KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 9 Waarde - Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Aanvullende Activiteiten
Bijlage 2 Lijst Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 3 Bedrijvenlijst
Bijlage 4 Molenbiotoop
Bijlage 5 Lijst Persoonsgebonden Overgangsrecht
Bijlage 6 Inrichtingsplannen
Bijlage 7 Toegestane Intensieve Neventak
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Huidige Situatie
1.4 Toekomstige Situatie
1.5 Bij Dit Plan Behorende Stukken
1.6 Geldend Bestemmingsplan
1.7 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Nationaal Beleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Algemeen
3.2 Bodem
3.3 Water
3.4 Archeologie En Cultuurhistorie
3.5 Natuur
3.6 Geluid
3.7 Milieuzonering
3.8 Geur
3.9 Luchtkwaliteit
3.10 Externe Veiligheid
3.11 Verkeer
Hoofdstuk 4 Juridische Regeling
4.1 Inleiding
4.2 Plansystematiek
4.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg
6.1 Vooroverleg
6.2 Zienswijzen
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Il-scan Geluid
Bijlage 3 Verbeelding In Pdf-formaat

Buitengebied 2014, 7e wijziging Hogeweg 10 en 19

Wijzigingsplan - Gemeente Kampen

Vastgesteld op 02-07-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In de regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het wijzigingsplan Buitengebied 2014, 7e wijziging Hogeweg 10 en 19 met identificatienummer NL.IMRO.0166.00991268-VB01 van de gemeente Kampen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 (co)mestvergisting

(Een installatie ten behoeve van) de vergisting van een combinatie van mest, andere organische (rest)producten en/of energiegewassen om daarmee energie op te wekken.

1.4 aan-huis-verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat door de bewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woningen en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 agrarisch bedrijf

Een deeltijd, reëel of volwaardig bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (met uitzondering van houtteelt) en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, zoals een intensief kwekerijbedrijf, glastuinbouwbedrijf, intensief veehouderijbedrijf of grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

1.9 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene- en recreatiefuncties in het buitengebied zo nodig met behulp van landbouwwerktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.

1.10 ander-werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.11 archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.12 archeologische deskundige

De gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.13 archeologische waarde

Een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.14 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 bed & breakfast

Het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is.

1.17 bedrijf

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten.

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.19 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.20 beheerderswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het het terrein gewenst is voor het beheer en toezicht op het terrein.

1.21 beperkt kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.22 beschermd monument

Monument zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument zoals bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening.

1.23 beschermd stads- en dorpsgezicht

Het gebied dat bij een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen is als beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.

1.24 bestaand

  • met betrekking tot bebouwing: legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik: het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.

1.25 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit besluit luidde op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.28 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.29 bijzondere woonvoorzieningen

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte, bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.

1.30 bomenteelt

het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt.

1.31 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.32 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.33 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.34 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.37 bouwvlakgrens

De grens van een bouwvlak.

1.38 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.39 bruto-vloeroppervlakte

De som van de binnenwerks gemeten vloeroppervlakten van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

1.40 coffeeshop

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren.

1.41 cultuurhistorische waarden

De waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis.

1.42 dagrecreatie

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenpark, volkstuinen of nutstuinen.

1.43 deeltijd agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang van minder dan een halve arbeidskracht en dat valt onder de werkingsfeer van de Wet Milieubeheer.

1.44 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.45 detailhandel in weggebonden artikelen

Detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers.

1.46 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting..

1.47 Ecologische Hoofdstructuur

samenhangend netwerk van natuur- en landbouwgebieden met bestaande en potentiële natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van soorten en ecosystemen.

1.48 erker

Een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling.

1.49 ervenstructuur

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten.

1.50 evenement

Een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke.

1.51 extensieve dagrecreatie

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen, natuur- en landschapsbeleving en bijbehorende rustpunten.

1.52 garagebox

Een gebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q. berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik.

1.53 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.54 gebruiksgerichte paardenhouderij

een paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en/of de in- en verkoop van paarden, niet zijnde een manege.

1.55 geluidgevoelige functies

Geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals woningen, woonwagenstandplaatsen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen en andere gebouwdelen welke niet primair voor les of studiedoeleinden worden gebruikt), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra en poliklinieken (uitsluitend de gebouwdelen die daadwerkelijk voor de behandeling van patienten worden gebruikt), medische kleuterdagverblijven en terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg.

1.56 gestapelde woning

Een woning onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.57 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf dat overwegend is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.

1.58 groepsrisico externe veiligheid

Het groepsrisico als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit besluit luidde op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.59 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk buiten gebouwen plaatsvindt en waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals in ieder geval melkrundvee, kalveren van melkvee tot 2 jaar, schapen, paarden, en dieren die worden gehouden op biologische wijze (conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet) of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer. Geiten-, rosékalveren en vleesrundveehouderijen worden als grondgebonden aangemerkt, wanneer er sprake is van een aanzienlijke mate van:

  • beweiding op de huiskavel of nabijgelegen gronden;
  • mestafzet van het eigen bedrijf hoofdzakelijk op eigen grond;
  • voorzien in de voederbehoefte met producten van plaatselijke eigen grond.

1.60 grondgebonden woning

Een gebouw, dat uitsluitend één woning omvat.

1.61 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.62 halfvrijstaande woning

Een twee-onder-één-kap-woning.

1.63 hobbymatige veehouderij

het houden van vee in geringe aantallen ten behoeve van eigen genot en gebruik.

1.64 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.65 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.66 horeca, categorie 1

Vormen van horeca gericht op het bereiden of verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse en welke qua openingstijden nagenoeg aansluiten bij winkelvoorzieningen. Hieronder worden in ieder geval verstaan een broodjeszaak, croissanterie, bistro, crêperie, lunchroom, koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom of ijssalon.

1.67 horeca, categorie 2

Vormen van horeca gericht op het bereiden of verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse en voor elders dan ter plaatse, welke qua openingstijden afwijken van de openingstijden van winkelvoorzieningen, in die zin dat ze ook in de avonduren geopend. Hieronder worden in ieder geval verstaan een hotel, restaurant, traiteur, cafetaria, snackbar, grillroom, shoarmazaak, fast-foodrestaurant, automatiek, snelbuffet of proeflokaal.

1.68 horeca, categorie 3

Vormen van horeca gericht op het verstrekken van dranken of het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen met een dansvloeroppervlak kleiner dan 10 m², zoals een bar-dancing, café, bar of bierhuis. Een biljartcentrum en zaalverhuur voor feesten en partijen worden ook tot deze categorie gerekend.

1.69 horeca, categorie 4

Vormen van horeca gericht op het verstrekken van dranken of het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen met een dansvloeroppervlak groter dan 10 m², zoals een discotheek.

1.70 horecabedrijf

Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.71 houtopstand

bomen, waarvan de omtrek van de stam op 1,30 meter boven het maaiveld gemeten meer dan 30 centimeter bedraagt, en groepen en rijen kleinere bomen en heesters die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en een oppervlakte beslaan van niet minder dan 50 m², zoals hagen, houtwallen, broekbosjes, erfbeplantingen en boomgaarden.

1.72 houtsingel

Met bomen en struiken begroeide strook, vaak langs een perceelafscheiding, waarbij de begroeiing zich niet bevindt op een aarden wal.

1.73 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

1.74 huishouden

Een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree.

1.75 intensief kwekerijbedrijf

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een champignonkwekerij, witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht.

1.76 intensief veehouderijbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, witvleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen. Geiten-, rosékalveren en vleesrundveehouderijen worden als niet-grondgebonden aangemerkt, wanneer er geen sprake is van een aanzienlijke mate van:

  • beweiding op de huiskavel of nabijgelegen gronden;
  • mestafzet van het eigen bedrijf hoofdzakelijk op eigen grond;
  • voorzien in de voederbehoefte met producten van plaatselijke eigen grond.

1.77 intensieve neventak

het uitoefenen van een intensieve veehouderij als ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf.

1.78 inwoning

Twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.79 kampeerboerderij

een gebouw dat is bestemd voor recreatief verblijf ten behoeve van groepen, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers.

1.80 kampeermiddel

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.81 kantoor

een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.82 karakteristieke bebouwing

bebouwing welke vanwege de verschijningsvorm, situering, cultuurhistorische waarde, stedenbouwkundige waarde of landschappelijke inpassing een bijzondere waarde heeft.

1.83 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.84 kelder

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen.

1.85 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.86 kleinschalige horeca

Een horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen, zoals een theeschenkerij en dergelijke.

1.87 kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden.

1.88 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.89 lessenaarsdak

Een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen.

1.90 maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie (met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren), voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en bijzondere woonvoorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.91 manege

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden, met de daarbij behorende ondergeschikte functies en voorzieningen.

1.92 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.93 natuurontwikkeling

een complex van menselijke ingrepen in natuur en landschap en regulering van gebruiksactiviteiten gericht op een gewenste ecologische ontwikkeling

1.94 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.95 nevenactiviteit

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de gebouwen als zodanig mag worden gebruikt, die uitgevoerd worden naast de hoofdactiviteit op het perceel en die zowel ruimtelijk als bedrijfseconomisch ondergeschikt is aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch).

1.96 normaal onderhoud

werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden.

1.97 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.98 overkapping

Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaand uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden.

1.99 paardrijbak

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.

1.100 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.101 peil

  1. a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

1.102 permanente bewoning

bewoning binnen de vaste woonplaats.

1.103 pleziervaartuig

een vaartuig dat gezien zijn inrichting en uitrusting niet bedoeld is voor (nagenoeg) permanente bewoning op een ligplaats, maar hoofdzakelijk wordt gebruikt en bestemd voor niet bedrijfsmatige varende recreatie.

1.104 ponton

Drijvende, dichte bak, al dan niet voorzien van een dek met opbouw, niet zijnde een recreatiewoonschip.

1.105 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.106 productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden.

1.107 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.108 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.109 recreatieperceel

Het kadastraal perceel, zoals dit op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, welke wordt gebruikt voor recreatieve bewoning.

1.110 recreatieve bewoning

De bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie.

1.111 recreatiewoonschip

een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning.

1.112 reëel agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan ten minste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.

1.113 rijenwoning

Een woning die deel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneengebouwde woningen.

1.114 ruimtelijke kwaliteit

Het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

1.115 scheidingsgrens

Een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangewezen grens, die binnen een bestemming een scheiding aangeeft tussen gronden waarop een opgenomen aanduiding wel respectievelijk niet van toepassing is.

1.116 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.117 silo

een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden.

1.118 stacaravan

Een gebouw, gebouwd, ingericht en bestemd voor recreatief nachtverblijf, dat de kenmerken heeft van een mobiele verblijfseenheid, dat in verband met de afmetingen, samenstelling, inrichting en uiterlijk aanzien en gelet op de mate van mobiliteit niet kan worden aangemerkt als een mobiel kampeermiddel om achter een personenauto deel te nemen aan het verkeer.

1.119 standplaats

De ruimte, die door een mobiele verkoopinrichting (zoals een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel) wordt ingenomen om daarmee in de uitoefening van ambulante handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, danwel diensten aan te bieden of te verlenen.

1.120 statische opslag

de binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd voor handel, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.

1.121 stikstofneutraal

een verandering in de agrarische bedrijfsvoering zonder een significante negatieve bijdrage aan de stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied, bijvoorbeeld door het toepassen van beste beschikbare technieken of saldering.

1.122 streekeigen verkoop

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.123 terras

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.124 theeschenkerij

Gelegenheid om thee en koffie, met daaraan ondergeschikt niet-alcoholhoudende dranken en kleine versnaperingen, tegen betaling te nuttigen.

1.125 vaste woonplaats

de plaats waar een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen) gedurende een gedeelte van het jaar (ten minste 180 dagen), waaronder in ieder geval een aanzienlijk gedeelte (ten minste 50 dagen) van de maanden december, januari en februari, gehuisvest is.

1.126 verblijfsrecreatie

recreatie in de open lucht en overnachtingen in tenten, caravans, kampeerauto's, zomerhuizen of pleziervaartuigen op speciaal daarvoor ingerichte terreinen.

1.127 verkoopvloeroppervlakte

De voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.128 vollegronds tuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie overwegend plaatsvindt in de volle grond.

1.129 volwaardig agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf met zodanige omvang en/of structuur dat redelijkerwijs verwacht mag worden, dan wel aantoonbaar is, dat tenminste één persoon een volledige dagtaak met een hoofdinkomen heeft uit het beheer van het bedrijf, de verzorging van het vee, bewerking van het land en/of het uitvoeren van werkzaamheden in kassen of bedrijfsgebouwen.

1.130 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel dan wel de gevel die met de figuur 'gevellijn' is aangegeven.

1.131 voorgevelrooilijn

De lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.132 voorkeursgrenswaarde

De bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximum waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.133 voormalige agrarische bedrijfswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.134 wolfseind

Schuin eindvlak ter plaatse van de kopgevel van een van een kap voorzien gebouw, met een maximum breedte van 40% van de gevel.

1.135 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.136 woningsplitsing

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer zefstandige woningen.

1.137 woonhuis

Een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

1.138 woonschip

Een vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot permanent woonverblijf van één huishouden.

1.139 woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.140 woonwagenstandplaats

Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de breedte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van de volgende agrarische bedrijven:
    1. 1. een agrarische bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
    2. 2. een agrarisch bedrijf in de vorm van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    3. 3. de uitoefening van een intensieve neventak op de in Bijlage 7 Toegestane intensieve neventak aangegeven percelen tot het maximaal aangegeven dierenaantal;
  2. b. de uitoefening van een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf', waarbij:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' het gebruik en bouwen ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf enkel is toegestaan, nadat het inrichtingsplan en/of de sloopverplichting voor het desbetreffende perceel zoals opgenomen in Bijlage 6 Inrichtingsplannen is uitgevoerd en vervolgens aldus in stand wordt gehouden;
  3. c. de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  4. d. de uitoefening van een bomenkwekerij ter plaatse de aanduiding 'bomenteelt';
  5. e. een voormalige agrarische bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning';
  6. f. (co)mestvergisting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - (co)mestvergistingsinstallatie';
  7. g. caravanstalling ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  8. h. bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in Bijlage 1 Aanvullende activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit';
  9. i. bijzondere woonvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  10. j. behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  11. k. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van kleinschalige landschapselementen, zoals boomgroepen en houtsingels ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  12. l. bedrijfswoningen;
  13. m. bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. n. het gebruik van gebouwen en/of gronden tot een totale maximale bruto-vloeroppervlakte van 40 m2 voor:
    1. 1. bed&breakfast;
    2. 2. beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd in Bijlage 2 Lijst beroep en bedrijf aanhuis, dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen;
    3. 3. de verkoop van streekeigen producten;
    4. 4. kleinschalige horeca;
  2. o. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  3. p. een (hobbymatige) paardrijbak;
  4. q. wegen en paden;
  5. r. parkeervoorzieningen;
  6. s. groenvoorzieningen;
  7. t. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. u. tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij de toepassing van de bouwregels nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen dienen betrekking te hebben op:

  1. a. de gevelindeling van gebouwen;
  2. b. de situering en omvang (lengte-, breedte- en hoogteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing;
  3. c. de nokrichting van de kappen van gebouwen;

teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige samenhang van de bebouwing onderling te verzekeren.

3.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 3.2.2 onder a en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 3 m;
    2. 2. lid 3.2.2 onder c ten behoeve van het toestaan van een extra bouwlaag, mits op deze bouwlaag geen dieren worden gestald;
    3. 3. lid 3.2.2 onder d en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind, dan wel dat het bedrijfsgebouw voor ondergeschikte bouwdelen wordt voorzien van een plat dak;
    4. 4. lid 3.2.2 onder d ten behoeve van afwijkende dakvormen, mits het afwijken niet leidt tot een onevenredige aantasting van de bebouwingskarakteristiek en landschapswaarden van de omgeving;
    5. 5. lid 3.2.3 onder c en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de inhoud tot niet meer dan 1000 m3 wordt vergroot, mits de vergroting ziet op een uitbreiding binnen het oorspronkelijke hoofdgebouw en er geen uitbreiding plaatsvindt van het bebouwd oppervlak;
    6. 6. lid 3.2.4 onder b en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot met 1 m;
    7. 7. lid 3.2.5 onder a en toestaan dat het gevelbeeld wordt gewijzigd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het karakteristieke bebouwingsbeeld;
    8. 8. lid 3.2.6 onder a en e en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van een silo of een hooiberg niet meer dan 14 meter mag bedragen.
  2. b. Een omgevingsvergunning op grond van lid a wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de ervenstructuur;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
    8. 8. de cultuurhistorische waarden;
    9. 9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. een wijziging van het aantal of het soort dieren en/of het stalsysteem ten opzichte van de situatie welke reeds vergund of gemeld is op grond van de Wet milieubeheer, waarbij er sprake is van een toename van het totaal aan ammoniakemissie afkomstig van een agrarisch bedrijf bepaald aan de hand van de diercategorie(ën), het aantal dierplaatsen en het/de type dierenverblijf/dierenverblijven zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij (RAV), zoals deze op dat moment geldt;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  3. c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  4. d. het gebruik van een bedrijfswoning voor bewoning door (het huishouden) van een persoon, als huisvesting van deze persoon gelet op de bestemming van het gebouw of terrrein niet noodzakelijk is;
  5. e. het gebruik van een bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten voor bewoning met meer dan 1 huishouden;
  6. f. het gebruik van de gronden ten behoeve van bedrijfsactiviteiten en nevenactiviteiten voor zover niet toegestaan in 3.1;
  7. g. het gebruik van kelders voor het stallen van dieren.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 en:
    1. 1. een wijziging toestaan van het aantal of het soort dieren en/of het stalsysteem, wanneer wordt aangetoond dat deze uitbreiding stikstofneutraal plaatsvindt;
    2. 2. toestaan dat de gronden worden gebruikt voor kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
      • het totaal aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen per agrarisch bedrijf;
      • het plaatsen van stacaravans niet is toegestaan;
    3. 3. toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt als voormalige agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat;
      • het bedrijf waartoe de bedrijfswoning voorheen behoorde nog in werking dient te zijn;
      • omliggende bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering;
    4. 4. toestaan dat een bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten wordt gebruikt voor bewoning door 2 zelfstandige huishoudens, indien dat in verband met de bedrijfsopvolging of een zorgrelatie noodzakelijk is;
    5. 5. toestaan dat bouwwerken worden gebruikt voor nevenactiviteiten waarbij de bruto-vloeroppervlakte niet meer dan 250 m² mag bedragen, tenzij de activiteit bestaat uit voor inpandige statische opslag, waarbij de maximale bruto-vloeroppervlakte niet meer dan 500 m² mag bedragen, onder de voorwaarde dat:
      • er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
      • de landschappelijke kenmerken niet worden aangetast;
      • de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
      • er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt;
      • de nevenactiviteit inpandig wordt uitgeoefend;
      • er geen buitenopslag plaatsvindt;
      • parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
      • de gebouwen en het erf hun agrarische uitstraling behouden en waar mogelijk wordt versterkt.
  2. b. Een omgevingsvergunning op grond van lid a wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de ervenstructuur;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
    8. 8. de cultuurhistorische waarden;
    9. 9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen;
  2. b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing indien en voorzover het een beschermd monument of een gebouw gelegen in beschermd stadsgezicht betreft;
  3. c. Het slopen:
    1. 1. van het gehele bouwwerk is slechts toelaatbaar indien dit gepaard gaat met herbouw van een bouwwerk met dezelfde verschijningsvorm;
    2. 2. van een gedeelte van het bouwwerk is slechts toelaatbaar als het te slopen gedeelte zelf niet beschermenswaardig is en indien bescherming van de cultuurhistorische waarden van het resterende gedeelte van het bouwwerk is gewaarborgd;
  4. d. in afwijking van c is slopen eveneens toelaatbaar indien handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist, gezien de huidige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie. Een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk dient in dit geval daartoe vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie.

3.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen:

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. erf, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  3. c. parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een hoge verwachtingswaarde) in de bodem.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een middelhoge verwachtingswaarde) in de bodem.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en de bescherming van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden.

8.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten aanzien van het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in 8.1, nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken en gebruiksvormen, ten behoeve van de bescherming van de aanwezige ervenstructuur.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Landschap

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming en/of herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komen in:

  1. a. de kernwaarden van het Nationaal Landschap IJsseldelta:
    1. 1. de grote mate van openheid en de bijbehorende randen;
    2. 2. de historische, rationele, geometrische verkaveling van de polder Mastenbroek;
    3. 3. het relïef in de vorm van huisterpen en kreekruggen;
    4. 4. de kleinschaligheid en openheid van het rivierenlandschap;
  2. b. de waarden van de Zwartendijk, Schansdijk, Venedijk, Hogeweg en Spijkerboersweg:
    1. 1. de historische, besloten en kleinschalige kronkelende dijken met karakteristiek profiel (bestaand uit een flauw talud en de boomstructuur op de dijk) en het agrarische karakter;
    2. 2. het reliëf in de vorm van huisterpen;
    3. 3. de kolken;
    4. 4. de kenmerkende verkavelingspatronen.
  3. c. de laan-, paden- en groenstructuren van de voormalige havezate Buckhorst en de landgoederen Wittenstein en Meerzicht.

9.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten aanzien van het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in 9.1, nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken en gebruiksvormen, ten behoeve van de bescherming van de aanwezige landschapswaarden.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Parkeren

11.2 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de in het plan aan deze gronden en bouwwerken gegeven bestemming.
  2. b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, als bedoeld onder a, wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
    2. 2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
    3. 3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag het aantal geluidsgevoelige functies op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet toenemen.

12.2 veiligheidszone - bevi

er plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' mag geen toename plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten, tenzij ze behoren tot de bevi-inrichting zelf.

12.3 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mag geen toename plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten, tenzij ze behoren tot de inrichting waartoe ook het lpg-vulpunt behoort.

12.4 vrijwaringszone - dijk

12.5 vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van de bouw van uitkijkposten wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  7. g. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;

  1. h. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van bestemmings- en bouwvlakken naar de buitenzijde worden overschreden door buitenmuren, mits de grenzen in totaal met niet meer dan 0,50 m worden overschreden;
  2. i. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  3. j. het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte (m) van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
  4. k. de regels ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs-)woning voor zelfstandige bewoning, mits:
    1. 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    2. 2. het gebruik geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden oplevert, noch leidt tot beperkingen in de bedrijfsvoering van naburige bedrijven;
    3. 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende (bebouwings-)regeling voor bijbehorende bouwwerken wordt ingepast, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 80 m2;
    4. 4. Het bevoegd gezag wint voorafgaande aan de afgifte van de omgevingsvergunning nadere informatie bij de verzoeker in, die zeker moet stellen dat er een zorgbehoefte is, inclusief het feit dat deze naar haar aard tijdelijk is;
    5. 5. Het bevoegd gezag stelt bij de omgevingsvergunning nadere eisen, die zijn gericht op eindigheid en intrekking van de omgevingsvergunning, zodra de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
  5. l. de voorwaarden van een voorwaardelijke verplichting zoals deze gelden ter plaatse van een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' en toestaan dat gebruik of bouwen overeenkomstig de regels binnen de bestemming, waaronder de afwijkingsregels, plaatsvindt.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  1. a. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. b. aanduidingen wijzigen dan wel verwijderen indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat;
  3. c. de regels in artikel 1.121, 3.5 en 3.6 aan te passen of te verwijderen, indien daartoe als gevolg van wijziging in wet- en regelgeving aanleiding toe bestaat en deze wijziging geen significante negatieve gevolgen heeft voor op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd natuurgebieden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag eenmalig een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

  1. a. Het gebruik van de recreatiewoonschepen en het gebruik van de recreatiewoningen en kampeermiddelen door de inBijlage 5 Lijst persoonsgebonden overgangsrecht genoemde personen ten behoeve van permanente bewoning mag worden voortgezet, mits de recreatiewoning, het recreatiewoonschip of het kampeermiddel vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen, is verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven, met het oogmerk aan een ander de permanente bewoning te verschaffen.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - persoonsgebonden overgangsrecht' mag het gebruik als burgerwoning worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als burgerwoning ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als burgerwoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als burgerwoning. Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen:
    1. 1. die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Kampen als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres;
    2. 2. of waarvan op andere wijze vaststaat dat die op het moment van het van kracht worden van deze regels als de hoofdbewoner en diens partner zijn aan te merken.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 'Buitengebied 2014, 7e wijziging Hogeweg 10 en 19'.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Aanvullende Activiteiten

Deze bijlage bevat de lijst met aanvullende activiteiten op specifieke adressen.

Type Straat Categorie
kleinschalige horeca en verkoop streekeigenproducten > 40 m2 Bisschopswetering 79 Mastenbroek 1
internethandel in producten voor de (moes)tuin Dorpsweg 6 Wilsum 1
handel in en verwerking van agrarische producten en transport Grafhorsterweg 2A-B IJsselmuiden 3.1
botenopslag met kleinschalig onderhoud Frieseweg 23 IJsselmuiden 3.1
scheepsbouw en reparatiebedrijven voor houten schepen Frieseweg 4 Kampen 3.1
Theeschenkerij Kamperzeedijk 15 Grafhorst 1
winning van zand en grind Kleiland 19 IJsselmuiden 4.1
miniaturenmuseum Nesweg 4 Kampen 1
groothandel in akkerbouwproducten en diervoeders Oosterholtseweg 31 IJsselmuiden 3.1
rietdekkersbedrijf Oosterholtseweg 42 IJsselmuiden 2
kleinschalige horeca Veecaterdijk 12 's Heerenbroek 1
bouw- en aannemersbedrijf Venedijk Zuid 1A Kamperveen 3.1
detail- en groothandel in akkerbouwproducten en diervoerders Zwolseweg 115 's-Heerenbroek 3.1
groothandel in akkerbouwproducten en diervoeders Zwolseweg 117 's-Heerenbroek 3.1
bouw- en aannemersbedrijf Zwolseweg 113A 's-Heerenbroek 3.1

Bijlage 2 Lijst Beroep En Bedrijf Aan Huis

Deze bijlage bevat de lijst met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor aan huis.

Kledingmakerij, waaronder:

  • (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf;
  • woningstoffeerderij.

Reparatiebedrijven, waaronder:

  • schoen-/lederwarenreparatiebedrijf;
  • uurwerkreparatiebedrijf;
  • goud- en zilverreparatiebedrijf;
  • reparatie van kleine (electrische) gebruiksgoederen;
  • reparatie van muziekinstrumenten.

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.

Overige dienstverlening, waaronder:

  • kappersbedrijf;
  • schoonheidssalon;
  • pedicure;
  • nagelsalon;
  • kantoren aan huis;
  • tandarts;
  • medische hulpverlening (ceso- en fysiotherapie, verloskundige, huisarts, huidtherapeut, alternatief genezer, homeopaat, psycholoog, orthopedagoog, logopedist, medisch specialist, etc.);
  • juridisch advies (advocaat, notaris, etc.);
  • financieel advies (registeraccountant, belastingconsulent, administratie, etc.);
  • bouwkundig advies;
  • architect;
  • kunstenaar;
  • hondentrimsalon;
  • computerservicebedrijf;
  • bed & breakfast.

In ieder geval zijn seksinrichtingen en internethandel met verkoop aan huis uitgesloten.

Bijlage 3 Bedrijvenlijst

Bijlage 4 Molenbiotoop

Bijlage 5 Lijst Persoonsgebonden Overgangsrecht

Bijlage 6 Inrichtingsplannen

Bijlage 7 Toegestane Intensieve Neventak

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locaties Hogeweg 10 en Hogeweg 19 te Kamperveen is een melkrundveehouderij gevestigd. Het agrarisch bedrijf aan de Hogeweg 10 is in de afgelopen jaren doorontwikkeld tot een toekomstbestendige economisch duurzame agrarische onderneming. Deze locatie heeft inmiddels een dusdanige omvang, dat een gezonde bedrijfsvoering is verzekerd.

Initiatiefnemer is als executeur uit een nalatenschap belast met de verkoop van de Hogeweg 19. Om deze reden dient de aanduiding 'relatie' tussen beide locaties verwijderd te worden. Het is namelijk niet wenselijk om deze aanduiding te behouden. Tevens zal de aanduiding 'aantal wooneenheden' worden gewijzigd van 2 naar 1.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het bedrijfsperceel ligt in het buitengebied van de gemeente de Kampen, ten zuiden van de gelijknamige plaats. Het bedrijfsperceel staat kadastraal bekend als gemeente IJsselmuiden, sectie F, nummers 812 en 813 en sectie G nummers 480 en 730.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991268-VB01_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991268-VB01_0002.png"

Figuur 1: ligging van het plangebied

1.3 Huidige Situatie

In de huidige situatie vormen de locatie Hogeweg 10 en Hogeweg 19 één gezamenlijk agrarisch bedrijf. Op de Hogeweg 10 is een bedrijfswoning, jongveestal, serreligboxenstal en wagenloods aanwezig. De locatie Hogeweg 19 bevat een bedrijfswoning, een stal, een wagenberging, een tweetal hooibergen en een kuilvoerplaat.

1.4 Toekomstige Situatie

In de toekomstige situatie vormen de percelen Hogeweg 10 en Hogeweg 19 twee afzonderlijke agrarische bedrijfspercelen met ieder hun eigen bouwvlak. Hierdoor wordt het mogelijk om op ieder perceel een zelfstandig agrarisch bedrijf uit te voeren.

1.5 Bij Dit Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014, 7e wijziging Hogeweg 10 en 19' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de regels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991268-VB01.

De regels en de verbeelding betreffen het juridisch bindende deel. De voorliggende rapportage, de toelichting, bevat een beschrijving van het plan en de verantwoording daarvan.

1.6 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014'. Dit plan is vastgesteld op 6 maart 2014. Tevens geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014, 5e herziening', vastgesteld op 14 september 2017.

Op de locatie Hogeweg 10 te Kamperveen gelden de volgende bestemmingen:

  • Enkelbestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
  • Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2;
  • Dubbelbestemming Waarde – Landschap;

Op de locatie Hogeweg 19 te Kamperveen gelden de volgende bestemmingen:

  • Enkelbestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
  • Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3;
  • Dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie;
  • Dubbelbestemming Waarde – Landschap;
  • Bouwaanduiding karakteristiek;

Beide locaties worden met elkaar gekoppeld door de aanduiding 'relatie'. Het initiatief omvat het verwijderen van deze aanduiding. Dit wordt in het bestemmingsplan niet rechtstreeks toegestaan. In artikel 43 van het vigerende bestemmingsplan is echter een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het initiatief mogelijk te maken.

Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991268-VB01_0003.png"

Afbeelding: Bestemmingsplankaart 'Buitengebied 2014'

1.7 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • de relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus worden beschreven in hoofdstuk 2;
  • in hoofdstuk 3 worden de planologische en milieukundige aspecten behandeld;
  • de uitvoerbaarheidsaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 4;
  • de juridische aspecten worden behandeld in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor onderhavig plan. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een 'doorzetting' van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

2.1 Nationaal Beleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. De bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland dient met de nieuwe structuurvisie gekeerd te worden. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte richt zich op de volgende 13 nationale belangen behoren onder de voorname drie streefdoelen:

Vergroten van de concurrentiekracht van Nederland

  1. 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren (nationaal belang 1);
  2. 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie (nationaal belang 2);
  3. 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen (nationaal belang 3);
  4. 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond (nationaal belang 4).

Verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid

  1. 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen (nationaal belang 5);
  2. 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem (nationaal belang 6);
  3. 7. Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen (nationaal belang 7).

Waarborgen kwaliteit leefomgeving

  1. 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's (nationaal belang 8);
  2. 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling (nationaal belang 9);
  3. 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten (nationaal belang 10);
  4. 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten (nationaal belang 11);
  5. 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten (nationaal belang 12);
  6. 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13).

Conclusie

Het onderhavige plan behoort niet tot 1 van de 13 belangen waarvoor decentrale overheden geen beleidsvrijheid hebben. Het beleid inzake de verwijdering van de aanduiding 'relatie' is dan ook neergelegd bij de decentrale overheden.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 1 oktober 2012 is aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarin rijksregels ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland zijn verzameld, een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat onder andere om de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond Rijksvaarwegen.

Conclusie

Het Barro bevat geen relevante regels die invloed uitoefenen op het onderhavige plan.

2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.

Conclusie

In het onderhavige plan is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)

De Omgevingsvisie Overijssel is dé provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht (straks: de Omgevingswet). In de omgevingsvisie bekijkt de provincie onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving. Het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Ontwikkeling die nodig is om Overijssel toekomstbestendig te houden.

De dynamiek van de Overijsselse samenleving vraagt om een interactieve en participatieve rol van de provincie, waarbij maatschappelijke opgaven leidend zijn. Of, met andere woorden: om meer invloed van bewoners op de eigen leefomgeving, waarbij de provincie niet precies voorschrijft wat er moet gebeuren, maar de speelruimte creëert waarbinnen lokale initiatieven tot bloei kunnen komen.

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt gebruik gemaakt van het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen 'of', 'waar' en 'hoe' centraal. Aan de hand van deze drie stappen wordt bepaald of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

Gebied specifieke beleidskeuzes (of):

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, het Rijk of de provincie zelf. Het zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. De 'of-vraag' is normstellend: randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden. Het onderhavige plangebied is niet gelegen binnen één van de zones waarbinnen normstellende regels gelden. Wel gelden er algemene generieke beleidsregels met betrekking tot 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik'. De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.

Ook voor ontwikkelingen in de Groene Omgeving gelden de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Bij nieuwvestigingen en uitbreidingswensen waarvoor binnen het bestaand bebouwde gebied in redelijkheid geen ruimte te vinden is, moet zoveel mogelijk eerst de ruimte benut worden binnen bestaande erven, voordat beslag mag worden gelegd op de onbebouwde Groene Omgeving. Dit geldt niet alleen voor agrarische bedrijven, maar voor alle functies in de Groene Omgeving. Ook bij / voor hergebruik en transformatie geldt dat zij moet bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit. In het onderhavige plan wordt uitsluitend de aanduiding 'relatie' verwijderd. Er verandert daardoor niets aan de ruimtelijke situatie.

Ontwikkelingsperspectieven (waar):

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de visie op de toekomst van Overijssel gelden zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. Het onderhavige plangebied ligt in een gebied met ontwikkelingsperspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'.

In het ontwikkelingsperspectief Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap staat de ambitie van voortbouwen aan de kenmerkende structuren van het agrarische cultuurlandschappen voorop. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw in combinatie met verduurzaming de ruimte krijgt. Die ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden. Onder verduurzaming verstaan we hier: realisatie van de waterkwaliteitsdoelen, gezondheid en welzijn van mens en dier, bijdrage aan de energietransitie, klimaatbestendigheid en ketenoptimalisatie, en ontwikkelen met aandacht voor – en waar mogelijk in dialoog met – omwonenden. Agrarische ondernemers staan voor de uitdaging om hun – vaak grote – gebouwen en erven zo vorm te geven dat ze passen bij maat en schaal van het landschap en de ruimtelijke en milieukwaliteit versterken.

Generieke beleidskeuze (hoe):

Nieuwe ruimtelijke opgaven willen we verbinden met bestaande gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken spelen zo een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief invulling kan krijgen. Onder gebiedskenmerken verstaan we de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Het plangebied dient rekening te houden met de kwaliteiten van 'Hoogveengebieden, in cultuur gebracht' (natuurlijke laag), 'Veenkoloniaal landschap' (agrarische laag) en 'Donkerte' (belevingslaag). De Omgevingsvisie bevat uitgebreide omschrijvingen van de specifieke kenmerken van deze gebieden. Omdat het initiatief enkel de verwijdering van de aanduiding 'relatie' betreft, wordt hieraan voldaan.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

In de Verordening worden regels gesteld ten einde de doelen uit de visie te beschermen of ten uitvoer te brengen. Onderstaand wordt het onderhavige plan aan de relevante regels getoetst.

Artikel 2.1.7 Kwaliteitsimpuls agro en food

  1. 1. Bedrijfsontwikkeling en nieuwvestiging van agrarische bedrijven mag uitsluitend worden toegestaan op bestaande agrarische bouwpercelen of op voormalige agrarische bouwpercelen.

Onderhavig plan omvat het verwijderen van de aanduiding 'relatie'. Deze relatie is de koppeling tussen een tweetal agrarische bedrijven. Het betreft dus een bestaand agrarisch bouwperceel.

  1. 2. In afwijking van het gestelde in lid 1 en onverminderd artikel 2.1.5 kan ten behoeve van de verplaatsing van een agrarisch bedrijf in een bestemmingsplan een nieuw agrarisch bouwperceel worden opgenomen als:
  1. a. een ondernemer zijn agrarisch bedrijf verplaatst voor het realiseren van publieke belangen; of
  2. b. een ondernemer op de huidige locatie geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft en een volwaardig agrarisch bedrijf verplaatst naar een locatie waar wel ontwikkelingsmogelijkheden zijn.

Er is geen sprake van een bedrijfsverplaatsing.

  1. 3. Een nieuw agrarisch bouwperceel als bedoeld in lid 2 mag uitsluitend in een bestemmingsplan worden opgenomen als:
  1. a. is onderbouwd dat het in redelijkheid niet mogelijk is om een bestaand of voormalig agrarisch bouwperceel te benutten voor de hervestiging van het agrarisch bedrijf;
  2. b. een evenredige omvang aan bestaande of voormalige agrarische bebouwing in Overijssel wordt gesloopt en wegbestemd;
  3. c. het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate gecompenseerd zal worden door investeringen in de versterking van in ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;
  4. d. aannemelijk is gemaakt dat er een kwaliteitswinst wordt geboekt op het gebied van duurzaamheid en sociale kwaliteit.

Het huidige bouwperceel bestaat uit twee locaties, gekoppeld middels de aanduiding 'relatie'. Door deze aanduiding te verwijderen wordt er wel een nieuw bouwperceel mogelijk gemaakt, maar is er geen sprake van het verplaatsen van een agrarisch bedrijf voor publieke belangen of beperkte ontwikkelingsmogelijkheden. Omdat één van de twee locaties van het bouwperceel wordt verkocht, is het wenselijk om de koppeling te verwijderen.

  1. 4. In afwijking van het gestelde in lid 1 en onverminderd artikel 2.1.5 kan ten behoeve van de bedrijfsontwikkeling van een agrarisch bedrijf een bestaand of voormalig agrarisch bouwperceel in beperkte mate worden aangepast en/of uitgebreid als:

a. is onderbouwd dat het in redelijkheid niet mogelijk is om het bestaande agrarische bouwperceel voor de beoogde bedrijfsontwikkeling geschikt te maken.

Deze voorwaarde is niet van toepassing op onderhavig plan, omdat het de verkoop van (een deel van) een agrarisch bedrijf betreft, waardoor het niet wenselijk is om de aanduiding 'relatie' te behouden.

  1. 5. In afwijking van het gestelde in lid 1 en onverminderd artikel 2.1.5 kan ten behoeve van de bedrijfsontwikkeling van een agrarisch bedrijf een bestaand of voormalig agrarisch bouwperceel in beperkte mate worden aangepast en/of uitgebreid als:
  1. a. is onderbouwd dat het in redelijkheid niet mogelijk is om het bestaande agrarische bouwperceel voor de beoogde bedrijfsontwikkeling geschikt te maken;
  2. b. het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate gecompenseerd zal worden door investeringen in de versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat er een kwaliteitswinst wordt geboekt op het gebied van duurzaamheid en sociale kwaliteit.

Deze voorwaarde is niet van toepassing op onderhavig plan, omdat het de verkoop van (een deel van) een agrarisch bedrijf betreft, waardoor het niet wenselijk is om de aanduiding 'relatie' te behouden.

  1. 6. In aanvulling op het gestelde onder 3 en 5 geldt voor nieuwe ontwikkelingen die plaatsvinden op gronden die vallen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water en die niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), geldt de voorwaarde dat de compensatie door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving gericht dienen te zijn op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.

Het plangebied is niet gelegen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met natuur en Water. Om deze reden is deze voorwaarde niet van toepassing.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Structuurvisie Kampen 2030 (2013)

Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de raad. Dit strategische document bevat de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid. Hierin wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De Structuurvisie is een richtinggevend document.

De gemeentelijke structuurvisie spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente Kampen. Doel is om de verschillende belangen, bijvoorbeeld tussen stad, landschap, water en gemeenschap zorgvuldig af te wegen en de neuzen in dezelfde richting te krijgen. De structuurvisie is niet sectoraal, maar een integraal document. Zij beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor de landschappen, de kleine kernen en de stad en kijkt daarbij tevens vooruit naar 2030. De integrale structuurvisie biedt een kader, waarin aanspraken op de ruimte kunnen worden afgestemd en gecombineerd. De visie is niet primair gericht op uitbreiding, maar net zo goed op behoud en verbetering van de bestaande ruimtelijke en sociale kwaliteiten. In de structuurvisie wordt een beeld geschetst van zowel de samenleving als de ruimtelijke omgeving van Kampen. Er wordt gestuurd op ruimtelijke structuren; waar gebeurt wat, op welke manier, op welk moment en waarom. De structuurvisie is een richtinggevend document, om voor de langere termijn de ruimtelijke samenhang tot stand te brengen en bezit daarom een zekere mate van globaliteit en abstractie. Het vormt de basis voor het toekomstig beleid; ter uitwerking van de structuurvisie zullen masterplannen, uitwerkingsplannen en bestemmingsplannen worden opgesteld.

Ambities voor de gemeente Kampen zijn onder andere:

  • Vertrekoverschot ombuigen tot minimaal de nul-migratie. Naast landschappelijk wonen ook inzetten op binnenstedelijke woonmilieus en wonen aan het water.
  • Economische ontwikkeling spitst zich toe op watergebonden bedrijvigheid en glastuinbouw. Naast het blijven ontwikkelen van de aanwezige bedrijvigheid echter ook inzetten op de ontwikkeling van nieuwe hoogwaardige bedrijvigheid en zakelijke dienstverlening.
  • Uitbouwen van recreatie en toerisme in Kampen, met name in en om de historische binnenstad, in, op en aan het water en in de omliggende landschappen.
  • Inspelen op de te verwachten vergrijzing en behouden/verbeteren zorgverlening.
  • Behouden en uitbouwen van de landschappelijke kwaliteiten van het Nationaal Landschap IJsseldelta en de ecologische kwaliteiten van de randmeren en open weiden.

Conclusie

Het verwijderen van de aanduiding 'relatie' is niet van invloed op het ruimtelijk beleid. De Structuurvisie Kampen 2030 is niet van belang voor onderhavig plan.

2.3.2 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014'. Dit plan is vastgesteld op 6 maart 2014. Tevens geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014, 5e herziening', vastgesteld op 14 september 2017.

Beide locaties worden met elkaar gekoppeld door de aanduiding 'relatie'. Het initiatief omvat het verwijderen van deze aanduiding. Dit wordt in het bestemmingsplan niet rechtstreeks toegestaan.

Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan

In artikel 43 van het vigerende bestemmingsplan is echter een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het initiatief mogelijk te maken.

43.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

b) aanduidingen wijzigen dan wel verwijderen indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat;

Het verwijderen van de aanduiding 'relatie' is middels een wijzigingsplan toegestaan op grond van deze bepaling. Het verwijderen is een gevolg van een verandering in de bedrijfsvoering. Door de verkoop van de Hogeweg 19 te Kamperveen is het niet wenselijk om de koppeling te behouden.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

In dit hoofdstuk worden de relevante planologische en milieukundige aspecten besproken. Milieuaspecten worden weliswaar geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. In een bestemmingsplan dient namelijk te worden aangetoond dat sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Per milieukundig aspect wordt nagegaan of er ruimtelijk gezien problemen of hinder wordt verwacht.

3.1 Algemeen

De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de sloop van een bestaande loods op het perceel Pijperstaart 2 in Kampen en de realisatie van een nieuwe botenloods. In de navolgende paragrafen worden de randvoorwaarden benoemd waaraan moet worden voldaan gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid en vindt er een toetsing aan deze voorwaarden plaats.

3.1.1 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

43.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  1. a. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 m worden verschoven.

43.1.1 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in lid 43.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  2. b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  3. c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

3.1.2 Toetsing aan wijzigingsbevoegdheid

Artikel 43.1

ad a: Teneinde de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken dienen de grenzen van het bouwvlak gewijzigd te worden.

Artikel 43.1.1.

ad a: Het plangebied ligt binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Deze bestemming en aanduiding genieten een bepaalde bescherming. De voorgenomen ontwikkeling betreft de sloop van een bestaande loods en de nieuwbouw van een nieuwe loods op nagenoeg dezelfde locatie. Daarnaast neemt het oppervak van de verharding niet toe. Er is overleg geweest met het Waterschap en Rijkswaterstaat wat betreft de plannen. Op de conclusie van dit overleg en de voorgenomen ontwikkeling in relatie tot het aspect water wordt verder ingegaan in paragraaf Water.

ad b: Het initiatief heeft niet tot gevolg dat de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad. Het initiatief omhelst een realisatie van een nieuwe, grotere botenloods. Er is echter geen sprake van een verandering in de gebruiksmogelijkheden van de gronden.

Wel hebben belanghebbenden die zich geschaad voelen in hun belangen door de ontwikkeling van het initiatief de mogelijkheid om gedurende de inzageperiode van zes weken een zienswijze in te dienen. Een nadere toelichting vindt plaats in paragraaf Maatschappelijke uitvoerbaarheid.

ad c: In de navolgende paragrafen wordt per aspect een nadere toelichting gegeven. Hierop vooruitlopend kan worden gesteld dat de genoemde omgevingsacpecten geen belemmering opleveren voor de realisatie van de botenloods.

3.2 Bodem

Bij de verkenning van mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier) is noodzakelijk om te beoordelen of de grond geschikt is voor de beoogde functie. Er mogen namelijk geen nieuwe gevoelige functies op een zodanig verontreinigd terrein worden gerealiseerd, dat schade is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.

Het onderhavige plangebied heeft reeds een agrarische bestemming. De locaties waartussen de aanduiding wordt verwijderd, zijn in het verleden in gebruik geweest als agrarisch bedrijf en behoudt deze functie in de beoogde situatie. Er worden echter geen nieuwe functies gerealiseerd.

Conclusie

Zowel in het kader van de ruimtelijke procedure als in het kader van het Bouwbesluit is een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

3.3 Water

Bij het opstellen van een wijzigingsplan dienen waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze meegewogen te worden. De 'watertoets' is hiervoor het toetsinstrument.

Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. Het doel van de watertoets is het voorkomen van waterproblemen, zoals wateroverlast en verdroging. Nieuwe plannen dienen te voldoen aan het principe van Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie.

Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het Waterbeheersplan 2016-2021. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Overijsselse Delta een belangrijk regelstellend instrument waarmee in de ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Watertoets

Onderhavig plan schaadt de huishoudkundige belangen niet. Er dient echter op grond van de Wet ruimtelijke ordening toetsing aan het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta plaats te vinden in de vorm van een watertoets. De Watertoets is als bijlage 1 toegevoegd. Hier volstaat de conclusie.

Uit de watertoets komt naar voren dat er geen waterschapsbelang is omdat het enkel de functieverandering van bestaande bebouwing betreft en dit geen invloed heeft op de waterhuishouding.

Overstromingsrisicoparagraaf

In de omgevingsverordening (paragraaf 2.14.4) heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.

Quickscan

Het plangebied is gelegen in dijkring 11, IJsseldelta. Deze dijkring ligt in de monding van de IJssel, deels in de provincie Overijssel en deels in de provincie Gelderland. De dijkring wordt aan de westzijde begrensd door het Vossemeer en Drontermeer en aan de zuidzijde door het Veluwemassief. Aangezien het plangebied gelegen is in dijkring 11 en dit een overstroombaar gebied betreft, is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 11 geldt een vastgestelde veiligheidsnorm van 1/2.000 per jaar. Dat betekent dat de keringen bestand moeten zijn op zowel maatgevend hoogwater door opstuwing door storm op het IJsselmeer dat 1/2.000 per jaar kan optreden, als maatgevend hoogwater op de IJssel dat 1/2.000 per jaar kan optreden. In het overgangsgebied tussen 'meergedomineerd' en 'riviergedomineerd' zijn de combinaties van hoogwater door opstuwing van het IJsselmeer en hoogwater door hoge rivierafvoer van belang. De keringen van dijkring 11 hebben weinig overhoogte en oversterkte ten opzichte van dit veiligheidsniveau.

Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat op 2,0 tot 5,0 meter voor de laagste gedeeltes van het plangebied, zie figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991268-VB01_0004.png"

Figuur 2. Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak (2,0 – 5,0 m), dijkring 11 bij Zuideinde

Voor dijkring 11 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. De maximale waterstand in het plangebied wordt bereikt bij een dijkdoorbraak bij Zalk. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor het plangebied (dijkdoorbraak bij Zalk) geschat tussen de 0 en 6 uur, zie figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991268-VB01_0005.png"

Figuur 3. Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij Zalk

Geschiktheidsbeoordeling / maatregelen

Dijkring 11 wordt volgens de Omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep.

Dit betekent dat ontwikkelingen binnen deze dijkring alleen mogelijk zijn, indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang.

Voor agrarische functies geldt deze regel echter niet. Binnen dit plangebied worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen bestemd. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie naar de hoger gelegen gronden binnen het plangebied. In het kader van het project Ruimte voor de Rivier wordt het zomerbed van de IJssel verlaagd en een hoogwatergeul gegraven. Deze hoogwatergeul doorsnijdt dijkring 11 en verbindt de IJssel met het Drontermeer. Dit is nodig om de waterveiligheid in dit gebied ook in de toekomst te kunnen blijven borgen. De maatregelen moeten in 2019 gereed zijn.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

3.4 Archeologie En Cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Archeologie

In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Erfgoedwet, welke in 2017 van kracht is geworden. De wet vervangt onder meer de Monumentenwet en de Wet tot behoud van cultuurbezit. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:

  • archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
  • archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
  • de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voor zover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.

Bij de voorgenomen ontwikkeling vinden geen bodemverstoringen plaats.

Cultuurhistorie

Op 1 januari 2012 is de wet Modernisering monumentenzorg (Momo) in werking getreden. Een belangrijke doelstelling van de Modernisering van de Monumentenzorg is het versterken van de koppeling tussen erfgoed en ruimte. In het kader van de Momo dient in de toelichting van elk bestemmingsplan beschreven te worden op welke wijze met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

De verwijdering van de aanduiding 'relatie' wordt door middel van het wijzigingsplan mogelijk gemaakt. Het onderhavige plan tast om deze reden de eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden niet aan.

Conclusie

In onderhavig plan worden de gestelde waarden niet overschreden, waardoor er geen aanleiding is voor archeologisch onderzoek. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan. Ook tast het de cultuurhistorische waarden van het plangebied niet aan. Het aspect cultuurhistorie daarom ook geen belemmering.

3.5 Natuur

Per 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De nieuwe Wet natuurbescherming (Natuurwet) voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en in een goede aansluiting op het omgevingsrecht. Er wordt beter aangesloten op de Europese regelgeving en er wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen soorten die Europees beschermd zijn en nationaal beschermde soorten.

De Wet natuurbescherming is, door de samenvoeging van de wetten, zowel gericht op de gebiedsbescherming als de soortenbescherming.

3.5.1 Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming bepaalt dat nieuwe of uitbreidingen van bestaande economische activiteiten moeten worden getoetst op hun effect op de Natura 2000-gebieden. Omdat in onderhavig plan geen sprake is van nieuwe of uitbreidingen van bestaande economische activiteiten, is gebiedsbescherming niet relevant.

3.5.2 Soortbescherming

De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn en een apart beschermingsregime voor 'andere soorten', die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden.

In voorliggend wijzigingsplan is sprake van de verwijdering van de aanduiding 'relatie'. Dit houdt in dat dit plan geen gevolgen heeft voor de natuur. Het uitvoeren van een flora en fauna onderzoek is derhalve niet zinvol.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect natuur geen belemmeringen zijn voor de uitbreiding van onderhavig plan.

3.6 Geluid

De inrichtingen zijn gelegen in een landelijk gebied met veel agrarische activiteiten. De geluidsproductie vanuit de inrichtingen zijn in hoofdzaak afkomstig van de volgende bronnen:

  • Transportbewegingen (tractor/vrachtwagen);
  • Plaatselijke activiteiten (laden/lossen);
  • Motoren t.b.v. (voeder)installaties en/of verpompen van mest.

Er is een indicatieve berekening opgesteld voor de geluidsniveaus, zie bijlage 2 IL-scan geluid. Hierin is het verladen van vee voor de dagperiode, het ophalen van de melk voor zowel de dag-, avond- en nachtperiode, en het aanvoeren van brok voor de dag- en avondperiode meegenomen. Tevens is rekening gehouden met 2 bestelbussen en 1 personenauto. Hieruit blijkt dat het geluidsniveau van de Hogeweg 10 maximaal 39,6, 39,5 en 33,7 DB bedraagt, hetgeen minder is de het maximum van 45,0, 40,0 en 35,0 DB.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

3.7 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds

milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.

Richtafstandenlijsten

Voor een scala aan milieubelastende activiteiten zijn richtafstanden aangegeven in de

VNG-publicatie. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Twee omgevingstypen

De richtafstanden in de VNG-publicatie zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Rustig buitengebied wordt in de uitgave geschaard onder het beleid van een rustige woonwijk.

Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Kampen. In de omgeving is geen sprake van functiemenging. Dergelijke gebieden kunnen niet aangewezen worden als 'gemengd gebied'. Conform de VNG-publicatie worden dergelijke rustige buitengebied gelijkgesteld aan een 'rustige woonwijk'. De richtafstanden kunnen derhalve niet met een stap worden verkleind.

Ontvanger en/of bron?

In het onderhavige plan wordt de aanduiding 'relatie' tussen twee locaties beëindigd. Op beide locaties is melkvee aanwezig. Een rundveestal is geen gevoelig object. Dat betekent dat niet beoordeeld hoeft te worden of de stal als 'ontvanger' last kan ondervinden van milieucontouren van functies in de omgeving. Een rundveestal heeft zelf wel milieucontouren. De stal is derhalve aan te wijzen als een 'bron' van milieucontouren.

Het plan als bron van milieuzoneringen:

Conform de 'richtafstandenlijst' van de VNG uitgave behoort bij een rundveehouderij (SBI-2008 code 0141, 0142) een richtafstand van 150 m (geur), 30 m (stof) en 30 m (geluid).

Voor het aspect geur is niet de 'VNG uitgave', maar de 'Wet geurhinder en veehouderij' leidend. In paragraaf 'Geur' is dit aspect reeds verantwoord. Het aspect 'stof' (fijn stof) is reeds verantwoord in paragraaf 'Luchtkwaliteit'. Voor het aspect geluid vormt de VNG uitgave wel het eerste toetsingskader.

Binnen een afstand van 50 meter vanaf een geurgevoelig object mogen geen emissiepunten zijn gelegen. In onderhavig plan liggen de emissiepunten buiten de 50 meter, waardoor onderhavig plan voldoet aan deze voorwaarde.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

3.8 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wvg) vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om geurhinder veroorzaakt door het houden van dieren (voorgrondbelasting). Daarnaast heeft de wet als input gediend voor de Handleiding geurhinder en veehouderij in verband met de zgn. omgekeerde werking in het kader van een goed woon- en leefklimaat (achtergrondbelasting) dat zijn juridische basis vindt in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Bij de realisatie van sleufsilo's, mestplaten en mestsilo's dient aan het Activiteitenbesluit te worden getoetst. Naast wetgeving is ook de gemeente bevoegd om nadere regelgeving vast te stellen in een geurverordening. De gemeente Kampen heeft een geurverordening vastgesteld. Deze verordening is echter niet van toepassing op de onderhavige locaties. Om deze reden zijn de bepalingen uit de Wvg van toepassing.

De afstand van de gevel van een dierenverblijf tot de gevel van een geurgevoelig object dient op grond van artikel 5 Wvg ten minste 25 meter te bedragen. Hieraan wordt voldaan. De afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij bedraagt ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Binnen een afstand van 50 meter vanaf een geurgevoelig object mogen geen emissiepunten zijn gelegen. De afstand tussen het geurgevoelige object (Hogeweg 19) en de stal aan de Hogeweg 10 bedraagt 46 meter. Omdat de eerste 4 meter van de stal dicht is, is het emissiepunt buiten de 50 meter gelegen. Om deze reden voldoet het initiatief aan het aspect geur en blijft een goed woon- en leefklimaat voor beide locaties behouden.

Conclusie

Een geuronderzoek is niet noodzakelijk omdat onderhavig plan geen verandering met zich meebrengt aan het aspect geur.

3.9 Luchtkwaliteit

De 'Wet luchtkwaliteit', in werking getreden op 15 november 2007 (Wlk2007), is op rijksniveau een implementatie van enkele Europese richtlijnen, waarin luchtkwaliteitsnormen zijn vastgelegd. Deze wet bevat grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen. Verder geeft de Wet luchtkwaliteit aan op welke termijn deze normen gelden en gehaald moeten worden en welke bestuursorganen verantwoordelijk zijn voor het halen van die normen. Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden dat luchtkwaliteit voldoet aan gestelde grenswaarden.

Omdat met onderhavig plan de luchtkwaliteit niet beïnvloedt, leidt het plan niet tot een overschrijding van de normen die zijn gesteld.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan omdat er geen toename is van het aantal melkvee.

3.10 Externe Veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn 27 oktober 2004 in werking getreden. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Gemeenten, provincies en Rijk zijn vanaf 30 maart 2007 verplicht de risico's van gevaarlijke stoffen te registreren. De gegevens vormen de basis voor risicokaarten die geraadpleegd kunnen worden op de website www.risicokaart.nl.

Het onderhavige plan zorgt ervoor dat er twee losse bouwvlakken zullen ontstaan door het verwijderen van de aanduiding 'relatie'. Het aspect externe veiligheid is om deze reden niet van invloed.

Conclusie

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

3.11 Verkeer

De verkeersbewegingen zullen in de nieuwe situatie niet veranderen ten opzichte van de huidige situatie. Aan de afvoer van melk, het verladen van vee en het vullen van voer-/kunstmestsilo zal namelijk niets veranderen. Op dit moment is er reeds sprake van een volwaardige bedrijfsvoering aan de Hogeweg 10. De loskoppeling van Hogeweg 10 en Hogeweg 19 verandert hier niets aan. Hierdoor is de verkeersveiligheid niet in het geding.

Hoofdstuk 4 Juridische Regeling

4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2014, 7e wijziging Hogeweg 10 en 19' dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende voorschriften van een nadere toelichting voorzien.

De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels

In een wijzigingsplan wordt slechts een beperkt aantal regels nader uitgewerkt. Afhankelijk van de wijzigingsbevoegdheid wordt hierbij vaak aangesloten bij de specifieke bestemmingen uit het moederplan. Waar nodig en waar mogelijk worden deze bestemmingen aangevuld. Voor het overige blijven de algemene regels uit het moederplan van kracht, zoals de wijze van meten, de algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en het overgangsrecht. In verband met de leesbaarheid en de digitale vindbaarheid op www.ruimtelijkeplannen.nl kiest de gemeente Kampen er voor om de algemene regels uit het moederplan één op één op te nemen in het wijzigingsplan.

In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

4.2 Plansystematiek

4.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

4.2.2 Regels

4.3 Bestemmingen

In het wijzigingsplan Buitengebied 2014, 7e wijziging Hogeweg 10 en 19 komt de enkelbestemming Recreatie - Dagrecreatie voor.

Daarnaast komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Waarde - Archeologie 1
  • Waterstaat - Waterkering
  • Waterstaat - Waterstaatkundige functie

4.3.1 Recreatie - Dagrecreatie

De bestemming Recreatie - Dagrecreatie ligt op gronden die horen bij recreatieplassen, aanlegplaatsen en jachthavens. Voor de scoutingvereniging bij het Ganzendiep staan we met de aanduiding 'scouting' kortdurend nachtverblijf toe. Deze bestemming gebruiken we vooral in combinatie met de bestemming Water, met name de aanduidingen 'jachthaven' en 'steiger' binnen deze bestemming. Gebouwen binnen deze gebieden staan we alleen binnen bouwvlakken toe.

4.3.2 Waarde - Archeologie 1

Waarde - Archeologie 1 en 2 regelen de gebieden waar we verwachten dat er archeologische waarden in de bodem zitten.

Waarde 1 geeft gebieden met een hoge verwachtingswaarde aan; bij ingrepen groter dan 2500 m2 en dieper dan 50 cm is een archeologisch onderzoek nodig.

Bij Waarde 2 hebben we een middelhoge verwachtingswaarde, hier ligt de grens op 5000 m2.

Waarde 3 beschermt gebieden waar daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn. Dit gebied heeft het hoogste beschermingsniveau: bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm is archeologisch onderzoek nodig. Deze waarde ligt hoofdzakelijk op terpen.

Om deze bescherming compleet te maken, heeft u een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van grotere werken, met name werkzaamheden waarbij u gaat graven. Ook voor deze activiteiten geldt een ondergrens waar binnen activiteiten zonder vergunning mogelijk zijn (2500 m2, 5000 m2 en 100 m2).

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedures voor de vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van de omgevingsvergunning van start gaan.

Wettelijk (voor)overleg

Het besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Eventuele ingekomen overlegreacties worden beoordeeld en verwerkt

Verder zal het wijzigingsplan overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.

5.2 Economische Uitvoerbaarheid

De uitvoering van de ontwikkeling is in handen van een particuliere partij. Deze partij draagt op voor alle aan het onderhavige plan verbonden (plan)kosten. In het onderhavige plan is geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid van het Wro. De gemeente is derhalve niet verplicht het kosterverhaal te regelen. Er wordt geen exploitatieplan opgesteld. Met de initiatiefnemer wordt een overeenkomst afgesloten waarin (het verhaal) van kosten anderszins is verzekerd.

Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg

6.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bestemmingsplan verzonden naar de volgende instanties:

  • Waterschap Drents Overijsselse Delta;
  • Provincie Overijssel.

De opmerkingen van de overlegpartners worden hierna samengevat en voorzien van commentaar:

De provincie alsmede het waterschap hebben beide per mail op respectievelijk 19 februari 2019 en 13 maart 2019 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het bestemmingsplan, waarmee het vooroverleg positief is afgerond.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan is op 9 april 2019 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Brug en de Staatscourant en heeft vanaf 10 april 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen binnengekomen.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 2 Il-scan Geluid

Bijlage 3 Verbeelding In Pdf-formaat