IJsseldelta-Zuid, 2e herziening Buitendijksweg 1A
Bestemmingsplan - Gemeente Kampen
Vastgesteld op 13-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In de regels wordt verstaan onder:
1.1 aan-huis-verbonden beroep
Een dienstverlenend beroep, dat door de bewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.2 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.3 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 afhankelijke woonruimte
Een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woningen en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.5 agrarisch bedrijf
Een deeltijd, reëel of volwaardig bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (met uitzondering van houtteelt) en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, zoals een intensief kwekerijbedrijf, glastuinbouwbedrijf, intensief veehouderijbedrijf of grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
1.6 ander-werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.7 archeologisch onderzoek
Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.8 archeologische deskundige
De gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
1.9 archeologische waarde
Een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.12 bed & breakfast
Het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is.
1.13 bedrijf
Het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.
1.14 bedrijfsgebouw
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.15 bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.16 beperkt kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.19 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 bijzondere woonvoorzieningen
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte, bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.
1.22 bomenteelt
Het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt.
1.23 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.24 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.26 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.29 bouwvlakgrens
De grens van een bouwvlak.
1.30 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.31 bruto-vloeroppervlakte
De som van de binnenwerks gemeten vloeroppervlakten van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.
1.32 cultuurhistorische waarden
De waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis.
1.33 dagrecreatie
Recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenpark, volkstuinen of nutstuinen.
1.34 deeltijd agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf met een omvang van minder dan een halve arbeidskracht en dat valt onder de werkingsfeer van de Wet Milieubeheer.
1.35 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 detailhandel in weggebonden artikelen
Detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers.
1.37 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting..
1.38 erker
Een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling.
1.39 ervenstructuur
Het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten.
1.40 evenement
Een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke.
1.41 extensieve dagrecreatie
Recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving.
1.42 garagebox
Een gebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q. berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik.
1.43 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 geluidgevoelige functies
Geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals woningen, woonwagenstandplaatsen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen en andere gebouwdelen welke niet primair voor les of studiedoeleinden worden gebruikt), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra en poliklinieken (uitsluitend de gebouwdelen die daadwerkelijk voor de behandeling van patienten worden gebruikt), medische kleuterdagverblijven en terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg.
1.45 gestapelde woning
Een woning onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.
1.46 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt en het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals in ieder geval melkrundvee, kalveren van melkvee tot 2 jaar, schapen, paarden en dieren die worden gehouden op biologische wijze (conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet) of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
1.47 grondgebonden woning
Een gebouw, dat uitsluitend één woning omvat.
1.48 groothandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.49 halfvrijstaande woning
Een twee-onder-een-kap-woning.
1.50 hogere grenswaarde
Een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.51 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.52 horeca, categorie 1
Vormen van horeca gericht op het bereiden of verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse en welke qua openingstijden nagenoeg aansluiten bij winkelvoorzieningen. Hieronder worden in ieder geval verstaan een broodjeszaak, croissanterie, bistro, crêperie, lunchroom, koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom of ijssalon.
1.53 horeca, categorie 2
Vormen van horeca gericht op het bereiden of verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse en voor elders dan ter plaatse, welke qua openingstijden afwijken van de openingstijden van winkelvoorzieningen, in die zin dat ze ook in de avonduren geopend. Hieronder worden in ieder geval verstaan een hotel, restaurant, traiteur, cafetaria, snackbar, grillroom, shoarmazaak, fast-foodrestaurant, automatiek, snelbuffet of proeflokaal.
1.54 horeca, categorie 3
Vormen van horeca gericht op het verstrekken van dranken of het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen met een dansvloeroppervlak kleiner dan 10 m², zoals een bar-dancing, café, bar of bierhuis. Een biljartcentrum en zaalverhuur voor feesten en partijen worden ook tot deze categorie gerekend.
1.55 horeca, categorie 4
Vormen van horeca gericht op het verstrekken van dranken of het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen met een dansvloeroppervlak groter dan 10 m², zoals een discotheek.
1.56 horecabedrijf
Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.57 houtopstand
Bomen, waarvan de omtrek van de stam op 1,30 meter boven het maaiveld gemeten meer dan 30 centimeter bedraagt, en groepen en rijen kleinere bomen en heesters die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en een oppervlakte beslaan van niet minder dan 50 m², zoals hagen, houtwallen, broekbosjes, erfbeplantingen en boomgaarden.
1.58 houtsingel
Met bomen en struiken begroeide strook, vaak langs een perceelafscheiding, waarbij de begroeiing zich niet bevindt op een aarden wal.
1.59 houtteelt
De bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.
1.60 huishouden
Een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree.
1.61 inwoning
Twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.
1.62 kampeerboerderij
Een gebouw dat is bestemd voor recreatief verblijf ten behoeve van groepen, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers.
1.63 kampeermiddel
Een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een omgevingsvergunning is vereist.
1.64 kantoor
Een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie.
1.65 karakteristieke bebouwing
Bebouwing welke vanwege de verschijningsvorm, situering, cultuurhistorische waarde, stedenbouwkundige waarde of landschappelijke inpassing een bijzondere waarde heeft.
1.66 kas
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.
1.67 kelder
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen.
1.68 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is..
1.69 kleinschalige detailhandel
Aan de hoofdfunctie ondergeschikte detailhandel in dagelijkse artikelen met een beperkte oppervlakte, zoals ijsverkoop, streekeigen verkoop of een campingwinkel.
1.70 kleinschalige horeca
Een horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen, zoals een theeschenkerij en dergelijke.
1.71 kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden.
1.72 landschapswaarden
De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.
1.73 lessenaarsdak
Een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.
1.74 maatschappelijke voorzieningen
Educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie (met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren), voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en bijzondere woonvoorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.75 mantelzorg
Het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.76 (co)mestvergisting
(Een installatie ten behoeve van) de vergisting van mest, andere organische (rest)producten en/of energiegewassen om daarmee energie (in de vorm van warmte en/of elektriciteit) op te wekken.
1.77 natuurontwikkeling
Een complex van menselijke ingrepen in natuur en landschap en regulering van gebruiksactiviteiten gericht op een gewenste ecologische ontwikkeling
1.78 natuurwaarden
De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.79 nevenactiviteit
Activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt, die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit en die zowel ruimtelijk als bedrijfseconomisch ondergeschikt is aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch).
1.80 normaal onderhoud
Werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden.
1.81 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.82 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.83 overkapping
Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaand uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden.
1.84 paardrijbak
Een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
1.85 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.86 peil
- a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
1.87 plan
Het bestemmingsplan IJsseldelta-Zuid, 2e herziening Buitendijksweg 1A met identificatienummer NL.IMRO.0166.00991248-VB01 van de Gemeente Kampen.
1.88 productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.89 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.90 recreatief medegebruik
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.91 recreatieve bewoning
De bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie.
1.92 reëel agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
1.93 ruimtelijke kwaliteit
De kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen.
1.94 scheidingsgrens
Een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangewezen grens, die binnen een bestemming een scheiding aangeeft tussen gronden waarop een opgenomen aanduiding wel respectievelijk niet van toepassing is.
1.95 seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.96 silo
Een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden.
1.97 stacaravan
Een gebouw, gebouwd, ingericht en bestemd voor recreatief nachtverblijf, dat de kenmerken heeft van een mobiele verblijfseenheid, dat in verband met de afmetingen, samenstelling, inrichting en uiterlijk aanzien en gelet op de mate van mobiliteit niet kan worden aangemerkt als een mobiel kampeermiddel om achter een personenauto deel te nemen aan het verkeer.
1.98 standplaats
De ruimte, die door een mobiele verkoopinrichting (zoals een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel) wordt ingenomen om daarmee in de uitoefening van ambulante handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, danwel diensten aan te bieden of te verlenen.
1.99 statische opslag
De binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd voor handel, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.100 streekeigen verkoop
Het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.
1.101 terras
Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
1.102 theeschenkerij
Gelegenheid om thee en koffie, met daaraan ondergeschikt niet-alcoholhoudende dranken en kleine versnaperingen, tegen betaling te nuttigen.
1.103 verblijfsrecreatie
Recreatie in de open lucht en overnachtingen in tenten, caravans, kampeerauto's, zomerhuizen of pleziervaartuigen op speciaal daarvoor ingerichte terreinen.
1.104 verkoopvloeroppervlakte
De voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.105 volwaardig agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf met zodanige omvang en/of structuur dat redelijkerwijs verwacht mag worden, dan wel aantoonbaar is, dat tenminste één persoon een volledige dagtaak met een hoofdinkomen heeft uit het beheer van het bedrijf, de verzorging van het vee en/of bewerking van het land.
1.106 voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel dan wel de gevel die met de figuur 'gevellijn' is aangegeven.
1.107 voorgevelrooilijn
De lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
1.108 voorkeursgrenswaarde
De bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximum waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.109 voormalige agrarische bedrijfswoning
Een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.
1.110 wolfseind
Schuin eindvlak ter plaatse van de kopgevel van een van een kap voorzien gebouw, met een maximum breedte van 40% van de gevel.
1.111 woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.112 woningsplitsing
het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer zefstandige woningen.
1.113 woonhuis
Een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
1.114 woonwagen
Een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
1.115 woonwagenstandplaats
Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.116 zorgboerderij
Een agrarisch bedrijf dat mede gericht is op het bieden van zorg, therapeutische arbeid en/of resocialisatie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de breedte van een gebouw
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat bij toepassing van het meten van de goothoogte dakkapellen, topgevels en wolfseinden buiten beschouwing worden gelaten, tenzij de breedte van de dakkapellen meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. erf, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. uitsluitend houtopstanden en overige groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- d. parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
3.2 Bouwregels
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van grondgebonden woningen;
- b. het gebruik van gebouwen tot ten hoogste 25% van de aanwezige bruto-vloeroppervlakte, tot een maximum van 40 m² voor:
- 1. bed&breakfast;
- 2. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd in Lijst beroep en bedrijf aan huis, dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn;
- c. hobbymatige veehouderij;
- d. een hobbymatige paardrijbak;
- e. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
- f. uitsluitend houtopstanden en overige groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel',
met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- 1. lid 4.2.2 onder b en toestaan dat ten behoeve van de bouw van lichtmasten bij een paardrijbak de bouwhoogte wordt vergroot, met dien verstande dat:
- per paardrijbak niet meer dan 4 lichtmasten zijn toegestaan;
- de hoogte van een lichtmast niet meer dan 6 m mag bedragen;
- boven de bodem van de paardrijbak maximaal 60 LUX/m² gemeten mag worden;
- de lichtbundel van de lichtmast door afscherming gericht is op de rijbak.
- 1. lid 4.2.2 onder b en toestaan dat ten behoeve van de bouw van lichtmasten bij een paardrijbak de bouwhoogte wordt vergroot, met dien verstande dat:
- b. Een omgevingsvergunning op grond van lid a wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de ervenstructuur;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de parkeergelegenheid;
- 5. de milieusituatie;
- 6. de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
- 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:
- a. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
- b. van de onbebouwde gronden als stallingsplaats en standplaats van kampeermiddelen;
- c. van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsactiviteiten voor zover niet toegestaan in 4.1.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Aan-huis-verbonden-beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 voor het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:
- a. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 100 m2, mag worden aangewend ten behoeve beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
- b. behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;
- c. behoudens Bed&Breakfast, is horeca niet toegestaan;
- d. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;
- e. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;
- f. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
- g. de belangen van omwonenden mogen niet onevenredig worden geschaad.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een middelhoge verwachtingswaarde) in de bodem.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Verbod windmolens
Binnen het plangebied mogen windmolens ten behoeve van energieopwekking niet worden gebouwd.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 vrijwaringszone - dijk
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de in het plan aan deze gronden en bouwwerken gegeven bestemming.
- b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, als bedoeld onder a, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- 2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- 3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- d. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
- 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- e. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken naar de buitenzijde worden overschreden door buitenmuren, mits de grenzen in totaal met niet meer dan 0,50 m worden overschreden;
- f. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte (m) van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
- h. de regels ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs-)woning voor zelfstandige bewoning, mits:
- 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- 2. het gebruik geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden oplevert, noch leidt tot beperkingen in de bedrijfsvoering van naburige bedrijven;
- 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende (bebouwings-)regeling voor bijbehorende bouwwerken wordt ingepast, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 80 m2;
- 4. Het bevoegd gezag wint voorafgaande aan de afgifte van de omgevingsvergunning nadere informatie bij de verzoeker in, die zeker moet stellen dat er een zorgbehoefte is, inclusief het feit dat deze naar haar aard tijdelijk is;
- 5. Het bevoegd gezag stelt bij de omgevingsvergunning nadere eisen, die zijn gericht op eindigheid en intrekking van de omgevingsvergunning, zodra de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
- a. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 m worden verschoven;
- b. aanduidingen wijzigen dan wel verwijderen indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag eenmalig een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'IJsseldelta-Zuid, 2e herziening Buitendijksweg 1A'.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Beroep En Bedrijf Aan Huis
Deze bijlage bevat de lijst met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor aan huis.
Kledingmakerij, waaronder:
- (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf;
- woningstoffeerderij.
Reparatiebedrijven, waaronder:
- schoen-/lederwarenreparatiebedrijf;
- uurwerkreparatiebedrijf;
- goud- en zilverreparatiebedrijf;
- reparatie van kleine (electrische) gebruiksgoederen;
- reparatie van muziekinstrumenten.
In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.
Overige dienstverlening, waaronder:
- kappersbedrijf;
- schoonheidssalon;
- pedicure;
- nagelsalon;
- kantoren aan huis;
- tandarts;
- medische hulpverlening (ceso- en fysiotherapie, verloskundige, huisarts, huidtherapeut, alternatief genezer, homeopaat, psycholoog, orthopedagoog, logopedist, medisch specialist, etc.);
- juridisch advies (advocaat, notaris, etc.);
- financieel advies (registeraccountant, belastingconsulent, administratie, etc.);
- bouwkundig advies;
- architect;
- kunstenaar;
- hondentrimsalon;
- computerservicebedrijf;
- bed & breakfast.
In ieder geval zijn seksinrichtingen en internethandel met verkoop aan huis uitgesloten.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Initiatiefnemer is eigenaar van een perceel aan de Buitendijksweg 1a in het buitengebied van Kampen. Op het perceel is overeenkomstig de bestemming een woning gerealiseerd. Het bouwplan dat ten grondslag ligt aan de invulling van de kavel voorziet ook in de bouw van een bijgebouw. Als wijziging op dit reeds vergunde bouwplan is een bijgebouw buiten het bouwblok gesitueerd.
De situering van het bijgebouw buiten het bouwblok heeft als gevolg dat het bestemmingsplan op dit onderdeel gewijzigd moet worden. Medewerking is niet mogelijk met een binnenplanse afwijking. Dit betekent dat medewerking kan worden verleend door het bestemmingsplan voor onderliggend perceel te herzien.
De herziening van het bestemmingsplan voor het plaatsen van het bijgebouw buiten het bouwblok is voorzien van onderliggende ruimtelijke onderbouwing waarin wordt aangetoond dat het initiatief niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Bij Dit Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'IJsseldelta-Zuid, 2e herziening Buitendijksweg 1A' bestaat uit de volgende stukken:
- deze toelichting;
- de planregels;
- de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991248-VB01.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.
1.3 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied is geadresseerd aan de Buitendijksweg 1a in het buitengebied van Kampen. Het perceel ligt ten westen van de stad Kampen, grofweg tussen de doorgaande provinciale weg N50 en het recreatiegebied bij de Roggebotsluis.
Op onderstaande afbeeldingen is de locatie weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied staat aangegeven op de verbeelding.
Ligging Buitendijksweg 1a, Kampen. Bron: Google earth
Plangebied. Bron: Google earth
Op de locatie staat (in tegenstelling tot bovenstaande afbeelding) een terpwoning. Op de volgende afbeelding is dat weergegeven. Het perceel wordt omringd door een houtsingel en een sloot.
Links: zicht op de locatie van het bijgebouw vanaf de entree van de kavel en de ligging ten opzichte van de woning. Rechts: vooraanzicht van de locatie van het bijgebouw.
Links: Zicht op de plek van het bijgebouw vanaf de achterzijde van de woning. Rechts: de bestaande houtsingel als scheiding tussen landelijk gebied en de bebouwde kavel.
De percelen aan de Buitendijksweg zijn, op een enkel agrarisch bedrijf na, voornamelijk bestemd voor woningbouw.
1.4 Geldend Bestemmingsplan
1.4.1 Geldende planologische situatie
Het perceel is gelegen in het geldend bestemmingsplan 'IJsseldelta-Zuid' en heeft hierin de hoofdbestemming 'Wonen-1'. Tevens zijn de bestemming 'Tuin' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede uit de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.
Uitsnede bestemmingsplan
Rondom het perceel ligt een strook van 5 meter breed (gemeten vanaf de perceelsgrens) met de functieaanduiding 'houtsingel'.
Onderliggend plan voorziet in een wijziging van het perceel waarvoor de enkelbestemming 'Wonen-1' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gelden. De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak maximaal één woning dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen, is toegestaan;
- de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep en/of Bed&Breakfast, met dien verstande dat:
- behoudens productiegebonden detailhandel, detailhandel niet is toegestaan;
- behoudens Bed&Breakfast, horeca niet is toegestaan;
- b. uitsluitend houtopstanden en overige groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
De gebouwen zijn alleen binnen het bouwvlak toegestaan. Dit geldt ook voor de bijgebouwen. Buiten het bouwvlak zijn, in aanvulling hierop, ook bijgebouwen toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van 20 m2.
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een middelhoge verwachtingswaarde) in de bodem.
Bij een aanvraag om Omgevingsvergunning waarbij sprake is van het verrichten van bodemingrepen dieper dan 50 cm en een oppervlakte groter dan 5.000 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.
1.4.2 Beschrijving van het initiatief
Onderliggend verzoek voorziet in de situering van een bijgebouw buiten het bestaande bouwvlak op het perceel Buitendijksweg 1a in Kampen. In overeenstemming met het bestemmingsplan is reeds een woning met bijgebouw vergund. De woning is gebouwd en bewoond. In afwijking van dit plan wordt er voor gekozen om het bijgebouw vrij en verlaagd ten opzichte van de woning te plaatsen. De reden hiervoor is als volgt.
De positionering van het vergunde bijgebouw is ongunstig omdat het bijgebouw overeenkomstig de terpwoning, verhoogd moet worden gerealiseerd. De terp moet verhoogd worden en de schuur komt dan in de huidige terp te staan. De terp is vlakker gerealiseerd dan in eerste instantie door de architect was ontworpen omdat het talud anders niet te onderhouden is. Het feit dat het talud minder steil is, betekent dat er een verschuiving naar buiten toe plaatsvindt. Als de rand van het bestaande bouwvlak wordt opgezocht dan staat de schuur plompverloren in het midden tussen woning en de rand van het perceel. Dat is heel inefficiënt en onlogisch. Vandaar dat er vanuit landschappelijk en esthetisch oogpunt voor gekozen is om de schuur aan de rand van het perceel te plaatsen, tegen de houtwal aan, om daar een afscherming te creëren. Het bijgebouw komt dus nu ook veel lager te staan dan in het plan waarvoor een bouwvergunning is afgegeven en is daardoor veel minder prominent.
In het vergunde plan is er een scheiding tussen een carport en schuur. Deze is in het nieuwe plan gecombineerd, waardoor bijgebouwen minder versnipperd op het perceel staan.
Op onderstaande erfinrichting is de nieuwe, beoogde situering van de woning in relatie tot het bijgebouw op het perceel weergegeven.
Erfinrichting Buitendijksweg 1a, Kampen. Bron: Sec.architecten
Bij de situering van het bijgebouw is rekening gehouden met de afstand ten opzichte van de houtsingel die het perceel begrenst. Deze houtsingel is gerekend vanuit de erfgrens 5 meter breed. De erfgrens loopt door de sloot (zie rode lijn in voorgaande afbeelding). Om de houtsingel te (kunnen) behouden voor de toekomst is het noodzakelijk dat de schuur minimaal 1 meter vanaf de singel moet staan. Dat betekent dat de overkapping van de schuur minimaal 6 meter uit de erfgrens moet komen te staan. Op voorgaande afbeelding is weergegeven dat hier rekening mee is gehouden.
Verschijningsvorm
Het bijgebouw betreft een smaller en minder hoog bijgebouw dan in eerdere plannen. De situering van het bijgebouw doet geen afbreuk aan kwaliteiten van de locatie, deze worden juist versterkt. Op basis van onderliggend plan wordt de landschappelijke inpassing in relatie tot de terpboerderij verbeterd. Woning en bijgebouw sluiten wat betreft omvang en architectuur op elkaar aan.
Op onderstaande afbeeldingen zijn impressies van het bijgebouw ten opzichte van de woning weergegeven.
Impressies vooraanzicht woning en bijgebouw. Bron: Sec.architecten
1.4.3 Strijdigheid bestemmingsplan
Het bijgebouw wordt volledig buiten het bestaande bouwvlak gesitueerd, waarmee het ontwerp strijdig is met het bestemmingsplan.
Overige aspecten van het ontwerp zijn niet strijdig met het bestemmingsplan:
- 1. In het ontwerp is de nokhoogte circa 7 meter en de goothoogte circa 2,70 meter. In het bestemmingsplan mag de nokhoogte 10 meter bedragen en de goothoogte 6,50 meter. De bouw- en goothoogte voldoen hiermee aan de bouwregels.
- 2. Het bijgebouw ligt buiten de houtsingel;
- 3. Het plan voorziet niet in een bodemingreep van 5.000 m2 die ook dieper is dan 50 centimeter.
Alleen de situering van het bijgebouw buiten het bouwvlak is zodoende in strijd met het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt op dit punt herzien: het bouwvlak wordt aan de noordzijde verbreed. Aan de wegzijde van het perceel wordt het bouwvlak ingeperkt en vervangen door de bestemming 'tuin'.
1.5 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
- de relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus worden beschreven in hoofdstuk 2.
- in hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De historische ontwikkeling, de belangrijkste karakteristieken en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij centraal;
- de uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen, zoals de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, komen aan bod in hoofdstuk 4;
- de juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk 5. Hierin worden de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;
- inspraak en overleg worden beschreven in het laatste hoofdstuk.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Onderliggend initiatief betreft een beperkte ruimtelijke ingreep. Toetsing aan beleid heeft daarom op hoofdlijn plaatsgevonden.
2.1 Europees En Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 meteen doorkijk naar 2040. in de structuurvisie wordt ingestoken op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk hanteert hierbij een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat, laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast komt de gebruiker centraal te staan. Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slecht 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijk groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geintroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De juridische borging van de nationale belangen uit de SVIR vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld (en aangevuld op 28 augustus 2012) en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Relatie met initiatief
Onderliggend initiatief maakt geen onderdeel uit van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur, waardoor de Barro niet van toepassing is.
2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is o.g.v. artikel 3.1.6, lid 2 slechts van toepassing als het een stedelijke ontwikkeling betreft. Indien sprake is van een stedelijke ontwikkeling, dan is de vraag of het gaat om een bestaande stedelijk gebied gaat of dat de ontwikkeling daarbuiten plaatsvindt.
Relatie met initiatief
In het onderhavige geval gaat het niet om een stedelijke ontwikkeling waardoor de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel Beken Kleur (2017)
De ambitie van Overijssel is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Een samenleving, waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap, waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarische cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De kwaliteitsopgaven en voorwaarden op basis van gebiedskenmerken, kunnen te maken hebben met land schappelijke inpassing, infrastructuur, milieuaspecten, bodemaspecten, cultuurhistorie, toeristische en recreatieve aantrekkingskracht, natuur, water et cetera. De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
Onderliggend plan ligt binnen de laag van het agrarische cultuurlandschap. De ruimtelijke kwaliteitsambitie in de laag van het agrarisch cultuurlandschap is: Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen; het palet van agrarische cultuurlandschappen versterken en contrasten tussen de landschappen behouden en ontwikkelen.
Het is de inzet alle ontwikkelingen bij te laten dragen aan de instandhouding en versterking van bestaande en toevoeging van nieuwe kwaliteiten in de laag van het agrarisch cultuurlandschap. Ambitie is daarbij ook het versterken van de samenhang of het creëren van nieuwe samenhang tussen dorp, erf en landschap.
Relatie met initiatief
Onderliggend initiatief draagt er aan bij om de landschappelijke kwaliteiten te behouden en te versterken door de situering van het bijgebouw ten opzichte van het hoofdgebouw zodanig te kiezen, dat de terpboerderij (kenmerkend in het agrarische cultuurlandschap) 'in positie' wordt gezet. Daarnaast doet het plan geen afbreuk aan de bestaande situatie van de kavel die omzoomd is met een kenmerkende houtsingel.
Met deze passende invulling van de locatie wordt bijgedragen aan de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied van Kampen.
2.2.2 Nationaal Landschap IJsseldelta
Het plangebied ligt in Nationaal Landschap IJsseldelta. Het Nationaal Landschap IJsseldelta is één van de twintig nationale landschappen. Binnen dit Nationaal Landschap staat 'behoud door ontwikkeling' centraal. Dat betekent dat ontwikkelingen niet onmogelijk zijn, maar dat de ontwikkelingen geen afbreuk moeten doen aan de kwaliteiten en kenmerken van het nationale landschap.
Relatie met initiatief
Onderliggende ruimtelijke ingreep is zodanig beperkt van omvang, dat het geen invloed heeft op de kernkwaliteiten van het nationale landschap. Daarbij geldt dat de schuur wordt geplaatst binnen het bestaande woonerf welke is omsloten met een houtsingel.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie Kampen 2030 (2009)
Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. De structuurvisie spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente. Doel is om de verschillende belangen, bijvoorbeeld tussen stad, landschap, water en gemeenschap zorgvuldig af te wegen en de neuzen in dezelfde richting te krijgen. De structuurvisie is niet sectoraal, maar een integraal document. Zij beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor de landschappen, de kleine kernen en de stad en kijkt daarbij tevens vooruit naar 2030.
In de structuurvisie ligt onderliggend plangebied binnen Agrarisch Landschappelijk gebied. Het is van belang dat bestaande landschappelijke kwaliteiten behouden en/of versterkt worden. Onderliggend plan doet geen afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten van het gebied. In voorgaande paragraaf is beschreven dat het bijdraagt aan het behoud en versterking van landschappelijke kwaliteiten.
2.3.2 Welstand
De gemeente Kampen wil zorgvuldig omgaan met de bebouwde omgeving. Bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit zijn onder meer het uiterlijk van individuele gebouwen en bouwwerken. De gemeente wil de kwaliteit van de bebouwing behouden en in een aantal gebieden verbeteren. De gemeente Kampen heeft daarom een welstandsnota opgesteld. Het doel van de welstandsnota is om te kunnen sturen op ruimtelijke kwaliteit. Hierbij wordt het grondgebied van de gemeente Kampen ingedeeld in drie welstandsniveaus. Voor onderliggend plangebied (dat in het buitengebied ligt) geldt welstandsniveau 2:
Hiervoor geldt dat kwaliteit behouden moet blijven en waar mogelijk versterkt moet worden. Voor het plangebied geldt een reguliere toetsing door de geïntegreerde welstands-en monumentencommissie of door een gemandateerd lid van de commissie.
In de welstandsnota zijn voor het buitengebied verschillende criteria opgenomen. Het oorspronkelijke plan voor onderliggende locatie is reeds door welstand beoordeeld en goedgekeurd. Onderliggend plan is hier een aanpassing op, waarbij ambtelijke toetsing leert dat het plan in lijn is met welstand. Met name de volgende criteria zijn daarbij ten aanzien van het bijgebouw van toepassing:
- Binnen het erf is het hoofdgebouw ten opzichte van de omringende bijgebouwen beeldbepalend, bijgebouwen hebben een ondergeschikte situering;
- Nieuwe bijgebouwen dienen haaks op dan wel parallel aan het hoofdgebouw te staan, binnen de singelbeplanting, waarbij het hoofdgebouw niet aan het zicht wordt onttrokken;
- Nieuwe bijgebouwen dienen met de nok haaks op de weg geplaatst worden, tenzij de locatie een andere situering verlangt;
- Nieuwe bijgebouwen volgen de karakteristieke hoofdvorm van de bij het type boerderij horende bijgebouwen;
- De plattegrond van nieuwe bijgebouwen is rechthoekig;
- De verhouding tussen het bouwvolume en de kap van nieuwe bijgebouwen sluit aan op de verhoudingen van de bestaande, oorspronkelijke bijgebouwen. Daarbij is de kap helder van hoofdvorm;
Onderliggend plan voldoet aan de hiervoor benoemde criteria en is daarmee in lijn met de gemeentelijke welstandsnota.
Conclusie
Onderliggend initiatief draagt bij aan de kwaliteit en leefbaarheid van het buitengebied van Kampen. Het is daarmee in lijn met gemeentelijk en provinciaal beleid.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Algemeen
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht het college van burgemeester en wethouders onderzoek te doen naar de relevante feiten en de af te wegen belangen die bij de aangevraagde bestemmingsplanherziening komen kijken. In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten worden ingegaan. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke problematiek maar ook de aspecten die samenhangen met het milieu, de archeologie, ecologie en luchtkwaliteit.
3.2 Milieu
Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht.
3.2.1 Milieuzonering
Als uitgangspunt geldt dat het project niet leidt tot milieuoverlast bij milieugevoelige functies in de omgeving. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandcriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar.
Analyse
Onderliggend plan maakt geen nieuwe milieugevoelige functie mogelijk. Het betreft slechts het verplaatsen van een bijgebouw binnen een bestaande woonbestemming.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering heeft geen beperkende invloed op onderliggend initiatief.
3.2.2 Bodem
Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.
Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico’s of ecologische risico’s daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico’s zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).
Analyse
Onderliggend initiatief voorziet in het bouwen van een bijgebouw binnen een bestaande woonbestemming. In het kader van het bestemmingsplan IJsseldelta – Zuid heeft destijds bodemonderzoek plaatsgevonden. Daaruit kwam het volgende naar voren:
In augustus 2010 heeft AquaTerra – KuiperBurger B.V. (ATKB) een historisch en verkennend bodemonderzoek op de locatie Buitendijksweg 1a te Kampen uitgevoerd. Het onderzoek staat geregistreerd onder rapportnummer 20100831/rap01. De aanleiding voor het onderzoek is de aankoop van het terrein en voor de benodigde bestemmingsplanwijziging. De opstallen worden gesloopt en de locatie krijgt een woonfunctie.
Uit het vooronderzoek blijkt dat op de locatie sprake is van verdachte terreindelen (erf) waarbij de kans op bodemverontreiniging aanwezig is. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de bovengrond ter plaatse van het erf licht verontreinigd is met zware metalen en minerale olie. In de ondergrond zijn lichte verontreinigingen met PCB's en minerale olie vastgesteld. De lichte verontreiniging in de bovengrond met minerale olie is gerelateerd aan de bovengrondse dieseltanks. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met barium, xylenen en naftaleen vastgesteld. Geconcludeerd kan worden dat de vastgestelde grond- en grondwaterkwaliteit op de onderzochte locatie geschikt is voor het huidige en toekomstig gebruik: wonen met tuin.
Er zijn geen aanwijzingen dat de grond in de periode tussen 2010 en dit moment is geroerd of is gebruikt voor activiteiten die een nadelig effect op de bodemkwaliteit hebben. De grond ter plaatse kan daarom als geschikt voor het beoogde gebruik worden beschouwd.
Conclusie
Het aspect bodem heeft geen beperkende invloed op onderliggend plan.
3.2.3 Geluid
Bij het doorlopen van een procedure op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een onderzoeksplicht voor geluid. Dit onderzoek richt zich op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen die binnen een geluidszone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein zijn gelegen.
Analyse
Onderliggend plan maakt geen nieuwe geluidgevoelige functie mogelijk. De locatie kent reeds een woonbestemming en het plan voorziet slechts in het wijzigen van de locatie van een bijgebouw.
Conclusie
Het aspect geluid heeft geen invloed op onderliggend plan.
3.2.4 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld.
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden:
- 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
- 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Analyse
Onderliggend plan voldoet aan nummer 1, 2 en 3 van de hierboven gestelde voorwaarden, waarmee het plan vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is.
Conclusie
Onderliggend plan voorziet in een wijziging van het bestemmingsplan voor het verplaatsen van een schuur buiten het bouwvlak. Het plan draagt daardoor in niet betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Het project is op basis van het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
3.3 Water
3.3.1 Watertoets
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het Waterbeheersplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in 'Water Raakt!',Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) van belang.
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De uitkomst hiervan is in Bijlage 1 Watertoets opgenomen bij deze ruimtelijke onderbouwing. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast.
3.3.2 Overstromingsrisico
In de omgevingsverordening (paragraaf 2.14.4) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.
3.4 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
3.4.1 Gebiedsbescherming
Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen die een hoge wettelijke bescherming kennen. Hiervoor zijn Natura 2000 en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangewezen. Hiernaast zijn binnen de gemeente Kampen een aantal gebieden aangewezen als Weidevogelgebied en/of Ganzenfoerageergebied.
3.4.2 Soortenbescherming
De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief.
Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.
In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. “AMvB art. 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:
- alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3);
- soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2);
- soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.
Analyse
Onderliggend plan voorziet in het bouwen van een bijgebouw buiten het bouwvlak, binnen een reeds als wonen bestemd perceel. De bestemming en het gebruik van het perceel wijzigen niet en de toename van het bebouwd oppervlakte is beperkt. De bestemmingsplanwijziging leidt niet tot effecten gebieden met een gebiedsbescherming of soorten die beschermd zijn.
Conclusie
Het aspect ecologie heeft geen beperkende invloed op onderliggend plan.
3.5 Cultuurhistorie
3.5.1 Archeologie
In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Door middel van de gewijzigde Monumentenwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.
Als gevolg van Europese en nationale weteving stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen bevinden. Voor het overige gebied gelden verwachtingswaarden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie.
Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente.
Analyse
De locatie kent een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een middelhoge verwachtingswaarde) in de bodem.
Bij een aanvraag om Omgevingsvergunning waarbij sprake is van het verrichten van bodemingrepen dieper dan 50 cm en een oppervlakte groter dan 5.000 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld. Onderliggende aanvraag voorziet in een kleiner plangebied, waarmee onderzoek niet noodzakelijk is.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor onderliggend plan.
3.6 Verkeer
Er zijn weinig verkeerskundige aspecten aan dit project. Er verandert qua verkeer niks aan de huidige situatie. Het plan heeft geen verkeersaantrekkende werking. Daarnaast is er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig en het project is goed bereikbaar.
3.7 Conclusie
Ruimtelijke en milieukundige aspecten vormen geen belemmering voor onderliggend initiatief.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
4.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
4.2.1 Grondexploitatiewet
Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
De aanvraag omgevingsvergunning voorziet niet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Het vaststellen van een exploitatieplan is daardoor niet benodigd.
De kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van dit besluit zijn voor rekening van initiatiefnemer. Dit geldt eveneens voor eventuele verzoeken voor planschade. In onderhavige situatie zal het kostenverhaal in een anterieure overeenkomst (planschadeverhaalsovereenkomst) tussen de gemeente en de initiatiefnemer vastgelegd worden.
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.
5.1 Inleiding
Het bestemmingsplan 'IJsseldelta-Zuid, 2e herziening Buitendijksweg 1A’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2012 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende voorschriften van een nadere toelichting voorzien.
De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
5.2 Plansystematiek
5.2.1 Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
5.2.2 Regels
5.3 Bestemmingen
5.3.1 Enkelbestemmingen
In het bestemmingsplan 'IJsseldelta-Zuid, 2e herziening Buitendijksweg 1A' komen de volgende bestemmingen voor:
- Tuin;
- Wonen - 1;
5.3.2 Dubbelbestemmingen
Daarnaast komt de volgende dubbelbestemming voor:
- Waarde - Archeologie 2;
Met deze dubbelbestemming worden ruiimtelijke relevante belangen veilig gesteld die niet of onvoldoende met de 'onderliggende' bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben met de dubbelbestemming samenhangende belangen voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming, wanneer de enkelbestemming en de dubbelbestemming met elkaar strijden. Het waarborgen van belangen met behulp van een dubbelbestemming leidt tot de opname van bijzondere regels binnen deze bestemming en noopt tot een nadere afweging van belangen.
5.3.3 Algemene aanduidingsregels
De diverse aanduidingsregels zijn extra regels die gelden bovenop de regels die gesteld zijn in de bestaande bestemmingen. Vaak wordt gewerkt met de hiervoor in de SVBP2012 opgenomen gebiedsaanduidingen. Op deze wijze kun je één keer een regeling in de algemene aanduidingsregels op te nemen dan een aparte regeling in alle aparte van toepassing zijnde bestemmingen. In het bestemmingsplan ‘IJsseldelta-Zuid, 2e herziening Buitendijksweg 1A’ wordt gebruik gemaakt van de functieaanduiding 'houtsingel'.
In verband met de landschappelijke waarde van het gebied is een houtsingel op de verbeelding aangegeven. Hieraan is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden gekoppeld. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bomen en/of houtgewas te kappen en/of te rooien.
5.3.4 Tuin
De bestemming ‘Tuin’ ligt op gronden waarvan we het uit stedenbouwkundige overwegingen niet wenselijk vinden deze te bebouwen. Meestal gaat het hier om voorkant- en hoeksituaties. Binnen de bestemming tuin hebben we wel een erkerregeling opgenomen, zodat onder bepaalde voorwaarden een erker aan de voorkant mogelijk is. Voor het overige kunt u in de bestemming tuin niet bouwen, met uitzondering van andere bouwwerken zoals erfafscheidingen.
5.3.5 Wonen - 1
De bestemming Wonen - 1 ligt op gronden welke uitsluitend zijn bestemd voor woondoeleinden, voornamelijk in de vorm van grondgebonden woningen, waarbij we per woning één huishouden toestaan. Aan huis-gebonden beroepen en Bed & Breakfast worden toegelaten.
5.3.6 Waarde - Archeologie 2
Binnen de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ zijn de aanwezige en te verwachten archeologische waarden beschermd. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor hetbehoud en de bescherming van archeologische waarden. Bepaalde bodemingrepen die (te verwachten) archeologische waarden verstoren zijn enkel mogelijk wanneer archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.
De voor “Waarde – Archeologie 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daarin voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. Voor de bestemming Waarde – Archeologie 2 zijn de gronden opgenomen voor de bescherming met middelhoge archeologische verwachting.
De aangewezen archeologische gronden zijn beschermd met behulp van een omgevingsvergunning. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden, die de ondergrond en de zich daarin bevindende archeologische relicten kunnen aantasten, zijn verboden tenzij hiervoor een vergunning wordt gevraagd. Deze zal slechts worden verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg
6.1 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geëist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Op grond van het tweede lid van deze artikelen is de mogelijkheid gegeven dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden. De provincie Overijssel heeft dergelijke gevallen aangegeven in de zogenaamde "Uitzonderingslijst vooroverleg ruimtelijke plannen".
Voor wat betreft de 'uitzonderingslijst' is er sprake van een ontwerpbestemmingsplan in de groene omgeving, waarbij er sprake is van nieuwbouw/ vervanging van een bij de woning behorend bijgebouw (B1). Er is geen sprake van een Nationaal belang zoals genoemd in de bijlage bij de brief van 26 mei 2009.
Hiernaast is de waterparagraaf zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan al ter toetsing voorgelegd aan het Waterschap Groot Salland via de watertoets, waarbij zij deze op 24 mei 2018 hebben goedgekeurd. Onderhavig bestemmingsplan betreft dan ook een ontwikkeling die voldoet aan de gestelde voorwaarden om af te zien van vooroverleg.
6.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is op 19 juni 2018 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Brug en de Staatscourant en heeft vanaf 20 juni 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen binnengekomen.