bestemmingsplan De Zoeker Esch - de Pol
Bestemmingsplan - Losser
Vastgesteld op 04-02-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplanDe Zoeker Esch - de Pol van de gemeente Losser;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0168.09BP0002-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden bedrijf
bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.6 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 aanpijling
een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.8 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.9 afhankelijke woonruimte
een aanbouw, uitbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.10 agrarische bebouwing
alle gebouwen die behoren bij het agrarische bedrijf, waartoe worden gerekend de bedrijfswoning, dierenverblijven, mestopslagplaatsen, sleufsilo's, schuren en andere bijgebouwen;
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, met inbegrip van productiegerichte paardenhouderijen;
1.12 agrarische biomassavergisting (co-vergisting)
mestverwerking waarbij gebruik wordt gemaakt van mest afkomstig van het eigen agrarische bedrijf en/of van aangevoerde mest van derden, met toevoeging van eigen en/of van derden afkomstige co-substraten;
1.13 Algemene wet bestuursrecht
wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.14 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd, bewerkt, onderhouden of hersteld;
1.15 archeologisch monument
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;
1.16 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.17 archeologisch waardevol gebied
een gebied waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
1.18 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.19 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.20 bed and breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed and breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.21 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.22 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.23 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.24 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.25 bestaande
- 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning;
- 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.26 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.27 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.28 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.29 boomkwekerij
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;
1.30 bosbouw
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande, respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
1.31 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.32 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.33 bouwlaag
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;
1.34 bouwmarkt
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden aan zowel vakman als particulier;
1.35 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.36 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.37 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.38 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.39 containerteelt
het kweken van plantjes/boompjes in potten op een geheel verharde ondergrond of antiworteldoek en daartussen opneembare verhardingen vanwege de logistiek;
1.40 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.41 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.42 detailhandel in meubelen en woninginrichting
detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een minimum verkoopvloeroppervlak van 1.000 m2;
1.43 detailhandel in weggebonden artikelen
detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;
1.44 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.45 educatief medegebruik
medegebruik gericht op (de overdracht van) kennis;
1.46 evenement
een voor het publiek toegankelijke activiteit met een duur van ten hoogste veertien dagen aaneengesloten. Onder de duur van de activiteit wordt eveneens de periode verstaan die benodigd is voor het opbouwen en afbreken van de voor de activiteit benodigde voorzieningen;
1.47 extensieve dagrecreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.48 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.49 geluidsgevoelige functies
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
1.50 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
1.51 gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak;
1.52 grenswaarde
de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;
1.53 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.54 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;
1.55 horeca(bedrijf)
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.56 kampeermiddel
een onderkomen dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder plaatsgebonden karakter;
1.57 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.58 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.59 kleinschalig kamperen
verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter, in de vorm van een kampeerterrein met maximaal 25 kampeerplaatsen en alleen bedoeld voor kampeermiddelen;
1.60 kleinschalige bedrijfsactiviteit
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel of prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.61 kwekerij
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen;
1.62 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.63 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.64 lpg-doorzet
de afzet van lpg in m³ per jaar;
1.65 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.66 manege
bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden;
1.67 mantelzorg
langdurige zorg die, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.68 mestverwerking
het behandelen van dierlijke mest door het toepassen van basistechnieken of combinaties daarvan, met als doel de aard, de samenstelling of de hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zodat deze mest beter kan worden gebruikt of geschikt wordt voor andere functies;
1.69 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.70 overkapping
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
1.71 paardrijbak
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
1.72 peil
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
1.73 perifere locaties
Dit betreft de ligging van voorzieningen ten opzichte van bestaande winkelconcentraties, maar binnen bestaand of te ontwikkelen stedelijk gebied, daar buiten spreekt met in het kader van detailhandel van weidewinkels;
1.74 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.75 productiegerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht, die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden;
1.76 risicovolle inrichting
een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.77 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.78 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.79 verkoopvloeroppervlakte
de totale (bebouwde) in een winkel voorkomende oppervlakte bedoeld voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen, gemeten op zowel de begane grond als op de verdieping(en);
1.80 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.81 voorkeursgrenswaarde
de bij een bestemmingplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.82 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
1.83 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.84 woonhuis
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
- a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel. - b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. - c. De breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren. - d. De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. - e. De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. - f. De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. - g. De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische cultuurgrond;
met daaraan ondergeschikt:
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, met dien verstande dat hieronder het behoud en/of herstel van de volgende essentiële ruimtelijke kenmerken wordt begrepen:
- 1. erven met erfbeplanting;
- 2. de kleinschalige en onregelmatige verkaveling;
- 3. de perceelsafscheidingen in de vorm van houtwallen, singels en waterlopen;
- 4. de bestaande zandwegen;
- 5. het reliëf en de bolle ligging van de essen;
- c. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
- d. extensieve dagrecreatie;
met daarbij behorende
- e. nutsvoorzieningen;
- f. bestaande landbouwwegen, alsmede voet- en fietspaden en overige infrastructurele voorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. 3.2.1 en kan worden toegestaan dat gebouwen, in de functie van schuilgelegenheden voor dieren, worden gebouwd, mits:
- 1. het gebouw wordt geplaatst op de rand van een solitair gelegen weiland met een minimale oppervlakte van 3 ha;
- 2. de oppervlakte ten hoogste 50 m² zal bedragen;
- 3. de bouwhoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
- 4. de goothoogte ten minste 1 m en ten hoogste 2 m zal bedragen;
- 5. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast en er geen afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke waarden, de waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 6. de noodzaak in het kader van dierenwelzijn kan worden aangetoond.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van de gronden ten behoeve van boom- en sierteelt;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van mest, veevoer en materialen;
- c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder b voor het gebruik van gronden voor opslag van kuilvoer en materialen voor de agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat hieraan voorwaarden kunnen worden gesteld op het gebied van landschappelijke inpassing en afscherming.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. het wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met mantelzorg of een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' , tevens het behoud en herstel van architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
met daarbij behorend(e):
- d. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
- e. bedrijfswoningen;
- f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
- g. torensilo's, platen en bassins;
- h. mestverwerkingsinstallaties;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. water;
- m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
Mestverwerking in de vorm van agrarische biomassavergisting (co-vergisting) is toegestaan, met dien verstande dat:
- het bedrijf alleen eigen geproduceerde mest verwerkt en eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toevoegt; de co-vergiste mest mag alleen op het bedrijf behorende gronden worden gebruikt;
- de doorzet minder dan 100 ton per dag bedraagt.
- de totale biogasopslagcapaciteit niet groter is dan 2.000 m³.
In de bestemming is de aanleg van één paardrijbak per bestemmingsvlak voor hobbymatig gebruik begrepen, met een oppervlakte van ten hoogste 1.200 m².
In de bestemming is het stallen van caravans, campers en boten in bestaande bedrijfsbebouwing begrepen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 en worden toegestaan dat:
- a. de inhoud van de bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 1.000 m³, mits:
- 1. deze afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
- 2. de vergroting noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en er een bedrijfsomvang aanwezig is van minimaal 1,5 VAK in verband met de duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
- 3. er niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
- 4. tevens de afwijkingsmogelijkheid in 4.5 onder c wordt toegepast;
- b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, overkappingen, (toren)silo’s en mestverwerkingsinstallaties wordt verhoogd tot ten hoogste 12 m, mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
- c. de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot ten hoogste 6 m;
- d. in geval van gehele sloop van het woongedeelte inclusief de deel met een bestaande inhoud van meer dan 2.000 m³, een nieuw woongedeelte wordt gebouwd met een inhoud van ten hoogste 2.000 m³ mits:
- 1. het nieuwe woongedeelte wordt gebouwd overeenkomstig de voormalige karakteristieke hoofdvorm;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor mestverwerking anders dan de in 4.1 toegelaten mestverwerking;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten;
- c. het opslaan van agrarische producten binnen het bouwperceel voorzover het gronden betreft die zijn gelegen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouw of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
- d. het opslaan van zand, steen en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen, voor een periode langer dan zes maanden per jaar;
- e. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
- f. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
- h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een bed and breakfast;
- i. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
- 3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- j. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4 en worden toegestaan dat:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met die vorm van agrarische biomassavergisting (co-vergisting) waarbij het bedrijf:
- 1. eigen geproduceerde mest verwerkt en de co-vergiste mest gebruikt op de gronden die tot het bedrijf behoren of afvoert naar derden; of
- 2. aangevoerde mest verwerkt en de co-vergiste mest gebruikt op de tot het bedrijf behorende gronden, mits:
- is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;
- is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een nevenactiviteit, met dien verstande dat alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de nevenactiviteit worden ondergebracht binnen de bestaande bebouwing en er geen sprake is van buitenopslag van (afval)materialen en goederen, behorende bij deze nevenactiviteit;
- c. een bedrijfswoning wordt gebruikt voor twee huishoudens ten behoeve van inwoning, mits:
- 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot (tenzij tevens de afwijkingsmogelijkheid in 4.3 onder b is toegepast) en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
- 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
- 4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. een kampeerterrein voor kleinschalig kamperen op een agrarisch bouwperceel wordt aangelegd, met dien verstande dat:
- 1. kleinschalig kamperen alleen is toegestaan bij een functionerend of een voormalig agrarisch bedrijf;
- 2. er maximaal 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan, gedurende het kampeerseizoen van 15 maart tot en met 31 oktober;
- 3. er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing een erfbeplantingsplan, afgestemd op de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan, wordt opgesteld;
- e. vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt voor tijdelijke inwoning van een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
- 1. de hulpbehoevende een naast familielid is;
- 2. de hulpbehoevendheid wordt geïndiceerd door medewerkers van de afdeling Werk, inkomen en zorg, teamzorg;
- 3. niet reeds een tweede woning of tweede zelfstandige woonruimte aanwezig is;
- 4. de afstand tussen het hoofdgebouw en het mantelzorggebouw ten hoogste 20 m bedraagt;
- 5. geen sprake is van een zelfstandige woonunit;
- 6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsregel Mantelzorgwoningen gemeente Losser.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- b. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
- c. overige bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
- d. erven en terreinen;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. wegen, paden en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.1 en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, per bestemmingsvlak eenmalig met 10% wordt vergroot, mits:
- a. de noodzaak hiertoe is aangetoond;
- b. er sprake is van een aantoonbare kwaliteitsverbetering van (de inpassing van) het bestaande erf.
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', voor bedrijven tot en met categorie 2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', voor bedrijven tot en met categorie 4.1 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', voor bedrijven tot en met categorie 4.2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' , tevens het behoud en herstel van architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg', tevens een afleverpunt voor lpg;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf', tevens een garagebedrijf en de handel in auto's en motoren;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kringloopbedrijf', tevens een kringloopbedrijf en daarbij behorende detailhandel;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek', tevens een machinefabriek;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg', tevens een reservoir voor lpg;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - saladefabriek, tevens een salade- en snackfabriek;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - textielfabriek', tevens een textielfabriek;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum', tevens een uitvaartcentrum;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', tevens de verkoop van motorbrandstoffen, lpg en detailhandel in weggebonden artikelen, met een lpg-doorzet van maximaal 500 m3 per jaar;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg', tevens een vulpunt voor lpg;
- r. ondergeschikte en ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf noodzakelijke kantoorruimte;
met daarbij behorende:
- s. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
- t. bestaande bedrijfswoningen;
- u. aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
- v. bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
- w. tuinen, erven en terreinen;
- x. nutsvoorzieningen;
- y. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- z. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- aa. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte;
- ab. Wgh-inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan, tenzij anders in dit plan is geregeld.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. detailhandel, anders dan de in 6.1 toegestane detailhandel;
- b. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
- c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een bed and breakfast;
- e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen alsmede bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
- 3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. 6.1 voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van BedrijfsactiviteitenBedrijventerreinen of die volgens Bijlage 1 Staat van BedrijfsactiviteitenBedrijventerreinen van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
- 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- b. 6.1 onder r voor kantoren die door de afmetingen en aard redelijkerwijs niet kunnen worden gevestigd in of nabij het winkelconcentratiegebied;
- c. 6.3 onder a voor detailhandel in volumineuze goederen zoals:
- 1. machines;
- 2. automobielen;
- 3. caravans;
- 4. boten en motoren;
- 5. bouwmaterialen, waaronder worden begrepen:
- grove ijzerwaren;
- sanitair;
- elektra (exclusief verlichting en dergelijke);
- bouwstoffen (zand, grind, cement en dergelijke);
- hout en houtwaren (exclusief meubelen);
- keukens en kasten;
- wand- en vloertegels;
- 6. bouwmarkten en meubeltoonzalen indien blijkt dat deze door hinder en/of gevaar redelijkerwijs niet gevestigd kunnen worden in het winkelconcentratiegebied dan wel door de afmetingen en/of branche inbreuk maken op de ter plaatse van dit winkelconcentratiegebied gebruikelijke bebouwingsstructuur (korrelgrootte) en mits geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de verzorgings- c.q. detailhandelsstructuur in het winkelconcentratiegebied.
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (hoog)opgaande afschermende beplanting en bos;
- b. water en waterhuishouding;
- c. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarde;
met daaraan ondergeschikt:
- d. extensieve dagrecreatie;
met daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. voet- en fietspaden, alsmede overige infrastructurele voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging;
- i. sloten, beken, poelen en daarmee gelijk te stellen water.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'wellness', het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op wellness, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca;
met daarbij behorende:
- b. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
- c. bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
- d. erven en terreinen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. wegen en paden;
met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Gemengd
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. dienstverlening;
- c. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen, waaronder overkappingen;
- e. bedrijfswoningen;
- f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
- g. bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- l. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
- b. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van bed and breakfast;
- d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen alsmede bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
- 3. de beroeps-/bedrijfsoppervlakte meer dan 50 m² bedraagt;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen en recreatiewoningen voor permanente bewoning.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.3 en worden toegestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
- a. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
- b. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
- c. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
- d. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- f. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. extensieve dagrecreatie;
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. voet- en fietspaden, alsmede overige infrastructurele voorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging;
- g. sloten, beken, poelen en daarmee gelijk te stellen water.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Sport - Manege
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de beoefening van paardensport;
- b. aan de manege ondergeschikte horeca;
met daarbij behorende:
- c. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
- d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
- e. bouwwerken, geen bebouwing zijnde;
- f. erven en terreinen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- j. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover de opslag geschiedt in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m².
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing', tevens een carport;
met daarbijbehorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, fiets- en voetpaden;
- b. infrastructurele voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers;
- c. sloten, bermen en beplanting;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. geluidwerende voorzieningen;
met daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij en omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.1en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15 m, mits is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, fiets- en voetpaden;
- b. infrastructurele voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers;
- c. sloten, bermen en beplanting;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. geluidwerende voorzieningen;
met daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Bij en omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.2.1en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15 m, mits is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
Artikel 15 Verkeer - Voet-/fietspad
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Voet-/fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. fietspaden;
- b. infrastructurele voorzieningen, zoals bruggen, dammen en/of duikers;
- c. sloten, bermen en beplanting;
met daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Bij en omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.2.1en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15 m, mits is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beken, sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en –afvoer en waterberging;
- b. kaden, dijken, paden en oeverstroken;
- c. bruggen, dammen en duikers en stuwen;
- d. extensief recreatief medegebruik;
met daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, dan wel mantelzorg;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
- f. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
- b. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, indien:
- 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van het woonhuis, met dien verstande dat één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- 2. de beroep-/bedrijfsvloeroppervlakte in een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
- 3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in een bijgebouw meer dan 45 m² bedraagt;
- 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van permanente bewoning;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan de gronden en bouwwerken die van een specifieke aanduiding zijn voorzien, alsmede met uitzondering van een bed and breakfast;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
- h. de aanleg van paardrijbakken.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.3 en worden toegestaan dat:
- a. een hoofdgebouw wordt gebruikt door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
- 1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
- 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
- 4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt voor tijdelijke inwoning van een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
- 1. de hulpbehoevende een naast familielid is;
- 2. de hulpbehoevendheid wordt geïndiceerd door medewerkers van de afdeling Werk, inkomen en zorg, team zorg;
- 3. niet reeds een tweede woning of tweede zelfstandige woonruimte aanwezig is;
- 4. de afstand tussen het hoofdgebouw en het mantelzorggebouw ten hoogste 20 m bedraagt;
- 5. geen sprake is van een zelfstandige woonunit;
- 6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in ter zake vastgestelde beleidsregel Mantelzorgwoningen gemeente Losser;
- c. de gronden ten behoeve van een paardrijbak worden gebruikt, mits:
- 1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op de bestaande bebouwing;
- 2. de hoogte van de omheiningen van paardrijbakken ten hoogste 1,8 m zal bedragen tot een oppervlakte van maximaal 1.200 m², met dien verstande dat de afrasteringen en omheiningen transparant zullen worden vormgegeven;
- 3. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot woningen of (agrarische) bedrijven van anderen en overigens ook geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
- 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 4 m en 3 m bedragen.
Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor :
- a. ondergrondse hoogspanningsleidingen;
met daarbij behorende:
- b. belemmeringenstrook;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bouwregels en worden toegestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- b. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoogspanningsleidingen.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van 18.4 en worden toegestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
- a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
- b. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen.
18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
- 1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m;
- 3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 0,3 m;
- 4. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
- 5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 0,3 m.
- b. Het bepaalde in 18.6 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
- c. De in 18.6 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoogspanningsleidingen.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan of gelijk is aan 2.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:
- a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wabo een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- b. kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo de volgende regels worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van burgemeester en wethouders is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Er kan worden afgeweken van het bepaalde in 19.2 onder a voor de overlegging van het aldaar genoemde archeologische rapport, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. Daarbij maakt de gemeente gebruik van de archeologische advieskaart van RAAP (RAAP-rapport 264: Herinrichting Losser Noord, een archeologische inventarisatie, kartering en advieskaart; juni 1997 en RAAP-rapport 640: Herinrichting Losser-Zuid, provincie Overijssel; een archeologische inventarisatie, kartering en advieskaart; maart 2001). De woorden 'het rapport als bedoeld onder a' dienen in dat geval te worden gelezen als 'andere beschikbare informatie'.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in 19.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 2.000 m², zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, aanleg of rooien van bos of boomgaard, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, aanbrengen en verwijderen van funderingen.
- b. De in 19.4 onder a genoemde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. plaatsvinden in of op gronden waarvan schriftelijk is aangetoond dat zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
- 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
- 3. de herdrainage, het uitbaggeren van sloten of het normale onderhoud betreffen;
- 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- 5. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
- c. De in 19.4 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht en vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en/of cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden of de eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde - Archeologie 2 wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Artikel 20 Waterstaat - Herinrichting Beek
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de bouwregels en worden toegestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. vooraf advies wordt ingewonnen bij het waterschap;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterberging en de waterhuishouding.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Indien en voorzover deze gronden samenvallen met gronden waarvoor in een andere bestemming een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is benodigd, geldt dat de daarin genoemde werken en werkzaamheden, voorzover deze althans niet worden uitgevoerd ter realisering of instandhouding van de dubbelbestemming Waterstaat - Herinrichting beek, uitsluitend toelaatbaar zijn, mits:
- a. door die werken of werkzaamheden tevens geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige belangen als bedoeld in 20.1;
- b. vooraf advies is ingewonnen bij het waterschap.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
- c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen;
- d. de regels van de betreffende bestemmingen zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
- b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor detailhandel, tenzij anders in dit plan is geregeld;
- c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- d. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- e. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
- f. het storten van puin en afvalstoffen;
- g. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- h. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
24.1 geluidzone - industrie
24.2 industrieterrein wgh
24.3 veiligheidszone - lpg
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten wordt vergroot, mits:
- 1. de antenne niet wordt geplaatst op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
- 2. de antenne niet wordt geplaatst op gronden met de bestemming Natuur of met de dubbelbestemming Waarde - Natuur en landschap;
- 3. de antenne wordt geplaatst in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
- 4. de mast radiografisch noodzakelijk is;
- 5. de bouwhoogte van een mast, inclusief antenne, ten hoogste 40 m bedraagt;
- 6. het aantal masten binnen de gemeente niet meer bedraagt dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit conform het Plaatsingsplan, zoals vastgesteld door het Rijk, de VNG en de gezamenlijke mobiele telefoonaanbieders;
- 7. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen en kan worden toegestaan dat vóór een voorgevel wordt gebouwd op de wijze van:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, en toestaan dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein ten hoogste 50 m² bedraagt;
- 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3 m bedraagt;
- 3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 18º bedraagt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. ten behoeve van (bouw)projecten voor aanleg van nieuwe en aanpassing van bestaande water- en groenvoorzieningen, alsmede aanpassing van bestaande wegvoorzieningen, mits deze kleinschalig zijn, niet samenhangen met een nieuwe planmatige uitbreiding en mits het karakter van de bestaande voorziening c.q. weg niet verandert;
- f. ten behoeve van (bouw)projecten voor openbare (nuts)voorzieningen, religieuze voorzieningen, voorzieningen voor het openbaar vervoer of het wegverkeer, alsmede voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik en natuurbeheer met een maximum oppervlakte van 75 m2, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of onevenredige hinder of beperkingen oplevert voor aangrenzende of nabij gelegen functies of bestemmingen;
- 2. geen sprake is van onevenredige aantasting of afbreuk van natuur en landschap;
- 3. naar aard en schaal passend in de stedenbouwkundige structuur en omgeving.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
26.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
26.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
26.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 26.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld in 26.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
26.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 26.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanDe Zoeker Esch - de Pol.
4 februari 2014.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen
Hoofdstuk 1 Het Bestemmingsplan
1.1 Aanleiding Actualisering Bestemmingsplan
De gemeente Losser werkt aan de actualisering van alle vigerende bestemmingsplannen binnen de gemeente. De huidige plannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling.
Met deze actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Tevens wordt het plan digitaal raadpleegbaar voor een ieder.
Voor het nu geldende bestemmingsplan Zoeker Esch - De Pol is het besluit tot goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Overijssel deels vernietigd door de afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State. Het betreft hier de percelen van de bedrijven Johma, van Heek en Wouter Witzel. De reden dat goedkeuring is onthouden, was dat er voor wat betreft de geluidszonering een te kleine afstand was aangehouden tussen deze bedrijven en woningen aan de Gronausestraat. Voor deze percelen is om deze reden het bestemmmingsplan "de Zoeker Esch, de Pol" uit 1979 nog van toepassing. Door middel van voorliggend bestemmingsplan wordt tevens de geluidszone aangepast.
Dit bestemmingsplan "De Zoeker Esch - de Pol" vervangt als het onherroepelijk is geworden de vigerende bestemmingsplannen van het plangebied, als ook diverse wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen, vrijstellingen en partiële herzieningen.
Het huidige plangebied komt niet geheel overeen met het plangebied zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan uit 1997. De Dinkel met de aanliggende gronden is inmiddels opgenomen in het bestemmingsplan voor het buitengebied.
1.2 Het Plangebied
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied dat is gelegen aan de zuidkant van Losser. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Hoofdstraat en de Broekhoekweg en het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Losser aan de oost-, zuid-, en westzijde. Bijlage 1 geeft de exacte begrenzing van het plangebied.
1.3 Planologische-juridische Regeling
1.3.1 Geldende bestemmingsplannen
De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de bestemmingsplannen "De Zoeker Esch - De Pol 1997" en "de Zoeker Esch, de Pol" uit 1979.
De Zoeker Esch - De Pol 1997
Het bestemmingsplan "De Zoeker Esch - De Pol 1997" is op 29 januari 1998 door de gemeenteraad vastgesteld en op 7 juli 1998 door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel goedgekeurd.
De gronden hebben hierin met name de bestemming "bedrijfsdoeleinden" en bieden daarnaast ruimte voor "woonhuizen", "winkels", "agrarisch gebied", "recreatieve doeleinden" en "verkeersdoeleinden. Daarnaast is een gedeelte van de loop van de rivier de Dinkel en de daarbij behorende natuur en landschappelijke waarden in het plan opgenomen.
Inmiddels zijn de gronden rondom de Dinkel opgenomen in bestemmingsplan buitengebied van Losser. Voor voorliggend plan is daarom sprake van een kleiner plangebied dan voor het plan uit 1997.
De Zoeker Esch, de Pol (1979)
Voor de percelen van de bedrijven Johma, van Heek en Wouter Witzel geldt op dit moment nog het bestemmingsplan "de Zoeker Esch, de Pol" dat op 27 september 1979 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 1 april 1984 door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel is goedgekeurd.
De gronden hebben hierin de bestemming "Bedrijven B-A" en "Bedrijven B-N".
1.3.2 Voorliggend bestemmingsplan
Het onderhavige bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard, dat wil zeggen dat het in beginsel is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden aan de Overdinkelsestraat zijn de enige ontwikkelingen die worden geregeld in het kader van optimaal grondgebruik. Verder is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van kracht worden van de diverse plannen. Wat betreft de planologische juridische regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de vigerende bestemmingen. Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit plan geldt dat de huidige juridische status van de gronden met name bepalend zijn geweest bij de functietoekenning in onderhavig bestemmingsplan.
Onderdelen van het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan "De Zoeker Esch - de Pol" bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden.
- Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven.
- In de regels zijn bepalingen voor deze bestemmingen opgenomen die de uitgangspunten van het plan zeker stellen.
- De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin staat wat de beweegredenen en achtergronden zijn voor het bestemmingsplan. Ook staat er een verslag in van onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. De toelichting helpt tenslotte bij een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
1.4 Opbouw Toelichting
Het beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting op de regels gegeven. Een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 6. De resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg zijn beschreven in hoofdstuk 7.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een "doorzetting" van dit beleid vindt plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die gebruikelijk is wanneer een (kleinschalig) bestemmingsplan wordt opgesteld.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan is, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien, zal niet worden ingegaan op Europees beleid en zal er kort worden ingegaan op het rijksbeleid. Vervolgens komt het provinciale beleid (Omgevingsvisie en Omgevingsverordening) en het voor de kern Losser relevante gemeentelijke beleid aan de orde.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Begin 2012 is in werking getreden de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd (de zogenaamde SER-ladder). Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Gezien het actualiserend karakter van dit bestemmingsplan is er geen strijdigheid met dit beleid.
2.2.2 Watertoets
De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten. De waterparagraaf in dit bestemmingsplan beschrijft het watertoetsproces en verwoordt het advies van de watertoets. De uitgangspunten van het Waterschap Regge en Dinkel zijn in de watertoets meegenomen (zie verder paragraaf 3.6).
2.2.3 Flora- en faunawet en de Vogel- en Habitatrichtlijn
In Nederland is de vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn vereiste bescherming van soorten overgenomen in onder andere de Flora- en faunawet. Deze wet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren en heeft belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Paragraaf 3.4 gaat in op de voor het plangebied relevante aspecten.
2.2.4 Natuurbeschermingswet
De gebiedsbescherming in Nederland is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet.
Uitgangspunt van de Natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor het aangewezen vogel- of habitatrichtlijngebied dient te worden gereguleerd. Paragraaf 3.4 gaat in op de voor het plangebied relevante aspecten.
2.3 Provinciaal Beleid Overijssel
2.3.1 Omgevingsvisie Overijssel
Omgevingsvisie levert afstemming van verschillende beleidsonderwerpen
De Omgevingsvisie behandelt diverse ruimtelijke aspecten en vervult daarom de rol van:
- Structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening.
- Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet).
- Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
- Provinciaal verkeer- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer.
- Bodemvisie in kader van ILG-afspraak met het rijk.
De Omgevingsvisie behandelt de provinciale belangen en het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. In vergelijking met het streekplan Overijssel 2000+ zijn verschillende beleidsonderwerpen beter op elkaar afgestemd.
Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit rode draad bij gebiedsontwikkeling
De provincie wil meer op voorhand gaan sturen en is meer gefocust op gebiedsontwikkeling waarbij duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit de rode draad vormen.
Duurzaamheid
Voor wat betreft het thema duurzaamheid heeft de provincie een lijst met prioriteiten opgesteld. Het gaat hier om aspecten die dermate cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen.
Het gaat dan om:
- Robuuste natuur: realisatie van de EHS met verbindingszones, Nationale parken en Natura 2000-gebieden.
- Behoud door ontwikkeling Nationale landschappen.
- Waterveiligheid: ruimte voor de rivieren en kleinere watersystemen.
- Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw.
- Herstructurering van bedrijventerreinen.
- Herstructurering en hoogwaardige ontwikkeling van woongebieden.
- Hoofdstructuur voor bereikbaarheid (weg, spoor, fiets, water).
- Energiepact Overijssel: transitie naar duurzame energiehuishouding en vermindering van de CO2-uitstoot.
Ruimtelijke kwaliteit
Omdat ruimtelijke kwaliteit subjectief is, is een goede ruimtelijke kwaliteit lastig te bepalen. De provincie hanteert daarom de volgende definitie: ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
Sturing door middel van Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde: generieke beleidskeuzes, ontwikkelingsperspectieven en tenslotte gebiedskenmerken.
Figuur 1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Bron: www.overijssel.nl
Generieke beleidskeuzes
Allereerst wordt bepaald of een beoogde ontwikkeling past binnen de generieke beleidskeuzes. Zo dienen gemeenten in het kader van woningbouw- en bedrijventerreinontwikkeling afspraken te maken met buurgemeenten. Andere generieke beleidskeuzes betreffen onder andere reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond, landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones.
Natura 2000 en Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Langs het plangebied ligt de rivier de Dinkel met de daarbij behorende uiterwaarden. Deze gronden zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en tevens Ecologische Hoofdstructuur. Het Natura 2000- gebied en de Ecologische Hoofdstructuur liggen niet in het plangebied, maar in bestemmingsplan "Buitengebied". In paragraaf 3.4 wordt hier verder op ingegaan. Nationale Landschap Noordoost-Twente Het plangebied is gelegen binnen het nationale Landschap Noordoost-Twente. De kernkwaliteiten van dit nationale landschap zijn: het samenhangende complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen, de grote mate van kleinschaligheid en het groene karakter. In paragraaf 2.3.2 wordt verder op dit thema ingegaan. |
Onderhavig plan is een consoliderend bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn dan ook geen strijdigheden met het provinciale beleid.
Ontwikkelingsperspectieven (waar-vraag)
Het gehele grondgebied van Overijssel heeft in de Omgevingsvisie een bepaald ontwikkelingsperspectief gekregen waarmee richting wordt gegeven aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.
Het plangebied heeft op basis daarvan het ontwikkelingsperspectief "bedrijventerrein" en dat is een weergave van de huidige situatie. Omdat het hier gaat om een consoliderend bestemmingsplan en er aan deze situatie niets verandert, is dit plan in overeenstemming met dit ontwikkelingsperspectief.
Gebiedskenmerken (hoe-vraag)
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarische cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ze zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
De natuurlijke laag (de ondergrond)
De 2 verschillende gebiedskenmerken in de natuurlijke laag zijn: stuwwallen en dekzandvlakte en ruggen. Het beekdal kronkelt met de Dinkel om het plangebied heen.
Stuwwallen
De ambitie voor stuwwallen is het eigen karakter van de afzonderlijke stuwwallen te behouden en versterken. De inzet is het reliëf daarbij ruimtelijk beeldbepalend te laten zijn. Stuwwallen krijgen hiervoor een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf.
Dekzandvlakte en ruggen
De ambitie voor dekzandvlakten en ruggen is om de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Ook dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen het huidige reliëf.
De laag van het agrarisch cultuurlandschap (gebruikslaag)
De agrarische laag geeft een overzicht van het (voormalige) agrarisch gebruik van de gronden en het daarvoor in cultuur gebrachte (bewerkte) landschap. De typerende eigenschappen zijn vaak nog herkenbaar aanwezig in het landschap. Vaak hebben zij ook plaats gemaakt voor stedelijk landschap en is het voormalige cultuurlandschap niet meer herkenbaar. Desalniettemin is het gebied wel opgenomen in de agrarische laag.
Het plangebied is te kenmerken door 2 agrarische cultuurlandschappen, nl: "essenlandschap" en "oude hoevenlandschap". De kenmerken van het cultuurlandschap zijn niet meer aanwezig in het onderhavige plangebied. Aangezien er daarnaast geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, wordt niet nader ingegaan op deze laag.
De stedelijke laag (occupatielaag)
In de stedelijke laag is het voorliggende plangebied aangewezen als bedrijventerreinen 1955-nu. Ontwikkelingen dragen hier bij aan de versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van bedrijventerreinen. Actieve kwaliteitsborging vindt plaats via beheer van bebouwing, uitgegeven terreinen en openbare ruimte.
De lust- en leisurelaag
In de lust- en leisurelaag is het gebied als deel van het dorpsfront aangewezen. Het gebied is daarmee bepalend voor de uitstraling van het dorp op de omgeving. Er is hier geen norm aangekoppeld.
Actualisatie sluit aan bij de Omgevingsvisie Overijssel
Het voorliggend bestemmingsplan maakt, behoudens de beperkte uitbreidingsmogelijkheden aan de Overdinkelsestraat, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het legt de huidige situatie opnieuw in een plan vast, daarom is er geen strijd met het in de Omgevingsvisie opgenomen provinciaal belang. Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden en worden aangesloten bij de Omgevingsvisie.
2.3.2 Omgevingsverordening Overijssel
Naast de Omgevingsvisie geldt de Omgevingsverordening. In deze verordening zijn bepalingen opgenomen waarmee rekening gehouden dient te worden in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen. In de verordening worden regels gegeven over hoe bijvoorbeeld omgegaan dient te worden met een veelheid aan ruimtelijke aspecten.
Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt met onderhavig bestemmingsplan, is het plan niet in strijd met de omgevingsverordening. Als nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, zullen deze getoetst moeten worden aan de Omgevingsverordening.
2.4 Waterschapsbeleid
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Regge en Dinkel. Het waterschap heeft een Keurverordening waarin haar waterstaatkundige belangen worden beschermd. Het waterschap adviseert de gemeente Losser binnen de Watertoets procedure over de invloed van ruimtelijke inrichtingplannen op het watersysteem en omgekeerd. De uitgangspunten van het Waterschap zijn in de watertoets meegenomen (zie verder paragraaf 3.6).
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.5.1 Structuurvisie Losser
De Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeente om ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, één of meerdere structuurvisies vast te stellen.
De structuurvisie Losser is in voorontwerp gereed (april 2012) en geeft in hoofdlijnen een actueel beeld van het ruimtelijk ordeningsbeleid van de gemeente. Met de totstandkoming van de visie beschikt de gemeente over een samenhangend beleidsdocument dat leidend is voor de ruimtelijke ordening en ontwikkelingen voor de komende 10 jaar. De structuurvisie geeft richting op welke wijze de ruimtelijke kwaliteiten van de gemeente kunnen worden behouden en versterkt. In de visie wordt bepaald wat de essentiële, gebiedsspecifieke kwaliteiten zijn, waar kansen liggen en hoe ontwikkelingen op deze kwaliteiten en kansen kunnen inspelen.
In de structuurvisie is het plangebied opgenomen als bestaand stedelijk gebied. Voor de kern Losser geldt de opgave om de Zoeker Esch met 4,5 ha uit te breiden. De nieuwe bedrijvenlocatie aansluitend op de Zoekeresch vraagt een zorgvuldige uitwerking. Vanwege de specifieke ligging zou een meer zelfstandige ontwikkeling binnen een landschappelijke benadering gewenst zijn.
Naast uitbreiding van de Zoeker Esch is tevens voorzien in uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein aan de Ambachtstraat in de Lutte met circa 1 hectare.
Onderstaande afbeelding geeft de visie voor Losser weer zoals opgenomen in de Structuurvisie.
2.5.2 Bedrijventerreinenvisie
De bedrijventerreinenvisie van de gemeente Losser van september 2010 geeft een beschrijving van het kwantitatieve en kwalitatieve aanbod aan bedrijventerreinen. Tevens wordt er een visie van de gemeente gegeven op bedrijvigheid in Losser voor de toekomst. Hieronder wordt kort weergegeven in hoeverre dit beleid van toepassing is op Zoeker Esch De Pol.
Kwalitatief
Een belangrijk aspect is het efficiënter gebruiken van ruimte. Dit betekent dat vrije ruimte zoveel mogelijk moet worden bebouwd en leegstaande gebouwen zo snel mogelijk moeten worden gevuld door andere bedrijven. Volgens inschatting levert de herstructurering van De Zoeker Esch / De Pol een maximale ruimtewinst op van 1 hectare. Nieuwe herstructureringsplannen die ruimtewinst opleveren zijn niet reëel. Op dit moment is geen mogelijkheid om door intensivering op bestaande terreinen nieuwe kavels uit te geven. Wél is er enige restruimte op bestaande private kavels, die deels wordt gereserveerd voor mogelijke toekomstige uitbreidingen van aangrenzende bestaande bedrijven. Deze restruimte is onvoldoende om opnieuw uit te kunnen geven.
Kwantitatief
Binnen de gemeente Losser is geen aanbod meer aan bedrijventerreinen (direct uitgeefbaar of plannen). Er worden in de visie daarom vier locaties besproken voor eventueel nieuw terrein. Aan de zuidwestkant van bedrijventerrein De Zoeker Esch is er een mogelijkheid voor uitbreiding van circa 4,5 + 1 hectare in de Lutte (zie paragraaf 2.5.1 in de structuurvisie) in totaal dus 5,5 hectare bruto terrein. Deze grond is echter niet in eigendom van de gemeente en betreft geen hard plan.
Er is momenteel een netto behoefteraming van 6,3 hectare, waardoor er een gat tussen aanbod en vraag is van circa 0,8 hectare (dit is te verwaarlozen). Vanwege het gebrek aan uit te geven terreinen en plannen heeft de gemeente Losser tot en met 2020 een tekort aan bedrijventerreinen.
2.5.3 Detailhandel en kantoren op bedrijventerreinen
Detailhandel is in beginsel niet toegestaan. Wel toegestaan is de bestaande detailhandel die in de bestemmingsomschrijving expliciet is genoemd, zoals de verkoop van motorbrandstoffen, de handel in auto's bij het garagebedrijf en de kringloopwinkel. Deze functies zijn als zodanig aangeduid. Ook toegestaan is detailhandel als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. Dit volgt uit de definitie van 'bedrijf'. Verder is ten behoeve van het behoud van rechten de afwijkmogelijkheid voor detailhandel in volumineuze goederen uit het geldende bestemmingsplan overgenomen.
Zelfstandige kantoorruimte is conform de provinciale Omgevingsverordening in beginsel niet toegestaan. Wel toegestaan is kantoorruimte als ondergeschikte en ten behoeve van het gevestigde bedrijf noodzakelijke kantoorruimte. Indien zelfstandige kantoren door hun afmetingen en aard redelijkerwijs niet kunnen worden gevestigd in of nabij het winkelconcentratiegebied bestaat de mogelijkheid om ze op het bedrijventerrein te vestigen.
2.5.4 Welstandsnota
Om de kwaliteit van de gebouwde omgeving te bewaken is door de gemeente Losser beleid geformuleerd. Dit welstandsbeleid is opgesteld aan de hand van gebiedsgerichte welstandscriteria, die zijn gekoppeld aan deelgebieden. De verschillende deelgebieden hebben een duidelijk waarneembare samenhang door de verschijningsvorm en functie van de bebouwing in combinatie met de stedenbouwkundige opzet. Vaak is de bebouwing ook in dezelfde periode gerealiseerd. Naast de verschijningsvorm en de functie is ook de hoofdstructuur een middel om tot een gebiedsindeling te komen.
In de door de gemeenteraad op 22 maart 2004 vastgestelde Welstandsnota zijn richtlijnen opgenomen voor het plangebied. Zoeker Esch, De Pol is ingedeeld in het gebied "Losser bedrijventerreinen". Het bedrijventerrein kent een gemengde en gevarieerde bebouwing van een wisselend kwaliteitsniveau. Vooral langs de doorgaande wegen (Overdinkelsestraat, Gronausestraat en Broekhoekweg) en de randen met het buitengebied zou de ruimtelijke kwaliteit versterkt mogen worden. Het waardevolle industriële erfgoed dient te worden gekoesterd. Voor meer informatie wordt verwezen naar de genoemde Welstandsnota.
Op dit moment is een nieuwe Welstandsnota in voorbereiding. Daarbij wordt voor de te hanteren richtlijnen een gebiedscategorisering gehanteerd die aansluit bij de in de concept-structuurvisie opgenomen deelgebieden:
- De stuwwal.
- Het beekdal.
- Het recreatieve landschap.
- Het verwevingslandschap
- De kernen
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Bij de opstelling van het plan is er in principe van uitgegaan dat de situatie, zoals die zich tot heden heeft ontwikkeld en als zodanig manifesteert, in zijn algemeenheid als een gegeven wordt geaccepteerd. Hieronder wordt per onderzoeksaspect een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.
3.1 Cultuurhistorie En Archeologie
3.1.1 Cultuurhistorie
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, kortweg het "Verdrag van Malta" is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Deze benadering ligt ook ten grondslag aan het rijks- en provinciaal beleid. Het Verdrag is inmiddels door het rijk geratificeerd door wijziging van de Monumentenwet 1988. Deze wet is gericht op het behoud van bouwkundige monumenten, zoals gebouwen en bouwwerken, het behoud van archeologische monumenten en landschappelijke monumenten en de bescherming van beschermde stads- en dorpsgezichten.
In het algemeen zijn er rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten te onderscheiden. In het plangebied zijn vijf rijksmonumenten aanwezig. In het plangebied zijn geen gemeentelijke monumenten aanwezig. De monumenten genieten bescherming op grond van specifieke regelgeving (Monumentenwet). De monumenten zijn in het bestemmingsplan aangeduid met '(sba-rm)' (specifieke bouwaanduiding - rijksmonument).
Monument | Adres | Monumentnummer | |
Productiegebouw met Watertoren | Gronausestraat 309 | 513506 | |
Ketelhuis | bij Gronausestraat 309 | 513507 | |
Kolenbunker | bij Gronausestraat 309 | 513508 | |
Schoorsteenpijp | bij Gronausestraat 309 | 513509 | |
Erve "De Lange Wigger". Boerderij uit het midden van de 19e eeuw | Wiggersweg 1 | 26297 |
Textielfabriek L. van Heek & Zoon (Gronausestraat 309)
3.1.2 Archeologie
Omdat er met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en er daardoor geen de bodemverstorende activiteiten plaatsvinden, worden er geen archeologische waarden in de bodem aangetast. Wel heeft het terrein volgens de provinciale waardenkaart (Omgevingsvisie Overijssel) een hoge verwachting (rood) vanwege de aanwezigheid van een es: de Zoeker Esch. Deze gebieden zijn specifiek aangeduid op de verbeelding.
Archeologische verwachtingskaart Archeologische gebiedenkaart
3.2 Bedrijven En Milieuzonering
Richtafstanden
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieu gevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieu zonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieu gevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorie richtafstand rustige woonwijk
1 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
4.1 200 meter
4.2 300 meter
Afwijken van richtafstanden
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Doel functiescheiding
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieu gevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Beoordeling plangebied
Het plangebied betreft het bedrijventerrein van Losser. Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit bedrijven, plaatselijk gemengd met woningen.
Het bedrijventerrein is gezoneerd vanaf de woningen. De maximaal toegestane milieucategorie op het bedrijventerrein is 4.2. Op het bedrijventerrein zijn bedrijven aanwezig waarvan de zwaarte volgens de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" of op basis van de gewenste ruimtelijke indeling van het gebied meer is dan planologisch gewenst. Daar waar sprake is van een te zware milieucategorie in relatie tot de afstand tot de woningen is nader onderzocht of de aanwezige afstand tot woningbouw voldoende is of niet. Dit betreft de volgende bedrijven:
- Van Heek Textiles, een textielbedrijf, Gronausestraat 309;
- Johma, een producent van verse salades, De Pol 35;
- Wouter Witzel, producent van vlinderkleppen, De Pol 12.
Deze bedrijven zijn specifiek aangeduid op de verbeelding en hiermee ook bij recht toegestaan. Onderstaand een specifieke beschrijving van deze bedrijven en de specifieke beoordeling van deze bedrijven waardoor verantwoord wordt geacht dat zij ter plaatse zijn gevestigd.
Van Heek
Van Heek is een textielbedrijf waar hoogwaardig textiel wordt vervaardigd. Daarnaast fungeert het als ontwerpcentrum en opslaglocatie voor elders in opdracht vervaardigd textiel. De grootst mogelijke afstand voor een textielfabriek uitgaande van meer dan 50 weefgetouwen bedraagt 300 meter, hiermee betreft het een bedrijf dat valt in milieucategorie 4.2. Voor deze afstand is geluid de bepalende factor. De uitstraling van het bedrijf van Heek wordt bepaald door ventilatoren en de weefgetouwen. Daarnaast vinden transportbewegingen plaats. Geuruitstoot wordt bepaald door levering en gebruik van peroxiden voor het behandelen garens. Van Heek voldoet aan de te gestelde grenswaarden.
Johma
Johma is een producent van verse salades. De grootst mogelijke afstand voor een aardappelproductenfabriek bedraagt 300 meter, hiermee betreft het een bedrijf dat valt in milieucategorie 4.2. Voor deze afstand zijn geluid en geur de bepalende factor. De uitstraling van het bedrijf Johma wordt bepaald door geluidsproductie als gevolg van de verwerking van aardappelen en diverse koelinstallaties (continue uitstraling). Daarnaast zijn er veel verkeersbewegingen en laad- en losactiviteiten. In mindere mate is er de uitstoot van geur als gevolg van de productie. Het bedrijf heeft daarnaast een eigen biologische zuivering. De uitstoot van het bedrijf kan middels het stellen van voorschriften binnen aanvaardbare normen blijven.
Wouter Witzel
Wouter Witzel is een bedrijf waar vlinderkleppen in diverse afmetingen geproduceerd worden. Het gietwerk wordt als halffabricaat aangeleverd. De verspanende activiteiten vinden inpandig binnen omkastingen plaats. Voor het vulkaniseren van pakkingen worden ook halffabricaten gebruikt. Er is dus geen gebruik van anorganisch zwavel in zuivere vorm. De grootst mogelijke afstand voor een machinefabriek bedraagt 300 meter, hiermee betreft het een bedrijf dat valt in milieucategorie 4.2. Voor deze afstand is geluid de bepalende factor. De uitstraling van het bedrijf wordt bepaald door aan- en afvoerbewegingen en transportbewegingen tussen de verschillende bedrijfsonderdelen aan weerszijden van de openbare weg. De uitstoot van het bedrijf kan middels het stellen van voorschriften binnen aanvaardbare normen blijven.
Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
Bedrijvigheid aan huis
Bij diverse woningen wordt een combinatie van wonen en een vorm van werken aangetroffen. Afhankelijk van de aard en omvang van de activiteit is hier een onderscheid gemaakt tussen aan huis verbonden beroep, het aanduiden van bedrijf aan huis, dan wel het specifiek bestemmen en het wonen als een bedrijfswoning.
3.3 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg-, rail- en luchtverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Geluid verkeer
In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder is de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een weg. De verplichting tot het verrichten van een onderzoek geldt niet indien:
- het een woonerf betreft;
- een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Tevens geldt de verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet als in het bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten (artikel 76, lid 4 Wgh). Dit laatste is hier het geval, immers het plan biedt geen ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Nader onderzoek naar verkeerslawaai binnen de onderzoekszone van de weg is dus niet noodzakelijk.
Geluid spoorweg
Er is geen spoorverbinding in de nabijheid van het plangebied. Spoorweglawaai vormt daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Geluid luchtverkeer
In de nabijheid van Losser, op ruim 8 km ten westen van het plangebied, ligt vliegbasis Twente. Vliegbasis Twente is in de huidige situatie niet meer in gebruik als militaire luchthaven. Op dit moment zijn voor een nieuwe invulling van het gebied ontwikkelingen gaande die nog niet volledig zijn uitgewerkt. In dit bestemmingsplan is uitgegaan van de huidige zonering van de vliegbasis.
Gebleken is dat het plangebied niet binnen de geluidzones van het vliegveld ligt en zodoende ten aanzien van deze functie geen belemmeringen aanwezig zijn.
Geluid industrie
Rondom een industrieterrein of een deel van het industrieterrein dient een geluidszone te worden vastgesteld als op dit terrein zich bedrijven kunnen vestigen die zijn genoemd in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht en worden gespecificeerd als bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. In de praktijk ook wel "grote lawaaimakers" genoemd. In de Wet geluidhinder zijn dergelijke terreinen gedefinieerd als "industrieterrein".
Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting vanwege dat industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. Voor (geplande) geluidgevoelige bestemmingen buiten de grens van het industrieterrein, maar die binnen de geluidszone liggen of komen te liggen, geldt in beginsel een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) op de uitwendige scheidingsconstructie. Een (bedrijfs)woning en andere geluidgevoelige bestemmingen, gelegen op een gezoneerd industrieterrein, hoeven op grond van de Wet geluidhinder niet te worden beschermd.
Een geluidszone rond een industrieterrein omvat de 50 dB(A)-contour vanwege alle activiteiten van alle inrichtingen op het industrieterrein die onder de Wet milieubeheer vallen. De ligging van de geluidszone is een afweging tussen de geluidsruimte voor de bedrijven en de bescherming van de omliggende woningen (of andere geluidgevoelige bestemmingen).
Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschrijdt, dient onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden om de geluidsbelasting te reduceren. Dit kan door middel van bronmaatregelen of maatregelen in de overdracht (bijvoorbeeld afscherming). Indien blijkt dat deze maatregelen niet mogelijk en/of onvoldoende doeltreffend blijken te zijn, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de voorkeursgrenswaarde en een hogere grenswaarde vaststellen. In de Wgh is daarvoor een bovengrens opgenomen voor woningen, de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG). Indien de geluidsbelasting hoger is dan deze waarde, dan is het realiseren van woningen niet mogelijk. Als de geluidsbelasting ligt in de bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidsbelasting - het aandachtsgebied - dan is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan restricties gebonden en onder voorwaarden mogelijk. De waarde in het aandachtsgebied wordt een "hogere waarde" genoemd. De vaststelling van deze hogere waarde wordt door middel van een formele procedure vastgesteld door burgemeester en wethouders, conform Hoofdstuk VIIIa Wgh. Een hogere grenswaarde kan slechts eenmaal door middel van een hogere grenswaardeprocedure met maximaal 5 dB(A) worden verhoogd - artikel 55 Wgh.
Voor andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen kan eveneens een hogere waarde worden vastgesteld. De waarden van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting alsmede de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) zijn in een algemene maatregel van bestuur vastgesteld - Besluit geluidhinder (Bgh) artikel 2.1 en 2.2. De definitie van andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen is opgenomen in artikel 1 Wgh en nader gespecificeerd in het artikel 1.2 Bgh.
Huidige situatie
Vanuit het bestemmingsplan 'De Zoeker Esch, de Pol, 1997' is de vestiging van"grote lawaaimakers" mogelijk. Er is dus sprake van zonering van deze twee terreinen van rechtswege. Gelet op de ligging van de woningen ten westen van de Gronausestraat tussen twee industrieterreinen in, is het voldoende aannemelijk dat deze woningen gelegen zijn in de zone van rechtswege. De bestaande woningen aan de Gronausestraat zijn gelegen in de zone van het industrieterrein. De geluidbelasting op de gevels is onbekend, maar gelet op de ligging zal de geluidbelasting (op 1 juli 1993) in ieder geval hoger zijn dan 50 dB(A). Zoals hiervoor is aangegeven bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde 55 dB(A). Voor de bestaande woningen aan de Gronausestraat geldt daarmee een maximaal toelaatbare grenswaarde (MTG) van 55 dB(A) etmaalwaarde of hoger.
Toekomstige situatie: nieuwe geluidszone
Met de herziening van het bestemmingsplan wordt tevens de begrenzing van het ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein aangepast. De nieuwe begrenzing valt samen met de bedrijfslocatie van Van Heek Textiles. Tegelijkertijd wordt de geluidszone teruggebracht. Het onderzoek naar het industrielawaai en de onderbouwing van de nieuwe geluidszone is opgenomen in Bijlage 2. In het kader van goede ruimtelijke ordening is eveneens de cumulatieve geluidbelasting ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen in het onderzoeksgebied bepaald. Naast industrielawaai is er in het onderzoeksgebied ook sprake van geluidbelasting door wegverkeerslawaai.
Nieuwe geluidszone
Binnen de gezoneerde begrenzing van het industrieterrein zal Van Heek Textiles het enige bedrijf zijn. Voorliggend akoestisch onderzoek is tot zover uitgevoerd op basis van de vergunde situatie van het bedrijf (meer dan 50 weefgetouwen). Uit de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ter plaatse van woningen blijkt dat er voldaan wordt aan de MTG-waarden en grenswaarden. Enige uitzondering hierop wordt gevormd door de bedrijfswoning Nijverheidsstraat 15; bij deze woning is sprake van een overschrijding van 2 dB(A). Voor deze woning zal een hogere grenswaarde noodzakelijk zijn.
Uit de rekenresultaten van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ter plaatse van de vigerende zonegrens blijkt dat ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. In figuur 1 is de huidige 50 dB(A) etmaalwaarde contour grafisch weergegeven. In de figuur zijn de geluidniveaus hoger dan 50 dB(A) etmaalwaarde met geel weergegeven, geluidniveaus lager dan 50 dB(A) etmaalwaarde zijn met groen weergegeven. De rode lijn is de huidige zonegrens.
Figuur 1. Geluidsniveaus vergunde situatie
Gelet op het voormelde ligt het in de rede om de huidige geluidszone te herzien. Op basis van de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus, uitgaande van de vergunde situatie van het bedrijf, wordt de rode lijn in figuur 2 de nieuwe grens van de geluidszone.
Figuur 2. Ligging nieuwe zonegrens (rode lijn)
Met de nieuwe zonegrens blijven enkele bestaande woningen aan de Gronausestraat, te weten Gronausestraat 244 tot en met 290, in de geluidszone liggen. Hiervoor blijft de MTG-waarde gelden van 55 dB(A) etmaalwaarde.
Daarnaast komt tevens de woning Nijverheidsstraat 15 in de geluidszone te liggen. Hiervoor zal een hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder verleend moeten worden van ten hoogste 55 dB(A) etmaalwaarde.
Verkeersaantrekkende werking Van Heek Textiles
Zowel in de huidige situatie als na implementatie van de voorgenomen keuze is Van Heek Textiles gevestigd op een ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Er is geen sprake van een verandering. Bovendien geldt volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de geluidemissie van het verkeer van en naar de inrichting die is gelegen op een gezoneerd industrieterrein niet hoeft te worden getoetst aan de voor de inrichting geldende geluidgrenswaarden.
Verkeersaantrekkende werking Johma
Voor Johma en Wouter Witzel geldt dat deze bedrijven na implementatie van de vooorgenomen keuze niet langer op een gezoneerd industrieterrein zijn gelegen. De geluidniveaus vanwege de verkeers-aantrekkende werking, het verkeer van en naar de inrichting op de openbare weg, worden beoordeeld volgens de 'Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de Wet milieubeheer d.d. 29 februari 1996'.
De geluidbelasting op de bestaande woningen vanwege De Pol bedraagt ten hoogste 66 dB(A), ruimschoots hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Hiermee kan niet worden uitgesloten dat de geluidniveaus ter plaatse van de woningen ten gevolge van verkeer van en naar de oostelijke in- en uitrit van Johma hoger is dan de voorkeursgrenswaarde uit de circulaire. Dit betekent dat nader onderzoek, gebaseerd op gegevens omtrent de verkeersbewegingen van en naar Johma, noodzakelijk is. Dit nader onderzoek is in opdracht van Johma zelf uitgevoerd. In een actualisatierapport van mei 2012 wordt berekend dat de geluidbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde uit de 'Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de Wet milieubeheer d.d. 29 februari 1996'.
Verkeersaantrekkende werking Johma en Wouter Witzel
Voor woningen aan de Gronausestraat geldt dat geen sprake is van een milieubelasting en dat geen aanvullend onderzoek noodzakelijk is.
Cumulatieve geluidbelasting
Vanwege de waarborging van het woon- en leefklimaat is de cumulatieve geluidbelasting bepaald. Voor de bepaling van cumulatieve effecten van de verschillende geluidsoorten is aangesloten bij de algemeen geaccepteerde 'Miedema methode'. Daarin wordt met intervallen van 5 dB(A) een kwaliteitsoordeel aan de woonomgeving gegeven, variërend van een beoordeling 'zeer slecht 'tot 'goed'.
Voor de woningen aan de Gronausestraat geldt dat het zwaartepunt bij de klassen 'tamelijk slecht' en 'slecht' ligt. Voor de woningen op het bedrijventerrein ligt het zwaartepunt lager, namelijk in de klasse 'matig'.
Ten slotte blijkt uit de rekenresultaten dat, met uitzondering van vijf woningen aan De Pol, ter plaatse van alle woningen het wegverkeerslawaai maatgevend is voor de berekende milieukwaliteitsmaat en dus niet het industrielawaai (ofwel voorliggend bestemmingsplan). Voor de vijf woningen waarvoor dit niet geldt, is het nabijgelegen Johma bepalend voor de milieukwaliteitsmaat.
3.4 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.
Direct oostelijk van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Dinkelland (tevens aangemerkt als Provinciale Ecologische Hoofdstructuur). Het Natura 2000-gebied Dinkelland bestaat uit het beekdal van de Dinkel met een aantal zijbeken. Landschappelijk is het een gaaf beekdal, gekenmerkt door hoogteverschillen, houtwallen, bossen en vochtige en schrale graslanden en heideterreinen.
Ecologische Hoofdstructuur bij Losser Natura-2000 bij Losser
Soortbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Omdat dit bestemmingsplan conserverend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen te verwachten. Binnen de bestemmingen zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen bij recht uitbreidingsmogelijkheden zijn (onder andere bijgebouwen). Indien hier gebruik van wordt gemaakt, is het aan de initiatiefnemer om vast te stellen of er geen overtredingen in het kader van de Flora- en faunwet plaatsvinden. Bij overige ruimtelijke ingrepen die in het kader van dit bestemmingsplan worden gepleegd, onder andere nieuwbouw, dient ook een toets aan de wet- en regelgeving op het gebied van ecologie te worden verricht.
Naast het aanwijzen van gebieden zijn ook aangewezen dier- en plantensoorten beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Ook hierbij geldt dat omdat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, geen ontheffing op basis van deze wet is vereist.
3.5 Bodem
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Het onderhavige bestemmingsplan maakt niet direct nieuwe ruimtelijke ingrepen mogelijk. Een onderzoek naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem is daarom niet noodzakelijk. In het kader van de eventuele bouwaanvragen wordt dit aspect meegenomen.
3.6 Water
Algemeen
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Regge en Dinkel. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
Beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheer-plannen). Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Regge en Dinkel heeft de beleidskaders van het Rijk en de provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2010-2015. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Regge en Dinkel een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met het Waterschap Regge en Dinkel opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Watertoetsproces
Het watertoetsproces is digitaal doorlopen via www.dewatertoets.nl voor het project De Zoeker Esch - de Pol op 14 januari 2013 (zie Bijlage 3). Waterschap Regge en Dinkel is via deze website door de initiatiefnemer op de hoogte gebracht van het plan. Het plan betreft alleen een mogelijke functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Het waterschap Regge en Dinkel heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen.
3.7 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
- voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.
Dit bestemmingsplan is consoliderend en maakt geen ontwikkeling mogelijk en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
3.8 Externe Veiligheid
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.
Om een eerste indruk te krijgen van de aanwezigheid van risicovolle objecten in en nabij het plangebied, is de risicokaart van de provincie Overijssel geraadpleegd. De hierna volgende figuur betreft een uitsnede van deze kaart.
3.8.1 Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd.
Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het besluit geeft afstanden tot kwetsbare bebouwing (grenswaarden) en beperkt kwetsbare bebouwing (richtwaarden).
Bij het groepsrisico gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kans dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden. De wijze waarop met het groepsrisico moet worden omgegaan, blijkt uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen en de beschikbare Handreiking Groepsrisico.
Binnen het plangebied zijn de volgende risicovolle inrichtingen aanwezig:
- a. Broekhoekweg 42 (tankstation BIM): lpg-tankstation (werkingssfeer Bevi);
- b. Industriestraat 12 (Macet Producties): vuurwerkopslag.
ad a. LPG-tankstation
In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg moeten de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:
- 15 m vanaf de afleverzuil;
- 25 m vanaf het ondergrondse reservoir;
- 45 m vanaf het vulpunt.
Deze zones zijn op de verbeelding vastgelegd, waarbij de zone van het reservoir binnen de zone van het vulpunt valt, zodat deze niet afzonderlijk zichtbaar is op de verbeelding. Binnen deze zones bevinden zich geen kwetsbare objecten. De aanwezigheid van beperkt kwetsbare objecten levert geen saneringssituatie op.
Voor de ligging van de plaatsgebonden risico-contouren zie Bijlage 4 Lpg zones.
Voor het groepsrisico bedraagt het invloedsgebied 150 m rond het vulpunt en 150 m rond het ondergrondse reservoir. Zie Bijlage 4 Lpg zones.
Voor de dichtheden van personen in de invloedsgebieden en voor het groepsrisico zie Bijlage 5 Lpg groepsrisicoberekening.
Het plan is, net als het aangrenzende bestemmingsplan Losser Dorp, consoliderend van aard. Het betreft gedetailleerde bestemmingsplannen die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden in het invloedsgebied zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.
In relatie tot de kans op een BLEVE (boiling liquid explanding vapour explosion) is van belang dat in het Besluit lpg-tankstations milieubeheer voorschriften zijn opgenomen waaraan de exploitant van het tankstation moet voldoen. Daarnaast is in de voorschriften die aan de vergunning voor het lpg-tankstation zijn verbonden, de lpg-doorzet begrensd tot maximaal 500 m3 per jaar.
Het gebied betreft een bedrijventerrein. De daar aanwezige personen zijn in beginsel zelfredzaam.
Op 45 m afstand van het vulpunt ligt de brandweerkazerne. In geval van een dreigende BLEVE is de brandweer direct ter plaatse.
Al met al acht het gemeentebestuur bij afweging van de diverse belangen het groepsrisico alsmede het continueren van de bestaande situatie aanvaardbaar.
ad b. Vuurwerkopslag
Aan de Industriestraat ligt een inrichting met een vuurwerkopslag. Deze inrichting heeft een veiligheidsafstand van 8 m die binnen de terreingrens valt, waardoor de omgeving niet wordt belemmerd.
3.8.2 Buisleidingen
Op 1 januari 2011 zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) in werking getreden. Deze wetgeving is onder meer van toepassing op aardgastransportleidingen en leidingen waardoor brandbare stoffen worden vervoerd.
Het Bevb hanteert, net als het Bevi, een plaatsgebonden risico en een groepsrisico (inclusief verantwoordingsplicht). Tevens is vastgelegd dat aan weerszijden van de aardgastransportleidingen een belemmeringenstrook geldt waarbinnen de oprichting van bebouwing is uitgesloten. In beginsel is deze 5 m ter weerszijden van de leiding; voor leidingen met een druk tot 40 Bar bedraagt deze afstand 4 m.
De risicokaart Overijssel geeft de ligging van leidingen weer waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Hieruit blijkt dat binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan geen aardgastransportleidingen liggen. Op een afstand van circa 1 km liggen twee leidingen in beheer van de Gasunie. Het betreft de leiding N-582-51-KR-010 (druk 40 bar, diameter 6 inch) en de leiding N-528-84-KR-011 (druk 40 bar, diameter 4 inch). Deze leidingen hebben geen invloed op het plangebied.
3.8.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
Het thema vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden onderverdeeld in wegen, spoor en water.
Waterwegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, zijn niet aanwezig in/nabij het plangebied.
Op ruim 6 km ten noorden van het plangebied de snelweg A1 en de spoorlijn Hengelo - Bad Bentheim. Over deze wegen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, maar vanwege de grote afstand tot het plangebied zijn geen belemmeringen aanwezig.
In de nabijheid van het plangebied liggen enkele provinciale wegen, te weten de N734, N731 en N732. Geen van deze routes levert een belemmering op voor het plangebied met het oog op het plaatsgebonden risico en/of het groepsrisico.
Op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen moeten transporteurs met gevaarlijke stoffen de bebouwde kom zoveel mogelijk mijden. Dit betekent dat vervoer van gevaarlijke stoffen alleen binnen de bebouwde kom mag plaatsvinden ten behoeve van laden en lossen of als er geen geschikte route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Binnen het plangebied is een lpg-tankstation aanwezig, dat bevoorraad moet worden, waarbij de benadering van het tankstation plaatsvindt vanaf de Gronausestraat, via de Leusinkweg, de Zoeker Esch en de Industriestraat. Er gaat geen wijziging optreden van het aantal transportbewegingen van vervoer van gevaarlijke stoffen als gevolg van dit plan.
3.9 Belemmeringen
In het gebied is een hoogspanningsverbinding gelegen. Deze is op de verbeelding weergegeven. De regels eisen een extra toets alvorens bepaalde bouwwerken kunnen worden gebouwd ter plaatse van de hoogspanningsverbinding.
3.10 M.e.r.-beoordeling
3.10.1 Inleiding
Algemeen
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.
Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met een oppervlakte vanaf 100 ha is er een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2 'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(beoordeling) noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.
Plangebied
De mogelijk mer-plichtige activiteiten in dit bestemmingsplan betreft de functie bedrijventerrein. Het bedrijventerrein vallen onder de beschrijving “D 11.3 Aanleg, wijziging of uitbreiding van industrieterrein, indien oppervlakte >=75 hectare” uit bijlage D van het Besluit MER. Echter vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is er geen sprake is van aanleg, wijziging of uitbreiding. Een m.e.r.-beoordeling is dan ook niet nodig.
Hoofdstuk 4 Het Plan
4.1 Beschrijving Bestaande Situatie
Het bedrijventerrein van Losser ligt aan de zuidkant van de kern Losser. Het terrein dat voor heen bekend was als de twee bedrijventerreinen "de Zoeker Esch" en "de Pol", wordt aan de noordkant begrensd door de ontsluitingswegen de Broekhoekweg en de Hoofdstraat (N371 richting Overdinkel). Ruimtelijk gezien vormen de terreinen "de Zoeker Esch" en "de Pol" een eenheid en worden slechts van elkaar gescheiden door de Gronausestraat.
De Zoeker Esch en de Pol met daartussen de Gronausestraat
De Zoeker Esch
Het bedrijventerrein De Zoeker Esch bestaat uit hoofdzakelijk uit lichtere bedrijvigheid. Langs de Gronausestraat is een lint woningen aanwezig. Verder zijn er over het gehele terrein diverse bedrijfswoningen aanwezig. Langs de Broekhoekweg ligt een tankstation. Aan de zuidzijde ligt een manege.
De Pol
Op De Pol zijn grote industriële bedrijven gevestigd. Opmerkelijk is de onder architectuur tot stand gekomen industriele bebouwing van Van Heek Textile. Een deel van deze bebouwing heeft de status van rijksmonument. Hetzelfde terrein is aangewezen als industrieterrein volgens de Wet geluidhinder. Ook op de Pol zijn bedrijfswoningen aanwezig. Aan de Hoofdstraat ligt een wellnesscentrum.
4.2 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting
Beide terreinen worden hoofdzakelijk ontsloten door de Gronausestraat één van de hoofdontsluitingswegen van Losser. De Zoeker Esch wordt daarnaast ontsloten vanaf de Broekhoekweg. De Pol heeft twee ontsluitingen op de Gronausestraat en één op de Hoofdstraat. Over de Zoeker Esch loopt tevens een fietsroute.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld.
De planregels
De planregels geven inhoud aan de gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
De bij dit plan behorende planregels zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP), onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de gegeven
bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkings- en specifieke gebruiksregels. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.
De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Conform de SVBP zijn ze in de hoofdstukken 3 en 4 ondergebracht.
5.2 Nadere Toelichting Op De Bestemmingen
In de bestemmingsomschrijving van de in het plangebied voorkomende bestemmingen worden de gebruiksmogelijkheden genoemd en in de bouwregels wordt aangegeven wat de bouwmogelijkheden zijn.
Onderstaand worden, voor zo ver nodig geoordeeld, enkele onderdelen van een nadere toelichting voorzien.
Bedrijventerrein
Deze bestemming geldt voor de gronden waar zich bedrijvigheid kan vestigen. Met het oog op de mogelijke uitstralingseffecten op de omgeving is sprake van een milieuzonering. Afhankelijk van de milieuzonering is sprake van bedrijvigheid zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Reeds aanwezige bedrijven die niet voorkomen op die Staat van Bedrijfsactiviteiten, of die volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn dan de toegestane categorie, zijn specifiek aangeduid.
Met de herziening van het bestemmingsplan wordt tevens de begrenzing van het ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein aangepast. De nieuwe begrenzing valt samen met de bedrijfslocatie van Van Heek Textiles. Nieuwe geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.
Leiding - Hoogspanningsverbinding
De ondergrondse hoogspanningsleiding heeft de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding gekregen. Ten aanzien hiervan is een bebouwingsvrije zone van 5 m opgenomen.
Waarde - Archeologie
Er zijn gebieden waar mogelijk nog niet ontdekte archeologische resten aanwezig zijn, gebaseerd op de gedachte/veronderstelling dat in Nederland de mogelijkheden tot bewoning sterk samenhangen met het oorspronkelijke landschap.
Voor gebieden met een hoge trefkans op archeologische vondsten. geldt dat een omgevingsvergunning nodig is indien werkzaamheden dieper dan 30 cm (beneden maaiveld) plaatsvinden en de oppervlakte van de ontwikkeling meer dan 2.000 m2 bedraagt.
Waterstaat - Herinrichting beek
Langs een aantal waterlopen is het waterschap voornemens (al dan niet in overleg met andere partijen) over te gaan tot hermeandering en herinrichting. Teneinde deze werkzaamheden mogelijk te maken, zijn in het bestemmingsplan met de dubbelbestemming Waterstaat - Herinrichting beek stroken aangegeven ter weerszijden van de relevante waterlopen.
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van bebouwing te voorkomen. Dit zou zich kunnen voordoen wanneer een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van het maximale bebouwingspercentage was betrokken opnieuw bij zo'n berekening, maar nu ten behoeve van een ander bouwperceel, wordt betrokken.
Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van de gebruiksbepaling is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend. Voor het gehele plangebied is het gebruik (dan wel laten gebruiken) van gronden voor een seksinrichting als strijdig gebruik aangemerkt.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat algemene afwijkingsregels. Het betreft dan in beginsel afwijkingen met een beperkte impact.
Ook afwijkingen (maximaal 10%) van de in de planregels opgenomen of op de verbeelding aangegeven afmetingen kunnen met behulp van deze algemene regel mogelijk worden gemaakt.
Overgangs- en slotregels
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn standaardregels gesteld, die in elk bestemmingsplan moeten worden opgenomen, zo ook regels van overgangsrecht.
Het betreft overgangsrecht van bouwwerken en overgangsrecht gebruik.
Het tijdstip dat als ijkpunt wordt aangehouden bij de toepassing van het overgangsrecht is het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Voor een verdere interpretatie van het overgangsrecht wordt kortheidshalve verwezen naar de Memorie van toelichting bij het Bro.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
Hoofdstuk 7 Overleg
Conform art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan besproken met de provincie en met het waterschap. Tegen het ontwerp-bestemmingsplan heeft de provincie een zienswijze ingediend. Voor een reactie daarop zie het vaststellingsbesluit, waarin de reactie op de zienswijze is opgenomen.
4 februari 2014