KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Paardenhouderij
Artikel 4 Agrarisch - 1
Artikel 5 Agrarisch - 2
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 7 Bedrijf - Mijnbouw
Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 9 Bedrijf - Rioolzuiveringsinstallatie
Artikel 10 Bedrijf - Tuincentrum
Artikel 11 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 12 Bos - Natuur
Artikel 13 Cultuur En Ontspanning
Artikel 14 Detailhandel
Artikel 15 Detailhandel - Tuincentrum
Artikel 16 Groen
Artikel 17 Horeca
Artikel 18 Maatschappelijk
Artikel 19 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 20 Maatschappelijk - Molen
Artikel 21 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 22 Recreatie - Recreatiewoningen
Artikel 23 Recreatie - Tipi
Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 25 Recreatie - Verblijfsrecreatie Gemengd
Artikel 26 Recreatie - Verblijfsrecreatie Kampeerterrein
Artikel 27 Recreatie - Verblijfsrecreatie Recreatiewoningen
Artikel 28 Recreatie - Verblijfsrecreatieve Gebouwen
Artikel 29 Recreatie - Volkstuin
Artikel 30 Sport
Artikel 31 Sport - Klootschietbaan
Artikel 32 Tuin
Artikel 33 Verkeer
Artikel 34 Verkeer - Onverhard
Artikel 35 Water - 1
Artikel 36 Water - 2
Artikel 37 Wonen
Artikel 38 Wonen - Historische Buitenplaats
Artikel 39 Leiding - Gas
Artikel 40 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 41 Leiding - Riool
Artikel 42 Leiding - Water
Artikel 43 Waarde - Archeologie 1
Artikel 44 Waarde - Archeologie 2
Artikel 45 Waarde - Archeologie 3
Artikel 46 Waarde - Archeologie 4
Artikel 47 Waarde - Ecologie
Artikel 48 Waarde - Essen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 49 Anti-dubbeltelregel
Artikel 50 Algemene Bouwregels
Artikel 51 Algemene Gebruiksregels
Artikel 52 Algemene Aanduidingregels
Artikel 53 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 54 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 55 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 56 Overgangsrecht
Artikel 57 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Nota Van Uitgangspunten
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Kader, Reikwijdte, Hoofduitgangspunten En Plansystematiek
2.1 Kader
2.2 Reikwijdte
2.3 Hoofduitgangspunten
2.4 Plansystematiek
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.2 Geologie
3.3 Occupatiegeschiedenis
3.4 Landschap En Fysische Geografie
3.5 Waterhuishouding
3.6 Bodem
3.7 Landbouw
3.8 Natuur
3.9 Recreatie
3.10 Cultuurhistorie En Archeologie
3.11 Overige Functies
Hoofdstuk 4 Beleidskader En Wet- En Regelgeving
4.1 Europees Niveau
4.2 Rijksniveau
4.3 Provinciaal Niveau
4.4 Gemeentelijke Niveau
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Planmer
5.3 Archeologie En Cultuurhistorie
5.4 Water
5.5 Ecologie
5.6 Milieu
5.7 Geluid
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Bodem
5.10 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Planuitgangspunten
6.1 Gebiedsbestemmingen
6.2 Landbouw
6.3 Wonen
6.4 Natuur
6.5 Landschap
6.6 Cultuurhistorie En Archeologie
6.7 Water
6.8 Recreatie En Toerisme
6.9 Niet Agrarische Bedrijven
6.10 Opwekking Duurzame Energie
6.11 Infrastructuur
Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting
7.1 Algemeen
7.2 Planregels
7.3 Svbp 2012
7.4 Toelichting Onderdelen Bestemmingsomschrijving
7.5 Toelichting Op De Gebiedsbestemmingen
7.6 Toelichting Op De Overige Bestemmingen
7.7 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 8 Bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan
8.1 Regels
8.2 Verbeelding
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid Bestemmingsplan Buitengebied 2016 Veegplan
9.3 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Ondergeschikte Tweede Tak Of Een Deeltijdfunctie
Bijlage 2 Lijst Van Toegestane Evenementen
Bijlage 3 Ruimtelijk Kwaliteitsplan D.d. 4 Augustus 2014
Bijlage 4 Goudkampsweg 4 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 5 Noordegraafsingel 16 Inrichtingsschets
Bijlage 6 Ootmarsumseweg 226 Inpassingsplan
Bijlage 7 Vinckenweg 17 Inpassingsplannen
Bijlage 8 Hardenbergerweg 75 Inpassingsplan
Bijlage 9 Rood Voor Rood Vinckenweg En Hardenbergerweg
Bijlage 10 Ootmarsumseweg 281-283 Ontwikkelingsplan
Bijlage 11 Vriezenveenseweg 87 Ontwikkelingsplan
Bijlage 12 Snoeymansweg 13 Inpassingsplan
Bijlage 13 Snoeymansweg 13 Parkeerplan
Bijlage 14 Koelenbeekweg 4 Erfkwaliteitsplan
Bijlage 15 Maatmansweg 11 Ontwikkelingsplan
Bijlage 16 Molenhofweg 10 Kgo Plan
Bijlage 17 Plasdijk 25a Erfinrichtingsplan
Bijlage 18 Zoekeweg 18 Erfinrichtingsplan
Bijlage 19 Almeloseweg 88 Inpassingsplan
Bijlage 20 Schopmansweg 6 Inpassingsplan
Bijlage 21 Ootmarsumseweg 225a Erfinrichtingsplan
Bijlage 22 Voshaarsweg 18 Erfinrichtingsplan
Bijlage 23 Balkenbeltsweg 14 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 24 Haarbrinksweg 26a Landschapsplan
Bijlage 25 Schuur Voor Schuur Gemeente Tubbergen 2018
Bijlage 26 Lijst Met Partiële Herzieningen
Bijlage 1 Kaart Landschapstypen
Bijlage 2 Kaart Natuur
Bijlage 3 Samenvatting Planmer
Bijlage 4 Voorwaarden Landschappelijke Inpassing
Bijlage 5 Permanente Bewoning
Bijlage 6 Beeldcriteria Buitengebied
Bijlage 7 Notitie Serrestallen
Bijlage 8 Bestaande Sierteeltgebieden

Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan

Bestemmingsplan - Gemeente Tubbergen

Vastgesteld op 15-12-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel A: Toepassingsbereik

Het vigerend bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' (vastgesteld 23 mei 2016), zoals dat geldt na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2071) is, met uitzondering van nadien vastgestelde partiële herzieningen en wijzigingen, onverkort van toepassing op het plangebied van onderhavig bestemmingsplan, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' als volgt wordt herzien:

  1. a. wijziging van de toelichting en de regels: met een doorhaling (vervallen) en aanvullingen zijn de wijzigingen die onderdeel uitmaken van dit Veegplan in geel gemarkeerd;
  2. b. wijziging van de verbeelding: deze percelen zijn op de verbeelding van dit plan opgenomen;

Voor het overige blijven de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' ongewijzigd van toepassing.

Partiële herzieningen die zijn vastgesteld na 23 mei 2016 en zijn opgenomen in bijlage 26, worden als volgt herzien:

  1. a. wijzigingen dan wel toevoegen van de begripsbepalingen: met een doorhaling (vervallen) en aanvullingen zijn de wijzigingen die onderdeel uitmaken van dit Veegplan in artikel 1 in geel gemarkeerd;
  2. b. wijzigen dan wel toevoegen van de algemene gebruiksregels voor strijdig gebruik:
    1. 1. het gebruik van en laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatige kamerverhuur;
    2. 2. het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken, recreatiewoningen, boerderijkamers, groepsaccommodaties, kampeermiddelen en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
    3. 3. het gebruik van bijgebouwen en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken, recreatiewoningen, boerderijkamers, plattelandskamers, groepsaccommodaties, kampeermiddelen, chalets en stacaravans ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders dan wel elders werkzaam zijnde arbeiders;
    4. 4. het gebruik (zelfstandig) bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen, voor wonen.;

Voor het overige blijven de regels van de in bijlage 26 opgenomen partiële herzieningen ongewijzigd van toepassing.

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan met planidentificatienummerNL.IMRO.0183.BPBUIVEEGPLAN-VG01 van de gemeente Tubbergen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-gebonden beroep of bedrijf:

een dienstverlenend beroep of een bedrijf dat op kleine schaal in of bij een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afschermende beplanting:

beplanting met een visueel afschermende werking;

1.7 afzetten van hakhout:

het bij wijze van onderhoudsmaatregel vlak boven de stobbe verwijderen van alle bovengrondse delen van hakhout, zodanig dat dit weer kan uitlopen;

1.8 agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen, maar niet in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten, al dan niet in combinatie met het verlenen van diensten aan derden, zoals een gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 agrarisch gebruik:

het gebruik van gronden voor het telen van gewassen en het houden van dieren;

1.11 ambachtelijk bedrijf:

het overwegend met de hand vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen ten behoeve van de uiteindelijke ge- of verbruikers;

1.12 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.13 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.14 appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.15 archeologisch monument:

een terrein welke van algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet wordt beschermd;

1.16 archeologische waarden:

oudheidkundige waarden in de bodem die van belang zijn voor de kennis en studie van (de culturele overblijfselen van) de beschavingsgeschiedenis;

1.17 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.18 bar-dancing / nachtclub:

een gebouw waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken en in geringe mate op het verstrekken van snacks; de muziek vervult een achtergrondfunctie;

1.19 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;

1.20 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken zijnde;

1.21 bed and breakfast:

een verblijfsrecreatieve medegebruiksvorm als ondergeschikte activiteit in een (bedrijfs)woning, waarbij in de (bedrijfs)woning periodiek kortdurend recreatief verblijf wordt verschaft en ontbijt wordt geserveerd, gedreven door de bewoner(s) van die (bedrijfs)woning. Onder bed and breakfast wordt in ieder geval niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.22 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, een aan huis verbonden beroep daaronder niet begrepen;

1.23 bedrijfsgebouw:

een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.24 bedrijfsmatig:

gericht op het behalen van winst;

1.25 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de (logies)verblijven - permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden geboden worden;

1.26 bedrijfsmatige kamerverhuur:

een samenstel van bedrijfsruimten,verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin aan anderen dan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging, niet in de zin van een zelfstandige woongelegenheid; een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

1.27 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.28 bedrijfswoning:

een gebouw met woning op een terrein, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf. In geval de woning bij een gebouw of op een terrein wordt gebouwd, maken alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken onderdeel uit van de bedrijfswoning;

1.29 beheergebouw:

een gebouw, dat dient voor het beheer en onderhoud van een gebied;

1.30 bestaand:

ten aanzien van de vóór 31 december 19971998 aanwezige bouwwerken, ten aanzien van de legaal aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan TubbergenBestemmingsplan Buitengebied Tubbergen 2016 Veegplan;

1.31 bestaande ammoniakemissie:

  1. a. bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:
    1. 1. bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan;
    2. 2. bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;
    3. 3. bestaande diersoorten: de diersoorten, waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd;
  2. b. onder bestaande ammoniakemissie wordt voorts gerekend de ammoniakemissie afkomstig uit een nog niet gerealiseerd stalsysteem, indien daarvoor ten tijde van de vaststelling van het plan sprake was van een volledig onherroepelijk vergunde situatie. Van een volledig onherroepelijk vergunde situatie is in ieder geval sprake indien ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan beschikt werd over een vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998.

1.32 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.33 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.34 bijbehorend bouwwerk:

een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een woonhuis/bedrijfswoning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend woonhuis/bedrijfswoning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.35 bijzondere woonvorm

  • een woonvorm waar bewoners niet nagenoeg zelfstandig wonen, met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding);
  • een groep personen die geen (duurzame) gemeenschappelijk huishouden voert, er is geen sprake van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;
  • woongroepen: een groep personen die er bewust voor kiezen om met elkaar in één woning samen te wonen, zonder dat er sprake is van een gezinsverband of samenlevingsvorm.

1.36 boerderijkamers

/Plattelandskamers

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie bestaande uit maximaal vier bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf en of in combinatie met het serveren van ontbijt. met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van bed & breakfast maximaal 60m2 mag bedragen.

1.37 boerderijpand:

het gebouw behorende tot het bestaande agrarisch bedrijf of het voormalige agrarisch bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal/schuur was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.38 bomenrij:

drie of meer bomen, al dan niet langs een bestaande of voormalige weg, watergang en/of perceel, visueel als samenhangend element herkenbaar;

1.39 boom:

een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven;

1.40 boomteelt:

de teelt van boomkwekerijgewassen, zoals laanbomen, klimplanten, rozen inclusief onderstammen en buitenrozen, coniferen, sierheesters, kerstbomen, heidesoorten, bos- en haagplantsoen en vruchtbomen en -struiken inclusief vruchtboomonderstammen;

1.41 boomteeltbedrijf:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van boomkwekerijgewassen;

1.42 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.43 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.44 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.45 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.46 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.47 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.48 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.49 camper:

motorvoertuig dat is ingericht om te kunnen slapen en te verblijven;

1.50 casco:

de voor een landschapstype kenmerkende landschapselementen;

1.51 cascobenadering:

benadering, gericht op behoud en versterking van landschapstypen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen landschapselementen die deel uitmaken van het casco en behouden dienen te blijven en landschapselementen die geen deel uitmaken van het casco en verplaatst kunnen worden vanwege agrarische, economische, infrastructurele en andere maatschappelijke belangen;

1.52 containerteelt:

het niet in de volle grond telen van gewassen, oftewel een niet-grondgebonden teelt;

1.53 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.54 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.55 discotheek:

een gebouw waarin de bedrijfsuitoefening voornamelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.56 dunning:

velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

1.57 ecologische Hoofdstructuur:

een samenhangend netwerk van natuur- en landbouwgebieden met bestaande en potentiële natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van soorten en ecosystemen;

1.58 één bedrijf:

één economisch zelfstandige organisatie van mensen, middelen en procedures teneinde goederen en/of diensten te produceren;

1.59 erfinrichtingsplan:

een plan waarbij, na realisatie bebouwing tussen 1000 m3 en 3000 m3, het bouw- cq bestemmingsvlak is ingepast op een wijze die aantoonbaar past in het type landschap waarin het bouw- cq bestemmingsvlak is gelegen. Hierbij is aangesloten op de “Richtlijnen objectivering casco Noord-Oost Twente” behorende bij de beleidsnota “De casco benadering in Noordoost-Twente', welke is vastgesteld op 2 juli 2012. De hierin opgenomen aanbevelingen worden opgevolgd bij het opnieuw aanleggen van landschapselementen. Het plan dient door het college te zijn goedgekeurd;

1.60 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.61 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;

1.62 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.63 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.64 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.65 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.66 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.67 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.68 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.69 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.70 geomorfologische waarden:

de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;

1.71 glastuinbouwbedrijf:

een niet-grondgebonden bedrijf dat is gericht op het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen plaatsvindt;

1.72 groepsaccommodatie:

(deel van) een gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden verrichten;

1.73 hakhout:

bomen of boomvormers, die na het afzetten tot op de stobbe weer uitlopen en waarbij periodiek afzetten voor de instandhouding ervan noodzakelijk is;

1.74 historische buitenplaats:

een ensemble van een monumentaal hoofdgebouw met tuin en/of park, (functionele) bijbehorende bouwwerken en in sommige gevallen aangevuld met landerijen;

1.75 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.76 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.77 hoofdverblijf:

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.78 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie, een bar-dancing / nachtclub of een discotheek;

1.79 houtopstand:

boom of landschapselement;

1.80 houtopstand als zelfstandige eenheid:

een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend, die:

  1. a. een oppervlakte grond beslaat van 10 are of meer, of
  2. b. bestaat uit een rijbeplanting die meer dan 20 bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen;

1.81 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 4.2 en 4.3 van de Wet Natuurbescherming Boswet, zoals die gold op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

1.82 houtwal:

lijnvormig beplantingselement van bomen, hakhout en/of struiken op een wallichaam, voor de instandhouding waarvan periodiek onderhoud noodzakelijk is;

1.83 huishouden:

een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen worden wordt daaronder niet begrepen;

1.84 inpassingsplan:

een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving, waarbij bijlage 2 van de toelichting leidraad is bij het maken van een inpassingsplan;

1.85 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.86 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met ten minste 250 m² bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee (1), schapen of paarden worden gehouden, of waar geen dieren 'biologisch' (2) worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

NB (1) Melkrundvee: melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie 1.82 worden gemest dan wel zijn drooggezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren.

NB (2) Het betreft dieren die worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden;

1.87 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;

1.88 kap:

een dak met een zekere helling;

1.89 kappen:

het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

1.90 kas:

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;

1.91 kernrandzone:

die gebieden rond een kern, waar sprake is van een menging van tot de kern behorende functies en meer aan het landelijk gebied gebonden functies;

1.92 KGO-beleid:

een ontwikkelingsgerichte aanpak die voortkomt uit de ambitie om ontwikkelingen in het buitengebied samen te laten gaan met een impuls in de ruimtelijke kwaliteit;

1.93 kleinschalige duurzame energiewinning:

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;

1.94 kleinschalig kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Dit kampeerterrein of plaats heeft betrekking op een kampeerterrein voor een beperkt aantal kampeermiddelen;

1.95 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.96 landgoed:

multifunctioneel gedeelte van het landelijk gebied met meerdere functies als landbouw, bosbouw, natuur- en landschapsbeheer, wonen, werken en recreatie, bestaande uit enkele van de volgende elementen: hoofdhuis (kasteel of buitenplaats of landhuis met tuin en/of park) en/of boerderijen al dan niet met gebouwde aanhorigheden, lanen, bos- en landbouwgronden, natuurterreinen en wateren, toebehorend aan één of meer natuurlijke of rechtspersonen, het welk doorgaans als een economische eenheid wordt beheerd om het als zodanig duurzaam in stand te houden;

1.97 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zullen de landschappelijke kenmerken, zoals opgenomen in bijlage 2 van de toelichting, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.98 landschapsplan:

een plan waarbij, na realisatie bebouwing van meer dan 3000 m³, het bouw- cq bestemmingsvlak is ingepast op een wijze die aantoonbaar past in het type landschap waarin het bouw- cq bestemmingsvlak is gelegen. Hierbij is aangesloten op hetgeen in het document Kwaliteitskader Gebiedskenmerken (KG) is opgenomen alsmede aan de “Richtlijnen objectivering casco Noord-Oost Twente” behorende bij de beleidsnota “De casco benadering in Noordoost-Twente', welke is vastgesteld op 2 juli 2012. De hierin opgenomen aanbevelingen worden opgevolgd bij het opnieuw aanleggen van landschapselementen. Het plan dient door het college te zijn goedgekeurd;

1.99 landschapselement:

hakhout, een houtwal of singel, boomgroep, een natuurlijk bos of een productiebos, een bomenrij, begroeiing van heesters en struiken en erfbos;

1.100 logiesverstrekkend bedrijf:

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieswooneenheden enkel zijn ingericht voor kortdurend recreatief nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.101 loon- en grondverzetbedrijf:

een bedrijf dat in opdracht werkzaamheden verricht op het gebied van agrarisch loonwerk, cultuurtechnische werkzaamheden, grondverzet en grondwerkzaamheden;

1.102 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, culturele, sociaal-maatschappelijke, medische, sociaal-medische, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van opvang van mensen en dieren én voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.103 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) met daarbij behorende ondergeschikte horeca;

1.104 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.105 mest- en/of biomassavergisting:

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën, waarbij productie van bio-energie, digestaatverwerking en compostering plaatsvindt;

1.106 natuurkampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Het is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 25 hectare, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied;

1.107 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.108 normaal agrarisch gebruik:

het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.109 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.110 ondergeschikte horeca:

een lichte vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen waarbij geen sprake is van het bereiden van maaltijden, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend;

1.111 ondergeschikte tweede tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een intensieve tak veehouderij of een bedrijfseigen mest- en/of biomassavergisting;

1.112 overige opgaande teeltvormen:

sierteelt, fruitteelt, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.113 overkapping:

een bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.114 paalkamperen:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van één tot twee tenten ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.115 paardenpension:

een bedrijf waar paarden van derden worden gestald;

1.116 paardentrainingsbedrijf

een bedrijf dat is gespecialiseerd in het africhten en opleiden van paarden voor een bepaalde taak (africhtingsbedrijf);

1.117 parkeren:

een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;

1.118 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien over of in het water wordt gebouwd:
    1. 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.119 permanente bewoning:

bewoning door een of meer personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken;

1.120 plattelandskamers:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie bestaande uit maximaal vier bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf en of in combinatie met het serveren van ontbijt;

1.121 plattelandswoning:

een woonhuis in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden dat niet werkgerelateerd is met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe het woonhuis in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.122 pot- en containerteelt:

het kweken van planten en bomen in potten, containers of andere houders in een substraat op een doorlatende of een niet-doorlatende ondergrond los van de ondergrond;

1.123 pot- en containerveld:

agrarisch perceel voor het kweken van planten en bomen in potten, containers, substraat of andere houders;

1.124 praktijkruimte:

een ruimte, zijnde (een zelfstandige eenheid van) een gebouw of indien onderdeel uitmakende van een woning dan zijnde een ondergeschikt deel van de woning, dat dient voor de uitoefening van een vrij beroep dan wel voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

1.125 productiegebonden detailhandel:

een ondergeschikte vorm van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.126 productiegerichte paardenhouderij:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.127 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.128 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.129 puinbreken:

het mechanisch omzetten van puin, zijnde een afvalstof, naar menggranulaat, zijnde een bouwstof, door middel van een mobiele puinbreekinstallatie;

1.130 recreatief verblijf:

verblijf dat plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie;

1.131 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf;

1.132 regulier kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.133 relatie:

één bouw- of bestemmingsvlak vormend;

1.134 risicogevoelig bouwwerk cq. object:

een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.135 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.136 rooien:

het met wortel en al verwijderen van een houtopstand;

1.137 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.138 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.139 silo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.140 singel:

lijnvormig beplantingselement van bomen, hakhout en/of struiken, waarbij periodiek onderhoud voor de instandhouding ervan noodzakelijk is, niet gelegen op een wallichaam;

1.141 stacaravan/chalet:

een kampeermiddel, al dan niet voorzien van een as/wielstelsel, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.142 stallen:

in een garage of andere bewaarplaats zetten;

1.143 steilrand:

een abrupt hoogteverschil tussen twee vlakke terreingedeelten;

1.144 toename van ammoniakemissie:

  1. a. er is sprake van een toename van ammoniakemissie wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dat de bestaande ammoniakemissie als bedoeld in 1.31;
  2. b. als uitzondering op onderdeel a is geen sprake van een toename van emissie in strijd met dit bestemmingsplan wanneer het wijzigen van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, in geval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1., derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt, niet de van toepassing zijnde waarde(n) als bedoeld in artikel 2 leden 1 en 3 Besluit grenswaarden aanpak stikstof overschrijdt;
  3. c. onder 'programma aanpak stikstof' als bedoeld in onderdeel b wordt verstaan het programma als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998;

1.145 transportbedrijf:

een bedrijf dat zich uitsluitend of in hoofdzaak richt op en zorg draagt voor het transport van mensen, dieren en/of goederen over de weg;

1.146 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie (zonder sanitaire voorzieningen) en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.147 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of enig ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.148 veldschuur:

een geheel buiten bouwvlakken/bouwpercelen staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, dan wel de opslag van landbouwproducten of agrarische werktuigen, de opslag van overige goederen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik;

1.149 vellen:

het kappen of rooien van een houtopstand of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;

1.150 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatie gericht op ontspanning of vrijetijdsbesteding van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, en voor een bepaalde periode waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt;

1.151 voertuig:

vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;

1.152 vollegronds tuinbouwbedrijf:

een bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

1.153 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of; indien het een gebouw betreft zonder of met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.154 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.155 voormalig agrarisch bedrijf:

een voormalig agrarisch bedrijf op een perceel waar op 28 december 1985 nog een agrarisch bedrijf actief was;

1.156 vrij beroep:

een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of hogere beroepsopleiding. Het vrije beroep dient te worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning;

1.157 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.158 waardevolle hoofdvorm:

de hoofdvorm van een bouwwerk, bestaande uit de oppervlakte, de goot- en bouwhoogte en de dakvorm, die waardevol is voor en inhoud geeft aan de cultuurhistorische en/of cultuurlandschappelijke waarden van het landelijk gebied;

1.159 windturbine:

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

1.160 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning;

1.161 woning:

een complex van ruimten in een gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.162 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken maken daarbij onderdeel uit van het woonhuis;

1.163 zorgaccommodatie:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in dié zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

1.164 zorgfunctie/-boerderij:

een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in dié zin dat de personen al dan niet behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Voor overkappingen geldt een inhoud gerekend tussen de buitenzijde van de denkbeeldige gevelvlakken verticaal geprojecteerd vanaf de buitenzijden van de afdekking;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand tot de (bouw)perceelgrens:

tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.7 de afstand tot de weg:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de as van de bestemming 'Verkeer' dan wel waar geen bestemming geldt, de as van de weg;

2.8 de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen;

2.9 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Paardenhouderij

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie met een agrarische bedrijfsvoering en ondergeschikte manege-activiteiten, alsmede in ondergeschikte mate voor:
    1. 1. een klussenbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - klussenbedrijf";
    2. 2. een aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf";
    3. 3. een isolatiestal, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - isolatiestal";
    4. 4. een zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij";

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  2. f. plattelandswoningen en bijbehorende bouwwerken bij plattelandswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg, mantelzorg en/of bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";
  3. g. tuinen, erven en terreinen;
  4. h. voorzieningen, zoals tredmolens en/of paardenbakken, en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  5. i. hippische evenementen;
  6. j. parkeervoorzieningen;
  7. k. andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik;
  2. b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”, waarbij uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen "intensieve veehouderij" of "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" tevens agrarische bedrijfsvoering in de vorm van intensieve veehouderij mag worden uitgeoefend, in combinatie met verhuuractiviteiten ten behoeve van het agrarisch gebruik, alsmede in ondergeschikte mate voor:
    1. 1. opslag, ter plaatse van de aanduiding "opslag";
    2. 2. vuurwerkopslag, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag";
    3. 3. recreatieve voorzieningen op de wijze van overnachtingen, dagrecreatie, eten en drinken, een boerderijwinkel en vergaderruimte, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - gemengd";
    4. 4. een adviesbureau, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - adviesbureau";
    5. 5. een veehandelsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - veehandelsbedrijf";
    6. 6. een houtbewerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf";
    7. 7. een kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf";
    8. 8. een woonzorgfunctie, ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij";
    9. 9. een stalinrichtingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - stalinrichtingsbedrijf", in combinatie met buitenopslag ten behoeve van het stalinrichtingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag stalinrichtingsbedrijf";
    10. 10. een mest- en/of biomassavergistingsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mest- en/of biomassavergistingsinstallatie";
    11. 11. een veevoederbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - veevoederbedrijf";
    12. 12. een kampeerboerderij, ter plaatse van de aanduiding "kampeerboerderij";
    13. 13. een veevoederhandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - veevoederhandel";
    14. 14. een meubelmakerij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij";
    15. 15. opslag- en herstelwerkzaamheden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opslag- en herstelwerkzaamheden";
    16. 16. een paddenstoelenkwekerij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - paddenstoelenkwekerij";
    17. 17. een bijzondere woonvorm, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm";
    18. 18. een horecavoorziening, ter plaatse van de aanduiding "horeca";
    19. 19. een buitenstalling, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - buitenstalling";
    20. 20. boerderijkamers, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - boerderijkamers";
    21. 21. een garagebedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf";
    22. 22. een manege, ter plaatse van de aanduiding "manege";
    23. 23. een eierengroothandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - eierengroothandel";
    24. 24. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ligweides, ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie";
    25. 25. een zorgboerderij met dagverblijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk – dagverblijf";
  3. c. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijf al dan niet in combinatie met detailhandel in ter plaatse gekweekte en geproduceerde planten, struiken, bomen en andere benodigdheden, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwvlak sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijf”;
  4. d. de uitoefening van een kleinschalig agrarisch bedrijf met beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, ter plaatse van de aanduidingen “bouwvlak” en "specifieke vorm van agrarisch - bestaand erf";
  5. e. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met de daarbij behorende erven, voorzover de gronden zijn voorzien van een bouwvlak;
  6. f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  7. g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van een landgoed, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - landgoed”;
  8. h. een bestaande locatie voor kleinschalig kamperen voorzover het gronden betreft op of aansluitend aan het agrarisch bouwvlak;
  9. i. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een ontvangstruimte ten behoeve van verkoop van eigen en streekeigen producten vanaf de boerderij, rondleidingen, en dergelijke;
  10. j. de opslag van lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg”;
  11. k. het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. l. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  2. m. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  3. n. hobbymatig agrarisch gebruik;
  4. o. nutsvoorzieningen;
  5. p. extensief dagrecreatief medegebruik, waaronder het gebruik als ijsbaan ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";
  6. q. wegen, ontsluitingswegen voor bebouwde percelen en agrarische kavelpaden;
  7. r. fiets- en wandelpaden;
  8. s. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  9. t. tuinen tot een oppervlakte van ten hoogste 900 m² (op en/of aansluitend aan het bouwvlak);
  10. u. evenementen, zoals per locatie genoemd in Bijlage 2;
  11. v. het bewerken van bedrijfseigen mest;
  12. w. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  1. x. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  2. y. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  3. z. plattelandswoningen en bijbehorende bouwwerken bij plattelandswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg, mantelzorg en/of bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";
  4. aa. paardrijbakken binnen bouwvlakken;
  5. ab. bestaande veldschuren;
  6. ac. andere bouwwerken.

4.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten, met uitzondering van functies die op basis van VAB+ beleid zijn toegelaten, in welk geval vervangende nieuwbouw is toegestaan waarbij de inhoud van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik;
  2. b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”, waarbij uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen "intensieve veehouderij" of "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" tevens agrarische bedrijfsvoering in de vorm van intensieve veehouderij mag worden uitgeoefend, in combinatie met verhuuractiviteiten ten behoeve van het agrarisch gebruik, alsmede in ondergeschikte mate voor:
    1. 1. opslag, ter plaatse van de aanduiding "opslag";
    2. 2. melktransport, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - melktransport";
    3. 3. een schoonheidssalon, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - schoonheidssalon";
  3. c. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijf al dan niet in combinatie met detailhandel in ter plaatse gekweekte en geproduceerde planten, struiken, bomen en andere benodigdheden, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwvlak sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijf”;
  4. d. de uitoefening van een kleinschalig agrarisch bedrijf met beperkte ontwikkelingsmogelijkheden, ter plaatse van de aanduidingen “bouwvlak” en "specifieke vorm van agrarisch - bestaand erf";
  5. e. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met de daarbij behorende erven, voorzover de gronden zijn voorzien van een bouwvlak;
  6. f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  7. g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van landgoederen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - landgoed”;
  8. h. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  9. i. een bestaande locatie voor kleinschalig kamperen voorzover het gronden betreft op of aansluitend aan het agrarisch bouwvlak;
  10. j. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een ontvangstruimte ten behoeve van verkoop van wel en/of niet eigen en streekeigen producten vanaf de boerderij, rondleidingen, en dergelijke;
  11. k. een voormalige vuilstortplaats, indien en voor zover de gronden zijn aangeduid met "specifieke vorm van bedrijf - vuilstortplaats";
  12. l. het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. m. hobbymatig agrarisch gebruik;
  2. n. nutsvoorzieningen;
  3. o. extensief dagrecreatief medegebruik, waaronder het gebruik als ijsbaan;
  4. p. wegen, ontsluitingswegen voor bebouwde percelen en agrarische kavelpaden;
  5. q. fiets- en wandelpaden;
  6. r. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  7. s. tuinen tot een oppervlakte van ten hoogste 900 m² (op en/of aansluitend aan het bouwvlak);
  8. t. evenementen, zoals per locatie genoemd in Bijlage 2;
  9. u. het bewerken van bedrijfseigen mest;
  10. v. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  1. w. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  2. x. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  3. y. plattelandswoningen en bijbehorende bouwwerken bij plattelandswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg, mantelzorg en/of bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";
  4. z. paardrijbakken binnen bouwvlakken;
  5. aa. bestaande veldschuren;
  6. ab. andere bouwwerken.

5.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten, met uitzondering van functies die op basis van VAB+ beleid zijn toegelaten, in welk geval vervangende nieuwbouw is toegestaan waarbij de inhoud van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. een aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
    2. 2. een atelier/galerie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - atelier-galerie";
    3. 3. een atelier-woninginrichting, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - atelier-woninginrichting";
    4. 4. een autodemontagebedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autodemontagebedrijf";
    5. 5. een autoherstelinrichting, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autoherstelinrichting";
    6. 6. een bouwmaterialenhandel bestemd voor de groothandel in bouwmaterialen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouwmaterialenhandel";
    7. 7. een betonfabriek, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - betonfabriek";
    8. 8. een bronbemalingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bronbemalingsbedrijf";
    9. 9. een garagebedrijf bestemd voor de handel en reparatie van motorvoertuigen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf";
    10. 10. een houtbewerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf";
    11. 11. een houtdrogerij en een houthandel in combinatie met detailhandel in houtwaren en aanverwante accessoires, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - houtdrogerij en -handel";
    12. 12. een installatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf";
    13. 13. een kuikenbroederij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kuikenbroederij";
    14. 14. een ki-station, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ki-station";
    15. 15. een landbouwmechanisatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf ";
    16. 16. een loon- en grondverzetbedrijf, een sloopbedrijf, een transportbedrijf of een combinatie van deze bedrijven, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - loon- en grondverzetbedrijf e.a.";
    17. 17. een metaalbewerkingsbedrijf, ter plaatse van d e aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf";
    18. 18. een meubelmakerij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij";
    19. 19. opslag, niet zijnde opslag van explosiegevaarlijke stoffen, ter plaatse van de aanduiding "opslag";
    20. 20. een productiegerichte paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productiegerichte paardenhouderij';
    21. 21. een testbedrijf in paardenaccessoires, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - paardenaccessoiretestbedrijf";
    22. 22. een smederij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - smederij";
    23. 23. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
    24. 24. een veehandelsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - veehandelsbedrijf";
    25. 25. een vleesbe- en verwerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - vleesver- en bewerkendbedrijf";
    26. 26. een veevoederhandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - veevoederhandel";
    27. 27. een handelsbedrijf in zand en grind, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - zand en grindhandel";

niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  1. b. de opslag van lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg”;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  2. g. tuinen, erven en terreinen;
  3. h. paardrijbakken;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. andere bouwwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Bedrijf - Mijnbouw

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Mijnbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. terreinen en voorzieningen ten dienste van het injecteren van injectiewater, dat vrijkomt bij mijnbouwactiviteiten ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - mijnbouwactiviteiten", niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. b. gaswinning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - gaswinning";

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  2. g. ondergrondse en bovengrondse werken;
  3. h. terreinen;
  4. i. andere bouwwerken.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. terreinen ten behoeve van de energievoorziening en/of waterregulering en naar de aard daarmee gelijk te stellen nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, alsmede:
    1. 1. opslag, ter plaatse van de aanduiding "opslag";
    2. 2. een waterinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - waterinstallatie";

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  2. f. terreinen;
  3. g. andere bouwwerken.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Bedrijf - Rioolzuiveringsinstallatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Rioolzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. terreinen;
  2. f. andere bouwwerken.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Bedrijf - Tuincentrum

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Tuincentrum" aangewezen gronden zijn bestemd voor de teelt en/of de (detail-)handel in bomen, heesters, bloemen, planten en andere siergewassen en in samenhang daarmee de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond, met daarbij behorende gebouwen, waaronder begrepen kassen, andere bouwwerken, terreinen, erven en voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor "Bedrijf - Tuincentrum" bestemde gronden mogen met inachtneming van het bepaalde in Artikel 50 (Algemene bouwregels) uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.1 onder c in die dat de afstand wordt verminderd tot 0 m;
  2. b. lid 3.2.2 onder a juncto artikel 1.24 voor de huisvesting van twee huishoudens, mits hierdoor het aantal woningen niet wordt vergroot;
  3. c. lid 3.2.3 onder d met dien verstande dat het bepaalde in Artikel 50 in acht wordt genomen. Als het bijbehorend bouwwerk vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gesitueerd, moet door middel van een ruimtelijk kwaliteitsplan worden aangetoond dat sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van het bepaalde in onder a, b en c dient mede betrokken te worden de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen bedrijven kunnen worden geschaad. Indien de belangen onevenredig worden geschaad vindt de onder a, b en c genoemde afwijking geen toepassing.

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4.1

indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 24, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  1. a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 24 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 24 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  2. b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Artikel 11 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkooppunten van motorbrandstoffen inclusief lpg;
  2. b. een afleverzuil voor lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg”;
  3. c. een vulpunt voor lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “vulpunt lpg”;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. een verkooppunt van motorbrandstoffen;
    2. 2. detailhandel in de bij een verkooppunt behorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke;
  2. h. terreinen;
  3. i. parkeervoorzieningen;
  4. j. andere bouwwerken.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Bos - Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuur, bosbouw en houtproductie;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden;
  3. c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  4. d. een gebouw ten behoeve van kleinschalig recreatief nachtverblijf, dierenverblijf en/of stalling en opslag van voertuigen en materieel en dergelijke, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieve verblijfsruimte, stalling en opslag";
  5. e. beheergebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer van bos- en natuurgebieden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - beheergebouw";
  6. f. de opslag van lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg”;
  7. g. een hondendressuurterrein met bijbehorende gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - hondendressuurterrein";
  8. h. een natuurkampeerterrein met bijbehorende gebouwen ten behoeve van toiletvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein";
  9. i. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
  10. j. een voormalige vuilstortplaats, indien en voor zover de gronden zijn aangeduid met "specifieke vorm van bedrijf - vuilstortplaats";
  11. k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van landgoederen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - landgoed”;

met daaraan ondergeschikt:

  1. l. het extensief agrarisch medegebruik (zoals natuurlijke begrazing);
  2. m. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  3. n. wegen en paden;
  4. o. nutsvoorzieningen;
  5. p. evenementen, zoals per locatie genoemd in Bijlage 2;

met de daarbijbehorende:

  1. q. andere bouwwerken.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Specifieke gebruiksregels

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 13 Cultuur En Ontspanning

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van sociaal-culturele voorzieningen en ondergeschikte horeca;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  2. f. tuinen, erven en terreinen;
  3. g. paardrijbakken;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. andere bouwwerken.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Detailhandel

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandelsbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  2. f. tuinen, erven en terreinen;
  3. g. paardrijbakken;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. andere bouwwerken.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Detailhandel - Tuincentrum

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen en kassen ten behoeve van:
    1. 1. het kweken van bloemen en planten en detailhandel, kantoorruimten, kantinevoorzieningen, ondergeschikte horecadoeleinden en opslagvoorzieningen;
    2. 2. hovenierswerkzaamheden;
    3. 3. detailhandel in artikelen en accessoires die met tuinbewerking of inrichting van tuinen verband houden;

alsmede in ondergeschikte mate in combinatie met een bouwmaterialenhandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouwmaterialenhandel";

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  2. f. tuinen, erven en terreinen;
  3. g. paardrijbakken;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. andere bouwwerken.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Groen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. afschermende beplanting en bebossing;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding "groen" in de vorm van in hoogte opgaand groen en groenvoorzieningen. De beplanting bestaat conform het in Bijlage 24 bij de planregels opgenomen landschapsplan uit inheemse soorten, die jaarrond zodanig groenblijvend zijn dat deze het zicht op de aangrenzende bestemmingen wegnemen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. nutsvoorzieningen;
  3. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Horeca

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;
  4. e. een informatiecentrum, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - informatiecentrum";

met de daarbijbehorende:

  1. f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  2. g. tuinen, erven en terreinen;
  3. h. paardrijbakken;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. andere bouwwerken.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Specifieke gebruiksregels

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Maatschappelijk

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. parkeervoorzieningen;
  2. g. terreinen:
  3. h. andere bouwwerken, waaronder een standbeeld en een veldkapel.

18.2 Bouwregels

18.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 19 Maatschappelijk - Begraafplaats

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;
  2. b. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen en overkappingen ten behoeve van stalling en onderhoud;
  2. g. terreinen;
  3. h. andere bouwwerken.

19.2 Bouwregels

Artikel 20 Maatschappelijk - Molen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. molens;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  2. c. nutsvoorzieningen;
  3. d. wegen en paden;
  4. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. terreinen;
  2. g. andere bouwwerken.

20.2 Bouwregels

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in 51.1 in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. het gebruik van molens voor wonen;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 21 Recreatie - Dagrecreatie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreëren;
  2. b. ligweide
  3. c. groenvoorzieningen
  4. d. speelvoorzieningen
  5. e. detailhandel in de vorm van een kiosk;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  2. g. nutsvoorzieningen;
  3. h. paden;

met de daarbijbehorende:

  1. i. andere bouwwerken.

21.2 Bouwregels

Artikel 22 Recreatie - Recreatiewoningen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatiewoningen met de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  2. b. recreatiewoningen met de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken al dan niet ten behoeve van permanente bewoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - permanente bewoning";

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. terreinen;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. andere bouwwerken.

22.2 Bouwregels

22.3 Specifieke gebruiksregels

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Recreatie - Tipi

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Tipi' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • het recreatief verblijf in tipi's met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat voor:

  1. a. tipi's geldt dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal toeristische standplaatsen' het maximum aantal tipi's wordt aangegeven;
    2. 2. de oppervlakte per tipi ten hoogste 40 m2 bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 5 meter bedraagt;
  2. b. overige gebouwen geldt dat:
    1. 1. de totale oppervlakte ten hoogste 100 m2 bedraagt;
    2. 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  3. c. andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 2,50 meter bedraagt.

23.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in 51.1 in ieder geval gerekend het gebruik van de in 23.2 onder a genoemde tipi's en gebouwen ten behoeve van permanente bewoning.

Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie;
  2. b. de bedrijfsmatige exploitatie van maximaal 80 kampeermiddelen en 4 logiesverblijven, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  3. c. centrale voorzieningen, bedrijfswoningen, gebouwen ten behoeve van opslag en werktuigenberging, caravanstalling, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, verkeers- en verblijfsdoeleinden, openbare nutsvoorzieningen, detailhandel in de vorm van een kampwinkel, parkeervoorzieningen, andere bouwwerken, water, watergangen en waterpartijen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - overige voorzieningen';
  4. d. sanitaire voorzieningen, speelvoorzieningen, parkeren, openbare nutsvoorzieningen, waterpartijen, groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  5. e. een calamiteitenontsluiting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting', met dien verstande dat de calamiteitenontsluiting niet smaller of breder is dan 3,5 m;


met daaraan ondergeschikt:

  1. f. de bestaande agrarische bedrijvigheid, zoals vermeld in het meldingsformulier Besluit landbouw milieubeheer gedateerd 29 januari 2010;


met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. andere bouwwerken;
  3. i. wegen;
  4. j. paden;
  5. k. verhardingen, terrassen, tuinen en erven;
  6. l. water;
  7. m. parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

24.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Specifieke gebruiksregels

24.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 25 Recreatie - Verblijfsrecreatie Gemengd

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans/chalets en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens en camperplaatsen;
  2. b. recreatiewoningen met de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  3. c. trekkershutten;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. f. wegen en paden;
  3. g. water;

met de daarbijbehorende:

  1. h. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  2. i. gebouwen en overkappingen voor zover ten dienste van het recreatieterrein, ten behoeve van:
    1. 1. dienstverlening, waaronder recepties en kantoorruimtes;
    2. 2. horecavoorzieningen zoals restaurants en cafetaria;
    3. 3. kampwinkels;
    4. 4. sport- en speeldoeleinden;
    5. 5. groepsaccommodaties;
    6. 6. appartementen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - appartementen";

al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van sanitaire voorzieningen en onderhoud en beheer;

  1. j. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. sanitaire voorzieningen;
    2. 2. het onderhoud en het beheer;
  2. k. gebouwen ten behoeve van groepsaccommodaties, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodaties";
  3. l. tuinen, erven en terreinen;
  4. m. sport- en speelterreinen;
  5. n. parkeervoorzieningen;
  6. o. beplanting en bebossing;
  7. p. andere bouwwerken.

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Specifieke gebruiksregels

25.5 Afwijken van de gebruiksregels

25.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 26 Recreatie - Verblijfsrecreatie Kampeerterrein

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. standplaatsen voor kampeermiddelen en camperplaatsen, niet zijnde stacaravans/chalets en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, tenzij ter plaatse van de aanduiding "aantal stacaravans";
  2. b. trekkershutten;
  3. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  2. h. gebouwen en overkappingen voor zover ten dienste van het recreatieterrein, ten behoeve van:
    1. 1. dienstverlening, waaronder recepties en kantoorruimtes;
    2. 2. een restaurant;
    3. 3. kampwinkels;
    4. 4. sport- en speeldoeleinden;
    5. 5. groepsaccommodaties;

al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van sanitaire voorzieningen en onderhoud en beheer;

  1. i. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. sanitaire voorzieningen;
    2. 2. het onderhoud en het beheer;
  2. j. tuinen, erven en terreinen;
  3. k. beplanting en bebossing;
  4. l. parkeervoorzieningen;
  5. m. andere bouwwerken.

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Specifieke gebruiksregels

26.5 Afwijken van de gebruiksregels

26.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Recreatie - Verblijfsrecreatie Recreatiewoningen

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie recreatiewoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatiewoningen met de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  2. b. standplaatsen voor stacaravans/chalets en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, ter plaatse van de aanduiding "aantal stacaravans";
  3. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. bestaande bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  2. h. gebouwen en overkappingen voor zover ten dienste van het recreatieterrein ten behoeve van het onderhoud en het beheer;
  3. i. tuinen, erven en terreinen;
  4. j. sport- en speelterreinen;
  5. k. parkeervoorzieningen;
  6. l. beplanting en bebossing;
  7. m. andere bouwwerken.

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Specifieke gebruiksregels

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Recreatie - Verblijfsrecreatieve Gebouwen

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen, groepsverblijven en naar de aard daarmee gelijk te stellen verblijfsrecreatieve voorzieningen al dan niet in combinatie met sociaal - culturele doeleinden, ondergeschikte lichte horeca en dagrecreatieve voorzieningen;
  2. b. een hertenfokkerij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - hertenfokkerij";

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  2. g. tuinen, erven en terreinen;
  3. h. parkeervoorzieningen;
  4. i. andere bouwwerken.

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

28.4 Specifieke gebruiksregels

28.5 Afwijken van de gebruiksregels

28.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 29 Recreatie - Volkstuin

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een volkstuinenterrein;
  2. b. het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de volkstuinenterreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. terreinen;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. andere bouwwerken.

29.2 Bouwregels

29.3 Specifieke gebruiksregels

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 30 Sport

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport- en speelterreinen;
  2. b. dagrecreatieve doeleinden, waaronder visvijvers;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. water;

met de daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    1. 1. sport- en dagrecreatieve doeleinden;
    2. 2. een kantine;
    3. 3. kleedruimtes;
    4. 4. onderhoud en beheer;
  2. g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  3. h. terreinen;
  4. i. parkeervoorzieningen;
  5. j. andere bouwwerken.

30.2 Bouwregels

30.3 Afwijken van de bouwregels

30.4 Specifieke gebruiksregels

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 31 Sport - Klootschietbaan

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Klootschietbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een klootschietbaan;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen en overkappingen;
  2. f. terreinen;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. andere bouwwerken.

31.2 Bouwregels

Artikel 32 Tuin

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen in de vorm van gras- en bloemenweiden met daaraan ondergeschikt bomen;
  2. b. terrassen behorende bij de aangrenzende woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "terras";
  3. c. gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van tuin - omhaagde tuin";

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. water;
  2. e. paden;

met de daarbijbehorende:

  1. f. andere bouwwerken.

32.2 Bouwregels

32.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het 32.2.2 onder a en d in die zin dat erfafscheidingen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "terras", mits:

  1. a. de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  2. b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van de directe omgeving.

32.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in 51.1 in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van opgaande beplanting, moestuinen en dergelijke, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van tuin - omhaagde tuin".

Artikel 33 Verkeer

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verharde (ontsluitings)wegen;
  2. b. paden;
  3. c. een vulpunt voor lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “vulpunt lpg”;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van landgoederen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - landgoed”;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. sloten, bermen en beplanting;
  2. f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  3. g. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  4. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende;

  1. i. kruisingen met andere wegen, paden en waterlopen;
  2. j. andere bouwwerken, waaronder bruggen, viaducten, dammen en duikers;

met dien verstande dat:

    1. 1. behoudens verbeteringen met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast het wegprofiel wat betreft de ligging, de breedte van rijbanen en het aantal rijstroken gehandhaafd blijft;
    2. 2. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijke zijn begrepen.

33.2 Bouwregels

33.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 34 Verkeer - Onverhard

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onverharde (ontsluitings)wegen;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van onverharde wegen;
  3. c. paden;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van landgoederen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - landgoed”;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. sloten, bermen en beplanting;
  2. f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  3. g. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  4. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende;

  1. i. andere bouwwerken, waaronder dammen en duikers;

34.2 Bouwregels

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

34.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 35 Water - 1

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kanalen, sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de beroeps- en recreatievaart;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  3. d. wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

  1. e. kaden, dijken en oeverstroken;
  2. f. bruggen, dammen en duikers;
  3. g. sluizen en stuwen;
  4. h. andere bouwwerken.

35.2 Bouwregels

35.3 Specifieke gebruiksregels

35.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 36 Water - 2

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beken, sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de waterberging;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van landgoederen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - landgoed”;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  3. e. paden;

met de daarbijbehorende:

  1. f. oeverstroken;
  2. g. bruggen, dammen en duikers;
  3. h. andere bouwwerken.

36.2 Bouwregels

36.3 Specifieke gebruiksregels

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

36.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 37 Wonen

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor:
    1. 1. een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. bed and breakfast;
    4. 4. bestaande kleinschalige kampeerterreinen;
    5. 5. een agrarische handelsonderneming, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - agrarische handelsonderneming";
    6. 6. een atelier, ter plaatse van de aanduiding "atelier";
    7. 7. een autobedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf";
    8. 8. een autoherstelinrichting, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autoherstelinrichting";
    9. 9. een buitenstalling, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - buitenstalling";
    10. 10. een chalet, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - chalet";
    11. 11. dagrecreatie, ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie";
    12. 12. een dierenartsenpraktijk, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartsenpraktijk";
    13. 13. een dierenpension, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - dierenpension";
    14. 14. een eierengroothandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - eierengroothandel";
    15. 15. een garagebedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf";"
    16. 16. een hondenkennel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - hondenkennel";
    17. 17. een houtbewerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf";
    18. 18. een installatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf";
    19. 19. een kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf";
    20. 20. kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van pensions en vakantieappartementen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalige verblijfsrecreatie';
    21. 21. een klussenbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - klussenbedrijf";
    22. 22. een lasbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf";
    23. 23. een meubelmakerij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij";
    24. 24. een motorherstelinrichting, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - motorherstelinrichting";
    25. 25. een onderhoudsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - onderhoudsbedrijf";
    26. 26. opslag, niet zijnde opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, goederen en/of materialen, ter plaatse van de aanduiding "opslag";
    27. 27. een paardentrailershandelsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - handel in paardentrailers";
    28. 28. een paardentrainingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - paardentrainingsbedrijf";
    29. 29. een (para-)medische praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte";
    30. 30. een timmerwerkplaats, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats";
    31. 31. een handel in veevoeder, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - veevoederhandel";
    32. 32. vuurwerkopslag, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag";
    33. 33. een werktuigenstalling, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - werktuigenstalling";
    34. 34. een winkel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
    35. 35. workshops, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - workshops";

tenzij ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten", in welk geval geen woonhuizen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;

  1. b. woonhuizen op de wijze van plattelandswoningen en bijbehorende bouwwerken bij plattelandswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg, mantelzorg en/of bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";
  2. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van landgoederen, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - landgoed”;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. paardrijbakken;
  3. i. parkeervoorzieningen;
  4. j. andere bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - handhaven hoofdvorm", het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvorm van de woonhuizen wordt nagestreefd.

37.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten, met uitzondering van functies die op basis van VAB+ beleid zijn toegelaten, in welk geval vervangende nieuwbouw is toegestaan waarbij de inhoud van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.

37.3 Afwijken van de bouwregels

37.4 Specifieke gebruiksregels

37.5 Afwijken van de gebruiksregels

37.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

37.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 38 Wonen - Historische Buitenplaats

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Historische buitenplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in een historische buitenplaats al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf of een vrij beroep, mantelzorg, bed & breakfast, een landgoedwinkel, een landgoedcentrum en/of sociaal-culturele doeleinden;
  2. b. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het landgoed;
  3. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  4. d. cultuurgrond, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals houtwallen, houtsingels en bosschages wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. agrarisch medegebruik;
  2. f. dagrecreatief medegebruik;
  3. g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  4. h. wegen en paden;
  5. i. water;

met de daarbijbehorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. paardrijbakken;
  3. l. parkeervoorzieningen;
  4. m. andere bouwwerken.

38.2 Bouwregels

38.3 Afwijken van de bouwregels

38.4 Specifieke gebruiksregels

38.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 39 Leiding - Gas

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding en afsluiterschema's ten behoeve van het transport van aardgas en het transport van injectiewater dat vrij komt bij mijnbouwactiviteiten en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. veiligheidszones;
  2. c. andere bouwwerken.

39.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de andere daar voorkomende bestemming(en) binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Gas' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de leiding(en), verenigbaar is met het belang van de leiding(en).

39.3 Bouwregels

39.4 Afwijken van de bouwregels

39.5 Specifieke gebruiksregels

39.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

39.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 40 Leiding - Hoogspanningsverbinding

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een bovengrondse of ondergrondse hoogspanningsleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. veiligheidszones;
  2. c. andere bouwwerken.

40.2 Bouwregels

40.3 Afwijken van de bouwregels

40.4 Specifieke gebruiksregels

40.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

40.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 41 Leiding - Riool

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken.

41.2 Bouwregels

41.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 41.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
  2. b. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is.

41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

41.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 42 Leiding - Water

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een strook ten behoeve van een hoofdwaterleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  1. b. andere bouwwerken.

42.2 Bouwregels

42.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 42.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
  2. b. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is.

42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

42.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 43 Waarde - Archeologie 1

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • de bescherming van archeologische waarden.

43.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tubbergen te worden ingediend.

43.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Tubbergen te worden ingediend.

Artikel 44 Waarde - Archeologie 2

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud en de bescherming van de gebieden met hoge en zeer hoge archeologische waarden.

44.2 Bouwregels

44.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

44.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 45 Waarde - Archeologie 3

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de archeologische waarden.

45.2 Bouwregels

45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

45.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 46 Waarde - Archeologie 4

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de archeologische waarden.

46.2 Bouwregels

46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

46.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 47 Waarde - Ecologie

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding van de Ecologische Hoofdstructuur.

47.2 Specifieke gebruiksregels

Artikel 48 Waarde - Essen

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Essen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle essen en steilranden met bijbehorende beplanting.

48.2 Bouwregels

48.3 Specifieke gebruiksregels

48.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 49 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 50 Algemene Bouwregels

50.1 Algemene bouwregels

50.2 Afwijken van de algemene bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 50.1.2 onder a in die zin dat gebouwen dichter op de weg worden gebouwd, mits:

  1. a. instemming is verkregen van de wegbeheerder vanuit een oogpunt van wegbeheer en/of verkeersveiligheid;
  2. b. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
  3. c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 51 Algemene Gebruiksregels

51.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan in de regels van het bestemmingsplan is toegelaten;
  2. b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouw- en gebruiksactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het gebruik en laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en/of standplaatsen voor detailhandel, tenzij genoemd in Bijlage 2 of tenzij hiervoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning, en/of afwijking is verleend;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan in de vorm van opslag ten dienste van een loon- en grondverzetbedrijf voor een periode van maximaal zes maanden per kalenderjaar en met uitzondering van organisch materiaal zoals bladeren, berm- en slootmaaisel ter verbetering van de bodemstructuur van de agrarische gronden voor een periode van maximaal twaalf maanden per kalenderjaar;
  6. f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame of daarmee gelijk te stellen weilandborden, anders dan tijdelijke borden overeenkomstig de redelijke eisen van welstand;
  8. h. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatige kamerverhuur;
  9. i. het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bijgebouwen, recreatiewoningen, boerderijkamers, plattelandskamers, groepsaccommodaties, kampeermiddelen, chalets en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
  10. j. het gebruik van bijgebouwen, recreatiewoningen, boerderijkamers, plattelandskamers, groepsaccommodaties, kampeermiddelen, chalets en stacaravans ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders dan wel elders werkzaam zijnde arbeiders;
  11. k. het gebruik en laten gebruiken van vrijstaande(zelfstandig) bewonen van gebouwen, niet zijnde woningen, voor wonen.;

51.2 Afwijken van de gebruiksregels

51.3 Parkeren

Artikel 52 Algemene Aanduidingregels

52.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

52.2 milieuzone - intrekgebied

52.3 milieuzone - waterwingebied

52.4 overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan

52.5 overige zone - vestigingsgebied voor boom- en sierteelt

52.6 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

52.7 reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

52.8 veiligheidszone - bedrijven

52.9 vrijwaringszone - molenbiotoop

52.10 vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

Artikel 53 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in het plan op ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, met dien verstande dat de afstand tussen enige bouwgrens en de weg niet wordt verkleind, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, en de afwijking noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  2. b. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhouds- en oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes en overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    2. 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    3. 3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 15° zal bedragen;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen de bouwgrens of daar waar geen sprake is van een bouwgrens, de voorgevel, de grenzen of de voorgevel naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen,
    4. 4. erkers over maximaal 3/5 deel van de gevelbreedte, mits de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,00 m bedraagt, tenzij gebouwen aaneengebouwd zijn;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden;

  1. e. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van kleine niet voor wonen bestemde bouwwerken voor (semi-)openbare diensten met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud ten hoogste 50 m³ bedraagt;
    2. 2. in afwijking van het gestelde onder 1 de inhoud van gebouwen ten behoeve van gasdrukregel- en meetstation ten hoogste 15 m³ bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 5,00 m bedraagt;
    4. 4. deze afwijking niet van toepassing is binnen de bestemming 'Bos - Natuur';
  2. f. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van andere bouwwerken, met dien verstande dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. g. de bestemmingsregels van de bestemmingen 'Agrarisch - 1', 'Agrarisch - 2' en 'Wonen' ten behoeve van de inrichting van een camperterrein, mits:
    1. 1. het terrein uitsluitend gebruikt mag worden voor de plaatsing van ten hoogste 25 campers;
    2. 2. een erfinrichtingsplan wordt ingediend, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. het terrein op of direct aansluitend aan een agrarische bedrijfskavel of een voormalige agrarische bedrijfskavel wordt aangelegd. Indien daarvan geen sprake is, zal met maatwerk sprake moeten zijn van een goede landschappelijke inpassing;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 54 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
  2. b. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water - 1' dan wel de bestemming 'Water - 1' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 35 van overeenkomstige toepassing zijn;
  3. c. de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' wordt aangebracht, mits:
    1. 1. de betreffende gronden deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur;
    2. 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende agrarische bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  4. d. de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'wordt verwijderd, mits:
    1. 1. de betreffende gronden niet langer deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur;
  5. e. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde -Archeologie 3', of 'Waarde - Archeologie 4' wordt aangebracht, mits:
    1. 1. door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen, waarbij de aanwezigheid van archeologische resten is aangetoond;
  6. f. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde -Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, mits:
    1. 1. na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht;
  7. g. enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de bouw van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 45,00 m, mits:
    1. 1. sitesharing op een bestaande mast of locatie in alle redelijkheid niet mogelijk is;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw binnen de bestemming 'Wonen' en op VAB locaties waarop het KGO-beleid niet van toepassing is, wordt vergroot in combinatie met de sloop van schuren elders, mits:

  1. h. in enige bestemming de oppervlaktemaat van vrijstaande bijbehorende bouwwerken kan worden gewijzigd, mits:
    1. 1. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels en uitgangspunten van de beleidsregelnota 'Schuur voor schuur gemeente Tubbergen 2018' zoals deze is vastgesteld op 14 maart 2016, en is opgenomen in Bijlage 25worden toegepast. In geval er sprake is van eigenaren, en dat indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die(nog) geen concreet plan hebben voor invulling van hun erf of gebouwen, kunnen deze hun gebouwen slopen en hiervoor een sloopbewijs krijgen. Gedurende 5 jaar kunnen de gesloopte m² worden ingebracht in een traject waar schuur voor schuur regeling kan worden toegepast. Dit sloopbewijs is verhandelbaar wijziging;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 55 Overige Regels

55.1 Parkeren

55.2 Parkeren en laden/lossen

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 56 Overgangsrecht

56.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 56.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 56.1 sub a met maximaal 10%.
  3. c. 56.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

56.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 56.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in 56.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. 56.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen bestemmingsplan 2006, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 57 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplanTubbergen Buitengebied 2016 Veegplan

van de gemeente Tubbergen

Behorend bij het besluit van 15 december 2020.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2006 heeft de gemeenteraad van Tubbergen het bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. Besluitvorming van Gedeputeerde Staten en de Raad van State, de actualisatie- en digitaliseringsverplichting uit de nieuwe Wro en recente beleidsontwikkelingen vormen een aanleiding om dit bestemmingsplan uit 2006 te herzien. Op hoofdlijnen zullen de volgende zaken worden aangepast:

  • perceelsgebonden ontwikkelingen die sinds 2006 via partiële herzieningen en wijzigingen zijn gerealiseerd, worden vertaald in een passende bestemming;
  • de (beleids)uitgangspunten voor de bestemmingen worden geactualiseerd. Dit kan er toe leiden dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden ten opzichte van het oude bestemmingsplan gaan wijzigen. Dit is per functie verschillend;
  • de verbeelding en de planregels worden vormgegeven volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP);
  • het bestemmingsplan wordt digitaal ontsloten via een landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl).

De gemeente heeft de inwoners van het buitengebied gevraagd te reageren op het plan. Dit heeft als eerste plaatsgevonden in oktober 2013. Er zijn toen circa 250 inloopreacties ontvangen op het eerste concept plan. De reacties betroffen in hoofdzaak perceelsgebonden ontwikkelingen. Na beoordeling door de gemeente zijn de reacties verwerkt tot een voorontwerp bestemmingsplan. Het voorontwerp heeft voor overleg en inspraak ter inzage gelegen van 19 maart 2015 tot 30 april 2015. Hier zijn 160 reacties op gekomen. Deze reacties zijn verwerkt tot een ontwerp bestemmingsplan.

In de eerste twee jaren waarin met het nieuwe plan is gewerkt hebben zich enkele wenselijke aanpassingen van het bestemmingsplan voorgedaan als gevolg van gebleken omissies, actuele veranderingen en afgeronde procedures. De gemeente heeft daarom besloten een tussentijdse aanpassing van het bestemmingsplan op te stellen. Die aanpassing heeft de gemeente ingevoerd in het geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan blijft in zijn geheel van kracht, waarbij alleen de geel gemarkeerde onderdelen, onderdeel van de herziening zijn. Door de herziening meteen op te nemen in het bestemmingsplan blijft er voor de raadpleegbaarheid sprake van een ondeelbaar plan. In juridische zin is en blijft er sprake van twee bestemmingsplan, te weten het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 en het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan, waarbij zoals gezegd het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan alleen ziet op de geel gemarkeerde delen in de toelichting.

1.2 Plangebied

De begrenzing van het plangebied volgt op hoofdlijnen de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied 2006. Dit betekent dat de gehele gemeente wordt aangemerkt als buitengebied, behoudens de kernen Tubbergen, Geesteren, Albergen, Harbinkhoek, Langeveen, Reutum, Fleringen, Vasse, Manderveen en Mariaparochie. Recreatieterreinen en percelen waarvoor recent een planologische procedure is doorlopen worden ook meegenomen in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BPBUIVEEGPLAN-VG01_0001.jpg"

Figuur: begrenzing plangebied bestemmingsplan Buitengebied Tubbergen

1.3 Nota Van Uitgangspunten

In de nota van uitgangspunten (30 november 2011) worden de hoofdkeuzes voor het nieuwe bestemmingsplan beschreven. Deze keuzes zijn afgestemd met belangenvertegenwoordigers en aan de gemeenteraad voorgelegd. Het bestemmingsplan Buitengebied 2006 in combinatie met alle uitgevoerde partiële herzieningen vormt het vertrekpunt. Waar nodig en wenselijk zijn de keuzes voor het nieuwe bestemmingsplan geactualiseerd aan de hand van (beleids)ontwikkelingen die sinds 2006 hebben plaatsgevonden. Het betreft beleidsontwikkelingen op het gebied van onder meer landschappelijke kwaliteit, archeologie, intensieve veehouderij en reconstructiezonering, VAB beleid, natuur en water en verblijfsrecreatie. De nota van uitgangspunten is op 6 februari 2012 vastgesteld door de gemeenteraad.

De uitgangspunten zijn aangevuld en nader uitgewerkt naar aanleiding van gewijzigde inzichten. Reden hiervoor is gewijzigd beleid, voortschrijdend inzicht dan wel harmonisatie van beleid in verband met de samenwerking met de gemeente Dinkelland. Vanaf 2013 werkt één ambtelijke organisatie voor de gemeente Dinkelland én de gemeente Tubbergen. De ambtelijke organisatie heet ‘Noaberkracht Dinkelland Tubbergen’ en voert de volledige bedrijfsvoering uit voor de gemeenten Tubbergen en Dinkelland. De gemeenten Tubbergen en Dinkelland zijn zelfstandige gemeenten. De gemeenteraden en de colleges van B&W van beide gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen besluiten.

1.4 Leeswijzer

Na het inleidende hoofdstuk (hoofdstuk 1) wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op kader, reikwijdte, hoofduitgangspunten en plansystematiek van dit bestemmingsplan Buitengebied. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie in het plangebied geschetst. In hoofdstuk 4, beleidskader en wet- en regelgeving is het relevante Europees, rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid weergegeven waarmee rekening gehouden dient te worden in dit bestemmingsplan. Om conflictsituaties te voorkomen dient in het bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan de omgevingsaspecten zoals milieu, water, ecologie en archeologie. Deze komen in hoofdstuk 5 aan de orde. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de planuitgangspunten en hoofdstuk 7 omvat de juridische toelichting op de regels. Hoofdstuk 8 behandelt de onderwerpen die deel uitmaken van de eerste herziening van bestemmingsplan Buitengebied 2016. Hoofdstuk 9 tenslotte gaat in op de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Kader, Reikwijdte, Hoofduitgangspunten En Plansystematiek

2.1 Kader

Beleidsgrenzen

Bij het bepalen van haar beleid moet de gemeente rekening houden met het beleid van de hogere overheden. Voor het bestemmingsplan Buitengebied vormt het provinciale ruimtelijke beleid zoals neergelegd in de Omgevingsvisie Overijssel (juli 2009), de actualisatie van de Omgevingsvisie ( juli 2013) en in de Omgevingsverordening 2009 een belangrijk toetsingskader. Daarnaast vormt het nationaal ruimtelijk beleid zoals neergelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) een kader. Naast het rekening houden met de beleidskaders is ook afstemming met de 'harde' wetgeving zoals de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet van belang.


Instrumentele grenzen

Naast het beleidsinhoudelijke kader geldt voor het bestemmingsplan een aantal 'instrumentele' grenzen. Zoals gezegd speelt het bestemmingsplan als instrument van het gemeentelijke ruimtelijke beleid een belangrijke rol. Het bestemmingsplan is echter slechts één van de instrumenten die zich met deze ontwikkeling bezig houdt. Het is daarom van belang de reikwijdte er van duidelijk aan te geven. Drie begrippen staan centraal om aan te geven wat het bestemmingsplan wel en niet kan regelen: Beheer, Ontwikkeling en Inrichting.


Beheer

Voor de bestaande functies vormt het bestemmingsplan het beheerskader. Waar mogelijk en gewenst wordt daarbij ontwikkelingsruimte geboden. Hierbij moet gezegd dat beheersmaatregelen ten aanzien van milieu, waterhuishouding, landbouw en ook beeldkwaliteit niet via het bestemmingsplan te regelen zijn.


Ontwikkeling

Nieuwe ontwikkelingen kunnen direct (bij recht) of via toepassing van afwijkingsregelingen en wijzigingsbevoegdheden worden geregeld. Daarvoor gelden afzonderlijke procedures. Voor de toepassing van afwijkingen en/of wijzigingen geeft het bestemmingsplan zo mogelijk locaties aan.


Inrichting

Voor de daadwerkelijke uitvoering van inrichtingsmaatregelen is niet het bestemmingsplan, maar zijn meer op de uitvoering gerichte instrumenten zoals de integrale gebiedsplannen een geëigend middel.


Met het oog op de beheers- en ontwikkelingsfunctie en vanuit het streven naar een goede handhaafbaarheid is het van belang dat het bestemmingsplan Buitengebied:

  • heldere, duidelijke en handhaafbare regels geeft en daarbij niet meer dan strikt noodzakelijk is voor een praktisch hanteerbaar plan;
  • een flexibel plan is, waarmee de gemeente, ook in de toekomst in staat is om op ontwikkelingen in te spelen en/ of deze te begeleiden;
  • geen zaken regelt waarvoor anderszins al doelmatige regelgeving bestaat zoals bijvoorbeeld ten aanzien van milieu, water, natuur en beeldkwaliteit.


Het bestemmingsplan biedt dus ruimte voor de nodige flexibiliteit binnen de bovengenoemde kaders. De concrete criteria ten behoeve van de toetsing van de bouwaanvragen en de aanvragen voor het uitvoeren van werkzaamheden zijn in de diverse regels vastgelegd.

2.2 Reikwijdte

Het bestemmingsplan speelt als instrument van het gemeentelijk ruimtelijk beleid een belangrijke rol. In het bestemmingsplan Buitengebied wordt het vele beleid, dat voor verschillende beleidsvelden en door diverse overheden voor dit gebied is opgesteld, tegen elkaar afgewogen en samengevoegd in een integraal plan. Het bestemmingsplan is uiteindelijk het enige ruimtelijke plan dat de overheid en de burgers rechtstreeks juridisch bindt.


Belangrijke functies in het buitengebied zijn met name landbouw, natuur en landschap, recreatie, wonen en bedrijvigheid. Het bestemmingsplan zal niet alleen een goede planologische regeling moeten bieden voor de afzonderlijke functies en activiteiten, het plan zal ook het gemeentelijk instrument moeten zijn waarmee nieuwe ontwikkelingen kunnen worden gestuurd en begeleid. Dat betekent dat het bestemmingsplan Buitengebied ook moet fungeren als richtingwijzer voor nieuwe initiatieven in de gemeente.

2.3 Hoofduitgangspunten

Algemeen

De centrale uitgangspunten bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied zijn de volgende:

  • bestaande planologische rechten blijven zoveel mogelijk gehandhaafd, tenzij het beleid en de regelgeving voor de desbetreffende functie zijn veranderd of een situatie zich niet verdraagt met een goede ruimtelijke ordening;
  • er wordt niet meer geregeld dan noodzakelijk;
  • er wordt gestreefd naar een flexibel bestemmingsplan waarmee het gemeentebestuur kan inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Dit uit zich onder andere in wijzigingsbevoegdheden en regels voor afwijking van het bestemmingsplan.

Perceelsgebonden ontwikkelingen die sinds 2006 via partiële herzieningen en wijzigingen zijn gerealiseerd, worden vertaald in een passende bestemming. Ook de in het buitengebied gelegen recreatieterreinen maken deel uit van dit bestemmingsplan. Voor zowel de perceelsgebonden ontwikkelingen als de recreatieterreinen is daarbij gezocht naar een plansystematiek die aansluit bij die van het bestemmingsplan Buitengebied als geheel. Dit kan betekenen dat op onderdelen gekozen is voor een meer globale regeling.

Ruimtelijke kwaliteit

De gemeente Tubbergen heeft een veelzijdig landschap, dat wordt gekenmerkt door rust, ruimte en groen. Het huidige cultuurlandschap is in belangrijke mate ontstaan door het uitoefenen van de landbouw. Landbouw is voor het buitengebied van de gemeente Tubbergen een belangrijke economische pijler. Naast dit economisch belang, speelt de landbouwsector ook een belangrijke rol bij het onderhoud van het landschap. Een zich goed ontwikkelende landbouwsector is, binnen randvoorwaarden, daarom mede belangrijk voor het behoud van karakteristieke landschappen. Ook doordat de toeristisch-recreatieve sector een groeiende economische waarde vertegenwoordigt, is de kwaliteit van het landschap van belang voor de gemeente Tubbergen. Niet voor niets is Tubbergen in 2011 verkozen tot wandelgemeente van het jaar. De contrasten tussen grootschalige open ontginningslandschappen en het kleinschaliger, groene kampenlandschap maken Tubbergen bovendien tot een gemeente met een aantrekkelijke en veelzijdige woonomgeving. Behoud van de landschapskarakteristiek en de ruimtelijke kwaliteit vormt daarom een belangrijk uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan.

Het belang van het landschap blijkt ook uit de verschillende beleidssporen die zijn ingezet. Naast beleid voor de sanering van verouderde (agrarische) opstallen (Rood voor Rood), is er beleid ontwikkeld dat moet leiden tot een impuls voor het landschappelijke raamwerk (kwaliteitsimpuls groene omgeving via partiële herziening en de casco-benadering).

2.4 Plansystematiek

Overkoepelende functies, basisfuncties en niet-basisfuncties

In het bestemmingsplan wordt het landschap met de bijbehorende kernkwaliteiten als overkoepelende functie beschouwd. Het landschap vormt als het ware een raamwerk, waar basisfuncties en niet-basisfuncties aan worden gehangen. Het landschap is op meer dan één manier van belang voor de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Enerzijds zijn functies voor hun functioneren afhankelijk van het landschap. Anderzijds is het buitengebied als plek herkenbaar aan de landschappelijke structuren en elementen.


Als basisfuncties worden aangemerkt: landbouw, water en natuur. De niet-basisfuncties zijn bijvoorbeeld: wonen, niet-agrarische bedrijvigheid, verblijfsrecreatie, dienstverlening, infrastructuur.


De basisfuncties komen, als gevolg van de ontstaansgeschiedenis én door toedoen van de mens, overal in het buitengebied naast elkaar voor. De basisfuncties zijn voor hun functioneren rechtstreeks afhankelijk van het buitengebied. De basisfuncties zijn gebiedsdekkend en krijgen daarom ook een gebiedsbestemming. De niet-basisfuncties die verspreid over het buitengebied voorkomen zijn niet gebiedsdekkend en veelal niet afhankelijk van een specifieke locatie in het buitengebied. De niet-basisfuncties krijgen een perceelsgebonden bestemming.


Omdat de basisfuncties voor hun functioneren afhankelijk zijn van het buitengebied, moet bij de ontwikkeling van (nieuwe) andere functies altijd rekening worden gehouden met de belangen van de basisfuncties. De ontwikkeling van de andere functies mag niet of niet teveel ten koste gaan van de basisfuncties. De indeling in basisfuncties en niet-basisfuncties heeft uitsluitend betrekking op de ruimtelijke afweging en heeft geen invloed op het belang van de betreffende functie voor de gemeente.

Agrarische bedrijven als onderdeel van het landschap

Agrarische bedrijven maken deel uit van het agrarische landschap. Om in de bestemmingen een rechtstreekse koppeling te kunnen leggen met het landschap, wordt daarom niet gewerkt (zoals in het plan van 2006) met een aparte bestemming voor agrarische bedrijven, maar met een aanduiding van de bouwvlakken binnen de agrarische gebiedsbestemmingen. Dit heeft drie voordelen ten opzichte van het bestemmingsplan uit 2006:

  • het is makkelijker om flexibiliteit in te bouwen voor bouwplannen die het bouwvlak overschrijden, omdat de bouwplannen dan niet in een andere bestemming liggen;
  • er wordt een sterkere planologische relatie gelegd tussen de onbebouwde delen van het bouwvlak en het omliggende open agrarisch gebied;
  • bouwplannen worden rechtstreeks getoetst aan de landschappelijke context.


Voor de aanduiding van de bouwvlakken is zoveel mogelijk aangesloten op de bestemmingsvlakken in het bestemmingsplan 2006 alsmede op basis van inloopreacties. Met de aanduiding is het bouwvlak aangegeven alsmede welk type agrarisch bedrijf is toegestaan (bijvoorbeeld agrarisch, al dan niet met een intensieve veehouderij).

Systematiek voor niet-basisfuncties

Bij de niet-basisfuncties wordt gewerkt met een perceelsgebonden bestemming (Wonen, Bedrijf, Recreatie, et cetera). Voor de bestemmingsvlakken wordt zoveel mogelijk aangesloten op de bestemmingsvlakken in het nu geldende bestemmingsplan 2006 en op basis van de inloopreacties.

Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de SVBP) gewerkt met dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en specifieke aanduidingen.


Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan worden verschillende bepalingen opgenomen waarmee enige flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college een bestemming laten omzetten in een andere bestemming. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden aangevraagd.


Afwijkingsregels zijn bedoeld voor ondergeschikte afwijkingen binnen de bestemming zelf. Wijzigingsregels en afwijkingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene wijzigingsregels of algemene afwijkingsregels).


Bij afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximale oppervlakte of het uitgangspunt dat er sprake is van een goede milieu- en omgevingssituatie.

Hoofdstuk 3 Huidige Situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis

De gemeente Tubbergen behoort tot het oostelijk dekzandgebied. In de geologische perioden Saalien, Weichselien en Holoceen is in dit gebied materiaal van verschillende samenstelling en afkomst afgezet en/of gevormd. Ook is de mens bepalend geweest voor het huidige landschapspatroon.

3.2 Geologie

In de voorlaatste ijstijd, het Saalien, bereikte het landijs vanuit Scandinavië ons land. Tijdens de grootste uitbreiding bedekte het landijs Nederland tot globaal de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen. Grote ijslobben drukten de eerder gevormde afzettingen omhoog tot heuvelruggen, ook wel stuwwallen genoemd. Zo ontstond een grote en hoge stuwwal aan de oostkant van de gemeente Tubbergen (stuwwal van Ootmarsum) en drie kleinere en lagere stuwwallen bij Tubbergen, Albergen en Geesteren. Onder het ijs werd een grondmorene (keileem) afgezet. Keileem komt op veel plaatsen op de stuwwallen aan of dichtbij de oppervlakte voor. Tijdens het afsmelten van het landijs zijn smeltwaterafzettingen (fluvioglaciale afzettingen, sandr's) gevormd, onder andere aan de westflank van de stuwwal van Ootmarsum. Het smeltwater heeft dalen uitgeschuurd en laagten opgevuld. De enige Nederlandse subglaciale smeltwaterrug (esker), deels door erosie verdwenen, ligt tussen Bruinehaar en Almelo. Het meest noordelijke deel van de esker, bij Langeveen, steekt duidelijk boven de directe omgeving uit.

In de laatste ijstijd, het Weichselien, bereikte het landijs Nederland niet. Wel heerste er een zeer koud klimaat. Tijdens het Weichselien zijn de afzettingen uit het Saalien sterk gewijzigd door erosie en/of overdekkingen die hoofdzakelijk uit zand bestaan (dekzand). Doordat de ondergrond gedurende het Weichselien permanent bevroren was, kon het neerslagen smeltwater niet wegzakken maar moest oppervlakkig afstromen, dit veroorzaakte (mede door de grote hoeveelheid neerslag) een sterke erosie. Met name in de hoge stuwwallen werden dalen uitgeslepen en werd het geërodeerde materiaal bij de dalmond als een puinwaaier afgezet. Zeer goed ontwikkeld zijn de smalle dalen in de stuwwal van Ootmarsum, zoals de dalen van de Springendalse beek en de Hazelbeek.


Ook zijn tijdens het Weichselien vorstheuvels of pingo's ontstaan. Deze ontstonden doordat op lagere plaatsen, waar de permafrost (permanent bevroren ondergrond) was onderbroken, ijslenzen werden gevormd. Deze groeiden en drukten het omringende materiaal weg. Op deze manier ontstonden heuvels met ijskernen, zogenaamde pingo's. Na het verdwijnen van de permafrost smolten ook de ijskernen. Op deze manier ontstonden komvormige laagten die aanvankelijk waren omgeven door een ringwal. Vaak is de ringwal echter weggewaaid en ontbreekt deze geheel of gedeeltelijk. Het Hondenven ten westen van de kern Tubbergen is een overgebleven pingoruïne met ringwal.

Gedurende het Midden- en Laat-Weichselien was het extreem koud en droog en werden door de wind dekzanden afgezet. In het oostelijk dekzandgebied als een dun laagje over de oudere afzettingen. Plaatselijk ontstonden dekzandruggen en -koppen. De dekzandruggen en -koppen zijn voornamelijk ontstaan in het Laat-Weichselien (jonger dekzand). Toen er een aanmerkelijke klimaatsverbetering optrad begon het Holoceen (de periode waarin we nu leven). Aan het begin van deze warmere periode vond voornamelijk hoogveenvorming plaats en werd in de beekdalen lemig zand en klei afgezet. Ook ontstonden, op enkele plaatsen, stuifzanden. Hoogveen ontstond als volgt. Door de stijgende grondwaterspiegel is in veel beekdalen en laaggelegen gebieden veen gevormd. Door een toenemende veendikte en de afhankelijkheid van regenwater ontstond hoogveen (veenmosveen). Het snel groeiende veenmos breidde zich ook uit over de iets hogere delen van het lage dekzandlandschap. Uiteindelijk ontstond een uitgestrekt, soms verscheidene meters dik, veenpakket, zoals bij Vriezenveen en Manderveen.

Stuifzanden zijn vooral een gevolg van menselijke activiteiten. In de middeleeuwen werd door overbeweiding, branden en plaggensteken de heidebegroeiing plaatselijk dusdanig beschadigd dat er verstuivingen ontstonden. In het plangebied komt een stuifzandrug voor op het landgoed Baasdam.

3.3 Occupatiegeschiedenis

De gemeente Tubbergen behoort grotendeels tot het zandgebied, slechts het meest westelijk deel behoort tot het veengebied. In deze paragraaf wordt de bewonings- en ontginningsgeschiedenis vanaf de middeleeuwen beschreven. De mens heeft bij het in cultuur nemen van het zandgebied ingespeeld op hoogteverschillen, die aanwezig waren als gevolg van de stuwwallen, dekzandruggen en -koppen en beekdalen.


Bij de vestiging op het zand had de mens een zekere voorkeur voor de hoge landschapsdelen: soms erboven op, soms in het grensgebied tussen hoog en laag. In de vroege middeleeuwen (500-1000 na Christus) ontstonden in Nederland de eerste (landbouw-) nederzettingen. Aanvankelijk berustte de agrarische bedrijfsvoering op het weiden van vee in de bossen (Waldviehbauerntum genoemd). De hoger gelegen gebieden kwamen voor bewoning in aanmerking. De hoogteligging van de nederzettingen kwam in de naam tot uitdrukking, zoals Mander (eindigend op -er, dat duidt op "haar", wat een droge zandige rug betekent).


Aanvankelijk zal het nederzettingspatroon hebben bestaan uit verspreide groepjes kleine boerderijen. Vlak bij zo'n individuele boerderij lag een kleine oppervlakte bouwland, de zogenaamde huiskamp. Uit de vroege middeleeuwen kennen we Mander (genoemd in 797) en Hezingen (799). Ook zijn Albergen, Reutum en Vasse al in de 10e eeuw bekend. Vanaf circa 1000 na Christus (de late middeleeuwen) veranderde het landbouwsysteem geleidelijk. Onder druk van de toenemende bevolking en de daarmee samenhangende grotere vraag naar graan, ontstonden er, op plaatsen waar grote aaneengesloten oppervlakten hoge gronden aanwezig waren, grote bouwlandcomplexen: de essen. De boerderijen (circa tien tot vijftien) lagen langs of om het bijbehorende bouwlandcomplex. De essen werden door een houtwal (wildwal) afgeschermd van de omliggende heidevelden en andere woeste gronden. De grootste essen beslaan enige honderden hectaren, zoals de Reutumeresch, de Tubbergeresch en de Manderesch. Het Waldviehbauerntum maakte hiermee plaats voor een meer heidegericht systeem, Heideviehbauerntum genoemd.

Door de noodzakelijke uitbreiding van het bouwlandareaal, kreeg de veestapel een steeds belangrijkere functie als mestleverancier. De mest werd in die tijd vermengd met heideplaggen, grasplaggen, bosstrooisel en zand (plaggenmest) en werd jaarlijks op de bouwlanden gebracht. Op deze wijze werden de bouwlanden kunstmatig opgehoogd en ontstonden in de loop der eeuwen dikke humeuze bovengronden. Op de sterkst bemeste akkers kunnen de mestdekken meer dan 1 meter dik zijn. In die tijd namen de heidevelden, door het steken van plaggen, sterk in omvang toe. Om aan goede weidegronden te komen werden de dichte en zware bossen (broekbossen) aan de voet van de stuwwal en in de beekdalen gerooid. De daarmee ontstane graslanden werden maten of meden genoemd. De natste percelen werden gebruikt als hooiland.


Het areaal bouwland is in de late middeleeuwen niet alleen vergroot door uitbreiding van de essen. We zien tevens nieuwe huiskampen ontstaan. De jongere ontginningen, kampontginningen genoemd, liggen vaak op kleinere dekzandkopjes en -ruggen en in een boog om de oudere ontginningen heen. In de loop van de 19e eeuw gaan de heideontginningen een grootscheeps karakter vertonen.


Door het ter beschikking komen van goedkope kunstmest (na 1850) was plaggenmest niet meer noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en verloor "het veld" zijn betekenis. Daarnaast maakte de Markewet van 1806 een einde aan het gemeenschappelijk bezit van de heidevelden. De markegronden werden verdeeld. De vochtige heidevelden konden met behulp van kunstmest worden ontgonnen tot bouw- en grasland. De droge heidevelden werden grotendeels met naaldhout (grove den) ingeplant, om aan de vraag naar mijnhout te voorzien.

De meeste heidebebossingen op de Noordelijke Manderheide en de Zuidelijke Vasserheide dateren uit de periode 1900-1950. Het hoogveengebied in het westelijk deel van de gemeente Tubbergen sluit aan bij het eigenlijke hoogveengebied van Vriezenveen. In Tubbergen betreft dit delen van het Huyerensche Broek, de Maat- en Flierakkers (flier = veen) en het Noordelijke Drieschichter Veen tot aan het Manderveen, bij het dorp van die naam. Oorspronkelijk was dit gebied een hoogveenmoeras Aan het eind van de 19e eeuw is het veen afgegraven en ontgonnen. Het zand voor de bezanding van het veen is afgegraven uit de hogere dekzandkoppen. In de Engbertsdijkvenen (gemeente Twenterand) is een deel van het hoogveen gespaard gebleven. Het overgebleven hoogveen wordt nu beheerd als natuurreservaat.


Vanouds kwam in het plangebied het traditionele gemengde landbouwbedrijf voor. Elk bedrijf beschikte over hoge en/of middelhoge gronden en over lage gronden. Op de hoge gronden kwam akkerbouw voor, op de lage gronden weidebouw. Na de Tweede Wereldoorlog heeft er specialisatie plaatsgevonden. In de gemeente Tubbergen ging de veehouderij een overheersende positie innemen. Bouwlanden werden omgezet in grasland. Op de nu nog aanwezige bouwlanden worden tegenwoordig overwegend gewassen geteeld die ten goede komen aan de eigen veestapel, zoals snijmaïs. Ook zijn er ten behoeve van de landbouw cultuurtechnische werken uitgevoerd. Wegen werden verhard, de ontwatering van percelen werd verbeterd en beken werden gekanaliseerd. Ook is op een aantal plaatsen een geheel nieuw stelsel van waterlopen aangelegd* (* In het kader van de ruilverkaveling Agelo-Reutum is de Reutumerbeek geheel nieuw aangelegd. De bovenloop van deze nieuwe beek wordt gevormd door de oude bovenloop van de Baasdammerbeek. De nieuwe beek buigt af naar het zuiden en mondt uit in het kanaal Almelo-Nordhorn).

3.4 Landschap En Fysische Geografie

Landschapstypering

De wijze waarop de mens de bodem in cultuur heeft gebracht heeft geleid tot een aantal verschillende landschapstypen, die ook nu nog, zij het in verschillende mate, in het landschap te herkennen zijn. Op de als bijlage 1 Kaart Landschapstypen opgenomen kaart is de ligging van de verschillende landschapstypen aangegeven (bron: bestemmingsplan Buitengebied 2006). Hierna volgt een toelichting van de verschillende landschapstypen.

Landschap van de esnederzetting

Daar waar grote, aaneengesloten oppervlakten hoge gronden voorkwamen, ontstonden vanaf de middeleeuwen esnederzettingen. Op de hoge gronden ontstonden bouwlandcomplexen: essen. De essen waren in die tijd de meest intensief gebruikte gronden. Rondom de essen ontstonden dan ook de boerderijen. De bewoningsvorm werd door de ligging van de bouwlandgronden bepaald. Naast de bouwlanden konden binnen de (oude) esnederzettingen de graslanden (verdeeld in wei- en hooiland) en de woeste gronden (bestond grotendeels uit heide) worden onderscheiden.

Het landschap van de esnederzetting wordt in de gemeente Tubbergen aangetroffen:

  • op de west- en zuidflank van de stuwwal van Ootmarsum (Mander, Vasse, Haarle en Reutum);
  • bij Hezingen;
  • bij Tubbergen;
  • bij Albergen;
  • bij Fleringen;
  • in een langgerekte vorm van Geesteren naar Harbrinkhoek.

De bij de esnederzettingen horende graslanden liggen over het algemeen op de lager gelegen gronden rondom de stuwwal(-len) en in de beekdalen. De grotere oude graslandcomplexen worden afzonderlijk onderscheiden als matenlandschap. De van oorsprong woeste gronden zijn in een latere periode (vaak na 1850) ontgonnen.

Akkerkampenlandschap

Een akkerkamp is een min of meer blokvormig perceel akkerland dat afzonderlijk met een haag of houtwal omheind is. De akkerkampen, die door individuele of enkele boeren werden aangelegd (daarom ook wel eenmansesjes genoemd), ontstonden op plaatsen waar slechts kleinere dekzandruggen en -koppen aanwezig waren. Langs de akkerkampen liggen veelal kronkelige wegen, aangepast aan de topografie van het terrein, waaraan de boerderijen staan en waarlangs ook de graslanden liggen. In de gemeente Tubbergen komt in het zuiden van de gemeente een gordel met akkerkampen voor.


Matenlandschap

De oude graslanden, onderdeel van de esnederzettingen, werden maten of meden genoemd. De grotere graslandcomplexen zijn daarom onderscheiden als het matenlandschap. De maten kennen een grillige verkaveling met (van oorsprong) veel houtsingels. Daar zijn ze ook nu nog aan te herkennen. De maten hangen nauw samen met de beekdalen en/of de lagere gebieden rondom de stuwwal(-len).

Heide- en broekontginningslandschap

Na 1850 kon de grote oppervlakte woeste gronden worden ontgonnen tot bouw- en grasland. Ook de lagere delen van de beekdalen (de broeken) konden, door verbetering van de af- en ontwatering, in gebruik worden genomen. Hiermee ontstond het (jonge) heide- en broekontginningslandschap. Aanvankelijk vonden de heideontginningen plaats op de overgang van de oude ontginningen naar de woeste gronden (ook wel velden genoemd). Na 1880 zette de ontginning zich in een versneld tempo voort, met de jaren dertig als hoogtepunt. Er ontstond een rationeel ingericht agrarisch ontginningslandschap. Langs veelal rechte wegen ontstonden verspreid nieuwe agrarische bedrijven, waarbij de kavels in rechthoekige percelen werden opgedeeld. Op een aantal plaatsen is sprake van een strokenverkaveling, zoals ten noorden van Manderveen. Een uitzondering op het rechthoekig verkavelingspatroon zijn de Cirkels van Jannink: twee cirkelvormige, uit de jaren dertig daterende, droge heideontginningen op de Noordelijke Manderheide. Deze cirkelvormige gebieden worden weer omgevormd tot heide.

Reliëf en opgaande beplanting komt in het heide- en broekontginningslandschap nauwelijks voor. Door de uitvinding van prikkeldraad (omstreeks 1910) waren houtwallen niet meer noodzakelijk als veekering. Een groot deel van de gemeente Tubbergen behoort tot het heideontginningslandschap. Broekontginningslandschap komt in het zuiden van de gemeente voor, langs de Loolee.

Heideontginningslandschap/bos

In enkele gebieden, het gaat daarbij om de van oorsprong droge heidevelden, werden de woeste gronden ingeplant met naaldbos. Op de stuwwal van Ootmarsum ontstonden op deze manier grote boscomplexen: de Noordelijke Manderheide, het Springendal en de Zuidelijke Vasserheide.

Hoogveenontginningslandschap

Daar waar oorspronkelijk hoogveen aanwezig was (in het westen van de gemeente) ontstond na de ontginning, vanaf het eind van de 19e eeuw, het hoogveenontginningslandschap. Het hoogveengebied in de gemeente Tubbergen kan beschouwd worden als de oostelijke rand van het grote hoogveengebied in Vriezenveen. De veenlaag was er dun. Het veen werd deels afgegraven en bezand. Het hoogveenontginningslandschap wordt aangetroffen in de omgeving van Langeveen en in de Weitemanslanden en omgeving. In de omgeving van Langeveen vertoont het hoogveenontginningslandschap een volkomen eigen karakter. De kavels zijn overwegend strookvormig, terwijl ze door hagen en houtwallen omgeven zijn. (De hagen en houtwallen langs de strookvormige kavels zijn merendeels verdwenen). Een ander kenmerk vormt de verspreide bewoning. De boerderijen staan slechts ten dele langs de wegen, die over het algemeen zeer 'bochtig' zijn. Dit karakteristieke landschap gaat vrijwel ongemerkt over in het heide-ontginningslandschap ten noordoosten van Geesteren. In de Weitemanslanden en omgeving is sprake van rechthoekige percelen. De wegen zijn 'bochtig'. De hierlangs gelegen boerderijen vormen veelal een lint van bebouwing. Afgezien van de aanwezigheid van enige houtwallen en bossages heeft het landschap een open karakter.

Landschap van de landgoederen

Havezathe Herinckhave kan getypeerd worden als landschap van de landgoederen. Tot dit landschapstype behoren de landhuizen, de karakteristiek aangelegde parken en parkbossen en typerende aspecten van het wegenpatroon, met name oprijlanen. In feite zijn de landgoederen vaak veel groter. Echter, hun totale omvang is niet aan de hand van landschappelijke criteria vast te stellen.


Nog bestaande heidevelden

In de gemeente Tubbergen komt nog een aantal (kleine) heideterreinen voor: op de Noordelijke Manderheide, de Paardenslenkte, op de Zuidelijke Vasserheide en het Hondenven.


Oud bosgebied

In het midden van de 19e eeuw kwam in Twente een zeer beperkte oppervlakte bos voor. Grote aaneengesloten arealen worden nergens aangetroffen. Ten noordoosten van de kern Reutum komt een verspreid oud bosgebiedje voor.

Reliëf

De gemeente Tubbergen is reliëfrijk. Niet alleen als gevolg van de geologische ontstaanswijze, maar ook door de wijze waarop de mens in de loop der eeuwen de grond in gebruik heeft genomen. De belangrijkste hoogteverschillen ontstonden als gevolg van de hoge stuwwal van Ootmarsum, de stuwwallen van Tubbergen en Albergen en het meest noordelijke deel van de smeltwaterrug (esker) bij Langeveen. Het maaiveld loopt globaal vanuit de oostzijde af richting het westen/zuidwesten. Het westen/zuidwesten van de gemeente Tubbergen kent een maaiveldhoogte van gemiddeld 10 meter boven NAP. De stuwwal van Ootmarsum, die doorloopt richting Uelsen (Duitsland), vormt een markante hoogte, waarvan een groot deel tot meer dan 55 meter + NAP reikt. Ten oosten van Vasse ligt in het natuurreservaat Het Springendal het hoogste punt van het Nederlandse gedeelte van de stuwwal op NAP + 75,7 meter. In Duitsland bereikt de stuwwal hoogten van meer dan 80 meter.

De helling van de stuwwal is niet erg steil. De stuwwallen bij Tubbergen en Albergen (middelhoog) liggen tussen 20 en 30 meter + NAP en steken 10 à 15 meter boven hun directe omgeving uit. Ook het meest noordelijke deel van de esker, bij Langeveen, steekt boven de directe omgeving uit. De hoogte hiervan bedraagt ruim 25 meter + NAP. Naast de hoogteverschillen als gevolg van de geologische ontstaanswijze, kent het plangebied ook veel microreliëf. Dit microreliëf hangt samen met de (grote) essen en eenmansesjes. De essen zijn ook nu nog te herkennen: ze hebben een glooiend, bol (door de eeuwenlange potstalbemesting) en veelal open karakter. De randen van de essen zijn plaatselijk steil. Echter, er is ook veel microreliëf verdwenen als gevolg van ontgrondingen en egalisaties.

3.5 Waterhuishouding

De waterhuishouding hangt nauw samen met de hoogteligging en de helling van het terrein. In deze paragraaf wordt ingegaan op het oppervlaktewater- en het grondwatersysteem.


Oppervlaktewater

In de gemeente Tubbergen worden drie stroomgebieden onderscheiden: het stroomgebied van het Lateraalkanaal, van de Vecht en van de Dinkel. Het waterbeheer wordt verricht door het Waterschap Vechtstromen. Het oppervlaktewater stroomt, met uitzondering van het meest oostelijke gedeelte van de gemeente, van oost naar west/zuidwest. Op de stuwwal van Ootmarsum komen verscheidene bronbeken voor, zoals de Springendalse beek (spring of spreng = bron) en de Mosbeek. De bronbeken zijn ontstaan als gevolg van een dichte kleilaag in de ondergrond. Regenwater stroomt grotendeels zijdelings over deze kleilaag af. Op plaatsen waar de kleilaag uitmondt in de erosiedalen van de stuwwal ontstaan bronnen.

De diverse waterlopen zijn onderverdeeld in hoofd- en detailwaterlopen. Hoofdwaterlopen zijn waterlopen met een stroomgebied groter dan 1.000 hectare. Het Waterschap noemt ze eerste en tweede soort waterlopen. Detailwaterlopen hebben een kleiner stroomgebied en worden derde, vierde en vijfde soort waterlopen genoemd.


Grondwater

Het grondwatersysteem is onzichtbaar, maar maakt een belangrijk onderdeel uit van de waterkringloop. Het grondwatersysteem wordt doorgaans bepaald door natuurlijke factoren, zoals de aanwezigheid van een stuwwal of van een beek. De grondwaterstand ter plaatse van een stuwwal is hoger dan in de directe omgeving. Het grondwatervlak hangt nauw samen met de hoogteligging van het terrein. De stuwwal van Ootmarsum is een markante hoogte. Midden over 'de top' van de stuwwal loopt van noord naar zuid een grondwaterscheiding, die het gebied qua waterhuishouding in tweeën deelt. De stromingsrichting van het water is van de grondwaterscheiding af gericht. Neerslag dat oostelijk van de grondwaterscheiding op de stuwwal infiltreert, stroomt richting Duitsland af naar het stroomgebied van de Dinkel. Water dat westelijk infiltreert, stroomt in de richting Geesteren-Delden af. De stuwwal van Ootmarsum is een infiltratiegebied van regionale betekenis. In de lager gelegen gebieden van de gemeente is sprake van kwel. Kwel is grondwater dat een opwaartse stromingsrichting naar het maaiveld heeft. Voor de natuurwaarde van een gebied is kwel gunstig. Het voedselarme, enigszins basische kwelwater is aantrekkelijk voor tal van bijzondere planten. Voor de grondwaterstroming zijn ook de beken van belang. De beken hebben doorgaans een drainerende werking. Dit betekent dat de grondwaterstromingsrichting op lokale schaal naar de beken is gericht.

3.6 Bodem

De bodem in het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit zandgronden, waarin een aantal verschillende bodemtypen is ontwikkeld. Het westen van het plangebied is van oorsprong een hoogveengebied. De bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000 (Blad 28 Oost Almelo en 29 Denekamp) laat zien, dat in de gemeente Tubbergen een zestal hoofdbodemtypen zijn te onderscheiden: podzolgronden, dikke eerdgronden, kalkloze zandgronden, veengronden, moerige gronden en oude kleigronden.

3.7 Landbouw

De te verwachten toekomstige ontwikkelingen in de land- en tuinbouw hangen af van veel factoren. Het wegvallen van prijsgaranties, de toenemende oriëntatie op de wereldmarkt en de verdergaande ontwikkeling van de technologie, eisen van agrariërs een grote mate van flexibiliteit en voortdurende aanpassing van de (externe) productieomstandigheden. Daarnaast stelt de consument steeds hogere eisen aan de kwaliteit van de voeding en de manier waarop het geproduceerd is. Dat dient op een verantwoorde, duurzame manier te gebeuren.

Ook het rijks- en provinciaal beleid heeft grote invloed op de landbouw. Met name de wetgeving voor wat betreft mestaanwending, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en voedselveiligheid en Natura 2000 in relatie tot de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof). Tevens kan dit beleid leiden tot extensivering van het grondgebruik.

Ontwikkelingen en tendensen in de landbouw uiten zich met name in schaalvergroting, verbreding van de bedrijfsvoering en intensivering. Deze trends zullen naar verwachting in de toekomst verder doorzetten. De landbouw speelt daarnaast in op de geschetste ontwikkelingen door extensivering, samenwerking, plattelandsvernieuwing én kennisvermeerdering - en overdracht.

Huidige situatie

In onderstaande tabel is het grondgebruik van 2005, 2009 en 2013 weergegeven.

2005 2009 2013
Totaal aantal landbouwbedrijven 684 620 575
Totaal grondgebruik (are) 1.189.278 1.145.090 1.111.408
Gemiddeld grondgebruik per bedrijf (are) 1739 1847 1933

Uit bovenstaande tabel zijn de volgende conclusies te trekken:

  • het totaal aantal bedrijven is afgenomen;
  • de totale oppervlakte aan grond is afgenomen;
  • het gemiddeld grondgebruik per bedrijf is toegenomen.

Sectoren

In onderstaande tabel zijn de gegevens weergegeven per sector.

2005 2009 2013
Akkerbouw Oppervlakte (are) 48.788 33.049 32.164
Aantal bedrijven 95 75 59
Tuinbouw open grond Gemiddelde oppervlakte per bedrijf 514 441 545
Oppervlakte (are) 4.588 4.008 5.426
Aantal bedrijven 16 18 20
287 223 271
Tuinbouw onder glas Oppervlakte (m2) 34.190 15.100 9.600
Aantal bedrijven 7 5 3
Tuinbouw overig Oppervlakte (hoeveelheid) Overig bollenbroei (1000 kg) - - 2
Substraatverbruik paddenstoelen (1000 kg) 350 420 200
Aantal bedrijven Overig bollenbroei - - 1
Substraatverbruik paddenstoelen 1 1 1
Grasland en groenvoedergewassen Aantal dieren Rundvee 37.343 39.157 40.375
Schapen 1.129 914 870
Geiten 2.401 2.126 2.093
Paarden en pony's 1.137 1.126 828
Aantal bedrijven Rundvee 554 505 468
Schapen 40 36 38
Geiten 26 17 26
Paarden en pony's 167 142 110
Hokdieren Aantal dieren Varkens 134.350 136.893 116.686
Kippen 1.004.916 1.265.416 897.183
Overig pluimvee 34 4700 -
Konijnen 50 - -
Aantal bedrijven Varkens 192 121 86
Kippen 42 37 30
Overig pluimvee 1 1 -
Konijnen 1 - -
Gemiddeld aantal dieren per bedrijf Varkens 700 1.131 1.357
Kippen 23.927 34.200 29.906

Landbouwtellingen (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 19-2-2014)

Uit de gegevens kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

  • akkerbouw: de totale oppervlakte aan akkerbouwgrond is afgenomen. Het totaal aantal bedrijven is tevens afgenomen. Eerst leidde dit tot een gemiddelde afname van de oppervlakte per bedrijf en daarna een toename;
  • tuinbouw:
    1. 1. de totale oppervlakte van de tuinbouw op open grond is eerst afgenomen en daarna weer toegenomen. Het aantal bedrijven is toegenomen;
    2. 2. de totale oppervlakte van tuinbouw onder glas is afgenomen en het aantal bedrijven ook;
    3. 3. de oppervlakte aan substraatverbruik van paddenstoelen komt voor rekening van één bedrijf. Dit geldt ook voor de overige bollenbroei.
  • agrarisch:
    1. 1. het aantal stuks rundvee is toegenomen. Het aantal bedrijven is afgenomen. Er worden meer runderen per bedrijf gehouden: gemiddeld 67 in 2005 naar gemiddeld 86 in 2013. Dit laat de ontwikkeling van schaalvergroting zien;
    2. 2. het aantal schapen neemt af en het aantal bedrijven is eerst licht afgenomen en toen weer licht toegenomen;
    3. 3. het aantal paarden en pony's is afgenomen en het totaal aantal bedrijven ook.
  • agrarisch met intensieve veehouderij:
    1. 1. het aantal varkens is eerst licht toegenomen en daarna afgenomen. Het aantal varkensbedrijven is afgenomen. Het gemiddeld aantal varkens per bedrijf is wel toegenomen. Dit laat het proces van schaalvergroting zien;
    2. 2. het aantal kippen is eerst toegenomen en daarna afgenomen. Het aantal bedrijven is afgenomen. Het gemiddeld aantal kippen per bedrijf is eerst toegenomen en daarna afgenomen. Het gemiddelde in 2013 ligt nog wel hoger dan in 2005;
    3. 3. er zijn in 2013 geen bedrijven meer met overige pluimvee of konijnen.

3.8 Natuur

In de gemeente Tubbergen komen met name in het noordoostelijk deel van de gemeente, samenhangend met de stuwwal van Ootmarsum, hoge natuurwaarden voor. Op de als bijlage 2Kaart Natuur opgenomen kaart staan de natuurwaarden in de gemeente Tubbergen weergegeven (bron: bestemmingsplan Buitengebied 2006). Deze paragraaf beschrijft de gebieden met hoge natuurwaarden en gaat in op de natuurwaarden in het overige agrarisch cultuurlandschap.

3.8.1 Gebieden met hoge natuurwaarden

De gebieden met hoge natuurwaarden zijn: de Noordelijke Manderheide, het dal van de Mosbeek, Springendal/Springendalsebeek, de Braamberg, het dal van de Hazelbeek, de Zuidelijke Vasserheide, Reutum, havezathe Herinckhave, Schultenwolde/Hondenven en Baasdam.


Noordelijke Manderheide

De Noordelijke Manderheide bestaat uit percelen bos, heide en cultuurgronden. Direct ten zuiden van de Noordelijke Manderheide ligt de Manderesch. Eikehakhoutpercelen vormen de scheiding tussen de es en de Noordelijke Manderheide. Op de nog overgebleven percelen met droge heide in de Noordelijke Manderheide staan plaatselijk jeneverbessen. Ook zijn er groeiplaatsen van rode en blauwe bosbes.

Aan de grens met Duitsland ligt het Mandergrafveld: een heideterrein met enkele grafheuvels en een urnenveld. Dicht aan de Duitse grens stroomt een beekje, de Eendenbeek genaamd. Het bijbehorende dal wordt door houtwallen begrensd (Mander Streu). Binnen de Noordelijke Manderheide ligt ook het kleine, maar bijzondere brongebiedje Holtsüze. Ook liggen binnen dit gebied de typische Cirkels van Jannink, die weer omgevormd worden tot heide.

Dal van de Mosbeek

De Mosbeek, die ontspringt op de westelijke flank van de stuwwal van Ootmarsum, behoort tot het zeldzame type laaglandbeek met boswallen en is nog bijzonder gaaf. Langs de oevers toont de Mosbeek nog een grote verscheidenheid aan houtgewassen en kruiden. De ten westen van Mander gelegen Mandermaten bestaan uit graslanden gescheiden door fraaie houtwallen. De bronbossen van de Mosbeek, het stroomhoogveen en de aansluitende natte heide bezitten hoge natuurwaarden.

Springendal/Springendalsebeek

Het natuurgebied Springendal is gelegen in de gemeenten Dinkelland en Tubbergen en is grotendeels in beheer bij Staatsbosbeheer. Het bos is voornamelijk samengesteld uit eikenberkenbos en naaldbos, deels als opgaand bos, deels als hakhout of tot bos dichtgegroeide heide. Plaatselijk komen cultuurenclaves in de vorm van akker- en weidegrond voor. Ook behoort tot het reservaat een groot stuk open heide (de Paardenslenkte), enkele beekjes en kwelvijvers, zoals de bronmosvijver Springendal. De Springendalsebeek, op de oostelijke flank van de stuwwal, ontspringt in het natuurgebied. Het Onland is een heideterrein gelegen tussen de twee bovenlopen van de Springendalsebeek.


Braamberg

De Braamberg is een bosgebied, dat over het algemeen bestaat uit loofhout (beuk en zomereik) en enkele percelen vochtig tot nat grasland. Aan de voet van de Braamberg komt kwel voor. In de kwelgraslanden komen percelen voor met hoge potentiële botanische waarden.

Dal van de Hazelbeek

De Hazelbeek is, samen met de Mosbeek, één van de weinige zijbeken van de Regge die niet gekanaliseerd is en is daarom aangeduid als waardevolle beek. De lokale broedvogelstand kent dankzij de grote structuurvariatie binnen de bossen en de landschappelijke afwisseling daarbuiten een grote variatie. Van de grotere zoogdieren komen ree en vos voor.


Zuidelijke Vasser Heide

De Zuidelijke Vasser Heide bestaat, net als de Noordelijke Manderheide, uit percelen bos, heide en cultuurgronden en verspreid voorkomende archeologische terreinen (grafheuvels, urnenvelden een uniek raatakkercomplex). Het Vassergrafveld is het grootste heideterrein in het gebied, hier komen zowel droge als natte heidevegetaties voor. Aangrenzend aan de Zuidelijke Vasser Heide ligt het Haarlergrafveld. Dit natuurreservaat is voornamelijk begroeid met heide.


Reutum-complex

Het Reutum-complex, bestaande uit een drietal natuurgebieden, is gelegen aan de westkant van de stuwwal van Ootmarsum. Het is een kwelgebied. Het Reutum-complex bestaat uit een drietal reservaten van Staatsbosbeheer: de Weuste Maten, het Reutumerveen en de Reutumer Weuste. Het zijn verspreid liggende terreintjes met natte broekbossen, veenputten, vochtige schraalgraslanden en houtwallen.


Havezathe Herinckhave

Het bos nabij havezathe Herinckhave bestaat uit een hoog opgaand gemengd loofbos van circa 40 hectare.

Schultenwolde/Hondenven

Schultenwolde/Hondenven is een natuurgebied van circa 50 hectare. Het Hondenven is een pingo-relict uit de laatste ijstijd. Om het ven liggen lager gelegen natte heidevegetaties en rietmoeras. Rond 1980 is de waterhuishouding van het gebied gewijzigd en meer afgestemd op de landbouwkundige functie van de om het gebied heen liggende cultuurgronden. Hierdoor heeft een vrij sterke verdroging van met name de natte heide, het rietmoeras en de broekbossen plaatsgevonden.


Baasdam

Baasdam is een groot landgoed van circa 60 hectare. Het landgoed bestaat uit agrarische cultuurgronden afgewisseld met bospercelen, met voornamelijk naaldbomen.

3.9 Recreatie

Het landschap van Tubbergen kan als typisch Twents worden gekarakteriseerd: kleinschalige akkers en weilanden, omzoomd door houtwallen, bosjes, beken en karakteristieke bebouwing. Het geheel krijgt een extra dimensie door het aanwezige reliëf. Dit geheel maakt Tubbergen bijzonder aantrekkelijk voor de recreant of toerist. Vooral het oostelijk deel van de gemeente heeft een grote aantrekkingskracht op recreanten. Deze paragraaf gaat in op de recreatieve voorzieningen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Onderscheid kan worden gemaakt in verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve voorzieningen.

3.9.1 Verblijfsrecreatie

In Tubbergen vormen de verblijfsaccommodaties een belangrijke factor in de toeristisch-recreatieve sector. In de gemeente Tubbergen komen de volgende verblijfsrecreatieve voorzieningen voor: reguliere kampeerterreinen (campings), een bungalowpark, (zelfstandige) recreatiewoningen, kamperen bij de boer en groepsaccommodaties/pensions. In de gemeente is sprake van een aantal reguliere kampeerterreinen. De campings bieden vaste standplaatsen, toeristische standplaatsen en recreatiewoningen. Elke camping richt zich op een specifieke doelgroep. In het buitengebied komt verder ook een aantal zelfstandige recreatiewoningen voor, voornamelijk in het noordoostelijke deel van de gemeente.

Naast de reguliere kampeerterreinen komen in de gemeente ook kleinschalige kampeerterreinen voor, ook wel 'kamperen bij de boer' genoemd. Het aantal locaties bedraagt 10 à 15. In de gemeente Tubbergen is daarnaast sprake van een aantal groepsaccommodaties. Het gaat hierbij voornamelijk om kampeerboerderijen.

3.9.2 Dagrecreatie

Het plangebied kent geen grote intensief gebruikte recreatieve attracties. Het gebied kent alleen een aantal kleinere dagrecreatieve voorzieningen, zoals kleine musea, midgetgolf, huifkarverhuur, kanoverhuur, klootschietbanen, sportvelden en ijsbanen. Het buitengebied vervult verder ook een functie voor fietsen, wandelen en paardrijden. Daarnaast zijn er viswateren en kan er worden gekanood, bijvoorbeeld op het kanaal Almelo-Nordhorn.


Voor wandelaars en fietsers zijn diverse routes uitgezet. Wandelroutes zijn voornamelijk uitgestippeld in de omgeving van het Springendal en Hezingen, waarvan enige doorgaand of grensoverschrijdend.

De gemeente Tubbergen is gekozen tot Wandelgemeente van het Jaar 2011, omdat de gemeente een uitgebreid wandelnetwerk heeft opgezet dat zich tot buiten de gemeente- en landsgrenzen uitstrekt. De gemeente is het meest vriendelijk voor wandelaars en scoort hoog op het gebied van onverharde paden, bewegwijzering, routecontrole, themaroutes, informatie, bereikbaarheid en voorzieningen bij wandelpaden. Wandelpaden worden meerdere keren per jaar gecontroleerd en kwalitatief goede wandelingen over onverharde paden zijn met een kaart van het wandelnetwerk Twente makkelijk samen te stellen. Tubbergen beschikt over meerdere themawandeltochten die ook te wandelen zijn onder leiding van een gids. Ook zijn in de gemeente enkele toeristische schuilhutten geplaatst.

3.10 Cultuurhistorie En Archeologie

3.10.1 Cultuurhistorie

De vele cultuurhistorische bezienswaardigheden maken het buitengebied van Tubbergen mede aantrekkelijk voor de recreant of toerist. Ook het landschap is uit cultuurhistorisch oogpunt belangrijk. Het landschap is ook een belangrijke drager van de cultuurhistorie. Aan veel landschapselementen (essen, reliëf, houtwallen, bosjes) en de verkaveling en de wegen- en waterlopenstructuur is de ontstaans- en ontginningsgeschiedenis nog af lezen.

Een aantal karakteristieke oude gebouwen en bouwwerken is aangewezen als Rijks- of gemeentelijk monument. In Tubbergen gaat het vooral om een groot aantal vakwerkboerderijen en -schuren, molens en landhuizen.

3.10.2 Archeologie


Archeologisch gezien is de gemeente Tubbergen een zeer rijk gebied. Dit geldt met name voor het noordoosten van het plangebied, op de stuwwal van Ootmarsum, waar de bewoningssporen zich concentreren. Bijzonder is het grote aantal grafheuvels en het brede scala aan andere bewoningsresten uit meerdere perioden.

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Tubbergen in 2006 en 2007 een archeologische verwachtings- en advieskaart vervaardigd. Het betreft een kleinschalige kaart (schaal 1:10.000) die voor het gehele grondgebied van de gemeente inzichtelijk maakt waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Tubbergen. Dit inzicht is noodzakelijk om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken. Bovendien is er sprake van een verplichting als gevolg van het Verdrag van Malta.

In paragraaf 5.3 Archeologie en cultuurhistorie wordt nader op de archeologische verwachtings- en advieskaart ingegaan, alsmede op de wijze waarop het gemeentelijk archeologiebeleid in dit bestemmingsplan is vertaald.

3.11 Overige Functies

Deze paragraaf gaat in op de overige voorkomende functies in het buitengebied van de gemeente. Het betreft: wonen, niet-agrarische bedrijvigheid, bijzondere maatschappelijke functies, infrastructuur en nutsvoorzieningen.


Wonen

In het gehele buitengebied komen honderden burgerwoningen voor. In een groot aantal gevallen betreft het voormalige agrarische bedrijfswoningen al dan niet met daarbij behorende voormalige bedrijfsgebouwen. Verwacht mag worden dat het aantal burgerwoningen in de toekomst verder toeneemt, gezien het aantal bedrijfsbeëindigingen. In veel woningen is sprake van een inwoningssituatie, met name ouders die bij de kinderen in wonen. In Twente komt dit veel voor.

Knooperf De Veldboer

Binnen de gemeente Tubbergen komt het eerste Knooperf, bij de kern Langeveen. De gemeente realiseert het in samenwerking met de provincie Overijssel en InnovatieNetwerk (een initiatief van het toenmalige ministerie van LNV). Knooperven zijn een nieuw concept om het landelijk gebied een impuls te geven. De bewoners, de economie én het landschap profiteren. Een Knooperf is een voormalig boerenerf dat volop ruimte biedt aan wonen en werken in een landelijke omgeving. Bewoners hebben er hun eigen woning en delen er een groot gemeenschappelijk erf. Daarnaast zorgen ze gezamenlijk voor behoud, versterking en beheer van beplantingen en publiek toegankelijke routes in het omliggende landschap. Op de plek waar jarenlang een boerderij met schuren en stallen stonden, komt een buurtschap dat de uitstraling houdt van het oorspronkelijke erf. Zo blijft de cultuurhistorie behouden.

Niet-agrarische bedrijvigheid

In het buitengebied komt ook niet-agrarische bedrijvigheid voor. Een aantal bedrijven heeft een duidelijke relatie met de landbouw, zoals de loonwerk- en veehandelsbedrijven. Ook komen er horecabedrijven in het buitengebied voor. De aard van de andere bedrijvigheid is zeer uiteenlopend. In een aantal gevallen gaat het om kleinschalige activiteiten, ondergeschikt aan de woon-of agrarische functie.

Bijzondere maatschappelijke functies

Een aantal terreinen en gebouwen heeft een bijzondere maatschappelijke functie, denk aan verenigingsgebouwen, molens, begraafplaatsen en dergelijke.

Infrastructuur

Belangrijke regionale ontsluitingswegen zijn de provinciale wegen N343 Oldenzaal-Slagharen (via Fleringen, Tubbergen, Langeveen), N349 Almelo-Denekamp (via Albergen, Fleringen en Reutum), N744/745 Zenderen-Albergen-Tubbergen, N746 Almelo-Tubbergen en de N747/748 Vriezenveen-Geesteren-Vasse). Andere wegen met een bovenlokale functie zijn: de Denekamperweg, de Manderveenseweg en de Uelserweg.


Nutsvoorzieningen

Door het plangebied loopt een 110 kV hoogspanningslijn (Almelo-Tubbergen). Aan de Kluunvenweg in Tubbergen is een schakelstation aanwezig. In het zuiden van het plangebied loopt een aantal aardgastransportleidingen (deels langs het kanaal Almelo-Nordhorn). Daarnaast is sprake van twee gaswinlocaties en twee gasontvangststations. Verder is in de gemeente Tubbergen sprake van een waterwinlocatie bij Manderveen en een rioolwaterzuiveringsinstallatie bij Tubbergen.

Radarverstoringsgebieden

Na sluiting van de vliegbasis Twente heeft het Ministerie van Defensie ter plaatse een radarinstallatie (radarstation Twente) in gebruik gehouden. Daarnaast is de gemeente Tubbergen gelegen in de radarverstoringszone van de radarpost Nieuw Milligen.

In het Barro zijn de radarverstoringsgebieden beschreven, waarvoor bouwhoogte-beperkingen gelden in verband met radarverstoring. Het doel van dit regime is om zeker te stellen dat de defensieradars een goed beeld van het luchtruim -en van wat daar vliegt- behouden en dat dit beeld niet in onaanvaardbare mate wordt verstoord door hoge objecten. Met het oog hierop kunnen op grond van het Barro hoge objecten in een radarverstoringsgebied slechts worden toegestaan nadat is aangetoond dat deze objecten het radarbeeld niet ontoelaatbaar verstoren.

In een kaart behorende bij het RARRO (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening)zijn de radarverstoringsgebieden aangegeven. Uit deze kaart blijkt dat in de gemeente Tubbergen een toetsingshoogte variërend van 115 tot 136 meter. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen die toeziet op bouwhoogte-beperkingen in verband met radarverstoring (vrijwaringszone - radarverstoringsgebied). Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwhoogte-beperkingen wanneer uit een beoordeling door de beheerder van de radar is gebleken dat door de bouw van het bouwwerk het radarbeeld van het luchtruim niet ontoelaatbaar wordt verstoord. Ook moet vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radar.

Op grond van bovenstaande bedraagt de maximale bouwhoogte binnen de gemeente Tubbergen 115 meter. Het bestemmingsplan maakt bouwwerken met deze hoogte niet mogelijk. Het bestemmingsplan levert geen strijdigheid op met het aanwezige radarverstoringsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BPBUIVEEGPLAN-VG01_0002.jpg"

Figuur: Radarverstoringsgebieden ( bron: RARRO)

Hoofdstuk 4 Beleidskader En Wet- En Regelgeving

In dit hoofdstuk is het relevante Europees, rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid weergegeven waarmee rekening gehouden dient te worden in dit bestemmingsplan.

4.1 Europees Niveau

Op Europees niveau kunnen beleidsvoornemens van belang zijn voor de landelijke gebieden in Nederland. In de regel is dergelijk beleid vertaald in het landelijke c.q. provinciaal beleid. Toch is aandacht voor enkele specifieke punten van belang.

4.1.1 Milieu


Op Europees niveau worden meerdere milieurichtlijnen uitgevaardigd, die zijn of worden verwerkt in de eigen wet- en regelgeving. Van belang voor de agrarische sector zijn in het bijzonder:

  • de regelgeving gericht op de productie van veilig voedsel voor de mens;
  • het dierengezondheidsbeleid;
  • het beleid voor melkprijzen;
  • het marktordeningsbeleid voor graan, suiker en aardappelen;
  • de Europese nitraatrichtlijn, gericht op bescherming van de bodem. De doorwerking van deze richtlijn betekent dat eisen worden gesteld aan de individuele landbouwers met op bedrijfsniveau een beheersing van de in- en uitstroom van mineralen;
  • de Europese milieueffectrapportage (mer). De implementatie van deze richtlijn betekent dat er meer individuele beoordelingen op de noodzaak van een mer moeten plaatsvinden. Voor gemeenten betekent dit dat er meer activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn.

4.1.2 Natuur


Op Europees niveau is afgesproken dat de achteruitgang van de biodiversiteit in 2010 moest stoppen. Daartoe wordt gewerkt aan het tot stand brengen van een netwerk van beschermde natuurgebieden: Natura 2000. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn. Natura 2000-gebieden worden aangewezen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitat-richtlijn.


De Vogelrichtlijn is in 1979 voor alle lidstaten binnen Europa van kracht geworden (tegelijkertijd en in onderlinge samenhang tot stand gekomen met de Conventie van Bern). De richtlijn bevat voorschriften en maatregelen ter bescherming van de bedreigde Europese vogelsoorten. Een belangrijke maatregel is het - door de lidstaten - aanwijzen van speciale beschermingszones. Dit betreft de gebieden die voor de instandhouding van de in de bijlage van de Vogelrichtlijn genoemde soorten het meest geschikt zijn. De Nederlandse regering heeft de Vogelrichtlijngebieden aangewezen in maart 2000. Voor niet in de bijlage genoemde en geregeld voorkomende trekvogels kunnen eveneens hun broed-, rui- en overwinteringsgebieden en hun rustplaatsen in de trekzones aangewezen worden.


De Habitatrichtlijn is in 1992 door de EG vastgesteld. Zij sluit aan bij de Conventie van Bern en bij de EG Vogelrichtlijn. De doelstelling en het instrumentarium reiken echter duidelijk verder. Doelstelling is de bescherming van planten en dieren (behalve vogels) en hun leefgebieden (habitats). Zo draagt deze richtlijn bij aan het waarborgen van de biodiversiteit door natuurlijke habitats en aan het in stand houden van de wilde flora en fauna.


In de praktijk overlappen de beschermingszones van Habitat- en Vogelrichtlijn en de gebieden die onderdeel uit maken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zie paragraaf 5.5 Ecologie, elkaar voor een groot deel.


Voor alle Natura 2000-gebieden moet op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 door de provincie/ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een beheerplan worden vastgesteld. Dit moet gebeuren binnen drie jaar na aanwijzing van het gebied als Natura 2000-gebied of binnen drie jaar na inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 als het gebied reeds vóór de inwerkingtreding was aangewezen als Natura 2000-gebied.


De Habitatrichtlijn verplicht Nederland de habitattypen en soorten waar Nederland mede verantwoordelijkheid voor draagt in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Om dit te bereiken heeft Nederland daarvoor instandhoudingsdoelstellingen gedefinieerd.


Het beheerplan werkt de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied verder uit in ruimte en tijd. Het beschrijft de resultaten die bereikt dienen te worden om het behoud of het herstel van deze natuurlijke habitats en soorten mogelijk te maken. Het beheerplan geeft een overzicht op hoofdlijnen van instandhoudingsmaatregelen die in de planperiode genomen moeten worden om de beoogde resultaten te behalen. Tenslotte gaat het beheerplan in op bestaand gebruik en geeft inzicht hoe met externe werking omgegaan moet worden. Beheerplannen hebben een looptijd van maximaal zes jaar en worden opgesteld onder het bevoegd gezag van de provincie.

4.1.3 Archeologie


In 1992 werd het Europese Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland. Doelstelling van dit verdrag is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid. Concreet heeft dit tot gevolg dat bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moet worden besteed aan de aanwezigheid van archeologische waarden en dat in bestemmingsplannen een beschermende regeling moet worden opgenomen ten aanzien van archeologische waarden.


Aandachtspunt dat uit het Verdrag van Malta voortvloeit, is dat er meer gelden beschikbaar moeten komen voor archeologisch onderzoek. Ook moet het beginsel ‘de bodemverstoorder betaalt’ worden doorgevoerd, in ieder geval voor wat betreft omvangrijke projecten (artikel 6 van het verdrag).


Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in september 2007 de nieuwe Monumentenwet in werking getreden. De kern van de wet is dat gestreefd moet worden naar behoud 'in situ' (in de bodem) van de archeologische waarden. In het geval het behoud niet mogelijk is, moet de historische (= archeologische) informatie door middel van verantwoord archeologisch onderzoek in de bodem aanwezige waarden worden veiliggesteld (artikel 5 Verdrag van Malta). In de Monumentenwet staat vervolgens aangegeven dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met de bekende en te verwachten archeologische waarden.

4.1.4 Water


In 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld. De KRW beoogt de aquatische ecosystemen en waterafhankelijke terrestische natuur voor achteruitgang te behoeden, te beschermen en te verbeteren. Een concreet doel van de KRW is een goede ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater te bereiken. In beginsel moet dit doel in 2015 behaald zijn. De Kaderrichtlijn Water introduceert het denken in stroomgebieden. Dat gaat uit van het simpele feit dat water zich niet houdt aan lands- en bestuurlijke grenzen, maar z'n natuurlijke loop heeft binnen stroomgebieden.


Om aan de voorwaarden van de KRW te kunnen voldoen, moeten waterbeheerders binnen een stroomgebied afspraken maken en samenwerken. Het doel is uiteindelijk dat er in het stroomgebied sprake is van schoon water, waarin een gevarieerd natuurlijk leven voorkomt. De KRW stelt namelijk eisen aan de chemische (geen verontreinigende stoffen) en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater.

4.2 Rijksniveau

Reconstructiewet concentratiegebieden

Gemeente Tubbergen valt onder de Reconstructiewet concentratiegebieden. Deze wet is opgesteld om de kwaliteit van het landelijk gebied een impuls te geven, zodat een duurzaam en leefbaar platteland tot stand gebracht wordt. Diverse aspecten kunnen hierbij een rol spelen. Te denken valt aan verbetering van de recreatieve mogelijkheden, maar ook aan een duurzame landbouw, sterkere natuur en landschap, verlaging van de milieubelasting en verbetering van de infrastructuur, het woon- en werkklimaat en de economische structuur. Een van de belangrijkste onderdelen van het reconstructieproces is de integrale zonering. In het Reconstructieplan is het landelijk gebied ingedeeld in drie gebieden:

  • Verwevingsgebied: in verwevingsgebied functioneren verschillende functies naast elkaar, maar moeten op elkaar worden afgestemd. Bij nieuwe ontwikkelingen moet continu bekeken worden welke consequenties zij hebben op andere functies en of deze consequenties wenselijk zijn;
  • Extensiveringsgebied: In extensiveringsgebied functioneren verschillende functies naast elkaar, maar natuur en landschap hebben hier het primaat. Overige functies (onder andere landbouw en recreatie en toerisme) kunnen een plek hebben in deze zones, mits zij de ontwikkeling van natuur en landschap niet belemmeren;
  • Landbouwontwikkelingsgebied: In dit gebied heeft de landbouw het primaat. Mogelijkheden worden gegeven tot uitbreiding en ontwikkeling van bestaande bedrijven en nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven. De recreatie is kleinschalig en extensief. Ontwikkelingen in recreatiesector mogen de ontwikkeling of inplaatsing van nieuwe agrarische bedrijven niet belemmeren.


De Reconstructiewet concentratiegebieden is op 1 juli 2014 komen te vervallen. Het Reconstructieplan Salland - Twente ( september 2004) is nog steeds van kracht, zie verder paragraaf 4.3 Provinciaal niveau. Het bestemmingsplan sluit voor wat betreft de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's) aan bij het beleid ten aanzien van LOG's zoals aangegeven in de geactualiseerde omgevingsvisie van provincie Overijssel. Daarmee wordt geborgd dat het beleid ten aanzien van LOG's in het bestemmingsplan robuust is en in lijn met de provincie.

Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Deze gebieden maken deel uit van het Natura 2000 netwerk. Voor de Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van EL&I in de ontwerp-aanwijzingsbesluiten instandhoudingsdoelstellingen vastgesteld. Deze instandhoudingsdoelstellingen beschrijven de doelen voor de instandhouding van leefgebieden, natuurlijke habitats en populaties in het wild levende planten- en diersoorten.


De Natuurbeschermingswet bevat een aantal voor dit project relevante onderdelen. Op grond van de wet zijn diverse gebieden in en rond gemeente Tubbergen aangewezen als Natura 2000-gebied. Rekening moet worden gehouden met de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen zodat deze niet verslechteren of een significant verstorend effect kunnen ondervinden. Het gaat dan in ieder geval om projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het gebied kunnen aantasten. Mocht het bestemmingsplan kunnen leiden tot mogelijke significante gevolgen dan moet een passende beoordeling gemaakt worden. In het planMER (zie verder paragraaf 5.2 Planmer) wordt hier nader op ingegaan.

Wijziging Art 19kd Natuurbeschermingswet

In april 2013 is een wetswijziging van de Natuurbeschermingswet van kracht geworden (artikel 19 kd). Uit correspondentie tussen de staatssecretaris en Commissie m.e.r. blijkt dat deze wetswijziging geen consequenties heeft voor de wijze van effectbepaling van plannen op Natura 2000-gebieden. De uitleg van de staatssecretaris van het aangepaste artikel leidt niet tot ruimere mogelijkheden voor het bestemmingsplan. De beoordeling van stikstofeffecten blijft plaatsvinden zoals dat gebruikelijk is: een vergelijking tussen de huidige (feitelijke) situatie en de maximale mogelijkheden van het plan (worst case).


Flora- en faunawet

In de Flora- en faunawet zijn verbodsbepalingen opgenomen die bijvoorbeeld het doden of verwonden van dieren en het aantasten van vaste rust- of verblijfplaatsen strafbaar stellen. De wet kent drie beschermingsniveaus voor planten- en diersoorten. In het plangebied bevinden zich veel soorten van alle drie de beschermingsniveaus. Artikel 75 van de wet biedt de mogelijkheid om een ontheffing aan te vragen voor bepaalde activiteiten die leiden tot een overtreding van de verbodsbepalingen.


Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij

Het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij is op 1 april 2008 in werking getreden. Met dit besluit wordt invulling gegeven aan het algemene emissiebeleid voor heel Nederland. Het besluit bepaalt dat dierenverblijven, waar emissie-arme huisvestingssystemen voor beschikbaar zijn (best beschikbare technieken: BBT), op den duur emissie-arm moeten zijn uitgevoerd. Hiertoe bevat het besluit zogenaamde maximale emissiewaarden. Op grond van het besluit mogen alleen nog huisvestingssystemen met een emissiefactor die lager is dan of gelijk is aan de maximale emissiewaarde, toegepast worden.

Bij gangbare wijzigingen in de bedrijfsvoering, vervanging van stalonderdelen of het welzijnsvriendelijker maken van de huisvesting leiden dergelijke wijzigingen formeel al snel tot een ander huisvestingssysteem, terwijl de toegepaste emissiereducerende techniek meestal niet verandert. Onder voorwaarden kunnen stallen die gewijzigd worden toch als bestaand worden aangemerkt:

  • als de emissiefactor niet hoger is dan van het oorspronkelijke huisvestingssysteem en het aantal dierplaatsen niet wordt uitgebreid;
  • de wijzigingen die nodig zijn vanwege welzijnseisen en het aantal dierplaatsen niet worden uitgebreid waarbij andere dieren worden gehuisvest, die wel behoren tot dezelfde hoofdcategorie en de ammoniakemissie niet toeneemt en het vloeroppervlak niet wordt vergroot.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Op 1 juli 2015 is de Programmatische Aanpak (PAS) in werking getreden. De PAS is in beginsel bedoeld om de stikstofproblematiek en de vastgelopen vergunningverlening vlot te trekken. De PAS is gebaseerd op het principe van salderen: door generieke en gebiedsgerichte maatregelen te treffen, wordt milieuruimte gecreëerd. Daarmee ontstaat enerzijds ruimte voor nieuwe economische ontwikkeling. Anderzijds is de verbetering van de natuurkwaliteit van Natura 2000-gebieden gewaarborgd.

Ontwikkelruimte

De ontwikkelruimte die onder het PAS tot stand komt, is opgedeeld in vier compartimenten:

  1. 1. Een deel voor ontwikkeling van bestaande economische activiteiten (autonome ontwikkeling).
  2. 2. Een deel voor prioritaire projecten zoals de MIRT projecten.
  3. 3. Een deel voor projecten die onder een grenswaarde vallen (1 mol N/ha/jr).
  4. 4. Een deel voor overige projecten.

De provincie is bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet en besluit over de toekenning van ontwikkelruimte. Projecten onder de grenswaarde zijn daarbij vrijgesteld (tot 0,05 mol/ha/jr) of meldingsplichtig (tot 1 mol/ha/jr). Voor projecten boven de grenswaarde moet een Natuurbeschermingswetvergunning worden verkregen. Wanneer 95% van de ontwikkelruimte is uitgegeven, wordt de grenswaarde overigens voor de vergunningenplicht overigens bijgesteld naar 0,05 mol/ha/jr.

Extern salderen, bijvoorbeeld door saldo van stoppende bedrijven over te nemen, is onder de PAS niet meer toegestaan voor inrichtingen zoals bedoeld in de Wet milieubeheer, omdat het PAS zelf is gebaseerd op het salderingsprincipe. Saldering binnen inrichtingen zelf, is wel toegestaan. Dit wordt gezien als een mitigerende maatregel en wordt intern salderen genoemd.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) schrijft voor op welke wijze een bevoegd gezag (Gemeente Tubbergen heeft geen eigen geurbeleid) de geurhinder vanwege dierenverblijven moet beoordelen indien een veehouderij een milieuvergunning aanvraagt. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (zoals een woning). Indirect heeft de Wgv ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten en dus voor ruimtelijke ordening, dit wordt ook wel de 'omgekeerde werking' genoemd. De ruimtelijke plannen waarvoor de omgekeerde werking moet worden beoordeeld, zijn met name bestemmingsplannen waarin locaties voor woningbouw, zoals een woonwijk of recreatie en toerisme worden vastgelegd.


Voor vergunningverlening van nieuwe geuremissies van stallen, wordt echter getoetst of de individuele bijdrage van de nieuwe stal(len) de norm voor de geurbelasting op gevoelige objecten niet overschrijdt. In de bij de wet behorende regeling zijn geuremissiefactoren opgenomen voor een groot aantal diercategorieën.


Wet luchtkwaliteit

In deze wet (onderdeel van de Wet milieubeheer) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor een gezond leefmilieu. Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan deze eisen. De eisen zijn mede gebaseerd op Europese normen. In Nederland worden (normaal gesproken) alleen overschrijdingen verwacht voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5).


Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ)

In de Wet op de archeologische monumentenzorg zijn de uitgangspunten van het in 1992 ondertekende Europese Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Uitgangspunt van de WAMZ is om archeologische waarden te beschermen, zonder meer maatschappelijke last te veroorzaken dan nodig is. Wat er moet gebeuren, verschilt per gebied en regio, dus niet alle activiteiten zijn even ingrijpend.


De WAMZ heeft vier belangrijke pijlers:

  • archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard, omdat de bodem de beste conserveringsomgeving is;
  • archeologie moet tijdig worden meegenomen in de procedures van ruimtelijke planvorming;
  • de verstoorder van het bodemarchief betaalt de kosten van archeologisch vooronderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voorzover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder;
  • gemeenten en provincies krijgen een belangrijke rol in de verankering van archeologie in hun ruimtelijke plannen en vergunningen; zij krijgen de ruimte om vergunningvoorwaarden genuanceerd in te vullen.


Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) stelt regels om de bodem te beschermen, in het bijzonder ter voorkoming van bodemverontreiniging en om sanering van ontstane verontreiniging af te dwingen. In de Wbb maakt grondwater onderdeel uit van de bodem.


Watertoets

Sinds 1 november 2003 is de watertoets verplicht en verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening. De watertoets is een bestuurlijk instrument waarmee ruimtelijke plannen worden getoetst op waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is om waterhuishoudkundige problemen (nu en in de toekomst, bijvoorbeeld als gevolg van klimaatverandering) te voorkomen en kansen te benutten. De watertoets is daarom verplicht bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die invloed hebben op de waterhuishouding om te kunnen toetsen in hoeverre bij de planvorming rekening wordt gehouden met water.

4.3 Provinciaal Niveau

Omgevingsvisie Overijssel

In de omgevingsvisie (Provincie Overijssel, 2009; op onderdelen geactualiseerd in 2013) schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. In de omgevingsvisie geeft de provincie aan wat volgens haar de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten (GS) opdragen deze te realiseren. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaaleconomische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent onder meer ruimte voor ontwikkeling van werkgelegenheid en het tot stand brengen van hoogwaardige woonmilieus. Er wordt ingezet op een evenwichtige afweging van beleidsambities waaronder waterveiligheid, een gezond milieu en goede volksgezondheid. Ook wordt gestuurd op het versterken van de waardevolle en karakteristieke kenmerken van het landschap. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie. Ook wordt gestuurd op het versterken van de waardevolle en karakteristieke kenmerken van het landschap.


Het bestemmingsplan Buitengebied moet passen binnen het kader van de provinciale omgevingsvisie. De omgevingsverordening is het juridisch bindende kader om het beleid uit de visie door te laten werken.

De actualisatie van de omgevingsvisie gaat onder andere in op de EHS, windenergie en de LOG's. De EHS is herbegrensd. In het bestemmingsplan is de meest recente begrenzing gehanteerd. In de geactualiseerde visie blijven Nationale landschappen aangeduid als uitsluitingsgebied voor windenergie. In gemeente Tubbergen is windenergie dus niet mogelijk volgens de Omgevingsvisie.


afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BPBUIVEEGPLAN-VG01_0003.jpg"
Figuur: Uitsnede kaart Ontwikkelingsperspectieven Omgevingsvisie Overijssel

Wat de LOG's betreft wordt in de geactualiseerde omgevingsvisie het volgende aangegeven:

het is van provinciaal belang dat “agrarische ondernemers in de intensieve veehouderij een beroep kunnen doen op bestaande agrarische bouwvlakken in de landbouwontwikkelingsgebieden. Ook is het van provinciaal belang dat nieuwe bouwvlakken voor intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden tot de mogelijkheden behoren, als bedrijven moeten verplaatsen vanwege het publieke doel dan wel de milieuproblematiek elders in Overijssel. In de landbouwontwikkelingsgebieden met reële mogelijkheden voor nieuwvestiging gaat het hierbij om de mogelijkheid tot het vestigen van 1 of 2 intensieve veehouderijen per landbouwontwikkelingsgebied. Als peildatum hanteren wij hiervoor 20 april 2013 (de datum waarop in het hoofdlijnenakkoord de voorgestelde benadering is aangekondigd). Belangrijke randvoorwaarde is dat er geen sprake mag zijn van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van groepen inwoners en dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de kernkwaliteiten van de ecologische hoofdstructuur en de Natura 2000-gebieden. Indien in het bestemmingsplan zelf of in de toelichting op dit plan is opgenomen dat de nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in de landbouwontwikkelingsgebieden aan de hiervoor gestelde voorwaarden wordt voldoet, zijn er voor de provincie geen redenen in te grijpen in gemeentelijke bestemmingsplannen.”

Het bestemmingsplan Buitengebied Tubbergen is zo opgesteld dat het plan voldoet aan bovenstaande. In het bestemmingsplan Buitengebied is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor nieuwvestiging van intensieve veehouderij. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen is nieuwvestiging van intensieve veehouderij mogelijk (door middel van een partiële herziening).

Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen

Het "landbouw-landschap" is beeldbepalend in Overijssel. Het aanzien van bijna driekwart van het oppervlak van de provincie wordt bepaald door het agrarisch cultuurlandschap. Het vormt voor veel inwoners hun woon- of werkomgeving en voor nog meer mensen de omgeving waarin ze hun vrije tijd – fietsend, wandelend, varend – doorbrengen. Het herkennen, koesteren en verder uitbouwen van de dragende structuren van het agrarisch cultuurlandschap is voor de Provincie Overijssel de leidraad. De verschillende onderdelen van het agrarisch cultuurlandschap worden tot grotere ensembles verenigd en bijeen gehouden door een aantal karakteristieke structuren: de wegenstructuur, de structuur van waterlopen, de bebouwingslinten en de nederzettingsvormen, het web van verspreide hoeven met onderlinge verbindingslijnen en de landschappelijke met landschapselementen. Door het voortborduren op die dragende structuren wordt samenhang en karakter versterkt. Een aantal ontwikkelingen – zoals grote stallen voor de melkveehouderij en de intensieve veehouderij die ongeacht het landschapstype eenzelfde uitstraling hebben – kan een sterk nivellerende werking hebben. Door nieuwe initiatieven zorgvuldig en royaal in te passen en aan te sluiten op de dragende structuren kan dit worden vermeden en kunnen nieuwe kwaliteiten ontstaan.

Ruimtelijke kwaliteitsambities

De provincie realiseert ruimtelijke kwaliteit door naast bescherming vooral in te zetten op het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegelaten. Sturen op gebiedskenmerken borgt de doorwerking van dit ruimtelijke kwaliteitsbeleid van de Omgevingsvisie op gebieds- en uitvoeringsniveau. Op het provinciale schaalniveau zijn er zeven kwaliteitsambities geformuleerd die de koers bepalen van de sturing op kwaliteit. Deze kwaliteitsambities hebben hun vertrekpunt in de lagen van de gebiedskenmerken en de beleidsambities.

De ruimtelijke kwaliteitsambities zijn:

  • brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur;
  • voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen;
  • natuur als ruggengraat;
  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken door het infrastructuur-netwerk;
  • een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel.

Duurzame energieopwekking

De provincie heeft de ambitie om duurzame energieopwekking (biomassa, wind, zon, bodem) te bevorderen. Hoofdlijn van beleid is het stimuleren van vergisting van biomassa dichtbij de bron. In 2020 is ten minste 80 MW (megawatt) vermogen aan windenergie geïnstalleerd. De provincie bevordert de benutting van bodemenergie (KWO-systemen en geothermie). Ten aanzien van windenergie heeft de provincie Overijssel met het Rijk afgesproken in 2020 tenminste 80 MW in Overijssel te realiseren. Voor windenergie worden onderscheiden: kansrijke zoekgebieden, uitgesloten gebieden en overige gebieden. Tubbergen is een uitgesloten gebied voor windenergie.

Omgevingsverordening Overijssel, 2009

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de verordening. De omgevingsverordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Verder wordt er niet meer geregeld dan nodig is voor het belang zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven.

In bestemmingsplannen wordt aangegeven hoe ontwikkelingsmogelijkheden zich verhouden tot het ontwikkelingsperspectief en de bijbehorende gebiedskenmerken. Bestemmingsplannen voorzien alleen in nieuwe ontwikkelingen als die bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de kernkwaliteiten van het landschap.

Bestemmingsplannen strekken uitsluitend tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscategorieën bestaande natuur en nieuwe gerealiseerde natuur.

Reconstructieplan Salland-Twente

Voor de regio Salland-Twente is de reconstructiewet concentratiegebieden uitgewerkt in een reconstructieplan. In dit plangebied ligt gemeente Tubbergen. Het Reconstructieplan geeft een indeling in de eerdergenoemde drie soorten zones . De gemeente Tubbergen bestaat met name uit verwevingsgebied. Daarnaast zijn er extensiveringgebieden aanwezig rond natuurgebieden en zijn er twee gebieden aangewezen als landbouwontwikkelingsgebied.

4.4 Gemeentelijke Niveau

Beleidsnota vrijkomende agrarische bebouwing + (VAB+-beleid)(2011)

Het doel van deze notitie is het bieden van mogelijkheden voor hergebruik van vrijkomende gebouwen binnen de bestemmingen “agrarische bedrijfsdoeleinden”, “paardenhouderijen” en “woondoeleinden”. Hierdoor kan kapitaalvernietiging, verval/verkrotting worden voorkómen, wordt de mogelijkheid tot economisch hergebruik bevorderd en wordt de mogelijkheid geboden een aanvullend inkomen te verwerven. Hiermee kan een positieve bijdrage geleverd worden aan de leefbaarheid van het platteland.

Indien een activiteit in principe op de voorgestelde locatie mogelijk is, dient de vraag beantwoord te worden of die activiteit op korte en lange termijn aan de navolgende voorwaarden kan voldoen. Hierbij wordt opgemerkt dat de voorwaarden zo objectief mogelijk zijn vastgesteld, teneinde op voorhand duidelijk te stellen wat wel en wat niet mogelijk is. Karakteristieke bebouwing moet behouden blijven en landschappelijke inpassing is een vereiste.

De 'voorwaardentoets' omvat de volgende voorwaarden:

  • De aard van de bedrijvigheid moet toepassing van de overige voorwaarden, ook op lange termijn, mogelijk maken.
  • De activiteit moet binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen de bestaande bouwmassa, plaatsvinden. Nieuwbouw is toegestaan tot een bouwmassa van 2.000 m3 en 25% van de extra gesloopte massa, indien de bestaande bebouwing niet meer functioneel is. In de kernrandzone mag hier van worden afgeweken.
  • De activiteit mag geen aanleiding zijn voor de bouw van een extra woning.
  • Karakteristieke bebouwing met cultuurhistorische en/of architectonische waarde beschermen.
  • De nieuwe activiteit mag geen nadelige effecten uitoefenen op gebruik van gronden in de directe omgeving en geen onevenredig nadelige effecten uitoefenen op milieu, natuur en landschap.
  • De nieuwe activiteit mag geen buitenopslag met zich meebrengen; dit wordt als gebiedsvreemd beschouwd.
  • De visuele uitstraling van het voormalig agrarisch complex moet aansluiten bij de landelijke omgeving.
  • Het bedrijfscomplex moet landschappelijk zijn ingepast.
  • De bestaande verkeersinfrastructuur moet afdoende zijn voor de nieuwe activiteit.
  • De nieuwe activiteit dient te voorzien in eigen parkeergelegenheid.
  • Verblijfsrecreatie wordt als VAB+activiteit toegestaan met vaste maximale maatvoering voor de accommodatie van 1000 m3. Binnen deze inhoudsmaat kunnen maximaal 3 recreatieverblijven of 1 groepsaccommodatie worden gerealiseerd. De vorm waarin de accommodatie wordt gerealiseerd, is vrij.

Rood voor Rood beleid 2014

Het in deze notitie opgenomen beleid geldt alleen voor het terugbouwen van woningen als 'Rood voor Rood'. Terugbouwen van gebouwen voor een economische functie valt niet onder dit beleid; hiervoor wordt verwezen naar het gemeentelijk beleid ten aanzien van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen.

Het hoofddoel van de kaders voor het Rood voor Rood beleid is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied. De realisatie van dit doel vindt plaats door de sloop van landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Hierbij zal voldaan moeten worden aan de uitgangspunten van het gemeentelijk LandschapsOntwikkelingsPlan (LOP), de geldende Ruimtelijke Kwaliteitskader(s) en de gemeentelijke welstandsnota.

Wanneer zich een ontwikkeling in het kader van 'Rood voor Rood' voordoet, zal bovenstaande beleidslijn via een afzonderlijke planologische procedure mogelijk worden gemaakt. In dit bestemmingsplan wordt hiervoor, vanwege de specifieke situaties, geen regeling opgenomen. De ervaring heeft geleerd dat het vanwege het maatwerk bij 'Rood voor Rood', niet mogelijk en wenselijk is om algemene regels op te nemen in het bestemmingsplan Buitengebied.

Beleidsnotitie nieuwe landgoederen 2011

De notitie geeft het gemeentelijk beleid ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe landgoederen in de gemeente Tubbergen weer. Nieuwe landgoederen vormen een invulling van het begrip ‘rood voor groen’, waarbij -als compensatie voor de aanleg van een substantiële oppervlakte aan groen- de bouw van één of enkele royale landhuizen wordt toegestaan. Landgoederen hebben een oppervlakte van minimaal 10 hectare. Per 5 hectare extra groen mag een extra woning worden gebouwd. De woningen vertonen een samenhang. Bestaande niet functionele bebouwing wordt gesloopt. Een landhuis heeft een minimale inhoud van 1.000 m3.

"De casco benadering in Noordoost-Twente" (Alterra, 2012)

Het landschap in noordoost Twente heeft als kernkwaliteit het waardevolle cultuurlandschap met een variatie in open en een kleinschalig besloten landschap (http://www.mijnnoordoosttwente.nl). Schaalvergroting in de landbouw staat op gespannen voet met deze kleinschaligheid. Bij schaalvergroting is de kans groot dat, zonder randvoorwaarden, dat het kleinschalige groene karakter wordt beschadigd (zoals landschapselementen op perceelsgrenzen).


Vanuit deze gedachte heeft gemeente Tubbergen met de provincie Overijssel en de gemeenten Losser, Dinkelland en Oldenzaal de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de landbouw vorm te geven op een manier dat dit niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap. Hiervoor is de casco benadering ontwikkeld welke als beoordelingskader voor ingrepen in het landschap gebruikt kan worden.

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)

De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) is een ontwikkelingsgerichte aanpak die voortkomt uit de ambitie om ontwikkelingen in het buitengebied samen te laten gaan met een impuls in de ruimtelijke kwaliteit.

In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen een basisinspanning (landschappelijke inpassing) en de kwaliteitsimpuls (KGO). Bij uitbreiding van het bouwvlak of toevoeging van meer oppervlakte bebouwing dan de uitbreidingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan, is KGO van toepassing. Bij KGO moet er én landschappelijk worden ingepast én dient een KGO-investering in de groene omgeving plaats te vinden.

Het KGO-beleid is niet van toepassing op de ontwikkelruimte die het bestemmingsplan Buitengebied in planologische zin biedt. Voor ontwikkelingen in het bestemmingsplan geldt de basisinspanning; de landschappelijke inpassing. Voor dergelijke ontwikkelingen geldt (tussen 1000 - 3000 m2 bebouwing toe voegen een erfinrichtingsplan of bebouwing >3000 m2 een landschapsplan).

Beleidsnota Verblijfsrecreatie in Noordoost Twente 2014

Doel is om het verblijfstoerisme in Noordoost Twente te versterken door middel van

kwaliteitsverbetering, productvernieuwing en differentiatie in het verblijfsrecreatief aanbod.

Het aantal overnachtingen stijgt hierdoor en ook de toeristische bestedingen stijgen. Dit heeft

een positief effect op de werkgelegenheid, de leefbaarheid en het voorzieningenniveau.

Kampeerterreinen

Enkele voorwaarden voor de kampeerterreinen zijn:

  • Kampeermiddelen tot 70 m² inclusief berging toegestaan.
  • Maximaal aantal per terrein vastleggen in bestemmingsplan.
  • Geen onderscheid tussen vaste en toeristische plaatsen.
  • Een uitbreidingsmogelijkheid van 25% oppervlakte ten opzichte van de bebouwing.
  • Gebouwen t.b.v. sanitair/opslag overal op terrein mogelijk tot bepaald aantal m².
  • Er is 10% experimenteerruimte voor afwijkende vormen en maten / nieuwe vormen van kampeermiddelen toegestaan. Het gaat hierbij om 10% van het aantal kampeermiddelen met een maximale hoogte van 10 meter. Onder voorwaarden verplaatsbaar en er mag geen afbreuk worden gedaan aan de landschappelijke waarde.
  • Het kampeerterrein is voorzien van een zodanige beplanting dat het een passend element vormt in de omgeving, waardoor aan een doelmatige inrichting wordt bijgedragen. Per plan zal de landschappelijke inpassing afzonderlijk worden beoordeeld.

Kleinschalige kampeerterreinen

Zijn alleen bestemd voor toeristisch kamperen, het maximaal aantal standplaatsen is 25. Er zijn geen vrije veld situaties toegestaan. Een overschrijding van het kampeerterrein tot maximaal 50 meter uit het bouwblok is toegestaan.

Camperplaatsen

Onderscheid wordt gemaakt tussen GOP's (gereguleerde openbare camper plaatsen) waar campers 72 uur mogen verblijven, particuliere camperterreinen waar maximaal 25 plaatsen zijn, reguliere verblijfsrecreatieve kampeerterreinen of kleinschalig kampeerterrein. De camperplaatsen zijn gekoppeld aan het (voormalig) agrarische erf, of er is sprake van maatwerk. Voor camperplaatsen geldt een landschappelijke inpassing.

Natuurkampeerterreinen

Zijn toegestaan in aaneengesloten gebieden van minstens 25 hectare, ten hoogste 40 plaatsen en geen centrale voorzieningen. Paalkamperen: maximaal één á twee tenten.

Bed & Breakfast

Is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op toeristen, die voor één of enkele nachten een onderkomen zoeken. Alleen in bestaande bebouwing met een maximum aantal slaapplaatsen van 8.

Plattelandskamers

Onder plattelandskamers wordt verstaan: een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend bestemd is voor recreatief nachtverblijf. Hierbij wordt overnacht in kamers waarin keuken en/of sanitair in een gemeenschappelijk ruimte worden ondergebracht of in zelfstandige eenheden, al dan niet in combinatie met een dagverblijf. Het gaat om een vorm van verblijfsrecreatie waarbij beleving van het platteland centraal staat.

  • Moeten in (voormalige) agrarische bebouwing gerealiseerd worden (bijbouwen mag niet, herbouwen is toegestaan).
  • Maximale oppervlakte kamer: 60 m2.
  • De totale oppervlakte van de kamers is niet groter dan 500 m2.

Recreatiewoningen

Bij bungalows op recreatieterreinen kan gedacht worden aan een complex bestaande uit een aantal vakantiebungalows voor zover deze verblijfseenheden hoofdzakelijk voor verhuur door de exploitant of beheerder van het complex beschikbaar zijn.

De maximale inhoud bedraagt in principe 300 m3. Met een goede onderbouwing (economische haalbaarheid, marktbehoefte, doelgroepenbeleid, exploitatieovereenkomst etc) is uitbreiding mogelijk tot een maximum van 700 m3.

Trekkershut

Een trekkershut is een houten blokhut met een maximale oppervlakte van 30 m2.

Woonvisie 2010-2014

De visie op het wonen in de gemeente Tubbergen komt neer op 4 hoofdlijnen:

  1. 1. Continuïteit van beleid: bouwen voor de lokale behoefte.
  2. 2. Aandacht voor huisvesting lage inkomens.
  3. 3. Voor iedere doelgroep een thuis.
  4. 4. Nieuwbouw en bestaande woningvoorraad.

De woonvisie kent een kerngerichte uitwerking. Met betrekking tot het buitengebied vermeldt de woonvisie dat het concept 'knooperven' bijdraagt aan de vitalisering van het landelijk gebied op de volgende thema's:

  • beter tegemoet komen aan de woonwensen van de mensen met een sociale en/of economische binding;
  • het versterken van de agrarische structuur;
  • duurzaam verbeteren van de landschappelijke kwaliteit;
  • beter toegankelijk maken van het landelijk gebied door de aanleg van wandel- en fietspaden;
  • behoud van cultuurhistorisch belangrijke boerderijen en erven.


Door de gemeente wordt het concept “knooperven, nieuwe dragers van het landschap”

als een mogelijkheid gezien om maatschappelijke kansen te benutten. Met dit concept

wordt namelijk getracht de kansen voor zowel het landschap als de landbouw en de

volkshuisvesting te benutten.

Beleidsnota Plattelandswoning

Op 1 januari 2013 is de wet plattelandswoning in werking getreden. Deze wet biedt de mogelijkheid om als 'burger' in (voormalige) agrarische bedrijfswoningen te wonen, zonder dat dit de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf beperkt. Tot nu toe was dit niet mogelijk. Hiermee wordt feitelijk een nieuw type woning, de “plattelandswoning” geïntroduceerd. De wet laat ruimte aan gemeenten om op onderdelen nadere invulling te geven. Vooral over wanneer de toekenning van een plattelandswoning wenselijk en aanvaardbaar is. Deze beleidsnotitie voorziet hierin. Het doel van deze nota is beleid te formuleren onder welke randvoorwaarden een bedrijfswoning op een functionerend agrarisch bedrijf omgezet kan worden naar een plattelandswoning.

Het toekennen van de status plattelandswoning aan een agrarische bedrijfswoning is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. er moet sprake zijn van een agrarische bedrijfswoning op een functionerend agrarisch bedrijf die ook als zodanig is bestemd;
  2. 2. de bedrijfswoning moet minimaal 10 jaar oud zijn. Hierbij geldt de gereedmelding van de eerste bouwaanvraag voor het realiseren van de bedrijfswoning;
  3. 3. de betrokken partijen, de agrariër op het betreffende agrarisch bouwvlak en zo mogelijk de (toekomstige) bewoner van de plattelandswoning, moeten een schriftelijke akkoord verklaring hebben ondertekend dat men de voormalige agrarische bedrijfswoning van de status “plattelandswoning” wenst te voorzien;
  4. 4. in afwijking van 3 geldt dat als er geen sprake is van overeenstemming tussen de agrarische ondernemer en de eigenaar van de woning, maar de afsplitsing al langjarig gaande is. (meer dan 10 jaar voor 1 januari 2013), er medewerking kan
    worden verleend voor een plattelandswoning;
  5. 5. indien het de eerste (enige) bedrijfswoning betreft dan kan er alleen een status “plattelandswoning” worden toegekend als de situatie is ontstaan vóór 1 januari 2013. Nieuwe situaties zijn niet wenselijk.

Structuurvisie Tubbergen, ontwerp september 2015

De ontwerpstructuurvisie is een belangrijk instrument om breed gedragen doelstellingen en ambities dichterbij te brengen. De gemeente geeft hierin aan dat zij voor ontwikkelingen grotendeels afhankelijk is van investeringen van particulieren, organisaties, bedrijven en andere (semi) overheidsinstanties. Initiatieven van derden vormen de drager voor vitaliteit en leefbaarheid. Tubbergen wil meer ruimte bieden voor ontwikkelingen. Deze structuurvisie vormt hiervoor zowel een uitnodiging als ook het kader. Niet ‘alles’ is immers zomaar overal mogelijk! Bij het opstellen van de structuurvisie wordt uitgegaan van het bestaand beleid. Er is geen sprake van nieuwe beleidskeuzen in de structuurvisie. Dit bestaande beleid is actueel en voorziet in ruime mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen; de structuurvisie geeft de aandachts- en uitgangspunten die voor die ontwikkelingen van belang zijn.

Reclamebeleid, duidelijk zichtbaar, 2013

Het reclame beleid geeft duidelijk aan waar reclame wel en niet is toegestaan. Indien de reclame perceelsgebonden is, past dit binnen de bouwregels van dit bestemmingsplan.

Parkeerbeleid 2015

Parkeren op eigen terrein

Elke initiatiefnemer van een plan is zelf verantwoordelijk voor het realiseren van zijn eigen parkeervoorzieningen. Een nieuw initiatief (uitbreiding, nieuwbouw of functiewijziging) mag geen onaanvaardbare problemen veroorzaken in de omgeving. Dit betekent dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen terrein moet worden gerealiseerd. Aanvragers van een omgevingsvergunning zullen bij de aanvraag moeten aantonen hoeveel parkeerplaatsen er op eigen terrein worden gerealiseerd. Indien er op het eigen terrein onvoldoende parkeerruimte is en initiatiefnemer gebruik wil maken van de afwijkingsmogelijkheid, zal de initiatiefnemer moeten aantonen dat sprake van bijzondere omstandigheden dan wel dat op een andere wijze in de parkeerruimte wordt voorzien.

Bepalen parkeerbehoefte

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte vormen de gemeentelijke parkeernormen in het gemeentelijk beleid de leidraad. Het betreffen de gemeentelijke parkeernormen die gelden op het moment van besluitvorming van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Indien er geen omgevingsvergunning vereist is, dan zijn de gemeentelijke parkeernormen bepalend die gelden op het moment dat de gebruiksverandering feitelijk plaatsvindt.

Bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen wordt aan het eind van de berekening afgerond naar boven. Reden hiervoor is dat bij afronding naar beneden het aantal aan te leggen parkeerplaatsen niet overeenkomt met de totale parkeerbehoefte.

Afmetingen parkeerplaatsen

Voor het berekenen van het aantal parkeerplaatsen moet uit worden gegaan van standaardmaten. Zo geldt er een andere afmeting voor een haakse en gestoken parkeerplaats dan voor een parkeerplaats bestemd voor langs parkeren. De breedte van het parkeervak moet bij haaks en gestoken parkeren minimaal 2,50 meter zijn en bij langs parkeren minimaal 2,00 meter. De lengte (diepte) van het parkeervak moet bij haaks en gestoken parkeren minimaal 5,00 meter zijn en bij langs parkeren minimaal 5,50 meter. Indien de feitelijke inrichting daartoe aanleiding geeft (bijvoorbeeld verhouding rijbaanbreedte met de breedte van de opstelplaats), kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van de afmetingen.

Er dient sprake te zijn van bruikbare parkeerplaatsen. Dit betekent dat de ruimte om de parkeerplaats te kunnen bereiken wel reëel moet zijn en dat de afstanden tussen parkeerplaatsen onderling en tussen parkeerplaatsen en gebouwen voldoende moet zijn om daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van de parkeerplaatsen. Bij publieke voorzieningen geldt dat voldoende parkeerplaatsen voor minder valide gebruikers moeten worden aangelegd. Het betreft hier de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.

Laden en lossen

Het laden en lossen dient net zoals bij het parkeren in beginsel op eigen terrein plaats te vinden. Aanvragers van een omgevingsvergunning zullen bij de aanvraag moeten aantonen of er voldoende laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd. Indien er op het eigen terrein onvoldoende laad- en losruimte is en initiatiefnemer gebruik wil maken van de afwijkingsmogelijkheid, zal de initiatiefnemer moeten aantonen dat er sprake van bijzondere omstandigheden dan wel dat op een andere wijze in de laad- en losruimte wordt voorzien. Het bepalen van de benodigde laad- en losruimte is zodanig casuïstisch dat hiervoor geen gemeentelijke normen zijn vastgesteld. Het betreft maatwerk.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Om conflictsituaties te voorkomen dient in het bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan de omgevingsaspecten zoals milieu, water, ecologie en archeologie. Weliswaar is voor het merendeel van deze aspecten specifiek beleid en regelgeving opgesteld, toch is er sprake van een aanvullende werking ten opzichte van de ruimtelijke ordening. Zo kan het bestemmingsplan via de bestemmingsplankeuzen aanwijzingen geven richting het milieubeleid. Andersom kan het milieubeleid richting geven aan de functietoedeling in het bestemmingsplan. De voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten zijn in dit hoofdstuk weergegeven.

5.2 Planmer

5.2.1 Algemeen

Bij een bestemmingsplan Buitengebied kan op een aantal verschillende manieren sprake zijn van een planmer-plicht. Hieronder wordt ingegaan op het aspect planmer en de omgevingsaspecten die voor het bestemmingsplan van belang zijn. (Waar de afkorting mer wordt gebruikt wordt de procedure voor milieueffectrapportage bedoeld. De afkorting MER heeft betrekking op het milieueffectrapport).


Toetsingskader

In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een planMER voor strategische en kaderstellende plannen en een projectMER of een mer-beoordelingsplicht voor concrete projecten. Een planmer-plicht is voor een bestemmingsplan aan de orde als het plan:

  • kaderstellend is voor een toekomstig besluit over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten: bijvoorbeeld bedrijfsactiviteiten die in het kader van de omgevingsvergunning milieu mer-(beoordelings)plichtig zijn;
  • mogelijkheden biedt voor activiteiten die een significant negatief effect kunnen veroorzaken op Natura 2000-gebieden (het opstellen van een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is noodzakelijk).


Door de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, is het mogelijk dat toekomstige uitbreidingen drempelwaarden uit het Besluit mer overschrijden, waardoor het bestemmingsplan het kader vormt voor mogelijk toekomstige besluiten over mer(-beoordelings)plichtige activiteiten. Daarbij gaat het onder andere om ontwikkelingsruimte voor de veehouderij. Om deze reden moet voor het bestemmingsplan een planMER worden gemaakt. Er is tevens sprake van een planmer-plicht omdat in het kader van de Natuurbeschermingswet een passende beoordeling moet worden opgesteld. Dit vanwege de mogelijke vermestende en verzurende effecten als gevolg van stikstofdepositie die worden veroorzaakt door het uitbreiden van de veestapel (ook wel ammoniakdepositie genoemd).


Doel en procedure planMER

Doel van de planm.e.r. is om het milieubelang een volwaardige plek te geven in het planvormingsproces voor het bestemmingsplan Buitengebied. Het planMER geeft een onafhankelijk inzicht in de mogelijke invloeden op het milieu, zowel positief als negatief, die verwacht mogen worden wanneer politiek bestuurlijk wordt gekozen voor bepaalde ruimtelijke bestemmingen en ontwikkelingsmogelijkheden. Waar relevant, dient te worden bekeken op welke wijze negatieve effecten kunnen worden beperkt of voorkomen (of positieve effecten kunnen worden versterkt).


De planmer-procedure bestaat uit een aantal wettelijk verplichte stappen, waarvan het raadplegen van overleg- en adviespartners over de reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport reeds heeft plaatsgevonden. Het planMER is ondertussen opgesteld en wordt gezamenlijk met het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Op dit planMER kunnen zienswijzen worden ingediend door een ieder. Daarnaast heeft de onafhankelijke Commissie mer de inhoud van het MER getoetst De zienswijzen en het toetsingsadvies van de Commissie mer kunnen vervolgens worden meegenomen bij het ontwerpbestemmingsplan. De commissie mer heeft inmiddels een positief advies uitgebracht.

Het bestemmingsplan Buitengebied Tubbergen is planm.e.r.-plichtig, omdat het een kader biedt voor:

  • De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren (activiteit D14 uit het nieuwe besluit m.e.r.). Het plan biedt het kader voor toekomstige besluiten waarbij meerdere indicatieve drempelwaarden overschreden kunnen worden (mogelijk ook voor activiteit C14 uit besluit m.e.r.). Of dit daadwerkelijk gebeurt, is afhankelijk van individuele initiatieven en hierbij behorende vergunningaanvragen.
  • Activiteiten met effecten op Natura 2000-gebieden: Wanneer significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden op voorhand niet zijn uit te sluiten, moet een Passende Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet uitgevoerd worden. Dit is het geval voor het bestemmingsplan Buitengebied van gemeente Tubbergen. Een Passende Beoordeling maakt het bestemmingsplan planm.e.r.-plichtig.


Een samenvatting van het planMER is opgenomen in bijlage 1 Samenvatting Planmer. In deze samenvatting staat beschreven op welke manier het MER is opgezet, welke uitkomsten zijn gegenereerd en welke maatregelen eventueel in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen.

5.2.2 Doorvertaling naar het bestemmingsplan

Voorkeursalternatief

Het gekozen voorkeursalternatief (VKA, optie B uit paragraaf 6.2 van het Planmer), is doorvertaald in het bestemmingsplan. Dit is optie B: Een flexibel bestemmingsplan met een gebruiksbepaling t.a.v. effecten op Natura 2000. De maximaal verwachte ontwikkelingen die plaats zullen vinden binnen de werkingssfeer van dit bestemmingsplan kunnen uitgevoerd worden binnen de randvoorwaarden van natuur en milieu.

Deze vorm is gelijk aan het huidige bestemmingsplan (en alternatief 1) met daarbij een gebruiksbepaling waarmee uitbreidingsplannen van veehouderijen pas worden toegestaan wanneer er geen toename van ammoniakemissie plaatsvindt. Wanneer het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van dieren leidt tot een toename van ammoniakemissie is dit aangemerkt als strijdig gebruik. ( Zie 51.1 Strijdig gebruik, onder punt i.)

Door deze gebruiksregel in het bestemmingsplan op te nemen worden aanvullende maatregelen met betrekking tot stikstofreductie afgedwongen. Op basis van deze gebruiksregel is een toename van de ammoniakemissie immers niet toegestaan. Omdat de Provincie alleen Natuurbeschermingswetvergunningen verleent voor uitbreidingen waarbij per saldo geen sprake is van een depositietoename, is juridisch gewaarborgd dat deze aanvullende maatregelen ook daadwerkelijk worden getroffen. Door het opnemen van deze gebruiksbepaling in de regels zal in de hele gemeente geen toename van emissie worden toegestaan. Het saldo zal daarom altijd 0 of minder zijn.

In het MER en de aanvulling op het MER en de Passende beoordeling wordt inzichtelijk gemaakt dat bij alternatief 1 de effecten van verzurende en vermestende emissies en bijbehorende deposities door mitigerende maatregelen dusdanig zijn te beperken, dat aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden uitgesloten worden.

De voorgestelde mitigerende maatregelen bestaan ondermeer uit:

  • emissiearme stal systemen voor alle veehouderijbedrijven;
  • nog schonere stal systemen bij het Natura 2000-gebied Springendal/Mosbeek.

Stikstofdepositie

De aangepaste stikstofregeling is afgestemd op de werking van Natuurbeschermingswet/PAS en de coördinatieregeling volgens de Wet administratieve bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De essentie van de regeling is te voldoen aan de eis van de Natuurbeschermingswet: de gemeenteraad moet bij de vaststelling van het bestemmingsplan, op grond van de passende beoordeling, de zekerheid hebben kunnen verkrijgen, dat het plan geen verslechtering tot gevolg kan hebben voor de instandhouding van de Natura 2000-gebieden. Algemeen uitgangspunt is dat de stikstofdepositie op deze gebieden in de toekomst moet afnemen. De Natuurbeschermingswet en de bijbehorende PAS vormen hiervoor de belangrijkste waarborg.

Er is onderscheid tussen hetgeen 'bij recht' aan ontwikkelruimte wordt geboden en welke ontwikkelruimte bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk kan zijn.

Hiermee is de maximale ontwikkelruimte van het bestemmingsplan met betrekking tot de ammoniakemissie als gevolg van de huisvesting van vee vastgelegd.

1. Bij recht

Bij recht geldt dat de bestaande ammoniakemissie van een agrarisch bedrijf of een paardenhouderij niet mag toenemen. Met deze regel wordt zekerheid verkregen dat het plan geen verslechtering van de instandhouding van Natura 2000-gebieden tot gevolg heeft. De bestaande ammoniakemissie is nader gedefinieerd.

De regeling laat ruimte om met interne saldering op agrarische bedrijven ruimte vrij te spelen voor uitbreiding van het bedrijf. Met het alternatief interne saldering is vastgesteld hoeveel bouwruimte aan bedrijven kan worden toegekend zonder dat de ammoniakemissie van het bedrijf hoeft toe te nemen.

Daarnaast is toename van emissie toegelaten die in overeenstemming is met de grenswaarden uit de PAS. Deze grenswaarden zijn met de Passende Beoordeling die aan de PAS ten grondslag ligt onderzocht. Daarmee is de toename van emissie uitvoerbaar en leidt deze toename binnen de systematiek en werking van de PAS niet tot een verslechtering van de kwaliteit van de Natura 2000-gebieden. Het bestemmingsplan heeft daarmee aansluiting gezicht bij de PAS om te voorkomen dat ontwikkelingen die binnen het kader van de PAS toelaatbaar zijn, vervolgens in strijd zijn met het bestemmingsplan.

2. Bij afwijkingsbevoegdheid

Aansluiting met de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) krijgt vorm door het opnemen van een afwijkingsbevoegdheid. Doelstelling van deze afwijkingsregel is dat de gescheiden wettelijke regelingen goed sporen en bij de uitvoering en handhaving niet met elkaar in conflict kunnen komen. Met de regeling wordt voorkomen dat de situatie ontstaat waarbij een uitbreiding van de veestapel die voldoet aan de Natuurbeschermingswet en de Wet milieubeheer, op grond van het bestemmingsplan niet kan worden toegestaan (hoewel er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de Natuurbeschermingswet). In die situatie zou de initiatiefnemer uitsluitend een beroep kunnen doen op een kostbare en meestal langdurige (buitenplanse) planologische procedure, die met betrekking tot de te maken belangenafweging en rechtswaarborgen geen toegevoegde waarde heeft.

In de passende beoordeling die is opgenomen bij de PAS is aangetoond dat de dalende achtergrondconcentratie van de stikstofdepositie kan worden doorgezet en dat voor economische ontwikkelingen ontwikkelruimte beschikbaar is. Uit een vergelijking tussen de maximale (theoretische) depositietoename van het bestemmingsplan en de beschikbare ontwikkelingsruimte in Natura 2000-gebieden blijkt een deel van de ontwikkelruimte beschikbaar voor meldingsplichtige of vrijgestelde ontwikkelingen in het plangebied van het voornemen bestemmingsplan.

De beschikbare ontwikkelruimte moet zorgvuldig en in lijn met de PAS worden toegedeeld aan individuele ontwikkeling. Om deze zorgvuldigheid voldoende te waarborgen wordt in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, die slechts onder strikte voorwaarden kan worden toegepast. De belangrijkste voorwaarde is dat in het vergunningenspoor toestemming is verkregen. Dat kan door vergunningverlening dan wel de conclusie dat een vergunning niet nodig is. Op vergunningenniveau is dan in alle gevallen onderzocht en gewaarborgd dat de kwaliteit van de gebieden niet verslechtert. De afwijking in het bestemmingsplan is alleen een technisch instrument om op een eenvoudige wijze ervoor te zorgen dat hetgeen op vergunningenniveau is toegestaan niet langer in strijd is met het bestemmingsplan. Daarmee worden lange planologische procedures voorkomen, terwijl zowel op vergunningenniveau als op planniveau hetzelfde doel wordt nagestreefd, namelijk het voorkomen van verslechtering van de kwaliteit van de gebieden. De afwijking is daarmee vanuit het vergunningenspoor onderbouwd en passend beoordeeld. Vervolgens zijn er vanuit een goede ruimtelijke ordening nog algemene criteria toegevoegd, omdat een toename van emissie ook gevolgen kan hebben voor andere ruimtelijk relevante aspecten dan de kwaliteit van Natura 2000-gebieden alleen.

Mitigerende maatregelen en vervolgstappen

Voor de optredende negatieve effecten van het VKA kunnen (wanneer nodig) mitigerende maatregelen worden getroffen of kan anderszins de uitvoerbaarheid van het plan geborgd worden. De noodzaak hangt af van de daadwerkelijke locatie, het type en de omvang van de ingreep. In het Planmer zijn per relevant thema de mogelijke maatregelen en eventueel noodzakelijke vervolgstappen aangegeven.


Natuur

Elke individuele initiatiefnemer die gebruik wil maken van de ruimte die het bestemmingsplan biedt, heeft de verantwoordelijkheid om bij de realisatie van het initiatief rekening te houden met beschermde soorten en hun leefgebieden. Er dient ruim voorafgaand aan de werkzaamheden door een deskundige te worden bepaald of er een kans bestaat dat schade aan beschermde soorten en hun leefgebieden wordt toegebracht. In voorkomende gevallen is aanvullend veldonderzoek noodzakelijk en zullen maatregelen moeten worden genomen om schade te voorkomen of te verzachten. Meer specifiek: ter voorkoming van effecten op Natura 2000-gebieden zal de in het VKA opgenomen voorwaardelijke verplichting goed moeten worden gehandhaafd door de gemeente. Bij nieuwe of aan te passen stallen zullen waarschijnlijk maatregelen moeten worden getroffen, afhankelijk van de locatie, de ingreep en de dan geldende regelgeving. In sommige gevallen is het aanvragen van een ontheffing in het kader van de flora- en faunawet aan de orde. Dit hangt af van voorkomende soorten op de locatie van de ontwikkeling. Daarnaast geldt in alle gevallen van ontwikkeling, dus ook bij het voorkomen van (alleen) 'algemene soorten', de algemene zorgplicht (artikel 2 Flora- en faunawet). Hierin staat beschreven dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor dieren, planten en hun leefomgeving. Dit houdt onder andere in dat, voor zover redelijk, handelingen nagelaten of juist genomen worden om negatieve invloeden op soorten te voorkomen, beperken of tegen te gaan.


Landschap, cultuurhistorie en archeologie

De effecten op het aspect landschap, cultuurhistorie en archeologie kunnen worden beperkt door te sturen op intensiviteit en type van ontwikkelingen. In het bestemmingsplan zijn voorwaarden verbonden aan gebieden aangeduid met bepaalde waarden. Ten aanzien van landschappelijke inpassing gelden bijvoorbeeld strenge randvoorwaarden in gebieden aangeduid als landschappelijk waardevol (esgronden in het bijzonder). Om een goede omgang met archeologische waarden te borgen is het gemeentelijke archeologiebeleid doorgevoerd in het bestemmingsplan met dubbelbestemmingen. In alle gevallen geldt bij (toevallige) archeologische vondsten een meldingsplicht. Bij vaststelling van archeologische waarden zal hiervan de omvang en gaafheid moeten worden vastgesteld aan de hand van een inventariserend veldonderzoek (waardering). Deze onderdelen van het bestemmingsplan en uiteenlopend gemeentelijk beleid op gebied van landschap, cultuurhistorie en archeologie (landschapsontwikkelingsplan, welstandsnota etc; zie paragraaf 2.3) maken dat aanvullende mitigerende maatregelen niet nodig zijn.


Bodem en water

Wanneer grond wordt ontgraven op 'verdachte locaties' qua bodemkwaliteit, is vervolgonderzoek nodig. In het kader van het bestemmingsplan wordt de watertoets doorlopen. De maatregelen die nodig zijn om de waterhuishouding op orde te hebben en te houden bij ontwikkelingen in het plangebied worden afgestemd met het waterschap.


Leefmilieu en gezondheid

Bij de vergunningaanvraag voor ontwikkelingen van (met name) intensieve veehouderijen dient onder meer een toetsing aan wet- en regelgeving ten aanzien van luchtkwaliteit, geluid en geur plaats te vinden. Op dat moment kan (indien nodig) een gedetailleerde maatregelenafweging gemaakt worden. Vooral voor intensieve veehouderijen kan dit relevant zijn. Doordat bedrijven moeten voldoen aan Besluit Huisvesting worden automatisch stalsystemen toegepast die 'BBT zijn' (beste beschikbare technieken), waardoor de emissies van geur en fijnstof (en stikstof) fors omlaag worden gebracht. Een bekend voorbeeld is het toepassen van een luchtwassysteem.


In het MER is ingegaan op de mogelijke beïnvloeding van de gezondheid van mensen door ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt. Enerzijds aan de hand van mogelijke cumulatieve effecten ten aanzien van luchtkwaliteit, geluid en geur. Deze afzonderlijke effecten kunnen met name beperkt worden door het kiezen van goede stalsystemen, zoals hiervoor aangegeven. Anderzijds door na te gaan of risico's op zoönosen (van dieren op mensen overdraagbare ziektes) groter worden. Deze risico's zijn niet eenvoudig in te schatten. De risico's worden niet groter door het bestemmingsplan, maar verdienen zeker aandacht. In de huidige situatie liggen veel (intensieve) veehouderijen namelijk nabij woningen (bebouwde en verspreid in buitengebied).

5.3 Archeologie En Cultuurhistorie

5.3.1 archeologie

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Tubbergen in 2006 en 2007 een archeologische verwachtings- en advieskaart vervaardigd. Het betreft een kleinschalige kaart (schaal 1:10.000) die voor het gehele grondgebied van de gemeente inzichtelijk maakt waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Tubbergen. Dit inzicht is noodzakelijk om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

De archeologische verwachtingskaart (schaal 1:10.000) van de gemeente Tubbergen is gebaseerd op de opbouw van het landschap. Op de kaart zijn landschappelijke eenheden met een archeologische betekenis weergegeven.

Inventarisatie bekende archeologische vindplaatsen en overige elementen

Om inzicht te verkrijgen in de landschappelijke ligging van terreinen met archeologische resten binnen de gemeente Tubbergen heeft een inventarisatie van bekende vindplaatsen plaatsgevonden. Binnen de gemeente zijn momenteel 205 locaties bekend waar door vondsten in het verleden de aanwezigheid van archeologische resten is vastgesteld. De desbetreffende locaties zijn te verdelen in 70 terreinen van archeologische waarde die als vlakken zijn opgenomen op de AMK Overijssel en 130 vindplaatsen zonder een archeologische status, die als puntlocatie aan het kaartbeeld toegelaten zijn. Op de verwachtingskaart zijn verder de locaties opgenomen van boerderijen waarvan de oorsprong met zekerheid terug gaat tot in de Late Middeleeuwen. Naast boerderijen zijn ook de locaties van watermolens ouder dan 1700 op de kaart opgenomen.

Archeologische verwachting

De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Tubbergen is voor het overgrote deel gebaseerd op de opbouw van het landschap en de landschappelijke ligging van bekende archeologische vindplaatsen. Op de oostelijke zandgronden vertoont de verspreiding van archeologische resten uit de tijdspanne Laat Paleolithicum-Vroege Middeleeuwen een sterke relatie met een beperkt aantal geomorfologische en bodemkundige eenheden. Voor archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd is een relatie met bepaalde landschappelijke eenheden minder duidelijk aanwezig. Binnen het grondgebied van de gemeente kan op basis van geomorfologie en bodemgesteldheid onderscheid gemaakt worden in twee grootschalige, landschappelijke zones met een eigen karakter: het (glooiende) dekzandlandschap en het (reliëfrijke) stuwwallandschap.

Uit historische bronnen zijn de locaties bekend van oude (van oorsprong middeleeuwse) erven, adellijke huizen en watermolens. Rondom deze elementen zijn op de verwachtingskaart zogenaamde bufferzones aangegeven. Binnen deze bufferzones geldt een hoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Verder zijn gebieden met diepe bodemverstoringen op de verwachtingskaart opgenomen. In deze gebieden zullen archeologische resten sterk zijn aangetast of verdwenen.

Beleidsadviezen en beleidsregimes

Beleidsadviezen worden gegeven voor:

  • Wettelijk beschermde monumenten.
  • Terreinen van archeologische waarde.
  • Historische kernen.
  • Verwachtingszones.

De vier verschillende beleidsregimes die worden onderscheiden zijn:

  • Beschermd archeologisch monument (vergunning noodzakelijk bij elke bodemingreep).
  • AMK-terreinen (omgevingsvergunning en onderzoek aan de orde bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 100 m2).
  • Hoge archeologische verwachtingswaarde (omgevingsvergunning en onderzoek aan de orde bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 2.500 m2).
  • Lage en middelmatige archeologische verwachtingswaarde (omgevingsvergunning en onderzoek aan de orde bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 5.000 m2).

De beleidsadviezen en beleidsregimes zijn ten behoeve van dit bestemmingsplan vertaald in specifieke regels ten behoeve van de waarde archeologie. Zie ook Waarde - Archeologie 1 t/m 4.

5.3.2 cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Een alomvattende omschrijving van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het buitengebied is in dit kader niet aan de orde. In voorgaande hoofdstukken 3.3, 3.4 en 3.10 worden op hoofdlijnen de cultuurhistorische karakteristieken van het buitengebied beschreven.

Beleid

De gemeente Tubbergen heeft geen specifiek beleid ten aanzien van de instandhouding van cultuurhistorische waarden. Wel worden via provinciaal beleid (Omgevingsvisie en -verordening) en gemeentelijke beleidsnota's (o.a. VAB+ 2011, Rood voor Rood 2014, de Cascobenadering, de Kwaliteitsimpuls Groende Omgeving, de Beleidsnota Verblijfsrecreatie Noord-Oost Twente 2014 en de Woonvisie) het behoud en de verbetering van cultuurhistorische waarden en het behoud van het cultuurhistorische landschap als belangrijke voorwaarden gesteld. Bovendien wordt voor het grote agrarische gebied dit plan het behoud van cultuurhistorische waarden geborgd. In de bestemmingen Agrarisch wordt de instandhouding van cultuurhistorische waarden als een van de doeleinden genoemd.

Voor het behoud en de instandhouding van gebouwde Rijks- en gemeentelijke monumenten geldt het beleid volgens de monumentenverordening van de gemeente Tubbergen.

Op grond van de eisen in het Bro artikel 3.1.6 zal bij ruimtelijke initiatieven waarvoor een herziening van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning nodig is mede getoetst worden aan de bovengenoemde beleidsnota's en de Omgevingsverordening van de provincie. In ruimtelijke onderbouwingen dient een inventarisatie van aanwezige cultuurhistorische waarden opgenomen te worden en moet worden aangegeven hoe zo goed mogelijk eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden worden behouden en ingepast.

5.4 Water

Toetsingskader en beleid

De Wet op de waterhuishouding geeft aan dat de provincie een waterhuishoudingsplan vast dient te stellen waarin de hoofdlijnen van het waterhuishoudkundige beleid zijn opgenomen. Waterschappen hebben op grond van de Wet op de waterhuishouding een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer gekregen. In de waterbeheersplannen dienen zij functies aan het water te geven. Daarbij dienen zij tevens voor afstemming te zorgen met het ruimtelijk beleid. De Wet op de Waterhuishouding is in 2009 door de Waterwet vervangen. Deze is in december 2009 in werking getreden.

Watertoets

De wettelijke verplichting uit het Bro is dat ieder ruimtelijk plan een beschrijving moet bevatten van de gevolgen van dat plan voor de waterhuishouding. Het doel van de watertoets is niet alleen om waterhuishoudkundige problemen in de toekomst te voorkomen. Het waterschap ziet de watertoets vooral als een procesinstrument, waarvan de meerwaarde is gelegen in het vroegtijdig afstemmen van de belangen. Vroegtijdige afstemming verhoogt de kans om de mogelijkheden voor samenwerking en synergievoordelen te verkennen en waar mogelijk te verzilveren.

Nationaal beleid

Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wro te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding.

Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn het 'Nationaal Waterplan 2010-2015', 'Anders omgaan met water: Waterbeleid 21 eeuw' (WB21), de 'Europese Kaderrichtlijn Water' (KRW), 'Beleidslijn 'Ruimte voor de rivier' en de 'Nota Ruimte'. In het 'Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel' worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen ligt bij alle betrokkenen en het waterschap. De voorkeur hierbij wordt weergegeven met de tritsen vasthouden-bergen-afvoeren van water (kwantiteit) en schoon houden-scheiden-zuiveren (kwaliteit).

Provinciaal beleid

De hoofdlijn van het beleid richt zich op de ecologische en chemische kwaliteit van de watersystemen te bevorderen door uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW). In landbouwgebieden (vitaal platteland accent productie) wordt het waterbeheer afgestemd op goede productieomstandigheden. Bij ontwikkelingen wordt de ruimtelijke kwaliteit versterkt.

Veel natuur- en landschapskwaliteiten zijn afhankelijk van grond- en oppervlaktewater. Een schone en natuurlijke situatie is nodig voor het behoud van de biodiversiteit en het goed functioneren van de ecologische hoofdstructuur. De toestand van veel watersystemen is nu lang niet optimaal en behoeft verbetering. Het doel van de KRW (Uitvoering Kaderrichtlijn Water) is om basisvoorwaarden te scheppen voor ecologisch goed functionerende watersystemen. De aandacht ligt daarbij op de grotere wateren. Voor het gezond maken en houden van deze wateren voor mens, dier en plant zijn in de Omgevingsvisie ecologische en chemische doelen vastgesteld.

Kleine waterelementen als bovenlopen, bronnen en vennen zijn vanwege de werking van het hele watersysteem van wezenlijk belang voor het bereiken van goede en gewenste condities in midden- en benedenlopen. Ze vallen formeel niet onder de KRW, maar zijn wel nodig voor het bereiken van de doelen. Ze dragen ook sterk bij aan de landschappelijke rijkdom en de recreatieve aantrekkingskracht van gebieden. Het provinciale beleid rond de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater heeft dan ook betrekking op de watersystemen in hun geheel.

Waterschap Vechtstromen: Waterbeheerplan voormalig waterschap Regge en Dinkel 2010-2015

De hoofdthema's zijn: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Ook opgenomen zijn de maatregelen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw. De waterschappen hebben voor het uitvoeren van de KRW-maatregelen een resultaatsverplichting. De plannen omvatten ook een uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen voor de periode tot en met 2015.

Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Groot Salland, Reest en Wieden, Regge en Dinkel, Rijn en IJssel en Velt en Vecht. Het verder ontwikkelen van de veiligheid in het watersysteem is een belangrijke opgave voor de waterschappen in Rijn-Oost. Daarbij wordt rekening gehouden met het veranderende klimaat. De klimaatsverandering heeft gevolgen voor de manier waarop de gebieden worden beveiligd, het water wordt vastgehouden en beheerd. Samenhang, afstemming en doelmatigheid in de afvalwaterketen wordt bevorderd.; hierdoor is een betere waterkwaliteit mogelijk tegen lagere kosten.

Zowel in stedelijk als in landelijk gebied krijgt water steeds meer ruimte. Dat kan door de instrumenten van de ruimtelijke ordening op een juiste manier toe te passen. Kansen om de wateropgaven te combineren met plannen en initiatieven voor landbouw, natuur en recreatie worden zoveel mogelijk benut. Om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen worden gebiedsgerichte maatregelen getroffen en wordt retentiecompensatie gerealiseerd. Waterberging is een belangrijke voorwaarde bij stedelijke ontwikkelingen. Bij een toename van het verharde oppervlak is het vasthouden, bergen en infiltreren van water van belang. Hiermee kan bij harde buien overtollig regenwater worden opgeslagen.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingplan

In het licht van de huidige taak van de waterschappen, dient het bestemmingsplan geen dubbele regeling te bevatten. Waar sprake is of zal zijn van een vastgesteld beheersplan en goedgekeurde peilbesluiten, wordt in het bestemmingsplan afgezien van een regeling van het waterpeil en andere daarop betrekking hebbende vergunningsvereisten. Watergangen die ook om landschappelijk, recreatief en/of ecologisch oogpunt een belangrijke functie hebben, zijn in het plan afzonderlijk bestemd. Overige hoofdwatergangen en andere watergangen/sloten worden voldoende beschermd via de Keur.

Het waterschap heeft inhoudelijk gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. Dit heeft geresulteerd in het opnemen van waterberging in de bestemmingsomschrijvingen.

5.5 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening gehouden te worden met zowel Europees als nationaal beleid ten aanzien van natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

5.5.1 Gebiedsbescherming

Toetsingskader en beleid

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. van de EHS waarbij tevens zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn'. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS is geen ruimte, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Daarbij worden de zogenaamde EHS-spelregels gehanteerd: herbegrenzing van de EHS, saldering van negatieve effecten en toepassing van het compensatiebeginsel. Het 'nee, tenzij'-principe en de overige spelregels zijn opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening. Er is door toepassing van de spelregels ruimte voor het aanpassen van de begrenzing als daarmee de doelen op een betere manier kunnen worden bereikt.


Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

In en nabij de gemeente Tubbergen liggen binnen een straal van 10 km de volgende Natura 2000-gebieden:

  • Springendal & Dal van de Mosbeek;
  • Engbertsdijksvenen;
  • Wierdense Veld;
  • Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek;
  • Lemselermaten;
  • Bergvennen & Brecklenkampse veld;
  • Dinkelland;
  • Landgoederen Oldenzaal;
  • Lonnekermeer;
  • Hübelgräberheide Halle-Hesingen (Duitsland);
  • Itterbecker Heide (Duitsland).

Verder dan 10 kilometer treden redelijkerwijs geen effecten op Natura 2000-gebieden op als gevolg van ontwikkeling van de landbouw. Voor de Natura 2000-gebieden zijn doelstellingen geformuleerd voor onder andere habitats van bossen, heiden, vennen, blauwgraslanden en moerassen en een aantal van de daaraan gekoppelde soorten. Met uitzondering van Engbertsdijksvenen zijn de negen Nederlandse gebieden in concept aangewezen. Er zijn nog geen beheerplannen vastgesteld voor de genoemde Natura 2000-gebieden.

Het belangrijkste te onderzoeken effect van de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan op Natura 2000 is de toename van stikstofdepositie als gevolg van ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische bedrijven al dan niet met intensieve veehouderij. Hiervoor wordt verwezen naar de Planmer. Een samenvatting van de Planmer is opgenomen in bijlage 1 Samenvatting Planmer.

5.5.2 Soortenbescherming

Toetsingskader en beleid

Ten aanzien van de soortbescherming is met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet (2002) in een bescherming voorzien van dieren- en plantensoorten. Een groot aantal van nature in Nederland thuishorende beschermde planten en dieren wordt met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.


Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter, gericht op de aanwezige functies. De regels bieden wel mogelijkheden voor een zekere ontwikkeling. Wanneer uit nader onderzoek blijkt, dat als gevolg daarvan beschermde soorten bedreigd zullen worden, er geen alternatieven zijn en er dwingende redenen van groot openbaar belang zijn, kan een ontheffingsprocedure op grond van de Flora- en faunawet actueel worden. Ontheffing kan alleen worden verkregen wanneer compenserende maatregelen worden getroffen (als mitigerende -verzachtende- maatregelen niet afdoende blijken).


Voor wat betreft de soortenbescherming wordt derhalve gewerkt met de zogenaamde 'uitgestelde toets'. Dit betekent dat een beoordeling op grond van de Flora- en faunawet plaats vindt op het moment dat de ontwikkeling daadwerkelijk wordt mogelijk gemaakt (dat wil zeggen: bij het aanvragen van een omgevingsvergunning). Ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt via flexibiliteitsbepalingen, kunnen op het moment dat gebruik wordt gemaakt van de afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid worden getoetst aan de Flora- en faunawet.


Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Gelet op het feit dat het voorliggend bestemmingsplan in beginsel conserverend van aard is en er geen grootschalige ontwikkelingen zullen plaatsvinden, wordt het plan op het punt van de soortenbescherming uitvoerbaar geacht.

5.6 Milieu

5.6.1 Geurhinder agrarische bedrijvigheid


Toetsingskader en beleid

Veehouderijen in de omgeving van natuurgebieden, kunnen als gevolg van stikstofdepositie leiden tot verzuring en vermesting van deze gebieden. In de Wet ammoniak en veehouderij is zodoende geregeld dat in een zone van 250 m rondom zeer kwetsbare gebieden, in beginsel geen uitbreiding of oprichting van (intensieve) veehouderijen mogelijk is.


De genoemde Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De wet bepaalt op welke manier geur (stank) van veehouderijstallen in de milieuvergunning moet worden beoordeeld. De wet geldt voor heel Nederland en geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning).


Belangrijke inhoudelijke wijziging in de wet is dat onderscheid wordt gemaakt tussen maximaal toegestane geurbelasting binnen en buiten de bebouwde kom en concentratie en niet-concentratiegebieden. Daarnaast mogen gemeenten de normen variëren. Gemeenten kunnen naar beneden en naar boven afwijken.


Uitgangspunten bij de nieuwe wet zijn dat aan de ene kant de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijsector niet in gevaar komen, maar ook dat burgers optimaal tegen geurhinder worden beschermd.


Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij gelden binnen de gemeente Tubbergen de geurnormen voor reconstructiegebieden: 14,0 OUE buiten de bebouwde kom en 3,0 OUE binnen de bebouwde kom. Er is geen specifiek gemeentelijk geurbeleid. Afstemming tussen een individueel agrarische bedrijven en geurgevoelige objecten kan over het algemeen goed worden geregeld bij een concrete aanvraag. In het planMER is onderzocht of op gebiedsniveau knelpunten op het gebied van geurhinder zijn te verwachten, die vragen om maatregelen op gebiedsniveau.

5.6.2 Milieuhinder overige bedrijvigheid


Toetsingskader en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient bij een bestemmingsplan afstemming plaats te vinden tussen activiteiten die milieuhinder kunnen veroorzaken en hindergevoelige functies. Voor deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de lijst met richtafstanden uit de VNG-brochure ''Bedrijven en milieuzonering'' (Vereniging Nederlandse Gemeenten, herziene versie, 2009). Richtafstanden gelden ten aanzien van de hinderaspecten geluid-, stof- en geurhinder en gevaar en kunnen worden gezien als de afstand waarbij onaanvaardbare hinder van een milieubelastende activiteit voor gevoelige functies kan worden uitgesloten. In gebieden waar een menging van functies voorkomt, wordt uitgegaan van een kleinere richtafstand.


Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat de bestaande bedrijven worden aangeduid. Bij eventuele bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing zijn alleen bedrijfsactiviteiten toegestaan die qua milieubelasting vergelijkbaar of minder belastend zijn. Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijven mogelijk gemaakt uit de zwaardere milieucategorieën. Zo wordt voorkomen dat in het plangebied onaanvaardbare milieuhinder zal ontstaan.

5.7 Geluid

Toetsingskader en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder is rond inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Het gaat daarbij om geluidsgevoelige bestemmingen als woningen, scholen en ziekenhuizen. Indien niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag (in de meeste gevallen de gemeente) hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een geluidzone, tenzij er sprake is van een woonerf of een 30-km/uur-zone. Ten aanzien van woningen geldt voor wegverkeerslawaai een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De gemeente beschikt over een verkeersmilieukaart. Er is zo gebiedsgericht geluidbeleid met ambitiewaarden door de raad vastgesteld.

Industrielawaai

Ten aanzien van het industrielawaai geldt dat industrieterreinen waar inrichtingen voorkomen die 'in belangrijke mate geluidshinder' kunnen veroorzaken dienen te worden gezoneerd. Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen de geluidszone mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, tenzij kan worden aangetoond dat zij kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, 50 dB(A).

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Wegverkeerslawaai

Bestaande hindergevoelige functies in het bestemmingsplangebied betreffen voornamelijk woningen bij de agrarische bedrijven in het buitengebied. Wat betreft het wegverkeerslawaai: aangezien er in het buitengebied geen woonerven en 30 km-gebieden voorkomen, hebben nagenoeg alle wegen in het plangebied een zone. De zone zelf is wettelijk vastgelegd en functioneert als aandachtsgebied.

Met de consequenties van het wegverkeerslawaai op geluidgevoelige functies, is in de planregels rekening gehouden. In de regels is vastgelegd dat (behoudens verbeteringen met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast) het wegprofiel wat betreft de ligging, de breedte van rijbanen en het aantal rijstroken gehandhaafd blijft. Verder wordt de bouw van nieuwe geluidgevoelige functies niet bij recht mogelijk gemaakt. Wel kunnen vrijkomende boerderijen een woonfunctie krijgen. Dat kan pas na het volgen van een wijzigingsprocedure. Voor zover dat het geval is, zal voor situaties gelegen binnen de 48 dB-contour- een Procedure Hogere Waarden worden gevolgd. Uitgangspunt in dat geval is dat de binnenwaarde niet hoger dan 33 dB wordt.

Industrielawaai

Nieuwe geluidsgevoelige bebouwing moet in beginsel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)). Wanneer aan deze waarde niet kan worden voldaan, moet een procedure Verzoek Hogere Waarden worden doorlopen. Het hoogst toelaatbaar binnenniveau is hierbij 35 dB(A). Het bestemmingsplan maakt bij recht geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zonegrens mogelijk.

5.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader en beleid

Sinds 15 november 2007 is de vernieuwde regelgeving voor luchtkwaliteit in de Wet Milieubeheer in werking getreden. In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Voor wat betreft de in het bestemmingsplan voorgestane ontwikkelingen zijn ze perceelsgebonden en zullen ze geen zodanige nieuwe luchtverontreiniging toevoegen, dat daardoor grenswaarden worden overschreden.

Voor wat betreft de in en rond het plangebied optredende emissie, kan opgemerkt worden dat de in het bestemmingsplan voorgestane ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het realiseren van tweede bedrijfswoningen, vergroting van het agrarische bouwvlak en het omzetten van agrarische bedrijven naar woningen, geen zodanige nieuwe luchtverontreiniging toe zullen voegen dat daardoor grenswaarden zouden kunnen worden overschreden. Het besluit en de regeling 'niet in betekende mate' is op dit bestemmingsplan zodoende van toepassing.

Tevens kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied, met het oog op het aspect luchtkwaliteit, sprake is van een goed woon en leefklimaat.

5.9 Bodem

Toetsingskader en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet verkennend bodemonderzoek uit worden gevoerd.


Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied kent een overwegend conserverend karakter. Met het plan worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij de bodem een belemmering kan vormen voor de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de beperkte ontwikkelingen die wel rechtstreeks mogelijk worden gemaakt, zal bij de bouwaanvraag verkennend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Ter plaatse van deze uitbreidingsmogelijkheden zijn geen verontreinigende activiteiten bekend die de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staan.

5.10 Externe Veiligheid

Toetsingskader en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. De verantwoording bevat de volgende elementen:

  • de personendichtheid;
  • de hoogte van het groepsrisico;
  • maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
  • de voor- en nadelen van alternatieve locaties;
  • de mogelijkheden voor bestrijding van calamiteiten;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van calamiteiten moet de veiligheidsregio om advies worden gevraagd.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

In verband met het aspect van externe veiligheid is inzicht nodig in de (geprojecteerde) risico-bronnen en (geprojecteerde) risico-ontvangers, zowel in als net buiten het plangebied. De inventarisatie heeft plaatsgevonden aan de hand van de risicokaart.

5.10.1 Risicovolle inrichtingen

Plaatsgebonden risico

De plaatsgebonden risicocontouren die buiten de risicovolle inrichtingen vallen en binnen het plangebied, zijn aangeduid met veiligheidszone - bedrijven. Binnen deze contouren mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd worden.

Groepsrisico

Het groepsrisico van de Bevi-inrichtingen moet worden verantwoord. Gelet op het conservatieve karakter van het bestemmingsplan Buitengebied en de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de locaties, is de verwachting dat in de toekomstige situatie het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde blijft.

5.10.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het rijk heeft het Basisnet Weg, Water en Spoor opgesteld. Het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen bestaat uit drie kaarten: vervoer over de weg, de binnenwateren en het spoor. Voor het plangebied is alleen het vervoer over de weg van belang. Op de kaarten is per gebied aangegeven welke beperkingen er zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het maximale risico per route wordt vastgelegd in de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen. De bouwbeperkingen worden vastgelegd in het Besluit transportroutes externe veiligheid. De verwachting is dat deze regelgeving in 2013 in werking treedt. In de circulaire Risiconormering zijn wel al de normen voor het plaatsgebonden risico opgenomen.

Wegen

Binnen het plangebied liggen geen wegen die een veiligheidszone en/of plasbrandaandachstgebied hebben vanuit het " Basisnet Weg". Dit betekent dat er geen bouwbeperkingen zijn langs de wegen vanuit externe veiligheid.

Gezien het type wegen en de hoeveelheid vervoer wordt er vanuit gegaan dat niet sprake is van een plaatsgebonden risico. Gezien het type wegen, de hoeveelheid vervoer en de dichtheid van de bebouwing in het buitengebied wordt er vanuit gegaan dat de oriëntatie waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

5.10.3 Buisleidingen


Zowel binnen als buiten het plangebied bevinden zich buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is en die invloed hebben op dit plan.

Plaatsgebonden risico

De leidingen en de belemmerende strook (graafrisico) hebben de dubbelbestemming Leiding -Gas. Op deze manier wordt de leiding beschermd. Op een aantal locaties ligt de plaatsgebonden risicocontour buiten de leiding. Binnen een PR 10"6 contour mogen zich geen kwetsbare objecten bevinden of worden toegelaten.

Groepsrisico

Gezien de relatief lage bebouwingsdichtheid in het buitengebied wordt er van uitgegaan dat de oriëntatie waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

5.10.4 Structuurvisie buisleidingen


Om gevaarlijke stoffen veilig te kunnen blijven vervoeren via buisleidingen, wil de overheid ruimte vrijhouden voor nieuwe buisleidingen. In de Structuurvisie Buisleidingen staat hoe en waar de overheid tot 2035 ruimte wil vrijhouden voor nieuwe buisleidingen. Het gaat hier om buisleidingen die gevaarlijke stoffen over lange afstanden moeten vervoeren en buisleidingen voor grensoverschrijdend transport. Binnen de gemeente is geen leidingentracé aanwezig die op de visiekaart is aangegeven als basisstructuur.

5.10.5 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid (vooralsnog) in principe geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan. Het voorontwerp wordt voorgelegd aan de regionale brandweer. De regionale brandweer zal zich nog moeten uitlaten over de aspecten bestrijding en beperking van rampen, bereikbaarheid en zelfredzaamheid van personen, zodat vervolgens een volledige verantwoording van het GR kan plaatsvinden. De adviezen worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Planuitgangspunten

6.1 Gebiedsbestemmingen

De gebiedsbestemmingen vinden hun basis in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied en is afgestemd op de Omgevingsvisie Provincie Overijssel, zie ook paragraaf Provinciaal niveau. De omgevingsvisie werkt met een overzichtskaart voor ontwikkelingsperspectieven. Voor het buitengebied wordt hierin een onderscheid gemaakt in de volgende zones:

1. Zone ondernemen met natuur en water;

2. Buitengebied accent productie;

3. Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte.

In alle drie de gebieden speelt de kwaliteitsambitie om de diverse landschappen herkenbaar te houden en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren. Het behoud van het landschap is daardoor een overkoepelend uitgangspunt voor het hele bestemmingsplan. Dit betekent dat in de bestemmingen de bescherming van landschappelijke elementen in het gehele plangebied nevengeschikt is aan het agrarisch gebruik. Bij uitbreiding van agrarische bedrijven wordt gestuurd op behoud en versterking van de landschappelijke kenmerken en contrasten.

Voor wat betreft de gebiedsbestemmingen in dit bestemmingsplan betekent bovenstaande dat er de volgende gebiedsbestemmingen zijn onderscheiden:

  • Agrarisch 1: deze gebieden komen in grote lijnen overeen met de gebieden 'accent op productie' en 'accent op veelzijdige gebruiksruimte'.
  • Agrarisch 2: deze gebieden komen in grote lijnen overeen met de 'zone ondernemen met natuur en water' uit de omgevingsvisie.
  • Bos en natuur: de bestaande bos- en natuurgebieden zijn vanwege hun specifieke gebruik en verschijningsvorm onder een afzonderlijke gebiedsbestemming gebracht.

De bestemmingen 'Agrarisch 1' en 'Agrarisch 2' zijn beide gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden alsmede doeleinden van agrarisch natuurbeheer zijn binnen de agrarische gebiedsbestemming 'Agrarisch 1' van ondergeschikt belang.


Afhankelijk van de specifieke waarden in een gebied kan naast de gebiedsbestemmingen nog aanleiding bestaan voor nadere differentiatie, die met name in dubbelbestemmingen zijn beslag heeft gekregen. Het gaat hierbij om de dubbelbestemmingen 'Waarde - essen' en de dubbelbestemming 'Waarde - EHS'.

6.2 Landbouw

6.2.1 Agrarisch bedrijf

De bestaande situatie is als uitgangspunt genomen voor het bepalen van de omvang van de bouwvlakken. Tijdens de inloopbijeenkomsten heeft een ieder de gelegenheid gehad hierop te reageren en waar nodig is tot aanpassing van het bouwblok gekomen. Dit is vervolgens aangepast op de verbeelding.

Bedrijven waar zo goed als geen agrarische activiteiten meer plaatsvindt (bedrijfsgrootte tot 4 NGE) krijgen een woonbestemming. Er zijn voor deze 'bedrijven' geen agrarische ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen. Bedrijven met een bedrijfsgrootte tussen de 4 en 15 NGE krijgen hetzelfde bouwvlak gebaseerd op het bestaande erf. Voor deze bedrijven geldt in principe geen agrarische ontwikkelingsruimte. Een uitzondering geldt voor uitbreiding ten behoeve van dierwelszijnseisen. Hiervoor moet de geldende certificering worden gevolgd. Bedrijven tussen de 15 en 35 NGE krijgen een bouwvlak tot 0,5 ha. Hier is ontwikkelingsruimte mogelijk, indien het bestaande bouwvlak kleiner is dan 0,5 ha. Bedrijven groter dan 35 NGE hebben een bouwvlak tot 1 ha, of groter indien het bestaande bouwvlak groter is.

Bedrijfsomvang Bouwvlak bij recht
Melkvee
Tot 4 NGE Tot 8 SO Wordt woonbestemming, geen verdere mogelijkheden
4-15 NGE 8-32 SO Het bestaande erf
15-35 NGE 32-74 SO Tot 0,5 ha bouwvlak
Meer dan 35 NGE Meer dan 74 SO Tot 1 ha bouwvlak

* Vanaf 2013 wordt NGE niet meer gebruikt, maar SO (De SO-norm is een gestandaardiseerde opbrengst per ha of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald). Via de rekenmodule van het LEI kan voor 2012 zowel de nge als SO berekend worden. De tabel laat de omrekening zien voor melkvee (1 melkkoe: 1,204 nge; 2,54 euro SO).

Aanvullend hierop gelden de volgende ontwikkelingsmogelijkheden:

  • grondgebonden bedrijven groter dan 35 NGE kunnen via een wijzigingsbevoegdheid uitbreiden tot 1,5 ha.
  • stoppende bedrijven kunnen worden omgezet naar een woonbestemming.

Het is niet ongebruikelijk om normen als de NGE (SO) te hanteren bij ruimtelijke keuzes. Naast de NGE norm geldt dat bijvoorbeeld ook voor de richtlijnafstanden in de VNG lijst Bedrijven en Milieuzonering, maar ook de Wet milieubeheer kan bepalend zijn voor de ruimtelijke keuze. In al die gevallen is geen sprake van een norm of wetgeving die vanuit zichzelf ruimtelijk relevant is. Toch is het binnen bestemmingsplannen al tientallen jaren geaccepteerd dat die normen, richtlijnen en regelgeving worden gebruikt om te komen tot een goede ruimtelijke ordening. Voorafgaand aan de NGE norm gold de SBE norm. Het betreffende Ministerie had onder die norm een handreiking gemaakt op basis waarvan die normen ruimtelijk vertaald konden worden naar een bestemmingsplan. Op basis van die normen kon de bestemmingskeuze worden afgestemd op de grootte van het bedrijf, de omvang van het bouwvlak en de ontwikkelingsmogelijkheden. Daarbij was wel aangegeven dat de bestemmingskeuze niet alleen op de norm gebaseerd mocht zijn, maar dat andere relevante aspecten bij die keuze betrokken moesten worden. Bij de richtlijnafstanden van de VNG Bedrijven en Milieuzonering werkt dat op dezelfde manier. Op die wijze past de gemeente ook de NGE normen toe. Het zijn richtlijnen die worden gehanteerd om te komen tot een goede ruimtelijke ordening binnen de reikwijdte van een bestemmingsplan. Als echter blijkt dat een geval hier zodanig van afwijkt dat een andere keuze voor de hand ligt of gerechtvaardigd is, dan wordt op basis van die maatwerkbenadering een keuze gemaakt. Het is dus niet zo dat alleen de norm de bestemmingskeuze bepaalt. Het geeft richting aan de wijze waarop met agrarische bedrijvigheid wordt omgegaan in bestemmingsplannen.

Vanwege de impact op het open landschap en de verwachting dat agrarische bedrijven vrijkomen, wordt terughoudend omgegaan met het plaatsen van nieuwe agrarische bouwvlakken. Voor elk geval wordt een afzonderlijke afweging gemaakt en een aparte procedure doorlopen middels een partiële herziening.

Evenals in de huidige situatie worden agrarische bedrijfsgebouwen met een maximale bouwhoogte van 12 meter toegestaan. Dit om te kunnen voldoen aan de eisen op het gebied van dierenwelzijn en milieu.

Schuren die het bouwvlak overschrijden en door middel van een afwijking zijn gerealiseerd zijn bij de toekenning van het bouwvlak niet binnen het nieuwe bouwvlak gebracht. Op deze manier wordt voorkomen dat daarmee wederom een mogelijkheid bestaat om een schuur te realiseren die een overschrijding van het bouwvlak tot gevolg heeft. Dit betekent in dit bestemmingsplan de vrijstelling uit 2006 met overschrijding niet is meegenomen.

In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om (met een omgevingsvergunning) gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak te mogen plaatsen. Deze ontwikkeling is niet gewenst op de gebieden waar landschappelijke openheid kenmerkend is. Daarom is deze afwijkingsmogelijkheid niet van toepassing op de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' en ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Essen' . Onder voorwaarden is overschrijding op de flank van de es toegestaan.

In het buitengebied, buiten de agrarische bouwvlakken komen veldschuren voor. Dit zijn kleine opstallen, ze dienen als schuilgelegenheid voor het vee.

6.2.2 Intensieve veehouderij (IV)

Intensieve veehouderijbedrijven zijn bedrijven met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer. Dit is bijvoorbeeld een varkens-, vleeskalveren-, pluimvee-, of pelsdierhouderij. Voor deze vorm van landbouw wordt een meer terughoudend beleid gevoerd vanwege de gemiddeld grotere impact op het leefklimaat in de omgeving. Bouwmogelijkheden op intensieve agrarische bouwvlakken zijn in beginsel gelijk aan de mogelijkheden voor agrarische bedrijven, met uitzondering van de extensiveringsgebieden. Daar is alleen aanpassing van het bedrijf toegestaan ten behoeve van dierenwelzijn of reductie van stalemissies (zoals geur, stikstof en fijnstof). Hiervoor moet de geldende certificering worden gevolgd.

Daarnaast gelden de volgende ontwikkelingsmogelijkheden conform het reconstructieplan via wijzigingsbevoegdheden:

  • bestaande bedrijven mogen uitbreiden naar 1,5 hectare; binnen Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) mogen bestaande bedrijven uitbreiden tot 3 hectare;
  • agrarische bedrijven in een LOG kunnen worden gebruikt als intensieve veehouderij.

In een LOG zijn in principe geen nieuwe bouwvlakken voor intensieve veehouderij toegestaan. De verwachting is dat er agrarische bedrijven zullen stoppen waardoor deze bestaande locaties beschikbaar komen voor ontwikkeling van de naastgelegen bedrijven. Echter, bedrijven kunnen zich wel op lege bouwvlakken vestigen als er sprake is van verplaatsing in algemeen belang (zoals overlast door locatie nabij bebouwde kom). Dit zijn wel uitzonderingsgevallen en hiervoor wordt een partiële herziening doorlopen.

6.2.3 Paarden

In dit bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen de gebruiksgerichte paardenhouderij en de manege enerzijds en de productiegerichte paardenhouderij anderzijds. Als een bedrijf gericht is op het fokken van paarden, zoals een hengstenhouderij of het houden van paarden voor de melkproductie, is sprake van een productiegerichte paardenhouderij. Een productiegerichte paardenhouderij is een normaal agrarisch bedrijf en is dan ook als dusdanig bestemd (bestemming 'Agrarisch'). Zie hiervoor ook de toelichting op de bestemming Agrarisch.


De gebruiksgerichte paardenhouderij of de manege is, in tegenstelling tot de productiegerichte paardenhouderij, een toegelaten functie in het buitengebied, omdat deze niet als zodanig een agrarische functie hebben. Onderscheiden kunnen worden:

  • training- en handelsstallen, die zijn gericht op het rijden, trainen en africhten van paarden en/of de handel in paarden;
  • dienstverlenende paardenhouderijen, die zijn gericht op het aanbieden van stalruimte zoals pensions en het bieden van rijonderricht en rijmogelijkheden aan mensen zonder eigen paard, zoals maneges;
  • het houden van paarden en pony's voor eigen gebruik; hieronder vallen ook oefenaccommodaties van rijverenigingen.


Een gebruiksgerichte paardenhouderij of een manege is niet aangemerkt als een agrarisch bedrijf, omdat de gerichtheid op het voortbrengen van dieren hier volledig ontbreekt. Maneges en paardenrecreatieverblijven worden beschouwd als toeristisch-recreatieve bedrijven (zie de bestemming Sport - Manege).


Grote, bedrijfsmatige paardenhouderijen die vooral gericht zijn op trainen, stallen en verhandelen van paarden (gebruiksgerichte bedrijven) worden aangemerkt als bijzondere paardenhouderij. Zij zijn niet als agrarisch aan te merken. Deze gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn bestemd als Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf.

Maneges vallen onder de categorie sportbestemming. Wanneer paardenhouderij een ondergeschikte (hobbymatige) functie is, wordt deze niet apart bestemd. Met name bij deze laatste vorm van paardenhouderij zijn verlichte paardrijbakken een aandachtspunt ten aanzien van effecten de directe omgeving (lichthinder).

Paardrijbakken zijn in het buitengebied in beginsel bij alle bestemmingen waarbinnen wordt gewoond en alle agrarische bedrijven toegestaan via een afwijking, voor zover gelegen buiten het bouwblok. Binnen het bouwblok is een paardrijbak toegestaan bij recht. De paardrijbak zelf valt niet binnen de woonbestemming maar is een onderdeel van de agrarische bestemming. Om hinder te beperken worden voorwaarden in het bestemmingsplan opgenomen ten aanzien van verlichting en inpassing in het landschap.

6.2.4 Boomteelt, houtteelt en andere opgaande meerjarige beplanting

Deze vorm van productie heeft met name in een open landschap een grote ruimtelijke impact. Nieuwvestiging van boomteeltbedrijven is uitgesloten in de bestaande natuurgebieden van de EHS en op esgronden. Een uitzondering wordt gemaakt voor de bestaande bedrijven. Deze mogen, net als in het bestemmingsplan 2006 worden voortgezet. Een kaart met daarop het bestaande sierteeltgebruik van percelen is aangegeven in bijlage8van de toelichting.

6.2.5 Teeltondersteunende kassen

Bij volwaardige agrarische bedrijven zijn teeltondersteunende kassen toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 500 m2. Tijdelijke boog- of tunnelkassen zijn toegestaan tot 2 meter. De verwachting is dat het aantal kassen niet zal toenemen.

6.2.6 Hobbybedrijven en kleinschalige agrarische bedrijven

Hobbybedrijven en kleinschalige agrarische bedrijven, die niet meer agrarisch in gebruik zijn, worden bestemd volgens de feitelijke situatie. Voor de kleinste bedrijven is dit wonen, en anders agrarisch met de aanduiding 'bestaand erf' (6.2.1.).

Bij de aanduiding "bestaand erf" is bepaald dat de bestaande bebouwde oppervlakte met ten hoogste 15% mag worden uitgebreid ten behoeve van dierwelzijn. Het gaat hier namelijk om zeer kleinschalige bedrijven zonder al te grote ontwikkelingsperspectieven waarvoor het zinvol wordt geoordeeld dat op voorhand slechts beperkte bouwmogelijkheden worden geboden.

6.2.7 Nevenfuncties (verbreding)

De landbouw in Tubbergen heeft de mogelijkheid om op een aantal manieren inkomsten uit niet-agrarische activiteiten te halen naast de agrarische hoofdfunctie. Het gaat om ondergeschikte functies, bijvoorbeeld op gebied van recreatie, kleinschalige horeca/logies, zorg of natuur- en landschapsbeleving. Productiegerelateerde detailhandel, kleinschalige dagrecreatie en kleinschalige opwekking van duurzame energie zijn zonder meer toegestaan en overige kleinschalige (niet-agrarische) bedrijvigheid bij afwijking.

6.2.8 Stoppende agrarische bedrijven

Het aantal agrarische bedrijven blijft ook in de komende jaren afnemen. Voor de kwaliteit van de leefomgeving is het van belang dat op de vrijkomende agrarische bedrijven functies terugkomen die passen in het landelijk gebied. Met wijzigingsbevoegdheden wordt op dit vlak maatwerk geleverd, naar bijvoorbeeld 'Wonen', 'Recreatie - Kampeerboerderij'.

De gemeente heeft een “VAB+ beleid” (Vrijkomende Agrarische Bebouwing) dat mogelijkheden biedt voor hergebruik (zie paragraaf Gemeentelijke niveau). Kapitaalvernietiging en verval/verkrotting kan zo worden voorkomen en men kan een aanvullend inkomen verwerven (ook voor niet-stoppende agrarische bedrijven). Gedacht kan worden bijvoorbeeld aan verhuur van schuren aan derden. Bij hergebruik moet men wel voldoen aan diverse voorwaarden, evenals bij het vervangen van bestaande gebouwen door nieuwe.

Bij vrijkomende agrarische bebouwing is het gewenst dat ontsierende bebouwing zo mogelijk wordt gesloopt om de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te vergroten. Dit wordt gemotiveerd in het VAB+ - beleid. Bij sloop van ontsierende bebouwing tot 2000 m³ mag 2000 m³ worden teruggebouwd. Bij meer sloop dan 2000 m³ mag 25% van de gesloopte bebouwing nieuw worden teruggebouwd. Deze 'saneringsregeling' heeft tot doel de verstening in het buitengebied te verminderen. De totale kwaliteit van de bebouwing moet hierdoor toenemen.

6.3 Wonen

Verspreid in het buitengebied liggen bedrijfswoningen (meest agrarisch) en burgerwoningen. Woningen mogen een maximale inhoud hebben van 1.000 m3 ongeacht de vraag of sprake is van inwoning (m.u.v. landgoederen). De maximale inhoud is vergroot ten opzichte van het bestemmingsplan 2006 van 900 m3 naar 1000 m3 door de aanpassing van het bouwbesluit. De netto inhoud blijft hetzelfde en is inclusief aanbouw en aangebouwde bijgebouwen. De verschijningsvorm past binnen de gebiedskenmerken c.q. de omvang van woningen zoals die algemeen binnen de gemeente Tubbergen voorkomt.

Agrarische bestemmingen kunnen worden gewijzigd naar de functie 'Wonen' (met een specifieke aanduiding). Bij burgerwoningen zijn, net als bij agrarische bouwvlakken, kleinschalige bedrijfsactiviteiten na afwijking toegestaan (tot 500 m2). Boven de 500 m2 is hiervoor een wijzigingsprocedure noodzakelijk. Tevens zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan.

6.3.1 tweede bedrijfswoning

Er wordt in principe geen medewerking verleend aan een nieuwe tweede bedrijfswoning. Een tweede bedrijfswoning mag alleen bij agrarische bedrijven en alleen als het agrarische bedrijf zich zo ontwikkelt dat sprake is van een duurzaam meermansbedrijf (arbeidsbehoefte van minimaal twee voltijdse arbeidskrachten (V.A.K.) en een tweede woning uit oogpunt van bedrijfsvoering noodzakelijk is. Er dient sprake te zijn van aanwezigheid van levende have. Ook is een positief onafhankelijk deskundigenadvies nodig.

6.3.2 plattelandswoning

Sinds 1 januari 2013 is de 'Wet Plattelandswoningen' van kracht. Hierdoor wordt het mogelijk om een agrarische bedrijfswoning af te splitsen van een actief boerenbedrijf welke bewoond kan worden door derden zonder dat de bewoners van de woning beschermd worden tegen milieuhinder van het bedrijf. Deze woning mag vrijstaand worden gerealiseerd. Het agrarische bedrijf waar de (voormalige) bedrijfswoning bij hoorde wordt zo niet beperkt in de bedrijfsvoering. Gemeente Tubbergen speelt met het bestemmingsplan beleidsmatig in op deze wetswijziging. Hiertoe is de aanduiding 'plattelandswoning' binnen het agrarisch bouwvlak van toepassing. De betreffende situaties zijn getoetst aan de omgevingsaspecten. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat de aanduiding geen extra belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering met zich meebrengt.

6.3.3 rood voor rood woningen

In het buitengebied zijn een aantal woningen gerealiseerd middels de rood voor rood regeling. Voor deze woningen was de inhoudsmaat veelal vastgelegd in specifieke bestemmingsplanherzieningen. Onder de voorgaande rood voor rood regelingen betrof dit een inhoudsmaat van 750 m³ dan wel 900 m³, omdat dit destijds de maximaal toegestane woninginhoud was in het toen geldende bestemmingsplan Buitengebied. Nu de bouwmogelijkheden voor woningen in het buitengebied zijn verruimd, en het niet noodzakelijk wordt gevonden om voor “oude” rood voor rood woningen afwijkende bouwmogelijkheden te blijven hanteren, krijgen deze woningen nu een reguliere woonbestemming.

6.4 Natuur

Bestaande natuurgebieden (en 'gewone' bossen groter dan 1 ha) en gebieden die reeds in eigendom van natuurbeherende instanties zijn en zijn aangewezen als nieuwe natuur, worden bestemd als 'Bos - Natuur'. Het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden van deze gebieden staan voorop. Vertrekpunt is bestaande bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied 2006.

6.4.1 Ecologische hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vormt een verbinding tussen de belangrijkste natuurgebieden in ons land. De EHS is een samenhangend netwerk van natuurgebieden met bestaande en potentiële natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als doel het veiligstellen van ecosystemen met de daarbij behorende soorten.

In de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' staat de begrenzing van de EHS opgenomen voor de bestaande, ingerichte natuurgebieden. Voor deze gebieden geldt een behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden of de beoogde

natuurwaarden.

De gebieden die zijn aangewezen als nog te realiseren EHS vallen niet onder deze dubbelbestemming, deze vormen wel onderdeel van de EHS, maar door het huidige (vaak) agrarisch gebruik is er geen sprake van extra bescherming van natuurwaarden in het bestemmingsplan. Bij aanleg en inrichting van deze gebieden is een wijziging van het bestemmingsplan nodig.

In het bestemmingsplan Buitengebied zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om agrarische bestemmingen uitwisselbaar te maken met 'Bos- en Natuur' en om de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' toe te kennen.

6.5 Landschap

Behoud van de landschapskarakteristiek en de ruimtelijke kwaliteit vormen een belangrijk uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied van Tubbergen. De hele gemeente wordt gekenmerkt door contrasten tussen het grootschalige open ontginningslandschap en het kleinschalige (groene) kampenlandschap.

De landbouw ligt grotendeels aan de basis van het huidige cultuurlandschap, speelt in belangrijke mate een rol in het onderhoud van het landschap en is nog steeds een belangrijke economische pijler in het gebied. Binnen randvoorwaarden is een gezonde landbouwsector dus belangrijk voor het behoud van het karakteristieke landschap. De kwaliteit van het landschap is van belang voor de groeiende toeristisch-recreatieve sector en maakt de gemeente tot een aantrekkelijke en veelzijdige woonomgeving.

Het behoud van de landschappelijke kwaliteit is dus erg belangrijk. Ook het provinciaal beleid is gericht op het behoud van landschappelijke kernkwaliteiten. Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard en voorziet uitsluitend in perceelsgebonden ontwikkelingsruimte. Vanwege de impact op het open landschap worden in principe geen nieuwe agrarische bouwblokken toegestaan (per geval wordt een afzonderlijke afweging gemaakt en afzonderlijke procedure doorlopen).

In het bestemmingsplan zijn bouwmogelijkheden toegekend onder voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing, gebaseerd op het KGO-beleid (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van de gemeente Tubbergen.

Landschappelijke inpassing

Voor de bestemmingen Agrarisch 1 en 2 geldt dat bij ontwikkelingen een goede landschappelijke inpassing van toepassing is. Bij ontwikkelingen van 1000 m3 tot 3000 m3 is het opstellen van een erfinrichtingsplan noodzakelijk. Bij ontwikkelingen van meer dan 3000 m3 dient een landschapsplan te worden opgesteld. De voorwaarden waaraan een erfinrichtingsplan en een landschapsplan moeten voldoen staan in bijlage 4 Voorwaarden landschappelijke inpassing van de toelichting uitgewerkt.

Bestaande veldschuren (schuren buiten het bouwvlak) vallen onder de agrarische gebiedsbestemming. De toegestane hoogte is lager dan de toegestane hoogte van de omringende bedrijfsgebouwen. Uitbreiding of het oprichten van nieuwe veldschuren is niet toegestaan vanwege de (verstorende) invloed op het landschap. Veldschuren zijn locatiegebonden. Ze kunnen dus niet worden verplaatst. Dit om het ruimtelijke beeld in het veld niet te veranderen en geen milieuhinder te kunnen veroorzaken op naastliggende agrarische bedrijvigheid.

Essencomplexen en bijbehorende steilranden zijn beschermd via een dubbelbestemming ("Waarde - Essen"). Hier geldt onder andere een beperking aan bouwmogelijkheden voor mestopslag en is een omgevingsvergunning verplicht voor het afgraven van het reliëf.

Landschappelijke kenmerken (zoals bijvoorbeeld houtwallen) vallen onder de gebiedsbestemmingen (Agrarisch - 1 en Agrarisch - 2) en zijn middels een omgevingsvergunning beschermd. Houtwallen vormen het landschappelijke 'casco'. (Het 'casco' bestaat uit de voor een landschapstype kenmerkende landschapselementen). De houtwallen mogen in principe niet worden gerooid (behalve voor onderhoud). Wel wordt het casco aangevuld als er houtkap buiten het casco plaatsvindt. De gemeentelijke cascobenadering is hiervoor de leidraad. De benadering is gericht op behoud en versterking van landschapstypen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen landschapselementen die deel uitmaken van het casco en behouden dienen te blijven en landschapselementen die geen deel uitmaken van het casco en verplaatst kunnen worden vanwege agrarische, economische, infrastructurele en andere maatschappelijke belangen.

Het aanplanten van houtopstanden tot 1 hectare is vergunningsplichtig. Voor grotere oppervlakten moet de bestemming worden gewijzigd.

6.6 Cultuurhistorie En Archeologie

Cultuurhistorie

De beschermingsregimes voor cultuurhistorische objecten zijn uit het bestemmingsplan 2006 overgenomen. In het bestemmingsplan worden molenbiotopen (vrijwaringszone molenbiotoop) en het monumentaal complex Herinckhave beschermd.

Karakteristieke panden en waardevolle hoofdvormen

Er wordt in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen voor karakteristieke panden.

Indien sprake is van waardevolle of karakteristieke hoofdvormen wordt het behouden hiervan gestimuleerd door extra bouw en gebruiksmogelijkheden mogelijkheid voor herbouw.

Om te bepalen of er sprake is van een waardevolle hoofdvorm wordt verwezen naar de beeldcriteria die zijn opgesteld voor het buitengebied. Deze criteria zijn opgenomen als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan. Hierin wordt per landschapstype het gewenst beeld met de bijbehorende aandachtspunten beschreven. Dit hoofdstuk geldt als toetsingsinstrument voor waardevolle hoofdvormen.

Landgoederen en historische buitenplaatsen

Een historische buitenplaats kan een deel vormen van een landgoed. Het geheel wordt met name gevormd door een, eventueel thans verdwenen, in oorsprong versterkt huis, kasteel, buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, omgeven door tuinen, parkbossen en weiden. De samenstellende onderdelen, een ensemble vormend, van terreinen (met beplanting), lanen, water-partijen en -lopen, gebouwen, bouwwerken en ornamenten zijn opzet en ontwerp van tuin en park en het (utilitair) gebruik historisch en architectonisch met elkaar verbonden en vormen zo een onlosmakelijk geheel.

Onderdeel van de historisch buitenplaats vormen die bouwwerken en tuinornamenten, die compositorisch deel uitmaken van het ontwerp of opzet en inrichting van de tuin- en of parkaanleg dan wel dienen voor gebruik in samenhang met de oorspronkelijk bestemming.

Binnen de gemeente wordt Herinckhave bestemd als historische buitenplaats. De status van historische buitenplaats gaat verder dan enkel de opstallen. Het beoogt nadrukkelijk de relatie met de omgeving te beschermen. De begrenzing van de buitenplaatsen is dan ook breder dan alleen de bebouwing.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het ensemble van huis, tuin en bijgebouwen te bestemmen als 'Wonen - Historische Buitenplaats'. De bijbehorende landerijen worden bestemd volgens het huidige functioneel gebruik. Deze gronden vallen onder de bestemming 'Agrarisch' of 'Bos en natuur'. Het geheel van landhuis, tuinen en bijbehorende gronden krijgen een aanduiding 'specifieke vorm van waarde - Landgoed'. Hierdoor blijft de relatie met het huis behouden.

Baasdam en Schultenwolde vallen niet onder de bestemming 'Wonen-Historische Buitenplaats', deze buitenhuizen krijgen een 'woonbestemming' .

Archeologie

Gemeente Tubbergen heeft een gemeentelijke archeologiebeleid (RAAP, Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, zie paragraaf Archeologie en cultuurhistorie). De gemeente is ingedeeld in verschillende beleidsregimes waarbij bij een bepaalde omvang van bodemingrepen (oppervlakte en diepte) een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd en nader archeologisch onderzoek nodig is. Dit beleid is doorgevoerd in het bestemmingsplan met dubbelbestemmingen.

De vier verschillende beleidsregimes die worden onderscheiden zijn:

  • Beschermd archeologisch monument (vergunning noodzakelijk bij elke bodemingreep)
  • AMK-terreinen (omgevingsvergunning en onderzoek aan de orde bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 100 m2);
  • Hoge archeologische verwachtingswaarde (omgevingsvergunning en onderzoek aan de orde bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 2.500 m2);
  • Lage en middelmatige archeologische verwachtingswaarde (omgevingsvergunning en onderzoek aan de orde bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 5.000 m2).

6.7 Water

De diverse waterlopen zijn door het Waterschap onderverdeeld in hoofd- en detailwaterlopen. Hoofdwaterlopen zijn waterlopen met een stroomgebied groter dan 1.000 hectare. Deze waterlopen hebben een debiet van > 5 m3 / sec. Het Waterschap noemt ze eerste en tweede soort waterlopen. Detailwaterlopen hebben een kleiner stroomgebied en worden derde, vierde en vijfde soort waterlopen genoemd. Deze waterlopen hebben een stroomgebied tot 100 ha, en een debiet < 5 m3 / sec.

In het bestemmingsplan zijn de grotere waterlopen en beken vastgelegd als Water I.

Daarnaast worden ook beeklopen met een hoge landschappelijke of natuurlijke waarde opgenomen (de zogenaamde ecologisch waardevolle wateren), zodat bescherming van deze wateren wordt geborgd op bestemmingsplanniveau. Dit wordt vastgelegd als Water II.

Waterwingebieden worden aangeduid en het onttrekkinggebied rond deze waterwinning (het grondwaterwingebied) wordt aangegeven. Daarmee wordt gebruik dat de functie van waterwingebied kan aantasten uitgesloten.

Borging van overige relevante waterzaken wordt verzorgd door het waterschap. Zij verzorgt de vergunningverlening inzake grondwateronttrekkingen en staat activiteiten als de aanleg van drainage en perceelssloten in bepaalde gebieden die in de Keur (verordening van waterschap met regels t.a.v. bescherming waterkeringen, watergangen en kunstwerken) zijn/worden opgenomen alleen toe met een keurontheffing. Voor sommige werkzaamheden is een aanlegvergunning noodzakelijk.

Waterkwaliteit/waterwinning

De Omgevingsverordening geeft aan dat in bestemmingsplannen wordt voorzien in een specifieke aanduiding voor waterwingebieden waarbij alleen functies zijn toegestaan die ten dienste staan aan de drinkwaterwinning. De waterwingebieden zijn onder een gebiedsaanduiding gebracht ( milieuzone - waterwingebied) en ook het onttrekkinggebied rond de waterwinning (het grondwaterwingebied) is als gebiedsaanduiding geregeld (milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied). Gebruiksvormen die de functie van waterwingebied kunnen aantasten, zijn uitgesloten. Het bestemmingsplan levert geen extra belemmeringen voor het agrarisch gebruik.

6.8 Recreatie En Toerisme

Alle recreatieterreinen gelegen in het buitengebied zijn in dit bestemmingsplan inbestemd op hoofdlijnen. De regeling in het bestemmingsplan maakt daarbij onderscheid tussen vormen van verblijfsrecreatie naar werkelijk gebruik. Dit betekent een afzonderlijke bestemming voor:

  • verspreid voorkomende recreatiewoningen (Recreatie - Recreatiewoningen);
  • reguliere kampeerterreinen (Recreatie - Verblijfsrecreatie kampeerterrein);
  • huisjesterreinen (Recreatie - Verblijfsrecreatie recreatiewoningen);
  • gemengd ( Recreatie - Verblijfsrecreatie gemengd).

Het gemeentelijk beleid (Beleidsnota Verblijfsrecreatie in Noordoost Twente 2014) geldt als uitgangspunt voor het bestemmingsplan.

Nieuwe locaties voor kleinschalig kamperen zijn na afwijking toegestaan bij agrarische bestemmingen en voormalige agrarische bedrijven (peildatum 28 december 1984) onder voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing. Kamperen is niet toegestaan ter plaatse van dubbelbestemming ' Waarde - Essen'.

Nieuwe locaties voor camperplaatsen zijn na afwijking toegestaan bij agrarische bestemmingen en wonen, onder voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing. Onderscheid wordt gemaakt tussen GOP's (gereguleerde openbare camper plaatsen) waar campers 72 uur mogen verblijven en particuliere camperterreinen waar maximaal 25 plaatsen zijn. Campers zijn daarnaast ook toegestaan op de verblijfsrecreatieve kampeerterreinen.

Permanente bewoning

Recreatiewoningen die vanaf 1994 permanent bewoond worden, zijn aangeschreven. Echter, recreatiewoningen die al langere tijd bewoond worden (vóór 1985), worden gelegaliseerd. De gemeente acht het niet haalbaar hier nog met succes tegen op te treden. Voor deze recreatiewoningen is op de plankaart de aanduiding "permanente bewoning toegestaan" opgenomen. Aan bewoners van recreatiewoningen, waarvan de permanente bewoning is ontstaan tussen 1985 en 1994, is een persoonsgebonden gedoogbeschikking afgegeven. In deze gevallen is op de plankaart de aanduiding "permanente bewoning op basis van persoonsgebonden gedoogbeschikking opgenomen".

Op deze manier zullen geen nieuwe gevallen van permanente bewoning ontstaan. Voor panden, die in het voorgaande plan niet positief bestemd waren en waarvan het gebruik als recreatiewoning al van voor 1985 dateert, is in het voorliggende bestemmingsplan gekozen voor de bestemming "recreatiewoning" met de aanduiding "bestaande inhoud". Voor deze panden mag de bestaande inhoud niet vergroot worden. In bijlage is een overzicht van de permanente bewoning opgenomen.

6.9 Niet Agrarische Bedrijven

In het buitengebied van Tubbergen komen diverse niet-agrarische bedrijven voor. Bestaande niet-agrarische bedrijven worden aangeduid met het feitelijke huidige gebruik. Bij afwijking kan gelijkwaardige of lichtere bedrijvigheid worden toegestaan. Uitbreiding van bedrijfsbebouwing moet voldoen aan een goede landschappelijke inpassing.

Bij een uitbreiding tussen de 1000 m3 en 3000 m3 moet een erfinrichtingsplan worden opgesteld. Bij een ontwikkeling waarbij sprake is van meer dan 3000 m3 uitbreiding dient een landschapsplan te worden opgesteld. De voorwaarden waaraan het landschapsplan en het erfinrichtingsplan moeten voldoen zijn opgenomen als bijlage 4 Voorwaarden landschappelijke inpassing.

6.10 Opwekking Duurzame Energie

6.10 Opwekking duurzame energie

Hierbij gaat het onder meer om (bedrijfseigen) mestvergisting tot een omvang van 25.000 m3. Daarvoor gelden onder meer voorwaarden ten aanzien van landschappelijke inpassing, ontsluiting en het voorkomen van verstoring van het bodemarchief. Windenergie is, vanwege de bijzondere landschappelijke ligging, niet toegestaan in gemeente Tubbergen. Dit geldt ook voor kleine windturbines. Kleine windturbines zijn op bebouwde percelen wel toegestaan onder de noemer van kleinschalige duurzame energiewinning. Zonnepanelen op kleinschalig niveau is onder die noemer eveneens toegestaan voor eigen energiegebruik.

Kleinschalige duurzame energiewinning

In de bestemmingen is een mogelijkheid voor kleinschalige duurzame energieopwekking toegelaten. De winning is uitsluitend in kleinschalige omvang toegelaten op bouwpercelen als een voorziening om te voorzien in de eigen energiebehoefte (tot een bouwhoogte die bij de regeling voor andere bouwwerken is toegekend), moet perceelsgericht zijn en speelt in op de ontwikkelingen om particulieren de mogelijkheid te bieden zelf bij huis of bij het bedrijf energie op te wekken. Om in die situaties geen strijdigheid met het bestemmingsplan te laten ontstaan, is de energieopwekking als functie planologisch mogelijk gemaakt.

6.11 Infrastructuur

Alle wegen krijgen de bestemming 'Verkeer'. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verharde wegen en onverharde wegen. De onverharde wegen maken deel uit van het landschap en zijn het waard bewaard te blijven. Het is door het aangebrachte onderscheid niet mogelijk deze wegen te verharden, daarvoor is een bestemmingsplanherziening nodig.

Om de infrastructuur in agrarisch gebied aan te kunnen passen zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen in het bestemmingsplan om agrarische gebiedsbestemmingen te kunnen wijzigen naar 'Water', 'Verkeer' en 'Groen' en omgekeerd. Deze wijzigingsbevoegdheid is niet bedoeld voor de aanleg van nieuwe wegen of verbreding van bestaande wegen met mogelijk relevante gevolgen voor het milieu.

Met de consequenties van het wegverkeerslawaai op geluidgevoelige functies, is in de planregels rekening gehouden. In de regels is vastgelegd dat (behoudens verbeteringen met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast) het wegprofiel wat betreft de ligging, de breedte van rijbanen en het aantal rijstroken gehandhaafd blijft.

Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Bij het opstellen van het plan is een zodanig plan beoogd dat enerzijds rechtszekerheid biedt aan de burgers, bedrijven en instellingen en dat anderzijds voldoende praktische mogelijkheden biedt om flexibel op aanpassingen te kunnen inspelen.


In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen.

7.2 Planregels

De planregels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin is per bestemming uitgewerkt voor welk doel of doeleinden de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, omvang, nadere situering, diepte, aantal bouwlagen enzovoorts van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


In de regels is daarnaast een omgevingsvergunning opgenomen voor het uitvoeren van werk of van werkzaamheden, zoals het afgraven van gronden of het aanbrengen van diepwortelende beplanting. De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel gebruik in strijd met alle binnen het plan opgenomen bestemmingen (algemene gebruiksregels).

7.3 Svbp 2012

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger "online" informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheids-instanties. Het bestemmingsplan is opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Deze standaard - welke slechts een systematische standaardisering betreft en geen inhoudelijke standaard is verplicht in het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).


In het kader van de nieuwe wet- en regelgeving is het plan technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet het aan de eisen van DURP (digitale uitwisseling in ruimtelijke processen). Het plan kan in het informatiesysteem van de gemeente en diverse andere overheden worden ingevoerd en worden ontsloten via internet. Het vaststellen van een digitale versie is vanaf de invoering van de nieuwe Wro verplicht.

7.4 Toelichting Onderdelen Bestemmingsomschrijving

Hieronder wordt uitgelegd uit welke onderdelen een bestemming bestaat.

Doeleinden / bestemmingsomschrijving

Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is.


Bouwregels

Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.


Afwijken van de bouwregels

In sommige gevallen is het wenselijk meer toe te staan dan de bouwregels toelaten. Daarom kan in die gevallen, onder voorwaarden, afgeweken worden van de bouwregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt.


Specifieke gebruiksregels

In principe moeten gronden en gebouwen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Waar nodig zijn de gebruiksvormen genoemd die in ieder geval als strijdig met de bestemming moeten worden aangemerkt.


Afwijken van de gebruiksregels

Van een aantal gebruiksvormen kan nu nog niet worden gezegd of ze aanvaardbaar zijn of niet. Voor dergelijke gebruiksvormen is een afwijking opgenomen. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. De afwijking wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.

Scheiding tussen bouw- en gebruiksregels

In de regels van het bestemmingsplan zit een scheiding tussen de bouw- en gebruiksregels. De bouwregels zijn gekoppeld aan de functies in de bestemmingsomschrijving. Door deze scheiding mag ten behoeve van de extra gebruiksfuncties (via afwijken van de gebruiksregels) die zijn opgenomen in een bestemming niet worden gebouwd. Daarom staat in iedere bestemming vermeld dat de bouwregels ook gelden voor deze extra gebruiksfuncties.

Wijzigingsbevoegdheden

Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel.


Nadere eisen

Hierin wordt aangegeven dat Burgemeester en Wethouders, na afweging van een aantal criteria, nadere eisen kunnen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing. De eisen kunnen echter alleen gesteld worden wanneer er ten aanzien van de plaats en de afmetingen van de bebouwing reeds een hoofdeis is opgenomen binnen de bestemming.


Overgangsbepaling

Het overgangsrecht ziet op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming. In beginsel mogen de bouwwerken slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet toegestaan om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.

7.5 Toelichting Op De Gebiedsbestemmingen

7.5.1 Agrarisch -1

In paragraaf Gebiedsbestemmingen is een nadere toelichting gegeven op de uitgangspunten betreffende de gebiedsbestemmingen. In paragraaf Toelichting onderdelenbestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf Landbouw zijn de planuitgangspunten ten aanzien van de functie landbouw weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De gebiedsbestemming Agrarisch - 1 omvat de agrarische gebieden waar landbouw en landschap nevengeschikt zijn.

De gronden die zijn inbestemd als "Agrarisch 1" zijn bestemd voor het agrarisch gebruik. De uitoefening van een agrarisch bedrijf is mogelijk ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”.

Agrarische bedrijfsvoering in de vorm van intensieve veehouderij is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en in de LOG-gebieden. Sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijven zijn eveneens aangeduid (de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwvlak sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijf”).

De kleinschalige agrarische bedrijven (bedrijven tussen 4 en 15 NGE) binnen 'Agrarisch 1' hebben de aanduiding 'bestaand erf' gekregen. Voor deze categorie geldt beperkte ontwikkelingsruimte voor het agrarisch bedrijf. Zie paragraaf Hobbybedrijven en kleinschaligeagrarische bedrijven.

Binnen het bouwvlak mag worden gewoond ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Een uitzondering hierop is mogelijk binnen de aanduiding 'plattelandswoning'. Wonen is hier ook toegestaan voor derden, die geen verbinding hebben met het agrarisch bedrijf.

De bestemming "Agrarisch 1" is tevens gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden alsmede doeleinden van agrarisch natuurbeheer zijn binnen deze agrarische gebiedsbestemming van ondergeschikt belang. Tevens is ondermeer extensief dagrecreatief medegebruik toegestaan. Het gaat dan om medegebruiksvormen als wandelen, fietsen, paardrijden en kanoën. Vis- of picknickplaatsen worden ook gerekend tot extensief dagrecreatief medegebruik.

Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgenomen. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Nieuwe kassen zijn niet toegestaan. Voor maatvoering van een gebouw of een overkapping is in de regels een bouwschema opgenomen.

Afwijken van de bouwregels

Er is een regeling opgenomen om af te wijken van de bouwregels. Zo is het mogelijk om onder voorwaarden met een omgevingsvergunning te bouwen buiten het bouwvlak. Deze afwijking van de bouwregels is niet van toepassing op gronden die zijn voorzien zijn van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Essen' mag de afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast op de flank. Ook zijn er onder meer afwijkingsregelingen opgenomen voor de bouw van kassen, het vergroten van de bedrijfsgebouwen intensieve veehouderij in extensiveringsgebied, de bouw van een tweede bedrijfswoning en de bouw van een nieuw boerderijpand na sloop voor het behoud van de hoofdvorm. Zie voor dit laatste ook paragraaf 6.6 Cultuurhistorie en archeologie.

Serrestallen zijn met een afwijking mogelijk, waarbij moet worden voldaan aan de criteria zoals opgenomen in de notitie 'Serrestallen in noord-oost Twente: maatwerk binnen heldere grenzen'. De notitie is opgenomen als notitie bijlage 7 Notitie serrestallen bij deze toelichting.

Specifieke gebruiksregels

Bij de specifieke gebruiksregels wordt onderscheid gemaakt tussen strijdig gebruik en toegelaten gebruik. Activiteiten aangegeven als strijdig zijn niet toegestaan of zijn alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, omdat er voorwaarden aan verbonden zijn.

Afwijken van de gebruiksregels

Er is een regeling opgenomen om met een omgevingsvergunning onder voorwaarden af te wijken van de gebruiksregels. Deze regeling is bedoeld voor het toestaan van:

  • een ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie;
  • de opslag van mest buiten het bouwvlak;
  • 2 of 3 huishoudens ten behoeve van de instandhouding van het karakteristieke hoofdgebouw;
  • een plattelandswoning;
  • het vergroten van de oppervlakte ten behoeve van containerteelt;
  • paardrijbakken;
  • nieuwe locatie voor kleinschalig kamperen (max 25 standplaatsen);
  • nieuwe locatie voor particuliere camperterreinen (max 25 standplaatsen).

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

Voor een aantal werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning verplicht. Het betreft onder meer het kappen, rooien of vellen van bomen of houtgewas, het aanplanten van bomen of houtgewas ten behoeve van bosaanplant, het inrichten van gronden ten behoeve van natuurontwikkeling, het aanleggen en/of verharden van paden, wegen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m². Ook het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, het dempen, vergraven en/of graven van sloten, poelen en/of andere watergangen en/of -partijen en het aanleggen dan wel wijzigen van drainagesystemen is gekoppeld aan een omgevingsvergunning. Dit geldt ook voor het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.'

Wijzigingsbevoegdheid

Binnen de bestemming 'Agrarisch - 1' zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming onder voorwaarden te kunnen wijzigen. De wijzigingsbevoegdheden hebben betrekking op:

  • het vergroten van het bouwvlak van het agrarisch bedrijf;
  • het verwijderen van de aanduidingen, intensieve veehouderij of bestaand erf;
  • wijziging situering bouwvlak;
  • functiewijziging naar sierteelt of boomkwekerijbedrijf;
  • het aanbrengen dan wel verwijderen van de aanduiding plattelandswoning;
  • het wijzigen naar bos of natuur binnen of buiten de EHS;
  • de functiewijziging van een agrarisch bouwvlak naar wonen;
  • het vergroten van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen;
  • het wijzigen van de bestemmingsvlakken ten behoeve van de bestemming bedrijf;
  • functieverandering naar niet agrarische bedrijvigheid in geval van volledige beëindiging van het agrarisch bedrijf;
  • wijziging ten behoeve van ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie.

7.5.2 Agrarisch - 2

In paragraaf 6.1 Gebiedsbestemmingen is een nadere toelichting gegeven op de uitgangspunten betreffende de gebiedsbestemmingen. In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelenbestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.2 Landbouw zijn de planuitgangspunten ten aanzien van de functie landbouw weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De gebiedsbestemming Agrarisch - 2 omvat de agrarische gebieden, die naast een landschappelijke waarde ook een natuurlijke waarde bezitten. Het gaat hierbij voornamelijk om brongebieden van beken en/of beekdalen (geheel of gedeeltelijk) en kwelgebieden.

De gronden die zijn bestemd als "Agrarisch 2" zijn bestemd voor het agrarisch gebruik. De uitoefening van een agrarisch bedrijf is mogelijk ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak". Agrarische bedrijfsvoering in de vorm van intensieve veehouderij is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'. Sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijven zijn eveneens aangeduid (de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwvlak sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijf”). De kleinschalige agrarische bedrijven binnen 'Agrarisch 2' (bedrijven tussen 4 en 15 NGE) hebben de aanduiding 'bestaand erf' gekregen. Zie paragraaf 6.2.6Hobbybedrijven en kleinschalige agrarische bedrijven.

De bestemming "Agrarisch 2" is tevens gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden alsmede doeleinden van agrarisch natuurbeheer zijn binnen de agrarische gebiedsbestemming 'Agrarisch 2' eveneens van belang. Tevens is ondermeer extensief dagrecreatief medegebruik toegestaan. Het gaat dan om medegebruiksvormen als wandelen, fietsen, paardrijden en kanoën. Vis- of picknickplaatsen worden ook gerekend tot extensief dagrecreatief medegebruik.

Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgenomen. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Voor maatvoering van een gebouw of een overkapping is in de regels een bouwschema opgenomen.

Afwijken van de bouwregels

Er is een regeling opgenomen om af te wijken van de bouwregels. Zo is het mogelijk om onder voorwaarden met een omgevingsvergunning het bouwvlak te overschrijden. Deze afwijking van de bouwregels is niet van toepassing op gronden die voorzien zijn van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BPBUIVEEGPLAN-VG01_0004.png"Flank van de es zichtbaar

Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Essen' mag de afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast op de flank van de es. Ook zijn er onder mee afwijkingsregelingen opgenomen voor :

  • het vergroten van de bedrijfsgebouwen intensieve veehouderij in extensiveringsgebied;
  • de bouw van een tweede bedrijfswoning;
  • de bouw van een nieuw boerderijpand na sloop voor het behoud van de hoofdvorm; Zie voor dit laatste ook paragraaf 6.6 Cultuurhistorie en archeologie.

Serrestallen zijn met een afwijking mogelijk, waarbij moet worden voldaan aan de criteria zoals opgenomen in de notitie 'Serrestallen in noord-oost Twente: maatwerk binnen heldere grenzen'. De notitie is opgenomen als notitie bijlage 7 Notitie serrestallen bij deze toelichting.

Specifieke gebruiksregels

Bij de specifieke gebruiksregels wordt onderscheid gemaakt tussen strijdig gebruik en toegelaten gebruik. Activiteiten aangegeven als strijdig zijn niet toegestaan of zijn alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, omdat er voorwaarden aan verbonden zijn.

Afwijken van de gebruiksregels

Er is een regeling opgenomen om met een omgevingsvergunning onder voorwaarden af te wijken van de gebruiksregels. Deze regeling is bedoeld voor het toestaan van:

  • een ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie;
  • de opslag van mest buiten het bouwvlak;
  • een tweede huishouding ( inwoning);
  • het vergroten van de oppervlakte ten behoeve van containerteelt;
  • paardrijbakken;
  • nieuwe locaties voor kleinschalig kamperen;
  • nieuwe locatie voor particuliere camperterreinen (max 25 standplaatsen).

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

Voor een aantal werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning verplicht. Het betreft onder meer het kappen, rooien of vellen van bomen of houtgewas, het aanplanten van bomen of houtgewas ten behoeve van bosaanplant, het inrichten van gronden ten behoeve van natuurontwikkeling, het aanleggen en/of verharden van paden, wegen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m². Ook het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, het dempen, vergraven en/of graven van sloten, poelen en/of andere watergangen en/of -partijen en het aanleggen dan wel wijzigen van drainagesystemen is gekoppeld aan een omgevingsvergunning. Dit geldt ook voor het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.'

Wijzigingsbevoegdheid

Binnen de bestemming 'Agrarisch - 2' zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming onder voorwaarden te kunnen wijzigen. De wijzigingsbevoegdheden hebben betrekking op:

  • het vergroten van het bouwvlak van het agrarisch erf;
  • het verwijderen van de aanduidingen, intensieve veehouderij of bestaand erf ;
  • wijziging situering bouwvlak;
  • functiewijziging naar sierteelt of boomkwekerijbedrijf;
  • het aanbrengen dan wel verwijderen van de aanduding plattelandswoning;
  • het wijzigen naar bos of natuur binnen of buiten de EHS;
  • de functiewijziging van een agrarisch bouwvlak naar wonen;
  • het vergroten van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen;
  • het wijzigen van de bestemmingsvlakken ten behoeve van de bestemming bedrijf;
  • functieverandering naar niet agrarische bedrijvigheid in geval van volledige beëindiging van het agrarisch bedrijf.

7.5.3 Bos - Natuur

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.4 Natuur zijn de planuitgangspunten ten aanzien van de functies bos en natuur weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

Bestaande bossen en natuurgebieden worden bestemd als Bos - Natuur'. De bestemming 'Bos - Natuur' betreft de bestaande gebieden met een ecologische functie, namelijk de bestaande natuurgebieden en de gebieden die reeds in eigendom zijn van de natuurbeherende instanties en aangewezen als nieuwe natuur. Het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden van deze gebieden staan voorop. De gronden zijn naast natuur en bosbouw ook bedoeld voor houtproductie. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden is tevens opgenomen in de bestemmingsomschrijving. Extensief agrarisch medegebruik, en educatief medegebruik alsmede wegen en paden behoren ook tot de bestemmingsomschrijving.

Bouwregels

Op de als 'Bos - Natuur' bestemde gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Specifieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan de als 'Bos - Natuur' bestemde gronden te gebruiken voor verblijfsrecreatieve doeleinden. Ook het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten is als strijdig gebruik aangemerkt, evenals het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik. Dempen van beken, plassen, sloten of andere watergangen is niet toegestaan.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

Voor een aantal werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Het gaat onder meer om:

  • het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden;
  • het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden';
  • het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen.

7.6 Toelichting Op De Overige Bestemmingen

7.6.1 Agrarisch - Paardenhouderij

In paragraaf 4.3 Afwijken van de bouwregels zijn de hoofduitgangspunten voor dit bestemmingsplan nader toegelicht. In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelenbestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.2.3 Paarden zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Agrarisch - Paardenhouderij

De bestemming ziet toe op de productiegerichte bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen. Dit kan al dan niet in combinatie met een agrarische bedrijfsvoering en manege-activiteiten zijn.


Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgenomen. Zo mag per bestemmingsvlak uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het gebruiksgerichte paardenhouderijbedrijf worden gebouwd. Per bestemmingsvlak mag een bedrijfswoning worden gebouwd. Voor de maatvoering van een gebouw of een overkapping is in de regels een bouwschema opgenomen.

Specifieke gebruiksregels
Bij de specifieke gebruiksregels wordt onderscheid gemaakt tussen strijdig gebruik en toegelaten gebruik. Activiteiten aangegeven als strijdig zijn niet toegestaan of zijn alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, omdat er voorwaarden aan verbonden zijn.

Afwijken van de gebruiksregels

Er is een regeling opgenomen om met een omgevingsvergunning onder voorwaarden af te wijken van de gebruiksregels. Deze regeling is bedoeld voor het toestaan van:

  • de uitoefening van een paardenhouderijbedrijf in combinatie met een ondergeschikte VAB activiteit;
  • het gebruiken van de bedrijfswoning door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning.

Wijzigingsbevoegdheid

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van:

  • de functieverandering naar wonen.

7.6.2 Bedrijf

In paragraaf 4.3 Afwijken van de bouwregels zijn de hoofduitgangspunten voor dit bestemmingsplan nader toegelicht. In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelenbestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.9 Niet agrarische bedrijven zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

Bestaande niet-agrarische bedrijven zijn onder de bestemming Bedrijf gebracht en worden aangeduid met het feitelijke en bestemde huidige gebruik. Bij afwijking kan gelijkwaardige of lichtere bedrijvigheid worden toegestaan. Uitbreiding van bedrijfsbebouwing is alleen maar mogelijk middels een partiële herziening en moet voldoen aan een goede landschappelijke inpassing, én eventueel een investering in de ruimtelijke kwaliteit van de groene omgeving

zoals onder andere verwoord in het eerder genoemde Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO zie paragraaf 4.3 Provinciaal niveau).

Bouwregels

Per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd. De aanduiding "gebouwen uitgesloten" geeft aan dat daar geen gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd.

Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij het bestaande aantal bedrijfswoningen meer bedraagt. De aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten'', betekent dat daar geen bedrijfswoning is toegestaan.

De oppervlaktemaat die op de verbeelding is weergegeven geeft de maximaal te bebouwen oppervlakte aan. Voor de maatvoering van een gebouw of een overkapping is in de regels een bouwschema opgenomen.

Specifieke gebruiksregels

Bij de specifieke gebruiksregels wordt onderscheid gemaakt tussen strijdig gebruik en toegelaten gebruik. Activiteiten aangegeven als strijdig zijn niet toegestaan of zijn alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, omdat er voorwaarden aan verbonden zijn.

Afwijken van de gebruiksregels

Er is een regeling opgenomen om met een omgevingsvergunning onder voorwaarden af te wijken van de gebruiksregels. Deze regeling is bedoeld voor het toestaan van:

  • Gelijkwaardige bedrijvigheid.
  • Inwoning meerdere huishoudens.

Wijzigingsbevoegdheid

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van:

  • het vergroten van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • de functieverandering naar wonen;
  • het wijzigen van het bestemmingsvlak.

7.6.3 Bedrijf - Mijnbouw

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht.

Bestemmingsomschrijving

In het buitengebied komen terreinen en voorzieningen voor die bedoeld zijn voor mijnbouwactiviteiten. Het gaat om boorlocaties van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Deze locaties zijn onder de bestemming Bedrijf - Mijnbouw gebracht. Boorlocaties die tevens in gebruik zijn ten behoeve van de gaswinning zijn als zodanig aangeduid (de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - gaswinning").

Bouwregels

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen zin bouwregels opgenomen. Er mogen binnen deze bestemming geen bedrijfswoningen worden gebouwd.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

Voor een aantal werken en werkzaamheden is -voor zover dit niet ten dienste staat van de mijnbouwactiviteiten- een omgevingsvergunning vereist. Het gaat daarbij om:

  • het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • het uitvoeren van heiwerkzaamheden;
  • het aanleggen van kabels en leidingen;
  • het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

7.6.4 Bedrijf - Nutsvoorziening

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht.

Bestemmingsomschrijving

De bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening is toegekend aan voorzieningen met een openbaar nut, zoals de grote transformatorhuisjes (groter dan 50 m3) en schakelstations ten behoeve van de levering van elektriciteit. De bestemming ziet toe op terreinen ten behoeve van de energievoorziening en/of waterregulering.

Bouwregels

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgenomen. Er mogen geen bedrijfswoningen binnen deze bestemming worden gebouwd.

7.6.5 Bedrijf - Rioolzuiveringsinstallatie

Bestemmingsomschrijving

De rioolzuiveringsinstallatie aan de Huyerenseweg 8 is onder de bestemming Bedrijf -Rioolzuiveringsinstallatie gebracht.

Bouwregels

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgesteld. Bedrijfswoningen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. De oppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (m2)" aangegeven oppervlakte.

7.6.6 Bedrijf - Tuincentrum

Op 14 maart 2016 is het bestemmingsplan 'Geesteren, Haarbrinksweg 26a' vastgesteld. In dit plan is ter plaatse aan tuincentrum voorzien van een specifieke bestemming. Deze bestemming is in dit plan overgenomen. De bouw- en gebruiksregels zijn daarmee specifiek op deze ene locatie afgestemd.

7.6.7 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

Bestemmingsomschrijving

De aanwezige tankstations in het buitengebied zijn bestemd als Bedrijf - Verkooppuntmotorbrandstoffen . De verkoop van lpg is uitgesloten tenzij op

de verbeelding de aanduiding "verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg" voorkomt. Het aanwezige vulpunt voor lpg of ondergrondse opslagtank of afleverzuil, met de daarbij behorende zone is eveneens aangegeven op de verbeelding.

Bouwregels

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen zijn bouwregels opgesteld. Bedrijfswoningen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

7.6.8 Cultuur en ontspanning

Deze bestemming geldt voor bijvoorbeeld centra voor kunst & cultuur. Deze bestemming regelt de sociaal-culturele voorzieningen.

7.6.9 Detailhandel

Bestemmingsomschrijving

Verspreid in het buitengebied komt detailhandel voor. De detailhandelsbedrijven in het buitengebied zijn onder de bestemming Detailhandel gebracht. Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf en/of bed and breakfast.


Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgenomen. Per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij het bestaande aantal bedrijfswoningen meer bedraagt. Ook zijn er situaties waarbij geen bedrijfswoning is toegestaan. Dan is dit eveneens op de verbeelding aangegeven.

De oppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding opgenomen oppervlaktemaat. Voor de maatvoering van een gebouw of een overkapping is een bouwschema opgesteld.

Specifieke gebruiksregels

Bij de specifieke gebruiksregels wordt onderscheid gemaakt tussen strijdig gebruik en toegelaten gebruik. Activiteiten aangegeven als strijdig zijn niet toegestaan of zijn alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, omdat er voorwaarden aan verbonden zijn.

Afwijken van de gebruiksregels

Om de mogelijkheid toe te staan de bedrijfswoning te gebruiken door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Deze afwijking kan uitsluitend worden toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon. Er moet sprake blijven van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft.

Wijzigingsbevoegdheid

Er zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van:

  • het vergroten van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • het onder voorwaarden wijzigen van de bestemming 'Detailhandel' ten behoeve van een functieverandering in de bestemming 'Wonen', met omliggende gebiedsbestemmingen ('Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2') , al dan niet in combinatie met een aanduiding ten behoeve van een VAB activiteit.

7.6.10 Detailhandel - Tuincentrum

Bestemmingsomschrijving

In het plangebied bevindt zich een aantal tuincentra. De tuincentra in het buitengebied zijn onder de bestemming Detailhandel - Tuincentrum gebracht. De bestemming is gericht op het kweken van bloemen en planten. Detailhandel, kantoorruimten, kantinevoorzieningen, ondergeschikte horecadoeleinden en opslagvoorzieningen vallen eveneens onder de bestemming. De detailhandel moet gericht zijn op artikelen en accessoires die met tuinbewerking of inrichting van tuinen verband houden.

Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgesteld. Per bestemmingsvlak mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij het bestaande aantal bedrijfswoningen meer bedraagt. De oppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding opgenomen oppervlaktemaat. Voor de maatvoering van een gebouw of een overkapping is een bouwschema opgesteld.

7.6.11 Groen

Bestemmingsomschrijving

Afschermende beplanting en bebossing rondom bijvoorbeeld agrarische bouwvlakken en recreatieterreinen is onder de bestemming Groen gebracht. Ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" zijn parkeervoorzieningen toegestaan. Wegen en paden, nutsvoorzieningen en water zijn ook binnen de bestemming toegestaan.

Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Wijzigingsbevoegdheid

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Groen' onder voorwaarden te kunnen wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - 1' of de bestemming 'Agrarisch - 2'. Deze wijziging mag uitsluitend worden toegepast, wanneer een bestemmingswijziging noodzakelijk is ten behoeve van de aanpassing van de kavelstructuur.

7.6.12 Horeca

Bestemmingsomschrijving

De horecabedrijven in het buitengebied zijn onder de bestemming Horeca gebracht. Daarbij kan het gaan om cafés, restaurants (geen afhaalrestaurants), hotels en/of pensions, dan wel een combinatie daarvan. Discotheken en/of bardancings zijn hier niet toegestaan.

Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgesteld. Per bestemmingsvlak mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij het bestaande aantal meer bedraagt. De oppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding opgenomen oppervlaktemaat. Voor de maatvoering van een gebouw of een overkapping is een bouwschema opgesteld.

Specifieke gebruiksregels

Bij de specifieke gebruiksregels wordt onderscheid gemaakt tussen strijdig gebruik en toegelaten gebruik. Activiteiten aangegeven als strijdig zijn niet toegestaan of zijn alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, omdat er voorwaarden aan verbonden zijn.

Afwijken van de gebruiksregels

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om -onder voorwaarden- de inwoning van meerdere huishoudens binnen de bedrijfswoning mogelijk te maken.

Wijzigingsbevoegdheid

Er zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van:

  • het vergroten van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • het onder voorwaarden wijzigen van de bestemming 'Horeca' ten behoeve van een functieverandering in de bestemming 'Wonen' met omliggende gebiedsbestemmingen ('Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2'), al dan niet in combinatie met een aanduiding ten behoeve van een VAB activiteit.

7.6.13 Maatschappelijk

Bestemmingsomschrijving

Gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen zijn onder de bestemming Maatschappelijk gebracht. Het gaat om gebouwen met een culturele, sociale en/of een algemeen maatschappelijke functie.

Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgesteld. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. De oppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (m2)" aangegeven oppervlakte.

Specifieke gebruiksregels

Verblijfsrecreatieve doeleinden, zelfstandige detailhandel, zelfstandige horecadoeleinden en bewoning is binnen de bestemming 'Maatschappelijk' niet toegestaan.

7.6.14 Maatschappelijk - Begraafplaats

Bestemmingsomschrijving

De begraafplaats aan de Hardenbergerweg met de bijbehorende groenvoorzieningen zijn onder de bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats gebracht.

Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgesteld. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

7.6.15 Maatschappelijk - Molen

De molens in het plangebied mogen worden gebruikt ten behoeve van energieopwekking, recreatie, wonen en detailhandel.

7.6.16 Recreatie - Dagrecreatie

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.8 Recreatie en toerisme zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De dagrecreatieve terreinen zijn onder deze bestemming gebracht.

7.6.17 Recreatie - Recreatiewoningen

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.8 Recreatie en toerisme zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De zelfstandige recreatiewoningen in het buitengebied zijn onder de bestemming Recreatie -Recreatiewoningen gebracht. Permanente bewoning is niet toegestaan, uitgezonderd die gevallen zijn aangeduid op de verbeelding met de aanduiding: 'specifieke vorm van wonen- permanente bewoning' .

De recreatiewoningen die zijn aangeduid "specifieke bouwaanduiding - bestaande inhoud" betreft gebouwen waarvan het gebruik als recreatiewoning al van voor 1985 dateert. Door deze woningen te bestemmen als Recreatie-Recreatiewoning mag het gebruik als recreatiewoning worden voortgezet, maar dan binnen de bestaande inhoud. Voor deze panden mag de bestaande inhoud dus niet vergroot worden. (Een vergroting tot 300 m3 is niet aan de orde).

7.6.18 Recreatie-Tipi

De voor 'Recreatie - Tipi' aangewezen gronden zijn bestemd voor het recreatief verblijf in tipi's met bijbehorende bebouwing en voorzieningen. Deze bestemming geldt voor een specifiek kampeerterrein.

7.6.19 Recreatie - Verblijfsrecreatie

De bestemming Recreatie- Verblijfsrecreatie geldt voor een specifiek kampeerterrein, zoals op de kaart aangegeven. De regels zijn specifiek op dit terrein afgestemd.

7.6.20 Recreatie - Verblijfsrecreatie gemengd

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.8 Recreatie en toerisme zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De gemengde verblijfsrecreatieve terreinen zijn onder de bestemming Recreatie -Verblijfsrecreatie gemengd gebracht. deze terreinen zijn bedoeld voor kamperen, stacaravans, trekkershutten en recreatiewoningen. Ook is de bestemming gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden.

Bouwregels

Voor de recreatiewoningen zijn specifieke bouwregels opgenomen. Het maximaal aantal recreatiewoningen per terrein is op de verbeelding aangegeven. De inhoud van een recreatiewoning bedraagt maximaal 300 m³ . Goot- en bouwhoogte zijn respectievelijk maximaal 3 en 5 meter. De onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt minimaal 3 meter.

De oppervlakte van een trekkershut bedraagt maximaal 30 m², de bouwhoogte is maximaal 4,0 meter.

Voor de maatvoering van een bouwwerk is een bouwschema opgesteld.

Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning alsmede het gebruik van de recreatiewoningen voor de huisvesting van elders werkzaam zijnde (tijdelijke) werknemers is aangemerkt als strijdig gebruik.

De bedrijfswoning mag, onder voorwaarden, worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf. Ook mag de bedrijfswoning onder voorwaarden worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast. Hierbij zijn 8 slaapplaatsen toegestaan. Ook is binnen deze bestemming detailhandel toegestaan. voorwaarde daarbij is dat de winkelvloeroppervlakte maximaal 100 m² per terrein is, en dat de detailhandel uitsluitend voor de recreanten van het betreffende recreatieterrein is bedoeld.

Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels zodat onder voorwaarden:

  • de bedrijfswoning kan worden gebruikt door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning;
  • afschermende beplanting kan worden verwijderd.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

Voor enkele werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Het gaat onder meer om:

  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
  • het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.

Wijzigingsbevoegdheid

Er zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om onder voorwaarden:

  • de omvang van een bouwvlak of de bouwvlakken met ten hoogste 20% te vergroten;
  • de situering van de bouwvlakken te wijzigen. De omvang van de bouwvlakken moet daarbij wel gelijk blijven.

7.6.21 Recreatie - Verblijfsrecreatie kampeerterrein

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.8 Recreatie en toerisme zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De kampeerterreinen in het plangebied zijn onder de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatiekampeerterrein gebracht. De gronden zijn, behalve voor het kamperen, tevens bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden. Trekkershutten zijn binnen deze bestemming toegestaan, stacaravans niet.

Bouwregels

De oppervlakte van een trekkershut bedraagt maximaal 30 m², de bouwhoogte is maximaal 4,0 meter.

Op kampeerterreinen met een omvang kleiner dan of gelijk aan 5 hectare mag één bedrijfswoning worden gebouwd. Voor de maatvoering van een bouwwerk is een bouwschema opgesteld.

Specifieke gebruiksregels

De bedrijfswoning mag, onder voorwaarden, worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf. Ook mag de bedrijfswoning (zoals elke woning) onder voorwaarden worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast. Hierbij zijn er ten hoogste 8 slaapplaatsen toegestaan.

Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels zodat onder voorwaarden:

  • de bedrijfswoning kan worden gebruikt door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning;
  • afschermende beplanting kan worden verwijderd.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

Voor enkele werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Het gaat onder meer om:

  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
  • het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.

7.6.22 Recreatie - Verblijfsrecreatie recreatiewoningen

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.8 Recreatie en toerisme zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De verblijfsrecreatieve terreinen met uitsluitend recreatiewoningen zijn onder de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie recreatiewoningen gebracht. De bestemming is bedoeld voor recreatiewoningen. Ook het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden behoort tot de bestemmingsomschrijving.

Bouwregels

Voor het bouwen van recreatiewoningen zijn bouwregels opgesteld. Het aantal recreatiewoningen bedraagt per terrein ten hoogste 20 per hectare. De inhoud van een recreatiewoning bedraagt maximaal 300 m³. Goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning bedragen respectievelijk maximaal 3 en 5 meter. De onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt minimaal 3 meter. Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.

Afwijken van de bouwregels is mogelijk voor familiehuizen, de inhoud hiervoor is maximaal 700 m³.

Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning alsmede het gebruik van de recreatiewoningen voor de huisvesting van elders werkzaam zijnde (tijdelijke) werknemers is aangemerkt als strijdig gebruik.

De bedrijfswoning mag, onder voorwaarden, worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf. Ook mag de bedrijfswoning onder voorwaarden worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast. Hierbij zijn er ten hoogste 8 slaapplaatsen in een bedrijfswoning toegestaan.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

Voor enkele werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Het gaat onder meer om:

  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
  • het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.

7.6.23 Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen

Deze gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatieve gebouwen op een specifiek kampeerterrein.

7.6.24 Recreatie - Volkstuinen

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.8 Recreatie en toerisme zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De in het plangebied gelegen volkstuinen zijn onder de bestemming Recreatie - Volkstuin gebracht. De gronden zijn bestemd voor volkstuinenterreinen, met daarbij het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de volkstuinenterreinen. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd.

7.6.25 Sport

Bestemmingsomschrijving

De sport- en speelterreinen in het buitengebied zijn onder de bestemming Sport

gebracht. Wegen en paden, water, parkeervoorzieningen en kantines en kleedruimtes vallen onder de bestemmingsomschrijving.

Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgesteld. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

7.6.26 Sport - Klootschietbaan

Bestemmingsomschrijving

In het buitengebied bevinden zich enkele klootschietbanen. Deze zijn onder een specifieke bestemming gebracht, namelijk Sport - Klootschietbaan.

Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen zijn bouwregels opgesteld. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

7.6.27 Tuin

De bestemming Tuin is toegekend aan gras- en bloemenweiden bij een woning. Het betreft een specifieke situatie.

7.6.28 Verkeer

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.11 Infrastructuur zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

Alle verharde wegen in het buitengebied zijn onder de bestemming Verkeer gebracht. Ook sloten, bermen en beplanting vallen hieronder, evenals bruggen, viaducten, dammen en duikers. Binnen de bestemming mag niet worden gebouwd.

7.6.29 Verkeer - Onverhard

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.11 Infrastructuur zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De onverharde paden in het plangebied zijn onder de bestemming Verkeer - Onverhard gebracht. Naast de onverharde (ontsluitings)wegen is de bestemming bedoeld voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze onverharde wegen en paden. Sloten, bermen en beplanting alsmede dammen en duikers vallen ook onder de bestemming. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd.

7.6.30 Water - 1

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.7 Water zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De grotere waterlopen zoals kanalen, sloten, vaarten (water met een wateraan- of afvoerende functie) zijn onder de bestemming Water - 1 gebracht. De bestemming is gelegd op de bestaande watergangen van de 1e en 2e soort (voor een toelichting zie paragraaf 6.7 Water ). De bijbehorende kaden, dijken en oeverstroken zijn ook als zodanig bestemd. De bestemming is mede gericht op het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden. Binnen de bestemming mag niet worden gebouwd.

7.6.31 Water - 2

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.7 Water zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

Aan waterlopen, die in het Waterbeheerplan aangeduid zijn als belevingswater,is de bestemming Water - 2. toegekend. Deze bestemming is gelegd op de beken en kleine watergangen met een landschappelijke en ecologische waarde. De bestemming is mede gericht op het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden. Binnen de bestemming mag niet worden gebouwd.

7.6.32 Wonen

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.3 Wonen zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De burgerwoningen in het buitengebied zijn onder de bestemming Wonen gebracht.

De woonfunctie kan bij recht gecombineerd worden met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf. Ook bed and breakfast en bestaande kleinschalige kampeerterreinen zijn bij de woonfunctie toegestaan. Nieuwe kleinschalige kampeerterreinen zijn via een afwijking mogelijk. Overige bedrijfsmatige activiteiten bij de woonfunctie zijn specifiek aangeduid.

Bouwregels

De bouwregels zijn opgesplitst in bouwregels voor:

  • Hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • Vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • Andere bouwwerken.

Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden onder meer de volgende bouwregels:

  • als hoofdgebouw mag uitsluitend een woonhuis worden gebouwd;
  • per bestemmingsvlak mag maximaal één woonhuis met één woning worden gebouwd;
  • wanneer de aanduiding "maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden" op de verbeelding is aangebracht, mag per bestemmingsvlak het genoemde maximum aantal woonhuizen aaneengebouwd worden;
  • de inhoud van een woning bedraagt maximaal 1.000 m³;
  • de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 4 meter;
  • de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 9 meter;
  • de bouwhoogte van een aangebouwd bouwwerk is ten minste 1 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

Bij de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' geldt dat na sloop de woningen weer aaneen moeten worden teruggebouwd. Het hoofdgebouw moet worden teruggebouwd op de situering van bestaande hoofdgebouw. Dit is om te voorkomen dat bij een aanduiding 'twee aan een' na sloop een vrijstaand woonhuis teruggebouwd kan worden. Een tweede reden waarom hiervoor is gekozen is het voorkomen dat het hoofdgebouw in de richting van een bestaand agrarisch bedrijf verplaatst. De milieusituatie van het agrarische bedrijf mag hierdoor niet verslechteren.

Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning is het onder voorwaarden mogelijk af te wijken van de bouwregels als het gaat om:

  • Situering hoofdgebouw;
  • Vergroten inhoud woongedeelte binnen een hoofdgebouw;
  • Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken;
  • Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken in relatie tot veldschuren.

Specifieke gebruiksregels

Bij de specifieke gebruiksregels wordt onderscheid gemaakt tussen strijdig gebruik en toegelaten gebruik. Activiteiten aangegeven als strijdig zijn niet toegestaan of zijn alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, omdat er voorwaarden aan verbonden zijn.

Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan -onder voorwaarden- worden afgeweken van de gebruiksregels waardoor het mogelijk wordt de woning te gebruiken voor kleinschalige bedrijfs- of recreatieve functies bij het wonen. Er mag in dat geval niet meer dan 500 m² vloeroppervlakte worden gebruikt voor deze kleinschalige functies. Een nieuwe locatie voor particuliere camperterreinen (max 25 standplaatsen) is ook mogelijk. Ook kan met een omgevingsvergunning -onder voorwaarden- worden afgeweken van de gebruiksregels waardoor het mogelijk wordt de woning te gebruiken door twee huishoudens. Als er sprake is van een cultuurhistorisch waardevol hoofdgebouw (indien de hoofdvorm voldoet aan de beeldcriteria voor het buitengebied (zie bijlage 6 Beeldcriteria buitengebied) kan met een omgevingsvergunning -onder voorwaarden- de woning worden gebruikt door twee of drie huishoudens.

Wijzigingsbevoegdheid

Binnen de bestemming zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het onder voorwaarden mogelijk maken om:

  • Wijzigen naar bedrijfs- of recreatievefunctie bij het wonen.
  • Plattelandskamers/-appartementen als hoofdactiviteit.
  • Wijzigen bedrijfsbeëindiging.

7.6.33 Wonen - Historische buitenplaats

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.3 Wonen zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze bestemming weergegeven.

Bestemmingsomschrijving

De bestaande landgoederen in het buitengebied zijn onder de bestemming Wonen - Historischebuitenplaats gebracht. Het gaat om het landgoed: landgoed Herinckhave. De bestemming geldt voor het ensemble van huis, tuin en bijgebouwen.

Binnen de bestemming is een landgoed toegestaan, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, bed & breakfast, kleinschalige kampeerterreinen en/of sociaal-culturele doeleinden.

Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden zijn ook onder de Bestemmingsomschrijving gebracht.

De cultuurgrond behorende bij het landgoed maakt onderdeel uit van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - landgoed'. Hierbij wordt het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, zoals houtwallen, houtsingels en bossages nagestreefd. Agrarisch medegebruik en dagrecreatief medegebruik zijn binnen de bestemming toegestaan.

Bouwregels

binnen de bestemming 'Wonen - Historische buitenplaats' zijn bouwregels opgenomen voor:

  • Hoofdgebouwen.
  • Bijbehorende bouwwerken.
  • Andere bouwwerken.

Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels zodat -onder voorwaarden- de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken wordt vergroot. De vergroting mag niet meer bedragen dan 10% en moet ten behoeve van een goed beheer en onderhoud zijn.


Specifieke gebruiksregels

Bij de specifieke gebruiksregels wordt onderscheid gemaakt tussen strijdig gebruik en toegelaten gebruik. Activiteiten aangegeven als strijdig zijn niet toegestaan of zijn alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, omdat er voorwaarden aan verbonden zijn.

Afwijken van de gebruiksregels

Om de economische waarde van het landgoed te behouden en versterken kan door middel van het afwijken van de gebruiksregels, en met het overleggen van een landgoedversterkingsplan, afgeweken worden het gestelde gebruik. Extra mogelijkheden voor recreatieve/ economische ontwikkelingen kunnen worden geboden.

7.6.34 Leiding - Gas

De dubbelbestemming Leiding - Gas heeft betrekking op de in het plangebied voorkomende hoofdgastransportleidingen met de daarbijbehorend veiligheidszones. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een veiligheidszone op de verbeelding: binnen een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leidingen mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen, is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Dit voorkomt dat er werkzaamheden plaatsvinden, die schade kunnen veroorzaken aan de gasleiding.

Op een aantal plaatsen in het plangebied ligt de plaatsgebonden risicocontour buiten de leiding. Door middel van een plaatselijke verbreding van de belemmeringenstrook was in het ontwerpbestemmingsplan de contour op de verbeelding weergegeven. Gezien het feit dat deze contour aan wijziging onderhevig is, is de verbreding van de verbeelding verwijderd en beperkt tot de belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. Hiermee is voorkomen dat bij een aanpassing van de contour een nieuwe verbeelding moet worden opgesteld.

7.6.35 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De hoogspanningsverbindingen die door het plangebied lopen, hebben de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding. Evenals voor de andere nutsvoorzieningen geldt dat binnen de op de verbeelding aangegeven strook geen gebouwen en bouwwerken mogen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de hoogspanningsverbinding. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de hoogspanningsverbindingen, is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Dit voorkomt dat er werkzaamheden plaatsvinden, die schade kunnen veroorzaken aan hoogspanningsverbinding.

7.6.36 Leiding - Water

De grotere waterleidingen in het plangebied zijn bestemd als Leiding - Water. Aan bepaalde werkzaamheden, zoals bepaalde graafwerkzaamheden, is een vergunningenplicht gekoppeld. Hierdoor wordt voorkomen dat leidingen eventueel beschadigd worden. Op deze manier worden de leidingen beschermd.

7.6.37 Waarde - Archeologie 1

Voor de toekenning van de dubbelbestemmingen archeologie is het gemeentelijk archeologiebeleid (archeologische verwachtings- en advieskaart) gevolgd, zie paragraaf 6.6Cultuurhistorie en archeologie.

De beschermde archeologische monumenten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie1 gekregen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden. Ingrepen in de bodem zijn in deze gebieden in principe niet toegestaan. Alleen als aangetoond is dat er geen archeologische waarden meer zijn, deze niet onevenredig worden geschaad of er maatregelen worden getroffen om de waarden te beschermen, is het mogelijk hier bodemroerende werkzaamheden uit te voeren. De omgevingsvergunningen worden alleen verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden. De omgevingsvergunning is niet nodig voor werkzaamheden die gerekend worden tot het normale onderhoud.

7.6.38 Waarde - Archeologie 2

Voor de toekenning van de dubbelbestemmingen archeologie is het gemeentelijk archeologiebeleid (archeologische verwachtings- en advieskaart) gevolgd, zie paragraaf 6.6Cultuurhistorie en archeologie.

De AMK-terreinen hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 gekregen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden. Ingrepen in de bodem zijn in deze gebieden in principe niet toegestaan. Alleen als aangetoond is dat er geen archeologische waarden meer zijn, deze niet onevenredig worden geschaad of er maatregelen worden getroffen om de waarden te beschermen, is het mogelijk hier bodemroerende werkzaamheden uit te voeren. De omgevingsvergunningen worden alleen verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden. De omgevingsvergunning is niet nodig voor werkzaamheden die gerekend worden tot het normale onderhoud.

7.6.39 Waarde - Archeologie 3

Voor de toekenning van de dubbelbestemmingen archeologie is het gemeentelijk archeologiebeleid (archeologische verwachtings- en advieskaart) gevolgd, zie paragraaf 6.6Cultuurhistorie en archeologie.

De gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3gekregen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden. Ingrepen in de bodem zijn in deze gebieden in principe niet toegestaan. Alleen als aangetoond is dat er geen archeologische waarden meer zijn, deze niet onevenredig worden geschaad of er maatregelen worden getroffen om de waarden te beschermen, is het mogelijk hier bodemroerende werkzaamheden uit te voeren. De omgevingsvergunningen worden alleen verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden. De omgevingsvergunning is niet nodig voor werkzaamheden die gerekend worden tot het normale onderhoud.

7.6.40 Waarde - Archeologie 4

Voor de toekenning van de dubbelbestemmingen archeologie is het gemeentelijk archeologiebeleid (archeologische verwachtings- en advieskaart) gevolgd, zie paragraaf 6.6Cultuurhistorie en archeologie.

De gebieden met een lage en middelmatige archeologische verwachtingswaarde hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 gekregen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden. Ingrepen in de bodem zijn in deze gebieden in principe niet toegestaan. Alleen als aangetoond is dat er geen archeologische waarden meer zijn, deze niet onevenredig worden geschaad of er maatregelen worden getroffen om de waarden te beschermen, is het mogelijk hier bodemroerende werkzaamheden uit te voeren. De omgevingsvergunningen worden alleen verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden. De omgevingsvergunning is niet nodig voor werkzaamheden die gerekend worden tot het normale onderhoud.

7.6.41 Waarde - Ecologie

In paragraaf 7.4 Toelichting onderdelen bestemmingsomschrijving zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht. In paragraaf 6.4.1 Ecologische hoofdstructuur zijn de planuitgangspunten ten aanzien van deze dubbelbestemming weergegeven.

In de dubbelbestemming Waarde - Ecologie staat de begrenzing van de EHS opgenomen voor de bestaande natuurgebieden en de nieuwe natuurgebieden die inmiddels zijn gerealiseerd. Beheersgebieden vallen niet onder deze bestemming, deze vormen wel onderdeel van de EHS, maar door het agrarisch gebruik kan geen sprake zijn van bescherming van natuurwaarden. Voor de gebieden die vallen onder de dubbelbestemming gelden de spelregels van de EHS. Deze dubbelbestemming ligt over diverse bestemmingen heen.

7.6.42 Waarde - Essen

Door middel van de dubbelbestemming Waarde - Essen worden de essen op de verbeelding aangegeven. Deze gebieden hebben een specifieke landschappelijke betekenis voor Noord - Oost Twente. De escomplexen zijn specifiek bestemd ten behoeve van het behoud van het karakter van deze gronden: openheid, bolle ligging, houtwallen aan de rand, microreliëf en steilranden. Daarnaast zijn de gebieden extra beschermd door middel van een aanlegvergunning. Het gebruik van gronden voor boom- en sierteelt is niet toegestaan.

7.7 Algemene Aanduidingsregels

milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied ligt rondom het waterwingebied. De begrenzing is afgestemd op het gebied waaruit het water wordt onttrokken. Binnen deze bestemming geldt dat uitbreiding of vestiging van niet-passende functies worden geweerd, of terughoudend worden benaderd. Normaal agrarisch gebruik is toegestaan.

milieuzone - waterwingebied

De aanduiding milieuzone - waterwingebied ligt op het waterwingebied. De aangeduide gronden zijn mede bestemd voor waterberging en retentie.

overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan

De aanduiding overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan zijn mede bestemd voor het toelaten van nieuwe sier- en boomteeltbedrijven op bestaande bouwvlakken voor agrarische bedrijven. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan, binnen de bestemming 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', deze aanduiding onder voorwaarden worden aangebracht. Bijvoorbeeld in het geval een intensief veehouderijbedrijf komt te vervallen en zich daar een sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijf vestigt.

reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Binnen de aanduidingreconstructiewetzone - extensiveringsgebied geldt dat het belang van natuur, landschap en wonen bovengeschikt is aan andere belangen. Overige functies (onder andere landbouw niet zijnde intensieve veehouderij en recreatie en toerisme) kunnen zich in deze gebieden ontwikkelen, maar mogen geen onevenredige afbreuk doen aan de ontwikkeling van natuur, landschap en wonen.

reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

De als reconstructiewetzone - extensiveringsgebied aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de ontwikkeling van de landbouw. In deze gebieden is het belang van de landbouw bovengeschikt aan andere belangen. Overige functies (onder andere natuur en landschap, recreatie en toerisme en wonen) kunnen zich in deze gebieden ontwikkelen, maar mogen geen onevenredige afbreuk doen aan de ontwikkeling van bestaande-, of inplaatsing van nieuwe agrarische bedrijven.

veiligheidszone - bedrijven

De risicocontouren van risicovolle inrichtingen die buiten de inrichting vallen (zie paragraaf 5.10Externe veiligheid), zijn aangeduid als veiligheidszone - bedrijven. Binnen deze aanduiding mogen er geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn.

vrijwaringszone - molenbiotoop

De gebiedsaanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop is opgenomen rond molens die als zodanig in bedrijf zijn (ook ten behoeve van een recreatieve functie). Het betreft een zone die er voor zorgt dat een optimale windvang voor de molen aanwezig blijft. Dit houdt in dat er eisen worden gesteld aan de hoogte van bouwwerken en beplanting. In de regels zijn voorwaarden gekoppeld waar de gebouwen en andere bouwwerken binnen de aanduiding aan moeten voldoen. Hier kan, na het inwinnen van advies van molenbeheerder, worden afgeweken.

vrijwaringszone - radarverstoringsgebied


vrijwaringszone - radarverstoringsgebied
De voor ' vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim. Binnen de aanduiding zijn de maximale bouw- of tiphoogte van bouwwerken van 115 meter weergegeven. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken wanneer uit een beoordeling door de beheerder van de radar is gebleken dat door de bouw van het bouwwerk het radarbeeld van het luchtruim niet ontoelaatbaar wordt verstoord. Ook moet vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radar.

Hoofdstuk 8 Bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan

In dit hoofdstuk zijn alle onderdelen beschreven die onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan. Daarbij zijn de onderdelen verdeeld naar regels en verbeelding. De toelichting is met dit hoofdstuk 8 aangevuld.

8.1 Regels

Hardenbergerweg 190 te Langeveen (tevens aanpassing verbeelding)

Op deze plek is vergunning verleend om een schuur te gebruiken als dagverblijf ten behoeve van een zorgboerderij. Deze vergunning is inmiddels onherroepelijk. De toegelaten functie wordt met dit bestemmingsplan planologisch vastgelegd. Op de verbeelding is aan het perceel binnen de bestemming 'Agrarisch - 1' de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – dagverblijf' toegekend. In de omschrijving in de regels is aangegeven dat dit ten behoeve van een zorgboerderij is.

Bestaande dakhelling gebouwen

In een aantal bestemmingen zijn de maatvoeringen voor de gebouwen en overkappingen vastgelegd in een bouwschema. Voor de dakhelling gaat het daarbij bij een aantal bouwwerken om een minimaal en maximaal toegelaten dakhelling. Onder het bouwschema is aangegeven dat voor bestaande situatie waarbij de dakhelling meer bedraagt dan de toegelaten dakhelling, de bestaande dakhelling is toegelaten. Omdat er in het bouwschema ook minimale maatvoeringen zijn opgenomen, volstaat het meerdere niet waar het de minimale dakhelling betreft. In dat geval moet ook sprake kunnen zijn van bestaande dakhellingen die minder bedragen dan de toegelaten dakhelling. Onder alle bouwschema's is daarom bij de regeling voor de bestaande maatvoeringen het mindere toegevoegd.

Hardenbergerweg 145 te Geesteren

De dagrecreatieve voorziening met visvijvers aan de Hardenbergerweg 145 te Geesteren is bestemd voor 'Sport'. In de bestemmingsomschrijving is een specifieke omschrijving voor het perceel opgenomen. Ter plaatse zijn die specifiek genoemde functies toegelaten, naast de sportvelden die binnen de gegeven bestemming op alle plekken met de bestemming "Sport" zijn toegelaten. In de bouwregels staat evenwel dat gebouwen alleen mogen worden opgericht ten behoeve van sportvelden. Hier is het noemen van de dagrecreatieve functie abusievelijk achterwege gebleven. In 30.2.1. onder a is de mogelijkheid om gebouwen bij de visvijvers te bouwen toegevoegd. Hiermee is een omissie hersteld, die als consequentie heeft dat er nu bij de visvijvers gebouwen en overkappingen gebouwd mogen worden. Omdat dit ook steeds de bedoeling is geweest, bestaan hiertegen ruimtelijk-planologisch geen bezwaren.

Regeling vergroting bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen in “Agrarisch – 1” en “Agrarisch – 2”

In de bouwregels van de artikelleden 4.2.1. en 5.2.1. (bestemmingen Agrarisch – 1 en Agrarisch – 2 van het bestemmingsplan Buitengebied 2016) staat dat de bestaande oppervlakte van de bebouwing met 115% mag worden vergroot. De intentie van de regeling is om de bestaande oppervlakte met ten hoogste 15% te kunnen uitbreiden. Dat is niet juist geformuleerd. Vandaar dat de regels zijn aangepast. In de bouwregels staat nu dat de bestaande oppervlakte tot 115% van de bestaande oppervlakte mag worden vergroot. Dit is het herstel van een omissie, die een ongewenste verschrijving ongedaan maakt.

Regeling heel oude schuren / illegale schuren (en gemeentelijk monument)

Een bestemmingsplan bepaalt niet de legaliteit van een bouwwerk. Er is een hogere Wet, de Wabo, op grond waarvan voor bouwwerken al dan niet een omgevingsvergunning nodig is. Is er dus nooit voor oude schuren vergunning verleend, dan wordt de schuur met het bestemmingsplan niet legaal. In het bestemmingsplan kan wel aangegeven worden dat schuren, los van de vraag of er wel of niet een vergunning is verleend, als bestaand worden aangemerkt. Daarmee ontstaat wel een recht op herbouw. In het begrip 'bestaand' in artikel 1 van de regels is geregeld dat onder bestaand ook schuren worden begrepen die al aanwezig zijn van vóór 31 december 1997.

Schuur voor schuur regeling

Op 14 maart 2016 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Schuur voor schuur gemeente Tubbergen' vastgesteld. Het doel van de schuur voor schuur regeling is meervoudig. Enerzijds is het bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door de sloop van leegstaande schuren. Anderzijds is het de bedoeling om ontwikkeling van economische activiteiten (bij zowel bedrijfslocaties als particuliere locaties) te faciliteren en te voorzien in uitbreidingsbehoefte bij particuliere erven. Bovendien wil de gemeente met de regeling graag stimuleren/faciliteren dat asbesthoudende schuren worden verwijderd.

In artikel 54 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om met wijziging toepassing te geven aan de mogelijkheden die deze regeling biedt. Daarbij is de beleidsnota als toetsingskader opgenomen, omdat de beleidsnota het volledige spectrum bevat waarmee rekening moet worden gehouden. Ook is daarin de verhouding tussen sloop en herbouw weergegeven. De beleidsnota is om die reden als bijlage bij de regels gevoegd.

Daarnaast is er een systeem toegevoegd waarbij iemand al vast schuren kan slopen, terwijl er nog niet een bouwwerk is voor de herbouw. In dat geval krijgt iemand een voucher op grond waarvan er vijf jaar lang de mogelijkheid bestaat om alsnog de gesloopte hoeveelheid bebouwing naar verhouding terug te bouwen. Dit is als extra voorwaarde in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Bouwschema bestemming “Bedrijf”

In het bouwschema binnen de bestemming "Bedrijf" in artikel 6, lid 6.2.1., is een verwijzing opgenomen naar 6.2.1. onder c. Deze verwijzing moet zijn naar 6.2.1. onder e. Dit is aangepast.

Verwijzing 'boomteelt, houtteelt en andere opgaande meerjarige beplanting'

In paragraaf 6.2.4. van de toelichting is een onjuiste verwijzing opgenomen naar bijlage 7. Dit moet bijlage 8 zijn. Deze omissie is aangepast en heeft verder geen gevolgen voor de inhoud van het plan.

Bouwregels bestemming “Wonen”

In de bestemming "Wonen" is in lid 37.2.1. onder h ten onrechte ook de goothoogte voor een aangebouwd bijbehorend bouwwerk geregeld. Dit is al specifiek geregeld onder i. In onderdeel h is om die reden tweemaal de tekst 'en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk' geschrapt. Dit is een juridische aanpassing die verder geen gevolgen heeft voor de inhoud van het plan.

Doel 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' in de algemene aanduidingsregels

De gebiedsaanduiding 'overige zone – geen boom- en sierteelt toegestaan' ligt over gebieden waar opgaande teeltvormen niet zijn toegelaten. In die regeling is niets geregeld voor bestaande situaties die met deze regeling in strijd zijn. In 52.4.1. is nu toegevoegd dat dit verbod met uitzondering is van bestaand gebruik, zoals dat is opgenomen in bijlage 8 van de toelichting. Zonder die toevoeging is het bestaande gebruik onder het overgangsrecht gebracht. Dat is niet de bedoeling. Hiermee is een omissie in het plan hersteld waarbij een overgangssituatie alsnog onder directe werking van de bestemmingsregels is gebracht.

Bijlage 1 regels: ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in relatie tot plattelandskamers/-appartementen

In Bijlage 1 van de regels zijn toetsingscriteria opgenomen voor het toelaten van plattelandskamers/appartementen als ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie. In die toetsingscriteria staat onder meer dat de kamers niet ondergebracht mogen worden in vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Er zijn situaties denkbaar waarbij het wel aanvaardbaar is om in vrijstaande bijbehorende bouwwerken ruimte te geven voor kamers of appartementen. Omdat er sprake is van een afwijking kan daartoe maatwerk worden geleverd en kan voldoende worden beoordeeld in hoeverre dat toelaatbaar is. Om die reden is alsnog de mogelijkheid opgenomen om kamers en appartementen ook in vrijstaande bijbehorende bouwwerken toe te laten. Omdat deze aanpassing gedaan is binnen het werkingsgebied van een afwijkingsbevoegdheid, heeft de aanpassing geen directe gevolgen voor de inhoud van het plan. De aanvaardbaarheid moet tijdens de afweging en toepassing van de afwijkingsbevoegdheid worden beoordeeld.

Bijlage 1 regels: ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in relatie tot de zorgfunctie

In Bijlage 1 van de regels zijn toetsingscriteria opgenomen voor het toelaten van een zorgfunctie als ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie. In de toetsingscriteria is een specifiek criterium opgenomen op grond waarvan bij een agrarisch bedrijf sprake moet zijn van een zorgfunctie waarbij bewoners behulpzaam zijn bij agrarische bedrijfsactiviteiten. Het is voorstelbaar dat bij een zorgfunctie bij het wonen ook een combinatie met het houden van dieren wordt gezocht. Nu suggereert de tekst dat dit alleen bij een agrarisch bedrijf kan. De tekst is hier iets op aangepast zodat deze mogelijkheid ook bij wonen wordt toegelaten. Omdat deze aanpassing gedaan is binnen het werkingsgebied van een afwijkingsbevoegdheid, heeft de aanpassing geen directe gevolgen voor de inhoud van het plan. De aanvaardbaarheid moet tijdens de afweging en toepassing van de afwijkingsbevoegdheid worden beoordeeld.

Bijlage 2 regels: evenementen

Aan het plan is een bijlage toegevoegd waarin alle evenementen in het buitengebied zijn opgenomen. Daarmee is de regeling voor evenementen zodanig gespecificeerd dat duidelijk is wat wel en niet onder evenementen is toegelaten. Bovendien is daarmee ook per evenement de locatie vastgelegd. Deze lijst is geactualiseerd.

Voorts is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om nieuwe, niet in de lijst voorkomende evenementen mogelijk te kunnen maken.

Planregels ten behoeve van stacaravans en chalets

In het plan zijn stacaravans en chalets onder één noemer gebracht, omdat de moderne stacaravans in de volksmond vaak chalets worden genoemd. Reden voor het onder één noemer brengen is, dat ook de moderne stacaravan, dus het chalet, aan de afmetingen moet voldoen van de stacaravan om binnen de reikwijdte van een kampeermiddel en de daarvoor geldende regels en het van toepassing zijnde beleid te blijven. De regels voor de stacaravans en chalets zijn wel iets aangepast, omdat in het bestemmingsplan Buitengebied 2016 nog regels zijn opgenomen die in de praktijk niet nodig blijken te zijn. Gezien het zeer specifieke karakter van de objectgerichte regels heeft deze aanpassing geen ruimtelijk-planologisch relevante gevolgen.

Begrip veldschuur

Het begrip veldschuur is in het bestemmingsplan Buitengebied 2016 specifiek gericht op een agrarisch gebruik daarvan. In de praktijk komt het voor dat veldschuren ook voor andere activiteiten worden gebruikt. Het begrip is zodanig aangepast, dat de mogelijkheden meer aansluiten bij het feitelijk gebruik van de schuren. Deze aanpassing volgt de feitelijke situatie en maakt geen gebruik mogelijk dat ruimtelijk-planologisch niet aanvaardbaar moet worden geacht.

Kleinschalige duurzame energiewinning

In het bestemmingsplan Buitengebied 2016 is in alle bestemmingen, behalve de agrarische, in de bestemmingsomschrijving 'kleinschalige duurzame energiewinning' toegelaten. Onduidelijk is waarom dit in de agrarische bestemming achterwege is gelaten. Hiervoor lijkt geen duidelijk aanwijsbare reden. Kleinschalige duurzame energiewinning moet ook mogelijk zijn bij agrarische bedrijven. Vandaar dat het nu ook in de bestemmingen 'Agrarisch - 1' en 'Agrarisch – 2' is toegelaten. Gezien het kleinschalige perceelsgerichte karakter bestaan tegen deze aanpassing op voorhand geen beletselen.

Voorts is er een verduidelijking in de toelichting opgenomen, waarbij een iets uitgebreidere uitleg is opgenomen van wat onder kleinschalige duurzame energiewinning wordt begrepen. Dit stuk toelichting luidt als volgt.

Kleinschalige duurzame energiewinning

In de bestemmingen is een mogelijkheid voor kleinschalige duurzame energieopwekking toegelaten. De winning is uitsluitend in kleinschalige omvang toegelaten op bouwpercelen (tot een bouwhoogte die bij de regeling voor andere bouwwerken is toegekend), moet perceelsgericht zijn en speelt in op de ontwikkelingen om particulieren de mogelijkheid te bieden zelf bij huis of bij het bedrijf energie op te wekken. Om in die situaties geen strijdigheid met het bestemmingsplan te laten ontstaan, is de energieopwekking als functie planologisch mogelijk gemaakt.

Kamerverhuur

Het is binnen de gemeente ongewenst om woningen mede te gebruiken voor kamerverhuur. In een maximale planologische omvang, de situatie waarbij binnen alle woningen in het buitengebied kamerverhuur plaatsvindt, betekent dit een forse toename van druk op het buitengebied. In iedere woning zijn dan meer personen woonachtig dan alleen het binnen de woning gehuisveste huishouden. Gezien de kernkwaliteiten en de waarden in het buitengebied is een dergelijke ontwikkeling niet gewenst. De toenemende druk op het buitengebied en de gebruiks- en belevingsruimte daarvan is in een dergelijke omvang niet toelaatbaar. In de algemene gebruiksregels is nu geregeld dat woningen niet gebruikt mogen worden voor kamerverhuur. In de begrippen is een begrip opgenomen waarin wordt uitgelegd wat onder bedrijfsmatige kamerverhuur wordt verstaan.

Logiesverstrekking

Het begrip logiesverstrekking in het bestemmingsplan Buitengebied 2016 biedt onvoldoende duidelijkheid omtrent de reikwijdte daarvan. Om duidelijk te maken dat langdurige verhuur van logiesruimten in een hotel of pension voor huisvesting van arbeidsmigranten binnen dat begrip niet is begrepen en niet is toegelaten, is binnen het begrip voor logiesverstrekkende bedrijven opgenomen dat daarbij uitsluitend sprake mag zijn van kortdurend nachtverblijf.

Begrippen

Naast de hiervoor genoemde aanpassingen in de begrippen, heeft de gemeente de bestaande begrippen in het bestemmingsplan Buitengebied 2016 beoordeeld op de juridische toepasbaarheid vanuit de ervaringen die de afgelopen periode met het plan zijn opgedaan. De aanpassingen zien enkel op redactionele aanpassingen die de begrippen beter uitlegbaar en juridisch houdbaar moeten maken. Inhoudelijk heeft dit geen consequenties. Dit heeft aanvullend nog geleid tot aanpassing van de begrippen: huishouden, aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, bed and breakfast, bedrijf, bedrijfsmatig, bestaand, boerderijkamers, bedrijfsmatige kamerverhuur en logiesverstrekkend bedrijf.

8.2 Verbeelding

Ootmarsumseweg 81 te Albergen

Op het perceel Ootmarsumseweg 81 te Albergenis een paardenhouderij gevestigd. In het bestemmingsplan Buitengebied 2016 is het bestemmingsvlak om onduidelijke redenen iets anders gelegd dan in het daaraan voorafgaande plan uit 2006. Het verzoek is nu om het bestemmingsvlak weer terug te brengen naar de vorm van 2006 en daarbij aan de achterzijde een geringe verruiming toe te laten. Het gaat hier in hoofdzaak om een cosmetische aanpassing van het bestemmingsplan, zodat daar vanuit ruimtelijke en planologische overwegingen en vanuit de omgevingsaspecten geen bezwaren tegen bestaan.

Hardenbergerweg 190

Denekamperweg 80 te Tubbergen

Op het perceel Denekamperweg 80 te Tubbergenis al sinds jaar en dag een intensieve veehouderij aanwezig. De dieren die op het bedrijf aanwezig zijn, maken deel uit van de gegevens die gebruikt zijn voor de planMER behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied 2016. Op de verbeelding van het plan is abusievelijk de aanduiding voor intensieve veehouderij komen te vervallen. Deze omissie is nu hersteld. De aanduiding voor intensieve veehouderij is alsnog conform de feitelijke situatie op het perceel gelegd.

Broekhuisweg 5 te Albergen

Op het perceel Broekhuisweg 5 te Albergenrust een bedrijfsbestemming. Op basis van de bouwregels is de toegelaten oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen vermeld op de verbeelding. Op dit perceel is abusievelijk de oppervlakte niet op de verbeelding opgenomen. Daarmee geldt voor dit perceel geen oppervlakte voor de bedrijfsgebouwen en overkappingen. Die situatie is in strijd met de regels en kan tot ongewenste interpretatie van de mogelijkheden leiden. Om die reden is deze omissie alsnog hersteld overeenkomstig het voorheen geldende planologische recht. In het voorheen geldende bestemmingsplan gold een oppervlakte van 2670 m². Deze oppervlakte is nu opnieuw op het bestemmingsvlak gelegd.

Vasserdijk 70/70A te Langeveen

Op het perceel Vasserdijk 70/70A te Langeveen is een agrarisch bedrijf beëindigd. De bestemming is gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'. Het bestemmingsvlak is in relatie tot de weg iets aangepast op dezelfde wijze waarop alle andere bestemmingsvlakken vorm zijn gegeven. De bestemmingswijziging leidt niet tot belemmeringen voor nabijgelegen bedrijfsfuncties. Ruimtelijk-planologisch heeft dit geen consequenties.

Zuidesweg 5 te Albergen

Op het perceel Zuidesweg 5 te Albergenis een bestaand bijbehorend bouwwerk buiten het bestemmingsvlak gelegen. Het bestemmingsvlak is iets vergroot zodat het bijbehorende bouwwerk nu binnen het bestemmingsvlak ligt. Hiermee is een bestemmingsvlak aangepast aan de feitelijke situatie. Ruimtelijk-planologisch heeft dit geen consequenties.

Almeloseweg 88 te Tubbergen

Het perceel Almeloseweg 88 te Tubbergen is bestemd voor 'Wonen'. Binnen de bestemming mag per bouwperceel ten hoogste één hoofdgebouw aanwezig zijn. Op dit perceel zijn in de bestaande situatie twee hoofdgebouwen aaneen gebouwd. Vandaar dat overeenkomstig de feitelijke situatie op de verbeelding de aanduiding 'aaneengebouwd' is opgenomen met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - twee hoofdgebouwen het aantal twee. Hiermee is een bestemmingsvlak aangepast aan de feitelijke situatie. Ruimtelijk-planologisch heeft dit geen consequenties.

Breemorsweg bij Fleringen

Een deel van de verharde Breemorsweg bij Fleringen is onterecht bestemd voor 'Verkeer – Onverhard'. Deze omissie is hersteld. De weg is nu in zijn geheel bestemd voor 'Verkeer'.

Ootmarsumseweg 230 te Reutum

Over het achterterrein van het bedrijfsperceel Ootmarsumseweg 230 te Reutum ligt de dubbelbestemming 'Waarde – Essen'. Die dubbelbestemming biedt verregaande beperkingen aan het gebruik van de gronden en past niet bij de feitelijke situatie van het gebruik van de gronden als bedrijfsperceel. Om te voorkomen dat het feitelijk en toegelaten gebruik in strijd met de regels wordt gebracht, is het plan zodanig aangepast, dat de dubbelbestemming nu buiten het bestemmingsvlak 'Bedrijf' en 'Groen' voor het bedrijfsperceel is gelegd. Deze aanpassing heeft verder geen ruimtelijk-planologische consequenties.

Vinckenweg 17 te Geesteren

Aan de Vinckenweg 17 te Geesteren is ten onrechte een relatieteken op de verbeelding blijven staan, dat impliceert dat de aan weerszijden van de weg gelegen woonpercelen als één perceel moeten worden aangemerkt. Dat is feitelijk niet aan de orde. Het relatieteken is verwijderd, zodat beide percelen als zelfstandige woonpercelen in gebruik kunnen zijn. Het herstel van deze omissie heeft verder geen ruimtelijk-planologische consequenties.

Manderveenseweg 59 te Manderveen

Het perceel Manderveenseweg 59 te Manderveen maakt deel uit van het bestemmingsplan Kleine Kernen en niet van het bestemmingsplan Buitengebied 2016. Er is evenwel bij het opstellen van de plannen een klein stukje grond behorende bij het woonperceel in beide plannen opgenomen. Deze omissie is hersteld. De plangrens van het bestemmingsplan Buitengebied 2016 is iets aangepast, zodat het strookje grond deel uit gaat maken van het bestemmingsplan voor de kleine kernen. Het herstel van deze omissie heeft verder geen ruimtelijk-planologische consequenties.

Ootmarsumseweg 188 te Reutum

Het perceel Ootmarsumseweg 188 te Reutum was in het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 opgenomen. Op de vaststellingsdatum van het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 is in dezelfde raadsvergadering ook een specifiek bestemmingsplan voor dit perceel vastgesteld. Op ruimtelijke plannen is dat plan nu het plan dat als geldend voor het perceel wordt aangemerkt. De wens is nu dit alsnog in het bestemmingsplan voor het buitengebied op te nemen, zodat het qua systematiek aansluit bij de overige bedrijven in het buitengebied. De regeling zoals die in het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 was opgenomen, is opnieuw opgenomen. Daarmee is de regeling zoals die in het specifieke bestemmingsplan was opgenomen opgegaan in het bestemmingsplan voor het buitengebied. Deze aanpassing heeft verder geen inhoudelijke ruimtelijk-planologische consequenties.

Essenhuisweg 5a te Fleringen

Tijdens een vergunningenprocedure is gebleken dat op het perceel Essenhuisweg 5a te Fleringen in de bestaande situatie sprake is van twee aaneengebouwde woningen. Het geldende bestemmingsvlak laat hooguit één woning toe. Overeenkomstig de feitelijke situatie is op de verbeelding de aanduiding 'aaneengebouwd' opgenomen met het aantal twee. Hiermee is een bestemmingsvlak aangepast aan de feitelijke situatie. Ruimtelijk-planologisch heeft dit geen consequenties.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid-aspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

9.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat belanghebbenden, burgers en de wettelijke overlegpartners gedurende een periode van zes weken de mogelijkheid wordt geboden om te reageren op het voorontwerp bestemmingsplan.


Ten aanzien van alle ingekomen reacties zal een standpunt worden bepaald, waarvan de resultaten in het ontwerp bestemmingsplan zullen worden verwerkt. Vervolgens wordt het ontwerp bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen door een ieder (dus ook door de overlegpartners).


Eventueel ingekomen zienswijzen worden al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan en het plan wordt door de gemeenteraad vastgesteld. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

9.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid Bestemmingsplan Buitengebied 2016 Veegplan

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied 2016 Veegplan is niet voor de inspraak vrijgegeven. Het gaat hier om een herziening van het moederplan die zodanig beperkt is (enkele perceelsgerichte aanpassingen en het aanpassen van de regels op ondergeschikte onderdelen), dat daarvoor een nieuwe inspraakronde niet noodzakelijk is geacht.

Het voorontwerp is wel overlegd met de provincie. De provincie heeft aangegeven dat de aanpassingen van het plan geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen.

Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens met ingang van 23 april 2019 ter visie gelegd voor de duur van zes weken. Een ieder is in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan kenbaar te maken. Tijdens de termijn van tervisielegging zijn 13 zienswijzen ingediend. Alle zienswijzen zijn beoordeeld, waarbij is nagegaan óf en hoe het plan bijgesteld moet worden. Dit heeft geleid tot de Reactienota Zienswijzen (bijlage bij het vaststellingsbesluit). Op basis van de Reactienota heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. De Reactienota wordt beschouwd onderdeel te zijn van deze toelichting, zodat de daarin beschreven ambtshalve aanpassingen niet opnieuw in deze toelichting zijn herhaald.

9.3 Economische Uitvoerbaarheid

Economische uitvoerbaarheid

Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid door middel van een cijfermatige opzet, is in het kader van een bestemmingsplan Buitengebied moeilijk te geven. Immers, een Bestemmingsplan Buitengebied is geen uitvoeringsinstrument, maar een beoordelingskader voor de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. Met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid kan dan ook worden opgemerkt dat het hier een bestaande situatie betreft die in een nieuwe planologische regeling is vervat. Van gemeentewege zijn geen nieuwe ontwikkelingen in het plan opgenomen die in een financieel kader geplaatst moeten worden.

Grondexploitatie

Wanneer een bestemmingsplan een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van artikel 6.12. van de Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. Onder een aangewezen bouwplan wordt krachtens artikel 6.2.1. van het Bro onder andere de bouw van één of meer woningen of andere hoofdgebouwen, de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² brutovloeroppervlakte, of de bouw van ten minste 1.000 m² brutovloeroppervlakte aan kassen verstaan. Het exploitatieplan is in deze situatie de basis voor het doorberekenen van de verhaalbare kosten die de gemeente maakt om de aangewezen bouwplannen mogelijk te maken. Op basis van artikel 6.2.4 van het Bro worden daartoe onder andere gerekend de kosten van de aanleg van voorzieningen, de kosten van het opstellen van gemeentelijke plannen en andere door het gemeentelijk apparaat te verrichten werkzaamheden ten behoeve van de bouwplannen. Daarnaast kan een exploitatieplan vereist zijn indien aanvullende eisen en regels gesteld moeten worden.


Dit bestemmingsplan heeft grotendeels een conserverend karakter, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt geldt en met inachtneming van de actuele bouw- en gebruiksregels en verplichte sectorale toetsen wordt vastgelegd. In het bestemmingsplangebied wordt wel een aantal bouwmogelijkheden geboden, welke kunnen worden aangemerkt als bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro.


Voor de in het bestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden geldt dat dit bouwmogelijkheden betreft die grotendeels reeds mogelijk waren op basis van het vigerende bestemmingsplan. Artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wro bepaalt dat voor deze bouwplannen de grondexploitatieregeling buiten toepassing blijft. Hiervoor kan dus geen exploitatieplan worden vastgesteld.


Voor de beperkt aantal bouwmogelijkheden die niet al op basis van het vigerende bestemmingsplan mogelijk waren en dus nieuw zijn, kiest de gemeente ervoor om de kosten niet te verhalen. Hiervoor zijn twee redenen. De kosten die verhaald kunnen worden, zijn zeer beperkt en wegen niet op tegen de kosten die gemaakt moeten worden om te regelen dat ze wel verhaald kunnen worden (opstellen exploitatieplan of anterieure overeenkomst). Ten tweede is het de vraag of de kosten gemaakt zullen worden en daarmee verhaald kunnen worden, want alle geboden bouwmogelijkheden zullen waarschijnlijk niet benut worden.


Wanneer door middel van wijzigingsbevoegdheden bouwmogelijkheden worden geboden, schuift het beoordelingsmoment ten aanzien van de vaststelling van een exploitatieplan door naar de toepassing van de betreffende wijzigingsbevoegdheid. Mochten zich dan kosten voordoen, die voor kostenverhaal in aanmerking komen, zal getracht worden een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 6.24 Wro te sluiten met de initiatiefnemer. In deze overeenkomst kunnen, indien nodig, ook aanvullende eisen gesteld worden.


Wanneer het sluiten van een dergelijke overeenkomst voorafgaand aan de vaststelling van het wijzigingsplan niet mogelijk blijkt te zijn, kan hiervoor alsnog een exploitatieplan worden vastgesteld. Doordat de gemaakte kosten enerzijds anderszins verzekerd zijn en anderzijds niet verhaald hoeven te worden, is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

Bijlage 1 Ondergeschikte Tweede Tak Of Een Deeltijdfunctie

Activiteit Specifieke criteria bij toepassing van de afwijking in 4.5.1 en 5.5.1
Koelhuizen Er zijn uitsluitend koelhuizen (waarmee niet een extra geventileerde schuur is bedoeld) toegestaan, die functioneren ten behoeve van het agrarisch bedrijf waarbij het koelhuis wordt geplaatst, waarbij tevens opslag is toegestaan voor meerdere bedrijven binnen een straal van 1 km. Bij grotere omvang van de koeling moeten de koelhuizen op een bedrijventerrein worden gevestigd, omdat het dan zal functioneren voor meerdere bedrijven en de verkeersaantrekkende werking niet aanvaardbaar is in het buitengebied.
De oppervlakte van een koelhuis mag maximaal 200 m² bedragen. Wanneer het koelhuis bedoeld is voor de opslag voor meerdere bedrijven in de directe nabijheid (straal 1 km) en bij verwerking van de landbouwproducten mag de oppervlakte maximaal 500 m2 bedragen. De koelruimte dient waar mogelijk binnen bestaande gebouwen gerealiseerd te worden.
Zorgfunctie Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van dagbesteding, resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf of de woonfunctie en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen. in dié zin dat de bewoners behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten of het houden van dieren bij een woonfunctie.
Agrarische loonbedrijvigheid, gebruiksgerichte paardenhouderijen en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf. Er mag maximaal 20% van het bouwvlak worden gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tak of deeltijdfunctie. De bedrijvigheid dient ondergebracht te worden in de bestaande gebouwen.
Verhuur van fietsen en kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de verhuuractiviteiten mag maximaal 200 m² bedragen. De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten mag niet buiten gebouwen plaatsvinden.
Kinderboerderij Bij deze activiteiten moet sprake zijn van het houden van verschillende soorten dieren (inheems en uitheems) anders dan voor de productie. Er dient gelegenheid voor bezichtiging te worden geboden.
Er mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de bestaande bebouwing op het bouwvlak.
Niet-agrarische bedrijvigheid als bedoeld in 'Bedrijven en Milieuzonering 2009, uitgave VNG, onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichten en/of voorwerkbedrijven De bedrijvigheid wordt ondergebracht in bestaande gebouwen en mag, met uitzondering van de opslagruimtes, geen grotere bedrijfsvloeroppervlakte hebben dan 500 m². Er mag geen opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben.
Opslag van auto's en boten Het moet bij de opslag van niet-landbouwproducten gaan om een opslag die een relatie heeft met het buitengebied. De opslag van auto's en boten mag geen grotere vloeroppervlakte beslaan dan 500 m². De opslag is alleen toegestaan op percelen die gelegen zijn aan een doorgaande weg. De opslag moet plaatsvinden binnen de bestaande gebouwen op het bouwvlak. De opslag is niet toegestaan buiten de gebouwen.
Groepsaccommodatie Het moet gaan om bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing (indien het bij vestiging van een groepsaccommodatie om bouwtechnische redenen noodzakelijk is, mag een bestaande schuur eventueel worden gesloopt en op dezelfde plek herbouwd worden). Indien de groepsaccommodatie zich niet bevindt in het gebouw met daarin de (bedrijfs)woning, dan mag de groepsaccommodatie op niet meer dan 25 m afstand van dat gebouw worden gesitueerd. Er moet sprake zijn van een geheel met de overige gebouwen.
Plattelandskamers/-appartementen De kamers/appartementen worden in bestaande, vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen ondergebracht, die zijn gelegen binnen het bestaande ensemble van gebouwen op het betreffende erf. Plattelandskamers/-appartementen zijn niet toegestaan in veldschuren. Het aantal plattelandskamers/-appartementen bedraagt per perceel minimaal twee. Bij hoge uitzondering kan in kleine, waardevolle en bijzondere panden worden volstaan met één plattelandskamer/-appartement, indien de oppervlakte niet toereikend is voor twee. De oppervlakte van een plattelandskamer/-appartement mag ten hoogste 60 m² bedragen. De gezamenlijke oppervlakte van de plattelandskamers/-appartementen, per bouwvlak mag ten hoogste 500 m² bedragen. De plattelandskamers/-appartementen, moeten bedrijfsmatig geëxploiteerd door één van de bewoners van het perceel worden. Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden.

Theeschenkerij De schenkerij moet binnen de bestaande bebouwing gevestigd worden.
Er mogen geen buitenterrassen worden aangelegd. De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theeschenkerij mag maximaal 50 m² bedragen.
Boerengolf Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwvlak ondergebracht te worden. Op het bouwvlak moet voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden. Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt.

Bijlage 2 Lijst Van Toegestane Evenementen

Naam evenement Locatie Vergunning voor Tent met aantal personen Plaats tent Aantal dagen zonder opbouw en afbreken
Concours hippique Geesteren Op het terrein van de heren Huzink en Maathuis aan de Denekamperweg/Dorpsstraat te Geesteren. 1. Het houden van een dressuurwedstrijd.
2. Het houden van een springwedstrijd.
3. Het ten gehore brengen van muziek.
Ja, meer dan 50 personen. Plaatsen van een feesttent aan de Denekamperweg/Dorpstraat te Geesteren (voorheen Erve Maathuis) .
Paarden en pony concours hippique Terrein van de heren Huzink en Haarhuis aan de Dorpsstraat/Denekamperweg te Geesteren. Het houden van een paarden en ponyconcours.
Pareldagen Vasse Op het terrein van de heren Groothuis en Schutte aan de Denekamperweg (ter hoogte van Denekamperweg 177) te Vasse. 1. Het houden van een diverse sport- en spelactiviteiten.
2. Het houden van het parelspektakel.
3. Het houden van diverse activiteiten.
4. Het ten gehore brengen van muziek.
5. Het laten optreden van diverse bands/artiesten.
6. Het houden van schietactiviteiten, te weten Hanenschieten.
Vrijdag en zaterdag: 618 personen in de tent en max. 130 op het terras. Zondag: maximaal 414 personen in de tent en 130 op het terras. Denekamperweg (ter hoogte van Denekamperweg 177.
Concours hippique Op het terrein van de heren Huzink en Maathuis aan de Denekamperweg/Dorpsstraat te Geesteren. 1. Het houden van een dressuurwedstrijd.
2. Het houden van een springwedstrijd.
3. Het ten gehore brengen van muziek.
Ja, meer dan 50 personen. Denekamperweg/Dorpsstraat te Geesteren (voorheen Erve Maathuis). 6 dagen
Noaberbal Albergen Terrein van E.J.M. Morshuis aan de Ootmarsumseweg 159 in Albergen. Geen tent.
Paaspop Albergen Kemnaweg te Albergen. Het ten gehore brengen van muziek. Feesttent voor meer dan vijftig personen.
Kroezenboom feesten Aan de Oldenzaalseweg (tegenover Dok's) te Fleringen. 1. Het houden van een kermis.
2. Het houden van diverse sport- en spelactiviteiten.
3. Het ten gehore brengen van muziek.
4. Het laten optreden van diverse bands en artiesten.
Feesttent plaatsen voor meer dan vijftig personen. 3 dagen
Volksfeesten Langeveen Het terrein van mevrouw Paus aan de Vasserdijk in Langeveen. 1. Het houden van diverse sport- en spelactiveiten.
2. Het ten gehore brengen van muziek.
3. Het laten optreden van bands/artiesten.
4. Het houden van een kermis.
Feesttent voor meer dan vijftig personen. 2 x 3 dagen
Carnaval Albergen op de hoek van de Ootmarsumseweg/Kemnaweg in Albergen. Muziek. Feesttenten voor meer dan vijftig personen. 1 dag
Kingpop Vasse Terrein van F. Veelers aan de Denekamperweg 148 in Vasse. Muziek. Meerdere feesttenten voor meer dan vijftig personen. 1 dag
X-mas party Manderveen Het terrein aan de Manderveenseweg 51 in Manderveen. Muziek. Feesttent voor meer dan vijftig personen. 1 dag
Jumping Schröder Locatie Arkeweg ongenummerd nabij de Reutummerweg 43. 1. Het houden van een concours.
2. Het houden van een tentfeest.
Meerdere feesttenten voor meer dan vijftig personen. 4 dagen
Paaspop Geesteren Op de hoek van de Heetkampsweg en de Vermolenweg te Geesteren. Muziek. Feesttent voor meer dan vijftig personen. 1 dag
First day of summer Krikhaarsweg 8 in Geesteren. 1. Het houden het first day of summerfestival.
2. Het ten gehore brengen van muziek.
3. Het laten optreden van bands/artiesten/dj's.
Feesttent voor meer dan vijftig personen. 3 dagen
Volksfeest Albergen Het terrein van de heer E. Morshuis aan de Ootmarsumseweg/Kemnaweg in Albergen. 1. Het houden van een Wies'n Fest.
2. Het houden van een sport en spel middag.
4. Het ten gehore brengen van muziek.
5. Het houden van een kermis.
Feesttent voor meer dan vijftig personen. 4 dagen
School- en volksfeesten Harbrinkhoek Almeloseweg 149 te Harbrinkhoek. 1. Het houden van een kermis.
2. Het houden van een diverse sport- en spelactiviteiten.
3. Het ten gehore brengen van muziek.
Feesttent voor meer dan vijftig personen. 3 dagen
Grenskrakers Mander) Party 2014 Het terrein van P.P.M. Stopel aan de Uelserweg 93 in Tubbergen. Maximaal 200 personen. Hoek Elsweg / Boddelersweg. 1 dag
CSI Geesteren Denekamperweg/Dorpsstraat te Geesteren. 1. Het houden van paardenconcours.
2. Het houden van feestavonden.
3. Het ten gehore brengen van muziek.
4. Het laten optreden van artiesten/bands/dj's.
Maximaal aantal personen gelijktijdig aanwezig in de grote feesttent.
-Maximaal 1710 personen gelijktijdig aanwezig in de tent bij aanwezigheid van de banken en tafels (picknick opstelling).
- Maximaal 3710 personen gelijktijdig bij een lege (i.c. geen losse voorwerpen aanwezig) tent op basis van vrije oppervlak.
6 dagen
Zomerfeesten De Pollen-West Geesteren De Vinckenweg 66 in Geesteren. Het houden van diverse sport- en spelactiviteiten; - Het laten optreden van diverse artiesten/bands - muziek ten gehore brengen. Feesttent voor meer dan vijftig personen.
Pareldagen in Vasse Denekamperweg (ter hoogte van Denekamperweg 177) te Vasse. Diverse activiteiten. 6 dagen
Naam Locatie meer dan 3 dagen (incl. op/afbouw) Tent(en)
Trekkertrek Langehoutsweg/Langeakkersweg Tubbergen x ja
Braderie Harbrinkhoek Peuversweg 3 Harbrinkhoek x div. tentjes
Carnaval Langeveen terrein nabij Vasserdijk 70 in Langeveen x ja
PCF beachparty Oldenzaalseweg tegenover 113 x ja
Paascross Vlierakkersweg 6 Langeveen x ja
Twentse Ros Albergen concours Denekamperweg 2 in Geesteren CSI terrein x ja
Autocross Langeveen Rouweweg/Vasserdijk Langeveen x ja
Paaspop Geesteren Vermolenweg/Heetkampweg Geesteren x ja
Kingpop Vasse Denekamperweg 148 Vasse x ja
PSV Sint Joris Hippisch Geesteren Denekamperweg 2 in Geesteren CSI terrein x ja
Historische demoraces Bakenweg/Assinkshoeweg, Hagweg, Kemnaweg in Albergen x kamperen Assinkshoekweg
Grote Geesterse Molendagen Hardenbergerweg 92/94 Geesteren x nee
Jumping Schröder Reutummerweg 43a Tubbergen x ja
Pareldagen Vasse Denekamperweg 148 Vasse x ja
Hemelsedag Oldenzaalseweg 176 Reutum x ja
Volksfeesten Langeveen Hardenbergerweg/Vasserdijk in Langeveen x ja
CSI Geesteren Denekamperweg/Meijersweg CSI terrein x ja
NK Klootschieten Plasdijk/Streuweg in Mander x ja
First day of summer Denekamperweg 21 Geesteren x ja
Twents Truck Treffen/Piratenfeest Koelenbeekweg 10 Geesteren X ja
Zomerfeesten De Pollen Vinckenweg 66 in Geesteren x ja
Jumping Twente CSI terrein Geesteren x ja
Festival on Wheels Ootmarsumseweg weiland naast Kemperink Houthandel x ja
KDD Midsummerparty Vleerboersweg 8 Albergen x ja
Vakantiespelen Albergen Weemselerweg 3 Albergen x nee
Concours Langeveen Veldboersweg Langeveen x ja
Twents Midzomernacht Almeloseweg 113 Harbrinkhoek x ja
Bosruiters Vasse concours weiland aan de Manderseweg 16 in Mander x nee
Twentse cup cross Snoeymansweg 19 Reutum x ?
Essentocht & quad cross De Toerenteller Haarweg 9 Tubbergen x ?
gala's en dansmariekeconcours Oldenzaalseweg Fleringen thv huisnummer 2 x ja
Kerstdorp Manderveen Manderveenseweg 70 Manderveen x div. tentjes
Fahrradler Fest Albergen Assinkshoekweg nabij nr 10 Albergen x ja
Kroezeboomfeesten Hoek Jan Van Arkelweg/Oldenzaalseweg x ja
Vliegerfeest Spalink Koelenbeekweg 10 Geesteren x ja
Diverse evenementen Almeloseweg 113 Harbrinkhoek x ja
Paasvuur Revinksweg Reutum x
Paasvuur Veendijk Manderveen x
Paasvuur Reuvekampweg 8 Fleringen x
Paasvuur Oude Almeloseweg Harbrinkhoek x
Paasvuur Schouwdijk Tubbergen x
Paasvuur Schaapskooiweg Hezingen x
Paasvuur Kemnaweg Albergen x
Megacarnaval en teenageparty Hoek Ootmarsumseweg/Kemnaweg Albergen x ja
Volksfeesten Albergen Hoek Ootmarsumseweg/Kemnaweg Albergen x ja
Festivent Hoek Ootmarsumseweg/Kemnaweg Albergen x ja
Paaspop Albergen Hoek Ootmarsumseweg/Kemnaweg Albergen x ja
Zomermiddag concert Fleringen thv Ootmarsumseweg 211 Fleringen x nee
Kroezeboomfeesten Fleringen hoek Jan van Arkelweg/Oldenzaalseweg thv 102 x ja
Paasvuur Fleringen Herinckhaveweg Fleringen x nee
Carnavalsfeesten Vasse Denekamperweg (1300 bezoekers) x
Muziekfeest Hesingen Ter hoogte van Hooidijk 49 (max 1200 personen) x

Bijlage 3 Ruimtelijk Kwaliteitsplan D.d. 4 Augustus 2014

Bijlage 3 Ruimtelijk kwaliteitsplan d.d. 4 augustus 2014

Bijlage 4 Goudkampsweg 4 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 4 Goudkampsweg 4 landschappelijke inpassing

Bijlage 5 Noordegraafsingel 16 Inrichtingsschets

Bijlage 5 Noordegraafsingel 16 inrichtingsschets

Bijlage 6 Ootmarsumseweg 226 Inpassingsplan

Bijlage 6 Ootmarsumseweg 226 inpassingsplan

Bijlage 7 Vinckenweg 17 Inpassingsplannen

Bijlage 7 Vinckenweg 17 inpassingsplannen

Bijlage 8 Hardenbergerweg 75 Inpassingsplan

Bijlage 8 Hardenbergerweg 75 inpassingsplan

Bijlage 9 Rood Voor Rood Vinckenweg En Hardenbergerweg

Bijlage 9 Rood voor rood Vinckenweg en Hardenbergerweg

Bijlage 10 Ootmarsumseweg 281-283 Ontwikkelingsplan

Bijlage 10 Ootmarsumseweg 281-283 ontwikkelingsplan

Bijlage 11 Vriezenveenseweg 87 Ontwikkelingsplan

Bijlage 11 Vriezenveenseweg 87 ontwikkelingsplan

Bijlage 12 Snoeymansweg 13 Inpassingsplan

Bijlage 12 Snoeymansweg 13 inpassingsplan

Bijlage 13 Snoeymansweg 13 Parkeerplan

Bijlage 13 Snoeymansweg 13 parkeerplan

Bijlage 14 Koelenbeekweg 4 Erfkwaliteitsplan

Bijlage 14 Koelenbeekweg 4 erfkwaliteitsplan

Bijlage 15 Maatmansweg 11 Ontwikkelingsplan

Bijlage 15 Maatmansweg 11 ontwikkelingsplan

Bijlage 16 Molenhofweg 10 Kgo Plan

Bijlage 16 Molenhofweg 10 KGO plan

Bijlage 17 Plasdijk 25a Erfinrichtingsplan

Bijlage 17 Plasdijk 25a erfinrichtingsplan

Bijlage 18 Zoekeweg 18 Erfinrichtingsplan

Bijlage 18 Zoekeweg 18 erfinrichtingsplan

Bijlage 19 Almeloseweg 88 Inpassingsplan

Bijlage 19 Almeloseweg 88 inpassingsplan

Bijlage 20 Schopmansweg 6 Inpassingsplan

Bijlage 20 Schopmansweg 6 inpassingsplan

Bijlage 21 Ootmarsumseweg 225a Erfinrichtingsplan

Bijlage 21 Ootmarsumseweg 225a erfinrichtingsplan

Bijlage 22 Voshaarsweg 18 Erfinrichtingsplan

Bijlage 22 Voshaarsweg 18 erfinrichtingsplan

Bijlage 23 Balkenbeltsweg 14 Ruimtelijk Kwaliteitsplan

Bijlage 23 Balkenbeltsweg 14 ruimtelijk kwaliteitsplan

Bijlage 24 Haarbrinksweg 26a Landschapsplan

Bijlage 24 Haarbrinksweg 26a landschapsplan

Bijlage 25 Schuur Voor Schuur Gemeente Tubbergen 2018

Bijlage 25 Schuur voor schuur gemeente Tubbergen 2018

Bijlage 26 Lijst Met Partiële Herzieningen

Bijlage 26 Lijst met Partiële herzieningen

Bijlage 1 Kaart Landschapstypen

Bijlage 1 Kaart Landschapstypen

Bijlage 2 Kaart Natuur

Bijlage 2 Kaart Natuur

Bijlage 3 Samenvatting Planmer

Bijlage 3 Samenvatting Planmer

Bijlage 4 Voorwaarden Landschappelijke Inpassing

Bijlage 4 Voorwaarden landschappelijke inpassing

Bijlage 5 Permanente Bewoning

Bijlage 5 Permanente bewoning

Bijlage 6 Beeldcriteria Buitengebied

Bijlage 6 Beeldcriteria buitengebied

Bijlage 7 Notitie Serrestallen

Bijlage 7 Notitie serrestallen

Bijlage 8 Bestaande Sierteeltgebieden

Bijlage 8 Bestaande sierteeltgebieden