KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachting
Artikel 5 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht / Historische Buitenplaats
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlage 1 Erfverbeteringsplan
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Beerze
Bijlage 1 Erfverbeteringsplan
Bijlage 2 Waterparagraaf Geen Belang
Bijlage 3 Zienswijzenverslag

Kleine kernen, partiële herziening Beerzerweg 28, Beerze

Bestemmingsplan - gemeente Ommen

Vastgesteld op 03-07-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kleine kernen, partiële herziening Beerzerweg 28, Beerze met identificatienummer NL.IMRO.0175.klkernen2012bp0001-va01 van de gemeente Ommen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratie, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.8 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bed & breakfast:

het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt. Bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning. Onder bed- en breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoengebonden werkzaamheden en/of arbeid; het deel van de woning dat wordt gebruikt voor bed en breakfast bedraagt maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de woning. Gasten parkeren op het bij de woning behorende eigen terrein;

1.12 bestaand:

  1. a. het gebruik dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig is of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. het in sub a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw:

een gebouw dan dat in ruimtelijk bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zijnde een woning;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 bruto vloeroppervlakte:

de oppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, één en ander zoals omschreven in NEN 2580;

1.23 carport:

een geheel of gedeeltelijk overdekte opstelplaats voor een auto welke ten minste aan twee zijden open is;

1.24 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan of geholpen;

1.27 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.30 hobbymatig agrarisch gebruik:

het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd;

1.31 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 horecabedrijf:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.33 houtopstand:

hakhout, een houtwal of één of meer bomen, dan wel een grotere (lint)begroeiing van een beplanting met bosplantsoen;

1.34 huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;

1.35 kleinschalige beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten:

kleinschalige beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten die niet vallen onder de vrije beroepen oftewel aan huis gebonden beroepen, maar daarmee gelijk te stellen zijn en gezien de aard, omvang en intensiteit passend zijn binnen de woonfunctie;

1.36 kunstwerken:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en degelijke;

1.37 landschapswaarden:

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.38 mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.39 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.40 overkapping:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan;

1.41 paardenbak:

een onverhard, niet overdekt, en omheind terrein al dan niet voorzien van lichtmasten met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport, met dien verstande dat een tredmolen hieronder niet is begrepen;

1.42 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein.

1.43 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 rooilijn:

  1. a. langs een weg waar bestaande bebouwing is gesitueerd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn die zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de weg gekeerde gevels van de bestaande bebouwing;
  2. b. langs een weg waarlangs geen bestaande bebouwing als in sub a bedoeld is gesitueerd en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

1.45 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.47 uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.48 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.49 voorgevelrooilijn:

de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen bouwpercelen;

1.50 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste artikel sub a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.51 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.52 woonboerderij:

een woning die bestaat uit een voormalig agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.9 overschrijding door ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen;
  3. c. woonboerderijen met bijbehorend hobbymatig agrarisch gebruik waaronder paardenbakken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij';
  4. d. een wooneenheid, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wooneenheid';
  5. e. het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het monument ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 3.2.1 sub a, met dien verstande dat de afstand tot de perceelsgrens tenminste 1 m moet bedragen;
  2. b. artikel 3.2.1 sub e voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15% en/of voor een andere dakhelling en/of voor een plat dak;
  3. c. artikel 3.2.1 sub f voor het verhogen van het bebouwingpercentage met dien verstande dat per bouwperceel voldoende ruimte voor parkeren of het stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de woonfunctie ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
  4. d. artikel 3.2.2 sub a, mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  5. e. artikel 3.2.2 sub e en g voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal:
    1. 1. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60 % bedraagt;
    2. 2. 100 m2 voor aan huis verbonden beroepen, mits niet meer dan 80% van het bouwperceel wordt bebouwd;
    3. 3. 150 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60 % bedraagt;
  6. f. artikel 3.2.2 sub e en g voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de oppervlakten genoemd sub e vermeerderd met 20 m2, uitsluitend in verband met het gebruik van genoemde bouwwerken als afhankelijke woonruimte, mits een dergelijk gebruik noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  7. g. artikel 3.2.2 sub e en g voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 200 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonboerderij' mits de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verbetert;
  8. h. artikel 3.2.4 sub a en b tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 5 m voor overige bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachting

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de verwachte archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 4.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 5 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht / Historische Buitenplaats

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht / Historische buitenplaats' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorisch ruimtelijke structuur, het historische bebouwingsbeeld en overige ruimtelijke elementen, zoals omschreven in de betreffende aanwijzingsbesluit van de beschermde dorpsgezichten Beerze zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  1. a. de gebouwen en andere bouwwerken mogen uitsluitend in overeenstemming met het karakter van het beschermd dorpsgezicht worden gebouwd, zoals beschreven in artikel 5.1.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ter voorkoming van onevenredige aantasting van het beschermd dorpsgezicht en de beeldbepalende panden.

  1. a. voor wat betreft de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' kunnen nadere eisen worden gesteld aan:
    1. 1. de situering van de gevels;
    2. 2. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en kapvorm, in die zin dat aangesloten dient te worden bij de bouwvorm van het bestaande pand;
    3. 3. de verhouding tussen de verticale en horizontale afmetingen van gevelopeningen, in die zin dat aangesloten dient te worden bij de verhouding van het bestaande pand dan wel indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, dat aangesloten wordt bij het in artikel 5.1 aangegeven beeld;
    4. 4. het materiaalgebruik, in die zin dat sprake dient te zijn van het bestaande materiaalgebruik, dan wel indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, dat aangesloten wordt bij het in artikel 5.1 aangegeven beeld;
    5. 5. de plaats, hoogte en het materiaalgebruik van perceel- en erfafscheidingen op het bouwperceel.
  2. b. voor wat betreft de overige (woon)bebebouwing en daarbij behorende bouwwerken kunnen nadere eisen worden gesteld aan:
    1. 1. de situering van gebouwen, voor zover deze niet op een afstand van ten minste 3 m uit de bouwperceelgrens wordt gebouwd;
    2. 2. de goothoogte, hoogte, dakhelling, nokrichting en het aantal aaneen te bouwen woningen, dit in verband met de gewenste nadruk op een vrijstaande bouwwijze in één bouwlaag met een duidelijke kap;
    3. 3. de situering van bijbehorende bouwwerken;
    4. 4. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen.
  3. c. de nadere eisen met betrekking tot de bebouwing kunnen uitsluitend gesteld worden met het oog op:
    1. 1. de bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld;
    2. 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    3. 3. de historische ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht zoals omschreven in de toelichting op de aanwijzing die is opgenomen in de bijlagen bij deze regels.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

7.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

7.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

7.4 Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken (agrarisch erf)

7.5 Bouw en herbouw van geluidsgevoelige objecten

Indien sprake is van (her)bouw van geluidsgevoelige objecten in een zone langs een (spoor)weg als bedoeld in de Wet geluidhinder mag de afstand tot deze (spoor)weg niet worden verkleind.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. c. de regels en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  4. d. de regels en worden toegestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd;
  5. e. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  6. f. de regels voor het inpandig vergroten van een woning binnen een (voormalige) boerderij met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. 1. de inpandige vergroting mag uitsluitend worden gerealiseerd binnen de aaneengesloten bebouwing van een (voormalige) boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte;
    2. 2. de uiterlijke verschijningsvorm van de (voormalige) boerderij blijft in stand;
    3. 3. de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing is de maximaal toegestane inhoud.

9.2 Afwegingskaders

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 kan slechts worden verleend, indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de parkeervoorzieningen;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

9.3 Afwijkingsbevoegdheid overschrijden rooilijn

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels door:

  1. a. de ligging van de rooilijn anders te bepalen;
  2. b. bebouwing voor of achter de rooilijn toe te staan;

met dien verstande dat de ligging van geluidgevoelige bebouwing dichter op een weg uitsluitend is toegestaan voor zover de voorkeurswaarde of en hoger verkregen grenswaarde, zoals bedoeld bij of krachtens de Wet Geluidhinder, niet wordt overschreden.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

  1. a. in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met achtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de bestemmingsgrenzen mogen niet meer dan 5 m worden verschoven;
    2. 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers mogen niet onevenredig worden geschaad;
    3. 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken.

11.2 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  1. a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  2. b. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:

  1. c. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  2. d. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

11.3 Afstemming APV

Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van vijf evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een vergunning op basis van de APV is verleend, en met dien verstande dat indien evenementen in een bestemming uitdrukkelijk zijn bestemd, het eerder gestelde maximum in aantal en in duur van evenementen niet geldt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning eenmalig afwijken van artikel 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1 met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kleine kernen, partiële herziening Beerzerweg 28, Beerze.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

griffier, voorzitter,

Bijlage 1 Erfverbeteringsplan

Bijlage 1 Erfverbeteringsplan

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Beerze

Bijlage 3 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Beerze

Bijlage 1 Erfverbeteringsplan

Bijlage 1 Erfverbeteringsplan

Bijlage 2 Waterparagraaf Geen Belang

Bijlage 2 Waterparagraaf geen belang

Bijlage 3 Zienswijzenverslag

Bijlage 3 Zienswijzenverslag