KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Woongebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
4.2 Water
4.3 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Inleiding
5.2 Opzet Van De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Watertoets

Wonen Ommen, wijzigingsplan Patrijsstraat

Wijzigingsplan - gemeente Ommen

Vastgesteld op 28-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Wonen Ommen, wijzigingsplan Patrijsstraat met identificatienummer NL.IMRO.0175.wonen2012wp0008-va02 van de gemeente Ommen;

1.2 wijzigingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep of vrij beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratie, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.8 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bed & breakfast:

het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt. Bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning. Onder bed- en breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoengebonden werkzaamheden en/of arbeid; het deel van de woning dat wordt gebruikt voor bed en breakfast bedraagt maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de woning. Gasten parkeren op het bij de woning behorende eigen terrein;

1.12 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 bestaand:

  1. a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. het onder a. bedoelde geldt niet voor zover er sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

1.14 bestemmingsgrens:

grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op het zelfde perceel gelegen hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 bruto vloeroppervlakte:

de oppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, één en ander zoals omschreven in NEN 2580;

1.25 carport:

een geheel of gedeeltelijk overdekte opstelplaats voor een auto die ten minste aan twee zijden open is;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten, al dan niet via een baliefunctie aan derden, waaronder begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.28 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan of geholpen;

1.29 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;

1.33 horecabedrijf:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.34 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);

1.35 internetwinkel:

specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurd;

1.36 kantoor:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, welke bestemd is of zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen;

1.37 kleinschalige beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten:

kleinschalige beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten die niet vallen onder de vrije beroepen oftewel aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn. Het is in ruimtelijke zin niet relevant of het gaat om een beroep of bedrijf. Bepalend is of de activiteiten gezien de aard, omvang en intensiteit passend zijn binnen de woonfunctie. De gemeentelijke afweging welke activiteiten hier wel en niet toelaatbaar zijn, is maatgevend;

1.38 kunstwerken:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en degelijke;

1.39 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, sport, gezondheidszorg, bejaardenzorg of zorg voor andere doelgroepen en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.41 motorrijtuig:

voertuigen voorzien van een motor bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen;

1.42 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.43 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.44 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.45 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk door wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan;

1.46 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.47 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.49 rooilijn:

  1. a. langs een weg waar bestaande bebouwing is gesitueerd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn die zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de weg gekeerde gevels van de bestaande bebouwing;
  2. b. langs een weg waarlangs geen bestaande bebouwing als bedoeld onder a is gesitueerd en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

1.50 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.52 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.53 uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.54 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.55 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.56 voorgevelrooilijn:

de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen bouwpercelen;

1.57 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.58 zorgwoning:

complex van ruimten, bedoeld voor een specifieke doelgroep die zorg behoeven.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 overschrijding door ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, beperkt tot het bestaande aantal woningen;
  2. b. aan huis gebonden beroep;
  3. c. bestaande garageboxen;

en tevens voor:

  1. d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. openbare nutsvoorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. speelvoorzieningen;
  6. i. water, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.1, sub a. en c. met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen;
  2. b. lid 3.2.1 sub a. indien dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid of er aanleiding is het aantal woningen in een gebouw of op een bouwperceel te wijzigen vanwege andere marktomstandigheden en/of het voorkomen van leegstand;
  3. c. lid 3.2.1 sub d. voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15% en/of voor een plat dak, mits het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  4. d. lid 3.2.1 sub e. voor het verhogen van het percentage, met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de woonfunctie ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
  5. e. lid 3.2.3 sub a. mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  6. f. lid 3.2.3 sub e. tot een oppervlakte van 120 m² dan wel 150 m2 bij percelen groter dan 500 m2 voor aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, mits niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  7. g. lid 3.2.3 sub e. voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen met maximaal 20 m2, uitsluitend in verband met het gebruik als afhankelijke woonruimte en mits dit gebruik noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  8. h. lid 3.2.4 sub a. tot een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  9. i. lid 3.2.4 sub b. tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

5.1 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheid

  1. a. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen, of andere voertuigen, op eigen terrein in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken wordt bepaald aan de hand van de "Parkeernormennota Ommen" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  2. b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt voldaan door vast te houden aan de richtlijnen en maatvoering conform de "Parkeernormennota Ommen" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  3. c. Indien de bestemming van een gebouw of het terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  4. d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en c:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; en
    2. 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  5. e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.

5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

6.1 Maatvoering

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten en percentages, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goot- en bouwhoogten, de oppervlakte- en inhoudsmaten en percentages;
  2. b. de regels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. d. de regels en toestaan dat wordt gebouwd dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd ,mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  5. e. de regels en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd;
  6. f. de toegelaten bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 3 m, en de toegelaten bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, tot een bouwhoogte van 15 m.

6.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.1 kan slechts worden verleend, indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de parkeervoorzieningen;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met achtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de bestemmingsgrenzen mogen niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  1. a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  2. b. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn), mits:

    1. 1. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
    2. 2. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

8.2 Evenementen

Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van drie evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits voor zover noodzakelijk een vergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening is verleend en met dien verstande dat indien evenementen in een bestemming uitdrukkelijk zijn bestemd, het eerder gestelde maximum in aantal en in duur van evenementen niet geldt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wonen Ommen, wijzigingsplan Patrijsstraat'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In maart 2020 is het bestemmingsplan Kindplein West Ommen vastgesteld. In Kindplein West krijgen basisscholen GBS Guido de Bres, CBS Het Koloriet en OBS De Dennenkamp samen met kinderopvang De Kleine Kunst een nieuw onderkomen.

Ten tijde van de bestemmingsplanprocedure hebben omwonenden een verzoek gedaan om een strook grond van het schoolterrein grenzend aan hun achtertuinen te kopen. Op dat moment was er echter geen overeenstemming met de juridische eigenaar van de grond, Stichting Floreant (schoolbestuur van CBS de Koloriet), over het aankopen van de strook grond. Wel is destijds in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van de strook te wijzigen van 'Maatschappelijk' naar 'Woongebied'.

Na nieuwe gesprekken is er inmiddels wel overeenstemming over de verkoop van een deel van de strook grond. Er wordt daarom gebruikgemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Kindplein West Ommen. Om het project juridisch-planologisch mogelijk te maken, is daarom dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van de woonpercelen aan de Tureluur 4 tot en met 10 in Ommen en heeft een oppervlakte van circa 320 m2. Onderstaande luchtfoto geeft de globale begrenzing weer van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.wonen2012wp0008-va02_0001.png"

Figuur 1.1 Globale begrenzing plangebied (bron: PDOK Viewer)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Kindplein West Ommen (vastgesteld 26 maart 2020). Het plangebied heeft de bestemming 'Maatschappelijk' met als gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'.

Naast het bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Facetherziening parkeren Ommen' (vastgesteld 19 juli 2018) van kracht. Dit facetbestemmingsplan voorziet in een parkeerregeling voor het hele grondgebied van de gemeente.

In artikel 3.5 van de regels van het bestemmingsplan 'Kindplein West Ommen' is de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Woongebied', met dien verstande dat:

  1. a. aangetoond moet zijn dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 18 van het bestemmingsplan 'Wonen Ommen' met identificatienummer NL.IMRO.0175.wonen201200001-va01 van overeenkomstige toepassing zijn.

Met dit wijzigingsplan wordt uitvoering gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid voor een deel van het wijzigingsgebied. In deze toelichting wordt onderbouwd dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. In de regels van dit wijzigingsplan zijn de regels van artikel 18 van het bestemmingsplan 'Wonen Ommen' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.wonen2012wp0008-va02_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan met uitgelicht het volledige wijzigingsgebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het plan beschreven. In hoofdstuk 3 komt het relevante beleid op rijksniveau, provinciaal en gemeentelijk niveau aan bod. In hoofdstuk 4 worden de milieukundige en ruimtelijke omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 5 wordt de juridische vormgeving van het plan beschreven. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan

Het plangebied maakt in de huidige situatie deel uit van het schoolterrein. Met het wijzigingsplan krijgen de gronden een woonbestemming en worden ze toegevoegd aan de woonpercelen van Tureluur 4, 6, 8 en 10.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het wijzigingsplan maakt een functiewijziging mogelijk van een maatschappelijke bestemming naar een woonbestemming. In het kader van het bestemmingsplan Kindplein West Ommen uit 2020 heeft een uitgebreide beleidsafweging plaatsgevonden. Voor de toelichting wordt verwezen naar het bestemmingsplan Kindplein West Ommen, NL.IMRO.0175.wonen2012bp0004-vg01. Gezien de beperkte aard en omvang van de huidige gebruikswijziging, is het wijzigingsplan in overeenstemming met het beleid op zowel rijksniveau, provinciaal als gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Voor het onherroepelijke bestemmingsplan Kindplein West Ommen uit 2020 is destijds onderzoek gedaan naar de relevante omgevingsaspecten. Ten aanzien van de aspecten archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuzonering, bodem, externe veiligheid, flora en fauna, geluid en luchtkwaliteit zijn de conclusies niet gewijzigd ten opzichte van toen. Het wijzigingsplan is op de genoemde aspecten uitvoerbaar. Hiervoor wordt daarom verwezen naar het bestemmingsplan Kindplein West Ommen. In de volgende paragrafen wordt enkel ingegaan op de omgevingsaspecten waarvoor het onderzoek is geactualiseerd.

4.2 Water

Kader

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt getoetst welke consequenties deze plannen hebben voor de waterhuishouding en hoe in de plannen wordt omgegaan met aspecten van water.

Het plangebied ligt in het werkgebied van het Waterschap Vechtstromen. Voor het plan is een watertoets uitgevoerd (zie Bijlage 1). Op basis van deze toets volgt de korte procedure. Dit houdt in dat doorgegaan kan worden met de planvorming onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf wordt toegepast.

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen). Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

WATERSYSTEEM
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

AFVALWATERKETEN
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Wateraspecten plangebied

WATERHUISHOUDING
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

VOORKEURSBELEID HEMELWATERAFVOER
In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geïnfiltreerd.

AANLEGHOOGTE VAN DE BEBOUWING
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen, wordt geadviseerd een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt ernaar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Het aspect water vormt geen belemmering voor het plan.

4.3 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Kader

Het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) is gewijzigd. De wijziging is het gevolg van de implementatie van Richtlijn 2014/52/EU die ziet op het wijzigen van Richtlijn 2011/92/EU. Dit is de richtlijn die ziet op projecten (kolom 4). De wijzigingsrichtlijn is voor het overgrote deel geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het gewijzigde Besluit m.e.r. is in werking getreden op 7 juli 2017.

Een van de belangrijkste gevolgen van de wijziging van het Besluit m.e.r. is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is geregeld in artikel 2 lid 5 Besluit m.e.r. De aanmeldnotitie beschrijft de gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu en geeft een conclusie omtrent de noodzaak tot een m.e.r.-procedure. Aan de hand van deze informatie kan het bevoegd gezag een beslissing nemen of voor de voorgenomen activiteit een MER dient te worden opgesteld.

Afweging

Het wijzigingsplan maakt een functiewijziging mogelijk van een maatschappelijke bestemming naar een woonbestemming, zonder nieuwe bouwmogelijkheden. Deze gebruikswijziging is dusdanig beperkt naar aard en omvang dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  1. a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit een kaartblad, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  2. b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.

5.2 Opzet Van De Regels

De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 is een uitleg van de in het wijzigingsplan gebruikte begrippen opgenomen, alsmede de wijze van meten.

BEGRIPPEN
In dit artikel zijn de standaard begripsomschrijvingen van de gemeente opgenomen, aangevuld met die begrippen die specifiek in dit wijzigingsplan voorkomen en waarbij sprake is van een (mogelijk) afwijkende betekenis in het algemene spraakgebruik en/of technische begrippen.

WIJZE VAN METEN
Om de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken te kunnen bepalen, is aangegeven hoe deze worden gemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Hierna wordt per bestemming een korte uitleg gegeven.

WOONGEBIED
Het hele plangebied heeft een woonbestemming. De regels sluiten aan op de regels van artikel18 van het bestemmingsplan Wonen Ommen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de anti-dubbeltelregel, de algemene bouw- en gebruiksregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels opgenomen.

ANTI-DUBBELTELREGEL
Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een wijzigingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig zijn met de bestemmingen. In dit wijzigingsplan is een verbod opgenomen voor het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval en als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen. Dit verbod geldt voor alle bestemmingen. In de algemene gebruiksregels zijn verder regels opgenomen die voorschrijven dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.

ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS
In de algemene afwijkingsregels is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Omdat dit zich niet beperkt tot één bestemming, maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing. Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn. Het verlenen van de vergunning wordt zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd.

ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS
In de algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen om het plan wijzigen, in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen

OVERIGE REGELS
In de overige regels zijn regels opgenomen met betrekking tot de afstemming met de welstandscriteria. Hier zijn ook regels opgenomen over het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit wijzigingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe wijzigingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

In de slotregel van het wijzigingsplan wordt aangegeven onder welke titel het wijzigingsplan wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Dit wijzigingsplan is een initiatief van de gemeente Ommen. De uit het plan voortkomende kosten worden door de gemeente gedragen. De gemeente is zelf opsteller van dit wijzigingsplan. De kosten voor het verrichten van de noodzakelijke onderzoeken ten behoeve van de planvorming vanwege dit wijzigingsplan worden dan ook door de gemeente gedragen. De gebruikelijke kosten voor de ambtelijke planbegeleiding worden door de gemeente gedragen.

Dit plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Er is geen sprake van bouwplannen in het kader van de Grondexploitatiewet (artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening in combinatie met artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening). Er is derhalve geen planschaderisico. Op basis van deze overweging moet het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerpwijzigingsplan heeft ter inzage gelegen van 5 mei 2022 tot en met 15 juni 2022. Tijdens de inzagetermijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets