KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waterstaat - Keur
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ruimtelijke Karakteristiek
2.2 Verkeer En Infrastructuur
2.3 Wonen
2.4 Water
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plan
3.1 Ruimtelijke Karakteristiek En Suggesties Beeldkwaliteit
3.2 Zonnestudie
3.3 Verkeer En Infrastructuur
3.4 Wonen
3.5 Water
3.6 Groen
3.7 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Relevant Beleid
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.4 Conclusie
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Watertoets
5.2 Flora En Fauna
5.3 Archeologie En Cultuurhistorie
5.4 Milieu
5.5 Integrale Veiligheid
5.6 Duurzaam Bouwen
5.7 Beheer
5.8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan
6.1 Het Digitale Bestemmingsplan
6.2 Planopzet
6.3 Handhaving Van Het Plan
6.4 Retrospectieve Toets
6.5 Inspraak, Vooroverleg, Zienswijzen En Verder Verloop Van De Procedure
Bijlage 1 Bodemonderzoek Heemafterrein
Bijlage 1 Suggesties Beeldkwaliteit
Bijlage 2 Zonnestudie
Bijlage 3 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 4 Aanvullend Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Vooronderzoek
Bijlage 6 Advies Rce
Bijlage 7 Gebiedsanalyse
Bijlage 8 Bodemonderzoek Heemafterrein
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Heemafterrein
Bijlage 10 Vormvrije Mer Beoordeling En Milieuaspectenstudie
Bijlage 11 Stikstofberekening Heemafterrein
Bijlage 12 Nota Beantwoording Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken Omgeving Heemafterrein-bornsestraat

Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein-Bornsestraat

Bestemmingsplan - Gemeente Hengelo

Vastgesteld op 16-04-2025 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP0147-0302 van de gemeente Hengelo;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze van verbeelding verstaan;

1.4 aan-huis-verbonden-beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie -, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is

1.5 aanbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.9 afwijken

het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.10 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.11 archeologisch deskundige

de regionaal (beleid)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage

een op de verbeelding aangegeven percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.15 bedrijfsmatige kamerverhuur

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbendende personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige wooneenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.

Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;

1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.17 bestaand

  1. 1. bij bouwwerken:

bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  1. 2. bij gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.28 bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;

1.29 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.30 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, landschapselement of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, landschapselement of dat gebied heeft gemaakt;

1.31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.32 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.33 dakopbouw

een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, fotostudio's, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.36 educatief medegebruik

een educatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;

1.37 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.38 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.39 erker

een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.42 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.43 geluidsbelasting in dB

de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

1.44 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;

1.45 geschakelde woning

woning welke met een andere woning verbonden is door middel van een bijbehorend bouwwerk;

1.46 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.47 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;

1.48 het slopen van een bouwwerk

het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.49 het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.50 het verharden van gronden

onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

1.51 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.52 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;

1.53 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.54 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen;

1.55 internethandel en/of telefonische colportage

detailhandel waarbij de verkoop via internet en/of telefonische colportage plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop;

1.56 kamerverhuur/kamerbewoning

bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden, zoals in de vorm van één of meerdere kamers;

1.57 kamerverhuurbedrijf

een persoon of personen, handelend onder eigen naam of handelsnaam, of een rechtspersoon, die bemiddeling verleent/verlenen bij het verkrijgen van woonruimte in de vorm van één of meerdere kamers;

1.58 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.59 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.60 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.61 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.62 onzelfstandige wooneenheid

een woonvorm van één of meerdere kamer(s) in een woning waar sprake is van een noodzakelijk gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;

1.63 overbouwing

een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het peil of gebouwd is op palen;

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0147-0302_0013.png"

1.64 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.65 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.66 permanente bewoning

gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;

1.67 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.68 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.69 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en die derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.70 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en dergelijke;

1.71 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 uitbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.73 voorgevel

voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;

1.74 voorgevelrooilijn

de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;

1.75 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.76 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

1.77 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.78 vuurwerkbedrijven

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.79 wegas

het midden van de weg, gevormd door belijning die de scheiding tussen twee rijstroken in dezelfde richting aangeeft;

1.80 wooneenheid/woning

(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden;

1.81 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.82 woonhuis voor verzorgd wonen

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet (geheel) zelfstandig kunnen wonen en daarin geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven met de hierbij behorende gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 algemeen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, zonnepanelen die maximaal 0,50 meter boven een plat dakvlak uitsteken, dakgoten, dakranden en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de diepte van een hoofdgebouw

vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.8 de hoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.9 de inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;

2.12 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor (bouwwerken ten behoeve van):

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met tevens ondergeschikt:

  1. d. parkeervoorzieningen
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  4. g. bruggen en overkluizingen;
  5. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (bouwwerken ten behoeve van):

  1. a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend voor aan-/uitbouwen en bijgebouwen gelegen voor de voorgevel;

met tevens ondergeschikt:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. verhardingen;
  3. e. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  4. f. watergangen en waterpartijen;
  5. g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  6. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  2. j. bouwwerken , geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Waterstaat - Keur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Keur aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud van de naastgelegen watergang.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 5.2.2 en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits;

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop, en;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de watergang.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 5.4 voor het toestaan van de opslag van goederen mits dit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  1. a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

7.2 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Verlenen van afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. b. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  4. d. de in de regels opgenomen maximum bebouwingspercentages te verhogen met maximaal 5 % van de opgenomen percentages;
  5. e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m2 bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Algemene wijzigingsbevoegheid

Burgemeester en wethouders kunnen krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van;

  1. a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  2. b. de lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  3. c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

9.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 9.1 is het bepaalde in artikel 10.3 van toepassing.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

10.1 Nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.

10.2 Uitwerking

Op de voorbereiding van een besluit tot uitwerking van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.

10.3 Wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Parkeren, laden en lossen

  1. a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's conform de normering uit de "nota autoparkeren" vastgesteld op 17 december 2008, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  2. b. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, welke aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  3. c. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  4. d. een omgevingsvergunning als bedoeld onder c wordt niet verleend indien dat tot gevolg zou hebben dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan

Op 22 november 2016 heeft de gemeenteraad de woonvisie vastgesteld. De woonvisie is vastgesteld als structuurvisie in de zin van Wro en vormt daarmee een zeer belangrijk beleidskader ten behoeve van het planologisch-juridisch instrumentarium, waaronder bestemmingsplannen. Ook voor partijen in de stad geeft de status van structuurvisie richting aan de ontwikkelingsrichting die de gemeente wenst.

Bij de woonvisie hoort een woningbouwprogramma. Het woningbouwprogramma heeft als doel grip te krijgen op de planvoorraad en locaties waar woningbouw plaats vindt. Met de provincie zijn afspraken gemaakt over de omvang van de planvoorraad in relatie tot de te verwachten huishoudensontwikkeling. Deze moeten met elkaar in balans zijn.

In Hengelo was sprake van een situatie waarin er sprake was van overprogrammering. Er lag –en ligt- een nadrukkelijke opgave om plancapaciteit terug te brengen. Gemeenten waar sprake is van overprogrammering worden geacht in drie jaar tijd de plancapaciteit te reduceren.

Op veel plekken in Hengelo is de plancapaciteit teruggebracht. Vaak in samenspraak met ontwikkelende partijen, soms ook door inzet van het ruimtelijk instrumentarium.

De gemeente heeft de afgelopen jaren nadrukkelijk ingezet op de ontwikkeling van haar prioritaire gebieden binnenstad en Hart van Zuid. In de binnenstad gaat het om de opgave om te komen tot een aantrekkelijk centrum, waarbij wordt ingezet op een compact winkelhart, het tegen gaan van (winkel) leegstand en het toevoegen van aantrekkelijke woonmilieus. Voor Hart van Zuid gaat het om de volgende fase in de gebiedsontwikkeling, die moet leiden tot een levendig stadsdeel. De transformatie van industrieterrein naar (overwegend) woongebied vormt hier de voornaamste opgave. In de zomer van 2019 zijn hierover aanvullende bestuurlijke afspraken gemaakt met de provincie. Onderdeel van deze afspraken is dat wij blijven sturen op het programma elders in de stad. Dat betekent bijvoorbeeld dat we erg terughoudend zijn in het toevoegen van appartementen programma buiten de prioritaire gebieden, maar ook dat we bestaande mogelijkheden heroverwegen.

Voor het plangebied waar nu een bestemmingsplan wordt gemaakt is in april 2020 een voorbereidingsbesluit genomen. Aanleiding voor het nemen van het voorbereidingsbesluit was dat een aanvraag omgevingsvergunning werd voorbereid voor herontwikkeling van het Heemafterrein. De beoogde ontwikkeling week sterk af van het vastgestelde woningbouwprogramma. Om dit te voorkomen is een voorbereidingsbesluit genomen. Inmiddels is in overleg met de ontwikkelaar tot een invulling van het gebied gekomen die passend wordt geacht binnen de ruimtelijke kaders. In het geldende bestemmingsplan waren geen woningaantallen opgenomen. In voorliggende plan is het aantal woningen gemaximaliseerd. Het voorliggende plan staat alleen wonen toe. De in het geldende plan zittende mogelijkheden voor ondermeer horeca, dienstverlening, kantoren en bedrijvigheid zijn vervallen. Het plan biedt de mogelijkheid een appartementengebouw met maximaal 72 appartementen en 22 grondgebonden woningen te realiseren.

Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing Plangebied

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat is op de afbeelding 1 aangegeven met blauwe bolletjes. Deze grens wordt globaal gevormd door De Bornsestraat (ten oosten), het Heim (ten noorden), de begraafplaats (ten noorden en westen), de vijver met het Huys Hengelo (ten westen), kantoorgebouw Plegt Vos (ten zuiden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0147-0302_0001.jpg"

afbeelding 1: begrenzing plangebied (begrensd door blauwe bolletjes)

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan:

Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 1)

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0147-0302_0002.jpg"

Afbeelding 2: vigerend bestemmingsplan (binnen blauwe bolletjesgrens)

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Ruimtelijke Karakteristiek

De bouw van Thiemsland is begonnen eind jaren '90, begin 2000. De buurt is gebouwd op het voormalige industrieterrein van Heemaf: de NV Hengelosche Electrische Mechanische Apparaten Fabriek. De woonwijk grenst aan het stadscentrum en kenmerkt zich door een stedelijke woonomgeving. Het industriële verkaveling patroon van het voormalige industrieterrein is nog zichtbaar in de huidige stedenbouwkundige verkaveling. In de buurt zijn nog maar weinig elementen uit de vooroorlogse periode te vinden. Alleen de kantoren en de Algemene Begraafplaats langs de Bornsestraat stammen uit die tijd. Het zuidelijk deel dat grenst aan het stadscentrum heeft een relatief hoge woningdichtheid. Hier staan meerdere grote appartementencomplexen. In het noordelijk deel bevinden zich moderne rijtjeswoningen. De buurt kent verschillende bouwhoogten, variërend van 3 bouwlagen in het noordelijk deel tot 5 à 9 bouwlagen in het zuidelijke gedeelte. Bijna alle gebouwen in Thiemsland hebben platte daken, ook de rijtjeswoningen (m.u.v. de 2-onder-1 kapwoningen) in het noordelijk deel. Sommige huizen hebben een kleine voortuin zonder uniforme erfscheiding zoals een bakstenen muur of metalen hek. In de wijk komen geen aanbouwen aan de bebouwing voor. In de bebouwing is gebruik gemaakt van diverse bouwmaterialen en verschillende kleuren. De samenhang van de openbare ruimte is groot.

2.2 Verkeer En Infrastructuur

De buurt Thiemsland is gelegen nabij de binnenstad van Hengelo. Thiemsland wordt omringd door de hoofdwegen Bornsestraat, Deldenerstraat en de Bankastraat. Dit zijn ontsluitingswegen welke een directe verbinding hebben met de stroomwegen A1 en A35. De straten in de buurt zelf zijn erftoegangswegen. Het plangebied is bereikbaar vanaf de Bornsestraat via Sherwood Rangers. Voor de aansluiting Sherwood Rangers geldt het principe rechts in - rechts uit. Dit betekent dat de Sherwood Rangers alleen ingereden mag worden rechtsaf vanaf de Bornsestraat en bij het uitrijden van Sherwood Rangers mag alleen rechtsaf geslagen worden naar de kruising Bornsestraat - Deldenerstraat. Aangezien het gebied omringd wordt door meerdere ontsluitingswegen is de bereikbaarheid goed te noemen. Aan de Sherwood Rangers liggen in de huidige situatie diverse wooncomplexen en kantoren waar het parkeren op eigen terrein plaatsvindt. Ook is er in de huidige situatie een openbaar parkeerterrein aanwezig met een capaciteit van ongeveer 150 parkeerplaatsen die onderdeel uitmaakt van het betaald parkeergebied. Dit betreft een tijdelijke invulling.

Het plangebied is per openbaar vervoer uitstekend bereikbaar. Bushaltes zijn op korte loopafstand aanwezig op de Bornsestraat, Deldenerstraat en Oldenzaalsestraat waar meerdere buslijnen halteren. Het treinstation Hengelo ligt slechts op 1 km afstand van het plangebied.

2.3 Wonen

Op dit moment staan er geen woningen in het plangebied.

2.4 Water

Grenzend aan het plangebied ligt de Thiemslandvijver. Deze vijver bergt het hemelwater van het woongebied “Thiemsland”. Het teveel aan water wordt vertraagd afgevoerd naar de in de onmiddellijke nabijheid gelegen Drienerbeek.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plan

3.1 Ruimtelijke Karakteristiek En Suggesties Beeldkwaliteit

3.1.1 Ruimtelijke karakteristiek

Vroeger bestond Heemaf uit een formele straatwand met daarachter de fabrieksgebouwen. Deze straatwand wordt in de nieuwe situatie weer teruggebracht. Op het achter-terrein bevindt zich nu de vijver met daarin de contouren van Huys Hengelo. Rondom deze vijver zijn grote woongebouwen gesitueerd die in het groen staan en met uitzicht op de vijver. De oevers van de vijver zijn openbaar gebied en daarmee vrij toegankelijk. Alleen ter plaatse van de begraafplaats wordt de rondgang doorbroken. In de nieuwe situatie wordt aan de waterzijde een rij woningen toegevoegd. Die worden op een verhoging gebouwd zodat er vanaf de terrassen, die zich aan de achterzijde bevinden, uitzicht is over de vijver. Tussen deze woningen en de vijver bevindt zich het openbare wandelpad. Dit pad eindigt nabij de voet van de woontoren die tussen het Heim en de Begraafplaats wordt opgericht. De woontoren wordt dusdanig gepositioneerd zodat de bomen rondom de Begraafplaats zoveel mogelijk behouden kunnen blijven. Vanaf de Bornsestraat is langs het Heim een doorzicht naar de voet van de woontoren en het wandelpad. De woontoren wordt alzijdig ontworpen en zal géén gesloten gevels bevatten. Tussen de rij woonhuizen aan de vijverzijde en die aan de Bornsestraat bevindt zich een brede strook. Hierin worden parkeerplaatsen aangelegd die met hagen worden omgeven en voorzien van bomen. Ook nabij de woontoren worden parkeerplaatsen ingericht. Het gebied tussen 'de Locomotief' en het Heim krijgt een invulling die in hoogte passend is bij de naast- en omliggende bebouwing. De woontoren is een hoogte-accent en legt de ruimtelijke relatie met de andere woongebouwen die om, aan of deels boven de vijver zijn gebouwd.

3.1.2 Suggesties beeldkwaliteit

In overleg met de ontwikkelaar zijn ontwikkelcriteria en randvoorwaarden gemaakt die zijn vastgelegd in het document "SUGGESTIES VOOR BEELDKWALITEIT afgesproken ontwikkelcriteria en randvoorwaarden HEEMAF locatie". De ontwikkelaar kan zich kan vinden in deze ontwikkelcriteria en randvoorwaarden en zal daar bij de ontwikkeling van het plangebied rekening mee houden. Het document "SUGGESTIES VOOR BEELDKWALITEIT afgesproken ontwikkelcriteria en randvoorwaarden HEEMAF locatie" is als Bijlage 1 Suggesties Beeldkwaliteit bij de toelichting gevoegd. Zoals de titel van het document al zegt gaat het om suggesties. Het gaat niet om afdwingbare criteria en randvoorwaarden.

3.2 Zonnestudie

Om te kunnen beoordelen of er een onacceptabele schaduwwerking uitgaat van de bebouwingsmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, is een zonnestudie uitgevoerd. Deze zonnestudie is als Bijlage 2 Zonnestudie toegevoegd aan het bestemmingsplan. In deze zonnestudie zijn meerdere schaduwdiagrammen opgenomen. Voor een correct beeld over het gehele jaar, zijn de vier verschillende jaargetijden opgenomen. De getoonde dagen zijn 21 maart, 21 juni, 21 september en 21 december. Op alle dagen zijn vier momenten getoond: een half uur na zonsopgang, 12:00 uur, 15:00 uur en een half uur voor zonsondergang. Hiermee worden niet alleen alle verschillende jaargetijden, maar ook voldoende verschillende momenten op een dag getoond.

Uit de diagrammen kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • De schaduw die wordt veroorzaakt door de twee blokken met grondgebonden woningen leidt vrijwel nergens tot een toename van schaduw bij bestaande bebouwing in de directe omgeving van het plangebied. Alleen het pand Bornsestraat 7-11 ondervindt enige toename van schaduw. Deze is echter zeer gering.
  • De schaduw die wordt veroorzaakt door de woontoren van 40 meter leidt incidenteel tot een toevoeging van de hoeveelheid schaduw op bestaande bebouwing in de directe omgeving van het plangebied. De schaduw beperkt zich tot slechts een gedeelte van de dag en geldt slechts voor enkele gebouwen in de directe omgeving.
  • Voor de Paladijn (het woongebouw ten westen van de geplande woontoren) geldt dat op 21 maart en op 21 september alleen kort na zonsopkomst enige schaduwwerking ontstaat. Op beide dagen is om 12:00 uur de schaduw al volledig verdwenen, waaruit kan worden afgeleid dat aan het begin van de lente en de herfst de schaduwwerking zich beperkt tot slechts een (klein) gedeelte van de dag. In de andere diagrammen (begin van de zomer en begin van de winter) is helemaal geen sprake van schaduwwerking op de Paladijn. Het schaduwdiagram van 21 december toont bovendien heel duidelijk aan dat de positie van de zon rond 9 uur 's ochtends er al voor zorgt dat de Paladijn geen hinder kan ondervinden van de woontoren voor wat betreft schaduwwerking.
  • Voor de gebouwen aan de Bornsestraat ten noorden van het plangebied geldt dat er beperkt sprake is van schaduwwerking als gevolg van de geplande woontoren. Deze schaduwwerking beperkt zich tot maximaal enkele uren per dag. Door het relatief beperkte oppervlak van de woontoren in combinatie met de afstand tot de reeds bestaande bebouwing is er geen sprake van langdurige schaduwwerking.

TNO heeft verschillende normen ten aanzien van het aspect bezonning. De “lichte” TNO-norm is: tenminste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari - 21 oktober (gedurende 8 maanden) in midden vensterbank binnenkant raam. De “strenge” TNO-norm is: tenminste 3 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 21 januari - 22 november (gedurende 10 maanden) in midden vensterbank binnenkant raam. Uit de opgestelde schaduwdiagrammen kan worden afgeleid dat voor alle bestaande gebouwen in de directe omgeving (ruimschoots) wordt voldaan aan de “strenge” TNO-norm. Het ontwikkelplan en het daarvoor opgestelde bestemmingsplan leiden daarom niet tot een onaanvaardbare aantasting van de bezonningssituatie.

3.3 Verkeer En Infrastructuur

Het plangebied is in de huidige situatie tijdelijk deels ingevuld als een openbaar betaald parkeerterrein. In het plangebied zijn 22 grondgebonden woningen en 72 appartementen voorzien. Hiermee komt de tijdelijke invulling van het plangebied als openbaar parkeerterrein te vervallen. Het gaat om woningen/appartementen in de huursector in het middensegment. De geldende parkeernormen zijn vastgelegd in de Nota Autoparkeren Hengelo. Formeel valt het plangebied in de "stedelijke zone tot grens wijkring" (parkeernorm prijsklasse midden 1,5 parkeerplaatsen per woning). Het plangebied ligt echter direct nabij de centrumring en de binnenstad. Ook geldt er in de directe omgeving van het plangebied parkeerregulering (betaald parkeren en blauwe zone) en is het plangebied uitstekend met het openbaar vervoer bereikbaar. Voor de te hanteren parkeernorm wijken we dan ook af van de "stedelijke zone tot grens wijkring" en kiezen we voor de parkeernormen die gelden voor "stedelijke zone tot grens centrumring". Voor woningen in de prijsklasse midden geldt in dat geval een parkeernorm van 1,3 parkeerplaatsen per woning. Het bewonersaandeel van deze parkeernorm betreft 1,0 parkeerplaats en het bezoekersaandeel betreft 0,3 parkeerplaats. Het parkeren van bewoners zal op eigen terrein plaatsvinden, het gehele plangebied is en blijft namelijk eigen terrein. Voor het parkeren op eigen terrein zal dan ook voorzien worden in 1 parkeerplaats per woning. Voor bezoekers is voldoende parkeergelegenheid aanwezig in de directe omgeving, zoals de langsparkeerplaatsen op de Bornsestraat, het parkeerterrein Kloosterhof en de parkeergarage Thiemsbrug. Dit blijkt ook uit de jaarlijks uitgevoerde parkeeronderzoeken. (zie onderstaande afbeelding). De hoogst gemeten parkeerdruk in parkeergarage Thiemsbrug was in 2023 bijvoorbeeld 51,6%. Dat betekent dat er op het drukste moment nog ruim 180 parkeerplaatsen beschikbaar zijn in de parkeergarage Thiemsbrug. Dit is ruim voldoende om de parkeervraag van bezoekers (0,3 * 94 = 29 parkeerplaatsen) te kunnen opvangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0147-0302_0003.png"

3.4 Wonen

Op 14 april 2021 is de Woonagenda 2021-2030 door de gemeenteraad vastgesteld, waarmee een duidelijke trendbreuk in de woningbouwambitie werd ingezet. Waar voorheen de woningbouwambitie beperkt was, streeft de Woonagenda vanaf 2021 naar de bouw van 3.000 tot 4.500 woningen in tien jaar. Sinds de vaststelling van deze agenda is het woningtekort echter nog verder opgelopen. Het onderwerp volkshuisvesting staat zowel lokaal als landelijk hoog op de agenda. De Nationale Wonen en Bouwagenda (2022) richt zich op het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Nederland.

Regionaal is er een Twentse regiodeal, die een doelstelling van minimaal 14.100 woningen tot 2030 bevat, met een nog hogere ambitie van 20.000 woningen. De woningen moeten voldoen aan betaalbaarheidsgrenzen: 30% sociale huur, 40% middeldure huur of koop, en 30% dure woningen.

In Hengelo is de woningbouwambitie ook groot. De Woonagenda 2021-2030 voorziet in de bouw van 3.000 tot 4.500 woningen, en met de ontwikkelingen in de Spoorzone Hengelo-Enschede en de omgevingsvisie voor het Hart van Hengelo wordt deze ambitie verder verhoogd. In de position paper van de Regionale Ontwikkelstrategie is de ambitie vastgelegd dat Hengelo zo'n 15.000 woningen bijbouwt tot 2050. De nadruk ligt meer op gestapelde bouw waarmee woningen voor kleinere huishoudens worden gerealiseerd waaronder starters, aandachtgroepen en senioren.

De omgevingsvisie voor het stedelijk gebied van Hengelo, voorziet in een evenwichtige bevolkingsopbouw in de stad tegen 2040. Dit betekent een diverse en toegankelijke woningmarkt die tegemoetkomt aan de behoeften van alle inwoners. Ook wordt er gestreefd naar een gezonde mix van generaties en inkomens op wijkniveau, met voldoende betaalbare woningen. De woningbouwopgave wordt grotendeels gerealiseerd door verdichting en inbreiding in bestaande wijken en nabij voorzieningen. Hengelo richt zich bovendien op het binden van talenten aan de regio, door passende huisvesting te bieden voor starters en jonge gezinnen die in de stad willen blijven wonen. De wijken in en nabij het Hart van Hengelo moeten aantrekkelijk zijn voor deze groep, met een gevarieerd woningaanbod, zoals zowel appartementen als grondgebonden woningen. Er wordt gestreefd naar een mix van huur- en koopwoningen, met extra aandacht voor betaalbare en middel dure woningen.

In de Spoorzone Hengelo-Enschede, het hart van het dynamische Twente, komt mobiliteit, wonen en hightech bedrijvigheid samen. Dit gebied vormt de verbinding tussen Hengelo en Enschede, en is een belangrijk knooppunt voor de regio met zo'n 250.000 inwoners. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuw volkshuisvestelijk programma ter vervanging van de Woonagenda 2021-2030. Uit onderzoek blijkt dat Hengelo een woningbouwbehoefte heeft van tussen de 6.900 en 9.300 woningen tot 2040.

Het woningbouwprogramma voor de periode 2023-2032 voorziet in zo'n 4700 woningen. Dan gaat het zowel om harde- als zachte woningbouwplannen. Hierbij is rekening gehouden met 94 woningen op deze locatie aan de Bornsestraat. Landelijke ervaringscijfers leren dat er zo'n 130% geprogrammeerd moet worden om 100% woningbouw te halen. Met een ambitie om in 2050 tot 15.000 woningen bij te bouwen en in 2040 tot 9300 woningen te bouwen zijn deze 94 stedelijke woningen op een inbreidingslocatie nabij de binnenstad broodnodig om de woningbouwopgave te kunnen realiseren en het woningtekort terug te dringen.

Deze woningbouwlocatie aan de Bornsestraat vormt een belangrijk onderdeel van de woningbouwstrategie in Hengelo en past zeer goed binnen de woningbouwambities van de stad. De locatie voorziet in een mix van huur- en koopwoningen in de categorieën betaalbaar en middelduur. Met name de hoogbouw leent zich bij uitstek voor de doelgroepen senioren én starters, mede door de ligging van deze locatie nabij het centrum met veel voorzieningen. De grondgebonden koopwoningen zijn ook geschikt voor gezinnen, waarmee een evenwichtige mix van toekomstige bewoners kan ontstaan.

3.5 Water

Het hemelwater dat op het verharde oppervlak van het plangebied valt wordt niet op het gemengde rioolstelsel geloosd maar gescheiden afgevoerd van het vuilwater. Het hemelwater wordt eerst geborgen in het plangebied en vervolgens vertraagd afgevoerd naar de aangrenzende Thiemslandvijver. De bergingseis van gemeente en waterschap Vechtstromen bedraagt 30 mm.

Voor een verdere onderbouwing van de waterhuishouding en riolering wordt verwezen naar 5.1Watertoets.

3.6 Groen

Groenplan Hengelo

In 2015 heeft de gemeenteraad het gemeentelijk Groenplan met bijbehorende kaart hoofdgroenstructuur vastgesteld. De hoofdgroenstructuur is de ruggengraat van het groen in de stad en bestaat uit ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones, en tevens uit met groen te versterken doorgaande verbindingen.

De hoofdgroenstructuur is onder andere belangrijk voor ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving en oriëntatie. Voor een gezonde groenstructuur is samenhang belangrijk, evenals voldoende omvang. Er moet continuïteit zijn in het beheer.


Plangebied

Het plangebied is gelegen grenzend aan de Oude Algemene Begraafplaats aan de Bornestraat en het gebied met vijvers rond de havezate Huys Hengelo. Deze gebieden maken deel uit ven de gemeentelijke hoofdgroenstructuur. Het is van belang hiermee rekening te houden bij de uitvoering van het plan.

Voor het plan dienen binnen de plangrenzen een drietal bomen verwijderd te worden. Deze kunnen alle drie zonder vergunning worden gekapt. Voor alle bomen die gekapt worden, worden wel weer nieuwe bomen aangeplant. In de nieuwe ontwikkeling komt meer groen terug dan in de huidige situatie bestaat. Het totale gebied wordt daardoor groener en minder verhard dan in de feitelijke situatie het geval is.

Het bestaande groen van de begraafplaats moet zoveel mogelijk behouden blijven. De eventuele gevolgen voor de bestaande bomen worden met het nieuwe bestemmingsplan verkleind ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Dit wordt bereikt doordat het bouwvlak voor de woontoren iets verder van de begraafplaats en iets dichter bij de vijver wordt gepositioneerd. Daarnaast komt de mogelijkheid tot ondergrondse parkeergelegenheid volledig te vervallen. Deze mogelijkheid liep in het vorige bestemmingsplan tot aan de perceelgrens met de begraafplaats, hetgeen forse gevolgen had kunnen hebben voor het bestaande worteldek en de grondwaterstand. Deze gevolgen worden met het nieuwe plan vermeden.

3.7 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.

Hoofdstuk 4 Relevant Beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk to 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

4.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 5.1).

4.1.5 Erfgoedwet (2016)

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. De provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening worden actueel gehouden met een jaarlijkse actualisatieronde. Eerder vastgestelde beleidswijzigingen worden dan verwerkt. Provinciale Staten hebben de Actualisatie 2018-2019 op 13 november 2019 gewijzigd vastgesteld. De Actualisatie is 1 december 2019 in werking getreden.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening heeft de status van:

Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening

Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer

Waterverordening in de zin van de Waterwet

Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.

4.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe.afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0147-0302_0004.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

4.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (inclusief regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving')

4.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  1. 1. Versterking van de economische structuur;
  2. 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  3. 3. De sociale opgave;
  4. 4. Het landschap de stad in;
  5. 5. Ruimtelijke kwaliteit;

4.3.2 Woonvisie en woningbouw

De Woonvisie Hengelo 2016-2026 beschrijft de manier waarop Hengelo zich kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie bestaat uit vier onderdelen, waarvan sommige onderdelen periodiek opnieuw worden vastgesteld door de gemeenteraad. De actuele versie van de woonvisie staat op de website van de gemeente Hengelo (Woonvisie Hengelo 2016-2026).

Eén van de onderdelen betreft het woningbouwprogramma 2023-2032. De tabel die daarvan onderdeel uitmaakt, kent een onderscheid in harde en zachte plannen. De harde plannen zijn individueel zichtbaar in de tabel op de gemeentelijke website, de zachte plannen niet. De woningbouwlocatie aan de Bornsestraat maakt vooralsnog onderdeel uit van de zachte plannen. Zodra een bestemmingsplan onherroepelijk is, verschuift een locatie van de zachte naar de harde plannen en wordt zo'n ook zichtbaar in de tabel op de gemeentelijke website. De locatie aan de Bornsestraat met 94 woningen is om die reden nog niet zichtbaar in de tabel op de gemeentelijke website.

Hieronder is de tabel opgenomen waarin de zachte plannen ook zichtbaar zijn. In deze tabel staat de woningbouwlocatie aan de Bornsestraat beschreven als “Bornsestraat/Huys en Hoogh” met een prognose van 94 woningen in 2024. Dit betreft het overzicht zoals dat in 2023 is opgesteld. De tabel wordt elke twee jaar geactualiseerd. Bij de actualisatie van 2025 wordt de prognose vanzelfsprekend bijgesteld naar een jaartal in de toekomst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0147-0302_0008.png"

In onderstaande tabel is te zien hoe de woningbouwambitie zich de afgelopen tien jaar heeft ontwikkeld. In 2014 was er sprake van een situatie waarin de gevolgen van de kredietcrisis en de woningmarktcrisis nog goed voelbaar waren. Het adagium was om Twente voor te bereiden op krimp. Destijds was het vrijwel niet toegestaan om woningen toe te voegen in Hengelo, Hengelo moest deprogrammeren. Met het vaststellen van de woonvisie 2016-2026 richtte men zich met name op de kwaliteit. Wel was er nog een woningbouwprogramma van zo'n 1500 woningen mogelijk.

Vanaf 2021 is er met het vaststellen van de Woonagenda 2021-2030 een duidelijke trendbreuk ontstaan. De eerste signalen van een woningtekort werden duidelijk zichtbaar en in Hengelo werd toen een onderbouwde woningbehoefte tot 4500 woningen in 2030 gesignaleerd. Het woningbouwprogramma kon vanaf april 2021 dan ook fors uitbreiden. Dit is later onderstreept met de Woondeal Twente (2023).

Met het vaststellen van de Regionale Ontwikkelstrategie (RSIA) in Almelo, Enschede en Hengelo is de woningbouwambitie verder opgehoogd naar een woningbouwaantal van 555 woningen per jaar. In de omgevingsvisies is vastgesteld dat deze woningbouwaantallen in eerste instantie binnen bestaand stedelijk gebied gevonden moeten worden. Dit geeft dit nog meer urgentie om de bestaande projecten te intensiveren en waar mogelijk ook nog nieuwe binnenstedelijke projecten toe te voegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0147-0302_0009.png"

4.3.3 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3.

4.3.4 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

4.3.5 Nota vrijetijdseconomie Hengelo 2011-2021

De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.

4.3.6 Groenplan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

4.3.7 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

\Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval).

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  1. 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  2. 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  3. 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  4. 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  5. 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  6. 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  7. 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
  8. 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot).
  9. 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag.
  10. 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.

4.3.8 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

  1. 1. Centraal station Hengelo;
  2. 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).

4.3.9 Nota Autoparkeren (2008-2012)

4.3.10 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006)

4.3.11 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

4.3.12 Nota Economisch beleid (2003)

November 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.

4.3.13 Kunst en cultuurvisie 2014-2020

In de Kunst en cultuurvsie 2014-2020 is aangegeven dat de missie voor de komende jaren als volgt luidt: Wij willen we de culturele identiteit van hengelo verder versterken. Wij willen zorg dragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur. Wij willen het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo stimuleren, zodat zij weten wat hun stad aan kunst en cultuur te bieden heeft, daarin geschoold kunnen worden en er volop aan kunnen deelnemen, en wij willen kansen geven aan kunstenaars om in hengelo te werken of hun werk te presenteren.

4.3.14 Met respect… op weg naar een nieuw stelsel voor maatschappelijke ondersteuning (2014)

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 29 oktober 2014 het beleidsplan 'Met respect… op weg naar een nieuw stelsel voor maatschappelijke ondersteuning' vastgesteld. In dit beleidsplan geeft de gemeente vorm aan het organiseren van de maatschappelijke ondersteuning. Hengelo is, net als andere gemeenten, vanaf 2015 verantwoordelijk voor meer taken op sociaal gebied. Helaas krijgen wij hiervoor minder geld dan daarvoor beschikbaar was. Dus moeten wij keuzes maken wat we wel of niet financieren. En dat doen wij met respect… Respect voor inwoners die het zelf misschien (even) niet alleen redden, maar ook met respect voor de vele vrijwilligers, mantelzorgers en professionals die zich inzetten voor deze inwoners.

Doel van het nieuwe stelsel is dat alle inwoners van Hengelo zo snel mogelijk zelf en/ of met hulp van het netwerk een antwoord vinden op hun vraag. Lukt dat niet, dan kunnen ze bij de gemeente een beroep doen op hulp en ondersteuning, waarbij de hulpverleners maatwerk leveren. Dat maakt dat we de hulp en ondersteuning voor iedereen toegankelijk, goed en betaalbaar kunnen houden.

De volgende uitgangspunten vinden we daarbij belangrijk:

  • Versterken van eigen kracht van mensen en hun omgeving;
  • Iedereen krijgt zoveel mogelijk de ondersteuning en zorg (op maat) die hij/zij nodig heeft;
  • Eén huishouden (één gezin), één plan en waar nodig één regisseur;
  • Behoud het goede;
  • Ontwikkelen en verbeteren van werkwijze gericht op eigen kracht van mensen en omgeving;
  • Sterke inzet op welzijn, mantelzorg en vrijwilligers en de hierbij benodigde voorzieningen;
  • Ontschotten en verbinden van zorg, welzijn, jeugd, onderwijs en participatie;
  • Begeleiding vooral richten op ondersteuning bij participatie;
  • Verhogen van doelmatigheid, zorg dragen voor productieve prikkels en minder bureaucratie;
  • Ruimte voor en vertrouwen in professionals.

4.3.15 Prostitutiebeleid (2005)

Ter voorkoming van het telkens moeten maken van een individuele en integrale ruimtelijke beoordeling en ter bevordering van eenduidige besluitvorming heeft het college in 2005 een ruimtelijk afwegingskader voor de vestiging van seksinrichtingen vastgesteld. In dit afwegingskader zijn criteria opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een nieuwe seksinrichting, respectievelijk de verplaatsing van bestaande seksinrichtingen. Deze criteria kunnen een rol spelen bij de vraag of een exploitatievergunning voor een seksinrichting geweigerd kan worden. Ook kunnen de criteria een rol spelen indien de gemeentelijke medewerking vereist is in die gevallen waarin het bestemmingsplan de vestiging van een seksinrichting niet toestaat, in de vorm van een vrijstelling of een herziening van een bestemmingsplan. De ruimtelijke criteria kunnen ten slotte ook een rol spelen bij de wijze waarop bestaande seksinrichtingen in een bestemmingsplan worden bestemd. De vestigingen van de huidige seksinrichting blijven weliswaar toegestaan, maar vallen onder overgangsrecht. Dat betekent dat zodra de huidige exploitanten de exploitatie van die seksinrichting beëindigen, voortzetting daarvan niet meer mogelijk zal zijn, tenzij deze (op de nieuwe vestigingslocatie) voldoen aan de genoemde criteria.

4.3.16 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

4.3.17 Beleid kamerbewoning

Om daadwerkelijk een woning in gebruik te mogen nemen voor kamerverhuur moet het pand allereerst beschikken over de juiste bestemming. Daarnaast moet de eigenaar van een pand op grond van de regionale Huisvestingsverordening een omzettingsvergunning aanvragen voordat hij een pand mag omzetten van zelfstandige bewoning naar onzelfstandige bewoning (lees: kamerverhuur of pension). Hiermee kan worden voorkomen, dat op sommige zwakkere plekken in de stad overlast ontstaat door kamerverhuur. Het is bekend dat in sommige delen van de stad juist in deze kamerverhuurpanden overlast ontstaat bijvoorbeeld door studenten, maar vooral ook door drugscriminaliteit en andere criminele activiteiten.

De Huisvestingsverordening geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen aan het verlenen van de omzettingsvergunning. Bij de beoordeling van een ingediende aanvraag voor een omzettingsvergunning zal worden getoets aan het beleid kamerbewoning. In deze beleidsregels komen naast aspecten als leefbaarheid en andere omgevingsfactoren ook technische aspecten, met name voor wat betreft brandveiligheid, aan de orde. Voor wat betreft de brandveiligheid zal in veel gevallen moeten worden voldaan aan de rechtstreeks werkende bepalingen uit het Bouwbesluit.

4.3.18 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.

4.3.19 Kadernota Spelen 2016

De kadernota Spelen is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en die goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.

4.3.20 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

4.3.21 Bodembeleid

De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.

Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.

Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen ed naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).

4.3.22 Beleidsnota Cultureel Erfgoed 2014-2022

Cultureel erfgoed is tegenwoordig meer dan alleen de monumenten. Archeologie, funerair erfgoed, religieus en agrarisch erfgoed, maar ook cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het culturele erfgoed.

We bedoelen dan het culturele erfgoed in de ruimtelijke en gebiedsgerichte zin. De vernieuwde monumentenzorg richt zich op voorkantsturing, kennisvergaring, analyse en cultuurhistorische afweging vooraf in planprocessen.

Vanaf 2010 heeft de modernisering in de monumentenzorg voor nieuwe inzichten gezorgd: van behoud en conservering naar behoud door ontwikkeling. Herbestemming is hierbij het toverwoord in deze tijd van toenemende leegstand. Herbestemming is algemeen goed geworden en nu, anno 2017, vindt er een verschuiving plaats naar behoud door bewustwording.

De gemeente Hengelo vindt haar cultureel erfgoed belangrijk en wil haar kernkwaliteiten in de toekomst behouden. Hengelo is in het heden en verleden stad van verbindingen, de centrale plek in deze regio: het spoorwegnetwerk en de postweg van Deventer naar Münster liepen via Hengelo. De voormalige E8 die via de Deldenerstraat en de Europatunnel werd verbonden met het industriële hart van de stad.

Nu zijn Hart van Zuid en het Twentekanaal als drukke transportader hier het bewijs van. Hengelo; hart van Twente! Hengelo is de stad van het industriële erfgoed, zoals Tuindorp 't Lansink, maar zeker ook stad van de wederopbouwperiode. Het is nu juist deze wederopbouwperiode waar het Rijk al zijn aandacht aan besteedt. De bouwwerken uit deze periode staan onder grote druk, terwijl ze de basis hebben gevormd voor de nieuwe welvaartsstaat van na de Tweede Wereldoorlog. Dat Hengelo hoog scoort met twee belangrijke wederopbouwgebieden (binnenstad en Klein Driene) en drie rijksmonumenten (stadhuis, Europatunnel en Raphaëlkerk) bewijst dat de gemeente Hengelo nog iets bijzonders in handen heeft wat onze identiteit versterkt: Hengelo; wederopbouwstad van nationaal belang!

4.3.23 Actieplan Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021

Algemeen

Hengelo werkt aan een gezonde, groene en energieneutrale stad. Het Actieplan 'Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021' staat daarbij centraal. Hengelo vergroent de stad, verduurzaamt de gebouwde omgeving, zet in op hernieuwbare energie, stimuleert duurzame mobiliteit en kiest voor gasloze wijken en warmtenetwerken. We werken samen met onze ondernemers en inwoners aan innovatie en verduurzaming en vergroening. Zo wordt er gezorgd voor minder fijnstof in de stad en wordt een steentje bijgedragen om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0147-0302_0010.png"

Afbeelding 6: Nieuwe Energie Hengelo

Hengelose doelstellingen

  • 2% jaarlijkse energiebesparing;
  • 45% bestaande koopwoningen gemiddeld naar energielabel B;
  • 100% energieneutraal in 2050.

Klimaatadaptatie

Naast maatregelen voor energiebesparing en -transitie te stimuleren, werken we tegelijkertijd aan klimaatadaptatie. In het 'Gemeentelijke Rioleringsplan' maken we concrete plannen om klimaatverandering het hoofd te bieden. Hevige buien zorgen ervoor dat rioleringen overbelast kunnen raken. Door rioolverzwaringen te combineren met de herinrichting van openbare ruimte en het innovatief benutten van de Hengelose beken, zorgen we ervoor dat Hengelo zo goed mogelijk wordt voorbereid op klimaatverandering. Hengelo stimuleert de aanleg van groene daken, werkt aan maatregelen om regenwater af te koppelen van het riool en betrekt inwoners bij het vergroenen van de stad. Goed tegen wateroverlast én voor een gezondere omgeving.

4.3.24 Handhavingsprogramma 2017

Op basis van de Wabo wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Hierin wordt voor o.a. het taakveld "bouwen" van de afdeling Handhaving de prioriteiten aangegeven. Het accent is komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid). Voor wat betreft het toezicht op overtredingen van de voorschriften uit dit bestemmingsplan moet worden opgemerkt dat geen object- en gebiedsgericht toezicht wordt uitgevoerd. Er wordt enkel gecontroleerd wanneer hiervoor een duidelijke aanleiding is zoals een klacht of een handhavingsverzoek.

Op basis van de missie en visie kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het handhavingsprogramma als volgt worden samengevat:

  1. 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  2. 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  3. 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  4. 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  5. 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  6. 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  7. 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.

4.4 Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Het hemelwater dat op het verharde oppervlak van het plangebied valt wordt niet op het gemengde rioolstelsel geloosd maar gescheiden afgevoerd van de droogweerafvoer. Het hemelwater wordt eerst geborgen in het plangebied en vervolgens vertraagd afgevoerd naar de aangrenzende Thiemslandvijver. De bergingseis van gemeente en waterschap Vechtstromen bedraagt 30 mm. De waterberging dient bij voorkeur zichtbaar plaats te vinden bijvoorbeeld door middel van wadi's.

De droogweerafvoer dient te worden afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. De droogweerafvoer kan worden aangesloten op de bestaande gemengde riolering.

Om grondwateroverlast te voorkomen wordt geadviseerd om drainage aan te leggen. Het teveel aan grondwater kan worden afgevoerd naar de Thiemslandvijver.


In het kader van de watertoets heeft in een vroegtijdig stadium overleg plaatsgevonden met het waterschap Vechtstromen.

5.2 Flora En Fauna

Wet Natuurbescherming

De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.

  1. 1. De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen:behoud en herstel van biodiversiteit;
  2. 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en;
  3. 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.

Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.

In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.

Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ongeveer 4,5 kilometer afstand van het plangebied.

Soortenbescherming

Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort.

Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.

De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.

Instrumenten bij ruimtelijke ontwikkelingen

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.

In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.

Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.

Een omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.

Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.

Advies voor het plangebied

In het kader van de betreffende ruimtelijke ontwikkeling is een verkennend onderzoek (quickscan) flora en fauna conform de Wet natuurbescherming uitgevoerd (Rapportage verkennend onderzoek (quickscan) flora & fauna, Heemafterrein Hengelo. Gras Advies 24-03-2020) . Deze natuurtoets is als Bijlage 3 Flora en Fauna onderzoek bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. De conclusies van de Natuurtoets:

Beschermde gebieden

Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Lonnekermeer op ca. 3,4 km afstand van het projectgebied en wordt hiervan gescheiden door agrarisch gebied en de bebouwde kom van Hengelo. Gelet op de aard van de ingreep en de afstand tot Natura 2000-gebieden kan verstoring van soorten in Natura 2000-gebieden door licht, geluid en optische verstoring op voorhand worden uitgesloten. Een substantieel, negatief effect van de voorgenomen ontwikkeling op de stikstofemissie en daarmee op Natura 2000-gebieden is mogelijk, en kan nader onderzocht worden middels een AERIUS berekening.

Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde gebied behorende tot het NNN betreft diverse bosgebieden op 2,8 km afstand van het projectgebied, hiervan gescheiden door agrarisch gebied en de bebouwde kom van Hengelo. Aangezien het projectgebied buiten de begrenzing van het NNN ligt en de provinciale ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland geen bepalingen ten aanzien van externe werking kent, is nadere toetsing ten aanzien van NNN niet noodzakelijk.

Houtopstanden

Het projectgebied bevindt zich binnen de bebouwde kom. Daarmee is het onderdeel Houtopstanden van de Wet natuurbescherming niet van toepassing op het projectgebied.

Beschermde soorten

Uit het veldonderzoek zijn de volgende restricties naar voren gekomen:

Steenmarter

Tijdens het veldbezoek zijn in de bebouwing sporen van de steenmarter waargenomen. De waargenomen latrines bevatten geen verse sporen. Verder zijn er ook geen nestplaatsen waargenomen binnen het projectgebied. Het is mogelijk dat de bebouwing in het projectgebied gebruikt wordt als rustplaats. Er is geen sprake van een nestplaats. Met de gedeeltelijke sloop en renovatie van de bebouwing gaat de mogelijke rustplaats van de steenmarter verloren. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of en door hoeveel exemplaren het projectgebied gebruikt wordt.

Huismus

Op meerdere plaatsen ontbreken dakpannen of liggen deze scheef, waardoor huismussen toegang hebben tot de ruimte tussen de pannen en het dakbeschot. Het gebouw is geschikt als broedlocatie voor huismus. De aanwezige klimop en de struiken en bomen rondom het gebouw zijn geschikt als schuilplaats. De aanwezigheid van huismussen in het projectgebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of het gebouw gebruikt wordt als nestplaats en/of de begroeiing gebruikt wordt als essentiële schuilplaats.

Broedvogels

Het projectgebied is (onderdeel van) een leefgebied voor diverse zangvogels. Het is aannemelijk dat zangvogels de bomen en bosschages in het projectgebied gebruiken als broedlocatie. Verstoring van broedvogels kan voorkomen worden door de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Indien dat niet mogelijk is, kan verstoring voorkomen worden door de bosschages niet te beschadigen tijdens het broedseizoen. Het broedseizoen is globaal aan te geven tussen 15 maart en 15 juli, afhankelijk van de weersomstandigheden. Eerdere en latere broedgevallen zijn ook beschermd conform de Wet natuurbescherming.

Zorgplicht

De aannemer behoudt te allen tijde zijn of haar zorgplicht: ''De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende planten en dieren, alsmede voor hun directe leefomgeving. In praktijk betekent dit het a. voorkomen, b. beperken en c. ongedaan maken van schadelijke handelingen voor de natuur."

Naar aanleiding van het advies in de natuurtoets (Rapportage verkennend onderzoek (quickscan) flora & fauna, Heemafterrein Hengelo. Gras Advies 24-03-2020) is een nader onderzoek uitgevoerd naar de huismus en de steenmarter. Deze nadere natuurtoets is als Bijlage 4 Aanvullend flora en faunaonderzoek bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. De nadere natuurtoets (Rapportage aanvullend soortenonderzoek Wet natuurbescherming, Heemafterrein Hengelo, Gras Advies 24-06-2020) komt tot de volgende conclusies en adviezen:

Huismus

Er zijn geen exemplaren of sporen van huismussen in het projectgebied of directe omgeving waargenomen. Het projectgebied heeft geen essentiële functie voor huismussen en van een negatief effect als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling is derhalve geen sprake. Nader onderzoek of een ontheffing op de Wet natuurbescherming is voor de huismus niet benodigd.

Steenmarter

De steenmarter is binnen de bebouwing waargenomen met behulp van een cameraval. Het betreft een rustplaats en geen nestplaats en deze wordt gebruikt door één exemplaar. Gelet op de afwezigheid van een functie als nestplaats in het projectgebied en gelet op de onregelmatige aanwezigheid van de steenmarter in het gebouw, resulteert verlies van de aanwezige rust-/verblijfplaats niet in een negatief effect op steenmarters. Het gebouw en de smalle groenstroken aan de noord- en westzijde van het terrein zijn geschikt als foerageergebied. Gelet op de geringe oppervlakte geschikt foerageergebied binnen het projectgebied en de ruime aanwezigheid van alternatief, geschikt foerageergebied in de directe omgeving van het projectgebied, is van een functie als essentieel foerageergebied geen sprake. Van een significant negatief effect op een functie als essentieel foerageergebied is derhalve geen sprake. Nader onderzoek of een ontheffing op de Wet natuurbescherming is voor de steenmarter niet benodigd.

Zorgplicht

De aannemer behoudt te allen tijde zijn of haar zorgplicht: ''De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende planten en dieren, als mede voor hun directe leefomgeving. In praktijk betekent dit het a. voorkomen, b. beperken en c. ongedaan maken van schadelijke handelingen voor de natuur."

Advies

Geadviseerd wordt deze rapportage toe te voegen aan de stukken behorende bij een aanvraag omgevingsvergunning t.b.v. de voorgenomen ontwikkeling.

Geadviseerd wordt de werkzaamheden uit te voeren buiten de kwetsbare kraamperiode van steenmarter. Deze periode loopt van 1 maart tot 1 september. Daarnaast wordt geadviseerd uitvoering te geven aan de zorgplicht door geen exemplaren van steenmarter te doden of beschadigen. Dit kan door er voor te zorgen dat op de dag van de sloop een eventueel exemplaar niet aanwezig is. Dit kan door de avonden/nachten voor de sloop lawaai te maken (bijvoorbeeld door een radio).

Eindconclusie:

Wij nemen de adviezen zoals in de uitgevoerde natuurtoetsen over. Bij de ontwikkeling van het gebied moeten de adviezen in acht worden genomen. Daarnaast blijft uiteraard ten alle tijde de zorgplicht bestaan.

Wel dient te worden opgemerkt dat de bestaande bebouwing van het voormalige HEIM museum ook onderdeel uitmaakt van het uitgevoerde onderzoek. Maar deze bebouwing valt buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan en buiten de contouren van de ontwikkelingsplannen van de ontwikkelaar. Voor zover de adviezen in de natuuronderzoeken betrekking hebben op de bestaande bebouwing van het voormalige HEIM museum kunbnen deze voor de realisatie van dit bestemmingsplan buiten toepassing blijven.

5.3 Archeologie En Cultuurhistorie

5.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden.

5.3.2 Archeologische verwachting

Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 4.3.3. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 7: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0147-0302_0011.jpg" Afbeelding 7: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.

Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.

5.3.3 Archeologie in het plangebied

5.3.4 Cultuurhistorische waarden

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

5.3.5 Cultuurhistorie in het plangebied

5.4 Milieu

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Om te voorkomen dat bedrijvigheid ter plaatse van woningen en andere gevoelige functies ontoelaatbare overlast veroorzaakt en om te voorkomen dat bedrijven onevenredige inspanningen moeten leveren om aan milieuregels te kunnen voldoen, moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden (zogenoemde milieuzonering). De VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009; verder genoemd de VNG-richtlijn) geeft algemeen geaccepteerde richtlijnen voor zoneringsafstanden bij nieuwe ruimtelijke plannen.

Naast gewone woongebieden waarvoor de VNG-richtlijn zoneringsafstanden adviseert, worden in de richtlijn ook gebieden met sterke functiemenging onderscheiden, zoals bijvoorbeeld stadscentra of gebieden langs drukke invalswegen. In dergelijke gebieden heerst meer levendigheid en is meer achtergrondgeluid aanwezig. Van bewoners wordt verwacht dat ze deze levendigheid accepteren als onderdeel van het heersende goede woon- en leefklimaat.

Binnen een gebied met functiemenging wordt voor de bij dat gebied passende functies niet gewerkt met richtafstanden, maar wordt de inpasbaarheid beoordeeld aan de hand van drie categorieën:

  • categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • categorie B: activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, maar met een zodanige milieubelasting voor de omgeving dat deze bouwkundig zijn afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies.
  • categorie C: activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Het plangebied ligt aan een drukke invalsweg (Bornsestraat) en ligt nabij het centrumgebied van Hengelo. Daarom wordt het plangebied beoordeeld als een gebied met functiemenging.

Het plan betreft het realiseren van 22 grondgebonden woningen en een woontoren met maximaal 72 appartementen. Om het plangebied liggen enkele kantoor-, horeca- en detailhandelsfuncties. Het betreffen A- en B-activiteiten. Gelet op deze activiteiten is de inpassing van de woningen dan ook geen probleem.

5.4.2 Bodem

Ten behoeve van de bestemmingswijziging is voor het plangebied een bodemonderzoek uitgevoerd. Het betreft een actualiserend bodemonderzoek (Actualiserend bodemonderzoek. Bornsestraat 5-7 te Hengelo; Bilfinger Tebodin Netherlands B.V.; 52464.00; 1 okt 2018) dat als Bijlage 8 BodemonderzoekHeemafterrein is toegevoegd. Op basis van dit bodemonderzoek kan de conclusie worden getrokken dat de ontwikkellocatie meerdere bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Het betreft een bodemverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten en een bodemverontreiniging met PCB (Polychloorbifenyl). Er is sprake van een historisch geval van bodemverontreiniging.

Voordat de locatie gebruikt kan worden voor het beoogde gebruik (wonen, openbare ruimte) zal deze daarvoor geschikt gemaakt moeten worden. Voor de ingebruikname zal een bodemsanering moeten worden uitgevoerd. De wijziging van het gebruik kan pas ingaan wanneer het bevoegd gezag Wet bodembescherming (gemeente Hengelo) heeft ingestemd met het uitgevoerde sanering (beschikking op de evaluatie van de bodemsanering).

Op basis van het nu uitgevoerde onderzoek en met inachtneming van een eventuelesaneringsverplichting wordt verwacht dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor aanvang van het gewijzigde gebruik zal nog aanvullend onderzoek moeten worden uitgevoerd. Afhankelijk van het aanvullend onderzoek zal voor de eventuele sanering van de aangetoonde verontreinigingen een Plan van Aanpak, een BUS melding of een saneringsplan moeten worden opgesteld. Het beoogde gebruik kan pas worden geëffectueerd wanneer het bevoegd gezag Wet bodembescherming heeft ingestemd met de uitgevoerde sanering (beschikking op evaluatierapportage). Deze voorwaarde kan zich beperken tot de deellocaties E en F zoals deze zijn weergegeven in bijlage VII. Verontreinigingssituatie grond met ligging proefsleuven en peilbuizen van het bovengenoemde Actualiserend bodemonderzoek.

5.4.3 Geluid

De 'Nota geluid' van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:

  • Wonen;
  • Binnenstad en winkelgebieden;
  • Industrie en bedrijven;
  • Buitengebied en stadsparken;
  • Verkeerszones.

Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.

De Wet geluidhinder definieert zones langs industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Bij het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen.


Wegverkeerslawaai

De ontwikkelingen vinden plaats binnen de wettelijke zone van de Bornsestraat en de Beukweg. Er is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd: Akoestisch onderzoek Heemafterrein aan de Bornsestraat, d.d. januari 2021. Dit onderzoek is als Bijlage 9 Akoestisch onderzoek Heemafterrein bijgevoegd.

De eerstelijns bebouwing langs de Bornsestraat ligt in het gebiedstype 'verkeerszone'. De ambitiewaarde voor een verkeerszone is 58 dB; de plafondwaarde 63 dB. Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde en ambitiewaarde worden overschreden. Aan de plafondwaarde en grenswaarde kan worden voldaan. Het college is van plan van zijn bevoegdheid gebruik te maken om een hogere geluidgrenswaarde van 61 dB vast te stellen. Daarbij is getoetst aan de voorwaarden die zijn gesteld in paragraaf 5.2.2 van de Nota geluid, herziening 2015. Deze toetsing is opgenomen in de milieuaspectenstudie. De milieuaspectenstudie en vormvrije mer-beoordeling is als Bijlage 10 VormvrijeMER beoordeling en milieuaspectenstudie bijgevoegd.

Ter plaatse van de overige woningen in het plangebied zijn, zowel vanwege de Bornsestraat als de Beukweg, geen overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde en ambitiewaarde berekend.

Industrielawaai

Het plangebied ligt niet in de zone van een geluidgezoneerd industrieterrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.

Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt op circa 680 meter van het spoortraject Hengelo – Almelo en daarmee buiten de wettelijke zone van het spoor. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt ruim buiten de zone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

5.4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aan het plaatsgebonden risico is een wettelijke contour verbonden waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd. Het groepsrisico is de kans dat een groep personen dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle bedrijven

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle bedrijven.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het plangebied ligt op circa 680 meter van het spoortraject Hengelo – Almelo. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd, vooral brandbare vloeistoffen en brandbare gassen. Gelet op de afstand, zijn het plasbrandscenario (brandbare stoffen) en het explosiescenario (brandbaar gas) niet relevant. Het gebied ligt wel binnen de zone waarin een calamiteit met toxische stoffen relevante effecten kan hebben. Van deze stoffen worden slechts zeer beperkte hoeveelheden vervoerd; het risico op een dergelijk scenario is dan ook heel klein. De maatregelen bij een dergelijke calamiteit zijn ramen en deuren sluiten en ventilatie uitschakelen. Extra voorzieningen zijn niet nodig; de reguliere brandweerzorg volstaat.

Buisleidingen

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen relevante buisleidingen.

5.4.5 Luchtkwaliteit

In titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen die het bevoegd gezag bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten in de besluitvorming moet betrekken.

Indien het project:

  1. a. niet leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden en/of;
  2. b. niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit en/of;
  3. c. 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit en/of;
  4. d. onderdeel is van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit;

is luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.

Een woningbouwplan draagt op grond van de ministeriële regeling niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd. Voorliggend plan ligt ruim onder deze grens. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.

5.4.6 (Radar)Obstakel- en verstoringsgebieden

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente en binnen het gebied waar op grond van het luchthavenbesluit Twente Airport beperkingen gelden in verband met de vliegveiligheid:

  • Op grond van artikel 2.4. van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (bouwbeperking radarverstoringsgebieden) geldt een hoogtebeperking bepaald door een denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf de top van de radarantenne oplopend met 0,25 graden. Voor de punt van het Hengelose grondgebied dat het dichtst bij het radarstation ligt, betekent dat een bouwhoogte van maximaal 88 meter boven NAP. Voor verder weg gelegen delen geldt uiteraard een grotere maximale bouwhoogte.
  • In bijlage V-6A (kaartdelen 1 en 2) van het luchthavenbesluit zijn opgenomen de maximale bouwhoogtes die moeten worden aangehouden in verband met de vliegveiligheid (de Obstakel Limitatieve Vlakken). De hoogtebeperkingen betreffen 80 meter boven NAP in het deel van het Hengelose grondgebied dat het dichtst bij het vliegveld ligt tot 185 meter in verder weg gelegen delen.
  • In bijlage V-6B (kaartdelen 1 en 2) van het luchthavenbesluit zijn opgenomen de maximale bouwhoogtes die moeten worden aangehouden in verband met de naderings- en vertrekroutes (obstakelvlakken voor nadering en vertrekroutes). Deze gebieden beslaan slechts een beperkt deel van het Hengelose grondgebied en geven in die delen een beperking van de bouwhoogte van 80 tot 180 meter boven NAP.

Het maaiveld in het plangebied bedraagt circa 20 meter boven NAP. De woontoren heeft een maximale hoogte van 40 meter. De maximale bouwhoogtes vanwege radarverstoring en vliegveiligheid worden hiermee niet overschreden. De bouwregels en de afwijkingsbevoegdheid staan geen bouwhoogtes toe die strijdig zijn met bovengenoemde hoogtebeperkingen.

5.4.7 MER

Voor deze ontwikkeling is een vormvrije mer-beoordeling (zie Bijlage 10 Vormvrije MER beoordeling enmilieuaspectenstudie) uitgevoerd. Het plan zal naar verwachting geen zodanig belangrijke gevolgen voor het milieu hebben dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

5.4.8 Stikstofdepositie

Het plangebied ligt op ruim drie kilometer van het Lonnekermeer, een Natura 2000-gebied. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.

De woningen zullen niet op het aardgasnet worden aangesloten. In de gebruiksfase zal de stikstofemissie als gevolg van stoken en koken op aardgas dan ook nihil zijn. Er is onderzocht of de verkeersbewegingen van auto's met een verbrandingsmotor van en naar die woningen (gebruiksfase) een significante stikstofdepositie geven op het natuurgebied. Verder is onderzocht of tijdens de bouwfase sprake is van stikstofdepositie.

Een berekening met de rekentool Aerius laat zien dat zowel tijdens de aanlegfase als gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie op het Lonnekermeer. De berekening is als bijlage bij de milieuaspectenstudie gevoegd. In Bijlage 11 Stikstofberekening Heemafterrein bij de toelichting treft u het rapport Stikstofberekening Heemafterrein aan.

5.5 Integrale Veiligheid

In Hengelo staat veiligheid hoog op de agenda. Veiligheid is immers één van de basistaken van de lokale overheid. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren.

Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Het Politiekeurmerk voor Nieuwbouw biedt hier een goed handvat voor en dient, waar mogelijk, dan ook te worden toegepast. Het betekent onder meer dat aanwezigheid van sociale ogen de kans op onveiligheid vermindert. Dit betekent:

  • geen tussenliggende terreinen braak laten liggen;
  • de locatie van voorzieningen zorgvuldig organiseren binnen het gebouw d.w.z. presentatie van die functies aan openbare / semi-openbare ruimtes;
  • open karakter creëren, vermijden dat dichte gevels ontstaan langs routes;
  • doorgaande routes voor langzaam verkeer door gebieden met monofuncties vermijden;
  • zorg dragen voor eventuele alternatieve routes in de vorm van dag- en nachtroutes.

De kans op onveiligheid vermindert ook als de woonomgeving aantrekkelijk is vormgegeven, goed is onderhouden en bewoners en voorbijgangers zich betrokken voelen bij de omgeving. Dit laatste kan onder meer worden bereikt door zoveel mogelijk gebieden in te richten met zowel een verkeers- als een verblijfsfunctie.

Een gebied dient voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.

5.6 Duurzaam Bouwen

Het plangebied wordt met drie thema's in een duurzaam ontwikkelingsperspectief geplaatst. Ten eerste worden de aanwezige landschappelijke kwaliteiten zoveel mogelijk bewaard en benut. Ten tweede is in het ontwerp sprake van voorbeelden van natuurlijke en ecologische aanleg. Ten derde worden een aantal ontwerprichtlijnen permanent toegepast zoals energiezuinig ontwerpen en verkeersprincipes waarin langzaam verkeer en openbaar vervoer zijn bevoordeeld.

Het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen voor Hengelo (vastgesteld door de raad op 16 december 1997) heeft de basis gelegd om in nieuw te ontwikkelen gebieden een aanmerkelijke bijdrage aan duurzaam bouwen te leveren, zowel op woningniveau als op alle andere schaalniveaus. Hiermee is ook het kader gegeven om in bestaande gebieden duurzaamheid vorm te geven.

De uitgangspunten zijn:

  • energiezuinigheid en het gebruik van warmte uit zonne-energie;
  • waterbesparing;
  • duurzaamheid van toegepaste bouwmaterialen in relatie met hun toepassing;
  • flexibiliteit in het gebruik van woningen;
  • binnenmilieu, comfort en gezondheid;
  • een integratie van bovenstaande punten.

De duurzame ontwikkeling is voor de gebouwde omgeving uitgewerkt in duurzaam bouwen en duurzame energie en energie-efficiency.

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is bouwen op een wijze die past bij een duurzame ontwikkeling, een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor duurzaam bouwen is de Trias Ecologica, het stimuleren van de gebouwgebonden maatregelen en het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. Duurzaam bouwen op gebouwniveau wordt binnen de gemeente Hengelo meetbaar gemaakt met het instrument "Gemeentelijke praktijk richtlijn duurzaam bouwen", verkort GPR-Gebouw 3.2. Op basis van 6 thema's wordt de duurzaamheid van een gebouw gemeten. Op een schaal van 1 tot 10 wordt gemiddeld een score van 7,0 gevraagd. Door de ontwikkelaar dient onderbouwd te worden hoe invulling is gegeven aan deze uitgangspunten voor duurzaam bouwen.

Duurzame energie en energie-efficiency

Duurzame energie is energie die opgewekt wordt door de oneindige bronnen, zoals wind, water en zon. Het gebruik van biomassa valt ook onder de categorie duurzame energie. Energie-efficiency is het beter benutten van de fossiele brandstoffen en van restproducten zoals warmte uit rookgassen, waardoor vermindering van de CO2-emmissie ontstaat.

Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor toepassing van duurzame energie en energie-efficiency is de Trias Energetica. Het energiebeleid is gericht op prestatiegerichte energievisies waarin de gestelde ambitie is vertaald in concrete uitgangspunten.

Bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw of wijkreconstructie verdient het aanbeveling in een vroeg stadium van de planontwikkeling een energievisie op te stellen, waarbij kansen en mogelijkheden worden geïnventariseerd voor een andere dan de conventionele energie-infrastructuur op basis van gas en elektra.

5.7 Beheer

De ontwikkeling van het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat heeft geen vergroting van het te beheren en te onderhouden openbaar gebied tot gevolg.

5.8 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6 lid 1 sub f Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een bestemmingsplan de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn toegelicht. Daaronder wordt ook de financiële uitvoerbaarheid begrepen.

Alle gronden zijn eigendom van één partij. Op deze gronden worden 22 grondgebonden en 72 gestapelde woningen gebouwd en legt deze partij ontsluiting en voldoende parkeerplaatsen aan. De opbrengsten uit verkoop van deze woningen zijn toereikend om de stichtingskosten en de grondkosten te dekken. De ontsluiting en de parkeerplaatsen blijven particulier eigendom. Buiten de gronden waarop de ontwikkelingen plaatsvinden, hoeft niet geïnvesteerd te worden in infrastructuur, kabels en leidingen en riolering. De gemeente brengt op beleidsmatige gronden dit bestemmingsplan in procedure. De ambtelijke uren die hieraan besteed zijn, zijn gedekt in de gemeentebegroting. Kostenverhaal is daarmee niet aan de orde, zodat geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.

Het planschaderisico wordt nihil ingeschat aangezien het vigerende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden biedt. Alle werkzaamheden zijn uitvoerbaar binnen de planperiode van 10 jaar. De (financiële) uitvoerbaarheid is daarmee voldoende onderbouwd.

Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan

6.1 Het Digitale Bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

6.2 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

6.3 Handhaving Van Het Plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  1. 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  1. 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

6.4 Retrospectieve Toets

6.4.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

6.4.2 Plangebied

Het plangebied betreft een nieuw te ontwikkelen gebied met een nagenoeg geheel nieuwe invulling.

6.5 Inspraak, Vooroverleg, Zienswijzen En Verder Verloop Van De Procedure

6.5.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. In het kader van het vooroverleg is het voorontwerp voorgelegd aan provincie en waterschap. De provincie heeft aangegeven te kunnen instemmen met het plan.

6.5.2 Zienswijzen

Na voorafgaande publicatie in het Hengelo's Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein en Bornsestraat van 21 april 2021 tot en met 1 juni 2021 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 11 zienswijzen ingediend. In Bijlage 12 Nota beantwoording zienswijzen ontwerp bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken omgevingHeemafterrein-Bornsestraat bij de toelichting zijn deze zienswijzen samengevat en van een antwoord voorzien.

6.5.3 Verder verloop van de procedure

Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  1. 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders;
  2. 2. 1e ter inzage legging: het ontwerpbestemmingsplan komt gedurende 6 weken ter inzage te liggen, zienswijzen kunnen worden ingediend bij de gemeenteraad;
  3. 3. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  4. 4. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.

Bijlage 1 Bodemonderzoek Heemafterrein

Bijlage 1 Bodemonderzoek Heemafterrein

Bijlage 1 Suggesties Beeldkwaliteit

Bijlage 1 Suggesties Beeldkwaliteit

Bijlage 2 Zonnestudie

Bijlage 2 Zonnestudie

Bijlage 3 Flora En Fauna Onderzoek

Bijlage 3 Flora en Fauna onderzoek

Bijlage 4 Aanvullend Flora En Fauna Onderzoek

Bijlage 4 Aanvullend flora en fauna onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch Vooronderzoek

Bijlage 5 Archeologisch vooronderzoek

Bijlage 6 Advies Rce

Bijlage 6 Advies RCE

Bijlage 7 Gebiedsanalyse

Bijlage 7 Gebiedsanalyse

Bijlage 8 Bodemonderzoek Heemafterrein

Bijlage 8 Bodemonderzoek Heemafterrein

Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Heemafterrein

Bijlage 9 Akoestisch onderzoek Heemafterrein

Bijlage 10 Vormvrije Mer Beoordeling En Milieuaspectenstudie

Bijlage 10 Vormvrije MER beoordeling en milieuaspectenstudie

Bijlage 11 Stikstofberekening Heemafterrein

Bijlage 11 Stikstofberekening Heemafterrein

Bijlage 12 Nota Beantwoording Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken Omgeving Heemafterrein-bornsestraat

Bijlage 12 Nota beantwoording zienswijzen ontwerp bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein-Bornsestraat