KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Garagebox
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Leiding
Artikel 16 Waarde - Archeologie 1
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
Artikel 20 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Aanvullende Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst Beroep En Bedrijf Aan Huis
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 De Bij Dit Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Van Het Plangebied
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plankader
2.1 Geldend Planologisch Beleid
2.2 Ruimtelijk Kader
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Europees Beleid
3.3 Rijksbeleid
3.4 Provinciaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Cultuurhistorie En Archeologie
4.2 Ecologie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Geur
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Bodem
4.7 Water
4.8 Geluid
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Duurzaamheid En Energie
4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels
5.1 Algemeen
5.2 Nadere Toelichting Op De Planregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
7.1 Overleg
7.2 Zienswijzen
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Hogeweg 45
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing De Zande 28
Bijlage 4 Monumenten En Karakteristieke Panden
Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 6 Advies Brandweer

Bestemmingsplan Kamperveen 2012

Bestemmingsplan - Gemeente Kampen

Vastgesteld op 29-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In de regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Kamperveen 2012' van de gemeente Kampen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0166.00991077-VB01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat door de bewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert;

1.7 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8 archeologische deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.9 archeologische waarde

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.13 bed & breakfast

het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is;

1.14 beschermd monument

monument zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument zoals bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening;

1.15 beschermd stads- en dorpsgezicht

het gebied dat bij een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen is als beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevi-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit besluit luidde op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 bijgebouw

een niet voor zelfstandige bewoning bestemde, op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.21 bijzondere woonvoorziening

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwvlakgrens

een grens van een bouwvlak;

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 cultuurhistorische waarden

de waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.32 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling;

1.33 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 geluidgevoelige functies

geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals woningen, woonwagenstandplaatsen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen en andere gebouwdelen welke niet primair voor les of studiedoeleinden worden gebruikt), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra en poliklinieken (uitsluitend de gebouwdelen die daadwerkelijk voor de behandeling van patiënten worden gebruikt), medische kleuterdagverblijven en terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg.

1.36 grondgebonden woning

een gebouw, dat uitsluitend één woning omvat;

1.37 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, het belangrijkst is;

1.38 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.39 horeca, categorie 1

vormen van horeca gericht op het bereiden of verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse en welke qua openingstijden nagenoeg aansluiten bij winkelvoorzieningen. Hieronder worden in ieder geval verstaan een broodjeszaak, croissanterie, bistro, crêperie, lunchroom, koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom of ijssalon;

1.40 horeca, categorie 2

vormen van horeca gericht op het bereiden of verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse en voor elders dan ter plaatse, welke qua openingstijden afwijken van de openingstijden van winkelvoorzieningen, in die zin dat ze ook in de avonduren geopend. Hieronder worden in ieder geval verstaan een hotel, restaurant, traiteur, cafetaria, snackbar, grillroom, shoarmazaak, fast-foodrestaurant, automatiek, snelbuffet of proeflokaal;

1.41 horeca, categorie 3

vormen van horeca gericht op het verstrekken van dranken of het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen met een dansvloeroppervlak kleiner dan 10 m2, zoals een bar-dancing, café, bar of bierhuis. Een biljartcentrum en zaalverhuur voor feesten en partijen worden ook tot deze categorie gerekend;

1.42 horeca, categorie 4

vormen van horeca gericht op het verstrekken van dranken of het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen met een dansvloeroppervlak groter dan 10 m2, zoals een discotheek;

1.43 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.44 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, het houden van melkrundvee, schapen of paarden en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.45 inwoning

twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.46 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een omgevingsvergunning is vereist;

1.47 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

de in Bijlage 3 Lijst beroep en bedrijf aan huis vermelde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.48 kleinschalige horeca

een horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen;

1.49 lessenaarsdak

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

1.50 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie (met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren), voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en bijzondere woonvoorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.51 nevenfunctie

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

1.52 niet-functionele gebouwen

gebouwen op een perceel die niet functioneel gebonden zijn aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

1.53 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaand uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden;

1.54 peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;

1.55 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.56 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.57 recreatief medegebruik

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.58 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.59 rijenwoning

een woning die deel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneengebouwde woningen;

1.60 scheidingsgrens

een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangewezen grens, die binnen een bestemming een scheiding aangeeft tussen gronden waarop een opgenomen aanduiding wel respectievelijk niet van toepassing is;

1.61 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.62 stacaravan

een gebouw, gebouwd, ingericht en bestemd voor recreatief nachtverblijf, dat de kenmerken heeft van een mobiele verblijfseenheid, dat in verband met de afmetingen, samenstelling, inrichting en uiterlijk aanzien en gelet op de mate van mobiliteit niet kan worden aangemerkt als een mobiel kampeermiddel om achter een personenauto deel te nemen aan het verkeer;

1.63 standplaats

de ruimte, die door een mobiele verkoopinrichting (zoals een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel) wordt ingenomen om daarmee in de uitoefening van ambulante handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, danwel diensten aan te bieden of te verlenen;

1.64 theeschenkerij

gelegenheid om thee en koffie, met daaraan ondergeschikt niet-alcoholhoudende dranken en kleine versnaperingen, tegen betaling te nuttigen;

1.65 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.66 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met zodanige omvang en/of structuur dat redelijkerwijs verwacht mag worden, dan wel aantoonbaar is, dat tenminste één persoon een volledige dagtaak met een hoofdinkomen heeft uit het beheer van het bedrijf, de verzorging van het vee en/of bewerking van het land;

1.67 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.68 voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelgrenzen;

1.69 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.70 Wgh-inrichting

een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 1.1 derde lid van de Wet Milieubeheer en artikel 1 van de Wet geluidhinder en genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;

1.71 wolfseind

schuin eindvlak ter plaatse van de kopgevel van een van een kap voorzien gebouw, met een maximale breedte van 40% van de gevel;

1.72 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.73 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.74 woonschip

een schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning;

1.75 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.76 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.77 zorgboerderij

een agrarisch bedrijf dat mede gericht is op het bieden van zorg, therapeutische arbeid en/of resocialisatie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  2. b. een ijsbaan ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';

met daarbij behorende recreatief medegebruik, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen en paden.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 vanBijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten;
  2. b. bedrijfsactiviteiten als genoemd in Bijlage 2 Aanvullende bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit';
  3. c. opslag;
  4. d. installaties;

met daarbijbehorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het vestigen van bedrijven welke niet zijn genoemd in lid 4.1 onder a en b;
  2. b. detailhandel;
  3. c. Bevi-inrichtingen;
  4. d. inrichtingen als bedoeld in onderdeel D, bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht, zoals dit besluit luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  5. e. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit besluit luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. lid 4.3 onder a en toestaan dat bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in lid 4.1 onder a en b of bedrijven van een hogere categorie, indien die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de desbetreffende categorieën;
    2. 2. lid 4.3 onder b ten behoeve van productiegebonden detailhandel.
  2. b. De onder a genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de woonsituatie;
    2. 2. de sociale veiligheid;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de fysieke en externe veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  2. b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  3. c. behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daarbij behorende bouwwerken, gebouwen -een bedrijfswoning daaronder niet begrepen-, erven en terreinen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij de toepassing van de bouwregels nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen dienen betrekking te hebben op:

  1. a. de gevelindeling van gebouwen;
  2. b. de situering en omvang (lengte-, breedte- en hoogteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing;
  3. c. de nokrichting van de kappen van gebouwen;

teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige samenhang van de bebouwing onderling te verzekeren.

5.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.
  2. b. Het geheel of gedeeltelijk slopen is slechts toelaatbaar indien door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel ter voorkoming van gevaar.

Artikel 6 Groen

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets- en/of voetpaden;
  3. c. bruggen en tunnels ten behoeve van fiets- en wandelpaden;
  4. d. in- en uitritten;
  5. e. speelvoorzieningen en hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen;
  6. f. abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;
  7. g. bijbehorende verhardingen, waterpartijen en watergangen;
  8. h. een recreatief sportveld ter plaatse van de aanduiding 'sport'.

6.2 Bouwregels

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen:
    1. 1. van 'Groen' naar 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' voor de aanleg van parkeerplaatsen of voor aanpassingen van bestaande wegvoorzieningen, mits deze aanpassingen van beperkte omvang zijn.
  2. b. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de onder a genoemde wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de fysieke en externe veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij de toepassing van de bouwregels nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen dienen betrekking te hebben op:

  1. a. de gevelindeling van gebouwen;
  2. b. de situering en omvang (lengte-, breedte- en hoogteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing;
  3. c. de nokrichting van de kappen van gebouwen;

teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige samenhang van de bebouwing onderling te verzekeren.

7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.
  2. b. Het geheel of gedeeltelijk slopen is slechts toelaatbaar indien door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel ter voorkoming van gevaar.

Artikel 8 Maatschappelijk - Begraafplaats

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;
  2. b. behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij de toepassing van de bouwregels nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen dienen betrekking te hebben op:

  1. a. de gevelindeling van gebouwen;
  2. b. de situering en omvang (lengte-, breedte- en hoogteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing;
  3. c. de nokrichting van de kappen van gebouwen;

teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige samenhang van de bebouwing onderling te verzekeren.

8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.
  2. b. Het geheel of gedeeltelijk slopen is slechts toelaatbaar indien door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel ter voorkoming van gevaar.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen of woonschepen;
  2. b. erf;
  3. c. parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  4. d. water en watervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. bruggen en tunnels ten behoeve van fiets- en wandelpaden;
  3. c. groenvoorzieningen en bermen;
  4. d. water en watergangen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Verkeer - Garagebox

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de stalling van (motor-)voertuigen

met daarbij behorende gebouwen en terreinen.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en pleinen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. bruggen en tunnels ten behoeve van fiets- en wandelpaden;
  4. d. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. fietsenstallingen, abri's, straatmeubilair en dergelijke;
  8. h. openbare toiletvoorzieningen;
  9. i. speel- en verblijfsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  2. b. waterbeheer en waterberging;
  3. c. waterlopen met bijbehorende taluds;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', mede het innemen van een ligoever van een permanent bewoond woonschip tot het aantal zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven,
  5. e. bermen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. recreatieve voorzieningen;
  9. i. kunstwerken en kademuren;
  10. j. bruggen ten behoeve van fiets- en wandelpaden;
  11. k. dammen en/of duikers.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het innemen van een ligplaats met een woonschip, geen bouwwerk zijnde, dat niet voldoet aan de afmetingen, genoemd in 13.2.1.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in grondgebonden woningen;
  2. b. wonen in gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  3. c. behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij de toepassing van de bouwregels nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen dienen betrekking te hebben op:

  1. a. de gevelindeling van gebouwen;
  2. b. de situering en omvang (lengte-, breedte- en hoogteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing;
  3. c. de nokrichting van de kappen van gebouwen;

teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige samenhang van de bebouwing onderling te verzekeren.

14.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 14.2.1 onder f, met dien verstande dat ten behoeve van de bouw van een rijenwoning tot in de perceelsgrens mag worden gebouwd;
    2. 2. lid 14.2.1 onder g ten behoeve van het toestaan van afwijkende dakvormen, mits het afwijken niet leidt tot een onevenredige aantasting van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    3. 3. lid 14.2.2 onder a, met dien verstande dat:
      • bij woningen met een bouwperceel tot en met 320 m2 een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m2 is toegestaan;
      • bij woningen met een bouwperceel groter dan 320 m2 een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 25% van het bouwperceel is toegestaan tot een maximum van 150 m2;
    4. 4. lid 14.2.2 onder b, met dien verstande dat ten behoeve van een opbouw de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden vergroot tot de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1,5 m;
  2. b. De onder a genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de fysieke en externe veiligheid;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:

  1. a. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  2. b. van de onbebouwde gronden voor stalling of standplaats van kampeermiddelen;
  3. c. van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.5voor het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:

ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m2, mag worden aangewend ten behoeve beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd inBijlage 3 Lijstberoep en bedrijf aan huis dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;

  1. d. behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;
  2. e. behoudens bed & breakfast, is horeca niet toegestaan;
  3. f. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;
  4. g. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;
  5. h. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

14.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen.
  2. b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien en voorzover het een beschermd monument of een gebouw gelegen in beschermd stadsgezicht betreft.
  3. c. Het geheel of gedeeltelijk slopen is slechts toelaatbaar indien door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel ter voorkoming van gevaar.

Artikel 15 Leiding

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een aardgastransportleiding;
  2. b. ondergrondse leiding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;
  3. c. een waterleiding,

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in lid 15.1bedoelde functies, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, met dien verstande dat uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de aardgastransportleiding, waterleiding of hoogspanningsverbinding geen bezwaar bestaat.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een hoge verwachtingswaarde) in de bodem.

16.2 Bouwregels

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een middelhoge verwachtingswaarde) in de bodem.

17.2 Bouwregels

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en de bescherming van archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  2. b. berging en afvoer van water, ijs en sediment;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de in lid 19.1 bedoelde functies, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van scheepvaarttekens niet meer dan 15 m mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. voorafgaande aan de bouw het bevoegde waterstaatsgezag daaromtrent is gehoord;
  2. b. de waterstaatkundige belangen zoals nader ingevuld in de beleidslijn 'Ruimte voor de rivier' zich daar tegen niet verzet.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de hoogwaterbescherming;
  2. b. de waterhuishouding;
  3. c. het bergen van overtollig water ten behoeve van de verruiming van de bergingscapaciteit van één of meer watersystemen;
  4. d. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
  5. e. dijken en kaden;
  6. f. uiterwaarden;
  7. g. scheepvaart, voor zover het betreft het zomerbed van de IJssel;
  8. h. natuur;

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. wegen en paden;
  2. j. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2 Bouwregels

Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de in lid 20.1 bedoelde functies, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 4 m mag bedragen.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. voorafgaande aan de bouw het bevoegde waterstaatsgezag daaromtrent is gehoord;
  2. b. de waterstaatkundige belangen zoals nader ingevuld in de beleidslijn 'Ruimte voor de rivier' zich daar tegen niet verzet.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

22.1 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de in het plan aan deze gronden en bouwwerken gegeven bestemming.
  2. b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, als bedoeld onder a, wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
    2. 2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
    3. 3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 vrijwaringszone - dijk

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

24.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. f. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;

  1. g. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken naar de buitenzijde worden overschreden door buitenmuren, mits de grenzen in totaal met niet meer dan 0,50 m worden overschreden;
  2. h. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  3. i. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  1. a. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. b. aanduidingen wijzigen dan wel verwijderen indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

regels van het bestemmingsplan 'Kamperveen 2012'.

mei 2013.

Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d.

, Voorzitter

, Griffier

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Aanvullende Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Lijst Beroep En Bedrijf Aan Huis

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Een groot aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente Kampen is verouderd en wat betreft de planologisch-juridische regeling niet meer actueel. Het oudste bestemmingsplan van Kamperveen stamt uit 1986.

Voor de gemeente is dit een belangrijke reden om door middel van een inhaalslag voor de betreffende gebieden, actuele en eenduidige bestemmingsplannen te vervaardigen.

In het kader van het convenant 'De ruimte op orde' dat op 4 april 2002 is afgesloten tussen de provincie Overijssel en een aantal gemeenten (waaronder Kampen), zijn afspraken gemaakt omtrent het actualiseren van bestemmingsplannen. Daartoe is op 8 oktober 2002 een plan van aanpak vastgesteld. Op basis van de programmering binnen dit plan maakt het plangebied 'Kamperveen 2012' onderdeel uit van het traject 'actualisering bestemmingsplannen'.

Daarnaast speelt de verplichting vanuit de Wet ruimtelijke ordening (Wro), om een plan binnen 10 jaar te actualiseren, een belangrijke rol. Indien een plan ouder is dan 10 jaar, mag de gemeente geen leges meer heffen voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwplan. Op deze manier wil het Rijk garanderen dat bestemmingsplannen niet te oud worden.

Dit bestemmingsplan legt de bestaande situatie en geldende rechten vast volgens de huidige (digitale) standaarden. Het digitale plan heeft daarbij voorrang op het analoge plan. Omdat de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd maakt dit plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel wordt aan inwoners van het plangebied de mogelijkheid geboden om initiatieven te laten meelopen in de planprocedure. Eis is wel dat deze initiatieven goed onderbouwd en niet strijd met een goede ruimtelijke ordening zijn.

1.2 De Bij Dit Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Kamperveen 2012' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (nummer NL.IMRO.0166.00991077-VB01);
  • planregels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Situering Van Het Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan 'Kamperveen 2012' bestaat uit buurschap De Zande, buurtschap Hogeweg (ook wel Kamperveen genoemd) en buurtschap Zuideinde.

De begrenzing van het plangebied is bepaald door de bebouwde komgrenzen weergegeven. In Bijlage 1 wordt de situering en begrenzing van het plangebied weergegeven.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting beschrijft in hoofdstuk 2 de vigerende bestemmingsplannen. Ook is een korte beschrijving van het gebied opgenomen in hoofdstuk 2.

In hoofdstuk 3 wordt het voor het plangebied relevante beleid besproken. Omdat dit bestemmingsplan de bestaande situatie beschrijft, is geen uitvoerig onderzoek gedaan naar de milieuonderdelen. Wel is een korte beschrijving van bekende gegevens verwerkt in hoofdstuk 4. De juridische planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 5. De uitvoerbaarheid van dit plan wordt beschreven in hoofdstuk 6. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de resultaten van inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Plankader

2.1 Geldend Planologisch Beleid

Het voorliggende bestemmingsplan omvat de planologische regeling voor het gebruik van de gronden en gebouwen in Kamperveen. De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de volgende bestemmingsplannen, die geheel of gedeeltelijk door het voorliggende bestemmingsplan worden vervangen:

geheel vervallen:

vaststelling goedkeuring
Buitengebied (IJsselmuiden), 12e ph Hogeweg 11-06-2007 28-08-2007
Zuideinde 11-12-1995 12-02-1996
Zuideinde, fase 2 14-11-2000 17-01-2001
Zuideinderhof 1A 01-09-2010 -

gedeeltelijk vervallen:

vaststelling goedkeuring
Buitengebied (IJsselmuiden) 08-11-1993 21-06-1994
De Zande 24-06-1985 18-02-1986
Uiterwaarden 25-09-2003 06-01-2004

Daarnaast hebben in het verleden ontwikkelingen plaatsgevonden op basis van ontheffingen en vrijstellingen. Voor deze ontwikkelingen zijn geen afzonderlijke bestemmingsplannen gemaakt.

Het voorliggende bestemmingsplan is grotendeels consoliderend of conserverend van aard, wat betekent dat het is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied en dat nieuwe ontwikkelingen in principe niet zijn meegenomen. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van (rechts)kracht worden van de diverse hierboven genoemde bestemmingsplannen, ontheffingen en vrijstellingen.

Wat betreft de planologisch-juridische regeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de regelgeving, zoals die voor de recent vervaardigde bestemmingsplannen van de gemeente Kampen is gehanteerd. Bovendien is aangesloten bij het handboek van de gemeente Kampen.

2.2 Ruimtelijk Kader

2.2.1 Geschiedenis

De Utrechtse bisschop Godfried van Rhenen verleende omstreeks 1200 toestemming aan 'enige scamele Friezen' om zich te vestigen in het veen ten zuiden van Kampen. Waarschijnlijk ontleent Kamperveen zijn naam aan dit veen.

In de gemeente kwamen de buurtschappen het Zuideinde, De Zande, de Hogeweg en oorspronkelijk ook de Leidijk voor.

De voormalige gemeente lag op de grens van het machtsgebied van de Gelderse en Utrechtse heren, terwijl ook de heren van Buckhorst hun invloed lieten gelden. Dat dit vaak ten koste van de bevolking van Kamperveen ging bewijst de geschiedenis.

In 1937 werden de gemeenten Grafhorst, IJsselmuiden en Wilsum op voorstel van de gedeputeerde staten van Overijssel uit het oogpunt van doelmatigheid samengevoegd. IJsselmuiden en Kampen fuseerden in 2001 zodat dit gebied nu bij de gemeente Kampen behoort.

De afbeelding 'Kaart van Hattinga 1749' betreft een uitsnede van een historische kaart. Hierop zijn Kamperveen en Wittenstein al als kernen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0001.jpg"

Afbeelding: Kaart van Hattinga 1749

De natuurlijke laag

De wording van dit gebied is sterk bepaald door de invloed van de IJssel, in combinatie met de getijdenwerking van de rivier en de wind. Tot in de Middeleeuwen was dit een gebied, waarin de IJssel zich met verschillende armen een weg zocht richting het Flevomeer. Het grondgebied bestond uit oeverwallen, laagveen en rivierduinen.

Aan de oever van de IJssel ter plaatse van De Zande ligt een pleistoceen dal met een zwaar kleipakket op zand. Aan de oostkant van De Zande is een gebied met overslaggronden aanwezig bestaande uit een zand en kleidek op een klei op veen ondergrond.

Kamperveen ligt ook op overslaggronden omgeven door een dekzandvlakte met een klei op veendek.

Zuideinde ligt op een dekzandrug met een afdekking van wisselende samenstelling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0002.jpg"Afbeelding: Hoogtelijnenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0003.jpg"

Afbeelding: Bodemkaart

Op de afbeelding 'Hoogtelijnenkaart' markeren de blauwe lijnen de lagere percelen in het polderlandschap. Uit de lijnenopbouw is de verkavelingsstructuur van het polderlandschap af te lezen. De groene lijnen markeren de percelen met een hogere ligging.

De buurtschappen De Zande en Zuideinde zijn gerealiseerd op de hogere percelen. Uit de bodemkaart is af te lezen dat Zuideinde is ontstaan op podzolgronden (oranje), De Zande op kalkhoudende zandgronden (geel). Kamperveen is tot stand gekomen op zogenoemde overslaggronden (grijs) en (afzetting) deklaag die is ontstaan bij de dijkdoorbraken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0004.jpg"

Afbeelding: Geomorfologische kaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0005.jpg"

Afbeelding: Landschapstypen

Uit de hiervoor opgenomen afbeeldingen blijkt dat sprake is van twee landschapstypen. Uit de afbeelding 'Geomorfologische kaart' komt naar voren dat de de bebouwde kernen tot stand zijn gekomen op de hogere gronden in het polderlandschap en het rivierenlandschap. Zuideinde en Kamperveen zijn gelegen in het polderlandschap (licht paars) en buurschap De Zande is gelegen in het overgangsgebied tussen het rivierenlandschap (licht blauw) en het polderlandschap.

De laag van de agrarische cultuurlandschappen

De landschappelijke structuren zijn ontstaan in de tijd dat de ingebruikname van het landschap met name werd bepaald door de verscheidenheid in bodem, reliëf en waterhuishouding. Het gebied van Kamperveen heeft eenzelfde landschappelijke structuur.

De Zande is gegroeid aan de IJsseldijk op de kruising met de weg naar Harderwijk. Het is waarschijnlijk het einde van een veenontginning die aan de Gelderse gracht begon en doodliep op de IJssel. Gezien de wijze waarop de slagenverkaveling doorliep tot aan de IJssel (dit is op de kadastrale minuut van 1832 te zien), is het waarschijnlijk dat de IJsseldijk pas in een later stadium is aangebracht.

Evenwijdig aan de Gelderse gracht werden dijken aangelegd waaronder de Leidijk, de Hogeweg en de Venedijk. Tussen deze dijken werden de Buitenwetering en de Binnenwetering gegraven. Door de veelvuldige dijkdoorbraken ontstonden kolken naast deze dijken.

Vanaf de Hank ten noorden van De Zande groef men ook een Vaarsloot naar de Hogeweg evenwijdig aan de slagen. Op de Leidijk ontstond een nederzetting die later naar de Hogeweg is verplaatst.

In de buurt van De Zande trof men in het begin van de 19e eeuw akkers en weiden aan, terwijl de slagen in de nabijheid van de Hogeweg en de Leidijk alleen geschikt waren als hooiland.

Het gebied rond het buurtschap Zuideinde is een wat hoger gelegen slagenlandschap dat hoofdzakelijk uit weiden en akkerland bestond.

De dijken, weteringen, kolken en verkavelingssloten zijn nog grotendeels aanwezig in het landschap en vertellen de ontstaansgeschiedenis hiervan.

De veenontginning van Kamperveen is waarschijnlijk vanaf de Gelderse gracht aangelegd. Op de afbeelding 'Militaire kaart 1859' is - van links naar rechts - te zien, de Gelderse gracht, de Leidijk, de Binnenwetering, de Hogeweg, de Buitenwetering en de IJsseldijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0006.jpg"

Afbeelding: Militaire kaart 1859

De gebouwde laag

Kamperveen

Op de kadastrale minuut van 1832 is in de buurt van Kamperveen verspreide bebouwing te vinden die hoofdzakelijk langs de zuidwest zijde van de Hogeweg is gesitueerd. De bebouwing aan de Hogeweg komt al op de kaart van Hattinga van 1749 voor. Deze agrarische bebouwing stond op terpen die nu nog in het landschap aanwezig zijn.

Opvallend op de kadastrale minuut zijn de restanten van de kerk aan de Leidijk. Aan de Leidijk moet een buurtschap zijn geweest dat in de eerste helft van de 14e eeuw zijn kerk krijgt. Dit is de eerste kerk van Kamperveen.

In 1714 gaat de kerk door een zware storm en blikseminslag verloren, maar de kerk is in 1719 weer herbouwd. Bij de decembervloed van 1747 is deze kerk weer verwoest. Er blijft alleen een ruïne achter. Aan de Hogeweg, 1.500 m verder op dezelfde slag, werd een nieuwe kerk gebouwd bij een toen al aanwezige pastorie.

In 1838 is de kerktoren aan de Leidijk verder afgebroken, waardoor er geen bovengrondse resten van de kerk meer aanwezig zijn. De daarnaast gelegen begraafplaats werd tot 1901 gebruikt en is nog steeds aanwezig. De kerk en de pastorie aan de Hogeweg worden in de jaren '60 van de vorige eeuw vervangen door nieuwbouw. Na die tijd is daartussen nog een basisschool gebouwd. Daar tegenover is recent een woningbouwproject gerealiseerd.

De Zande

Op de kaart van Hattinga uit 1749 is voor De Zande geen noemenswaardige bebouwing te zien. De Zande heeft zich waarschijnlijk in de tweede helft van de 18e eeuw ontwikkeld.

In het begin van de 19e eeuw bestond De Zande uit 14 bebouwde percelen, hoofdzakelijk boerderijen waarvan de helft diep in de landerijen achter de dijk lagen. De andere bebouwing lag aan de Venedijk en de Spijkerboor.

De Zande telt in 1903 circa 26 woningen. Dit is gebaseerd op basis van de topografische kaart uit 1903.

In het begin van de 20e eeuw (1928) zijn de grote en karakteristieke boerderijen, De Zande 40, 42 en 44 gebouwd. In dezelfde tijd verrijzen aan de rivierzijde van de IJsseldijk enkele smalle dijkhuisjes.

Vooral in de laatste helft van de 20e eeuw is het dorp aanzienlijk uitgebreid, onder andere door een woningbouwproject uit de jaren '60 onder aan de dijk in het midden van het buurtschap.

Tussen 1903 en 1933 werd de Kamperstraatweg achter De Zande aangelegd.

Aan de IJsseldijk, op de gemeentegrens tussen Kamperveen en Zalk, lag een sluis tussen een watergang die vanaf de IJssel via een kolk landinwaarts liep. In het begin van de 20e eeuw was hier een motorgemaal aanwezig die rond 1960 zijn huidige vorm kreeg.

Op basis van de afbeelding 'Kadastrale minuut 1832 van omgeving De Zande' is te zien dat De Zande zich waarschijnlijk in de tweede helft van de 18e eeuw heeft ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0007.jpg"

Afbeelding: Kadastrale minuut 1832 van omgeving De Zande

Op basis van de afbeelding 'Topografische kaart van 1933' is te zien dat de Kamperstraatweg achter De Zande is aangelegd en dat de Leidijk is onderbroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0008.jpg"Afbeelding: Topografische kaart van 1933

Zuideinde

In 1596 heeft Johan Witten een 'erve' gekocht van het Heilige Geest Gasthuis te Kampen om daar een buitenhuis te bouwen. In het begin van de 19e eeuw heeft zich rond een buitenhuis op symmetrische plattegrond met omgrachting, een rechthoekig naar het noordoosten uitstrekkend landgoed met lanen ontwikkeld. Ten noorden van dit landgoed ligt een voetpad waaraan 16 boerderijen zijn gesitueerd. Grenzend aan het landgoed aan de Leidijk liggen 4 boerderijen. De kern is op de kaart van Hattinga al aangeduid.

In de tweede helft van de 19e eeuw werd bij landhuis Wittenstein een boerderij gebouwd die nu nog aanwezig is. Rond 1880 zijn de grachten van het landhuis gedempt en in 1938 werd het huis verkocht en wegens bouwvalligheid gesloopt. Op dezelfde plaats is een nieuw houten huis gebouwd.

Omstreeks 1872 werd een eenvoudig kerkje voor de gereformeerde kerk aan het Zuideinde-west opgericht. Dit kerkje is tot op heden nog aanwezig. Achter de kerk werd in het begin van de 20e eeuw een transformatiehuisje gebouwd. Zowel de kerk als het transformatiehuisje zijn karakteristieke panden.

Vooral vanaf de jaren '70 is het buurtschap aanzienlijk uitgebreid, onder andere met het nieuwbouwproject Zuideinderhof.

Op basis van de afbeelding 'Kadastrale minuut 1832 van omgeving Zuideinde' is te zien dat in het begin van de 19e eeuw rond Wittenstein een rechthoekig naar het noordoosten uitstrekkend landgoed met lanen aanwezig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0009.jpg"

Afbeelding: Kadastrale minuut 1832 van omgeving Zuideinde

2.2.2 Verandering

Hogeweg 45

Voor het perceel Hogeweg 45 is medewerking verleend om de realisatie van een woning mogelijk te maken. Naast de bestaande woning is een trapveldje gelegen. De bestaande woning wordt in de bebouwingsstructuur van het lint herbouwd en de nieuwe woning wordt daar aansluitend aan gerealiseerd. Voor deze ontwikkeling is recent een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze ontwikkeling is meegenomen in dit bestemmingsplan. In Bijlage 2 is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

De Zande 28

Voor het perceel De Zande 28 is de gemeente in principe bereid om medewerking te verlenen voor de verbouw van het pand tot 4 casco woonstudio's/appartementen. Het betreft een functieverandering van horeca naar woningen. Om het pand geschikt te maken voor bewoning wordt het pand verbouwd. Deze verbouwing is voornamelijk inpandig en er vindt geen nieuwbouw plaats. Voor deze ontwikkeling is ook een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. De ontwikkeling is meegenomen in dit bestemmingsplan. In Bijlage 3 is de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

2.2.3 Het plangebied

Kamperveen (Hogeweg)

Kamperveen is een kleine kern in het polderlandschap. De kern Kamperveen is in de volksmond ook bekend als de kern Hogeweg met de school en de kerk. Hierna wordt steeds de naam Kamperveen gebruikt.

De kern bestaat uit een kleine concentratie van woningen die qua woningomvang te klein is om te kenmerken als buurtschap.

Het oudste deel van Kamperveen is gelegen ten zuidwesten van de Hogeweg, ingeklemd tussen een natuurlijke kolk en een aangelegde kolk.

De aanwezigheid van een kerk, een verenigingsgebouw en een basisschool zorgen ervoor dat Kamperveen vanuit sociaal en maatschappelijk oogpunt een belangrijke functie vervult voor het buitengebied en De Zande.

Recent is Kamperveen uitgebreid met een aantal woningen ten noorden van de Hogeweg, hoewel het aantal woningen beperkt is, is er sprake van een verdubbeling van het aantal bebouwingseenheden.

De Hogeweg is aangelegd om het achterland te beschermen tegen het water.

De talrijke kolken langs de Hogeweg en de Venedijk bewijzen dat de dijken niet altijd bestand waren tegen het IJsselwater. Het wegenpatroon in het gebied weerspiegelt de strijd met het water. Het kronkelende verloop van de wegen met de aanliggende kolken is onlosmakelijk verbonden aan de historie van het landschap.

Er is sprake van een kleinschalig polderlandschap dat zicht kenmerkt door zijn openheid.

Karakteristiek voor Kamperveen zijn de kolken, de karakteristieke bomenstructuur en het open polderlandschap dat doorloopt en voelbaar is tot in de kern van Kamperveen.

Bij nieuwe ontwikkelingen in en rondom Kamperveen dient rekening te worden gehouden met de aanwezige landschappelijke waarden van het polderlandschap.

De afbeelding 'Luchtfoto en beelden Kamperveen' betreft een sfeerbeeld van Kamperveen met de maatschappelijke voorzieningen en het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0010.jpg"

Afbeelding: Luchtfoto en beelden Kamperveen

De Zande

De Zande kenmerkt zich door zijn ligging aan de Hank, een zijtak van de rivier de IJssel. De Zande ligt het meest oostelijk van de kernen, net aan de overkant van de Kamperstraatweg. Er wonen bijna 870 mensen.

De Zande bestaat van oorsprong uit diverse agrarische bedrijven, pas in de laatste helft van de 20e eeuw is het dorp verder uitgebreid met woningbouw.

Het dorp heeft beperkt voorzieningen en enkele bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0011.jpg"

Afbeelding: Luchtfoto en beelden De Zande

Zuideinde

Zuideinde is gelegen in het landschappelijk- en visueel waardevol polderlandschap.

Het verkavelingspatroon dat van oudsher is ontstaan door de landontginning, is nog steeds af te lezen in het landschap en de verkavelingsstructuur. Het verkavelingspatroon kenmerkt zich door langwerpige, diepe kavels met een dicht patroon van sloten en greppels. Het landschap loopt door tot in de bebouwde kom van Zuideinde.

Vanaf diverse plekken op de Zuideinde-west is er zicht op het open polderlandschap.

De doorkijkjes naar het open polderlandschap en de aanwezige bomen en hagenstructuur, zorgen ervoor dat Zuideinde een eigen kenmerkende verkavelingsstructuur bezit.

De oorspronkelijke lintbebouwing is nog herkenbaar en afleesbaar.

Karakteristiek voor Zuideinde zijn de aanwezige (terp)boerderijen, het kerkgebouw en de vrijliggende begraafplaats.

Zuideinde bezit een laag voorzieningsniveau. De voorzieningen bestaan uit een kerk en een basisschool. Voor de overige voorzieningen is Zuideinde aangewezen op de omliggende (Gelderse) plaatsen Elburg, Oosterwolde en Oldebroek.

Bij nieuwe ontwikkelingen in en rondom Kamperveen dient rekening te worden gehouden met de aanwezige landschappelijke waarden van het polderlandschap waarbij de bebouwing van Zuideinde en het polderlandschap op elkaar reageren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0012.jpg"

Afbeelding: Luchtfoto en beelden Zuideinde

Landgoed Wittenstein

Ten zuidoosten van de kern Zuideinde ligt het landgoed Wittenstein. Van het oorspronkelijke Engelse landschapspark, resten nog de oude lanen en de hoogopgaande beplanting. Samen met de boerderij aan de rand van het landgoed vormen deze relicten een tastbare herinnering aan dit landgoed en geven dit gebied een hoge ruimtelijke kwaliteit. Sinds 1950 valt het landgoed Wittenstein onder de Natuurschoonwet.

Het landgoed valt buiten het plangebied, maar is wel van belang geweest voor de ontstaansgeschiedenis van het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de Omgevingsvisie Overijssel. Een 'vertaling' van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Kampen is dit het geval. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op het voor dit plan relevante overheidsbeleid, waarbij ook de van belang zijnde gemeentelijke beleidskaders worden aangegeven.

3.2 Europees Beleid

Er zijn diverse Europese richtlijnen met ruimtelijke aspecten. Richtlijnen dienen door de lidstaten geïmplementeerd te worden in nationale wetgeving. Voor de ruimtelijk relevante richtlijnen is dit gebeurd. Zo zijn de vogel- en habitatrichtlijnen verwerkt in de Natuurbeschermingswet 1998 en in de Flora- en faunawet, is de waterrichtlijn verwerkt in de Waterwet en is het Verdrag van Malta opgenomen in de Monumentenwet. In het kader van dit bestemmingsplan behoeven de richtlijnen geen nadere beschouwing.

Verdrag van Valletta (Verdrag van Malta) (1992)

Het verdrag van Valletta heeft als doel het archeologisch erfgoed te beschermen als bron van het Europees gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijk studie. In 1992 is het verdrag door Nederland ondertekend. Inmiddels heeft het verdrag zijn doorwerking in de Monumentenwet.

Omdat er in het onderhavige plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, behoeft er geen onderzoek plaats te vinden of en in hoeverre in het plangebied sprake is van archeologisch waardevolle elementen.

De gemeente Kampen heeft een eigen 'gemeentelijke archeologische waardenkaart'. Voor een korte beschrijving van de cultuurhistorie en archeologische waarde van Kamperveen wordt verwezen naar paragraaf 4.1.

3.3 Rijksbeleid

3.3.1 Watertoets (2001, wettelijk verplicht sinds 2003)

De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten en een direct gevolg van de afspraken uit de Startovereenkomst 'Waterbeleid 21e eeuw'. Vanaf 14 februari 2001 is afgesproken dat de Watertoets wordt toegepast. Dit is dus ook van toepassing voor dit bestemmingsplan. In een zogenaamde waterparagraaf in het bestemmingsplan wordt het proces beschreven en wordt het advies verwoord. Waterschap Groot Salland heeft voor de hele gemeente Kampen een waterplan opgesteld, waarbij is ingezoomd op de grote kernen Kampen en IJsselmuiden. In het waterplan is een visie opgenomen voor de periode tot 2015. Doel hiervan is een duurzaam ingericht watersysteem en een doelmatig ingerichte waterketen.

Er is in dit geval sprake van een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen, omdat het gaat om een bestaand stedelijk gebied waarvoor een consoliderend bestemmingsplan wordt opgesteld. De procedure in het kader van de watertoets (zie paragraaf 4.7) is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.

3.3.2 Flora en faunawet (2002)

Sinds 1 april 2002 regelt de 'Flora- en faunawet' de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet is een belangrijk deel van de doorwerking van de Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.

De algemene beschrijving van de ecologie in en rondom het plangebied is opgenomen in paragraaf 4.2.

3.3.3 Natuurbeschermingswet (2005)

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de gebiedsbescherming van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankerd (de soortbescherming is reeds verankerd in de Flora- en faunawet). Uitgangspunt van de gewijzigde natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden vermeden.

De algemene beschrijving van de ecologie in en rondom het plangebied is opgenomen in paragraaf 4.2.

3.3.4 Nationaal Landschap IJsseldelta

Het landelijk gebied staat onder druk. Soms door verstedelijking, maar ook door de uittocht van agrarische ondernemers. Boeren zijn per slot van rekening een belangrijke beheerder van het landschap. De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van de Nota Ruimte (voorjaar 2006) aangegeven het landschap te willen behouden en te 'ontwikkelen met kwaliteit'. Twintig gebieden hebben de status 'Nationaal Landschap' gekregen en fungeren als de visitekaartjes van het Nederlandse platteland. De status van Nationaal Landschap houdt in dat de overheid extra aandacht geeft aan deze gebieden en dat er extra financiële middelen worden vrijgemaakt. Met dit geld kunnen de zogenoemde kernkwaliteiten van Nationale Landschappen worden behouden en versterkt, en kunnen de gebieden nog aantrekkelijker worden gemaakt voor onder andere recreatie.

De IJsseldelta dankt haar status als Nationaal Landschap aan enkele specifieke kenmerken, de zogenaamde kernkwaliteiten. Dit Nationaal Landschap bestaat grofweg uit twee met elkaar samenhangende delen: Mastenbroek en het Kampereiland. Dit zeer open kleiontginningslandschap wordt enerzijds gekenmerkt door het traditionele verkavelingspatroon met restanten van kreken en huisterpen van het Kampereiland en anderzijds door de rationeel en geometrisch verkavelde polder Mastenbroek.

Een groot deel van de gemeente Kampen ligt binnen het Nationaal Landschap. Dit betreft het gebied rondom de IJssel en ten noorden van de IJssel.

Voor het plangebied betekent dit dat het gebied ten noorden van de Zalkerdijk en een deel van de weg De Zande onderdeel uitmaken van het Nationaal Landschap.

Binnen de Nationale Landschappen zijn de landschappelijke en natuurlijke kernkwaliteiten medesturend voor de ontwikkeling van het gebied. In het Ontwikkelingsprogramma Nationaal Landschap IJsseldelta is door de samenwerkende partners - de provincie Overijssel, de gemeenten Zwolle, Kampen en Zwartewaterland en het Waterschap Groot Salland - aangegeven hoe zij de opgave 'behoud, beheer en versterking' willen realiseren.

3.3.5 Nota Belvedere (1999)

De Nota Belvedère behandelt de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Binnen het toekomstig ruimtelijk beleid moet cultuurhistorie als basiswaarde in de samenleving worden beschouwd. Dit geldt vooral voor historische bouw- en stedenbouwkunde, historisch-landschappelijke elementen en structuren en archeologie. Hieruit volgt onder meer dat overheden de verplichting hebben cultuurhistorie op een volwaardige wijze bij hun planvorming te betrekken. De culturele rijkdom draagt bij aan de identiteit, de belevingswaarde en de internationale herkenbaarheid van Nederland.

Voor een korte beschrijving van de cultuurhistorie en archeologische waarde van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 4.1.

3.3.6 Monumentenwet (1988)

De Monumentenwet beschermt zaken en terreinen (archeologische, beschermde en kerkelijke monumenten, alsmede beschermde stads- en dorpsgezichten) die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Voor wijziging, afbraak en verwijdering van beschermde monumenten en het uitvoeren van opgravingen is een vergunning nodig waaraan voorwaarden kunnen worden verbonden.

Archeologie is vanaf de laatste jaren van de vorige eeuw door verschillende initiatieven steeds meer bij ruimtelijke ordening betrokken. Door wetgeving in 2007 is archeologische monumentenzorg, op basis van de Wamz (Wet op de archeologische monumentenzorg) een vast onderdeel geworden van ruimtelijke ordening. Met de Wamz is namelijk de Monumentenwet 1988 aangepast op het onderdeel archeologie.

Archeologie is het bestuderen van het bodemarchief. Dit zijn oude sporen en structuren die in bepaalde delen van de bodem achtergebleven zijn en informatiewaarde bevatten. Door correcte bestudering kunnen feiten en omstandigheden van vroeger achterhaald worden.

De betekenis van het gemeentelijke bodemarchief is variabel en bestaat uit waarden en verwachtingen. Een aantal locaties met bekende waarden is geregistreerd als monument op de Archeologische MonumentenKaart (AMK-terreinen). Hierop staan de stadskern van Kampen, de terpen en de locaties van voorname buitenplaatsen (bijvoorbeeld Buckhorst te Zalk) et cetera. Voor het overige gemeentelijke grondgebied geldt een indeling op basis van hoge, middelhoge tot lage verwachtingen. Deze gegevens zijn genoteerd op de archeologische waardenkaart van de gemeente Kampen.

Op basis van de Monumentenwet 1988 moeten gemeenten onder andere het archeologisch erfgoed in hun grondgebied zo goed mogelijk beheren. Dit betekent dat behoud ervan voorop staat, maar wanneer dit niet mogelijk is, in bepaalde gevallen onderzoek vereist is.

Het beheer van het eigen archeologisch erfgoed moet planologisch worden vastgelegd. In een bestemmingsplan moeten de eventueel aanwezige archeologische waarden zijn geregistreerd, de verwachtingswaarden zijn vermeld en worden omschreven welke bepalingen er gelden bij planvorming.

Voor werkzaamheden die gepaard gaan met verstoring van de bodem is in een aantal gevallen archeologisch vooronderzoek verplicht. Dit moet uitwijzen of er mogelijk behoudenswaardige archeologische sporen in het geding zijn.

Van de gemeenten wordt verlangd dat zij de bescherming van de archeologische waarden vroegtijdig en op een passende wijze bij de voorbereiding van hun ruimtelijk beleid zullen betrekken.

In het plangebied zijn gemeentelijke monumenten aanwezig. In paragraaf 4.1 wordt hier nader op ingegaan.

3.4 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie (2009)

Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel. Hierin worden het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan met elkaar geïntegreerd zodat één beleidsplan ontstaat voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In de Omgevingsvisie benoemt de provincie de provinciale belangen en geeft ze aan hoe ze de maatschappelijke opgaven samen met de partners gaat realiseren. De Omgevingsvisie is een structuurvisie in het kader van de Wro. Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De provincie onderscheidt in de Omgevingsvisie een aantal gebiedskenmerken. Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is dan geeft de 'catalogus gebiedskenmerken' richting aan de manier waarop dit moet plaatsvinden.

Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld, is de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0013.png"

Aan de Omgevingsvisie is in relatie tot Kamperveen het volgende ontleend.

Generieke beleidskeuzes

Intrekgebied Koppelerwaard

Het intrekgebied Koppelerwaard 'levert' feitelijk het grondwater voor de drinkwatervoorziening. Bescherming van de kwaliteit van het grondwater is daarmee van groot belang en zwaarwegend bij verdere ontwikkeling. In het intrekgebied worden geen functies toegelaten die risicovol zijn voor de grondwaterkwaliteit. Binnen het intrekgebied gelden regels voor grondwaterbescherming (zie onder 'Omgevingsverordening').

Er liggen in dit gebied kansen voor natuurontwikkeling, landbouw, recreatie, niet-bedreigende stedelijke functies.

Nationaal Landschap

De Zande ligt deels in het Nationale Landschap IJsseldelta.

Nationaal Landschap IJsseldelta bestaat uit de polder Mastenbroek, het Kampereiland, de Mandjeswaard, Polder de Pieper, de Zuiderzeepolder het rivierenland van de IJssel en het Zwarte Water met daaraan gelegen oude stads- en dorpskernen, dijken en keringen en het Zwarte Meer. Een rivierenland met eeuwenoude polders, terpenboerderijen en kreekruggen. De specifieke landschappelijke (kern)kwaliteiten zijn:

  • de grote mate van openheid;
  • de oudste, rationele, geometrische verkaveling;
  • reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen.

Voor het Nationale Landschap zijn de kernkwaliteiten nader uitgewerkt in een Ontwikkelingsprogramma. Dit bestaat uit een ontwikkelingsperspectief en een uitvoeringsprogramma. Hierin geven gebiedspartners aan hoe zij de opgave voor deze gebieden zullen realiseren. Het programma geeft aan welke kwaliteiten het gebied uniek maken en wat zij zullen doen om deze te behouden en versterken: behoud door ontwikkeling.

Binnen het Nationaal Landschap mogen bestemmingsplannen alleen voorzien in nieuwe ontwikkelingen, indien deze bijdragen aan het behoud of versterken van de kernkwaliteiten. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Een deel van het plangebied bij de kern De Zande (uiterwaarden) is onderdeel van de EHS. Het provinciale ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS waarbij rekening gehouden wordt met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Dat betekent dat er geen ruimte is voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Dergelijke ontwikkelingen worden binnen dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

Natura 2000

Een deel van het plangebied bij de kern De Zande (uiterwaarden) maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden IJssel'. Voor Natura 2000-gebieden is een beheerplan gemaakt. Een dergelijk plan geeft een uitwerking van de doelstellingen en de maatregelen die nodig zijn om die doelen te halen. De inzet is om bestaande activiteiten zoveel mogelijk ongewijzigd door te laten gaan en de externe werking (wettelijke bescherming buiten de begrenzing) tot een minimum te beperken. Voor nieuwe plannen of projecten in en nabij de Natura 2000-gebieden is een vergunningstelsel ingesteld. De provincie is hiervoor in veel gevallen het bevoegd gezag.

Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen waarden aangetast die het behoud en het beheer van de Natura 2000-gebieden belemmeren.

Omgevingsverordening

Drinkwaterwinning

In het plangebied is sprake van een 'intrekgebied potentiële waterwinning'. Volgens de verordening moeten bestemmingsplannen voorzien in een aanduiding voor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening. Omdat er sprake is van een bestaande situatie wordt er uitgegaan van het stand still-principe: de verslechtering van de grondwaterkwaliteit wordt tegengaan (geen nieuwe ontwikkelingen) en het vergroten van risico's op verontreiniging van het grondwater wordt voorkomen (idem). In paragraaf 4.7 wordt verder op dit onderwerp ingegaan.

Ontwikkelingsperspectief

Het plangebied voor de buurtschappen Zuideinde en Kamperveen aangemerkt als 'Buitengebied/Groene omgeving'. Het ontwikkelingsperspectief voor de buurtschappen is 'buitengebied, accent productie, schoonheid van de moderne landbouw'. Dit zijn gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van grote open cultuurlandschappen en waar ruimte wordt gegeven aan verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw. De kwaliteitsambitie is om de diverse landschappen herkenbaar te houden ten opzichte van elkaar en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren.

Het plangebied voor het buurtschap De Zande heeft de ontwikkelingsperspectieven 'dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus (woonwijk)', 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap)' en 'realisatie groene en blauwe hoofdstructuur (natuurgebieden en watersysteem)'.

De ontwikkelingsperspectieven zijn in overeenstemming met de huidige situatie. Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ontwikkelingsperspectieven vormen daarom geen beperkingen voor dit gebied.

Gebiedskenmerken

Natuurlijke laag

In de natuurlijke laag ligt De Zande op de overgang van 'rivierengebied' met 'rivier en uiterwaarden' en 'oeverwallen' naar 'veengebied' met 'laagveengebied'.

Zuideinde en Kamperveen zijn gelegen in het 'veengebied' met 'laagveengebied'.

Rivierengebied: In de catalogus gebiedskenmerken is aangegeven dat de rivieren, uiterwaarden, rivierdalen en directe omgeving van insnijdende rivieren een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van een robuust watersysteem, de waterkwaliteit, ruimte voor water en de natuurkwaliteit. Deze waarden worden in dit bestemmingsplan niet landschappelijk beschermd, omdat ze vanwege de stedelijke inrichting voor een groot deel niet meer beleefbaar zijn. Wel wordt de bodem en de waarden beschermd door middel van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3', die gebaseerd zijn op de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Veengebied: Volgens de catalogus gebiedskenmerken krijgen de laagveenrestanten een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de waterkwaliteit en de natuurkwaliteit. De overige delen van de laagveengebieden krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op behoud van het veenpakket en het waterpeil is hier niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is. Voor dit bestemmingsplan is er enkel sprake van 'stedelijk' gebied. Het gebied met het kenmerkende open karakter valt buiten het plangebied.

Agrarische laag

In de agrarische laag ligt De Zande op de overgang van 'rivierengebied' met 'rivier en uiterwaarden' en 'oeverwallen' naar 'veengebied' met 'laagveenontginningen'.

Zuideinde en Kamperveen zijn gelegen in het 'veengebied' met 'laagveenontginningen'.

Rivierengebied: Een aantal woningen binnen het plangebied liggen in het buitendijksgebied. Deze woningen liggen ten noorden van de weg De Zande - Zalkerdijk. Hier geldt dat er geen danwel zeer beperkte bouwmogelijkheden zijn. Voor het winterbed van de rivier de IJssel dient een beschermende bestemmingsregeling te worden opgenomen. Voor het plangebied is daar geen sprake van.

Veengebied: Voor wat betreft laagveenontginningen wordt in de catalogus gebiedskenmerken ingezet op een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de ter plaatse karakteristieke maat en schaal van de ruimte, met onderscheid tussen gebieden met grote open ruimtes en gebieden met een langgerekte kavelstructuur met beplanting. In de laagveenontginningen is het waterpeil niet lager dan voor graslandgebruik. Voor dit bestemmingsplan is er enkel sprake van 'stedelijk' gebied. Het gebied met het kenmerkende open karakter valt buiten het plangebied.

Stedelijke laag

De Zande is in de stedelijke laag voor het grootste deel benoemd als 'Woonwijken 1955 - nu'. Een groot deel van De Zande echter van voor 1955. Voor 'Woonwijken 1955 -nu' geeft de catalogus gebiedskenmerken aan dat als er ontwikkelingen plaatsvinden in naoorlogse wijken, dan dient de bebouwing zich te voegen in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel, maar het mag als onderdeel daarvan wel herkenbaar zijn. Een eventuele herstructurering borduurt voort op de bestaande kwaliteiten van de bebouwing en het stedenbouwkundig ontwerp en tevens op de natuurlijke laag en die van het agrarisch cultuurlandschap. Met het voorliggende plan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt.

Voor Zuideinde en Kamperveen geeft de stedelijke laag geen informatie.

Lust- en leisurelaag

Zuideinde is in de lust- en leisurelaag aangemerkt als 'donkerte'. Duisternis/donkerte betreft het gegeven dat donkerte een te koesteren kwaliteit wordt. Huidige 'donkere' gebieden, moeten minstens zo donker blijven. Dit betekent onder andere terughoudend zijn met verlichting en de lichtbronnen selectiever moeten worden gericht. Het voorliggende bestemmingsplan leidt niet tot een toename aan verlichting.

Voor het overige zijn binnen de lust- en leisurelaag voor het plangebied geen onderdelen aangemerkt. Deze laag is voor het plangebied dus voor het overige niet van toepassing.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Structuurvisie Kampen 2030

De gemeente Kampen heeft voor de lange termijn haar visie gegeven voor de ruimtelijke ontwikkeling in de structuurvisie Kampen 2030, die is vastgesteld op 28 mei 2009. Basis voor deze visie is de notitie van Bouwstenen.

Kampen is volop in beweging. Op verschillende fronten en schaalniveaus wordt gewerkt aan een voortvarende ontwikkeling van deze historische stad en het karakteristieke omliggende landschap van de IJsseldelta. Deze ontwikkeling moet uiteraard een gezicht gaan krijgen door middel van grootschalige ontwikkelingen als de projecten IJsseldelta Zuid en de Hanzelijn, maar net zo goed door middel van kleinschalige projecten binnen de stad, de omliggende dorpen en het landschap. Al enkele jaren is de gemeente in samenwerking met de bevolking bezig met het inventariseren, analyseren en formuleren van de potenties en ambities van de gemeente. 'Wat voor een gemeente willen wij worden?'. In vastgestelde visies als 'Kampen lonkt naar 2030' en de 'Netwerkstadvisie Zwolle Kampen 2030' wordt een duidelijk beeld geschetst van de wensen en ambities voor de toekomst. Kampen staat daarmee voor een aantal belangrijke keuzes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0014.jpg"

Afbeelding: Ontwikkelingsrichting structuurvisie Kampen 2030

Een belangrijk thema van de structuurvisie is daarom het zoeken naar een evenwicht tussen deze behoefte aan nieuwe stedelijke functies en het behouden van bestaande landschappelijke kwaliteiten als het open polderlandschap en het stedelijk groen. Daarbij is gekozen voor een insteek, waarbij niet ongebreideld wordt uitgebreid of ingebreid, maar zorgvuldig wordt omgegaan met de bestaande kwaliteiten van zowel landschap en stad. Periodiek worden hiervoor de behoeftes bepaald en op basis daarvan wordt stapsgewijs in kleine eenheden ontwikkeld, passend bij de maat en schaal van Kampen. Geen grote ontwikkelingen in gang zetten die onomkeerbaar zijn, maar steeds een afgerond geheel maken. Hiervoor worden drie opeenvolgende stappen gedefinieerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0015.jpg"

Afbeelding: Ligging buurtschappen Kamperveen op de structuurkaart

De inzet is om de ontwikkelingsruimte in eerste instantie te zoeken binnen de bestaande dorpsomgeving en in de directe nabijheid, zodat in deze fase grootschalige uitbreidingen in het omliggende landschap niet noodzakelijk zijn. Het betreft met name herstructurering van bestaand gebied en het afbouwen van in gang gezette ontwikkelingen. Voor kleine kernen als Kamperveen, Grafhorst, Wilsum, 's-Heerenbroek en Zalk is hierbij bewust gekozen voor een zorgvuldige landschappelijke uitbreiding voor eigen inwoners (gezinsverdunning en natuurlijke aanwas). Doel daarvan is om de leefbaarheid te garanderen en om de mensen de mogelijkheid te bieden in hun eigen dorp te blijven wonen.

3.5.2 Welstandsnota

In de Woningwet is vastgelegd voor welke bouwwerkzaamheden een bouwvergunning nodig is. Bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is bepaald welke bouwwerken vergunningsvrij zijn en voor welke bouwwerken een bouwvergunning aangevraagd moet worden. Alle vergunningplichtige bouwwerken dienen te worden getoetst aan welstandseisen.

De gemeente heeft een Welstandsnota vervaardigd. Deze Welstandsnota gaat over de kwaliteit van de bebouwing in de gemeente Kampen. Oude en nieuwe gebouwen in al hun verscheidenheid vormen met elkaar het aanzien en daarmee de welstand van de gemeente. De gemeente Kampen wil dan ook zorgvuldig omgaan met de bebouwing in de gemeente. Daarnaast wil zij ook haar burgers inspireren en stimuleren zorgvuldig om te gaan met verbouwingen aan hun gebouwde eigendommen. De Welstandsnota is daartoe geschreven.

De Welstandsnota is bedoeld om te inspireren en waar mogelijk een nieuwe kijk te bieden op de dagelijkse leefomgeving. Door de Welstandsnota wordt de burger en de aanvrager van een bouwaanvraag inzicht geboden en verheldering gegeven over de beoordeling van (zijn of haar) bouwplannen.

De Welstandsnota Kampen uit 2004 regelt het welstandsbeleid voor de gemeente Kampen door middel van gebiedsgerichte criteria. De gemeente heeft per deelgebied vastgelegd welke criteria toegepast dienen te worden. In de Welstandsnota is het plangebied opgenomen als ”Buitengebied”, voor een deel gelegen in het deelgebied ”Rivierenlandschap” (De Zande) en voor een deel gelegen in het deelgebied ”Slagenlandschap” (Zuideinde en Kamperveen).

Beleid

Rivierenlandschap

  1. 1. Het landschap dient zoveel mogelijk open te blijven. Binnen de dorpskernen dient de bestaande structuur, zoals beschreven in de gebiedsbeschrijving, heterogeen en kleinschalig, behouden te blijven.
  2. 2. Bij verbouwingen en uitbreidingen aan de oorspronkelijke boerderijen en de bijgebouwen dienen de bebouwingskarakteristieken, zoals die in de gebiedsbeschrijving zijn beschreven, te worden behouden en waar mogelijk versterkt.

Slagenlandschap

  1. 1. Bij verbouwingen en uitbreidingen aan de oorspronkelijke boerderijen en de bijgebouwen dienen de bebouwingskarakteristieken, zoals die in de gebiedsbeschrijving zijn beschreven, te worden behouden en waar mogelijk versterkt.
  2. 2. In Kamperveen en Zuideinde dienen de bebouwingskarakteristieken, zoals in de gebiedsbeschrijving zijn beschreven, te worden gerespecteerd

Voor een uitgebreide beschrijving van de welstandscriteria wordt verwezen naar de Welstandsnota.

3.5.3 Extern veiligheidsbeleid 2007

De gemeente Kampen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen, heeft de gemeente Kampen samen met Haskoning Nederland B.V. Milieu het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Kampen aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan.

Risicobronnen bestaan uit risicovolle inrichtingen en transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit een inventarisatie blijkt dat zich in Kampen relatief weinig risicobronnen bevinden. De gemeente Kampen kent 8 BEVI-inrichtingen en 8 inrichtingen die vallen onder de drempelwaardenlijst in het kader van het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (propaantanks, opslag van gevaarlijke stoffen en houtopslag).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente vindt plaats over weg, spoor, water en buisleiding. De gemeente heeft in 2001 een routering voor het wegvervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Ook ontheffingroutes zijn bepaald.

Op basis van de uitgevoerde inventarisaties is geconstateerd dat binnen de gemeente Kampen geen grote knelpunten aanwezig zijn voor wat betreft de bescherming van individuele burgers (plaatsgebonden risico). Wel is een aantal situaties aanwezig met een verhoogd risico voor groepen (groepsrisico). Daarnaast vormt de ligging van de bestaande transportassen en buisleidingen wel een aandachtspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij bestaande situaties is het niet altijd mogelijk om de uitgangspunten en ambities toe te passen. Voor bestaande situaties geldt dat deze worden geaccepteerd indien ze voldoen aan de wettelijke grens- en richtwaarden. Indien niet aan wettelijke grenswaarden wordt voldaan, dient naar een (snelle) oplossing van de situatie gezocht te worden. Bron- en effectmaatregelen lopen daarbij vooruit op saneringsinstrumenten. Bij een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico in bestaande situaties, dienen de hulpdiensten bijzondere aandacht te besteden aan de voorbereiding op een eventuele calamiteit (eventueel wordt de regionale brandweer om advies gevraagd).

In het geval van nieuwe situaties worden in woongebieden geen risicobronnen geïntroduceerd. Kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten mogen niet binnen de 10-6 contour van een risicobron liggen. Daarnaast is een toename van het groepsrisico door risicobronnen niet toegestaan. Een toename van het groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is wel toegestaan, mits:

  • er invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • de risicobron actief wordt benaderd teneinde de risico's zo mogelijk te minimaliseren;
  • de oriënterende waarde voor het groepsrisico in nieuwe situaties als richtwaarde wordt beschouwd.

Voor een specifieke beschrijving voor het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 4.5.

3.5.4 Groenstructuurvisie Kampen

Groenstructuurvisie Kampen (oktober 2012 vastgesteld) is een beleidsdocument waarin de ambities en doelen op het gebied van groen zijn vastgelegd. Hierbij gaat het om zowel de functionele als de visueel-ruimtelijke aspecten van het groen. De visie vormt een kapstok waaraan andere groene plannen en projecten worden opgehangen. Daarnaast kunnen plannen en projecten van andere vakdisciplines hieraan worden getoetst. Zo levert de visie input voor bescherming, inpassing en aanleg van nieuw openbaar groen in ruimtelijke (her)ontwikkelingsprojecten. Daarnaast formuleert de groenstructuurvisie doelstellingen en randvoorwaarden voor het beheer en onderhoud en geeft hiermee houvast voor de dagelijkse uitvoering. De buurtschappen De Zande en Zuideinde zijn opgenomen in de groenstructuurvisie. Op de afbeelding 'Uitsnede kaart Groenstructuurvisie' is voor deze buurtschappen de groenstructuurvisie in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0016.jpg"

Afbeelding: Uitsnede kaart groenstructuurvisie

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Aangezien dit bestemmingsplan consoliderend van aard is, is geen uitvoerig onderzoek op de diverse onderdelen noodzakelijk. Dit hoofdstuk geeft naast andere relevante thema's, een korte weergave van de relevante milieuaspecten.

4.1 Cultuurhistorie En Archeologie

Cultuurhistorie - Monumenten en karakteristieke panden

In het plangebied zijn diverse gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden aanwezig. In Bijlage 4 zijn de monumenten en karakteristieke panden nader weergegeven.

De volgende gemeentelijke monumenten zijn aanwezig:

Straat Nummers Type monument
De Zande 44 Woonhuis, boerderij
Zuideinde West 2 Woonhuis, boerderij
Zuideinde West 3 Woonhuis, boerderij
Zuideinde West 12 Kerk
Zuideinde West 16 Woonhuis, boerderij

Zowel gemeentelijke- als rijksmonumenten hebben een officiële status. De gemeentelijke monumenten via de gemeentelijke monumentenverordening en de rijksmonumenten via de Monumentenwet. De aanwijzing als monument heeft tot doel de betreffende objecten in stand te houden en de daaraan verbonden vergunningprocedures dwingen een zorgvuldige afweging van belangen af bij plannen voor verbouw of afbraak.

De aanwezige gemeentelijke monumenten hebben in het voorliggende bestemmingsplan de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

Verder zijn de volgende panden van cultuurhistorisch belang:

Straat Nummers Type object
Hogeweg 49 Kerk
De Zande 12 Woningen
De Zande 3 Woonhuis, boerderij
De Zande 5 Woonhuis, boerderij
De Zande 40 Woonhuis, boerderij
De Zande 42 Woonhuis, boerderij
De Zande 43 Woonhuis, boerderij
Zuideinde West 4 en 6 Woonhuis, boerderij
Zuideinde West 9 Woonhuis, boerderij
Zuideinde West achter 12 Transformatiehuisje
Zuideinde West 14 Woonhuis, boerderij

Een aanduiding 'karakteristiek' is tevens opgenomen voor bebouwing met een dusdanige naar de openbare ruimte gekeerd cultuurhistorisch waardevol gevelbeeld. Het gaat om de bescherming van het bestaande gevel- en straatbeeld. Er vindt geen bescherming plaats van de gevels die niet naar de openbare ruimte gericht zijn, vaak achterkantsituaties. In deze gevallen kan uitgebreid worden door dakkapellen en dergelijke. De panden met een karakteristieke aanduiding zijn grotendeels overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen (onder meer 'Boerderijwoningen').

Landschappelijke cultuurhistorische waarden omgeving

De dijken en kolken zijn de historische elementen die de strijd tegen het water weergeven. Deze dijken en kolken hebben een hoge cultuurhistorische waarde.

De weteringen en verkavelingssloten die deel uitmaken van de historische veenontginning zijn grotendeels nog intact. Ze vertegenwoordigen eveneens een hoge cultuurhistorische waarde.

Dit geldt ook voor de tuin en de lanen met de karakteristieke bomenrijen bij het landgoed Wittenstein en de begraafplaats de Dompe.

Deze elementen vallen echter buiten het plangebied, maar zijn wel een weergave van de ontstaansgeschiedenis van het gebied.

Archeologie

Als gevolg van de gewijzigde Monumentenwet is het noodzakelijk om te bezien of in het plangebied sprake is van te verwachten oudheidkundige waarden. Van gemeenten wordt verlangd dat zij de bescherming van archeologische waarden vroegtijdig en op een passende wijze bij de voorbereiding van hun ruimtelijk beleid zullen betrekken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0017.jpg"

Afbeelding: Uitsnede archeologische waardenkaart gemeente Kampen

Ten behoeve van de archeologische monumentenzorg bij ruimtelijke planvorming is door de gemeente Kampen een archeologische waardenkaart opgesteld, om zodoende de archeologische waarden te beschermen. Deze kaart moet geraadpleegd worden, alvorens bodemingrepen plaatsvinden. De verwachtingswaarde bepaalt of er een nader bodemonderzoek uitgevoerd moet worden alvorens een ruimtelijke ingreep plaatsvindt.

Op de afbeelding 'Uitsnede archeologische waardenkaart gemeente Kampen' is voor het plangebied en de omgeving een uitsnede van de archeologische waardenkaart weergegeven.

Voor het plangebied geldt zowel een hoge, een middelmatige als een lage verwachtingswaarde.

Hoge verwachting, waarschijnlijk goede conservering (rood)

Hier kunnen archeologische resten liggen die afgedekt zijn door een minimaal 35 cm dikke conserverende laag (veendek, kleidek, stuifzand, afvallaag, plaggendek, et cetera) en zijn daardoor waarschijnlijk goed geconserveerd.

Hoge verwachting, mogelijk goede conservering (oranje)

Hier kunnen archeologische resten liggen die afgedekt zijn door een minimaal 35 cm dikke conserverende laag (veendek, kleidek, stuifzand, afvallaag, plaggendek, et cetera) en zijn daardoor kwetsbaar.

Middelmatige verwachting (geel)

Hier kunnen archeologische resten liggen die afgedekt zijn door een minimaal 35 cm dikke conserverende laag (veendek, kleidek, stuifzand, afvallaag, plaggendek, et cetera) en zijn daardoor waarschijnlijk goed geconserveerd.

Lage verwachting (lichtgroen)

Hier kunnen archeologische resten liggen die afgedekt zijn door een minimaal 35 cm dikke conserverende laag (veendek, kleidek, stuifzand, afvallaag, plaggendek, et cetera) en zijn daardoor waarschijnlijk goed geconserveerd. Voor de IJsseldelta geldt daarnaast een verhoogde kans op het aantreffen van goed geconserveerde afgedekte scheepswrakken uit de 11e tot en met de 18e eeuw

Archeologische waarde (blauw omlijnd en diagonaal gearceerd)

In het plangebied liggen terreinen van archeologische waarde (archeologische monumentenkaart provincie Overijssel). Deze terreinen hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.

Archeologische vindplaatsen

In het plangebied zijn twee objecten aanwezig die archeologisch waardevol zijn: namelijk twee huisterpen bij Zuideinde. Voor deze objecten is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen.

Bebouwde oppervlakken

Binnen de bebouwde kom, met name de bebouwde kommen buiten de historische stadskern, is de bodem over een groot oppervlak waarschijnlijk ondiep verstoord (<30 cm onder maaiveld). Dit geldt met name voor die locaties waar huizen of andere gebouwen met een diepe fundering of onderkeldering staan of hebben gestaan. Er dient hierbij opgemerkt te worden dat pas vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw woningbouw plaatsvindt die sterk verstorend is. Woningbouw van vóór deze periode was in veel mindere mate schadelijk voor het bodemarchief. Ook kunnen er ter hoogte van de bestaande bebouwingen funderingen van voorgangers aangetroffen worden die van archeologische waarde zijn.

Onbebouwde oppervlakken

Er zijn binnen de bebouwde kom zones aan te wijzen waar de bodemverstoring tot op heden gering is geweest en waar de aanwezigheid van gave bodemprofielen met daarin archeologische waarden niet mag worden onderschat. Te denken valt aan groenzones, oppervlakkige bestratingen en overige terreinen waar een diepe bodemverstoring niet op voorhand vaststaat. Alleen door meer gedetailleerd bureauonderzoek en/of aanvullend veldonderzoek is de mate van verstoring tot op perceelniveau te specificeren.

Algemeen geldt dat bij ruimtelijke planvorming met een planoppervlak groter dan 10.000 m2 een archeologische toets, en eventueel onderzoek, verplicht is. Gebieden met een hoge en middelmatige verwachtingswaarde hebben een beschermde bestemmingsregeling gekregen. Het plangebied bevat geen bekende archeologische (rijks-)monumenten. Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt is een nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Voor nieuwe bouwplannen geldt dat deze getoetst dienen te worden aan de waardenkaart van de gemeente.

4.2 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.

Op de afbeelding 'Natura 2000 en Ecologische Hoofdstructuur' is te zien dat aan de noordkant van De Zande het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden IJssel' ligt (bruine horizontale arcering). Ook is sprake van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (groen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0018.jpg"

Afbeelding: Natura 2000 en Ecologische Hoofdstructuur

Op de afbeelding 'Ganzengebied en weidevogelbeheergebied' is weergegeven dat het plangebied in zijn geheel is aangewezen als 'ganzengebied' (rode diagonale arcering) en een deel van de gronden zijn mede aangewezen als 'weidevogelbeheergebied' (groen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0019.jpg"

Afbeelding: Ganzengebied en weidevogelbeheergebied

De provincie Overijssel is verantwoordelijk voor de uitvoering en bewaking van het door de Rijksoverheid uitgestippelde beleid en een doorwerking van dat beleid. De provincie heeft daarbij een aantal doelstellingen geformuleerd.

Voor natuur in het algemeen is de ambitie om een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden te verkrijgen (EHS, robuuste verbindingszones en Natura 2000).

Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS waarbij rekening gehouden wordt met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Dat betekent dat er geen ruimte is voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Dergelijke ontwikkelingen worden binnen dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

Voor Natura 2000-gebieden is een beheerplan gemaakt. Een dergelijk plan geeft een uitwerking van de doelstellingen en de maatregelen die nodig zijn om die doelen te halen. De inzet is om bestaande activiteiten zoveel mogelijk ongewijzigd door te laten gaan en de externe werking (wettelijke bescherming buiten de begrenzing) tot een minimum te beperken. Voor nieuwe plannen of projecten in en nabij de Natura 2000-gebieden is een vergunningstelsel ingesteld. De provincie is hiervoor in veel gevallen het bevoegd gezag.

De provincie besteedt daarnaast speciale aandacht aan de instandhouding en bescherming van weidevogel- en ganzengebieden. Deze graslanden zijn in gebruik van de landbouw die daarbij voorrang heeft. Via het benoemen van specifieke gebiedskenmerken wordt de waarde geborgd voor weidevogels en ganzen. Verbetering van inrichting en beheer vindt op vrijwillige basis plaats via weidevogelgebiedsplannen.

Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn meegenomen die een negatieve uitstralende werking hebben op natuurgebieden zijn er geen significante effecten te verwachten. Er hoeft om deze reden ook geen natuurtoets ten behoeve van de gebiedsbescherming plaats te vinden.

Soortbescherming

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden in het plangebied. Initiatiefnemers van nieuwe plannen die vallen binnen het plangebied moeten zelf zorg dragen voor een natuurtoets.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

In het bestemmingsplan 'Kamperveen 2012' wordt zowel gewoond als gewerkt. Het voorkomen van beide functies naast elkaar kan in enkele gevallen problemen geven. Daarom wordt voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009). In deze uitgave is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen. Er worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

De richtafstanden uit de VNG-publicatie ten opzichte van een rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. Het gaat bij de omgevingstypen bij de verschillende hindercategorieën om de afstanden die in de navolgende tabel worden vermeld.

Categorie Richtafstand (in meters) tot omgevingstype
Rustige woonwijk Gemengd gebied
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200
5.1 500 300

Uitgangspunten bestemmingsplan

Verspreid in het plangebied zijn een aantal bedrijven gevestigd. Om potentiële milieuhinder als gevolg van deze bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijk spoor te voorkomen, worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. Het plangebied is te typeren als een 'gemengd gebied'. In een dergelijk gebied is de vestiging van milieuhinderlijke bedrijven ongewenst. Op grond van dit uitgangspunt is gesteld dat op de huidige bedrijfsbestemmingen maximaal categorie 2 bedrijven uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (2009) worden toegelaten. In het geval een bedrijf in een hogere categorie valt is dit middels een specifieke aanduiding op de kaart opgenomen als 'specifieke vorm van bedrijf'. Het betreffen de volgende bedrijven:

Bedrijf Type Straat Categorie
IJsclub Adsum Veldsportcomplex De Zande 1D 3.1
J.E. Lans Aannemersbedrijf Aannemersbedrijf De Zande 34 3.1

De onderstaande bedrijven vallen buiten het plangebied, de invloedscirkels van de bedrijven vallen wel over het plangebied.

Bedrijf Type Straat Categorie
D. Aalbers Fokken en houden van rundvee Kamperstraatweg 21 3.2
R. van Pijkeren transportbedrijf Transportbedrijf Kamperstraatweg 25 3.1
G. van de Wetering Fokken en houden van rundvee Zuideinde West 30 3.2
E. van de Wetering Fokken en houden van rundvee Zuideinde West 30a 3.2
G. Bakker (gemeente Oldebroek) Fokken en houden van rundvee Wittensteinse Allee 14 3.2
Schoonhoven transport (gemeente Oldebroek) Transportbedrijf en mestbassin Wittensteinse Allee 18 3.2

4.4 Geur

Buiten het plangebied zijn een aantal veehouderijen gelegen. Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, is nader onderzoek niet noodzakelijk. Tevens voorziet de Wet milieubeheer in de bescherming van gevoelige objecten door middel van vergunningen en besluiten.

4.5 Externe Veiligheid

Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet binnen redelijke grenzen gewaarborgd worden dat door de (toekomstige) vestiging van bedrijven geen onverantwoorde veiligheidsrisico's ontstaan voor de omgeving. Ook andere risicobronnen moeten worden geïnventariseerd en beoordeeld om een uitspraak te kunnen doen over de aanvaardbaarheid van de risico's en de mogelijkheden tot het beperken ervan. In en rond het plangebied kunnen verschillende ramptypen zich voordoen.

Hoe risico's met betrekking tot externe veiligheid moeten worden verantwoord, staat in verschillende regelingen beschreven. Daarnaast heeft de gemeenteraad in 2007 de beleidsnota 'Kampen IJsselsterk Veilig' vastgesteld waarin specifiek staat vermeld hoe omgegaan moet worden met risico's van bedrijven (inrichtingen) in 4 verschillende soorten gebieden (woongebieden, overige gebied, bedrijventerreinen en industrieterreinen). Het plan 'Kamperveen 2012' valt onder de gebiedstypering 'overige gebied'.

Niet alle veiligheidsaspecten worden in het kader van de ruimtelijke ordening (bij de vaststelling van dit bestemmingsplan) beschreven of verantwoord omdat hiervoor specifieke regels gelden die toegepast moeten worden, bijvoorbeeld bij het verlenen van een milieuvergunning of een ontheffing voor een gevaarlijk transport. Alleen als voorzienbaar is dat door de mogelijkheden die het ruimtelijke plan biedt later niet-vergunbare of onverantwoorde situaties (kunnen) ontstaan, dient het plan voldoende waarborgen te bieden dat dit niet voorkomt (bijvoorbeeld door vestiging van bepaalde functies uit te sluiten).

Ook ruimtelijk niet-relevante aspecten blijven in een bestemmingsplan buiten beschouwing. In algemene zin geldt dat het bestemmingplan dient te voorkomen dat ongewenste veiligheidssituaties ontstaan voor zover te voorzien en voor zover dit niet (later) op grond van andere (specifiekere) regelingen geborgd is. Om te bepalen of iets wel of niet verantwoord wordt geacht, wordt onderscheid gemaakt tussen het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Met betrekking tot het eerste aspect geeft bijvoorbeeld het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) aan dat afhankelijk van de soort bestemmingen (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar) en het plaatselijke risico welke bestemming op welke afstand van de risicobron nog is toegestaan. Voor het groepsrisico bestaat geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Zeker als er sprake is van een toename van het groepsrisico dient dit verantwoord te worden, waarbij onder andere rekening gehouden moet worden met aspecten als bereikbaarheid van de locatie, de bestrijdbaarheid van een ramp en de zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied (van belang bij een eventuele ontruiming van het gebied bij een calamiteit). Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan wordt niet alleen gekeken naar het mogelijk effect van een ongeluk, maar ook naar de kans dat een dergelijk ongeluk zich voordoet. Het risico is het product van deze kans en het effect.

De hulpdiensten gaan bij hun advisering uit van het meest waarschijnlijke scenario behorend bij de aanwezige of geplande risicobron. De advisering richt zich onder andere op de bereikbaarheid (ook vluchtwegen en zelfredzaamheid van te evacueren personen) en de bestrijdbaarheid. De calamiteit moet voldoende bereikbaar en bestrijdbaar zijn en de in het effect- en invloedsgebied aanwezige personen moeten zich zoveel mogelijk zelf in veiligheid kunnen brengen. Voorafgaand aan de vaststelling van een ruimtelijk plan wordt echter ook nadrukkelijk de afweging gemaakt tussen het effect van een calamiteit, de mogelijkheden voor bestrijding daarvan, de hulpverlening en de kans dat de calamiteit zich voordoet. Omdat dit een ruimtelijk plan betreft wordt niet ingegaan op bluswatervoorzieningen. Die zijn ruimtelijk in principe overal mogelijk. Standaard wordt bij de aanleg van de waterleiding in overleg met Vitens voorzien in een basiscapaciteit welke wordt afgestemd op de aard van het gebied. Indien op grond van (latere) meer concrete gegevens (bouwvergunning/milieuvergunning) een grotere capaciteit vereist is wordt hierin voorzien door bronnen of oppervlaktewater. Ook andere eisen aan de (brand)veiligheid worden in deze kaders meegenomen.

Beschrijving van het plangebied en de veiligheidsrisico's

De buurtschappen van Kamperveen zijn bestaande kernen waar geen bedrijven zijn gevestigd met veiligheidsrisico's welke onder een wettelijke regeling vallen.

Hierna worden de volgende risico's beschreven inclusief in het kader van welke regeling deze worden beoordeeld. Voor zover nodig wordt tevens een verantwoording geven van het groepsrisico.

Luchtverkeer

Risico's met betrekking tot luchtverkeer worden in dit plan buiten beschouwing gelaten als niet relevant. De kans op een calamiteit ten gevolge van een ongeluk met luchtverkeer is dermate klein dat dit risico verwaarloosbaar is.

Spoorwegverkeer

Nabij het plangebied ligt de toekomstige spoorlijn Hanzelijn op een afstand van circa 220 m. Over dit baanvak worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor het bestemmingsplan is een QRA uitgevoerd om te kijken wat de veiligheidsrisico van de Hanzelijn op het plangebied zijn. De QRA van bureau Save is toegevoegd als Bijlage 5. Aan de hand van de QRA kan gesteld worden dat er geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico en dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Risico's met betrekking tot vervoer over het spoor zijn voor het plangebied vanwege de afstand verwaarloosbaar klein.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Nabij het plangebied ligt de rijksweg N50 op een afstand van circa 260 m. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor het bestemmingsplan is een QRA uitgevoerd om te kijken wat de veiligheidsrisico zijn van de N50 op het plangebied. De QRA van bureau Save is toegevoegd als Bijlage 5. Aan de hand van de QRA kan gesteld worden dat geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico en dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Risico's met betrekking tot vervoer over de weg zijn voor het plangebied vanwege de grote afstand verwaarloosbaar klein.

Transport over water

De dichtstbijzijnde vaarweg is de IJssel. De IJssel is gelegen op circa 170 m van het plangebied. Op grond van het ontwerp Basisnet water (19 januari 2008) kan voor de bebouwing (zoals die er stond ten tijde van het onderzoek) de conclusie getrokken worden dat het groepsrisico in ieder geval lager ligt dan 10% van de oriënterende waarde. De PR 10-6 contour liggen op het water. Om deze redenen kan gesteld worden dat het risico ten gevolge van een ongeval op de IJssel, hoewel hypothetisch aanwezig, verwaarloosbaar is.

Inrichtingen

In het plangebied zijn, qua externe veiligheid, geen relevante inrichtingen aanwezig.

Buisleidingen

Nabij het plangebied liggen een viertal aardgastransportleidingen op diverse afstanden. Voor het bestemmingsplan is een QRA uitgevoerd om te kijken wat de veiligheidsrisico zijn van de aardgastransportleidingen op het plangebied. De QRA van bureau Save is toegevoegd als Bijlage 5. Aan de hand van de QRA kan gesteld worden dat geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico en dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Risico's met betrekking tot vervoer over de weg zijn voor het plangebied vanwege de grote afstand verwaarloosbaar klein.

Bestrijdbaarheid/zelfredzaamheid

De brandweer is gevraagd om een advies te geven over de mate van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor het plangebied. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid geldt dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Ook zijn binnen het plangebied genoeg opstelplaatsen voor hulpdiensten aanwezig. Er is voldoende bluswater capaciteit aanwezig en het plangebied is goed bereikbaar.

Ten aanzien van de zelfredzaamheid valt op te merken dat ter hoogte van de Hogeweg een basisschool is gelegen. Deze school bevindt zich buiten het invloedsgebied van de genoemde risicobronnen. Het advies van de brandweer is toegevoegd als Bijlage 6.

4.6 Bodem

Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Het bestemmingsplan is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan.

Als er sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen), zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de bouwvergunning (omgevingsvergunning bouwen) moeten worden uitgevoerd.

Bij eerdere bestemmingsplanwijzigingen en/of bouwaanvragen zijn bodemonderzoeken uitgevoerd om te bepalen of de huidige kwaliteit van de grond en het grondwater wel voldoet aan het beoogd gebruik van perceel. Middels deze onderzoeken kan globaal de algemene bodemkwaliteit van het gebied worden beschreven.

Algemene bodemkwaliteit

De bodemkwaliteit binnen een gebied wordt sterk bepaald door de aanwezige activiteiten en dan met name historische activiteiten. Vanaf 1987 geldt de Zorgplicht. Deze Zorgplicht houdt onder andere in dat na 1987 ontstane bodemverontreiniging (meestal) direct moet worden opgeruimd.

Van het gebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd die nodig waren voor het wijzigen van een bestemmingsplan of aanvragen van een bouwaanvraag. Hiermee is de algemene bodemkwaliteit van het plangebied vastgesteld.

Globaal kan gesteld geworden dat in de bodem en in het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten aan zware metalen, minerale olie en PAK worden aangetoond.

Samenvattend

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat voor het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan de bodemkwaliteit voldoet aan de functie wonen, maar dat door historische activiteiten een locatie in meer of mindere mate verontreinigd kan zijn. Hiermee worden locaties bedoeld waar de bodemkwaliteit, door het uitvoeren van een bodemonderzoek, (nog) niet is vastgesteld.

4.7 Water

Watertoets

Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Relevant Beleid

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) van belang.

Invloed op de waterhuishouding

Het plangebied bestaat uit drie verschillende deelgebieden. Het betreft bestaand stedelijk gebied van de kern Zuideinde, de kern De Zande en buurtschap Kamperveen. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Het gedeelte van het plangebied gelegen bij De Zande maakt waterhuishoudkundig deel uit van één bemalingsgebied waarin een zomerpeil wordt gehanteerd van -0,25 NAP en een winterpeil van -0,45 NAP. Een gedeelte van het plangebied bij De Zande is buitendijks gelegen, de waterstanden zijn daar afhankelijk van de waterstanden in de IJssel. Het gedeelte van het plangebied gelegen bij Zuideinde maakt onderdeel uit van één bemalingsgebied waarin een zomerpeil wordt gehanteerd van -0,25 NAP en een winterpeil van -0,45 NAP. Het gedeelte van het plangebied gelegen bij Kamperveen maakt ook onderdeel uit van één bemalingsgebied waarin een zomerpeil wordt gehanteerd van -1,20 NAP en een winterpeil van -1,40 NAP.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 100 cm. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt, in het geval er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied of door het plaatsen van nieuwe peilbuizen.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.

Binnen het plangebied (De Zande) ligt een beschermingszone van een waterkering die op de Legger van het Waterschap Groot Salland is opgenomen. De functie / stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd. Indien een Watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. De waterkering is op de verbeelding opgenomen als 'Waterstaat - Waterkering'. De beschermingszone langs de waterkering heeft op de verbeelding een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'.

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 m.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater.Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

In het plangebied zijn verschillende rioleringssystemen aanwezig. In de kern Zuideinde is een drukrioleringssysteem, een gemengd systeem en een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Het afvalwater van de kern Zuideinde wordt via een gemaal getransporteerd richting Oldebroek en de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Elburg. In de kern De Zande ligt een drukrioleringssysteem, een gemengd systeem en een gescheiden systeem. Het afvalwater van De Zande wordt via een gemaal afgevoerd in de richting van Zwolle waar het uiteindelijk geïnjecteerd wordt in de persleiding van Zwolle naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Zwolle. In het deelgebied Kamperveen ligt een drukrioleringssysteem en een gescheiden stelsel. Het regenwater van het gescheiden systeem wordt afgevoerd naar het lokale watersysteem, het afvalwater van het gescheiden systeem wordt geïnjecteerd in het drukrioleringssysteem wat uiteindelijk loost in het vuilwaterstelsel van Onderdijks. Via het gemaal Onderdijks wordt het afvalwater afgevoerd naar het hoofdgemaal Kampen dat uiteindelijk loost in de rioolwaterzuiveringsinstallatie Kampen.

Grondwaterbescherming

Het plangebied valt gedeeltelijk binnen een intrekgebied voor oppervlaktewaterwinning (bij De Zande). In dit gebied is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op verontreiniging van het grondwater. In artikel 2.13.3 van de provinciale Omgevingsverordening staat dat bestemmingsplannen alleen mogen voorzien in een aanduiding voor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor drinkwatervoorziening. Volgens de artikelen 2.13.4 tot en met 2.13.8 kunnen bepaalde functies toch worden toegestaan als er wordt voldaan aan het stand-still principe of het stap-vooruitprincipe. Aan welk principe moet worden voldaan, is afhankelijk van de soort functie. Indien er voldaan moet worden aan het stand-still dan wel het stap-vooruitprincipe, dan moet dit volgens artikel 2.13.9 worden verantwoord op basis van toepassing van de methodiek gebiedsgerichte grondwaterbescherming. Het gaat bij het voorliggende bestemmingsplan om een consoliderend plan waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen. Een toetsing op basis van de methodiek gebiedsgerichte grondwaterbescherming is hierdoor niet nodig.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het nieuwe bestemmingsplan voor het bestaande stedelijk gebied. Omdat het gaat om een bestemmingsplan voor bestaand stedelijk gebied, heeft het plan een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.

Overstromingsrisicoparagraaf

Quickscan

Het plangebied is gelegen in dijkring 11, IJsseldelta. Aan de noord- en oostzijde van dijkring 11 ligt de IJssel en aan de westzijde het Vossemeer. Voor de keringen van dijkring 11 geldt een vastgestelde veiligheidsnorm van 1/2.000 per jaar. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 11 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 11 geldt een vastgestelde veiligheidsnorm van 1/2.000 per jaar. Dat betekent dat de keringen bestand moeten zijn op zowel maatgevend hoogwater door opstuwing door storm op het IJsselmeer dat 1/2.000 per jaar kan optreden, als maatgevend hoogwater op de IJssel dat 1/2.000 per jaar kan optreden. In het overgangsgebied tussen 'meergedomineerd' en 'riviergedomineerd' zijn de combinaties van hoogwater door opstuwing van het IJsselmeer en hoogwater door hoge rivierafvoer van belang. De keringen van dijkring 11 hebben weinig overhoogte en oversterkte ten opzichte van dit veiligheidsniveau.

Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat op 0,8 tot 2,0 meter voor de laagste gedeeltes bij De Zande (zie de volgende afbeelding). De maximale waterdiepte in Zuideinde wordt voor de laagste gedeeltes geschat op 0,8 tot 2,0 meter. In het deelgebied Kamperveen wordt de maximale waterdiepte geschat op 2,0 tot 5,0 meter voor de laagste gedeeltes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0020.jpg"

Afbeelding: Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak, dijkring 11

Bron: Provincie Overijssel

Voor dijkring 11 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. De maximale waterstand in het plangebied wordt bereikt bij een dijkdoorbraak bij Zalk. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor het plangebied (dijkdoorbraak bij Zalk) geschat tussen de 0 en 6 uur (zie de volgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991077-VB01_0021.jpg"

Afbeelding: Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij Zalk

Bron: Provincie Overijssel

Geschiktheidsbeoordeling/maatregelen

Dijkring 11 wordt volgens de Omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep. Dit betekent dat ontwikkelingen binnen deze dijkring alleen mogelijk zijn, indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. Voor agrarische functies geldt deze regel echter niet. Binnen dit plangebied worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen bestemd. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie naar de hoger gelegen gronden binnen het plangebied.

4.8 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. In de Wgh is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Van zonering van een nabijgelegen industrieterrein is geen sprake. Evenmin is de Luchtvaartwet van toepassing.

Onderzoek naar wegverkeerslawaai en spoorweglawaai kan achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg of spoorweg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Voor woonerven en wegen van 30 km/uur geldt volgens de Wgh dat deze geen zone hebben.

Wegverkeerslawaai

Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie, zodat onderzoek naar geluid vanwege wegverkeerslawaai niet noodzakelijk is. Voor de meeste wegen in het plangebied geldt een maximale snelheid van 30 km/uur of 60 km/uur. De geluidsbelasting voor de bestaande woningen blijft gelijk.

Binnen het bestemmingsplan is sprake van een nieuwe situatie voor wat betreft de twee woningen bij Hogeweg 45. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage2 en daarvan paragraaf 2.4.1. Voor deze nieuwe situatie is een procedure hogere grenswaarde nodig.

Ook is sprake van een nieuwe situatie voor wat betreft de wooneenheden bij De Zande 28. Deze locatie ligt aan een 30 km/uur-weg. Voor 30 km/uur-wegen geeft de Wet geluidhinder aan dat daarvoor geen zone geldt. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt voor deze locatie wel een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Door het stellen van nadere voorwaarden in de omgevingsvergunning bouwen kunnen de vereiste geluidsniveaus worden bereikt.

Voor het overige zijn er geen nieuwe gevoelige bestemmingen of aanpassingen aan wegen die binnen dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, daarom is verder geen onderzoek noodzakelijk.

Spoorweglawaai

Nabij het plangebied ligt de spoorweg Hanzelijn. Deze spoorweg heeft een onderzoekszone van 200 m aan weerszijden van het spoor. Doordat het spoor gelegen is op een afstand van meer dan 200 m, en dit plan een consoliderend bestemmingsplan betreft, is nader onderzoek niet noodzakelijk.

Industrielawaai

In het plangebied bevinden zich geen bedrijventerreinen en er vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Daarom is nader onderzoek niet noodzakelijk. Tevens voorziet de Wet milieubeheer in de bescherming van gevoelige objecten door middel van vergunningen en besluiten.

4.9 Luchtkwaliteit

In 2006 is door de provincie Overijssel onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit in de provincie. De resultaten hiervan zijn neergelegd in de 'Rapportage luchtkwaliteit 2006'. In relatie hiermee is nagegaan, of in de gemeente Kampen sprake is van normoverschrijdingen ten aanzien van de luchtkwaliteit. De concentraties van onder meer fijn stof, NO2, benzeen overschrijden nergens de grenswaarden. Ook bestaat er geen rapportageverplichting voor de gemeente Kampen. Verwacht wordt dat het bestemmingsplan, gelet op het in hoge mate consoliderende karakter, geen negatief effect heeft op de luchtkwaliteit.

Ten gevolge van het wegverkeer treedt door verkeer van en naar bestemmingen in het plangebied nergens een grenswaardenoverschrijding op. Gelet op het feit dat het hier vooral een consoliderend bestemmingsplan betreft, worden op dit punt geen wijzigingen verwacht die zullen leiden tot een overschrijding.

4.10 Duurzaamheid En Energie

Bij nieuwbouw in het plangebied moet met de onderstaande zaken rekening worden gehouden.

De gemeente heeft de ambitie om de in haar opdracht te ontwikkelen gebouwen duurzaam uit te voeren. Voor door derden te ontwikkelen woningen gelden in principe de minimale eisen uit het bouwbesluit die per 1 januari 2011 wat betreft de energiezuinigheid verder zijn aangescherpt (van een Energieprestatiecoëfficient – Epc - van 0,8 naar 0,6).

Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt voor zover van toepassing rekening gehouden met de richtlijnen en criteria van Agentschap.nl met betrekking tot duurzaam inkopen (voorheen SenterNovem als onderdeel van het voormalige Ministerie van Economische Zaken).

4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Algemeen

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. (uitvoeringswetgeving met betrekking tot de m.e.r.) gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat de drempels voor de m.e.r.-beoordeling gewijzigd zijn van absolute in indicatieve waarden. Dit blijkt uit het aangepaste artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit. Onder dit artikelonderdeel vallen alle activiteiten die beneden de voor de m.e.r.-beoordeling gedefinieerde drempelwaarden vallen. Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag (in dit geval de gemeenteraad van Kampen) zich er van moet vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij het in het bijzonder moet worden nagegaan of sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffect-beoordeling.

Beoordeeld moet dus worden of er voor het op een later te nemen besluit een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Deze toets die een nieuw element is in de m.e.r.-beoordeling vindt plaats volgens het nee, tenzij principe. Dit betekent dat er geen MER hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije worden onderzocht?') moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf moet er een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Het uitgangspunt is dat het gaat om een bestaande kern, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd.

De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.

Milieuzonering

Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij het uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die afgestemd is op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en geldende besluiten afdoende moeten worden geacht.

Al met al zal er dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.


Luchtkwaliteit

In het voorliggende plan worden uitsluitend bestaande functies vastgelegd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is dan ook geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Geluid

De wegen in het plangebied zijn al bestaand. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd. De geluidsbelasting voor de bestaande woningen blijft gelijk. Voor de twee nieuwe woningen bij Hogeweg 45 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Voor deze nieuwe situatie is een procedure hogere grenswaarde nodig. Voor de nieuwe wooneenheden bij De Zande 28 wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Door het stellen van nadere voorwaarden in de omgevingsvergunning bouwen kunnen de vereiste geluidsniveaus worden bereikt.

Er is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Bodem

Voor het plangebied Kamperveen voldoet de bodemkwaliteit aan de functie wonen maar dat door historische activiteiten een locatie in meer of mindere mate verontreinigd kan zijn.

Er zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Ecologie

Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn meegenomen die een negatieve uitstralende werking hebben op natuurgebieden, zijn er geen significante effecten te verwachten

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling (een planologische actualisering van een bestaande kern) heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Er wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Een m.e.r.-beoordeling is dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden - voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht - de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien.

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene op te nemen, wat werkelijk noodzakelijk is. Niettemin kan het in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan enkele flexibiliteitregels in de vorm van een algemene ontwikkelingsregeling en afwijkingsmogelijkheden (omgevingsvergunning) opgenomen.

De uitvoering van de bevoegdheid om af te wijken van het plan door het afgeven van een omgevingsvergunning berust bij burgemeester en wethouders. Deze regeling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te worden.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

De omschrijving van de op de kaart aangegeven bestemmingen en het gebruik van gronden en gebouwen is vermeld in hoofdstuk 2. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen.

Hoofdstuk 4 ten slotte bevat regels ten aanzien van het overgangsrecht en de tenaamstelling van het plan.

5.2 Nadere Toelichting Op De Planregels

Hierna volgend worden - voor zover nodig - de planregels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.

Agrarisch

Het open gebied, dat voornamelijk bestaat uit weilanden heeft de bestemming 'Agrarisch' gekregen en is voornamelijk bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met daaraan ondergeschikt recreatief medegebruik en onder andere: groenvoorzieningen, water en wegen.

Bedrijf

In het plangebied aanwezige bedrijven worden geregeld middels de bestemming 'Bedrijf' (tot en met categorie 2). Bedrijven van een zwaardere categorie dan categorie 2, zoals weergegeven in de staat van bedrijfsactiviteiten, zijn binnen het plangebied niet toegestaan, tenzij dit is aangeduid. Ook zijn er geen bedrijfswoningen toegestaan, tenzij deze op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, al mogelijk of aanwezig waren.

Daarnaast is detailhandel binnen deze bestemming niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.

Ook Bevi-inrichtingen, vuurwerkbedrijven, Wgh-inrichtingen en inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn hier niet toegestaan.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming staat openbare nutsvoorzieningen toe, zoals transformatoren en drinkwatervoorzieningen. Deze regeling betreft een aanvulling op de nutsvoorzieningen die al op basis van artikel 2, bijlage 2 Bor zijn toegestaan. Dergelijke nutsvoorzieningen zijn van geringe omvang en mogen op het hele terrein binnen het bouwvlak worden opgericht. De onderhavige nutsvoorziening past niet binnen artikel 2 en is daarom afzonderlijk bestemd.

Groen

Het structureel groen binnen het plangebied heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Op de gronden met deze bestemming mogen naast de groenvoorzieningen onder meer ook fiets- en/of voetpaden, sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen worden gerealiseerd. Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' of 'Verkeer'. Deze bevoegdheid is mogelijk gemaakt voor de aanleg van parkeerstroken of voor aanpassingen van bestaande wegvoorzieningen. Hierbij is een algemeen afwegingskader geformuleerd.

Maatschappelijk

De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor diverse voorzieningen, zoals vermeld onder 'maatschappelijke voorzieningen' in de begripsbepalingen (artikel 1 regels). Er is van afgezien om specifiek op de betreffende functie toegesneden aanduidingen dan wel bestemmingen toe te kennen. De reden daarvoor is dat de verschijningsvorm van 'het gebouwde' bepalender is dan het feitelijke gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Door nu de te onderscheiden functies onder één noemer te brengen, is een onderlinge uitwisselbaarheid mogelijk, waarmee adequaat op ontwikkelingen in deze sector kan worden ingespeeld.

Maatschappelijk - Begraafplaats

De aanwezige begraafplaats is geregeld door middel van de bestemming 'Maatschappelijk – Begraafplaats'.

Tuin

Deze bestemming is toegekend aan de gronden waarvan het uit stedenbouwkundige overwegingen wenselijk is dat deze niet worden bebouwd. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht, tenzij de aanduiding 'bijgebouwen' is opgenomen dan is één bijbehorend bouwwerk toegestaan.

Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied

De hoofdwegen hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. De erfontsluitingswegen voor de afwikkeling van het wijkverkeer en de verharding op erven hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Daarnaast zijn binnen deze bestemming ook parkeerplaatsen, groen, en waterpartijen mogelijk.

Verkeer - Garagebox

Garageboxen worden in het plan geregeld door middel van de bestemming 'Verkeer - Garagebox'. 'Normale' garages bij woningen vallen hier niet onder.

Water

De huidige (primaire) waterlopen, de waterberging en de voorzieningen voor de waterhuishouding binnen het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen, met de onder meer daarbij horende kunstwerken, als bruggen, dammen en duikers. Voor de woonschepen die zijn toegestaan, is een aanduiding opgenomen.

Wonen

De bestaande en de te realiseren woningen hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Waar gestapeld mag worden gebouwd is dit aangegeven.

Er mogen vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen op het erf worden opgericht, waarbij het maximum aantal wordt bepaald aan de hand van de minimale breedte van de woning van 5 m. De woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. De maximale goot- en bouwhoogte is de op de verbeelding aangegeven goot- respectievelijk bouwhoogte. Uitgangspunt voor bijbehorende bouwwerken is dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen. Verder zijn er algemene regels opgenomen waaraan de bijbehorende bouwwerken moeten voldoen. Bij de specifieke gebruiksregels zijn regels opgenomen die worden gezien als strijdig gebruik. Het gaat hierbij om het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning, het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten. Binnen het plan is een afwijkingsmogelijkheid, middels een omgevingsvergunning opgenomen voor de aan-huis-verbonden-beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan.

Leiding

In verband met de aanwezige aardgastransportleiding aan de zuidzijde van De Zande, is de dubbelbestemming 'Leiding' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding, ondergrondse leiding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit en een waterleiding, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bedoelde functies zijn toegestaan.

Waarde - Archeologie 1, 2 en 3

Voor gebieden met archeologische waarden is een dubbelbestemming opgenomen. Er zijn drie dubbelbestemmingen: Waarde - Archeologie 1, 2 en 3.

Deze bestemming regelt dat wanneer er bodemroerende ingrepen worden gepleegd die archeologische waarden kunnen schaden, er voorwaarden aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden of een archeologisch onderzoek geëist kan worden. Hoewel ongebruikelijk, is dit mogelijk op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988.

Selectiebeleid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt planvorming ook getoetst op archeologische monumentenzorg. In verband met beheer van archeologische waarden in het eigen grondgebied past de gemeente een selectiebeleid toe, bestaande uit: vrijgave voor planvorming, onderzoek als voorwaarde voor planvorming of behoud waarbij archeologische waarden in de bodem niet verstoord mogen worden en dit behoud geborgd dient te zijn in de planvorming.

Bij bestemming van gebieden met een 'archeologische waarde', wordt uitgegaan van de in 2009 vervaardigde gemeentelijke archeologische waardenkaart. Met behulp hiervan kan voor ieder willekeurig plangebied in de gemeente de archeologische betekenis - volgens de huidige inzichten - op perceelniveau worden aangegeven.

De waardenkaart is ingedeeld met terreincategorieën bestaande uit: monumenten en gebieden met verwachtingswaarden. De monumenten zijn bekende vindplaatsen; hiervan staat vast dat de lokale bodem archeologische waarde heeft. Voor locaties met verwachtingswaarden bestaat het vermoeden dat de lokale bodem archeologische waarde heeft.

De monumenten in het grondgebied van de gemeente zijn als topografische eenheden duidelijk te identificeren: de stadskern, de dorpskernen, de havezateterreinen, twee voormalige kerklocaties, prehistorische vindplaatsen en meer dan 200 terpen. Afgezien van de dorpskernen zijn deze vindplaatsen geregistreerd op de AMK.

Voor het overige gemeentelijke grondgebied gelden verwachtingswaarden die variëren van laag, middelmatig tot hoog. Verwachte objecten in het 'overige gebied' betreffen objecten zoals boerderijen, waterbouwkundige werken (bijvoorbeeld sluizen), scheepswrakken et cetera waarvan sporen in het bodemarchief kunnen zijn opgenomen. Een belangrijke categorie verwachtingswaarden betreffen de prehistorische vindplaatsen.

Voor de bekende vindplaatsen wordt een duidelijke begrenzing gehanteerd. Voor de dorpsgebieden geldt de begrenzing op basis van de kadastrale kaart uit 1832. De havezateterreinen, de verlaten kerklocaties en de meer dan 200 terpen worden afgebakend door perceelgrenzen. De omvang van de prehistorische vindplaatsen is niet bekend. De begrenzing van de bekende vindplaatsen is planologisch van aard; de precieze omvang van de hierbinnen gelegen archeologische waarden is alleen mogelijk door gericht bodemkundig onderzoek.

Op grond van de waardenkaart is een drietal terreincategorieën onderscheiden: waarde 1: terreinen met een hoge verwachting, waarde 2: terreinen met een middelmatige verwachting en waarde 3: terreinen met een hoge archeologische waarde.

Waarde 1: terreinen met een hoge verwachting

Het vrijstellingscriterium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van plangebieden op deze vindplaatsen ligt in het geval bij ingrepen kleiner dan 2.500 m2 en niet dieper dan 0,5 m –min maaiveld.

Waarde 2: terreinen met een middelmatige verwachting

Het vrijstellingscriterium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van plangebieden op deze vindplaatsen ligt in het geval bij ingrepen kleiner dan 5.000 m2 en niet dieper dan 0,5 m –min maaiveld.

Waarde 3: AMK-terreinen, vindplaatslocaties en de historische dorpskernen

Het vrijstellingscriterium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van plangebieden op deze vindplaatsen ligt in het geval bij ingrepen kleiner dan 100 m2 en niet dieper dan 0,3 m –min maaiveld.

Bij de vergunningverlening speelt de archeologische deskundige een belangrijke rol. De verantwoordelijkheid voor beslissingen ligt uiteindelijk bij burgemeester en wethouders. Voor een omgevingsvergunning is meestal een archeologisch rapport nodig. In bepaalde gevallen is een archeologisch rapport niet nodig ('uitzondering bouwregels'). Ook voor het uitvoeren van werken is een omgevingsvergunning nodig, tenzij hierop een uitzondering van toepassing is ('uitzondering op verbod').

Waterstaat - Waterkering

Binnen het plangebied ligt een waterkering (van de IJssel) die is opgenomen op de Legger van het Waterschap Groot Salland en in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De functie en stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd.

Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van deze waterkering worden door de Keur van het Waterschap Groot Salland eisen gesteld.

De waterkering heeft op de verbeelding een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen met daarbij behorende regels.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Een deel van het plangebied maakt onderdeel uit van een primaire waterkering (de IJssel) die is opgenomen op de Legger van het Waterschap Groot Salland en in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Op de verbeelding is voor de primaire waterkering de dubbelbestemming 'Waterstaat - Watertstaatkundige functie' opgenomen.

Vrijwaringszone - dijk

Binnen het plangebied ligt de beschermingszone van de dijk bij de IJssel. Deze beschermingszone is met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

Een aantal specifieke zaken worden hier beschreven die gezien worden als strijdig met de gegeven bestemmingen. Zo ook het gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voorgaande houdt verband met het schrappen van het bordeelverbod.

Het feit dat een bijzondere gebruiksbepaling is opgenomen betekent niet dat met behulp van een contrario-redenering ander gebruik toelaatbaar moet worden geacht. Het gebruik zal steeds moeten worden getoetst aan de bestemmingsomschrijving in samenhang met de verbeelding en de bouwregels.

In de regels is verder een aantal zaken opgenomen, die gezien kunnen worden als niet strijdig gebruik met de gegeven bestemmingen.

Algemene afwijkingsregels

In deze regels is aan burgemeester en wethouders een bevoegdheid toegekend, waarbij door het afgeven van een omgevingsvergunning voor een aantal met name genoemde gevallen kan worden afgeweken van het plan.

Indien de verbeelding niet geheel blijkt overeen te stemmen met de werkelijke afmetingen in het terrein, kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen van het plan teneinde afwijkingen op ondergeschikte punten mogelijk te maken. De regels geven de voorwaarden aan waaronder een dergelijke omgevingsvergunning kan worden verleend.

Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen dan wel op de kaart aangegeven afmetingen kunnen met behulp van deze regels mogelijk worden gemaakt.

Voorts is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor onderdelen van hoofdgebouwen en voor een aantal andere bouwwerken, waaronder (hoek)erkers.

Het verlenen van dergelijke omgevingsvergunningen mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen het verlenen van de omgevingsvergunning moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Algemene aanduidingsregels

De aanduidingsregels zijn extra regels die gelden bovenop de regels die gesteld zijn in de bestaande bestemmingen. Op deze wijze kun je één keer een regeling in de algemene aanduidingsregels opnemen in plaats van een aparte regeling in alle aparte van toepassing zijnde bestemmingen. In het voorliggende bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'.

Algemene wijzigingsregels

Een algemene wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, waarbij burgemeester en wethouders de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen kunnen wijzigen of aanduidingen wijzigen danwel verwijderen, als gevolg van wijziging van het gebruik, de bedrijfsvoering, de regelgeving of de vergunningverlening. Binnen dit artikel is een algemeen afwegingskader gegeven ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid.

Overgangsrecht

Voor de redactie van het overgangsrecht is het Besluit ruimtelijke ordening bepalend.

Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaan, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op dat moment reeds aangevraagde omgevingsvergunning mogen in beginsel gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn.

Ook is het gebruiksovergangsrecht opgenomen. Bestaand gebruik mag in beginsel worden gehandhaafd. Ook is een uitsluitingsclausule opgenomen voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Volgens artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij het voorbereiden van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van dat plan. In het onderhavige geval is er sprake van een consoliderend plan, waaraan derhalve voor de gemeente geen kosten zijn verbonden.

Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg

7.1 Overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het (voor)overleg als bedoeld in art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

De provincie Overijssel en het Waterschap Groot Salland hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben op het bestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Kamperveen 2012' heeft met ingang van 13 februari 2013 gedurende een periode van zes weken ter visie gelegen. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de Reactienota zienswijzen behorend bij het voorliggende bestemmingsplan.

mei 2013.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Situering Plangebied

Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Hogeweg 45

Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing De Zande 28

Bijlage 4 Monumenten En Karakteristieke Panden

Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 6 Advies Brandweer