KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Centrum - 1
Artikel 5 Centrum - 2
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Algemeen
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Rijks- En Europees Beleid
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Algemeen
3.2 Ruimtelijke Ontstaansgeschiedenis
3.3 Gebiedsbeschrijving Centrum Emmeloord
3.4 Distributieplanologische Aspecten
3.5 Milieuaspecten
3.6 Waterparagraaf
3.7 Ecologie
3.8 Archeologie
Hoofdstuk 4 Het Plan
4.1 Algemeen
4.2 Planbeschrijving De Deel
4.3 Bestemmingsplan
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
5.2 Wabo
5.3 Crisis- En Herstelwet
5.4 Coördinatieregeling
5.5 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1.
Bijlage 1 Tussenuitspraak Raad Van State
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 2 Distributieplanologisch Onderzoek, Bro, 8 April 2008
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek, Goudappel Coffeng, 6 Juli 2011
Bijlage 4 Technische Rapportage Verkeersmodel Gemeente Noordoostpolder, Goudappel Coffeng, 6 Juli 2011
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek De Deel, Hunneman Milieu-advies, Juni 2006
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Beursstraat, Hunneman Milieu-advies, Juni 2006
Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit, Goudappel Coffeng, 6 Juli 2011
Bijlage 8 Afkoppelstructuurplan, Royal Haskoning, 27 Juli 2006
Bijlage 9 Ecologisch Onderzoek, Buro Bakker, 31 Mei 2006
Bijlage 10 Archeologische Beleidsadvieskaart Gemeente Noordoostpolder, Vestigia, 2007
Bijlage 11 Memo Verkeersgeneratie, Bonotraffics, 6 Juli 2011
Bijlage 12 Parkeerbalans, Gemeente Noordoostpolder, Juli 2011
Bijlage 13 Grex-document, Gemeente Noordoostpolder, Juli 2011
Bijlage 14 Reactienota Inspraak
Bijlage 15 Vooroverlegreacties

Emmeloord, de Deel - Stadshart

Bestemmingsplan - gemeente Noordoostpolder

Vastgesteld op 28-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanEmmeloord, de Deel - Stadshart van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het (GML-)bestand NL.IMRO.0171.BP00512-VS02 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 ander-werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 bruto verkoopvloeroppervlakte:

de gezamenlijke oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte alsmede de niet voor het publiek toegankelijke en niet zichtbare ruimte zoals het magazijn en de opslagruimtes ten behoeve van de winkel;

1.18 culturele waarden:

waarden van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed en/of het stedenbouwkundig erfgoed;

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.22 dienstverlenend bedrijf en/ of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.23 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.24 evenement

een gebeurtenis die verplaatsbaar is en waarbij muziek, kunst, cultuur, sport, religie, wetenschap of een combinatie hiervan centraal staat. Een evenement wordt gekenmerkt door publieke toegankelijkheid. Onder een evenement wordt in dezen verstaan een kermis, een jaarmarkt, een festival dan wel een andere hiermee vergelijkbare activiteit,

1.25 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gestapelde woning:

een woning in een gebouw, dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.29 horeca:

'horeca I':

een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (hotelbedrijf) en het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke), met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

'horeca II':

een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

'horeca III':

elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.30 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/ of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publieksgerichte baliefunctie;

1.31 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel een dakhelling van tenminste 15º bovenbeëindiging van een gebouw waarvan per vlak minimaal 60º in het hellende vlak ligt;

1.32 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal medische, sociaal culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie-met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.33 netto verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.34 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.35 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.36 omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

1.37 omgevingsvergunning voor het afwijken

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

1.38 omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

1.39 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.41 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 supermarkt:

zelfbedieningszaak in hoofdzaak gericht op de verkoop van levensmiddelen;

1.43 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.44 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.45 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen, niet zijnde gasdrukregel- en meetstations;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. andere-werken.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' mits:

  1. a. na wijziging de regels van artikel 10 van overeenkomstige toepassing zijn;
  2. b. de betreffende nutsvoorziening niet meer aanwezig is;
  3. c. wijziging wenselijk is ten behoeve van de bereikbaarheid van omliggende bebouwing;
  4. d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie;
  5. e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;
  6. f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid.

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende al dan niet gecombineerde doeleinden:

  1. a. voor zover het de eerste bouwlaag betreft:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. kantoren;
    3. 3. dienstverlening;
    4. 4. fietsenstalling;
    5. 5. horeca I en II;
    6. 6. maatschappelijke voorzieningen;
    7. 7. nutsvoorzieningen;
    8. 8. een in-/uitrit ten behoeve van parkeren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - in-/uitrit parkeergarage';
  2. b. voor zover het de tweede bouwlaag betreft:
    1. 1. wonen;
    2. 2. kantoren;
    3. 3. maatschappelijke voorzieningen;
    4. 4. een binnentuin;
    5. 5. een hotel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel';
    6. 6. parkeren;
    7. 7. een in-/uitrit ten behoeve van parkeren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - in-/uitrit parkeergarage';
  3. c. voor zover het de derde bouwlaag betreft:
    1. 1. wonen;
    2. 2. een hotel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel';
  4. d. voor zover het de vierde bouwlaag betreft:
    1. 1. wonen;
  5. e. een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. h. (dak)tuinen;
  4. i. tuinen en erven;
  5. j. terreinen;
  6. k. parkeervoorzieningen;
  7. l. kabels en leidingen.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen, alsmede aan de dakhelling, van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende al dan niet gecombineerde doeleinden:

  1. a. detailhandel, een supermarkt daar niet onder begrepen;
  2. b. kantoren;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. horeca I en II;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen;
  6. f. de instandhouding van de culturele waarden;

met daarbijbehorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. i. tuinen en erven;
  4. j. terreinen;
  5. k. kabels en leidingen.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen, alsmede aan de dakhelling, van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de instandhouding van de culturele waarden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Cultuur En Ontspanning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bedrijfsmatig verrichten van op vermaak en ontspanning gerichte activiteiten in een theater, bioscoop en amusementscentrum, met als ondergeschikte functie horeca I en II;
  2. b. het houden van evenementen, beurzen, tentoonstellingen en congressen;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', voor zover het de eerste bouwlaag betreft, tevens detailhandel, een supermarkt daar niet onder begrepen;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. daktuinen;
  4. h. tuinen en erven;
  5. i. terreinen;
  6. j. parkeervoorzieningen;
  7. k. kabels en leidingen.

6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. een toegang ten behoeve van een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. e. andere-werken;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en wadi's;
  6. h. voet- en fietspaden;
  7. i. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende percelen;
  8. j. kabels en leidingen.

7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca I en II;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. tuinen;
  4. e. erven;
  5. f. terreinen;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. water;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. kabels en leidingen.

8.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid.

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. tuinen;
  4. e. erven;
  5. f. terreinen;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. water;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. kabels en leidingen.

9.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer', tevens voor het openbaar vervoer met een busstation/halte en bijbehorende restauratie;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens voor een parkeerterrein;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied', tevens voor een verblijfsgebied;

met daarbijbehorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. g. andere-werken;
  3. h. terreinen;
  4. i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. j. groen- en speelvoorzieningen;
  6. k. nutsvoorzieningen;
  7. l. parkeervoorzieningen;
  8. m. kabels en leidingen.

10.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens voor een ondergrondse parkeergarage;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. andere-werken;
  4. f. tuinen, erven en paden;
  5. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. kabels en leidingen.

11.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de woonsituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Bruto vloeroppervlakte detailhandel

Binnen het gehele plangebied mag de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte voor detailhandel, niet zijnde een supermarkt, niet meer bedragen dan 8.100 m². De gezamenlijke brutovloeroppervlakte voor detailhandel in de vorm van een supermarkt mag niet meer bedragen dan 2100 m2.

13.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:

  1. 1. gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. 2. gronden als staanplaats voor onderkomens;
  3. 3. gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, voor zo ver niet noodzakelijk in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden.

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; afwijkingen hiervan voor detailhandel zijn hierbij uitgesloten;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast;
  3. c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m² bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;

Artikel 15 Algemene Procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen, nemen burgemeester en wethouders de procedurevoorschriften zoals omschreven in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanEmmeloord, de Deel - Stadshart

juli 2011

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan 'Emmeloord, de Deel - Stadshart' regelt het gebruik van de gronden en opstallen in een gebied dat bekend staat als De Deel e.o., dat gelegen is in het centrum van Emmeloord.

Het centrum had tot de herinrichting weinig allure en werd als saai ervaren. Het winkelcentrum was sterk naar binnen gekeerd en de toegangen deels onduidelijk en onaantrekkelijk. Het plein De Deel wordt ervaren als kaal, leeg en winderig en de aanliggende bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte als minder aangenaam. Er was geen ontwikkelingsrichting voor het centrum. In het Collegeprogramma 2002-2006 heeft het college vanuit een beschouwing van knelpunten doelstellingen geformuleerd ter verbetering van het centrum. Met het van hieruit opgestelde Ontwikkelingsplan (2 maart 2006) wil de gemeente een dusdanige kwaliteitsimpuls geven aan het stadshart dat hiermee de regionale aantrekkingskracht wordt versterkt ten behoeve van de koopkrachtbinding. In het Collegeprogramma 2006-2010 'Aan het werk voor de inwoners van de Noordoostpolder' (13 april 2006) wordt als verplichting genoemd dat het project Emmeloord-centrum wordt uitgevoerd conform de samenwerkingsovereenkomst met Provast. Het starten met de planvoorbereiding van het deelproject De Deel maakt hier onderdeel van uit.

Voor het gebied De Deel is een Uitwerkingsplan gemaakt (januari 2006) met een nadere uitwerking en specificatie van de gewenste ontwikkeling van het gedeelte van het centrum omsloten door de volgende wegen (zie voor de situering van het plangebied Bijlage 1 Situering plangebied):

  1. 1. Koningin Julianastraat.
  2. 2. Beursstraat.
  3. 3. Korte Dreef.
  4. 4. Onder de Toren.

Binnen het plan zijn o.a. winkels (waaronder een supermarkt), woningen, kantoren, horeca en sociaal culturele voorzieningen waaronder een theater voorzien. Met de uitbreiding op De Deel krijgt het centrum een opwaardering van de regionaal verzorgende functie waarbij De Deel de nieuwe centrale openbare ruimte van Emmeloord wordt (stadsplein, cultuurplein en evenementenplein). De menging van functies draagt bij aan het realiseren van een levendig en attractief centrum. Het uitbreiden van het aantal woningen in het centrum sluit aan bij de toekomstige vraag naar meer woningen voor één en tweepersoons huishoudens. Ook aan de vraag naar meer mogelijkheid voor kantoorvestigingen wordt in het plan De Deel tegemoet gekomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00512-VS02_0001.jpg"

Het bestemmingsplan is een belangrijk beleidsinstrument voor de gemeente en tevens het planologische juridisch bindende kader voor burgers. In het plan wordt het ruimtelijk beleid aangegeven voor de komende tien jaar en het dient tevens als toetsingskader voor bouwplannen en de ruimtelijke inrichting van het gebied. Vanwege dit laatste aspect is het voor bedrijven en burgers van belang dat het bestemmingsplan duidelijk aangeeft wat de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn.

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is geregeld in de volgende bestemmingplannen, die geheel of gedeeltelijk door het voorliggende bestemmingsplan worden vervangen:

vastgesteld goedgekeurd onherroepelijk
Emmeloord-Centrum 1 28-02-1980 19-05-1981 06-08-1981
Emmeloord-Centrum 1, De Deel-noord 25-08-1983 02-02-1984 05-04-1984
Emmeloord-Centrum 1, Theater c.a. 24-02-1994 25-04-1994 23-07-1994
Emmeloord-Centrum 3 26-09-1985 17-04-1986 20-06-1986

Op 18 februari 2010 is voor hetzelfde plangebied als waarop voorliggend bestemmingsplan betrekking heeft het bestemmingsplan "Emmeloord centrum 1, herziening De Deel e.o." vastgesteld. Gelijktijdig is een amendement aangenomen, waarbij besloten is om een nieuw bestemmingsplan op te laten stellen. De gemeente heeft namelijk besloten een alternatief bouwplan te ontwikkelen, mede gezien de veranderde economische omstandigheden. Het nieuwe bouwplan betreft onder andere een afwijkende oplossing voor de parkeergelegenheid (parkeerdek in plaats van een parkeerkelder) en een kleiner aantal woningen. Dit nieuwe bouwplan past niet meer binnen het juridisch kader van bestemmingsplan 'Emmeloord centrum 1, herziening De Deel e.o.', zodat voorliggend bestemmingsplan is opgesteld.

Het bestemmingsplan is in grote lijnen hetzelfde gebleven als het in februari 2010 vastgestelde plan, maar onder meer aangepast op die punten waar afwijkingen met het nieuwe bouwplan optraden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het vaststellingsbesluit van de gemeente Noordoostpolder van 18 februari 2010 op 8 juni 2011 vernietigd (zaaknummer: 201002309/1/R2).

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Emmeloord, de Deel - Stadshart' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding1 (bestaande uit één kaartblad en verklaring), schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0171.BP00512-VS02);
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. Op deze verbeelding is tevens de bijbehorende verklaring opgenomen. In de planregels zijn regels en bepalingen opgenomen, teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de beschrijving van de planopzet zijn weergegeven. Tevens worden de juridisch-technische aspecten belicht. De toelichting gaat vergezeld van meerdere bijlagen.

  1. 1. Voorheen plankaart

1.3 Leeswijzer

De verdere indeling van deze toelichting is als volgt. In hoofdstuk 2 volgt een overzicht van het gemeentelijk en provinciaal beleid met betrekking tot Emmeloord. Een overzicht van de historische achtergrond van de Noordoostpolder en een beschrijving van de huidige ruimtelijke en functionele structuur is te vinden in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 'Het plan' wordt beschreven op welke wijze de verschillende functies in het plan zijn opgenomen. De juridisch technische aspecten van de opgenomen regelgeving worden in hoofdstuk 5 toegelicht. Gegevens over de uitvoerbaarheid en de resultaten van de 'inspraak' en het 'vooroverleg' sluiten deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren beleid dient de gemeente rekening te houden met het opgestelde eigen beleid en dat van provincie en Rijk. Dit geldt vooral daar waar beleidsuitgangspunten aan de orde komen die betrekking hebben op de inhoud van het plan.

2.2 Gemeentelijk Beleid

Ontwikkelingsplan Emmeloord Centrum en Uitwerkingsplan De Deel

Het proces om te komen tot een operationeel Ontwikkelingsplan voor Emmeloord Centrum is reeds in gang gezet in 1997 met de Structuurvisie. Hierna is het voortgezet met behulp van de volgende richtinggevende beleidsdocumenten.

  1. a. het Masterplan in 2003;
  2. b. de Markttoets in 2004/2005;
  3. c. het Ontwikkelingsplan in 2006.

Onderstaand een korte beschouwing van het proces tot nu toe:

Ten tijde van de werkzaamheden aan de structuurvisie Emmeloord Centrum (1997) werden als belangrijkste knelpunten gezien:

  • het centrum heeft te weinig allure, is saai en er valt te weinig te beleven;
  • het winkelcentrum is sterk naar binnen gekeerd;
  • de toegangen naar het centrum zijn vaak onaantrekkelijk en onduidelijk;
  • de Lange Nering is vol, onoverzichtelijk, versleten, is dringend toe aan onderhoud en biedt een rommelige aanblik;
  • het plein De Deel wordt ervaren als kaal, leeg en winderig, de aanliggende bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte zijn minder aangenaam;
  • het busstation heeft geen uitstraling en is gedateerd;
  • een duidelijke ontwikkelingsrichting voor het centrum ontbreekt.

In het Collegeprogramma 2002-2006 heeft het college vanuit een beschouwing van de knelpunten de volgende doelstellingen geformuleerd ter verbetering van het centrum:

  • opwaarderen van de regionaal verzorgende functie;
  • creëren van een aantrekkelijk en gezellig winkelcentrum; goede bereikbaarheid en parkeervoorzieningen;
  • realiseren van een levendig en attractief centrum door menging van functies: detailhandel, horeca, cultuur, andere centrumfuncties en wonen;
  • verbeteren en uitbreiden van het winkelaanbod;
  • verbeteren en uitbreiden van het wonen in en grenzend aan het winkelcentrum;
  • toename van de kantoorvestigingen in het centrum;
  • herinrichting van De Deel en naaste omgeving tot de centrale openbare ruimte van Emmeloord met een nieuw Stadsplein, een busstation en een park;
  • het creëren van uitdagende functies in de aangekochte poldertoren.

In het collegeprogramma van 2010-2014 'Samen kiezen voor Noordoostpolder' staat als inspanning het bevorderen van de bouw en oplevering van de laatste fase van Stadshart Emmeloord.

Bij het opstellen van het Ontwikkelingsplan zijn door het college aanvullende condities en randvoorwaarden vastgesteld. De voor dit plan relevante voorwaarden zijn:

  • De nieuw te realiseren gebouwen op De Deel moeten zodanig voldoen aan het programma van eisen dat een mogelijke vestiging van bijvoorbeeld een bibliotheek niet bij voorbaat wordt uitgesloten.
  • Er dient vastgehouden te worden aan de totale lengte van het kernwinkelgebied van De Deel tot het Smedingplein (zogenaamde lineaire structuur).
  • Er dient vastgehouden te worden aan een vormgeving van De Deel als één geheel, met daarin opgenomen een stadsplein en een terrein voor evenementen.

In 2005 is het Ontwikkelingsplan opgesteld. Het Ontwikkelingsplan bestaat uit een aantal fasen dat wel onderscheiden maar vanwege de samenhang niet gescheiden kan worden. In grote lijnen omvat de gefaseerde aanpak het volgende:

  • Herinrichting van de openbare ruimte en gevels van de Lange Nering West, Kettingplein, Lange Nering Oost en Korte Achterzijde (alleen herinrichting openbare ruimte).
  • Ontwikkeling van De Deel, waaronder de nieuwe bioscoop. Dit gaat samen met de herinrichting van de straten rondom De Deel ten behoeve van een betere verkeerscirculatie en een betere bereikbaarheid van de openbare parkeerplaatsen in de nieuwe parkeergarage op het maaiveld.
  • En in samenhang met De Deel: de herontwikkeling van het Kettingplein en eventueel het Smedingplein (op basis van particulier initiatief).

In het Collegeprogramma 2006-2010 'Aan het werk voor de inwoners van de Noordoostpolder' (13 april 2006) wordt als verplichting genoemd dat het project Emmeloord-centrum wordt uitgevoerd conform de samenwerkingsovereenkomst met Provast onder andere door:

  • het realiseren van de deelprojecten Lange Nering-west (inclusief inrichting Kettingplein), Korte Achterzijde (inclusief parkeren Overtuinen, bioscoop en busrestauratie);
  • het aanvangen van de deelprojecten Lange Nering-oost en De Paardenmarkt;
  • het beginnen met de planvoorbereiding van het deelproject De Deel en
  • het van een passende functie voorzien van de Poldertoren.

Toekomstvisie Noordoostpolder 2030

In de Toekomstvisie Noordoostpolder 2030 (2003) ontwikkelt Emmeloord zich tot een modern regiocentrum. Wonen in Emmeloord is ruim stedelijk wonen in een levendig centrum met alle voorzieningen binnen handbereik, maar ook in de directe nabijheid van een zee aan rust en ruimte. Hiervoor wordt een aantal extra recreatieve verbindingen tussen stad en buitengebied aangelegd. Nieuwe bedrijventerreinen worden aan de zuidflank van de stad ontwikkeld.

Woonvisie Noordoostpolder

Op 12 november 2009 is de Woonvisie door de gemeenteraad vastgesteld. De aanleiding voor deze woonvisie is dat de vorige beleidsnota over wonen uit 2001 stamt en alle acties uit deze nota uitgevoerd zijn. Het is tijd voor een herijking van deze notitie. In 2008 heeft het college besloten dat de focus van de gemeente op 'wonen' naast 'werken' komt te liggen. Dat wil zeggen dat Noordoostpolder zich ook gaat presenteren en profileren als woongemeente. De kwaliteiten die deze gemeente heeft en waarmee zij zich kan onderscheiden van de Randstad liggen op het gebied van wonen. De gemeente biedt namelijk de kwaliteiten ruimte, rust en groen. ‘Echte ruimte voor ontwikkeling’ wordt het leidend principe in de strategische maatschappelijke en ruimtelijke keuzes. De denkrichting in deze identiteit, wordt nog verder uitgewerkt. De uitwerking kan worden gebouwd op de pijlers:

  • puur energiek, de kenmerken van onze bevolking;
  • betrokken samenwerken, de kenmerken van onze samenleving;
  • respect voor het unieke ontwerp, dit is wat ons beroemd en onderscheidend heeft gemaakt;
  • ontwikkelingsgericht, van oorsprong zijn we allemaal nieuwkomers gericht op nieuwe ontwikkelingen en mensen die denken in kansen en mogelijkheden.


De gemeente is hierbij trots op wat is bereikt maar kijkt ook naar de kansen voor de toekomst als ‘nieuwste polder’. Inzet is om te versterken wat sterk is en daarvoor ruimte te bieden. Dat betekent dat er ruimte moet zijn voor nieuwe initiatieven en dat wordt gezocht naar niches in de markt. Hiermee wil de gemeente ook mensen van buiten de Noordoostpolder verleiden om naar de Noordoostpolder te verhuizen. Een kans om nieuwe woonvormen binnen de gemeente gestalte te geven zijn de vrijkomende agrarische erven. Andere voorbeelden van nieuwe woonvormen zijn: wonen op het water, pakhuiswoningen en collectief particulier opdrachtgeverschap . De visie op het wonen in Noordoostpolder is vertaald naar acht ambities. Ambitie 5 is "Meer aandacht voor doelgroepen, zoals starters, betaalbaarheid van woningen, senioren, buitenlandse werknemers en het topsegment". De woningen op de Deel spelen op ambitie 5 in.


In 2011 is er een woonwensen- en behoefte onderzoek in Noordoostpolder uitgevoerd. Het conceptrapport is gereed. Uit de eerste resultaten blijkt dat er de komende jaren behoefte is aan senioren woningen (vanwege de vergrijzing). Uit het onderzoek komt verder naar voren dat er bij bepaalde doelgroepen (onder andere ouderen) verhuisbewegingen te zien zijn van de dorpen naar Emmeloord (centrale kern met voorzieningen). Verder is er een behoefte aan een stedelijk woonklimaat in en rond het centrum van Emmeloord, dit is een segment wat nog onvoldoende aanwezig is. De ontwikkeling van De Deel speelt in op deze behoefte.

Milieubeleid 2005-2008

Om haar milieubeleid op een planmatige en programmatische wijze op te kunnen pakken, heeft de gemeente Noordoostpolder eind 2000 een milieubeleidsplan en een bijbehorend uitvoeringsprogramma opgesteld voor de periode 2001-2004. Aan het eind van deze planperiode zijn de doelstellingen uit het milieubeleidsplan geëvalueerd en, voor zover nodig, geactualiseerd en aangevuld. Deze doelstellingen zijn in 2005 vervolgens opnieuw vastgesteld door de gemeenteraad en hebben als basis gediend voor het formuleren van nieuwe actiepunten, die zijn vastgelegd in het “meerjarig milieu-uitvoeringsprogramma 2005-2008” (mmup).

De opnieuw vastgestelde milieudoelstellingen hebben onder andere betrekking op de bebouwde omgeving. Deels betreft het algemeen gestelde doelstellingen zoals het voorkomen van hinder in de woonomgeving, het behouden van het specifieke karakter van het landschap, en het behouden en waar nodig versterken van ecologische, recreatieve, landschappelijke en archeologische waarden.

Duurzaam bouwen

Wat betreft duurzaam bouwen heeft de gemeente Noordoostpolder zich tot doel gesteld de relatief gunstige milieukwaliteit in de polder te behouden en te versterken. Eén van de middelen die zij daartoe inzet is duurzaam bouwen. Dit is een manier van bouwen waarbij negatieve effecten voor milieu en gezondheid ten gevolge van het bouwen en de gebouwde omgeving tot een minimum worden beperkt. Hieraan wordt - voor zover mogelijk - ook in dit plan invulling gegeven.

Daartoe is de volgende doelstelling opgenomen in het gemeentelijk milieubeleidsplan 2001-2004 en het mmup: 'De gemeente Noordoostpolder stimuleert duurzaam bouwen als een vanzelfsprekend onderdeel van de totstandkoming, vernieuwing en het gebruik van de bebouwde omgeving. In uitbreidingsplannen voor woningbouw zal uitvoering worden gegeven aan het plan van aanpak duurzaam bouwen'. Ook is in het mmup opgenomen dat: 'Het duurzaam gebruiken en onderhouden van woningen (duurzaam wonen) wordt gestimuleerd'. Tenslotte wordt in het kader van het gemeentelijk klimaatbeleid gestreefd naar woningen die 5 tot 10% energiezuiniger zijn dan het bouwbesluit voorschrijft. De provincie Flevoland en de gezamenlijke Flevolandse gemeenten, verenigd in het Netwerk Duurzaam Bouwen Flevoland, hebben het manifest “Nieuw Flevolands Peil” opgesteld. Op 10 juni 2005 hebben de opstellers, partijen uit de bouwwereld, energie- en waterleidingbedrijven en de vereniging Natuur en Milieu Flevoland het manifest ondertekend. De ondertekening van het manifest vormt het startsein om te komen tot regionale afspraken die leiden tot woningen en een woningomgeving waar het prettig, gezond en comfortabel wonen is. Het manifest en de te maken afspraken richten zich zowel op nieuwbouw als op bestaande bouw.

Welstandsnota

Op 21 oktober 2010 heeft de gemeenteraad nieuw welstandsbeleid (Welstandsnota) vastgesteld. Door dit beleid vallen grote delen van Noordoostpolder niet langer onder welstand of is welstand sterk verminderd. Dit beleid vloeit voort uit de wens van het gemeentebestuur het gemeentelijk welstandsbeleid eenvoudiger en transparanter te maken en de welstandsadvisering te versnellen.

Historische en stedenbouwkundig en architectonisch waardevolle bebouwingsstructuren en gebieden blijven onder welstand vallen. Dit zijn meestal jaren '50 (Delftse school) gebieden. Ook voor publiek belangrijke gebieden zoals winkelstraten en beeldbepalende gebieden vallen onder welstand. Achterkanten van gebouwen in deze gebieden vallen echter niet onder welstand.

De welstandscriteria zijn niet puur gericht op behoud. In de welstandscriteria is aangegeven dat onder voorwaarden vernieuwende vormgeving mogelijk is.Het welstandbeleid is derhalve nog wel van toepassing op het voorliggende plangebied.

In de Welstandsnota is bepaald dat het voor Emmeloord Centrum van belang is de oorspronkelijke bebouwingskarakteristieken te behouden en waar mogelijk te versterken. De toepassing van stijlkenmerken bij bouwen en verbouwen dient in harmonie te zijn met de oorspronkelijke stijlkenmerken. Het voorgaande sluit evenwel niet uit dat in geval van vernieuwing voor een andere passende stijl wordt gekozen. Achterkantsituaties zijn in dit gebied welstandsvrij.

In paragraaf 4.2 van de Welstandsnota zijn de gebiedscriteria voor Emmeloord Centrum aangegeven.

Nota Economisch Beleid

De Nota Economisch Beleid (2002) geeft het beleidskader van de gemeente Noordoostpolder op economisch gebied in de komende jaren weer en kan gezien worden als toetsingskader voor (nieuwe) ontwikkelingen op economisch gebied in de gemeente. Doelstelling van het economisch beleid is het voortzetten van de positieve economische ontwikkeling en het bevorderen van duurzame werkgelegenheid. Dat wil zeggen kiezen voor kwaliteit en een economische ontwikkeling in harmonie met andere beleidsontwikkelingen zoals ruimtelijke ordening, milieu en sociale veiligheid. Voorgestane ontwikkeling past binnen de geformuleerde uitgangspunten van het economisch beleid.

Horecabeleidsplan

Op 9 december 2010 heeft de gemeenteraad het concept integraal horecabeleidsplan 2010-2014 vastgesteld. Het sluit aan op het op 26 februari 2004 vastgestelde horecabeleidsplan, waarin de ambitie is vastgelegd om voor Emmeloord een bruisend en levendig centrum te realiseren. Er wordt gesteld dat De Deel uitermate geschikt wordt geacht voor de benodigde horeca-ontwikkelingen in Emmeloord-Centrum.

Het concept integraal horecabeleidsplan 2010-2014 spreekt van een ‘levendig centrum’; dat zou het nieuwe motto kunnen zijn voor de ontwikkeling van de horeca in het centrum van Emmeloord. Het is geen toeval dat het nieuwe motto niet veel afwijkt van de oude ambitie. De huidige koers voor het centrum wordt daarmee grotendeels gecontinueerd. Dat betekent onder meer dat concentratie van horeca in het centrum van Emmeloord wordt gestimuleerd. In het centrum wordt ruimte geboden voor horecabedrijven, met name voor het gebied rondom De Deel.

Gemeentelijke Vestigingsvisie

Op 9 oktober 2008 heeft de gemeenteraad de Gemeentelijke Vestigingsvisie (GVV) vastgesteld.

In deze GVV wordt een analyse gemaakt van de sociaal-economische ontwikkelingen binnen de gemeente Noordoostpolder op basis van een aantal toekomstscenario's.

Er is een inventarisatie gemaakt van de bestaande werklocaties binnen de gemeente. De provincie onderscheidt binnen werklocaties detailhandel, kantoren, gemengde locaties wonen/werken en werken/wonen, bedrijventerreinen en terreinen voor zware industrie.

Vervolgens is gekeken naar de ontwikkelingswensen, visie van de gemeente waaronder de toekomstvisie 2030, het economische beleidsplan, het milieubeleidsplan en het meest recente collegeprogramma. Uit deze stukken zijn die delen overgenomen die relevant zijn voor de ontwikkeling van werklocaties binnen de gemeente Noordoostpolder.

Op grond van de visie en de berekende scenario's zijn vervolgens doorzichten gemaakt naar de planning van de verschillende typen werklocaties.

Tenslotte heeft een confrontatie plaatsgevonden van de geprognostiseerde vraag en het aanbod aan werklocaties dat in planning is.

In de Visie werklocaties van de provincie van 2005 werd met name uitgegaan van het hoge groeiscenario en de daarbijbehorende grote vraag naar werklocaties. De afgelopen jaren is van diverse kanten twijfel ontstaan over de realiteitswaarde van het hoge scenario en wordt steeds vaker het middenscenario als een reëler scenario gezien.

Voor de verschillende werklocaties komt de gemeente in dit GVV tot de volgende conclusies.

Detailhandel

Het centrum van Emmeloord is de locatie waar de reguliere detailhandel verder kan uitgroeien op basis van het opgestelde Ontwikkelingsplan (2006) voor het centrum. Perifere detailhandel kan nog enigszins groeien op de PDV-locatie langs de Nagelerweg. Daarnaast wil de gemeente beperkt ruimte bieden voor grootschalige detailhandel (vanaf 1.000 m²) op de locatie Bouwerskamp/Nijverheidstraat.

Kantoren

Op grond van de provinciale marktvraagberekeningen moet er fors kantoorruimte worden toegevoegd binnen Emmeloord. De gemeente kiest voor 3 vestigingsmilieus nl.:

  • met name per auto bereikbaar: Ecopark, De Munt II;
  • zowel per auto als openbaar vervoer bereikbaar: Bouwerskamp/Nijverheidstraat;
  • met name via openbaar vervoer bereikbare locatie: Centrum Emmeloord rond De Deel.

In het middenscenario geeft de provincie aan dat er 75.000 m² kantoor kan worden toegevoegd. Hiervan is slechts 23.000 m² concreet in plannen aangeven.

2.3 Provinciaal Beleid

Provinciaal Omgevingsplan

Voor wat betreft het wonen in Flevoland gaat het op 2 november 2006 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan (POP) uit van een verdere verstedelijking waarbij het accent op Almere en Lelystad ligt. In de overige gemeenten is ook sprake van verdere groei, maar deze is met name gericht op behoud en versterking van de voorzieningen. Verder stelt de provincie dat voor iedereen die in Flevoland woont of gaat wonen een betaalbare, passende woning beschikbaar dient te zijn. In Emmeloord worden stedelijke functies mede ten behoeve van de omliggende kernen verder versterkt. Voor de dorpen zal het accent komen te liggen op het verstevigen van de woonfunctie, alsmede het op peil houden van het voorzieningenniveau.

In het Omgevingsplan is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. Door de vier plannen samen te voegen, zijn de hoofdlijnen van het beleid van de provincie Flevoland compact en in samenhang tussen de beleidsterreinen gewaarborgd.

Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Daartoe hebben Gedeputeerde Staten in de zomer van 2004 de Contourennota vastgesteld, waarin in 22 opgaven de inhoudelijke agenda voor het nieuwe plan staat. Daarmee is aangegeven welke delen van het omgevingsbeleid aan verandering onderhevig zullen zijn. De 'Contourennota' is besproken met gebiedspartners, zoals medeoverheden, maatschappelijke organisaties en instellingen. In dit proces werden de opgaven voor de provincie bevestigd.

Binnen de onderscheiden gebieden, noordelijk, oostelijk en zuidelijk Flevoland en de Grote Wateren, zijn aanvullende opgaven geformuleerd. De 'Hoofdlijnennota' vormt de logische vervolgstap op de geformuleerde opgaven en is gericht op het aangeven van ambities (wat willen we bereiken) en oplossingsrichtingen (op welke wijze kunnen we doelen bereiken). Bij de voorbereiding van de 'Hoofdlijnennota' hebben de waterbeheerders wateradviezen uitgebracht.

Investeringen in de fysieke leefomgeving, zoals in onderhavig plangebied, worden vanuit de provincie Flevoland beschouwd als een waardevolle ondersteuning voor de regionale economie.

Woonvisie Flevoland 2004

In de 'Woonvisie Flevoland 2004' geeft de provincie Flevoland haar beoogde woonbeleid weer. De plaatsen Emmeloord en Dronten ontwikkelen zich hierbij tot interessante centra met diverse woonmogelijkheden en een breed pakket aan voorzieningen. Het voorzieningenpakket is van belang voor de gehele Noordoostpolder en voor het oostelijk deel van Oostelijk Flevoland. In de centra ontstaat een woonmilieu waarbij de nabijheid van voorzieningen een pluspunt is. Dit kan vooral interessant zijn voor ouderen (nabijheid van winkels en zorgvoorzieningen), maar ook voor jonge starters op de woningmarkt. Beide plaatsen zijn interessant voor mensen die èn een moderne, rustige woonomgeving wensen èn een hoogwaardig voorzieningenpakket in de nabijheid prefereren. Huishoudens van alle inkomenscategorieën moeten in deze plaatsen voldoende woonruimte vinden. Onderhavig plan past binnen deze doelstelling.

2.4 Rijks- En Europees Beleid

Nota Ruimte

Het kabinet heeft zijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd in de 'Nota Ruimte'. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. De nota kent daarnaast vier algemene doelen:

  • versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten);
  • krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land);
  • waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden);
  • veiligheid (voorkoming van rampen).

Het kabinet hanteert als motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. In de Nota Ruimte geeft het kabinet aan welke waarden overal gegarandeerd moet worden (de basiskwaliteit) en voor welke ruimtelijke structuren het rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de Ruimtelijke Hoofdstructuur. De Noordoostpolder behoort niet tot de Ruimtelijke Hoofdstructuur.

Buiten de Ruimtelijke Hoofdstructuur zijn provincies en gemeenten in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid. Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. Steden worden ondersteund in hun functie van economische en culturele motor. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden (waaronder soms ook bedrijfsverplaatsing) is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen. Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

In het kader van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wethouders ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening in de toelichting de uitkomsten op te nemen van het met toepassing van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestaande situatie en op de relevante milieuhygiënische aspecten.

3.2 Ruimtelijke Ontstaansgeschiedenis

De gemeente Noordoostpolder ligt in Nederlands twaalfde provincie, Flevoland. De gemeente heeft een oppervlakte van 59.620 hectare en telt 46.100 inwoners per 1 januari 2010.

Emmeloord fungeert als centrumplaats, omringd (op fietsafstand) door tien dorpen: Bant, Creil, Ens, Espel, Luttelgeest, Kraggenburg, Marknesse, Nagele, Rutten en Tollebeek. Sinds 1962 is de Noordoostpolder een zelfstandige gemeente. Het karakter van de gemeente is sterk agrarisch. De ruimtelijke structuur van de polder wordt mede bepaald door de volgende elementen:

  • groene lijsten: boerderijen en dorpen als groene eilanden in de open agrarische ruimte;
  • ringen: IJsselmeerdijk en voormalige Zuiderzeedijk en de dorpenringweg;
  • radialen: het assenkruis dat de dorpenringweg met Emmeloord verbindt;
  • hiërarchische en concentrische opbouw;
  • verkaveling volgens een modulair systeem op basis van een standaardkavel (300 m x 800 m).

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00512-VS02_0002.jpg"

Structuur Noordoostpolder (uit: Toekomstvisie gemeente Noordoostpolder 2030).

Het belangrijkste kenmerk van de Noordoostpolder is dat het is ontworpen als eenheid, waarbij landschap, stedenbouw en architectuur onderdeel uitmaken van één integraal ontwerp. Hierdoor heeft de Noordoostpolder een hoge mate van ruimtelijke samenhang en architectonische uniformiteit. Vanwege het integrale ontwerp en de gaafheid van het landschap zijn de Noordoostpolder en Urk in de Rijksnota Belvedère gerangschikt onder de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden in Nederland. Tevens staat Schokland op de nominatie om opgenomen te worden op de werelderfgoedlijst van de Unesco.

De Noordoostpolder kan gekarakteriseerd worden als concentrisch op verschillende niveaus. De vorm is daarbij steeds aangepast aan de topografie, de agrarische bedrijfsvoering, de civiele techniek, de gewenste afstand tussen de dorpen en de centrale plaats Emmeloord. Gebruik makend van onder andere de theorieën van de Duitse sociaal-geograaf W. Christaller (centrale plaatsentheorie) werd een hiërarchisch model ontwikkeld ten aanzien van de plaats en de functies van de nederzettingen. De wisselwerking tussen een concentrische opbouw, de hiërarchie, modulaire opbouw en de ondergrond/omgeving, het zogenaamde 'polderidioom' is sterk bepalend geweest voor de inrichting van de Noordoostpolder. Emmeloord is letterlijk en figuurlijk het centrum van de Noordoostpolder.

3.3 Gebiedsbeschrijving Centrum Emmeloord

Structuur

Emmeloord is letterlijk en figuurlijk het centrum van de Noordoostpolder. Het hart van het centrum wordt gevormd door De Deel met de Poldertoren als blikvanger, de omgeving van De Deel met kantoren en openbare gebouwen en het winkelgebied aan de Lange Nering.

De Deel wordt aan één zijde begrensd door de Korte Dreef.

De andere wanden bestaan uit een verzameling gebouwen, die in stijl en afmetingen onderling sterk verschillen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00512-VS02_0003.jpg"

De Deel, Beursstraat

Bebouwing

De architectuur van Emmeloord wordt gekenmerkt door de typisch Hollandse baksteentraditie uit de jaren 50 waar de Delftse School dominant deel van uitmaakt. Deze bouwstijl is ook kenmerkend voor het centrumgebied. Een zorgvuldig opgebouwde hoofdvorm van het gebouw, in baksteen opgetrokken gevelvlakken en met pannen belegd dakvlak waarbij de sobere architectuur wordt ondersteund door een detaillering met duurzame accenten en een ingetogen ornamentiek. Voorbeelden van deze traditionele architectuur zijn terug te vinden binnen het centrumgebied aan de Lange Nering, de Beursstraat en aan de Korte Dreef. Aan de rand van het centrumgebied zijn aan de Koningin Julianastraat nog zeer gave voorbeelden van de Delftse School aanwezig die zelfs als rijksmonument zijn aangewezen. De gebouwen rondom de Deel vertonen thans bouwstijlen uit verschillende periodes. De jaren vijftig met zijn bakstenen architectuur en zorgvuldige detailleringen, naast hedendaagse glas-architectuur. De meeste gebouwen bestaan uit drie bouwlagen met een plat of flauw hellend dak. Een aantal gebouwen is met respect voor het oude gemoderniseerd, zoals het Voorhuys.

Helaas zijn ook in de loop van de tijd veel van deze voorbeelden aangetast door de vele toevoegingen en is plaatselijk een rommelig beeld opgeroepen.

Er is een afwisseling in grote en kleinere architectonische eenheden. Ook subtiele hoekverdraaiingen en de markering van hoeken is opvallend.

De Deel

Het huidige plangebied betreft het verharde plein De Deel, in gebruik als parkeerterrein annex manifestatieruimte en als busstation, en het park aan de Koningin Julianastraat. Op het plein staat de Poldertoren, het meest markante gebouw van de hele polder. Op de noordoostelijke hoek staat het complex van 't Voorhuys met de schouwburg/bioscoop en het hotel-café-restaurant. Op de noordwestelijke hoek stond het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en daarachter de Résidence De Deel. Tussen de Résidence en 't Voorhuys staat nu nog een kantoorgebouw (Sinke).

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00512-VS02_0004.jpg"







afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00512-VS02_0005.jpg"

De Poldertoren en 't Voorhuys

Beleving/Knelpunten

Het centrum had tot de herinrichting weinig allure en werd als saai ervaren. Het winkelcentrum was sterk naar binnen gekeerd en de toegangen waren deels onduidelijk en onaantrekkelijk. Het plein De Deel wordt ervaren als kaal, leeg en winderig en de aanliggende bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte als onaantrekkelijk. De winkelstraat i.c. de Lange Nering, was vol, rommelig en onoverzichtelijk en dringend toe aan onderhoud. De beleving van de Lange Nering West en Oost is door de herinrichting gewijzigd in een aantrekkelijk winkelgebied.

3.4 Distributieplanologische Aspecten

De versterking van het centrum van Emmeloord is in 1997 in gang gezet met het opstellen van de structuurvisie Emmeloord Centrum. In het verlengde daarvan zijn, zoals genoemd in paragraaf 2.2, verschillende beleidsstukken opgesteld: onder meer het Masterplan (2003), de Markttoets (2004/2005) en het Ontwikkelingsplan (2006). Recente ingrepen zoals de opknapbeurt voor de Lange Nering en de Poldertoren en de verplaatsing van het busstation zijn onderdeel van het ontwikkelplan. In juli 2011 is begonnen met de reconstructie van de Paardenmarkt. De volgende stap is de ontwikkeling van De Deel.

In de plannen voor De Deel is ook ruimte opgenomen voor een behoorlijke uitbreiding van de winkelvloeroppervlakte (wvo). Om de haalbaarheid hiervan te toetsen is d.d. april 2008 door BRO een aantal analyses uitgevoerd om de effecten nader te kunnen onderbouwen en ook aanbevelingen daartoe te kunnen doen voor mogelijke oplossingsrichtingen. Uit het rapport, dat als Bijlage 2 aan het plan is toegevoegd, blijkt met betrekking tot de ontwikkelingen van De Deel het volgende.

Toevoeging van de geplande winkelmeters in De Deel zal naar verwachting slechts geringe effecten hebben op het bestaande aanbod. Wel is het wenselijk om een bestaande supermarkt uit de gemeente te verplaatsen naar De Deel en in omvang te moderniseren. Op deze manier is er in 2013 afdoende ruimte voor toevoeging van de geplande winkelmeters.

Het is van belang dat er op korte termijn zichtbaar kwaliteit wordt toegevoegd aan het centrum om het imago van het centrum en indirect de gemeente te verbeteren. De opwaardering van de Lange Nering is, gezien de uitkomsten van het koopstromenonderzoek, al een aanzienlijke stap geweest, terwijl het om een relatief kleine inspanning ging. Met een impuls als De Deel ervaart de consument de verbeteringen direct, waardoor de oriëntatie op het centrum verder zal toenemen. Dit zal nodig bijdragen aan de versterking van de concurrentiepositie van Emmeloord.

Toevoeging van een sterke nieuwe concentratie in het centrum zal zorgen voor een differentiatie in het centrumgebied. De nieuwe concentratie zal gedeeltelijk bestaan uit verplaatsers uit andere delen van het centrum. Hierdoor kunnen heldere submilieus ontstaan, zoals een foodcluster, modecluster of een doelgericht (grootschalig) cluster. De achtergebleven locaties moeten dan wel (binnen de mogelijkheden van sturing) worden ingevuld met winkels of bedrijven die deze sublocaties versterken. De diversiteit die hierdoor in het centrum ontstaat zal leiden tot een versterking van de kwaliteit.

Conclusie

Om het centrum van Emmeloord haar regioverzorgende functie te laten behouden is een zichtbare versterking noodzakelijk. Met name toevoeging in de recreatieve branches is gewenst. Er vloeit nu nog veel koopkracht af richting grote steden als Zwolle. Het aanbod in Emmeloord moet met name in de branches kleding, mode & schoenen versterkt worden om de consument een alternatief te kunnen bieden. Daarnaast is het wenselijk om het aanbod in alle branches te completeren en te verdiepen. Hierbij is modernisering van de omvang van diverse winkels wenselijk.

Met de realisatie van De Deel kan deze versterking worden gerealiseerd in het centrum van Emmeloord. Behalve de toevoeging van een supermarkt, leidt deze versterking niet tot ontwrichting van de detailhandelsstuctuur. Het is juist een kans die op korte termijn gegrepen moet worden om de concurrentiepositie te behouden. De opwaardering van de Lange Nering is de eerste aanzet geweest en dit dient navolging te krijgen met een verdere uitbreiding van het aanbod.

3.5 Milieuaspecten

Bij de opstelling van een bestemmingsplan is het van belang om na te gaan in hoeverre milieuhygiënische factoren belemmeringen opleveren voor de voorgestane ontwikkelingen. In de volgende alinea's wordt aandacht besteed aan een aantal relevante milieufactoren.

3.5.1 Relatie bedrijfsactiviteiten/woningen

Het onderhavige gebied heeft hoofdzakelijk een centrumfunctie gecombineerd met wonen. Tevens komen enkele specifieke functies voor zoals de schouwburg/bioscoop en de Poldertoren. Wat de aard en de toe te laten bedrijvigheid in het centrumgebied betreft, wordt uitgegaan van licht milieubelastende bedrijfsactiviteiten (categorie 1- en 2-bedrijven).

In het centrum bevindt zich geen zware bedrijvigheid. De juridische regeling is zodanig opgesteld, dat in het plangebied geen bedrijvigheid wordt toegestaan die niet past in de directe nabijheid van woningen.

3.5.2 Wet geluidhinder

Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'.

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai.


Wegverkeerslawaai

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich langs alle wegen een geluidszone bevindt. Uitzonderingen hierop zijn wegen:

  • die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.


De breedte van de geluidszone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied. De betreffende wegen bestaan uit de 2 rijstroken waarbij een geluidszone van 200 m van toepassing is waarbinnen onderzoek noodzakelijk is. Voor de Koningin Julianastraat geldt deels een maximum snelheid van 30 km/h. Op een deel van Onder de Toren en de Espelerlaan zal een maximum snelheid van 30 km/u worden ingesteld. Op wegen met een maximum snelheid van 30 km/u is de Wet geluidhinder niet van toepassing.


Door Goudappel Coffeng is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 3 aan dit plan toegevoegd. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn hierna weergegeven. Als Bijlage 4 van dit bestemmingsplan is het verkeersmodel voor de gemeente Noordoostpolder opgenomen, dat mede ten grondslag ligt aan het akoestisch onderzoek.

Resultaten nieuwe bebouwing

Voor de nieuwe woningen in het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden ten gevolge van de Korte Dreef. De maximaal berekende geluidsbelasting bedraagt 59 dB. In voorliggende situatie zijn maatregelen, aan de bron of in de overdracht, lastig in te passen. Voor de nieuwe woningen is het aanvragen van een hogere grenswaarde dan ook een reële optie.


Bij het toestaan van hogere grenswaarden geldt de voorwaarde dat wordt voldaan aan de maximale binnenwaarde conform het Bouwbesluit.

Resultaten bestaande woningen, weg in reconstructie

Voor de woningen langs De Korte Dreef en de Lange Dreef is geen sprake van een toename van de geluidsbelasting van 2 dB of meer. Er is dan ook geen sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder.

Resultaten langs 30 km/h wegen

Voor 30 km/h wegen is de Wet geluidhinder niet van toepassing en kan geen formele toetsing plaatsvinden. Om een goede ruimtelijke afweging te kunnen maken zijn de geluidsbelastingen echter wel inzichtelijk gemaakt. Daarbij is een vergelijking gemaakt met de huidige situatie. Rondom de toekomstige rotonde in de Espelerlaan is sprake van geluidstoenames van 1 – 2 dB. Geconstateerd is dat maatregelen in de vorm van geluidsreducerend asfalt lastig inpasbaar zijn op deze locatie. Ook zijn aanpassingen in de overdracht, zoals schermen, vanuit stedenbouwkundig oogpunt moeilijk inpasbaar.


Op de Koningin Julianastraat geldt in de huidige situatie een snelheidsregime van 30 km/h. Dit snelheidsregime zal in de toekomstige situatie gehandhaafd blijven. Ter hoogte van de toekomstige rotondes en aan de oostzijde, waar de ligging van de rijbaan wijzigt, is sprake van een toename van de geluidsbelasting. Afhankelijk van de locatie kan geluidsreducerend asfalt worden toegepast om de geluidsbelasting te beperken.

Conclusie

Vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan dient door het college van burgemeester en wethouders een ontheffing voor een hogere waarde van de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te realiseren woningen te zijn verleend. Bij het toestaan van hogere grenswaarden geldt als voorwaarde dat wordt voldaan aan de maximale binnenwaarde conform het Bouwbesluit.

Er gelden dan geen akoestische belemmeringen voor de ontwikkeling van De Deel.

3.5.3 Bodem

In verband met de geplande ontwikkelingen binnen het plangebied is het van belang om inzicht te hebben in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater). Met het oog hierop is door Hunneman Milieu Advies Raalte BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de totale locatie (d.d. juni 2006, opgenomen als Bijlage5) en specifiek voor de locatie tussen de Beursstraat en de schouwburg (d.d. juni 2006, opgenomen als Bijlage 6). De resultaten van het onderzoek zijn onderstaand samengevat weergegeven.

Totale locatie

In de bovengrond van de totale locatie zijn geen gehalten aangetoond boven de streefwaarde. In de mengmonsters van de ondergrond zijn met uitzondering van één licht verhoogd gehalte aan minerale olie (boven streefwaarde, maar beneden toetsingswaarde) ook geen verhoogde waarden aangetroffen.

In het grondwater zijn, met uitzondering van een licht verhoogd gehalte aan zink, geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden. Het licht verhoogde gehalte aan zink overschrijdt de streefwaarde, maar blijft beneden de toetsingswaarde voor nader onderzoek.

Beursstraat

Locatie Beursstraat is separaat onderzocht aangezien aan de westzijde van de onderzoekslocatie diverse voor bodemverontreiniging verdachte deellocaties zijn gesitueerd. Op de meest nabij gelegen locatie (Beursstraat 6) is een ernstige bodemverontreiniging met gechloreerde koolwaterstoffen aangetoond. In het grondwater zijn hier sterk verhoogde gehalten aan VOCl aangetoond.

Uit het onderzoek van het, binnen het plangebied gelegen, deel tussen de Beursstraat en de schouwburg is gebleken dat in de bovengrond geen verhoogde gehalten aanwezig zijn.

In het mengmonster van de ondergrond zijn, met uitzondering van een licht verhoogd gehalte aan PAK (boven streefwaarde, maar beneden toetsingswaarde), geen gehalten aangetoond boven de streefwaarde. In het ondiepe en middeldiepe grondwater (peilfilters tussen 3 en 5,5 m -mv) zijn licht verhoogde gehalten aangetoond aan chroom, cis 1,2-dichlooretheen en/of vinylchloride. De toetsingswaarde wordt hierbij niet overschreden.

Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaren voor de voorgenomen ontwikkeling op de locatie. De licht verhoogde concentraties VOCl in het grondwater zijn wel een punt van aandacht bij een eventuele grondwaterbemaling tijdens de bouw.

Vanwege het ongewijzigde (grond)gebruik na het uitvoeren van beide bodemonderzoeken in 2006 is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de bodemsituatie sindsdien is veranderd. Er is daarom in het kader van bestemmingsplan 'Emmeloord, de Deel - Stadshart' geen nieuw bodemonderzoek verricht.

3.5.4 Luchtkwaliteit

Door Goudappel Coffeng is onderzocht welke invloed de ontwikkeling van De Deel heeft op de luchtkwaliteit. Er mogen geen normen worden overschreden zoals vastgelegd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' en de bijbehorende bijlagen.

Daarnaast wordt de ligging van de wegen rond De Deel aangepast. Aan de uiteinden van de Koningin Julianastraat worden rotondes gerealiseerd. Ten behoeve van het bestemmingsplan dienen de effecten voor luchtkwaliteit inzichtelijk gemaakt te worden.

De rapportage van het luchtkwaliteitsonderzoek is als Bijlage 7 opgenomen, hierna zijn de conclusies vermeld.

Resultaten stikstofdioxide

Voor stikstofdioxide zijn geen normoverschrijdingen geconstateerd. Voor de huidige situatie, de toekomstige situatie en het ingangsjaar van de grenswaarde voor stikstofdioxide (2015) zijn geen waarden berekend die hoger zijn dan 40 µg/m³.

Resultaten fijn stof
Voor fijn stof zijn geen normoverschrijdingen berekend. Voor alle onderzoeksjaren, inclusief het ingangsjaar voor de norm van 40 µg/m³, wordt ruimschoots voldaan aan de normen. Dat geldt ook voor de grens van 35 dagen waarop normoverschrijdingen zijn toegestaan. Met maximaal 9 dagen wordt hieraan ook ruimschoots voldaan.

Conclusie

Omdat aan de grenswaarden wordt voldaan, kan het plan doorgang vinden op basis van artikel 5.16 lid 1 onder a Wm.

3.5.5 Externe veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. In het kader van dit bestemmingsplan moet derhalve het Besluit externe veiligheid inrichtingen in acht worden genomen.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

In of bij het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Nader onderzoek naar een plaatsgebonden risico of een groepsrisico is dus niet aan de orde.

Buisleidingen

In of bij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

De routering gevaarlijke stoffen wordt sinds 1 augustus 1996 geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen daarvoor rijks-, provinciale - en gemeentewegen worden aangewezen. Op basis van artikel 18 van deze wet is de gemeenteraad bevoegd wegen of weggedeelten aan te wijzen waarvoor een routeplicht geldt. Deze route dient echter aan te sluiten op die route, die in dat kader door het rijk en de provincie is vastgesteld. Binnen de plangrenzen komen geen routes gevaarlijke stoffen voor. De A6 is wel zo'n route, maar deze ligt op meer dan een kilometer afstand.

Uit de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (2010) blijkt dat de A6 geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft en dat een dergelijke contour voor deze weg ook niet wordt verwacht. Emmeloord vormt ook geen (mogelijk) aandachtspunt voor het groepsrisico. De verdere ontwikkeling maakt dat niet anders.

Uit de kaarten van het (ontwerp)Basisnet Water (2008) blijkt ook dat er geen wateren in de directe omgeving van Emmeloord zijn die een plaatsgebonden risicocontour hebben van 10-6 of een (mogelijk) aandachtspunt vormen voor het groepsrisico.

Verder is Emmeloord niet gelegen in de nabijheid van een spoorlijn. Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt in dit kader dan ook geen risico voor de planontwikkeling.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de uitvoering van het voorliggende plan.

3.5.6 MER

Het uitvoeringsplan dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is te bechouwen als een stedelijk ontwikkelingsproject. In het Besluit milieueffectrapportage is een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen in lijst D van de bijlage van het Besluit, als categorie D 11.2. De drempelwaarde ligt op 100 ha of meer, 2.000 woningen of meer woningen of een vloeroppervlak van meer dan 200.000 m2 (inclusief winkels en parkeren).Het plan zoals opgenomen in dit bestemmingsplan blijft ruimschoots onder deze drempels.

Met ingang van 1april 2011 dient, ook ingeval het plan onder deze drempels blijft, een afweging gemaakt te worden of er sprake is zou kunnen zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu en daarmee van een m.e.r.- beoordelings- c.q. een plan-MER -plicht.

Bij het opstellen van het onderhavige plan is er een goede afweging gemaakt aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken en daaruit is de conclusie getrokken dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zullen optreden als gevolg van de op basis van dit plan mogelijke activiteiten/ bouwmogelijkheden. Op basis daarvan is geconcludeerd dat er niet sprake is van een m.e.r. - beoordelings- of plan MER -plicht.

3.6 Waterparagraaf

Algemeen

Het beleidskader waaruit de watertoets is voortgekomen, bestaat uit het Kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water', de Nota Ruimte en de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. In deze waterparagraaf wordt aangegeven wat de watertoets is en wat dit voor gevolgen heeft voor het bestemmingsplan 'Emmeloord, de Deel - Stadshart'.

Wat is de watertoets?

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid, zoals de vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en het Provinciaal Omgevingsplan Flevoland. De watertoets geeft de inbreng van water een plaats in de procedures over ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt vanaf 14 februari 2001 toegepast op alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten tot wijziging van deze plannen. De provincie Flevoland heeft hiertoe beleidsregels opgesteld die in acht moeten worden genomen bij ruimtelijke plannen.

Het bestemmingsplan

De ontwikkelingsplannen voor Emmeloord Centrum, met name de plannen voor de Deel, zijn voor de eerste keer besproken in het accountmanagersoverleg tussen waterschap Zuiderzeeland en de gemeente van 30 november 2005. Daarna is in overleg met het waterschap de waterhuishouding van de herontwikkeling van De Deel verder voorbereid.

De volgende aspecten hebben een belangrijke rol gespeeld:

  1. 1. het voldoen aan de gevraagde waterberging;
  2. 2. de wijze waarop het verhard oppervlak in het plangebied wordt afgekoppeld;
  3. 3. de noodzakelijke Wvo-vergunning.

Door ingenieursbureau Royal Haskoning is voor de ontwikkeling van De Deel een afkoppelstructuurplan opgesteld (d.d. 27 juli 2006, Bijlage 8).

Ad 1.

Bij de herinrichting van het bestaande stedelijk gebied van De Deel e.o. wordt het verhard oppervlak met circa 8.600 m²vergroot. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een aanmerkelijk deel van De Deel, als parkeerterrein, thans reeds is verhard. Volgens de door het waterschap gehanteerde vuistregel moet binnen het plangebied rekening worden gehouden met het creëren van een extra berging van circa 625 m³ (7,25 m³ per 100 m²).

Er heeft inmiddels al een invulling van de gewenste bestemmingen binnen het plangebied De Deel plaatsgevonden, waardoor er voor de aanleg van nieuw open water geen plaats kan worden ingeruimd. Voor een aan te leggen waterpartij moet bij de dimensionering rekening worden gehouden met een hiervoor benodigde waterkwantiteit en –kwaliteit om van voldoende waarde te kunnen zijn voor de totale beeldkwaliteit binnen het plangebied. Op grond van het bovenstaande wordt de door het waterschap gevraagde bergingsopgave voor deze lokatie niet realiseer- en haalbaar geacht.

Refererend aan het door ingenieursbureau Royal Haskoning opgestelde afkoppelstructuurplan en aanvullend hierop de gemeentelijke ervaringen uit het stedelijk gebied rondom De Deel, vindt de gemeente het niet raadzaam om infiltratievoorzieningen toe te passen. In het plangebied zijn een aantal grondboringen uitgevoerd. Met behulp van de hieruit aangeleverde boorprofielen kan worden afgeleid dat deze een grillig beeld geven met veel overgangen. Lokaal komt veel veen voor. Voor de gewenste infiltratie gedraagt veen zich als een stoorlaag. De gemeten k-waarde varieert van 0,5 m tot 1,0 m/dag. Ter indicatie voor een goede doorlatendheid is minimaal een k-waarde van 5,0 m/dag nodig.

Uit de directe woonomgeving van de aan het plangebied grenzende Koningin Julianastraat heeft de gemeente na de vervanging van een lek riool geconstateerd dat de aanwonenden geconfronteerd werden met grondwateroverlast. Ook hieruit kan worden afgeleid dat het plangebied zich niet leent voor infiltratie. Onvoldoende kan worden gegarandeerd dat de benodigde investeringen voor de benutting van infiltratie een doelmatig rendement gaan opleveren.

Naar aanleiding van bovenstaande afwegingen kan geconcludeerd worden, dat er binnen het plangebied geen mogelijkheden voor handen zijn om een vertraagde afvoer van het overtollige regenwater te bewerkstelligen. Gekozen moet worden voor een directe afvoer van het regenwater naar de aangrenzende gracht. Deze gracht staat in directe verbinding met zowel de Espeler- als de Lemstervaart.

Om na uitvoering van het herinrichtingsplan De Deel e.o. aan de gevraagde wateropgave te kunnen voldoen, stelt de gemeente voor om nader met het waterschap in overleg te treden om elders binnen het bemalingsgebied van de Lage Afdeling een compensatiegebied aan te wijzen.

Ad 2.

Verwijzend naar het al eerder vermeld afkoppelstructuurplan, hebben wij de intentie om het maximaal af te koppelen verhard oppervlak van circa 4,9 ha, ook daadwerkelijk uit te voeren. De gemeente heeft de mogelijkheden voor het afkoppelen van het plangebied De Deel e.o. na het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan heroverwogen.

Binnen het plangebied wordt onderscheid gemaakt tussen het afkoppelen van relatief schoon verhard oppervlak en de verharde oppervlakken die te belastend vuil worden bevonden om direct te mogen afvoeren naar het aanwezige oppervlaktewater.

Aanvankelijk is door de gemeente gekozen om het vervuilde regenwater door middel van de aanleg van helofytenfilters in het verlengde van de gracht te zuiveren. Onlangs is door de gemeente een afweging gemaakt, in hoeverre helofyten langs de gracht in te passen zijn binnen de beoogde beeldkwaliteit van deze gracht. Wij zijn van mening dat de aanwezigheid van helofyten langs de gracht een negatieve invloed uitoefent op het in stand houden van het kenmerkend rechtlijnige karakter van deze gracht in de kern van Emmeloord.

Na afweging van een aantal mogelijkheden voor het kunnen scheiden van het vuile regenwater van het relatief schone regenwater, is door de gemeente gekozen voor het door Wavin in samenwerking met Tauw B.V. ontwikkeld Smart Drain-systeem.

Het Smart Drain-systeem geeft een betere sturing van het scheiden van de eerste vervuilde stroom regenwater (“first flush”) in vergelijking met het traditionele verbeterd gescheiden rioleringsstelsel. Bij het verbeterd gescheiden rioleringsstelsel gaat in de praktijk nog steeds de hoofdmoot van het af te voeren regenwater (circa 70-80%) naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Bij het Smart Drain-systeem kan de hoeveelheid af te voeren regenwater naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie worden teruggedrongen naar circa 40%.

Door middel van het toepassen van “Save” kolken wordt het grove vuil, zoals bladeren, takjes, plastic, papiertjes, et cetera nagenoeg direct bij de bron afgevangen. Vervolgens wordt het “vervuilde” regenwater door middel van een verzamelleiding afgevoerd naar een scheidingsput. In de scheidingsput is een balhuis aanwezig. Het balhuis zorgt voor een begrenzing van de regenwaterafvoer naar het vuilwaterriool. Bij een toenemende vulling van regenwater in de scheidingsput, wordt de aanwezige bal in de afvoerbegrenzer omhoog gedrukt, tot een moment waarop deze de afvoer naar het vuilwaterriool afsluit. Het relatief schone regenwater vindt vervolgens een weg naar het hoger gelegen regenwaterriool. Via het regenwaterriool mondt het regenwater uit op het oppervlaktewater.

Ad. 3

Het is het voornemen van de gemeente om alvorens het rioleringsplan voor De Deel e.o. in uitvoering te brengen, dit plan nog nader met het waterschap te bespreken. Tijdens dit overlegmoment zal ook de benodigde Wvo-vergunning voor het via het Smart Drain-systeem af te voeren regenwater naar het oppervlaktewater ter sprake worden gebracht. Voordat met de uitvoering van de rioleringswerkzaamheden wordt begonnen, neemt de gemeente de hiervoor geldende procedure voor de nog benodigde Wvo-vergunning in acht. Deze aanvraag zal tijdig bij het waterschap ingediend worden.

Conclusie

Bij de ontwikkeling van De Deel wordt in voldoende mate rekening gehouden met de waterhuishouding.

3.7 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Uitgangspunt van de wetgeving is een integrale bescherming van de aangewezen natuurwaarden en -gebieden. Dit betekent dat in beginsel elke aantasting, die schadelijke gevolgen kan hebben voor de aangewezen waarden dient te worden gereguleerd. Dit kan worden omschreven als een algehele zorgplicht. Het is verboden om, zonder vergunning, projecten of andere handelingen te realiseren/verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op aangewezen waarden.

Van belang voor conserverende bestemmingsplannen is dat het bestendig gebruik in principe kan worden voortgezet, aangezien dit ertoe heeft bijgedragen dat de natuurwaarden van het gebied tot hun actuele ontwikkeling zijn gekomen.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.

Het plangebied ligt niet binnen of in de nabijheid van een speciale beschermingszone, waardoor nader onderzoek voor dit aspect niet noodzakelijk is.

Soortbescherming

Sinds 1 april 2002 regelt de 'Flora- en faunawet' de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Er is een ecologisch onderzoek uitgevoerd door Buro Bakker (d.d. 31 mei 2006). Dit rapport is als Bijlage 9 aan het plan toegevoegd. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn:

Flora en vegetatie: er zijn geen door de Flora- en faunawet beschermde soorten aangetroffen. Alle aanwezige plantensoorten zijn algemeen tot zeer algemeen. Gezien de aard van het terrein is het aannemelijk dat in het verdere groeiseizoen beschermde planten niet zullen worden aangetroffen.

Fauna: Er zijn een beperkt aantal algemeen voorkomende vogels waargenomen, zij zullen het park hoogstwaarschijnlijk gebruiken als broedplaats.

Er zijn geen sporen van zoogdieren aangetroffen. Wel zullen naar verwachting een beperkt aantal zoogdieren gebruik maken van het onderzoeksgebied. Dit betreft dan de Bosmuis, Bosspitsmuis en Huisspitsmuis. Strikt beschermde muissoorten komen niet voor.

In de bomen zijn geen voor vleermuizen geschikte holtes aangetroffen. Verblijfplaatsen van strikt beschermde vleermuissoorten zijn derhalve niet aanwezig.

Overige beschermde soorten worden niet in het gebied verwacht.

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat alle waargenomen soorten algemene maar beschermde soorten betreft. Hiervan is de gunstige staat van instandhouding niet in het geding. Daarom geldt voor deze soorten een vrijstelling en hoeft hiervoor geen ontheffing aangevraagd te worden. De algemene zorgplicht is voor deze soorten wel van kracht.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling van De Deel veroorzaakt geen negatieve effecten op flora en fauna.

3.8 Archeologie

Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische monumentenkaart (AMK), hierop zijn de bekende en gewaardeerde vindplaatsen aangegeven. Er zijn in het plangebied geen archeologische monumenten bekend. Complementair aan deze kaart zijn de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Beleidsadvieskaart van de gemeente Noordoostpolder. Op de speciaal voor de gemeente Noordoostpolder ontwikkelde beleidsadvieskaart is aangegeven welke gebieden een (middel)hoge verwachtingskans op archeologische vondsten hebben en welke gebieden een lage verwachtingskans op archeologische vondsten hebben. Verder is op de kaart aangegeven waar zich scheepswrakken bevinden en welke gebieden een archeologisch monument betreffen.

Volgens de Beleidsadvieskaart van de gemeente Noordoostpolder 2007 ligt het plangebied in een omgeving met een lage archeologische verwachtingswaarde, zie Bijlage 10. AMK-terreinen en waarnemingen ontbreken binnen het plangebied en zijn ook in de directe omgeving schaars. Het plangebied ligt binnen het provinciale Archeologische Aandachtsgebied, maar buiten het uitwerkingsgebied. De oostelijke grens van het uitwerkingsgebied loopt vanaf de Korte Dreef via Onder de Toren in noordelijke richting. Aangezien het hier een gebied betreft met een lage trefkans op archeologische waarden is geen omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Bovendien is er, vanwege het feit dat de bodemopbouw reeds verstoord is, geen aanleiding voor het houden van een archeologisch onderzoek.

Conclusie

Er is op grond van de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart geen aanleiding te veronderstellen dat er bij de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied archeologische waarden worden aangetast.

Hoofdstuk 4 Het Plan

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt met name ingegaan op de stedenbouwkundige planopzet die aan het juridische bestemmingsplan ten grondslag heeft gelegen.

4.2 Planbeschrijving De Deel

Algemeen

De ambitie bij de herinrichting van De Deel is het plangebied tot integraal en hoogwaardig onderdeel van het centrum van Emmeloord te maken. Hiermee kan het zijn functie waarmaken als belangrijkste entree van Emmeloord-centrum. Tussen het oostelijk deel van het centrum (de winkelstraat de Lange Nering) en het westelijk deel (de cluster van overheidsinstellingen rond het Harmen Visserplein) ligt de nadruk op en rond De Deel op cultureel-recreatieve functies - inclusief horeca en detailhandel - aangevuld met wonen, parkeren, het busstation en ruimte voor evenementen en manifestaties. De versterking van de cultureel-recreatieve functies geeft antwoord op de toenemende vraag naar ontspanning en mogelijkheden voor een zinvolle invulling van de vrije tijd die zich op dit moment als trend in de samenleving voordoet. Het type woningbouw (appartementen) sluit goed aan bij de vraag naar woningen voor 1 en 2 persoonshuishoudens (zie Woningmarktanalyse Noordoostpolder, zoals beschreven in paragraaf 2.2 van deze toelichting).

De gebouwen hebben wel enige afwisseling in de bouwhoogten. Zo heeft 't Voorhuis een maximale bouwhoogte van 12 meter, het theater 18 meter, terwijl de bioscoop weer een maximale goothoogte heeft van 11 meter.

Nieuwbouw

Nieuwbouw in het plangebied is voorzien in de vorm van twee bouwdelen: aan de noordzijde een deel tussen de kantoorgebouwen aan Onder de Toren en de schouwburg/bioscoop met hotel-restaurant-café 't Voorhuys en aan de zuidzijde een bouwdeel tussen het busstation en de Beursstraat. De open ruimte tussen beide bouwdelen vormt een verlenging van de winkelstraat Lange Nering tot aan het busstation. De gevels aan de open tussenruimte zijn enigszins gebogen, zodat een omsloten binnenruimte ontstaat. Aan de westzijde van de binnenruimte naderen beide gevels elkaar, zodat een smalle doorgang overblijft. Deze doorgang leidt naar het busstation. De doorgang krijgt de uitstraling van een poort, waarmee een markering van de westelijke entree van het centrumwinkelgebied wordt gecreëerd.

Tussen de kantoorgebouwen aan Onder de Toren en de nieuwbouw wordt een parkeerterrein met circa 210 plaatsen aangelegd. Het overig openbaar gebied wordt ingericht met bomen en bankjes en er is ruimte voor terrassen bij de te vestigen horeca. Op de begane grond van beide gebouwen is ruimte voor winkels, horeca en bijbehorende magazijn-/expeditieruimte. In het noordelijk gebouw is ruimte gereserveerd voor de vestiging van een supermarkt. Verder is aan de zuidrand van het zuidelijk gebouw, langs de Korte Dreef, ruimte voor kantoren. Ook komt er in dit gebouw een fietsenstalling (circa 700 plaatsen) met toegang aan de zijde van het busstation.

De eerste verdieping van beide gebouwen wordt grotendeels ingericht als parkeerdek, waarvan de toegang via een hellingbaan met in-/uitrit aan de Koningin Julianastraat wordt gevormd. De beide parkeerdekken worden met elkaar verbonden boven de eerder genoemde 'poort' van het winkelgebied. Het parkeerdek krijgt in totaal circa 330 parkeerplaatsen. Het parkeerdek van het zuidelijk gebouw wordt aan de noordzijde door dekgebonden woningen en de westrand door twee lagen appartementen met een optie voor een derde laag omgeven. In totaal komen er tussen de 30 en 45 woningen. Een smalle binnentuin zorgt voor een groene afscheiding tussen de woningen en de parkeerplaatsen. Ook het noordelijk gebouw krijgt aan de zuidrand een bebouwingsrand van twee lagen, aansluitend aan 't Voorhuys. Deze bebouwing biedt de mogelijkheid voor circa 18 hotelkamers als uitbreiding van het huidige hotel 't Voorhuys. Door de bebouwingsranden met appartementen/ hotelkamers, de realisatie van gevels en borstweringen komen de op het parkeerdek geparkeerde auto's zoveel mogelijk uit het zicht te staan.

De bebouwing wordt deels uitgevoerd met een plat dak en deels met schuine kap. Dit draagt bij aan een variërend gevelbeeld, waarbij de delen met schuine kap voor bebouwingsaccenten zorgen, bijvoorbeeld op een aantal hoekpunten van de nieuwbouw. Het hoogste punt wordt gevormd door een blok op de hoek Beursstraat/Lange Nering met een nokhoogte van maximaal 18 meter. De overige bebouwing heeft een maximale nokhoogte van circa 15 meter. De platte daken en goothoogtes zijn niet hoger dan 12 meter, waarmee wordt aangesloten op de bestaande omringende bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00512-VS02_0006.png"

Zicht vanaf de Lange Nering richting de Poldertoren (Bron: gemeente Noordoostpolder, 2010)

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00512-VS02_0007.png"

Zicht vanaf de Korte Dreef (Bron: gemeente Noordoostpolder, 2010)

Infrastructuur

Autostructuur

Bij alle verkeerstechnische ontwerpen staan de uitgangspunten veiligheid en doorstroming centraal. Het ontwerp is gebaseerd op de hoeveelheid verkeer die door het verkeersmodel geprogonotiseerd is voor het jaar 2020.

De ontwikkeling van De Deel leidt tot de verkeersgeneratie zoals die is opgenomen in Bijlage 11. Deze tabel heeft als input gediend voor het verkeersmodel. Dit laat onverlet dat de reconstructie van Koningin Julianastraat al dient plaats te vinden vanwege de huidige intensiteiten op en rond de Koningin Julianastraat.

De Koningin Julianastraat wordt ingericht als een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Met inachtneming van de verkeersintensiteiten op de Koningin Julianastraat, de verkeersbewegingen van en naar de parkeerplaatsen, het expeditieverkeer en de hoeveelheid fietsverkeer, blijft er met het oog op de verkeersveiligheid een snelheidslimiet van 30 km/h. De inrichting is 2x1 rijbaan die fysiek van elkaar worden gescheiden. De parkeervoorzieningen van het plangebied worden ontsloten via het rechts-in rechts-uit principe. Linksafslaan vanaf of naar de parkeervoorzieningen is dus niet mogelijk. Door de fysieke rijbaanscheiding en het rechts-in en rechts-uit principe blijft het aantal potentiële conflictpunten tussen auto's en fietsers beperkt en overzichtelijk. Het rechts-in, rechts-uit principe komt bijgevolg de doorstroming op de Koningin Julianastraat ten goede.

Om de parkeervoorzieningen voor zowel het verkeer vanuit oostelijke als zuidelijke richting bereikbaar te maken, worden op het kruispunt Koningin Julianastraat-Onder de Toren en het kruispunt Koningin Julianastraat-Pastoor Koopmansplein rotondes aangelegd. Deze twee rotondes zorgen voor een veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer op deze twee kruispunten na realisatie van de nieuwe voorzieningen op De Deel. De rotondes hebben voldoende ruime bochtstralen zodat het vrachtverkeer de rotondes kan passeren. Doordat de linksafstrook op Onder de Toren wordt doorgetrokken, is de Residence vanaf deze straat bereikbaar voor haar bewoners. Met het oog op de verkeersveiligheid zal voor Onder de Toren een snelheidslimiet van 30 km/h gelden vanwege de aanwezige inritten, fietsers en voetgangers en de inrit naar het busstation.

Ten behoeve van het aantal benodigde parkeerplaatsen is een parkeerbalans opgesteld, die is opgenomen als Bijlage 12.

Fietsstructuur

Langs de hoofdrijbanen van de Koningin Julianastraat komen aanliggend verhoogde fietspaden die in één richting worden bereden. Deze fietspaden gaan vervolgens in één richting om de rotondes waarbij de fietsers voorrang hebben op het gemotoriseerde verkeer. Langs Onder de Toren wordt aan de oostzijde van de weg een in twee richtingen te berijden fietspad gerealiseerd. Daardoor steken fietsers, met bestemming het busstation, de Espelerlaan over bij de rotonde. Dit is veiliger dan een oversteek op het wegvak Onder de Toren.

4.3 Bestemmingsplan

De juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan zijn de verbeelding (plankaart) en de regels.

Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan, hetgeen inhoudt dat per bestemming tot in detail inzicht wordt gegeven in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. Die gebruiksmogelijkheden worden in de bestemmingsomschrijving benoemd.

De in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn Bedrijf-Nutsvoorziening, Centrum-1 en Centrum-2 (i.c. de Poldertoren), Cultuur en ontspanning, Groen, Horeca, Kantoor, Verkeer en Wonen.

Voorts is in het plan sprake van functie-, bouw- en maatvoeringsaanduidingen. Binnen de bestemming Verkeer wordt een veelheid aan functies als openbaar vervoer, parkeerterrein, verblijfsgebied en evenemententerrein onderscheiden door middel van aanduidingen. De aanduidingen en bijbehorende gebruiksmogelijkheden worden in de regels verklaard.

De regels worden in Hoofdstuk 5 toegelicht.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Algemeen

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen dat werkelijk noodzakelijk is.

Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat een afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan diverse afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

De bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van bepaalde regels is gebaseerd op artikel 3.6 Wro . De uitvoering ervan berust bij het bevoegd gezag. Deze flexibilteitsbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en gebouwen mogen worden gebruikt. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht en de slotregel aan de orde.

5.2 Wabo

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Hierdoor is het omgevingsrecht drastisch gewijzigd. Veel toestemmingen en vergunningen die voorheen apart geregeld waren, zijn nu opgenomen in de Wabo. Hierdoor is voor één project nog maar één omgevingsvergunning nodig, die toestemming geeft voor alle benodigde activiteiten. Een aantal vergunningen/ toestemmingen die zijn opgegaan in de omgevingsvergunning zijn de bouwvergunning, de binnenplanse ontheffing, de sloopvergunning en de aanlegvergunning. De inhoudelijke toetsingskaders voor deze vergunningen/ toestemmingen zijn niet gewijzigd. De terminologie van de regels is aangepast aan de Wabo. De ontheffing heet nu 'omgevingsvergunning voor het afwijken', de bouwvergunning 'omgevingsvergunning voor het bouwen' en de sloop- en aanlegvergunning 'omgevingsvergunning voor het slopen' respectievelijk 'omgevingsvergunning voor het aanleggen'.

5.3 Crisis- En Herstelwet

Het plan biedt naast de mogelijkheid voor de bouw van winkels enz. tevens de ruimte voor de bouw van maximaal 33 woningen. Hiermee valt het project onder categorie 3.1 van bijlage I Chw.

Die categorie betreft: "Ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (lees: een bestemmingsplan) ten behoeve van de bouw van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden".

Hiermee komt een versnelling van de afhandeling van de beroepsprocedures tot stand, waarbij op grond van artikel 1.6, vierde lid Crisis- en Herstelwet een uitspraak van de Afdeling bestuursrecht binnen 6 maanden na afloop van de terinzagelegging dient te volgen.

5.4 Coördinatieregeling

Met het oog op de gecoördineerde afhandeling van het bestemmingsplan en de benodigde vergunningen heeft de raad besloten de activiteiten rond de planontwikkeling op basis van het nieuwe plan integraal te starten.

Artikel 3.30 e.v. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de mogelijkheid om in bepaalde gevallen of bij een specifiek project de gemeentelijke coördinatieregeling toe te passen. Hierbij worden de voorbereiding, bekendmaking en vaststelling van samenhangende vergunningen en het bestemmingsplan of projectbesluit gebundeld. Er geldt in een dergelijke situatie dan ook één beroepsprocedure, te weten rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS). Bijkomend voordeel hiervan is dat de AbRvS binnen 6 maanden na ontvangst van het verweerschrift op het beroep dient te beslissen.

De gemeenteraad heeft op 24 juni 2010 besloten dat de gemeentelijke coördinatieregeling op dit plan van toepassing is.

5.5 Nadere Toelichting Op De Regels

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming is opgenomen voor de nutsvoorziening binnen het plangebied. Gasdrukregel- en meetstations zijn niet toegestaan. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen het gebouw moet worden gebouwd. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming 'Verkeer' indien de betreffende nutsvoorziening weg is en de verkeersbestemming wenselijk is met het oog op de bereikbaarheid van omliggende bebouwing.

Centrum - 1

In dit artikel is de bestemmingsregeling opgenomen voor de diverse 'centrum'-voorzieningen in het plangebied. Voor het verbeteren dan wel het creëren van een vriendelijk vestigingsklimaat wordt het van belang geacht dat een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk is. De bestemmingsomschrijving geeft daarom een breed scala aan mogelijkheden met betrekking tot de toegestane functies per bouwlaag binnen deze bestemming. Door de flexibele formulering van de bestemmingsomschrijving is een uitwisselbaarheid van diverse functies mogelijk.

Binnen de bestemming 'Centrum - 1' wordt in lid 4.1 van de regels een groot aantal functies toegestaan zoals detailhandel, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, horeca I en II. Wonen is overal toegestaan, met uitzondering van de eerste bouwlaag. Detailhandel in de vorm van een supermarkt is toegestaan. Uitgangspunt hierbij is dat het aantal supermarktlocaties binnen het centrum i.c. binnen het voorliggend plangebied en het gebied waarop het bestemmingsplan “Emmeloord, Centrum - herziening 2010” van toepassing is niet meer dan 3 zal bedragen. De bruto aan te wenden vloeroppervlakte ten behoeve van de functie supermarkt mag maximaal 2100 m2 bedragen. De totale voor detailhandel aan te wenden brutovloeroppervlakte, niet zijnde een supermarkt, mag niet meer dan 8100 m2 bedragen. De voor supermarkt aan te wenden brutovloeroppervlakte mag niet worden aangewend voor detailhandel niet zijnde een supermarkt.

Ten aanzien van de horecabedrijven is met het oog op het zo veel mogelijk voorkomen van overlast een beperking aangebracht. Binnen deze functie zijn categorieën I en II (zie begrip horeca) toelaatbaar. Een hotel op de tweede en derde bouwlaag is toegestaan binnen de daarvoor van een aanduiding voorziene gronden.

De bouwregels zijn voor alle functies gelijk. Er wordt daarmee geen onderscheid gemaakt in bouwmogelijkheden voor bijvoorbeeld een kantoor of een winkel. De toegestane hoogtes zijn aangegeven op de verbeelding. Verder is van belang dat mogelijkheden worden geboden voor een parkeerdek, inclusief een in- en uitrit.

Centrum - 2

Ook in deze bestemming zijn regels opgenomen voor diverse centrumvoorzieningen met betrekking tot de poldertoren. Voor het verbeteren dan wel het creëren van een vriendelijk vestigingsklimaat wordt het van belang geacht dat een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk is. De bestemmingsomschrijving geeft daarom een aantal mogelijkheden met betrekking tot de toegestane functies per bouwlaag binnen deze bestemming. Door de flexibele formulering van de bestemmingsomschrijving is een uitwisselbaarheid van diverse functies mogelijk.

Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan: detailhandel met uitzondering van een supermarkt, kantoren, horeca I en II, en maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast wordt de instandhouding van de culturele waarden geregeld. Ten aanzien van de horecabedrijven is met het oog op het zo veel mogelijk voorkomen van overlast een beperking aangebracht. Binnen deze functie zijn categorieën I en II (zie begrip horeca) toelaatbaar.

De bouwregels zijn voor alle functies gelijk. Er wordt daarmee geen onderscheid gemaakt in bouwmogelijkheden voor bijvoorbeeld een kantoor of een winkel. De toegestane hoogtes zijn aangegeven op de verbeelding.

Cultuur en ontspanning

De bestemming 'Cultuur en ontspanning' biedt in dit geval gebruiksmogelijkheden voor het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op vermaak en ontspanning - een theater en bioscoop daaronder begrepen -, met als ondergeschikte functie horeca I en II. Ook een gebruik voor evenementen, beurzen, tentoonstellingen en congressen, alsmede maatschappelijke voorzieningen, wordt toegestaan.

Bovendien is ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel toegestaan, een supermarkt daar niet onder begrepen.

Groen

Deze bestemming heeft betrekking op de gronden die grenzen aan de voor Kantoor en Wonen bestemde gronden. Een toegang naar de ondergrondse parkeergarage voor de woonfunctie is hier toegestaan.

Horeca

't Voorhuys is bestemd voor horeca. Deze bestemming biedt de mogelijkheid voor horeca I en II, zijnde een gebruik als hotel, café en/of restaurant.

Kantoor

Deze bestemming voorziet in een specifieke kantoorfunctie. Uitwisseling met andere functies is hier dan ook niet aan de orde.

Verkeer

Deze bestemming regelt de verkeersvoorzieningen. Bepaalde gebruiksmogelijkheden zijn expliciet aangeduid: openbaar vervoer met een busstation/ halte, parkeerterrein, evenementen en verblijfsgebied.

Wonen

Deze bestemming voorziet uitsluitend in de mogelijkheid voor gestapelde woningen. Feitelijk is hier een appartementengebouw toegestaan. Binnen de daartoe aangeduide gronden is ook hier een ondergrondse parkeergarage toegestaan. In de specifieke gebruiksregels zijn regels opgenomen ten aanzien van de zogenaamde 'aan huis verbonden beroepen'. Het gedeeltelijke gebruik van een woning voor een aan huis verbonden beroep is krachtens de jurisprudentie 'standaard' toegestaan. In die zin voegt de specifieke gebruiksregel dus niets toe aan de gebruiksmogelijkheden van het woongebouw. Wel geeft het aan, binnen welke kaders een dergelijk gebruik kan worden toegestaan. Dit biedt enerzijds waarborgen voor de omwonenden en anderzijds duidelijkheid voor hen die van deze mogelijkheid gebruik willen maken. Gelet op de aard van het gebouw (appartementen) is ervoor gekozen, om niet verder te gaan dan de 'aan huis verbonden beroepen', die al krachtens de jurisprudentie zijn toegestaan. Lichte bedrijfsmatige activiteiten zijn dus niet aan de mogelijkheden toegevoegd.

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is een maximale oppervlakte ten behoeve van detailhandel opgenomen. Hierdoor is geregeld dat, in geval binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' detailhandel wordt gerealiseerd, de gezamenlijk toegestane oppervlakte aan detailhandel binnen de bestemmingen 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' met een gelijke oppervlakte in mindering wordt gebracht.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen teneinde het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen dan wel op de verbeelding aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Omdat dit zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst c.q. noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels op alle bestemmingen mogelijk.

Overige regels

Hier is geregeld dat de wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.

Overgangsrecht

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van deze bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.

Het gebruik van gronden en gebouwen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Voor zover de bestaande bouwwerken in strijd met het daarvoor geldende plan, waaronder ook begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, zijn opgericht geldt het hiervoor bepaalde ten aanzien van gedeeltelijke of gehele vernieuwing niet. Het voorgaande geldt ook ten aanzien van het met het voorgaande plan strijdige gebruik.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Bro geeft de toelichting inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan. De maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt in het kader van de inspraakprocedure aangetoond.

Ingevolge het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij een besluit tot vaststelling kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Dit laatste is hier het geval. Voor de ontwikkeling van het deelproject De Deel zijn door middel van een samenwerkingsovereenkomst/ allonge met een projectontwikkelaar financiële afspraken gemaakt.

Zie verder Bijlage 13 (GREX-document, gemeente Noordoostpolder, juli 2011).

Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg

7.1 Inspraak

In het kader van de inspraak is op de in de gemeente Noordoostpolder gebruikelijke wijze de mogelijkheid tot inspraak met betrekking tot het onderhavige plan geboden. De resultaten van deze inspraakprocedure zijn in de Reactienota inspraak opgenomen, zie Bijlage 14.

7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1.

Op basis van artikel 3.1.1 van het Bro is over het voorontwerpbestemmingsplan met het rijk, de provincie en het waterschap overleg gevoerd. De ingediende reacties zijn opgenomen als Bijlage 15. Het rijk (VROM-Inspectie) en de provincie hebben aangegeven geen aanleiding te hebben tot het maken van opmerkingen. De opmerkingen van het waterschap zijn in het plan verwerkt.

Bijlage 1 Tussenuitspraak Raad Van State

Bijlage 1 Tussenuitspraak Raad van State

Bijlage 1 Situering Plangebied

Bijlage 1 Situering plangebied

Bijlage 2 Distributieplanologisch Onderzoek, Bro, 8 April 2008

Bijlage 2 Distributieplanologisch onderzoek, BRO, 8 april 2008

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek, Goudappel Coffeng, 6 Juli 2011

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek, Goudappel Coffeng, 6 juli 2011

Bijlage 4 Technische Rapportage Verkeersmodel Gemeente Noordoostpolder, Goudappel Coffeng, 6 Juli 2011

Bijlage 4 Technische rapportage verkeersmodel gemeente Noordoostpolder, Goudappel Coffeng, 6 juli 2011

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek De Deel, Hunneman Milieu-advies, Juni 2006

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek De Deel, Hunneman Milieu-Advies, juni 2006

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Beursstraat, Hunneman Milieu-advies, Juni 2006

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek Beursstraat, Hunneman Milieu-Advies, juni 2006

Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit, Goudappel Coffeng, 6 Juli 2011

Bijlage 7 Onderzoek luchtkwaliteit, Goudappel Coffeng, 6 juli 2011

Bijlage 8 Afkoppelstructuurplan, Royal Haskoning, 27 Juli 2006

Bijlage 8 Afkoppelstructuurplan, Royal Haskoning, 27 juli 2006

Bijlage 9 Ecologisch Onderzoek, Buro Bakker, 31 Mei 2006

Bijlage 9 Ecologisch onderzoek, Buro Bakker, 31 mei 2006

Bijlage 10 Archeologische Beleidsadvieskaart Gemeente Noordoostpolder, Vestigia, 2007

Bijlage 10 Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Noordoostpolder, Vestigia, 2007

Bijlage 11 Memo Verkeersgeneratie, Bonotraffics, 6 Juli 2011

Bijlage 11 Memo verkeersgeneratie, BonoTraffics, 6 juli 2011

Bijlage 12 Parkeerbalans, Gemeente Noordoostpolder, Juli 2011

Bijlage 12 Parkeerbalans, Gemeente Noordoostpolder, juli 2011

Bijlage 13 Grex-document, Gemeente Noordoostpolder, Juli 2011

Bijlage 13 GREX-document, Gemeente Noordoostpolder, juli 2011

Bijlage 14 Reactienota Inspraak

Bijlage 14 Reactienota inspraak

Bijlage 15 Vooroverlegreacties

Bijlage 15 Vooroverlegreacties