Buitengebied, Schotsweg 5
Bestemmingsplan - gemeente Staphorst
Vastgesteld op 24-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied, partiële herziening Schotsweg 5 (Rood voor Rood)' van de gemeente Staphorst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0180.5102012009-VS01 met de bijbehorende regels;
1.3 aan – of uitbouw:
een voor bewoning bestemd gebouw dat een gebruikseenheid vormt met een woning, bedrijfs-, dienstwoning of recreatiewoning, dat in de maatvoering daarvan kan worden onderscheiden en dat meetelt met de kubieke meters wat betreft de (maximale) inhoud van de desbetreffende woning;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aanduidingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;
1.7 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling
hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.8 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, waaronder mede wordt begrepen een kapper, schoonheidsspecialist, hondentrimmer en naar de aard daarmee gelijk te stellen beroepen, welke op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming
is met de woonfunctie;
1.9 aan huis verbonden kantooractiviteiten:
een bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van administratieve, boekhoudkundige casu quo financiële, organisatorische en/of zakelijke diensten (niet zijnde detailhandel), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming
is met de woonfunctie;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 bed and breakfast:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, die geschikt is voor maximaal vier personen, verdeeld over maximaal twee slaapkamers en is bedoeld voor doorstroom in de recreatieve verhuur;
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.15 belevingswaarde:
de mate waarin de mens in kwalitatieve zin het landschap ervaart;
1.16 bestaande:
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voorzover twee bestemmingsvlakken door aanpijling met elkaar verbonden zijn, worden deze aangemerkt als zijnde één bestemmingsvlak;
1.19 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand, dan wel aangebouwd gebouw dat dienstbaar is aan de burgerwoning, een bedrijfs- of dienstwoning of recreatiewoning, en dat door de maatvoering daarvan kan worden onderscheiden, zoals een garage bijkeuken, schuur of berging;
VAB's aanwezig op woonbestemmingen worden eveneens aangemerkt als
bijgebouw;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk :
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 cultuurhistorische waarden:
waarden die van belang zijn voor de archeologie en voor de kennis van de cultuurhistorie;
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 erfinrichtingsplan:
een plan dat de (her)inrichting van een erf omvat, dat doorgaans betrekking heeft op bestaande en nieuwe gebouwen, beplanting, erfverharding, ontsluiting en parkeren;
1.30 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een gebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling en van beperkte omvang (breedte, hoogte, diepte);
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 gebruikswaarde:
de mate waarin mens en natuur op hun eigen plek in het landschap elkaar tot hun recht laten komen;
1.33 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.34 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.35 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarisch bedrijfsvoering waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
1.36 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.38 kampeermiddelen:
tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt
voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.39 kampeerterrein:
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
1.40 landschap:
het buitengebied van de gemeente Staphorst, zoals geografisch begrensd in onderhavig bestemmingsplan;
1.41 landschappelijk inrichtingsplan:
en plan dat de (her)inrichting van een deel van het landschap omvat, dat doorgaans betrekking heeft op bestaande en nieuwe gebouwen en bestaande en nieuwe beplanting;
1.42 landschappelijke waarden:
aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvormen van dat gebied;
1.43 maatvoeringsvlak:
een als zodanig ter plaatse aangeduide lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
1.44 mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
1.45 natuurlijke waarden:
aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.46 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
1.47 overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;
1.48 paardrijbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
1.49 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.50 permanente bewoning:
bewoning als hoofdverblijf;
1.51 recreatiewoning:
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
1.52 relatie:
Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak;
1.53 ruimtelijke kwaliteit (investering in):
het in een landschap toevoegen van natuurlijke, artificiële elementen, bebouwingselementen en/of landschappelijke elementen, dan wel het verwijderen of het aanpassen daarvan, welke leidt tot een verbetering van de belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde van dat landschap;
1.54 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.55 toekomstwaarde:
de resultante van belevingswaarde en gebruikswaarde in de toekomende tijd bezien;
1.56 verblijfsrecreatie:
recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen,
appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;
1.57 vrijstaand bijgebouw:
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
1.58 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.59 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.60 VAB (voormalig agrarische bedrijfsbebouwing):
een gebouw of onderdeel daarvan dat in het verleden voor agrarisch gebruik heeft gediend, dat daarvoor niet langer in gebruik is;
1.61 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. de aanleg en instandhouding van beplanting ten behoeve van landschappelijke in-passing;
- c. een doorgang uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'pad';
- d. voet- en fietspaden;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming is begrepen het behoud, herstel en ontwikkeling van de authentieke beplanting.
3.2 Bouwregels
- a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 8 m mag bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
- 1. het verwijderen of beschadigen van bomen en andere houtopstanden;
- 2. het verwijderen van beplanting die op grond van lid 6.5.3 is aangebracht.
- b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende vergunning.
- c. De onder a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- 1. de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, en de cultuurhistorische waarden;
- 2. de landschappelijke inpassing als bedoeld in lid 6.5.3.
Artikel 4 Natuur - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, beheer, herstel en ontwikkeling van ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- b. verblijfsrecreatie in de vorm van bestaande voorzieningen als een natuurkampeerterrein en paalkampeerplaats met de daarbij behorende bebouwing;
- c. bestaande dagrecreatieve voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- d. voet-, fiets- en ruiterpaden;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het onderhoud en beheer gelden de volgende regels:
- 1. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogte, indien deze meer bedraagt;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan 300 m², dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer bedraagt.
- b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer 2 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud;
- b. het gebruik van gronden als sport-, wedstrijd-, speel- en/of kampeerterrein, met uitzondering van de gronden ingericht als natuurkampeerterrein/paalkampeerplaats;
- c. het gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de
(model-) vliegsport.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 14.2 gehanteerd.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving ten behoeve van het gebruik van de gronden voor dagrecreatieve voorzieningen.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:
- 1. het afgraven, het ophogen of het egaliseren van gronden;
- 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, opslagplaatsen en stortplaatsen;
- 3. het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
- 4. het verrichten van exploratieboringen;
- 5. het vellen en rooien van houtgewas;
- 6. het dempen van beken, sloten en/of andere watergangen en/of - partijen anders dan ten behoeve van de ontwikkeling van natuur en waterhuishouding;
- 7. het aanleggen van drainage ten behoeve van agrarische doeleinden of recreatie;
- 8. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen.
- b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud betreffen;
- 2. op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende vergunning;
- 4. op archeologisch, dan wel ecologisch onderzoek zijn gericht, dat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het natuurgebied.
- c. De onder a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. voet- en fietspaden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. kunstwerken en/of beelden;
- j. straatmeubilair;
met dien verstande dat:
- k. het aantal rijstroken van wegen niet mag worden vergroot indien dit een verhoging van het aantal gehinderden tot gevolg heeft, dan wel de voorkeurgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder hierdoor wordt overschreden.
5.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
- de inhoud per gebouw mag niet meer dan 50 m³ bedragen.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 8 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande hoogte, indien deze meer bedraagt.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Onder een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het laden en lossen van goederen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel 6 Wonen - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijfs- of kantooractiviteiten, bed and breakfast in het hoofdgebouw, alsmede bestaande bedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wijnhandel, proeverij en gastenverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
- c. uitsluitend opslag ten behoeve van wijnhandel als bedoeld onder b, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wijnopslag';
alsmede voor:
- d. het behoud van de uitwendige hoofdvorm van gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
met de daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- i. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
- 1. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal woningen per bestemmingsvlak;
- 2. de afstand van een woning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
- 3. de inhoud van een hoofdgebouw, inclusief aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen, bedraagt ten hoogste 1.100 m³, met dien verstande dat de gezamenlijke inhoud van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de inhoud van het bestaande hoofdgebouw;
- 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is de bestaande inhoud aan hoofd- en bijgebouwen toegestaan, indien deze meer bedraagt dan 1.100 m³, waarbij geldt dat de bebouwing slechts mag worden teruggebouwd naar exacte situering, afmetingen ten aanzien van goot- en nokhoogten en dakhelling, een en ander conform de destijds verleende vergunning;
- 5. in afwijking van het bepaalde onder 3, geldt voor woningen, niet zijnde het voorhuis van een bestaande boerderij of een gesplitste woning, waarvan de inhoud in de bestaande situatie kleiner is dan 400 m³ dat de inhoud van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 600 m³ en de totale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte;
- 6. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
- 7. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
- 8. de dakhelling bedraagt minimaal 30º dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
- 9. in afwijking van bovenstaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dat de goot- en bouwhoogten ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogten bedragen.
- b. Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. deze bouwwerken mogen niet minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt;
- 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijke 3 m en 6 m bedragen;
- 3. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
- 4. de oppervlakte aan overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
- 5. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt minimaal 30º dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
- 6. van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd;
- 7. deze bouwwerken mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten'.
- c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wijnhandel, proeverij en gastenverblijf als bedoeld in lid 6.1 onder b en opslag ten behoeve van wijnhandel als bedoeld in lid 6.1 onder c gelden de volgende regels:
- 1. deze gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding -1' en 'specifieke vorm van wonen - wijnopslag' worden gebouwd;
- 2. de oppervlakte en goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte en goot- en bouwhoogte.
- d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde overkappingen), gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- a. de plaats en de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken;
- b. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de rooilijn dienen te worden gebouwd;
- c. de plaats van bijgebouwen en aan- of uitbouwen die zijn gelegen binnen een afstand van 3 m uit de perceelsgrens;
- d. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 14.2 gehanteerd. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.2, sub a, onder 1:
voor het realiseren/de bouw van meerdere woningen in een bestaand hoofdgebouw (woningsplitsing), met dien verstande dat:- 1. de inhoud van iedere woning niet minder dan 500 m³ bedraagt;
- 2. het totaal aantal woningen in een bestaand hoofdgebouw maximaal drie bedraagt;
- 3. per hoofdgebouw ten minste twee parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd;
- 4. de bouwmassa en karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke boerderij of woning na splitsing gehandhaafd blijft;
- 5. de geluidsbelasting op de nieuwe woning(en) niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- 6. ter plekke een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en omliggende bedrijven niet onevenredig worden aangetast in de bedrijfsvoering;
- 7. de ontsluiting plaatsvindt via de bestaande in-/uitrit;
- 8. eventueel op het perceel voorkomende voormalig agrarische bebouwing geheel wordt gesloopt met uitzondering van karakteristieke gebouwen;
- 9. de oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen per woning niet meer dan 75 m² mag bedragen;
- 10. een verzoek om omgevingsvergunning gepaard gaat met een voorstel tot deling van het perceel en de bijbehorende vrijstaande bijgebouwen en overkappingen;
- 11. aan de te verlenen omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
- b. lid 6.2, sub a, onder 3:
en toestaan dat de bestaande bebouwingsoppervlakte ten behoeve van bestaande bedrijven wordt uitgebreid met maximaal 25%, mits investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
- c. lid 6.2, sub a, onder 3:
en toestaan dat tot 250 m² aan bijgebouwen bij een woning wordt gebouwd, mits:- 1. investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt;
- 2. de gebouwen worden gebruikt voor onderhoud van het landelijk gebied of stalruimte voor het hobbymatig houden van dieren;
- 3. elders in het buitengebied ten minste 3 maal de oppervlakte aan extra bijgebouwen gesloopt wordt, in de vorm van voormalig agrarische bedrijfsgebouwen;
- 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
het landschaps- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de verschijningsvorm van karakteristieke panden; - 5. niet tevens gebruik wordt gemaakt van de regeling als bedoeld onder sub e;
- d. lid 6.2, sub a, onder 3, 4 en 5:
voor het toestaan van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen, te realiseren via vervangende herbouw (saneringsregeling) van bijgebouwen met dien verstande dat:- 1. alle bijgebouwen moeten worden gesloopt, slechts met uitzondering van karakteristieke bijgebouwen;
- 2. een vervangende bouw van bijgebouwen eenmalig per bouwperceel mag plaatsvinden tot een maximuminhoud van 50% van de bestaande inhoud aan bijgebouwen dat aanwezig is boven de 1.100 m³, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan bijgebouwen bij het hoofdgebouw na toepassing van de saneringsregeling niet meer bedraagt dan 350 m²;
- 3. er sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit.
- 4. aan de te verlenen omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
- e. lid 6.2, sub a, onder 3 en 4:
voor het toestaan van een grotere inhoud aan bijgebouwen, te realiseren via compensatie van veldschuren, met dien verstande dat:- 1. elders in het buitengebied een landschapsontsierende schuur wordt gesloopt;
- 2. de oppervlakte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de gesloopte schuur, waarbij het totale maximum aan bijgebouwen bij de woning niet meer dan 250 m² bedraagt;
- 3. er sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit op het erf waar het nieuwe bijgebouw wordt gebouwd;
- 4. aan de te verlenen omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
- 5. niet tevens gebruik wordt gemaakt van de regeling als bedoeld onder sub c;
- f. lid 6.2, sub a, onder 6 en 7:
ten behoeve van een grotere goot- en bouwhoogte indien daardoor de maatvoering beter aansluit bij de omliggende bebouwing; - g. lid 6.2, sub b, onder 1 en 2:
ten behoeve van een andere situering van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mits de situering daarvan beter aansluit bij de omliggende bebouwing; - h. lid 6.2, sub c, onder 2:
en toestaan dat lichtmasten worden geplaatst bij paardrijbakken, mits:- 1. de hoogte maximaal 4 m bedraagt;
- 2. het aantal niet meer dan zes bedraagt;
- 3. de lichtmasten uitsluitend zijn gericht op de paardrijbak;
- 4. deze voldoen aan de milieukwaliteitseisen onder de specifieke gebruiksregels.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken
van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en
wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 14.2 gehanteerd. Het bevoegd gezag zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
- a. lid 6.5.2, sub d:
voor het gebruik van een bijgebouw voor zelfstandige bewoning in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:- 1. een verzoek om deze omgevingsvergunning schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
- 2. de geluidsbelasting op de woning in het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- 3. er ter plekke een goed woon- en leefklimaat valt te garanderen;
- 4. de verleende omgevingsvergunning door het bevoegd gezag wordt ingetrokken indien de noodzaak van mantelzorg niet meer aanwezig is;
- 5. de omgevingsvergunning geen negatieve invloed mag hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
- b. lid 6.5.2, sub d:
en toestaan dat de bestaande bijgebouwen gebruikt worden als bed and breakfast, mits:- 1. aantoonbaar sprake is van kortdurend verblijf;
- 2. er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op het erf;
- 3. omliggende bedrijven niet in de ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- c. lid 6.5.2, sub g:
en toestaan dat VAB's worden gebruikt voor bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, mits:- 1. wordt voldaan aan de voorwaarden uit het VAB-beleid, zoals opgenomen in bijlage 3;
- 2. er wordt geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 5
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'waarde - archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van middelhoge archeologische verwachtingswaarden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 cm beneden het maaiveld wordt geroerd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 3.000 m2 wordt uitgebreid;
- b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 3.000 m2 ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, mits:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
- 3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht word(t)(en) genomen:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen; of
- een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden;
- 4. door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- b. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 3.000 m² en dieper dan 40 cm;
- 2. het graven van watergangen;
- 3. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 40 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- b. Een vergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
- 3. één of meerdere van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
- een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- c. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden, wordt de archeologisch deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend;
- d. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
- 2. het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in elk geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
- 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- 4. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 (gebied van archeologische verwachtingswaarde met middelhoge trefkans) te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische verwachtingswaarden (meer) aanwezig zijn.
- b. Alvorens de sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt de regioarcheoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Voor elke uitbreiding van 500 m² of meer aan verstening dient een erfinrichtingsplan te worden opgesteld, welke door burgemeester en wethouders dient te zijn goedgekeurd.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen,waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor overige verblijfsrecreatie, anders dan bestaand;
- c. het gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de
(model-) vliegsport; - d. het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting;
- e. het storten van puin en/of afvalstoffen;
- f. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Veiligheidszone - munitie c
Op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie c' is geen nieuwe bebouwing of uitbreiding van bebouwing toegestaan voorzien van glasvlies- of glasgordijngevels en zijn geen gebouwen toegestaan met zeer grote glasoppervlakten, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt. Voorzover activiteiten of functies kunnen worden toegestaan, wordt vooraf advies ingewonnen van de Inspectie VROM.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat nieuwe fiets- of wandelpaden worden aangelegd;
- c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd;
- e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een transformatorstation, gasdruk- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.
13.2
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering van het bestemmingsvlak van Wonen - 1 wordt gewijzigd, mits:
- a. de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak gelijk blijft;
- b. de noodzaak voor de wijziging is aangetoond;
- c. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- d. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. er van tevoren een inrichtingsplan is opgesteld waarin de inrichting voldoet aan de hiervoor genoemde uitgangspunten en voorwaarden met onder andere aandacht voor het landschap en de verbetering ruimtelijke kwaliteit.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Aanvullende werking welstandscriteria
De in het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
14.2 Algemene toetsingscriteria afwijkings - en wijzigingsbevoegdheden
Er wordt uitsluitend een omgevingsvergunning tot het afwijken van het bestemmingsplan verleend en er wordt uitsluitend overgegaan tot wijziging van het bestemmingsplan indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische;
- cultuurhistorische, ecologische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het bebouwings- en landschapsbeeld (met name met het oog op karakteristieke gebouwen en bomen en aaneengesloten bebouwing);
- de verkeersveiligheid.
Bij verlening van een omgevingsvergunning dan wel bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid dient, indien nieuwe bebouwing wordt toegestaan:
- van tevoren een inrichtingsplan te zijn opgesteld waarin onder andere aandacht wordt gegeven aan het landschap en de verbetering ruimtelijke kwaliteit, de uitvoering van het plan voor landschappelijke inpassing dient te zijn gegarandeerd;
- rekening te worden gehouden met de Verordening geurhinder en veehouderij, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 27 oktober 2009.
Bij verlening van een omgevingsvergunning dan wel bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid dient, indien uitbreiding van agrarische bebouwing dan wel nieuwvestiging van agrarische bedrijven wordt toegestaan, te worden aangetoond dat er gelet op de instandhoudingdoelstelling geen significante effecten optreden in naastgelegen natuurgebieden.
Voor niet aangewezen monumenten zal - indien relevant - een schriftelijk advies van een ter zake kundige organisatie worden gevraagd over de karakteristieke waarde van de bestaande bebouwing.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de milieusituatie;
- de landschappelijke waarden;
- de natuurlijke waarden;
- de geomorfologische waarden;
- de cultuurhistorische waarden;
- de archeologische waarden;
- het bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
14.4 Parkeernorm
Als uitgangspunt geldt dat in alle bestemmingen op eigen erf dient te worden geparkeerd. Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken bij omgevingsvergunning indien in het geval van nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van deze ontwikkeling op een goede wijze kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Ter zake opgestelde parkeernormen worden gebaseerd op de uitgave CROW.
14.5 Geluidszones langs wegen
Indien en voorzover gronden zijn gelegen binnen een zone van:
- 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
- 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;
mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, partiële herziening Schotsweg 5 (Rood voor Rood)' van de gemeente Staphorst.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 september 2013.
De voorzitter, De griffier,
……………… ………………
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Landschappelijk Inrichtingsplan
Bijlage 2 Landschappelijk inrichtingsplan
Bijlage 3 Vab-beleid
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Advies Ervenconsulent
Bijlage 2 Advies ervenconsulent
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 4 Nader bodemonderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 6 Flora en fauna onderzoek