KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Reikwijdte
Hoofdstuk 2 Algemene Regels
Artikel 3 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Omgevingsaspecten
4.2 Toetsing Bij Vergunningaanvraag
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Standaard En Plansystematiek
5.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Facetherziening parkeren Ommen

Bestemmingsplan - gemeente Ommen

Vastgesteld op 19-07-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Facetherziening parkeren Ommen met identificatienummer NL.IMRO.0175.ParkerenBP001-VG01 van de gemeente Ommen met de ondergrond van 17 november 2017;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 vigerende bestemmingsplannen:

alle binnen de gemeente Ommen op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan vigerende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen.

Artikel 2 Reikwijdte

2.1 Herziening regels

De regels van de vigerende bestemmingsplannen worden gewijzigd in die zin dat:

  1. a. voor zover aanwezig, alle regels die betrekking hebben op het parkeren worden verwijderd;
  2. b. de regels zoals opgenomen in dit bestemmingsplan worden toegevoegd.

2.2 Van toepassing verklaring

De Facetherziening parkeren Ommen met identificatienummer NL.IMRO.0175.ParkerenBP001-VG01 is op het gehele grondgebied van de gemeente Ommen van toepassing.

Hoofdstuk 2 Algemene Regels

Artikel 3 Algemene Gebruiksregels

3.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheid

  1. a. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen, of andere voertuigen, op eigen terrein in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken wordt bepaald aan de hand van de "Parkeernormennota Ommen" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  2. b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt voldaan door vast te houden aan de richtlijnen en maatvoering conform de "Parkeernormennota Ommen" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  3. c. Indien de bestemming van een gebouw of het terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  4. d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en c:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; en
    2. 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  5. e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 4.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 4.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 4.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 4.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

5.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Facetherziening parkeren Ommen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De Reparatiewet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 november 2014 (BZK 2014) regelt dat gemeenten de stedenbouwkundige bepalingen, waaronder de regeling voor parkeren, uit hun bouwverordening voor 1 juli 2018 moeten hebben opgenomen in bestemmingsplannen of beheersverordeningen.

Voor een adequate parkeerregeling die moet gelden voor het gehele grondgebied van de gemeente Ommen is het daarom nodig dat er een partiële bestemmingsplanherziening plaatsvindt, in de vorm van een facetherziening van alle vigerende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen. Voorliggende facetherziening parkeren Ommen voorziet hier in.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied voor deze facetherziening omvat het gehele grondgebied van de gemeente Ommen.

1.3 Vigerende Plannen

Deze facetherziening is van toepassing op het gehele grondgebied van de gemeente Ommen en dus op alle binnen de gemeentegrenzen vigerende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt het relevante beleidskader van het Rijk en de gemeente uiteen gezet. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de doelstelling en uitgangspunten. Hoofdstuk 4 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 6 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van vooroverleg en tervisielegging.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Reparatiewet BZK

De Reparatiewet BZK is op 29 november 2014 in werking getreden (Stb. 2014, 458). In die wet worden de bepalingen van de Woningwet geschrapt die de grondslag vormen voor het opnemen van stedenbouwkundige voorschriften in de Bouwverordening. Dit was al de bedoeling van de wetgever bij de invoering van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008.

Een belangrijk stedenbouwkundig voorschrift betreft het in artikel 2.5.30, eerste lid van de (Model)Bouwverordening opgenomen verplichting dat ten behoeve van het parkeren van auto’s in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hiervoor is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast. Artikel 3.1.2, tweede lid, onder a van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening een bestemmingsplan regels kan bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels.

De Reparatiewet BZK 2014 regelt dat gemeenten de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening moeten opnemen in bestemmingsplannen. Parkeren dient dus voortaan in het bestemmingplan geregeld worden. Hiervoor kunnen beleidsregels worden vastgesteld (artikel 3.1.2, tweede lid, onder a van het Besluit ruimtelijke ordening). In die gevallen dat in een bestemmingsplan nog geen regels zijn opgenomen ten aanzien van het parkeren is in de Reparatiewet BZK 2014 voorzien in overgangsrecht door een nieuw artikel in de Woningwet op te nemen, te weten artikel 133 van de Woningwet. Op grond van dit artikel houdt de bouwverordening aanvullende werking tot 1 juli 2018, tenzij het bestemmingsplan expliciet bepaalt dat de bepalingen van de Bouwverordening niet van toepassing zijn (zie o.a. AbRvS 13 mei 2009, 200806725/1/H1 en AbRvS 30 oktober 2002, 200202284/1). Er is dus een overgangstermijn. Na 1 juli 2018 verliezen de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening hun (aanvullende) werking. Het is dus zaak om de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening, waaronder het parkeren, goed in een bestemmingsplan te vertalen.

2.2 Gemeentelijk Beleid

Parkeernormennota Ommen (2017)

De gemeente Ommen bereidt momenteel een nieuwe Parkeernormennota voor. Deze nota wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan vastgesteld. Met dit bestemmingsplan dienen alle bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen te voldoen aan het gestelde in de Parkeernormennota of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

De Reparatiewet BZK heeft tot gevolg dat onder andere de regeling aangaande parkeergelegenheid en laad- en los mogelijkheden bij of in gebouwen in de Bouwverordening van de gemeente Ommen per 1 juli 2018 in het geheel vervalt. Voor nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen die na 28 november 2014 zijn of worden vastgesteld, gelden de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeerregeling) uit de Bouwverordening niet meer. Dit betekent dat er vanaf die datum in de bestemmingsplannen of beheersverordeningen zelf, voor zover nodig, moet zijn voorzien in parkeerregelingen. In dit verband is er in de overige regels een parkeerregeling opgenomen waardoor de gemeente de mogelijkheid heeft binnen een bestemming te toetsen op parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden. Op deze wijze kunnen problemen in de openbare ruimte worden voorkomen. De regeling biedt ook een afwijkingsmogelijkheid waarmee maatwerk kan worden geleverd. Een onderbouwing voor maatwerk kan aan een belanghebbende worden gevraagd. Bij de afwijkingsmogelijkheid en indien er niet op eigen terrein voorzieningen kunnen worden getroffen is het mogelijk dat een parkeerfonds met de daarbij behorende financiële bijdrage van toepassing is.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Omgevingsaspecten

Deze facetherziening heeft geen belangrijke (negatieve) gevolgen voor het milieu, de leefbaarheid en/of de omgevingswaarden. Ten opzichte van de huidige bestemmingen verandert er immers niet zoveel. Het is daarom aannemelijk dat de onderhavige herziening geen ingrijpende gevolgen heeft voor milieu en omgeving, mede gelet op de globaliteit van de herziene plannen.Er zijn wel positieve gevolgen te verwachten. De belangrijkste is dat de kans op overlast als gevolg van een tekort aan parkeerplaatsen vermindert. Wanneer er tijdig voldoende parkeerplaatsen zijn, dan vinden automobilisten gemakkelijker een parkeerplaats, wordt er minder 'in rondjes gereden' en wordt er minder buiten de aangewezen plaatsen geparkeerd. Dit alles heeft een gunstige uitwerking op het (leef-)milieu, de verkeersveiligheid en het ruimtelijk beeld.

4.2 Toetsing Bij Vergunningaanvraag

Voor het bouwen en het veranderen van gebruik dient/dienen, met uitzondering van het vergunningvrij bouwen/gebruiken, één of meer ruimtelijke procedure(s) doorlopen te worden. Bij deze procedures dient getoetst te worden of het plan voldoet aan de parkeerregeling. Toetsen of voldaan wordt kan op twee manieren, danwel via het bestemmingsplan, danwel rechtstreeks via de Parkeernormennota Ommen.

Onderstaande tabel geeft aan of toetsing na inwerkingtreding van voorliggende facetherziening plaatsvindt aan de hand van het bestemmingsplan of aan de hand van de Parkeernormennota.

Toetsing aan:
Bestemmingsplan Parkeernormennota Ommen
Ruimtelijke ontwikkeling middels herziening bestemmingsplan X
Ruimtelijke ontwikkeling middels wijziging/uitwerking
bestemmingsplan
X
Omgevingsvergunning voor bouwen/gebruiken X X
Omgevingsvergunning voor handelen in strijd met
regels ruimtelijke ordening
Binnenplans
X
Omgevingsvergunning voor handelen in strijd met
regels ruimtelijke ordening
Buitenplans
X
Omgevingsvergunning voor handelen in strijd met
regels ruimtelijke ordening
Op basis kruimelgevallenlijst (Wabo)
X
Vergunningvrij bouwen/gebruiken n.v.t.

Het betreft de volgende procedures:

  1. 1. Ruimtelijke ontwikkeling middels herziening bestemmingsplan: Omdat er bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan geen vigerend planologisch kader geldt, dienen nieuwe bestemmingsplannen getoetst te worden aan de Parkeernormennota.
  2. 2. Ruimtelijke ontwikkeling middels wijziging/uitwerking bestemmingsplan: Bij het opstellen van een wijzigingsplan of uitwerkingsplan dient getoetst te worden aan de parkeerregels in het moederplan, het bestemmingsplan waarop deze herziening eveneens van toepassing is.
  3. 3. Omgevingsvergunning voor bouwen/gebruiken: Bij omgevingsvergunningen dient getoetst te worden aan het planologisch kader. Wordt niet aan toetsing van het planologisch kader toegekomen, dan dient alsnog getoetst te worden aan de Parkeernormennota.
  4. 4. Omgevingsvergunning voor handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening (binnenplans): Bij een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening (binnenplans) dient getoetst te worden aan de parkeerregels in het bestemmingsplan dat deze afwijking mogelijk maakt. Op het bestemmingsplan is ook deze herziening van toepassing.
  5. 5. Omgevingsvergunning voor handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening (buitenplans): Omdat er bij een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening (buitenplans) afgeweken wordt van het vigerende planologisch kader zonder daar nog aan te kunnen toetsen, dienen deze omgevingsvergunningen getoetst te worden aan de Parkeernormennota.
  6. 6. Omgevingsvergunning voor handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening (op basis kruimelgevallenlijst (Wabo)): Omdat er bij een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening (op basis van kruimelgevallenlijst (Wabo)) niet aan toetsing van het vigerend planologisch kader toegekomen wordt, dienen deze omgevingsvergunningen getoetst te worden aan de Parkeernormennota.
  7. 7. Vergunningvrij bouwen/gebruiken: Bij het vergunningvrij bouwen danwel gebruiken wordt niet toegekomen aan toetsing. Voor deze gevallen kunnen derhalve geen parkeersregels gesteld worden.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Standaard En Plansystematiek

Standaard

Dit bestemmingsplan is opgesteld en ingericht conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Systematiek

Dit bestemmingsplan betreft een partiële facetherziening van alle binnen de gemeentegrenzen vigerende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen. Dit bestemmingsplan vervangt enkel alle regelingen ten aanzien van het parkeren.

5.2 Toelichting Op De Regels

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de overige regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Reikwijdte

In dit artikel is geregeld op welke bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen en op welke artikelen deze facetherziening van toepassing is. Dit bestemmingsplan is van toepassing op het gehele grondgebied van de gemeente Ommen en daarmee ook op ruimtelijke plannen die nog in procedure zijn en op die gebieden waarvoor nog geen bestemmingsplan geldt.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 3 Algemene gebruiksregels

Deze bepalingen geven de algemene gebruiksregels die voor het gehele plan van toepassing zijn.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.

Artikel 5 Slotregel

Deze regel bevat de citeerregel van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Artikel 6.12 lid 1 van de Wro geeft aan dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bedoelde bouwplannen worden beschreven in artikel 6.2.1 Bro.

Omdat het bestemmingsplan geen bouwplan mogelijk maakt is het bestemmingsplan niet exploitatieplanplichtig.

Het bestemmingsplan heeft behoudens interne plankosten van de gemeente geen relevantie voor de economische uitvoerbaarheid.

Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1, lid 1 juncto artikel 3.1.6, lid 1 onder c Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Tervisielegging

Op grond van artikel 3.6 Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 21 december 2017 gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter visie gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft hoofdzakelijk betrekking op de inhoud van de parkeernormennota. De ingekomen zienswijze zal worden betrokken bij de besluitvorming tot vaststelling van het bestemmingsplan en de parkeernormennota. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van deze zienswijze inhoudelijk niet aangepast.