2 Natuurwetgeving

Wet Natuurbescherming

Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet Natuurbescherming (WNb). Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bevoegdheid is geheel bij de betreffende provincie of Omgevingsdienst komen te liggen. De Wet Natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en hun leefgebieden, en de bescherming van houtopstanden.

Bescherming van Natura 2000-gebieden

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer is gelegen op ongeveer twee kilometer afstand van het plangebied. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Voor alle gebieden gelden instandhoudingsdoelstellingen. De kern van de bescherming is dat deze instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar mogen worden gebracht.

Bescherming van soorten

In hoofdstuk 3 van de Wet Natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij om het waarborgen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Wanneer dat het geval is moeten tijdig passende compenserende of mitigerende maatregelen worden getroffen, of dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen. Wanneer door maatregelen en/of eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor mogelijk aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen, moet een omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming' of een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen worden aangevraagd bij het daartoe bevoegde gezag.

De bescherming van soorten gaat uit van de intrinsieke waarde van alle in het wild voorkomende dieren en planten. Daarom is in artikel 1.11 van de wet zorgplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving en voor Natura 2000-gebieden. Dat betekent dat iedereen naar redelijkheid nadelige effecten moet voorkomen, beperken of ongedaan dient te maken, in die volgorde.

Conclusie

Aangezien het plangebied een beheersmatig karakter kent, worden negatieve effecten op beschermde plant- en diersoorten en de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden niet verwacht.

4.3 Archeologie En Cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie; beleid

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden in het plangebied.

Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Op de "Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen" van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is in paragraaf 4.3.2.1 weergegeven. In februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld (zie paragraaf 3.3.3).

4.3.2 Archeologie; het plangebied

4.3.3 Cultuurhistorie; beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappelijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen om antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.4 Cultuurhistorie; het plangebied

4.4 Milieu

Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd (zie bijlage 1 Standaard Milieuaspectenstudie bij de toelichting) en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, lucht en geluid. De samenvattende conclusie volgt hierna.

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Om te voorkomen dat knelpunten ontstaan tussen bedrijvigheid en gevoelige functies (zoals wonen), moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden. In de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering worden voor een groot aantal activiteiten zoneringsafstanden geadviseerd. Deze VNG-uitgave wordt algemeen geaccepteerd als richtlijn voor de aan te houden afstanden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat milieuzonering niet is bedoeld voor het beoordelen van bestaande situaties waarbij gevestigde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies op minder dan de richtafstand van elkaar staan. Aan de hand van deze richtlijn zijn de bedrijfsactiviteiten in- en rondom het plangebied geïnventariseerd.

In het plangebied Hengelo Noord, Slangenbeek bevindt zich één bedrijf dat zwaarder is dan de hier over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1 of 2. Dit bedrijf is nader beoordeeld en levert geen knelpunt op.

Verder is de situatie met betrekking tot kinderdagcentrum De Toermalijn nader beschouwd. In de directe nabijheid van de Toermalijn is een woning gelegen. Dit is een op grond van het thans geldende bestemmingsplan bestaande legale situatie. Bestaand legaal gebruik dient in beginsel overeenkomstig dat gebruik worden bestemd, tenzij dit een planregeling met zich brengt die vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dermate onaanvaardbaar is dat de betreffende bestemmingen niet kunnen blijven voortbestaan. De bestaande situatie is nader in ogenschouw genomen, mede naar aanleiding van klachten van de eigenaren van de woning.

Voor De Toermalijn (die op grond van de actuele versie van de VNG-uitgave valt onder milieubelastingcategorie 2) zou een richtafstand gelden van 30 meter voor het aspect geluid. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan. Dat betekent echter niet dat in dit geval sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening die niet bestemd kan worden conform de huidige situatie.

Als uitkomst van een mediationtraject is op de erfgrens tussen de Toermalijn en de woning, door de Toermalijn een kapschuur/geluidscherm gebouwd. Om de akoestische effecten van dit geluidscherm te beoordelen is, door Alcedo bv, een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Kinderdagcentrum De Toermalijn, Akoestisch onderzoek naar het effect van de gerealiseerde afscherming, rapportnr. 20165552.R01,V01, d.d. 31 mei 2016). Uit het onderzoek blijkt dat de huidige situatie met geluidscherm niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Uit het onderzoek blijkt dat de situatie voor de naastgelegen woning akoestisch gezien aanzienlijk gunstiger is dan de fictieve situatie waarin de woning zich op 30 meter afstand van de terreingrens zou bevinden. In paragraaf 2.2 van de milieuaspectenstudie onder de kop “Kinderdagcentrum De Toermalijn” wordt onderbouwd dat op grond van het onderzoek ook kan worden geconcludeerd dat de akoestische gevolgen voor de woning aanvaardbaar zijn. In de huidige situatie met geluidscherm is dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening. Middels een voorwaardelijke verplichting (instandhoudingsverplichting) in de regels wordt de aanwezigheid van een geluidscherm gewaarborgd.

Buiten het plan Hengelo Noord, Slangenbeek is een aantal bedrijven aanwezig met een richtafstand die zich uitstrekt tot over woningen binnen het plangebied. In het kader van deze milieuaspectenstudie is onderzocht of rond deze bedrijven sprake is van een knelpunt. Dit is niet het geval. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat een bedrijf inpasbaar is en de te stellen milieueisen geen knelpunt vormen. Indien niet aan deze gewenste zoneringsafstand wordt voldaan en het betreft een categorie 3 bedrijf of zwaarder, is de milieusituatie rond het betreffende bedrijf nader beschreven. Géén van de onderzochte bedrijven heeft dusdanige milieueffecten dat daarmee in het kader van het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek specifiek rekening gehouden moet worden.

Bedrijventerreinwoning

Op twee percelen gelegen aan de Topweg (nr. 38 en nr. 42) en op een perceel gelegen aan de Berlijnstraat 22 bevinden zich (voormalige) bedrijfswoningen die als “gewone” woning in gebruik zijn. Voor zover bekend zijn er geen klachten en kunnen de woningen worden beschouwd als goed ingepast en is er, gelet op de aard van de omgeving, sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarom is er voor gekozen om de categorie “bedrijventerreinwoning” op te nemen.

Deze categorie is als volgt gedefinieerd: “Een woning niet behorend bij een inrichting, maar die qua bescherming tegen geluidhinder wordt gelijkgesteld met een bedrijfswoning”. Door deze aanduiding is er geen onderscheid met bedrijfswoningen en vormen de woningen voor omliggende bedrijven of voor het bedrijf waar de woning voorheen bij hoorde geen extra belemmering.

4.4.2 Bodem

Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Omdat binnen het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, is een bodemonderzoek niet noodzakelijk.

4.4.3 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld. Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.

Wegverkeerslawaai

Langs wegen gelden wettelijke zones. De omvang van de zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijbanen. Indien het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zone van de weg te realiseren dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidbelasting vanwege de weg.

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek is een conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zones van wegen mogelijk gemaakt. Het aspect wegverkeerslawaai is daarom niet van belang.

Railverkeerslawaai

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek ligt niet binnen het invloedsgebied van spoorlijnen. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.

Industrielawaai

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen geluidgezoneerde industrieterreinen. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.

Luchtvaartlawaai

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek valt niet binnen de wettelijke geluidzone van het vliegveld Twente Airport. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

4.4.4 Externe veiligheid

Risicovolle bedrijven

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of geprojecteerd die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Ook zijn in de nabijheid van het plangebied geen Bevi-bedrijven aanwezig met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van spoortrajecten waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Ook ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van wegen die zijn aangewezen voor het transport van routeplichtige stoffen.

Nabij het plangebied is een binnenstedelijke weg aanwezig waarover gevaarlijke stoffen getransporteerd kunnen worden. De weg vormt geen aanvoerroute voor bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden verwerkt en is niet aangewezen als route waarover routeplichtige stoffen vervoerd mogen worden. Gelet hierop kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid voor deze weg niet relevant is.

Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen

Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig die van invloed zijn op het plangebied.

Hoogspanningsleidingen

Aan de westzijde en noordwestzijde van het plangebied ligt een ondergrondse hoogspanningsleiding. Deze leiding ligt grotendeels buiten het plangebied, maar ligt voor een klein deel ook in het plangebied. Voor deze leiding geldt een belemmerde strook van 5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. Binnen deze strook liggen geen gevoelige objecten.

4.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor dit plan.

4.4.6 Milieueffectrapportage

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaand aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een MER-rapportage gemaakt moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. In het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Een MER-beoordeling is daarom niet noodzakelijk.

4.4.7 (Radar)Obstakel- en verstoringsgebieden en hoogtebeperkingen in verband met de vliegveiligheid

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente. Omdat binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die van invloed zijn op de ongestoorde werking van de radar, vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.

4.5 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek is een actualisatieplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden.

Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

Als basis voor het bestemmingsplan dienen de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Hengelo Noord uit 2007. Geconstateerde omissies zijn in het voorliggende plan aangepast. Voor een aantal locaties waar sinds 2007 een procedure voor een bepaalde ontwikkeling is gevoerd, vormt de gevoerde procedure de basis voor de regeling. Daarnaast zijn de regelingen, voor zover noodzakelijk, aangepast aan de nieuwe vereisten die onder andere sinds de digitale verplichting voor bestemmingsplannen gelden.

5.2 Het Digitale Bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.4 Handhaving Van Het Plan

5.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  1. 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  1. 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Retrospectieve Toets

5.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

5.5.2 Plangebied

Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt.

De gevallen waarin de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan worden in dit bestemmingsplan positief bestemd, omdat de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch aanvaardbaar is.

De wijzigingen specifiek per adres zijn opgenomen in bijlage 4.

5.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure

5.6.1 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Hengelo Noord, Slangenbeek' heeft in het kader van de inspraak van 28 november 2018 tot en met 8 januari 2019 ter inzage gelegen in het stadskantoor. Daarnaast kon men de stukken raadplegen op internet. Op dinsdag 27 november 2018 heeft een inloopavond plaatsgevonden in het Wijkcentrum Slangenbeek. Tijdens deze inloopavond kon men het voorontwerp bestemmingsplan bekijken, vragen stellen en opmerkingen maken. Deze avond is bezocht door circa veertig personen.

Binnen de termijn zijn vijf inspraakreacties ingediend. Deze inspraakreacties zijn samengevat en van een reactie voorzien in het 'Verslag inspraak en vooroverleg - Voorontwerp bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek'.

5.6.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden.

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Hengelo Noord, Slangenbeek' is in het kader van het overleg als
bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan onder andere het waterschap, de Provincie Overijssel, de Gasunie, Vitens, Het Oversticht en de Natuur- en Milieuraad
Hengelo. Dit concept gaf voor het Ministerie van Defensie, Rijkswaterstaat en de provincie geen aanleiding tot het indienen van een zienswijze, het maken van opmerkingen of anderszins te reageren.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat deze instanties instemmen met het plan.

5.6.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek heeft van 4 september tot en met 15 oktober 2019 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn twee schriftelijke zienswijzen ingediend. In de 'Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek', die als bijlage 5 bij de toelichting is gevoegd, zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord.

5.6.4 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  1. 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  2. 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Functies En Waterwinning

Harmoniërende functies

Hieronder worden functies verstaan die goed samengaan met de drinkwaterwinning. Daarbij kan gedacht worden aan:

  • extensieve land- en tuinbouw, waaronder beheerslandbouw en biologische land- en tuinbouw;
  • extensieve recreatie;
  • landschaps-, natuur- en bosbouw;
  • nieuwe landgoederen en buitenplaatsen.


Grote en grootschalige risicovolle functies

Hieronder worden verstaan grote vormen van:

  • (dag- en verblijfs)recreatie;
  • woningbouw (minimaal 10 woningen);
  • stedenbouw (winkelcentra, bedrijven voor horeca, handel en dienstverlening);
  • autowegen (inclusief parkeerterreinen, transferia), spoorwegen (inclusief emplacementen) en waterwegen (inclusief havens);
  • bedrijventerreinen;
  • buisleidingen voor gas, olie(producten) of chemicaliën;
  • nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallaties en diepteontgrondingen.

Bijlage 1 Standaard Milieuaspectenstudie

Bijlage 1 Standaard Milieuaspectenstudie

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Afscherming Toermalijn

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek afscherming Toermalijn

Bijlage 3 Advies Brandweer Twente D.d. 31 Augustus 2017

Bijlage 3 Advies Brandweer Twente d.d. 31 augustus 2017

Bijlage 4 Retrospectieve Toets

Bijlage 4 Retrospectieve toets

Bijlage 5 Nota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek

Bijlage 5 Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Hengelo Noord, Slangenbeek