KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Centrum - 1
Artikel 6 Centrum - 2
Artikel 7 Centrum - 3
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Garagebox
Artikel 15 Verkeer - Verblijfgebied
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Wonen - Woongebouw
Artikel 18 Leiding - Gas
Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorisch Waardevol Dorpsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Lijst Van Horecabedrijven
Bijlage 3 Inventarisering En Waardering K-panden

Losser Centrum 2019

Bestemmingsplan - Gemeente Losser

Vastgesteld op 23-06-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Losser Centrum 2019" met identificatienummer NL.IMRO.0168.01BP020-0401 van de gemeente Losser;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- of uitbouw

een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan kan worden onderscheiden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.4 aan huis verbonden beroep of bedrijf:

een dienstverlenend beroep of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwd:

een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen;

1.8 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen;

1.9 archeologische waarde:

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.14 bed and breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristische–recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed and breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.15 belemmeringenstrook:

een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse leidingen;

1.16 bestaande:

  1. a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. b. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw:

een op zichzelf staand gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 carport:

een ten hoogste door drie wanden omsloten overdekte ruimte, bestemd voor de stalling van (motor-)voertuigen, waarbij geen sprake is van een wand aan de naar de weg gekeerde (voor-)zijde;

1.28 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.29 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.32 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.33 erker:

een kleine grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van een woning;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 geschakeld woonhuis:

een woonhuis waarbij het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw met een ander hoofdgebouw is verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;

1.36 gestapelde woning:

een uit één of meer bouwlagen bestaande woning die deel uitmaakt van een gebouw waarin meer woningen zodanig zijn ondergebracht dat deze elk met een zelfstandige toegang boven en/of naast elkaar zijn gesitueerd;

1.37 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak;

1.38 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;

1.39 horeca(bedrijf):

een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.40 hulpbehoevende in de zin van mantelzorgbehoevende:

een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen, zoals genoemd in de Wet maatschappelijke ondersteuning, ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

1.41 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening -niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.42 kleinschalige bedrijfsactiviteit:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel of prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.43 lessenaarsdak:

dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;

1.44 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, kinderdagverblijf, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren-, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.45 mantelzorg:

langdurige zorg die, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.46 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht maximaal 10% bedraagt van de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.47 ondergeschikte horeca:

een ondersteunende activiteit waarbij er geen in hoofdzaak pure horecavestiging is;

1.48 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;

1.49 perceelsgrens:

de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut;

1.50 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.52 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.53 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.55 twee-aaneen woning:

een twee-onder-een-kapwoning;

1.56 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.57 verdieping:

een bouwlaag van een hoofdgebouw, de begane grond, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.58 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.59 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.60 wadi:

een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren;

1.61 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.62 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.63 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.64 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaande, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

1.65 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  2. b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  4. d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  5. e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  6. f. de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens: vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers met ten hoogste 50% van de gevelbreedte van een hoofdgebouw, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een slachterij en bijbehorende detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slachterij;
  2. b. een elektrotechnisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - elektrotechnisch bedrijf';
  3. c. wonen;
  4. d. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’; de kenmerken hiervan zijn beschreven in bijlage 'Inventarisering enwaardering K-panden' van deze regels;

met daarbij behorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. erven en terreinen.

met dien verstande dat:

  1. h. in de bestemming niet zijn begrepen geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient - in afwijking van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

3.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen en/of;
    2. 2. uitsluitend inpandig plaatsvinden en/of;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  3. c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld; of
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven; of
    3. 3. het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken; of
    4. 4. sprake is van een groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    5. 5. instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden, gezien de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie, met dien verstande dat:
      • een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk dient vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het pand in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie;
      • gelijktijdig een omgevingsvergunning dient te zijn aangevraagd voor het oprichten van vervangende bebouwing die aantoonbaar in overeenstemming is met een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving, waarbij de karakteristieken van het bestaande pand zoveel mogelijk herkenbaar blijven;
    6. 6. er sprake is van verbouw of nieuwbouw met behoud en/of terugbouwen van de karakteristieke hoofdvorm;
  4. d. Het bevoegd gezag betrekt bij het verlenen van een omgevingsvergunning een advies van deskundigen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt aangebracht, indien:
    1. 1. door verbeteringswerkzaamheden dan wel veranderende inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw (weer) als ‘karakteristiek’ is aan te merken;
  2. b. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt verwijderd, indien:
    1. 1. karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;
    3. 3. door veranderende inzichten een als karakteristiek aangeduid gebouw niet meer als karakteristiek wordt aangemerkt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw niet meer als ‘karakteristiek’ is aan te merken.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuizen en naar de naar de daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. erven en terreinen;
  4. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. g. in de bestemming niet zijn begrepen geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Centrum - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. horeca als genoemd in categorie I en II van de in de bijlage opgenomen 'Lijst van horecabedrijven', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  3. c. bewoning voor zover het de begane grond en/of verdieping(en) betreft;
  4. d. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  5. e. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’; de kenmerken hiervan zijn beschreven in bijlage 'Inventarisering enwaardering K-panden' van deze regels;
  6. f. een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  7. g. in afwijking van het bepaalde onder c zijn ter plaatse van de aanduiding 'wonen' maximaal 3 appartementen toegestaan.

met daarbij behorende:

  1. h. gebouwen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. j. tuinen, erven en terreinen;
  4. k. wegen en paden;
  5. l. parkeervoorzieningen;
  6. m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. n. groenvoorzieningen;
  8. o. horecaterrassen.

5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient - in afwijking van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen en/of;
    2. 2. uitsluitend inpandig plaatsvinden en/of;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  3. c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld; of
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven; of
    3. 3. het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken; of
    4. 4. sprake is van een groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    5. 5. instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden, gezien de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie, met dien verstande dat:
      • een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk dient vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het pand in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie;
      • gelijktijdig een omgevingsvergunning dient te zijn aangevraagd voor het oprichten van vervangende bebouwing die aantoonbaar in overeenstemming is met een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving, waarbij de karakteristieken van het bestaande pand zoveel mogelijk herkenbaar blijven;
    6. 6. er sprake is van verbouw of nieuwbouw met behoud en/of terugbouwen van de karakteristieke hoofdvorm;
  4. d. Het bevoegd gezag betrekt bij het verlenen van een omgevingsvergunning een advies van deskundigen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Specifieke gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt aangebracht, indien:
    1. 1. door verbeteringswerkzaamheden dan wel veranderende inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw (weer) als ‘karakteristiek’ is aan te merken;
  2. b. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt verwijderd, indien:
    1. 1. karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;
    3. 3. door veranderende inzichten een als karakteristiek aangeduid gebouw niet meer als karakteristiek wordt aangemerkt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw niet meer als ‘karakteristiek’ is aan te merken.

Artikel 6 Centrum - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening als genoemd in categorie I, II en III van de in de bijlage opgenomen 'Lijst van horecabedrijven' uitsluitend op de begane grond;
  2. b. horeca als genoemd in categorie I en II van de in de bijlage opgenomen 'Lijst van horecabedrijven', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  3. c. bewoning voor zover het de begane grond en/of verdieping(en) betreft;
  4. d. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  5. e. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’; de kenmerken hiervan zijn beschreven in bijlage 'Inventarisering enwaardering K-panden' van deze regels;

met daarbij behorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. h. tuinen, erven en terreinen;
  4. i. wegen en paden;
  5. j. parkeervoorzieningen;
  6. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. l. groenvoorzieningen;
  8. m. horecaterrassen.

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient - in afwijking van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen en/of;
    2. 2. uitsluitend inpandig plaatsvinden en/of;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  3. c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld; of
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven; of
    3. 3. het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken; of
    4. 4. sprake is van een groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    5. 5. instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden, gezien de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie, met dien verstande dat:
      • een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk dient vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het pand in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie;
      • gelijktijdig een omgevingsvergunning dient te zijn aangevraagd voor het oprichten van vervangende bebouwing die aantoonbaar in overeenstemming is met een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving, waarbij de karakteristieken van het bestaande pand zoveel mogelijk herkenbaar blijven;
    6. 6. er sprake is van verbouw of nieuwbouw met behoud en/of terugbouwen van de karakteristieke hoofdvorm;
  4. d. Het bevoegd gezag betrekt bij het verlenen van een omgevingsvergunning een advies van deskundigen.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Specifieke gebruiksregels

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt aangebracht, indien:
    1. 1. door verbeteringswerkzaamheden dan wel veranderende inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw (weer) als ‘karakteristiek’ is aan te merken;
  2. b. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt verwijderd, indien:
    1. 1. karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;
    3. 3. door veranderende inzichten een als karakteristiek aangeduid gebouw niet meer als karakteristiek wordt aangemerkt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw niet meer als ‘karakteristiek’ is aan te merken.

Artikel 7 Centrum - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum - 3" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. horeca als genoemd in categorie I en II van de in 'Bijlage 2' opgenomen 'Lijst van horecabedrijven' uitsluitend op de begane grond en ter plaatse van de aanduiding 'horeca'
  3. c. tevens voor ambachtelijke bedrijven, uitsluitend op de begane gronden en voor zover het bedrijven betreft die behoren tot één van de categorieën 1 en 2 zoals aangegeven in bijlage 'Staat van Bedrijven', alsmede bedrijven die ten tijde van de ter inzagelegging van het ontwerpplan aanwezig zijn;
  4. d. bewoning voor zover het de verdieping(en) betreft;
  5. e. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’; de kenmerken hiervan zijn beschreven in de bijlage ‘Inventarisering enwaardering K-panden van deze regels;

met daarbij behorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. h. tuinen, erven en terreinen;
  4. i. wegen en paden;
  5. j. parkeervoorzieningen;
  6. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. l. groenvoorzieningen;
  8. m. horecaterrassen.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient - in afwijking van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

7.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen en/of;
    2. 2. uitsluitend inpandig plaatsvinden en/of;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  3. c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld; of
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven; of
    3. 3. het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken; of
    4. 4. sprake is van een groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    5. 5. instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden, gezien de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie, met dien verstande dat:
      • een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk dient vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het pand in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie;
      • gelijktijdig een omgevingsvergunning dient te zijn aangevraagd voor het oprichten van vervangende bebouwing die aantoonbaar in overeenstemming is met een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving, waarbij de karakteristieken van het bestaande pand zoveel mogelijk herkenbaar blijven;
    6. 6. er sprake is van verbouw of nieuwbouw met behoud en/of terugbouwen van de karakteristieke hoofdvorm;
  4. d. Het bevoegd gezag betrekt bij het verlenen van een omgevingsvergunning een advies van deskundigen.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt aangebracht, indien:
    1. 1. door verbeteringswerkzaamheden dan wel veranderende inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw (weer) als ‘karakteristiek’ is aan te merken;
  2. b. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt verwijderd, indien:
    1. 1. karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;
    3. 3. door veranderende inzichten een als karakteristiek aangeduid gebouw niet meer als karakteristiek wordt aangemerkt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw niet meer als ‘karakteristiek’ is aan te merken.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water;

met de daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. paden en verhardingen;
  3. e. speelvoorzieningen;
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi’s daaronder begrepen.
  5. g. parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’. De kenmerken hiervan zijn beschreven in bijlage 'Inventarisering enwaardering K-panden' van deze regels;

met de daarbij behorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. tuinen, erven en terreinen;
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient - in afwijking van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen en/of;
    2. 2. uitsluitend inpandig plaatsvinden en/of;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  3. c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld; of
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven; of
    3. 3. het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken; of
    4. 4. sprake is van een groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    5. 5. instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden, gezien de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie, met dien verstande dat:
      • een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk dient vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het pand in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie;
      • gelijktijdig een omgevingsvergunning dient te zijn aangevraagd voor het oprichten van vervangende bebouwing die aantoonbaar in overeenstemming is met een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving, waarbij de karakteristieken van het bestaande pand zoveel mogelijk herkenbaar blijven;
    6. 6. er sprake is van verbouw of nieuwbouw met behoud en/of terugbouwen van de karakteristieke hoofdvorm;
  4. d. Het bevoegd gezag betrekt bij het verlenen van een omgevingsvergunning een advies van deskundigen.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats

10.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. begraafplaatsen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de lijkbezorging;
  3. c. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’;

met de daarbij behorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. paden en verhardingen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen, niet zijnde gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
  2. b. horeca en detailhandel ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de daarvoor te gebruiken oppervlakte niet meer dan 100 m² mag bedragen;
  3. c. nevenactiviteiten in de vorm van maatschappelijke voorzieningen, zoals kinderopvang;

met de daarbij behorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. water en groenvoorzieningen;
  5. h. parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. gebouwen, erkers en ingangspartijen ten dienste van de aangrenzende bestemming Wonen en/of Wonen - Woongebouw;

met de daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. erven;
  3. e. in- en uitritten;
  4. f. parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. (week)markten, festiviteiten en manifestaties;

met de daarbij behorende:

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi’s daaronder begrepen;
  3. g. nutsvoorzieningen;
  4. h. groenvoorzieningen.


De inrichting van de wegen is hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 14 Verkeer - Garagebox

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het stallen van (motor)voertuigen; met daarbijbehorende gebouwen, erven en terreinen;
  2. b. wegen, straten en paden;
  3. c. parkeervoorzieningen;


met de daarbij behorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi’s daaronder begrepen;
  4. g. nutsvoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Verkeer - Verblijfgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voetgangersgebied;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. weekmarkten, festiviteiten en manifestaties;
  5. e. een fietsenstalling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling'.

met de daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. g. water;
  3. h. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi’s daaronder begrepen;
  4. i. groen- en speelvoorzieningen;
  5. j. horecaterrassen.

De inrichting is hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer en/of voetgangersgebied.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding - gemeentelijk monument';
  3. c. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’; de kenmerken hiervan zijn beschreven in bijlage 'Inventarisering enwaardering K-panden' van deze regels;

met de daarbij behorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. tuinen en erven;
  4. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. h. parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient - in afwijking van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen en/of;
    2. 2. uitsluitend inpandig plaatsvinden en/of;
    3. 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  1. c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    1. 1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld; of
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven; of
    3. 3. het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken; of
    4. 4. sprake is van een groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    5. 5. instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden, gezien de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie, met dien verstande dat:
      • een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk dient vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het pand in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie;
      • gelijktijdig een omgevingsvergunning dient te zijn aangevraagd voor het oprichten van vervangende bebouwing die aantoonbaar in overeenstemming is met een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving, waarbij de karakteristieken van het bestaande pand zoveel mogelijk herkenbaar blijven;
    6. 6. er sprake is van verbouw of nieuwbouw met behoud en/of terugbouwen van de karakteristieke hoofdvorm;
  2. d. Het bevoegd gezag betrekt bij het verlenen van een omgevingsvergunning een advies van deskundigen.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van de woning en bijgebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
  2. b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  3. c. het gebruik van de woning en bijgebouwen voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van een bed and breakfast in het hoofdgebouw;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van permanente bewoning.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt aangebracht, indien:
    1. 1. door verbeteringswerkzaamheden dan wel veranderende inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw (weer) karakteristiek wordt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw (weer) als ‘karakteristiek’ is aan te merken;
  2. b. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt verwijderd, indien:
    1. 1. karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    2. 2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uitsluitend nog kan vervullen;
    3. 3. door veranderende inzichten een als karakteristiek aangeduid gebouw niet meer als karakteristiek wordt aangemerkt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw niet meer als ‘karakteristiek’ is aan te merken.

Artikel 17 Wonen - Woongebouw

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met zorg, gemeenschapsruimten, dienstruimten en zorgruimten met spreek-, kantoor-, onderzoek-, behandel- en wachtruimte;
  2. b. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding - gemeentelijk monument';
  3. c. detailhandel en zakelijke dienstverlening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';

met daarbij behorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. tuinen en erven;
  4. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. h. parkeervoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

18.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

18.3 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 18.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schríftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
    2. 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    4. 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    5. 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  2. b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    1. 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. 2. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    3. 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
    4. 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
  4. d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 18.1 onder a, wint het bevoegd gezag schríftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorisch Waardevol Dorpsgebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Cultuurhistorisch waardevol dorpsgebied" aangewezen gronden zijn, behalve de andere daar voorkomende bestemmingen (basisbestemmingen), mede bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden.

19.2 Bouwregels

Op de tot "Waarde - Cultuurhistorisch waardevol dorpsgebied" bestemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

19.3 Afwijken

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Bestaande maten

In afwijking van de in de regels vermelde:

  1. a. maximale maatvoering geldt dat indien een grotere maatvoering legaal aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze grotere maatvoering als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk,
  2. b. minimale maatvoering geldt dat indien een kleinere maatvoering legaal aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze kleinere maatvoering als minimum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

22.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het (laten) gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning, anders dan voor de mantelzorg die is toegestaan op basis van landelijke regelgeving of krachtens een omgevingsvergunning.

22.2 Standplaatsen

  1. a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - standplaats' is het gebruik als standplaats toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a behoudt Burgemeester en wethouders het recht ingevolge bijzondere omstandigheden en/of onverwachte situaties een standplaats toe te staan op een locatie die niet is voorzien van de aanduiding 'overige zone - standplaats', mits er geen sprake is van:
    1. 1. zodanige overlast, dat dit een bedreiging vormt voor de veiligheid en rust in de publieke ruimte;
    2. 2. een te grote concentratie of belangstelling op eenzelfde locatie;
    3. 3. een situatie waarbij het innemen van een standplaats en het aanbieden van bepaalde etenswaren of anderszins bepaalde risico's met zich meebrengen voor de volksgezondheid;
    4. 4. een standplaats waarbij stankoverlast, geluidsoverlast of zwerfvuil risico's voor het (plaatselijk) milieu met zich meebrengen;
    5. 5. een situatie waarbij er zich door de omvang van en de toeloop naar een standplaats, (verkeers)onveilige situatie voordoen;
    6. 6. onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld;
    7. 7. een aantasting van een redelijk verzorgingsniveau voor de consumenten ter plaatse.

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

23.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels

24.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in:

  1. a. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie op de verbeelding verwijderen of toevoegen;
  2. b. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken wijzigen zodanig dat de oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen met niet meer dan 10 m worden verschoven;

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

25.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van lid 25.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.

25.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 25.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Losser Centrum 2019".

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van Bedrijven

Bijlage 2 Lijst Van Horecabedrijven

Bijlage 2 Lijst van horecabedrijven

Bijlage 3 Inventarisering En Waardering K-panden

Bijlage 3 Inventarisering en waardering K-panden