Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 1e herziening Manege Deltaruiter-Kroonmenners
Bestemmingsplan - Gemeente Kampen
Vastgesteld op 13-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In de regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 1e herziening Manege Deltaruiters-Kroonmenners met identificatienummer NL.IMRO.0166.00991239-VB01 van de Gemeente Kampen.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 ander-werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.6 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bedrijf
Het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.
1.8 bedrijfsgebouw
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.9 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.12 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.13 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.14 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.15 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.17 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18 bouwvlakgrens
De grens van een bouwvlak.
1.19 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.20 cultuurhistorische waarden
De waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis.
1.21 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting..
1.23 erker
Een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling.
1.24 evenement
Een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht, in tijdelijke onderkomens of in daarvoor geschikte, bestaande gebouwen en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals en dergelijke.
1.25 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.27 houtsingel
Met bomen en struiken begroeide strook, vaak langs een perceelafscheiding, waarbij de begroeiing zich niet bevindt op een aarden wal.
1.28 kleinschalige horeca
Een horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen, zoals een theeschenkerij en dergelijke.
1.29 maatschappelijke voorzieningen
Educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie (met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren), voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en bijzondere woonvoorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.30 manege
Een complex met bebouwing en buitenruimten waar bedrijfsmatig en/of in verenigingsverband activiteiten worden uitgevoerd die uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructies in diverse disciplines van de paardensport aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf/de vereniging of van derden en het bieden van huisvesting aan die paarden, met de daarbij behorende ondergeschikte functies en voorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen, alsmede en het houden van daaraan gelieerde wedstrijden.
1.31 normaal onderhoud
Werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden.
1.32 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.33 overkapping
Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaand uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden.
1.34 paardrijbak
Een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
1.35 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.36 peil
- a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de gemiddelde waterhoogte t.o.v. het Nieuw Amsterdams Peil.
1.37 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.38 ruimtelijke kwaliteit
De kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen.
1.39 scheidingsgrens
Een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangewezen grens, die binnen een bestemming een scheiding aangeeft tussen gronden waarop een opgenomen aanduiding wel respectievelijk niet van toepassing is.
1.40 seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de breedte van een gebouw
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Sport
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sporten met dieren;
- b. een manege ter plaatse van de aanduiding 'manege', waarbij het aantal te stallen paarden niet meer dan 16 mag bedragen,
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige horeca en detailhandel,
met daarbij behorende bouwwerken, wegen, paden, groenvoorzieningen, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken met deze bestemming is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein gerealiseerd wordt en vervolgens in stand gehouden, waarbij de volgende normen gelden:
- 1. voor de reguliere manege-activiteiten mag het aantal parkeerplaatsen voor auto's met trailers / kleine vrachtwagens niet minder dan 6 bedragen en voor personenauto's niet minder dan 10;
- 2. voor wedstrijddagen mag het aantal parkeerplaatsen voor auto's met trailers / kleine vrachtwagens niet minder dan 52 bedragen en voor personenauto's niet minder dan 26.
Artikel 4 Waarde - Landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming en/of herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komen in de landschappelijke waarden c.q. structuurdragers van de Koekoekspolder:
- a. het landschappelijke casco van bebouwingslinten en tochten.
4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de in het plan aan deze gronden en bouwwerken gegeven bestemming.
- b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, als bedoeld onder a, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruiken van gebouwen voor bewoning;
- 2. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- 3. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- 4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregel
7.1 milieuzone - geur
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geur' is het gebruik van de gronden voor mestopslag uitgesloten.
7.2 overige zone - evenemententerrein
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenemententerrein' is het gebruik van de gronden als evenemententerrein toegestaan voor de volgende evenementen:
Soort evenement | Aantal evenementen | Max. aantal bezoekers | Duur evenement | |
Nieuwjaarsfeest | Jaarlijks één keer | 1.000 | 1 dag | |
Piratenfeest | Jaarlijks één keer | 1.000 | 1 dag | |
Zomerfeest | Jaarlijks één keer | 1.000 | 1 dag |
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
- e. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
- 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- f. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken naar de buitenzijde worden overschreden door buitenmuren, mits de grenzen in totaal met niet meer dan 0,50 m worden overschreden;
- g. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- h. het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte (m) van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
- a. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken eenmalig met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 m worden verschoven;
- b. aanduidingen wijzigen dan wel verwijderen indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag eenmalig een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Wet natuurbescherming beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 1e herziening Manege Deltaruiters-Kroonmenners'.
Bijlagen Bij De Regels
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het centrumgebied van het dorp IJsselmuiden krijgt een nieuwe inrichting. Het plan is om in dit gebied - het Sonnenbergkwartier - rondom het reeds gerealiseerde Cultuurhuis een nieuw dorpsplein, een kerk, kleinschalige kantoren en woningbouw te ontwikkelen. Op dit moment is een deel van het gebied in gebruik als manegeterrein (locatie 1 op figuur 1). Om uitvoering te kunnen geven aan het project het Sonnenbergkwartier moet de manege worden verplaatst. In overleg met de betrokken manegevereniging Delta Ruiters en de plaatselijke menvereniging De Kroonmenners (nu gevestigd aan de Seveningsedijk, locatie 2 op figuur 1) is aan de Parallelweg te IJsselmuiden een nieuwe locatie voor de manege gevonden (groen omrand op figuur 1) .
In de huidige situatie bestaat al een nauwe samenwerking tussen beide verenigingen. In de nieuwe situatie kan deze samenwerking verder worden geoptimaliseerd. Het voorliggende bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 1e herziening Manege Deltaruiters-Kroonmenners' maakt op deze locatie voor beide verenigingen een gecombineerde voorziening met manege planologisch mogelijk.
In eerste instantie is er voor deze ontwikkeling een procedure gestart aan de Ringdijk. Deze ontwikkeling werd geregeld middels het bestemmingsplan IJsselmuiden Dorpsrand, 2e herziening Manege Ringdijk. Tegen dit ontwerpplan zijn meerderde zienswijzen ingediend, waaronder één van het waterschap omdat de locatie in een reserve-waterbergingsgebied ligt. De andere zienswijzen richten zich vooral op geluids- en stankoverlast. Al met al reden om de procedure aan de Ringdijk te beëindigen en naar een andere locatie te zoeken. Zie verder paragraaf 3.2 Locatieonderzoek.
Figuur 1: Ligging bestaande (rode) locaties en nieuwe (groene) locatie.
1.2 Bij Dit Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 1e herziening Manege Deltaruiters-Kroonmenners' bestaat uit de volgende stukken:
- deze toelichting;
- de planregels;
- de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991239-VB01.
In deze toelichting zijn een planbeschrijving en de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken opgenomen.
In de Regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. Zie Bijlage 9 Verbeelding in pdf-formaat.
1.3 Ligging Van Het Plangebied
De planlocatie c.q. het plangebied van dit bestemmingsplan ligt aan de Parallelweg te IJsselmuiden, in de noordwesthoek van het Glastuinbouwgebied Koekoekspolder. De locatie heeft een oppervlak van circa 2,7 ha (26.960 m2).
1.4 Geldende Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Glastuinbouw Koekoekspolder 2014'. Op 30 april 2015 heeft de gemeenteraad dit plan vastgesteld. De gronden waar de manege naar toe wordt verplaatst hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijventerrein' en de dubbelbestemming Waarde - Landschap.
De beoogde vestiging van een manegefunctie past niet binnen deze bestemmingen en de regels van dit bestemmingsplan. Er geldt een wijzigingsbevoegdheid, maar die is niet van toepassing voor deze ontwikkeling. Daarom is voorliggende herziening van het geldende bestemmingsplan opgesteld.
Bij de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan vervalt dit deel van het geldende bestemmingsplan 'Glastuinbouw Koekoekspolder 2014'.
1.5 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
- De relevante beleidskaders van alle betrokken overheden staan in Hoofdstuk 2.
- Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het plangebied en de resultaten van het onderzoek naar de relevante omgevingsaspecten voor dit plan (landschappelijke inpassing, milieu, archeologie, natuur etc.).
- De juridische planopzet wordt behandeld in Hoofdstuk 4. Hierin wordt de gewenste planologische ontwikkeling vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels.
- Hoofdstuk 5 gaat in op de maatschappelijke en economische haalbaarheid. Dit bevat ook de resultaten van de inspraak en het gevoerde vooroverleg over het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
Dit hoofdstuk vat het beleidskader samen dat relevant is voor dit bestemmingsplan. Het (inter)nationale en provinciale beleid staat in verschillende nota's over ruimtelijke ordening.
2.1 Europees En Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de Structuurvisie is het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk tot 2040 vastgelegd. In de structuurvisie steekt het rijk in op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, met een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat en laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast staat de gebruiker centraal. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Deze 13 belangen zijn vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Om zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen eerst kijken of er vraag is naar deze ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.
In het voorliggende bestemmingsplan gaat het om de verplaatsing van een reeds bestaande manege. Er is daarom geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met het plan zijn ook geen andere nationale belangen in het geding. Daarmee valt het plan onder de verantwoordelijkheid van gemeente en provincie om te zorgen voor een goede ruimtelijke inpassing. Dit bestemmingsplan dient hiertoe.
2.1.2 Het Nationaal Waterplan (2016)
Het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 is de rijksnota voor het nationale waterbeleid en wordt op basis van de Waterwet eens per 6 jaar opgesteld. Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid de rijksoverheid in de planperiode voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het rijksbeleid met betrekking tot waterveiligheid en zoetwater is met de vastgestelde Deltabeslissingen in 2014 fundamenteel veranderd. Deze Deltabeslissingen zijn in 2014 met een tussentijdse wijziging verankerd in het Nationaal Waterplan 2009-2015 en zijn inmiddels in het Nationaal Waterplan 2016-2021 geïntegreerd.
In het Nationaal Waterplan 2016-2021 zijn verwerkt:
- Hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid
- Gewenste ontwikkelingen, de werking en de bescherming van de watersystemen in Nederland
- Benodigde maatregelen en ontwikkelingen
- Beheerplannen voor de stroomgebieden
- Beheerplannen voor de gebieden met overstromingsrisico
- Marine Strategie
- Beleidsnota Noordzee
- Functies van de rijkswateren
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
De maatregelen uit het Nationaal Waterplan hebben geen betrekking op het voorliggende bestemmingsplan. In ruimtelijke plannen moet wel een waterparagraaf c.q watertoets worden opgenomen waarin de wateraspecten van het plan worden beschreven. Hoofdstuk 3 gaat hier nader op in.
2.1.3 Natura 2000-gebieden
Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit natuurgebieden die wettelijk worden beschermd om de Europese biodiversiteit te waarborgen. De gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuurwaarden in een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument, dan is op grond van de Natuurbeschermingswet een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen binnen het gebied. Dit wordt de externe werking genoemd.
De afstand tussen het plangebied aan de Parallelweg en de omliggende Natura 2000-gebieden is verschillend: het gebied Uiterwaarden IJssel ligt binnen de toetsafstand van 3 km, andere Natura 2000-gebieden liggen verder weg (op circa 7 kilometer het Veluwerandmeer en het Ketelmeer & Vossemeer, op circa 3,2 kilometer het Zwarte Meer en de anderen nog verder weg).
In Hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op het onderzoek naar de mogelijke effecten van dit plan op deze Natura-2000 gebieden. Ook de resultaten van het onderzoek naar de effecten op (andere) flora- en faunasoorten komt daarbij aan de orde.
2.2 Provinciaal Beleid
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden.
2.2.1 Algemene toets
De ontwikkeling betreft de verplaatsing van een manege uit het centrum van IJsselmuiden naar "buiten". Bij een algemene toets aan zowel de Omgevingsvisie als de Omgevingsverordening blijkt dat deze documenten op geen enkele wijze ingaan op (grootschalige) sportvoorzieningen. Er is geen visie of beleid ten aanzien van maneges of andere paarden-gerelateerde ontwikkelingen die veelal toch in de Groene ruimte hun plek vinden en ook veelvuldig voorkomen. Er is alleen een relatie te vinden tussen de ontwikkeling en het daarvoor van belang zijnde provinciale beleid in de Omgevingsvisie en wel in Deel 3 Uitwerking: aan de slag!, hoofdstuk 10 Thematische beleidskeuzes; paragraaf 10.2 Economie en vestigingsklimaat, subparagraaf 10.2.4 Toerisme en vrije tijd. Daarin staat de volgende tekst:
10.2.4 Toerisme en vrije tijd
Overijssel biedt vele mogelijkheden voor toerisme en invulling van vrije tijd. ...
Ambitie:
Ontwikkelingsmogelijkheden voor en kwaliteitsverbetering van toerisme en vrijetijdsbesteding
Strekking van het beleid:
We zetten ons in voor een sterk aanbod voor de vrijetijdsbesteding in Overijssel. Innovatie en versterking van het organiserend vermogen in de toeristische sector staan daarbij centraal.
Wij bieden ondernemers de ruimte om toeristisch-recreatieve voorzieningen te ontwikkelen die bijdragen aan de differentiatie van het aanbod. We stimuleren hierbij het leggen van (nieuwe) koppelingen tussen verschillende sectoren (zoals recreatie, natuur, landschap, water, cultuur, zorg en sport) en hebben aandacht voor cultuur, erfgoed en recreatie- en winkelvoorzieningen. Zo ondersteunen we bijvoorbeeld de winkelfunctie in de binnensteden door beperkingen op te leggen aan detailhandel buiten de kernen (zie paragraaf 10.2.1.4 voor meer informatie).
................
Toelichting (waarom?):
Een rijk aanbod van (dag)recreatieve voorzieningen vormt een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven en bewoners, is van belang voor de concurrentiekracht van Overijssel als vakantie- en dagtochtbestemming en draagt bij aan de werkgelegenheid. ... Dit willen we graag zo houden.
Uitvoering/instrumenten:
Regels in de verordening
- Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken (titel 2.1)
- Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) (artikel 2.1.6)
Gebiedsontwikkeling/uitvoeringsprojecten:
- we benutten meekoppelkansen voor recreatie en toerisme zoals bij Ruimte voor de Rivier/dijkversterkingsopgaven
Subsidies en fondsen:
- subsidies voor nieuwe product-marktcombinaties
- Programma Ruimtelijke kwaliteit: versterking identiteit en diversiteit
De ontwikkeling van de manege van de Deltaruiters en de samenvoeging daarvan met de Kroonmenners, gepaard gaande met de opheffing van hun locaties in respectievelijk het centrum van IJsselmuiden en het buitengebied voorziet in de instandhouding, kwaliteitsverbetering en ontwikkeling van een vrijetijdsvoorziening voor de inwoners van IJsselmuiden en omgeving. Deze ontwikkeling is dan ook (op dat gebied) passend binnen het provinciale beleid. Hierna wordt verder ingegaan op de uitvoering.
2.2.2 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
- 1. Of – generieke beleidskeuzes
- 2. Waar – ontwikkelingsperspectieven
- 3. Hoe – gebiedskenmerken
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, et cetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. In onderstaande figuur 2 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
Figuur 2: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
2.2.3 Omgevingsverordening Overijssel 2017
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
2.2.4 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een Uitvoeringsmodel (zie Figuur 2). Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- 1. generieke beleidskeuzes;
- 2. ontwikkelingsperspectieven;
- 3. gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
2.2.5 Toetsing aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Toetsing van voorliggend initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel geeft globaal het volgende beeld.
2.2.6 Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta
Om waardevolle landschappen te behouden en 'te ontwikkelen met kwaliteit' zijn in de Nota Ruimte verschillende Nationale Landschappen aangewezen. De planlocatie aan de Parallelweg ligt in één daarvan, het Nationaal Landschap IJsseldelta. De opgave voor deze Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet vergroot worden. Het gebied IJsseldelta heeft drie kernkwaliteiten:
- de grote mate van openheid;
- de oudste rationele, geometrische verkaveling;
- reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen.
Voor dit bestemmingsplan is gelet op de ligging in het nationale landschap en de gebiedskenmerken extra aandacht besteed aan de ruimtelijke inpassing. Zie verder paragraaf 3.4.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie Kampen 2030 (2009)
Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. Dit strategische document bevat op hoofdlijnen de ontwikkelingen en het toekomstperspectief voor de gemeente als geheel. In de visie staat hoe de gemeente het ruimtelijk beleid in de komende jaren gaat uitvoeren. De structuurvisie is een richtinggevend document.
Een centraal doel in de structuurvisie is het op peil houden en verbeteren van het voorzieningenniveau in het centrum, de wijken en de dorpen. Conform deze beleidslijn kan door de uitplaatsing van de Deltaruiters het gebied rondom het Kulturhus in het centrum IJsselmuiden verder worden ontwikkeld. In het gebied van het Nationale Landschap IJsseldelta is de structuurvisie ook gericht op behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteiten. Deze zijn onder meer uitgewerkt in de Gebiedsvisie Dorpsrand IJsselmuiden.
2.4.2 Gebiedsvisie dorpsrand IJsselmuiden - Koekoek (2011)
Deze gebiedsvisie (vastgesteld in 2011) zoomt specifiek in op de dorpsrand van IJsselmuiden die - net als de Koekoekspolder - in het Nationaal Landschap IJsseldelta ligt. Centraal in de gebiedsvisie staan de omgevingskwaliteiten in het gebied van de dorpsrand (waarbij ook de Koekoekspolder is meegenomen) en de wijze waarop hierop bij toekomstige ontwikkelingen kan worden voortgebouwd.
Kenmerkend voor de Koekoek is de orthogonale structuur van bedrijvige linten waaraan gewoond en gewerkt wordt. Deels dichtgezet met glas, maar ook nog stukken met weides en kwekerijen. Met de ontwikkeling van de Koekoek als glastuinbouwgebied is veel aandacht nodig voor de linten als kwalitatieve, dragende structuren van de polder. De ambitie is afwisselende linten te ontwikkelen, waaraan het prettig wonen en goed werken is. Ook het realiseren van meer bergingsruimte voor het water is een belangrijke opgave in en rondom de Koekoek. De gebiedsvisie geeft als ruimtelijk kader voor de Koekoekspolder aan:
De linten, de tochten en de Oudendijk krijgen voldoende ruimte om als belangrijke ruimtelijk dragende structuren overeind te blijven. Waarschijnlijk vraagt het overeind houden van de structuren te veel ruimte binnen het glastuinbouwgebied. Dit betekent dat keuzes gemaakt moeten worden. Deze keuzes moeten op schaal van de hele polder plaatsvinden.
Paragraaf 3.4 gaat in op de vertaling van deze beleidsuitgangspunten in het bestemmingsplan.
2.4.3 Welstand
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Algemeen
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht het college van burgemeester en wethouders onderzoek te doen naar de relevante feiten en de af te wegen belangen die bij de bestemmingsplanherziening spelen. In dit hoofdstuk wordt op de voor dit bestemmingsplan relevante aspecten ingegaan. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke (ontwerp)aspecten maar ook de aspecten die samenhangen met het landschap, het milieu, archeologie, ecologie, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
3.2 Locatieonderzoek
Aan het ontwerpbestemmingsplan IJsselmuiden Dorpsrand, 2e herziening Manege Ringdijk is een locatieonderzoek voorafgegaan aan de verplaatsing van de manege en de menvereniging. Dit locatieonderzoek is uitgevoerd in de periode 2011-2012. Daarbij zijn toen in totaal 17 mogelijk geschikte locaties in en rond IJsselmuiden afgewogen en beoordeeld aan de hand van de toen relevante ruimtelijke, planologische en financiële aspecten. De locatie Parallelweg is destijds niet meegewogen vanwege de veronderstelde behoefte aan bedrijventerrein voor teeltverwerkende bedrijven. Wel was een perceel aan de Zwagerweg in beeld als mogelijke locatie. Deze lag even oostelijker van de nu voorliggende locatie aan de Parallelweg, grotendeels binnen dezelfde bestemming.
Uit dat onderzoek kwamen vier locaties als mogelijk of kansrijk naar voren. De locatie aan de Ringdijk leek op basis van de toenmalige situatie met het oog op de beschikbare ruimte, het (toekomstige) beleid en vanuit financieel oogpunt de meest geschikte locatie. Gezien het aantal ingediende zienswijzen bleek het niet de meest maatschappelijk geschikte locatie, maar viel deze ook af vanwege financieel-economische redenen.
Naar aanleiding van alle zienswijzen tegen de locatie Ringdijk, het gewijzigde beleid, de huidige economische situatie is de nu voorliggende (alternatieve) 18e locatie afgewogen.
3.2.1 Ruimtelijke afwegingen
Op basis van het programma van eisen van beide verenigingen is er aan de Parallelweg (meer dan) voldoende ruimte beschikbaar.
3.2.2 Planologische afwegingen
Dit gebied is volgens het geldende bestemmingsplan primair bedoeld voor tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid. Het toevoegen van een sportfunctie op deze locatie is niet meteen de meest voor de hand liggende, echter een sportlocatie die tot geur- en geluidsoverlast leidt is ook niet het meest wenselijk in de nabijheid van een woongebied en dat was één van de redenen genoemd in de zienswijzen voor de locatie Ringdijk. In de afweging is meegenomen dat ten zuiden van de ontwikkelingslocatie een volkstuinencomplex is gelegen dat eveneens afwijkend is van de glastuinbouw.
Sinds de procedure voor de Ringdijk is het provinciale beleid (Omgevingsvisie Overijssel 2017. Bekenkleur) voor de locatie aan de Parallelweg gewijzigd en is het nu naast Glastuinbouw ook aangegeven als 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken (zie 2.2.5.2.1). Deze visie/zonering geldt zowel voor de kernen IJsselmuiden en Grafhorst als voor de noordwest hoek van het glastuinbouwgebied Koekoekspolder. Dit biedt meer (her)ontwikkelingsruimte dan het voorgaande provinciale beleid waar alleen maar Glastuinbouw was aangegeven. Deze ontstane beleidsmatige ruimte leidt tot de afweging om de locatie (in de lijn van het eerdere locatieonderzoek) als 'realistisch' te bestempelen.
3.2.3 Financieel-economische afwegingen
Ten tijde van de locatiekeuze waaruit de locatie Ringdijk naar voren kwam was de ontwikkeling van het (glas)tuinbouwgerelateerde bedrijventerrein volop gaande met een (bruto) omvang van circa 10 ha, het ging daarbij om 'schone' bedrijvigheid. Het bedrijventerrein zou namelijk voorzien in de behoefte aan specifieke bedrijvigheid, zoals verwerkers, handelaren en toeleveranciers gerelateerd aan de glastuinbouw. Dat was de reden waarom de locatie Zwagersweg als 'niet realistisch' werd gekwalificeerd.
Voor zover het bedrijventerrein ten oosten van de locatie Parallelweg ligt (nu nog steeds onbenut) is een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen op grond waarvan de bestemming gewijzigd kan worden in glastuinbouwgebied. Gezien de nog beschikbare ontwikkelingsruimte voor glastuinbouw is ook daar minder behoefte aan dan voorzien.
3.2.4 Conclusie
De conclusie is dat de locatie Parallelweg op basis van alle afwegingen van het destijds uitgevoerde locatieonderzoek nu als 'realistisch' kan worden gekwalificeerd.
3.3 Huidige Situaties
3.3.1 Locatie Oosterholtseweg - Oosterlandenweg (Deltaruiters)
De locatie van de manege ligt in het in ontwikkeling zijnde centrum van IJsselmuiden. Tot de jaren '80 van de vorige eeuw lag de manege nog aan de rand van IJsselmuiden, maar kloksgewijze ontwikkeling van IJsselmuiden in de daarop volgende 25 jaar hebben er voor gezorgd dat de locatie nu geheel opgegaan is in de bebouwde kom.
Figuur 10a: Huidige locatie Deltaruiters centrum IJsselmuiden
Voordat tot besluitvorming overgegaan is om de planologische procedure voor de ontwikkeling op de locatie Ringdijk stil te leggen en te switchen naar de nu voorliggende locatie aan de Parallelweg is onderzocht of handhaving van de manege van de Deltaruiters op de huidige locatie stedenbouwkundig inpasbaar is. Daarvoor is een stedenbouwkundige analyse uitgevoerd die is opgenomen als Bijlage 3 Stedenbouwkundigebeoordeling huidige locatie.
Samenvattend is de beoordeling:
Op zich past de functie van een manege in een langzaam gegroeide, dorpse omgeving met meerdere openbare voorzieningen. In de structuurvisie is de manege, en de omgeving daarvan, echter vastgelegd als ontwikkellocatie voor woningbouw. Bij de ontwikkeling / bouw van het Kulturhus en de zorgwoningen is dan ook op geen enkele wijze rekening gehouden met het mogelijk in de toekomst blijven bestaan van de manege; er is vanuit gegaan dat ook het terrein van de manege wordt herontwikkeld.
In de nu voorliggende situatie, met het reeds gerealiseerde hoogwaardige complex met kulturhus en zorgappartementen en geen tot weinig ruimte voor eventuele uitbreiding of verbetering van de uitstraling van het voorterrein van de manege, kan geconcludeerd worden dat de manege van de Deltaruiters vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet passend is binnen de locatie Oosterlandenweg.
Voorgaande beoordeling staat nog los van het vraagstuk of de manege milieutechnisch inpasbaar zou zijn.
3.3.2 Locatie Bergweg (Deltaruiters)
Figuur 10b: Springterrein aan de Bergweg te IJsselmuiden
De Deltaruiters beschikken aan de Oosterholtseweg alleen over een binnenvoorziening. Voor buitenactiviteiten wordt gebruik gemaakt van een gemeentelijk perceel met een oppervlakte van ±0,7 ha aan de Bergweg. Op het perceel zijn alleen verplaatsbare hindernissen aanwezig. Dit perceel heeft de bestemming 'Agrarisch' en de sportactiviteiten zijn feitelijk strijdig met het bestemmingsplan. Na gebruiksbeëindiging kan het perceel weer agrarisch in gebruik genomen worden.
3.3.3 Locatie Seveningseweg (Kroonmenners)
De locatie aan de Seveningseweg ligt ingesloten in twee recreatiegebieden. Aan de oostzijde ligt het dagrecreatieterrein behorende bij de aanlegplaatsen aan het Ganzendiep en aan de westzijde ligt een niet in gebruik zijnd verblijfsrecreatiegebied en aan de zuidzijde de camping Seveningen B.V.
Figuur 10c: Menterrein aan de Seveningseweg
De Kroonmenners gebruiken een perceel met een oppervlakte van ±1,1 ha aan de Seveningseweg met de bestemming 'Groen'. De bestemming laat het gebruik en de geplaatste bebouwing en andere voorzieningen niet toe, omdat er al met de verplaatsing rekening is gehouden. De meest wenselijke bestemming voor na de verplaatsing is dus al opgenomen.
3.3.4 Locatie Parallelweg
De locatie aan de Parallelweg ligt in de noordwest-hoek van de Koekoekspolder en omvat ±2,6 ha.
Figuur 10d: Luchtfoto huidige situatie
Direct langs de westzijde van het plangebied loopt de Parallelweg en aan de noordzijde de Zwagerweg. De zuidzijde van de locatie wordt begrensd door een tocht en aan de oostzijde door een kavelsloot. Verderop oostelijk ligt de Oudendijk. Deze historische dijk vormt de grens tussen de bestemming Bedrijventerrein en Agrarisch - Glastuinbouw en heeft op dit moment geen functie als peilscheiding. De dijk is relatief laag maar het hoogteverschil met het omliggende land is nog goed zichtbaar.
In de omgeving van het plangebied is sprake van bebouwing in de vorm van het kassengebied Koekoekspolder (noord-, oost- en zuidoostzijde) en aan de zuidzijde aan een volkstuinencomplex. Aan de overzijde van de Parallelweg ligt een groenbedrijf binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.
3.4 Nieuwe Situatie
3.4.1 Uitgangspunten
Conform het gemeentelijke beleid geldt als uitgangspunt voor het bestemmingsplan om de landschappelijke waarden in de Koekoekspolder waar redelijkerwijs mogelijk te behouden. Redelijkerwijs omdat het volledig behouden van alle waarden op zekere gespannen voet staat met de aanwijzing van het gebied als concentratiegebied voor de glastuinbouw.
De belangrijkste landschappelijke structuurdragers in de Koekoekspolder vormen de bebouwingslinten, de tochten en de Oudendijk (zie Figuur 11).
Figuur 11: Belangrijkste structuurdragers van de Koekoekspolder
3.4.2 Bebouwingslinten en tochten
Het bestemmingsplan zet in op het behoud van het landschappelijke casco van bebouwingslinten en tochten. Voor het behoud van de bebouwingslinten is het gewenst dat de huidige onbebouwde (groene) erfzones van 20 meter aan weerszijden van de wegen blijven bestaan (gemeten uit het hart van de weg). Omdat het gebied achter deze onbebouwde zone al voor een groot deel is ingericht met kassen heeft een uitbreiding van de onbebouwde erfzone landschappelijk weinig meerwaarde. Dit zou bovendien ten koste gaan van een relatief groot oppervlak aan kassen.
Het bestemmingsplan voor de Koekoekspolder is gericht op behoud van het huidige bebouwingsbeeld waarin – op de meeste percelen - sprake is van een gelaagde opbouw van de bebouwing: onbebouwde erfzone - bedrijfswoningen - kassen. In de toekomst zal door de verder gaande schaalvergroting minder dan voorheen sprake zijn van (nieuwe) agrarische bedrijfswoningen en is een traditionele oriëntatie van de bebouwing ten opzichte van de weg bedrijfseconomisch niet altijd meer wenselijk. In voorkomende gevallen betekent dit dat achter de bebouwingsvrije erfzone van 20 meter direct kassen worden gebouwd.
Ook ten aanzien van de tochten is het bestemmingsplan gericht op bescherming. Daartoe zijn ze positief bestemd. Het bestemmingsplan stelt geen vergaande eisen aan de afstand tussen de tochten en (nieuwe) kassen en bedrijfsgebouwen. Met het oog op het beheer van de watergangen geldt wel een afstandseis van 5 meter (in overleg met het waterschap kan deze afstand verkleind worden tot 2,5 meter).
3.4.3 Landschappelijke inpassing
Bij de inplaatsing van de voorzieningen is vanuit de inrichting van de Koekoek in feite geen inpassing vereist. De enige locatie die door middel van beplanting is ingepast, is het naastgelegen volkstuinencomplex.
Figuur 12: Inrichtingschets terrein manege en terrein menvereniging
3.4.4 Welstand
Uitgangspunt voor de bebouwing is een ontwerp dat aansluit bij de huidige sfeer en historie van het gebied. De inpassing van de gebouwen wordt gerealiseerd door een passende hoofdvorm maar ook door het materiaal en kleurgebruik. De vormgeving en omvang sluit aan bij de vorm van agrarische bedrijfsgebouwen.
Figuur 13: Ontwerp bebouwing manege
De vormgeving van het verenigingsgebouw van de menvereniging is eenvoudig van opzet
Figuur 14: Ontwerp bebouwing menvereniging
3.5 Milieu
Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een aanvaardbare omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht.
3.5.1 Milieuzonering en geur
3.5.2 Bodem
3.5.3 Geluid
In een bestemmingsplan moet rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor het aspect geluid. Bij de manege en de menvereniging zal geen sprake zijn van omroepinstallaties / geluidsversterking in de buitenlucht. Wel zijn er muziek- en andere evenementen met dergelijke installaties voorzien in de manegehal (dus binnen). Voor het voorliggende bestemmingsplan is daarom naast het aspect wegverkeerslawaai ook het muziek-/evenementenlawaai relevant.
3.5.4 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten van luchtverontreiniging op de volksgezondheid aan te pakken. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Op grond van de wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld. Samengevat kan een bestemmingsplan worden vastgesteld indien het plan:
- niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het plan verbetert of ten minste gelijk blijft, als gevolg van het plan;
- het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
- de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma zoals het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Bij ministeriële regeling zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. In dat geval is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Onder de aangewezen categorieën van gevallen vallen onder meer woningbouwlocaties met minimaal 1.500 woningen bij 1 ontsluitende weg en kantoorlocaties met een bruto oppervlak van minimaal 100.000 m2 bij 1 ontsluitende weg.
Manegeterreinen zijn niet opgenomen in de categorieaanwijzing. Formeel dient dan ook rekentechnisch aangetoond te worden dat door de activiteiten die het plan mogelijk maakt, sprake zal zijn van of een beperkte bijdrage van maximaal 3% van de grenswaarde, of dat er lokaal geen overschrijding van één van de in de WM genoemde grenswaarden zal optreden.
Op de website van Infomil is een tool beschikbaar waar door middel van een worstcase berekening snel getoetst kan worden of aan dit 3% criterium kan worden voldaan. Omdat de manege maximaal (over het jaar gemiddeld) 100 motorvoertuigen/etmaal veroorzaakt, is deze intensiteit in de tool gebruikt (waarbij om echt worstcase te rekenen ook nog eens een vrachtpercentage van 100% is verondersteld). Hieruit blijkt dat de 3 % niet gehaald wordt en het plan dus voldoet aan het criterium en geen “bijdrage in betekenende mate” aan de jaargemiddelde concentraties fijnstof en stikstofdioxide levert. Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het plan dus niet in de weg.
Het verkeer van de manege wordt geheel afgewikkeld op de Parallelweg waar volgens de het meest recente verkeersmodel (DHV 2016) een verkeersintensiteit in 2016 heerst van ca 1200 mvt/dag (gemiddeld per week).
3.5.5 Externe veiligheid
Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moet bij het vestigen van risicogevoelige objecten in de omgeving van een risicovolle inrichting en/of transportroute rekening gehouden worden met de mogelijke invloed van die inrichting en/of transportroute. Bij een incident moet worden voorkomen dat binnen een zekere afstand mensen aanwezig zijn in woongebieden of verblijfsgebieden.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle bronnen (inrichtingen, buisleidingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen, zie Figuur 14). Op basis van de invloedsgebieden kan geconcludeerd worden dat er geen inrichtingen of transportroutes zijn die van invloed zijn op het plangebied van dit bestemmingsplan.
Figuur 16: Risicokaart IJsselmuiden/Koekoekspolder
Het bestemmingsplan maakt zelf geen risicovolle inrichting mogelijk. Een manege is geen BEVI-inrichting.
Concluderend mag gesteld worden dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor het bestemmingsplan.
3.6 Water
3.6.1 Watertoets
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Relevant beleid
Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in 'Water Raakt!'. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. U kunt de genoemde documenten raadplegen op onze site www.wdodelta.nl.
Invloed op de waterhuishouding
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Voorkeursbeleid hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
Het gebruik van uitlogende materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen worden materialen die uitlogen en het oppervlaktewatersysteem kunnen verontreinigen niet gebruikt.
A watergangen
In het plan bevindt zich een A-watergang en B-watergang. Deze watergangen hebben een belangrijke functie voor de waterafvoer- en berging. Deze watergangen staan op de legger van het waterschap en de Keur is van toepassing. Volgens de Keur zijn alle activiteiten die plaatsvinden in, op of langs watergangen van het waterschap vergunningsplichtig. Voor minder ingrijpende activiteiten hebben zijn algemene regels vastgesteld. Hierdoor kan er sprake zijn van vrijstelling of hoeven deze activiteiten alleen te worden gemeld. Er is in het plan rekening gehouden met de Keur van het waterschap. Er wordt tijdig melding gemaakt of een vergunning aangevraagd.
Wetgeving lozen in oppervlaktewater
In het plan vindt afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater plaats. Voor lozingen op het oppervlaktewater geldt een vergunning- of meldingsplicht in het kader van de Waterwet.
Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Indien u grondwater gaat onttrekken tijdens de aanleg en u wilt dat lozen in oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels. Neem hierover contact op met de medewerker advies Waterwet van het waterschap.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding in ruimtelijke zin.
Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.
3.6.2 Overstromingsrisico
In de omgevingsverordening (paragraaf 2.14.4) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.
Quickscan
Het plangebied is gelegen in dijkring 10, Mastenbroek. Deze dijkring wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 10 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 10 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/2000e per jaar. In het project Veiligheid Nederland in Kaart wordt de actuele kans op een overstroming per jaar groter dan 1% geschat. Indien de geïdentificeerde zwakke plekken in de dijkring zijn aangepast bedraagt de geschatte overstromingskans 1/400e per jaar (Rijkswaterstaat DWW & Jacobs, 2005). Conform de aanname van het PBL, wordt voor de overstromingsrisicozonering bij een dergelijke overschrijdingskans (norm) uitgegaan van een kleine kans op overstromen (Pieterse e.a., 2009).
Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat op 2,0 tot 5,0 meter voor de laagste gedeeltes van het plangebied (zie Figuur 15).
Figuur 17: Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak, dijkring 10 bij IJsselmuiden, Bron: Provincie Overijssel
Voor dijkring 10 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. Het maatgevende doorbraakscenario voor de manege aan de Parallel is het scenario met een dijkdoorbraak ter hoogte van IJsselmuiden. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor een dijkdoorbraak in IJsselmuiden geschat tussen de 6 en 24 uur (zie Figuur 16).
Figuur 18: Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij IJsselmuiden, Bron: Provincie Overijssel
Geschiktheidsbeoordeling / maatregelen
Dijkring 10 wordt volgens de omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep. Dit betekent dat ontwikkelingen binnen deze dijkring alleen mogelijk zijn, indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. Voor agrarische functies en incidentele (woon)bebouwing geldt deze regel echter niet. In dit bestemmingsplan is sprake van incidentele bebouwing die voortkomt uit de verplaatsing van bestaande bebouwing binnen dijkring 10. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie.
3.7 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan moet rekening gehouden worden met het aspect ecologie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
3.7.1 Gebiedsbescherming
Bij dit aspect gaat het om de bescherming van natuurgebieden die onder de werking van de Natuurbeschermingswet vallen (de Natura 2000-gebieden) en daarnaast om de bescherming van gebieden die onderdeel uitmaken van de Natuurnetwerk Nederland (NNN). Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is van beide geen sprake. Wel liggen er beschermde Natura 2000-gebieden in de nabijheid van het plangebied. De afstand tussen het plangebied aan de Parallelweg en de omliggende Natura 2000-gebieden is verschillend: het gebied Uiterwaarden IJssel ligt binnen de toetsafstand van 3 km, andere Natura 2000-gebieden liggen verder weg (op circa 7 kilometer het Veluwerandmeer, op circa 3,5 kilometer het Zwarte Meer en op circa 12 kilometer het Ketelmeer & Vossemeer). Daarom is in het kader van het bestemmingsplan onderzocht of het bestemmingsplan mogelijk negatieve effecten op de natuurwaarden in deze gebieden heeft. Dit kan het geval zijn als door het bestemmingsplan de depositie van stikstof op deze Natura 2000 gebieden toeneemt.
Het toetsingskader voor stikstofdepositie c.q. de vergunningverlening op grond van de Wet natuurbescherming is de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Om te bepalen of een activiteit meldingsplichtig of vergunningsplichtig is moet op grond van de PAS een berekening worden uitgevoerd met het rekenmodel AERIUS (Bijlage 7).
Uit de berekening volgt dat de maximale toename van stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen realisatie van de manege aan de Parallelweg in Kampen onder de huidige grenswaarde van 0,05 mol N/ha/jr van omliggende Natura 2000-gebieden ligt. Stikstofdepositie leidt dus niet tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden Dit onderdeel van de Wet natuurbescherming staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Bij realisatie van het plan geldt (uitgaande van de huidige grenswaarde) geen vergunningplicht (bij aanvraag omgevingsvergunning) voor het onderdeel stikstofdepositie.
3.7.2 Soortbescherming
In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten voor die vermeld staan op de lijsten van de Wet Natuurbescherming. Hierom is een quickscan natuurtoets uitgevoerd (Ecogroen, 2 mei 2018), welke als Bijlage 2 is bijgevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat:
- In het plangebied zijn geen potentiële vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen of te verwachten. Schade aan onmisbaar foerageergebied en vliegroutes is evenmin te verwachten.
- In het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels aangetroffen. Wel zijn enkele algemeen voorkomende broedvogels van grasland en watergangen aangetroffen of te verwachten zoals Wilde eend, Waterhoen, Meerkoet, Kievit en Scholekster.
- In het plangebied zijn geen beschermde grondgebonden zoogdieren, amfibieën, flora, reptielen, ongewervelden en vissen aangetroffen (alleen beschermde soorten waarvoor een vrijstelling van ontheffingsplicht geldt in de provincie Overijssel).
Conclusie:
- Het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming is niet aan de orde. De Wet natuurbescherming (onderdeel soortbescherming) staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Wel is van belang om bij de aanlegwerkzaamheden zorgvuldig om te gaan met broedvogels.
- Werkzaamheden mogen geen broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen. Dit is mogelijk door de uitvoering op te starten voor 1 maart en na eind augustus. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
3.7.3 Advies en vervolgstappen
3.7.4 Conclusie
Bovenstaande advies en vervolgstappen worden meegenomen bij het uitvoeren van het plan, het aspect ecologie levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.
3.8 Toepassen Besluit M.e.r.
3.8.1 Wettelijk kader
Algemeen
Op 24 januari 2017 heeft de Eerste Kamer de Implementatiewet ‘herziening m.e.r.-richtlijn’ milieubeheer in verband met de herziene m.e.r.-richtlijn aangenomen. De hoofddoelen van deze wijziging zijn:
- de geconstateerde tekortkomingen in de uitvoeringspraktijk van de m.e.r. te verhelpen;
- een actualisering door te voeren die aansluit op ecologische en sociaal-economische veranderingen en uitdagingen;
- de m.e.r.-richtlijn in overeenstemming te brengen met de beginselen van slimme regelgeving van de Europese Unie.
Daarnaast worden de uitspraken van het Hof van Justitie van de EU doorgevoerd. Met de wijziging wordt beoogd de m.e.r.-beoordelingsprocedure te verduidelijken, de kwaliteit en de inhoud van het MER te verbeteren en de m.e.r.-procedure te stroomlijnen met milieubeoordelingen gebaseerd op andere EU-regelgeving, teneinde het milieu beter te beschermen, hulpbronnen efficiënter te gebruiken en duurzame groei in de EU te bevorderen. Uitgangspunt van de Implementatiewet is dat zo dicht mogelijk moet worden aangesloten bij de m.e.r.-richtlijn.
3.8.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije worden onderzocht?') moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
In de herziene m.e.r.-richtlijn is vastgelegd dat het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit moet nemen, welke informatie het bevoegd gezag in het m.e.r.-beoordelingsbesluit moet presenteren en dat het bevoegd gezag het m.e.r.-beoordelingsbesluit moet nemen binnen 90 dagen nadat alle informatie is verstrekt. Om de kwaliteit van de procedure te vergroten dient het bevoegd gezag rekening te houden met de informatie uit het MER. Dit leidt er toe dat in verband met een vormvrije m.e.r.-beoordeling meer gegevens op tafel moeten komen en dat hiermee de motivering van het bevoegd gezag moet toenemen. Ook bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling moet het beoordelingsbesluit kenbaar gemaakt worden.
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf moet er een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten en moet een beoordelingsbesluit worden genomen. Het uitgangspunt is dat het gaat om een beoogde bedrijventerreinlocatie, die planologisch wordt aangepast naar een per saldo minder milieubelastende activiteit, omdat er geen behoefte is aan de ontwikkeling van de beoogde bedrijven.
De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu. De toets aan de hand van Bijlage III bij de Europese richtlijn is opgenomen in Bijlage 6.
3.9 Archeologie En Cultuurhistorie
3.9.1 Archeologie
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Erfgoedwet, welke in 2017 van kracht is geworden. De wet vervangt onder meer de Monumentenwet en de Wet tot behoud van cultuurbezit. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:
- archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
- archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
- de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voor zover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen.
Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige archeologische resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie.
Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
3.9.2 Cultuurhistorie
De cultuurhistorie van de Koekoekspolder gaat als laatste ontginningsgebied van de Mastenbroeker polder ver terug en is herkenbaar in het verkavelings-, sloten- en wegenpatroon en de Oudendijk en Zwagerweg (vergelijk Figuur 11, 19 en 20).
De fysieke cultuurhistorie op deze locatie is alleen gekoppeld aan het slotenpatroon. Binnen de Koekoek wordt dit niet beschermd, wel in de rand er omheen. Nu er maar één perceelssloot wordt gedempt wordt de slotenstructuur niet wezenlijk meer aangetast, dan is in het verleden al gebeurd (jaren '50 tot '90 vorige eeuw).
3.9.3 Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie leveren geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.
3.10 Ontsluiting, Verkeer En Parkeren
In deze paragraaf wordt voor de berekeningen de CROW-publicatie 317; 10-2012 toegepast, tenzij anders is vermeld.
3.10.1 Ontsluiting
De ontsluiting van de terreinen voor beide verenigingen vindt rechtstreeks plaats op de Parallelweg, één van de erfontsluitingswegen van de Koekoekspolder. Uitgangspunt voor de ontwikkeling is dat er sprake moet zijn van een veilige aansluiting op de Parallelweg. Langs de Parallelweg loopt een vrijliggend fietspad, het kruisen daarvan door gebruikers en bezoekers van de voorzieningen moet op een veilige manier plaatsvinden. De manege en menvereniging krijgen ieder één uitrit. Daarmee worden de verkeersstromen gesplitst en wordt zoveel mogelijk voorkomen dat het in en uit rijdend verkeer van en naar de manege stagneert.
De Parallelweg is verkeerstechnisch gekwalificeerd als een erftoegangsweg met een maximale snelheid van 60 km/uur waarop in principe rechtstreeks op ontsloten mag worden. Echter is het bekend dat in de Koekoekspolder/Mastenbroekpolder met de enorme rechtstanden (lange rechte wegen) vaak harder wordt gereden dan de toegestane 60 km/uur. Dat betekent dat er bij een rechtstreekse aansluiting op de Parallelweg er aanvullende maatregelen getroffen moeten worden zoals het aanbrengen van een plateau of as-verspringingen om snelheid uit het verkeer te halen.
3.10.2 Verkeer
Door de vestiging van de manege zal sprake zijn van een lokale verhoging van de verkeersintensiteit ten opzichte van de bestaande situatie. Dit is echter niet het uitgangspunt van de beoordeling van de ontwikkeling, maar de berekende intensiteiten uit het MER voor het bestemmingsplan voor de Koekoekspolder.
3.10.3 Parkeren
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein. Daarbij is het van belang onderscheid te maken tussen:
- 1. het dagelijkse gebruik van de locatie door de Deltaruiters en de Kroonmenners (door de weekse lessen),
- 2. de concoursen/wedstrijden en andere activiteiten die in de weekenden plaatsvinden,
- 3. de drie incidentele evenementen die jaarlijks op de manege plaatsvinden.
3.11 Veiligheid Bij Evenementen
Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven is in het plan voorzien dat er 3x per jaar een (muziek)evenement in de grote rijhal wordt gehouden, waarbij maximaal 1.000 personen tegelijkertijd aanwezig mogen zijn. Deze hal is 2.485 m2 groot, maar die wordt deels bezet door een podium en andere zaken. Netto is 50-75% bruikbaar voor bezoekers.
Een eerste toetsnorm is de maximaal toelaatbare bezetting van 4 personen per m2 en daar wordt ruimschoots aan voldaan (±1,5/m2).
Een tweede toetsnorm is de capaciteit van de gezamenlijke vluchtwegen. De rijhal zal voldoende vluchtwegen moeten bevatten om het aantal bezoekers te kunnen ontvangen.
3.12 Kabels En Leidingen
De aanwezigheid van kabels en leidingen kan ruimtelijk relevant zijn, bijvoorbeeld in het kader van externe veiligheid. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is echter geen sprake van hoofdgas-, -water- of -rioolpersleidingen of ondergronds of bovengrondse hoogspanningsleidingen. Vanuit dit aspect bestaan dan ook geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Juridische Regeling
In dit hoofdstuk worden de regels van het bestemmingsplan van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.
4.1 Inleiding
De inhoud en vormgeving van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 1e herziening Manege Deltaruiters-Kroonmenners’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro, 2008) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Laatstgenoemde ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven.
De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 bevat de uitleg van de in de regels gehanteerde begrippen, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
Hoofdstuk 2 bevat de omschrijving van de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen en per bestemming worden de bouw- en andere regels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook specifieke gebruiksregels omschreven en mogelijke afwijkingsregels voor bouwen en gebruik. Dit hoofdstuk omvat zowel de enkel- als de dubbelbestemmingen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
4.2 Plansystematiek
4.2.1 Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
4.2.2 Regels
4.3 Bestemmingen
In het bestemmingsplan': Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 1e herziening Manege Deltaruiters-Kroonmenners'
komt alleen de bestemming Sport voor. Daarnaast komt de dubbelbestemming Waarde - Landschap voor.
Met dubbelbestemmingen worden ruimtelijk relevante belangen veilig gesteld die niet of onvoldoende met de 'onderliggende' bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben met de dubbelbestemming samenhangende belangen voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming, wanneer de enkelbestemming en de dubbelbestemming met elkaar strijden. Het waarborgen van belangen met behulp van een dubbelbestemming leidt tot de opname van bijzondere regels binnen deze bestemming en noopt tot een nadere afweging van belangen i.c. het belang van de kenmerkende structuren van de Koekoekspolder.
4.3.1 Sport
Deze bestemming is in het bestemmingsplan Buitengebied 2014 gebruikt voor de bestaande sportfaciliteiten, waarbij de bestaande maneges zijn voorzien van de aanduiding 'manege'. Deze bestemming, inclusief de aanduiding manege, is in dit bestemmingsplan overgenomen. In de begripsbepalingen is een definitie van het begrip manege opgenomen. Onder deze definitie valt ook een menvereniging.
Gebouwen mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. De toegestane bouw- en goothoogtes zijn vastgelegd op de verbeelding. Deze bedragen voor de rijhal van de manege respectievelijk maximaal 11 meter en 5 meter en voor de kantine van de menvereniging 7 meter en 4 meter.
De aanduiding 'evenemententerrein' maakt het mogelijk om op het terrein van de manege jaarlijks maximaal 3 kortdurende evenementen te houden. Voor deze evenementen geldt een maximaal aantal toeschouwers van 1000 per keer. De ligging van de mestplaats en de dierenverblijven zijn niet op de verbeelding vastgelegd. Hiervoor geldt immers primair de milieuwetgeving. Wel is met een aanduiding gegarandeerd dat dergelijke geurhinder veroorzakende activiteiten op voldoende afstand liggen van omliggende woningen.
4.3.2 Waarde - Landschap
Het gehele plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' gekregen. De bijbehorende regels zijn gericht op het behoud, bescherming en/of herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komen in de landschappelijke waarden c.q. structuurdragers van de Koekoekspolder.
Hoofdstuk 5 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6 van het Bro moet bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek worden gedaan naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de Maatschappelijke uitvoerbaarheid uitvoerbaarheid en de Economischeuitvoerbaarheid.
Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.
Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) worden toegestuurd aan de overleginstanties en gedurende zes weken voor een ieder ter inzage liggen.
5.1.1 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geëist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In dit kader heeft tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan overleg plaatsgevonden met de Provincie Overijssel en het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Met een mail van 11 juni 2018 heeft de provincie aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het bestemmingsplan. Met een mail van 23 juli 2018 heeft het waterschap aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het bestemmingsplan.
Op 29 augustus 2018 is er een inloopbijeenkomst georganiseerd voor de direct omwonenden. Deze avond is door een aantal omwonenden bezocht. Er zijn geen bezwaren geuit die aanpassing van het plan nodig maakte.
5.1.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is op 18 september 2018 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Brug, de gemeentelijke website en de Staatscourant en heeft vanaf 19 september 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is er één zienswijze binnengekomen:
Zienswijze 30597-2018
De zienswijze is op 3 oktober 2018 en daarmee op tijd binnengekomen. De zienswijze is ontvankelijk. Appellant maakt bezwaar tegen het ontbreken van een goede landschappelijke inpassing met beplanting van de manege en verwijst naar een plan op de hoek Koekoeksweg/ Parallelweg waarbij dit wel verplicht is gesteld.
Reactie gemeente:
In het bestemmingsplan Koekoekspolder (2014) zijn drie aspecten opgenomen ten aanzien van de landschappelijke inpassing. Dat zijn de inpassing van de Koekoekspolder als geheel, de Oudendijk en de landschappelijke dragers van het glastuinbouwgebied zelf: de bebouwingslinten en de tochten.
Omdat het terrein van de manege in het midden van de Koekoek is gelegen zijn de voorwaarden voor landschappelijke inpassing van de manege beperkt tot hetgeen wat over de landschappelijke dragers in het glastuinbouwgebied wordt bepaald.
Deze voorwaarden zijn:
- t.a.v. de bebouwingslinten: een onbebouwde (groene) zone van (minimaal) 20 m vanaf de weg.
- t.a.v. de tochten: een bebouwingsvrije zone van 5 m waarbij met toestemming van het waterschap van kan worden afgeweken tot minimaal 2,5 m.
In voorliggend plan wordt voldaan aan al deze voorwaarden: zowel langs de Parallelweg als de Zwagersweg is er een onbebouwde zone van minimaal 20 m en langs de tocht geldt een onbebouwde zone van 5 m. In aanvulling op deze voorwaarden is bepaald dat er maximaal twee inritten van beperkte breedte mogen worden aangelegd en dat de bermsloten behouden moeten worden en dat er ook een groenzone langs deze sloot (aan de zijde van de manege) moet blijven.
Wat betreft de landschappelijke inpassing van loods op de hoek Parallelweg – Koekoeksweg: hier is sprake van de bouw van een loods op een terrein met een agrarische bestemming gelegen in het gebied tussen glastuinbouwgebied Koekoek en het dorp IJsselmuiden. Deze situatie is daarmee niet vergelijkbaar met de inpassing van de manege. De zienswijze is ongegrond.
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan financieel economisch uitvoerbaar is. Wanneer een bestemmingsplan een (bij algemene maatregel van bestuur aangewezen) bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, moet op basis van artikel 6.12. van de Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan worden vastgesteld. Dit plan vormt de basis voor het doorberekenen van de verhaalbare kosten die de gemeente maakt om het betreffende bouwplan mogelijk te maken.
Voor dit bestemmingsplan is relevant dat in het kader van de herinrichting van het dorpscentrum van IJsselmuiden door de gemeente een inspanningsverplichting met manegevereniging Deltaruiters is aangegaan om te zoeken naar een alternatieve locatie voor de manege. Zonder de verplaatsing van de manege is de herinrichting van het centrum (Sonnebergkwartier) immers niet realiseerbaar.
Voor de kosten van de verplaatsing is een schadeloosstelling overeengekomen tussen manegevereniging en gemeente. In de gemeentelijke begroting is de dekking van deze kosten vastgelegd. Dit geldt ook voor de kosten die samenhangen met het opstellen van dit bestemmingsplan. De gronden zullen worden verkocht aan de manegevereniging.
Aan de verplaatsing van de menvereniging Kroonmenners zijn geen gemeentelijke kosten verbonden. De menvereniging zal de betreffende gronden van de gemeente huren.
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Geluidsadvies Evenementen
Bijlage 2 Quickscan Natuurtoets
Bijlage 3 Stedenbouwkundige Beoordeling Huidige Locatie
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Wegverkeerslawaai
Hoofdstuk 1 Algemeen
Door de vestiging van de manege voor de Deltaruiters en de rijvoorziening voor de Kroonmenners aan de Parallelweg zal er sprake zijn van een lokale verhoging van de verkeersintensiteit ten aanzien van de huidige situatie. In het kader van de planologische afweging moet echter uitgegaan worden van de geldende planologische mogelijkheden, want die zijn maatgevend.
Hoofdstuk 2 Vertrekpunt planMER Koekoekspolder
Het geldende bestemmingsplan voorziet in de bestemming 'Bedrijventerrein' waarbij meerdere bedrijven op de locatie gevestigd hadden kunnen worden. Voor het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014' is een planMER opgesteld, waarin naast ander aspecten ook de geluidsaspecten zijn beoordeeld.
De oppervlakte van de ontwikkeling omvat ±2,7 ha bedrijventerrein. In het voor de Koekoekspolder opgestelde planMER is opgenomen dat per hectare bedrijventerrein 282 motorvoertuigbewegingen worden gegenereerd. De beoogde 2,7 ha bedrijventerrein genereert dus in beginsel (2,7 x 282) 761 motorvoertuigbewegingen per etmaal (mvtb/etmaal). Onderverdeeld naar gebruiksoppervlakte per vereniging is dit:
- 2,0 x 282 = 564 mvtb/etmaal voor de Deltaruiters
- 0,7 x 282 = 197 mvtb/etmaal voor de Kroonmenners
Deze berekende verkeersgeneratie is dan ook het uitgangspunt om te beoordelen of er door deze ontwikkeling meer wegverkeerslawaai ontstaat dan waarmee gerekend is.
Hoofdstuk 3 Verkeersgeneratie Deltaruiters
Voor de manege van de Deltaruiters zijn drie verkeersituaties te benoemen:
Hoofdstuk 4 Verkeersgeneratie Kroonmenners
Hoofdstuk 5 Geluidsgevolgen door afwikkeling van het verkeer
Het verkeer van en naar de manege wordt rechtstreeks afgewikkeld op de Parallelweg en passeert dan pas op korte afstand woningen van derden. Zoals hiervoor is berekend ontstaat er door de voorgenomen ontwikkeling slechts 3x per jaar een overschrijding van ±10% van het aantal berekende motorvoertuigbewegingen op basis van de bedrijventerreinbestemming. De rest van het jaar is de verkeersgeneratie aanmerkelijk lager dan waarmee in het MER voor de Koekoekspolder is gerekend en dus per saldo voor de aanwonenden aan de toegangswegen naar deze locatie een gunstiger situatie.
Op een dag waarbij sprake is van een evenement met een extra intensiteit van 39 mvtb/etmaal bovenop het berekende aantal in de planMER (3x per jaar) betekent dit een verhoging van ±0,2 dB(A).
Op basis van deze conclusies kan gesteld worden dat deze ontwikkeling een verlaging veroorzaak van het berekende geluidsniveau. Zelfs wanneer er sprake is van een evenement zoals dat 3 x per jaar voorkomt is er slechts sprake van een verhoging van <1 dB(A). Extra maatregelen zijn daarom niet nodig.