KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Projectlocaties
1.3 Huidig Planologisch Regime
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Waardentoets
4.1 Inleiding
4.2 Natuurwaarden
4.3 Archeologische Waarden
4.4 Cultuurhistorische Waarden
4.5 Hydrologie En Watertoets
Hoofdstuk 5 Milieutoets
5.1 Inleiding
5.2 Bodem
5.3 Geluid
5.4 Geur
5.5 Luchtkwaliteit
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Bedrijven En Milieuzonering
5.8 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
5.9 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Ondergeschikte Tweede Tak Of Deeltijdfunctie
Bijlage 2 Erfinrichtingsplannen Uelserweg Ong. En Huyerenseweg 21
Bijlage 3 Erfinrichtingsplan Zenderseweg Ong.
Bijlage 4 Sloopkaart
Bijlage 1 Inrichtingsplannen Locaties Manderweg 3, Uelserweg 134 En Huyerenseweg 21
Bijlage 2 Inrichtingsplan Zenderseweg Ong.
Bijlage 3 Advies Q-team Huyerenseweg 21, Manderseweg 3 En Uelserweg 134
Bijlage 4 Avies Q-team Zenderseweg Ong.
Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan Rood Voor Rood
Bijlage 6 Beeldkwaliteitsplan Huyerenseweg 21
Bijlage 7 Toetsing Wet Natuurbescherming Huyerenseweg 21 En Uelserweg 134
Bijlage 8 Projectplan Wnb Huyerenseweg 21
Bijlage 9 Toetsing Wet Natuurbescherming Zenderseweg Ong.
Bijlage 10 Ontheffing Wet Natuurbescherming
Bijlage 11 Verkennend Bodemonderzoek Huyerenseweg 21
Bijlage 12 Verkennend Bodemonderzoek Zenderseweg Ong.
Bijlage 13 Analysecertificaat Asbest
Bijlage 14 Watertoets

Huyerenseweg 21, Zenderseweg ong. en Uelserweg ong.

Bestemmingsplan - gemeente Tubbergen

Ontwerp op 05-11-2019 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Huyerenseweg 21, Zenderseweg ong. en Uelserweg ong., met identificatienummer NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01 van de gemeente Tubbergen;

1.2 de verbeelding

de plankaart van het bestemmingsplan Huyerenseweg 21, Zenderseweg ong. en Uelserweg ong., bestaande uit de verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01;

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.4 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep of een bedrijf dat op kleine schaal in of bij een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen, maar niet in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten, al dan niet in combinatie met het verlenen van diensten aan derden, zoals een gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 agrarisch gebruik

het gebruik van gronden voor het telen van gewassen en het houden van dieren;

1.10 ambachtelijk bedrijf

het overwegend met de hand vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen ten behoeve van de uiteindelijke ge- of verbruikers;

1.11 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.12 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.13 appartement

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.14 archeologisch monument

een terrein welke van algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet wordt beschermd;

1.15 archeologische waarden

oudheidkundige waarden in de bodem die van belang zijn voor de kennis en studie van (de culturele overblijfselen van) de beschavingsgeschiedenis;

1.16 archeologisch waardevol terrein

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.17 bassin

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;

1.18 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken zijnde;

1.19 bed and breakfast

een verblijfsrecreatieve medegebruiksvorm als ondergeschikte activiteit in een (bedrijfs)woning, waarbij in de (bedrijfs)woning periodiek kortdurend recreatief verblijf wordt verschaft en ontbijt wordt geserveerd, gedreven door de bewoner(s) van die (bedrijfs)woning. Onder bed and breakfast wordt in ieder geval niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.20 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, een aan huis verbonden beroep daaronder niet begrepen;

1.21 bedrijfsgebouw

een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.22 bedrijfsmatig

gericht op het behalen van winst;

1.23 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de (logies)verblijven - permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden geboden worden;

1.24 bedrijfsmatige kamerverhuur

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin aan anderen dan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

1.25 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.26 bedrijfswoning

een gebouw met woning op een terrein, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf. In geval de woning bij een gebouw of op een terrein wordt gebouwd, maken alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken onderdeel uit van de bedrijfswoning;

1.27 beheergebouw

een gebouw, dat dient voor het beheer en onderhoud van een gebied;

1.28 bestaand

ten aanzien van vóór 31 december 1997 aanwezige bouwwerken, de legaal aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan Huyerenseweg 21, Zenderseweg ong. en Uelseweg ong.;

1.29 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.30 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.31 bijbehorend bouwwerk

een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een woonhuis/bedrijfswoning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend woonhuis/bedrijfswoning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.32 boerderijkamers/plattelandskamers

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie bestaande uit maximaal vier bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf en of in combinatie met het serveren van ontbijt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van bed & breakfast maximaal 60m2 mag bedragen.

1.33 boerderijpand

het gebouw behorende tot het bestaande agrarisch bedrijf of het voormalige agrarisch bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal/schuur was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.34 bomenrij

drie of meer bomen, al dan niet langs een bestaande of voormalige weg, watergang en/of perceel, visueel als samenhangend element herkenbaar;

1.35 boom

een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven;

1.36 boomteelt

de teelt van boomkwekerijgewassen, zoals laanbomen, klimplanten, rozen inclusief onderstammen en buitenrozen, coniferen, sierheesters, kerstbomen, heidesoorten, bos- en haagplantsoen en vruchtbomen en -struiken inclusief vruchtboomonderstammen;

1.37 boomteeltbedrijf

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van boomkwekerijgewassen;

1.38 bosbouw

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.39 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;

1.40 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.41 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.42 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.43 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.44 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.45 casco

de voor een landschapstype kenmerkende landschapselementen;

1.46 cascobenadering

benadering, gericht op behoud en versterking van landschapstypen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen landschapselementen die deel uitmaken van het casco en behouden dienen te blijven en landschapselementen die geen deel uitmaken van het casco en verplaatst kunnen worden vanwege agrarische, economische, infrastructurele en andere maatschappelijke belangen;

1.47 containerteelt

het niet in de volle grond telen van gewassen, oftewel een niet-grondgebonden teelt;

1.48 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.49 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.50 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.51 ecologische Hoofdstructuur

een samenhangend netwerk van natuur- en landbouwgebieden met bestaande en potentiële natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van soorten en ecosystemen;

1.52 één bedrijf

één economisch zelfstandige organisatie van mensen, middelen en procedures teneinde goederen en/of diensten te produceren;

1.53 erfinrichtingsplan

een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;

1.54 evenementen

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;

1.55 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.56 fruitteelt

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.57 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.58 gebruiksgerichte paardenhouderij

een agrarisch aanverwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony’s in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.59 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.60 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.61 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.62 geluidszoneringsverplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.63 geomorfologische waarden

de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;

1.64 glastuinbouwbedrijf

een niet-grondgebonden bedrijf dat is gericht op het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen plaatsvindt;

1.65 groepsaccommodatie

(deel van) een gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden verrichten;

1.66 hakhout

bomen of boomvormers, die na het afzetten tot op de stobbe weer uitlopen en waarbij periodiek afzetten voor de instandhouding ervan noodzakelijk is;

1.67 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.68 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.69 hoofdverblijf

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.70 houtopstand

boom of landschapselement;

1.71 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;

1.72 houtwal

lijnvormig beplantingselement van bomen, hakhout en/of struiken op een wallichaam, voor de instandhouding waarvan periodiek onderhoud noodzakelijk is;

1.73 huishouden

een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.74 intensief kwekerijbedrijf

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.75 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met ten minste 250 m² bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee (1), schapen, paarden, of dieren 'biologisch' (2) worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.

NB (1) Melkrundvee: melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn drooggezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren.

NB (2) Het betreft dieren die worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden;

1.76 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;

1.77 kap

een dak met een zekere helling;

1.78 kappen

het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

1.79 kas

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;

1.80 kernrandzone

die gebieden rond een kern, waar sprake is van een menging van tot de kern behorende functies en meer aan het landelijk gebied gebonden functies;

1.81 KGO-beleid

een ontwikkelingsgerichte aanpak die voortkomt uit de ambitie om ontwikkelingen in het buitengebied samen te laten gaan met een impuls in de ruimtelijke kwaliteit;

1.82 kleinschalige duurzame energiewinning

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;

1.83 kleinschalig kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Dit kampeerterrein of plaats heeft betrekking op een kampeerterrein voor een beperkt aantal kampeermiddelen;

1.84 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.85 landgoed

multifunctioneel gedeelte van het landelijk gebied met meerdere functies als landbouw, bosbouw, natuur- en landschapsbeheer, wonen, werken en recreatie, bestaande uit enkele van de volgende elementen: hoofdhuis (kasteel of buitenplaats of landhuis met tuin en/of park) en/of boerderijen al dan niet met gebouwde aanhorigheden, lanen, bos- en landbouwgronden, natuurterreinen en wateren, toebehorend aan één of meer natuurlijke of rechtspersonen, het welk doorgaans als een economische eenheid wordt beheerd om het als zodanig duurzaam in stand te houden;

1.86 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.87 landschapselement

hakhout, een houtwal of singel, boomgroep, een natuurlijk bos of een productiebos, een bomenrij, begroeiing van heesters en struiken en erfbos;

1.88 logiesverstrekkend bedrijf

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieswooneenheden enkel zijn ingericht voor kortdurend recreatief nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.89 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, culturele, sociaal-maatschappelijke, medische, sociaal-medische, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van opvang van mensen en dieren én voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.90 manege-activiteiten

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) met daarbij behorende ondergeschikte horeca;

1.91 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.92 mest- en/of organische (bij)productvergisting

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt;

1.93 natuurkampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Het is gelegen in een aaneengesloten gebied van ten minste 25 hectare, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied;

1.94 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet Natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.95 normaal agrarisch gebruik

het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.96 normaal onderhoud

het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.97 ondergeschikte tweede tak

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een intensieve tak veehouderij of een bedrijfseigen mestvergisting;

1.98 overige opgaande teeltvormen

sierteelt, fruitteelt, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.99 overkapping

een bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.100 paardenpension

een bedrijf waar paarden van derden worden gestald;

1.101 peil

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien over of in het water wordt gebouwd:
    1. 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.102 permanente bewoning

bewoning door een of meer personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken;

1.103 plattelandswoning

een woonhuis in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een huishouden dat niet werkgerelateerd is met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe het woonhuis in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.104 pot- en containerteelt

het kweken van planten en bomen in potten, containers of andere houders in een substraat op een doorlatende of een niet-doorlatende ondergrond los van de ondergrond;

1.105 pot- en containerveld

agrarisch perceel voor het kweken van planten en bomen in potten, containers, substraat of andere houders;

1.106 praktijkruimte

een ruimte, zijnde (een zelfstandige eenheid van) een gebouw of indien onderdeel uitmakende van een woning dan zijnde een ondergeschikt deel van de woning, dat dient voor de uitoefening van een vrij beroep dan wel voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;

1.107 productiegebonden detailhandel

een ondergeschikte vorm van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.108 productiegerichte paardenhouderij

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.109 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.110 prostitutiebedrijf

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.111 recreatief verblijf

verblijf dat plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie;

1.112 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf;

1.113 regulier kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.114 risicogevoelig bouwwerk c.q. object

een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.115 risicogevoelige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.116 rooien

het met wortel en al verwijderen van een houtopstand;

1.117 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.118 sierteelt

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.119 silo

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.120 singel

lijnvormig beplantingselement van bomen, hakhout en/of struiken, waarbij periodiek onderhoud voor de instandhouding ervan noodzakelijk is, niet gelegen op een wallichaam;

1.121 stacaravan/chalet

een kampeermiddel, al dan niet voorzien van een as/wielstelsel, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.122 steilrand

een abrupt hoogteverschil tussen twee vlakke terreingedeelten;

1.123 trekkershut

een gebouw met een eenvoudige constructie (zonder sanitaire voorzieningen) en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.124 tunnelkas

elke constructie van hout, metaal of enig ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.125 veldschuur

een geheel buiten bouwvlakken/bouwpercelen staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, dan wel de opslag van landbouwproducten of agrarische werktuigen, de opslag van overige goederen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik;

1.126 vellen

het kappen of rooien van een houtopstand of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;

1.127 verblijfsrecreatie

een vorm van recreatie gericht op ontspanning of vrijetijdsbesteding van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, en voor een bepaalde periode waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt;

1.128 vollegronds tuinbouwbedrijf

een bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

1.129 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of; indien het een gebouw betreft zonder of met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.130 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.131 voormalig agrarisch bedrijf

een voormalig agrarisch bedrijf op een perceel waar op 28 december 1985 nog een agrarisch bedrijf actief was;

1.132 vrij beroep

een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of hogere beroepsopleiding. Het vrije beroep dient te worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning;

1.133 waardevolle hoofdvorm

de hoofdvorm van een bouwwerk, bestaande uit de oppervlakte, de goot- en bouwhoogte en de dakvorm, die waardevol is voor en inhoud geeft aan de cultuurhistorische en/of cultuurlandschappelijke waarden van het landelijk gebied;

1.134 windturbine

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

1.135 wonen

het gehuisvest zijn in een woning;

1.136 woning

een complex van ruimten in een gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.137 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken maken daarbij onderdeel uit van het woonhuis;

1.138 zorgfunctie/-boerderij

een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in dié zin dat de personen al dan niet behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Voor overkappingen geldt een inhoud gerekend tussen de buitenzijde van de denkbeeldige gevelvlakken verticaal geprojecteerd vanaf de buitenzijden van de afdekking;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstand tot de (bouw)perceelsgrens

Tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.7 de afstand tot de weg

Vanaf enig punt van een bouwwerk tot de as van de weg;

2.8 de hoogte van een molen

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen;

2.9 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik;
  2. b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”, met uitzondering van een intensieve veehouderij, in combinatie met verhuuractiviteiten ten behoeve van het agrarisch gebruik;
  3. c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met de daarbij behorende erven, voorzover de gronden zijn voorzien van een bouwvlak;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  5. e. een bestaande locatie voor kleinschalig kamperen voorzover het gronden betreft op of aansluitend aan het agrarisch bouwvlak;
  6. f. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een ontvangstruimte ten behoeve van verkoop van wel en/of niet eigen en streekeigen producten vanaf de boerderij, rondleidingen, en dergelijke;
  7. g. het uitvoeren van erfinrichtingsplannen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  2. i. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  3. j. hobbymatig agrarisch gebruik;
  4. k. nutsvoorzieningen;
  5. l. extensief dagrecreatief medegebruik;
  6. m. wegen, ontsluitingswegen voor bebouwde percelen en agrarische kavelpaden;
  7. n. fiets- en wandelpaden;
  8. o. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  9. p. tuinen tot een oppervlakte van ten hoogste 900 m² (op en/of aansluitend aan het bouwvlak);
  10. q. het bewerken van bedrijfseigen mest;
  11. r. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  1. s. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  2. t. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg, mantelzorg en/of bed and breakfast;
  3. u. paardrijbakken binnen bouwvlakken;
  4. v. bestaande veldschuren;
  5. w. andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten, met uitzondering van functies die op basis van VAB+ beleid zijn toegelaten, in welk geval vervangende nieuwbouw is toegestaan waarbij de inhoud van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    1. 1. een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep;
    2. 2. mantelzorg;
    3. 3. bed and breakfast.

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. tuinen, erven en terreinen;
  2. f. paardrijbakken;
  3. g. parkeervoorzieningen;
  4. h. andere bouwwerken;

4.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten, met uitzondering van functies die op basis van VAB+ beleid zijn toegelaten, in welk geval vervangende nieuwbouw is toegestaan waarbij de inhoud van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan in de regels van het bestemmingsplan is toegelaten;
  2. b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het gebruik en laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en/of standplaatsen voor detailhandel;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan in de vorm van opslag ten dienste van een loon- en grondverzetbedrijf;
  6. f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame of daarmee gelijk te stellen weilandborden, anders dan tijdelijke borden overeenkomstig de redelijke eisen van welstand.
  8. h. het gebruik en laten gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatige kamerverhuur;
  9. i. het gebruik van bijgebouwen, recreatiewoningen, boerderijkamers, plattelandskamers, groepsaccommodaties, kampeermiddelen, chalets en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
  10. j. het gebruik van bijgebouwen, recreatiewoningen, boerderijkamers, plattelandskamers, groepsaccommodaties, kampeermiddelen, chalets en stacaravans ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders dan wel elders werkzaam zijnde arbeiders;
  11. k. het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen, voor wonen.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

9.2 milieuzone-intrekgebied

9.3 overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan

9.4 vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in het plan op ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, met dien verstande dat de afstand tussen enige bouwgrens en de weg niet wordt verkleind, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, en de afwijking noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  2. b. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhouds- en oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  3. c. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen de bouwgrens in die zin dat de grenzen naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen,
    4. 4. erkers over maximaal 3/5 deel van de gevelbreedte, mits de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,00 m bedraagt, tenzij gebouwen aaneengebouwd zijn;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden;

  1. d. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van kleine niet voor wonen bestemde bouwwerken voor (semi-)openbare diensten met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud ten hoogste 50 m³ bedraagt;
    2. 2. in afwijking van het gestelde onder 1 de inhoud van gebouwen ten behoeve van gasdrukregel- en meetstation ten hoogste 15 m³ bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 5,00 m bedraagt;
  2. e. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van andere bouwwerken, met dien verstande dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  3. f. de bestemmingsregels van de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de inrichting van een camperterrein, mits:
    1. 1. het terrein uitsluitend gebruikt mag worden voor de plaatsing van ten hoogste 25 campers;
    2. 2. een erfinrichtingsplan wordt ingediend, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. het terrein op of direct aansluitend aan een agrarische bedrijfskavel of een voormalige agrarische bedrijfskavel wordt aangelegd. Indien daarvan geen sprake is, zal met maatwerk sprake moeten zijn van een goede landschappelijke inpassing;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Parkeren

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in 12.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 12.1 sub a met maximaal 10%.
  3. c. 12.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan 'Huyerenseweg 21, Zenderseweg ong. en Uelserweg ong.' van de gemeente Tubbergen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het plan betreft de realisatie van vier woningbouwkavels, op twee locaties, in de gemeente Tubbergen. Dit betreffen drie woningbouwkavels aan de Huyerenseweg en één aan de Zenderseweg ong. Realisatie vindt plaats door gebruik te maken van de ‘Rood voor Rood-regeling met gesloten beurs’. Ter compensatie van de realisatie van de woningbouwkavels, worden op drie locaties in het buitengebied van Tubbergen landschapsontsierende schuren gesloopt. Aan de Huyerenseweg 21, de Manderseweg 3 (schuren zijn hier reeds gesloopt) en de Uelserweg 134. De totaal te slopen oppervlakte bedraagt 4.468 m2. Alle betrokken erven worden, of zijn reeds, landschappelijk ingepast.

De drie locaties aan de Huyerenseweg, de Manderseweg en de Uelserweg zijn in het verleden aangekocht door de provincie Overijssel, ten behoeve van het realiseren van natuurdoelen. De hier gevestigde bedrijven zijn al verplaatst, waardoor de schuren leeg staan / stonden. Op het erf aan de Manderseweg 3 zijn de landschapsontsierende schuren inmiddels gesloopt. Dit erf is getransformeerd tot een woonerf, waarbij de omliggende gronden natuurlijk zijn ingericht. Het erf aan de Uelserweg 134 is ook reeds getransformeerd tot woonerf. Aan één zijde van de weg staan echter nog leegstaande schuren die gesloopt worden. Met het voorliggende plan kan het landschap hier ook verder worden versterkt. Aan de Huyerenseweg dienen de meeste leegstaande schuren nog gesloopt te worden (één schuur is hier al gesloopt). Op dit erf worden drie nieuwe woningbouwkavels gerealiseerd. Het erf wordt daarbij landschappelijk ingepast. Aan de Zenderseweg ong. wordt één woningbouwkavel gerealiseerd. De ontwikkeling vindt plaats op kadastraal perceel H6734, in de dorpsrand van Albergen. Het perceel is in de huidige situatie in gebruik als moestuin en voor het houden van bijen.

Aangezien deze ontwikkelingen niet in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan, moet een bestemmingsplanherziening plaatsvinden. In deze toelichting wordt het plan nader beschreven.

1.2 Ligging En Begrenzing Projectlocaties

De projectlocaties liggen in de gemeente Tubbergen.

Huyerenseweg 21

De locatie Huyerenseweg 21 ligt in het buitengebied, ten zuiden van de kern Geesteren (gemeente Tubbergen). Aangrenzend aan grasland met daarachter een natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging projectlocatie Huyerenseweg 21 ten opzichte van de omgeving (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0002.png"

Afbeelding 2: Begrenzing projectgebied Huyerenseweg 21

Uelserweg 134

De locatie Uelserweg 134 ligt in het buitengebied, ten zuidwesten van de kern Mander (gemeente Tubbergen). Het betreft de gronden aan de noordkant van de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0003.png"

Afbeelding 3: Ligging projectlocatie Uelserweg ten opzichte van de omgeving (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0004.png"

Afbeelding 4: Begrenzing projectgebied Uelserweg 134

Zenderseweg ong.

De projectlocatie aan de Zenderseweg ong. ligt in de dorpsrand van Albergen

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0005.png"

Afbeelding 5: Ligging projectlocatie Zenderseweg ong. ten opzichte van de omgeving (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0006.png"

Afbeelding 6: Begrenzing projectgebied Zenderseweg ong.

Manderseweg 3

De locatie Manderseweg 3 ligt in het buitengebied, ten oosten van de kern Mander. Dit erf is getransformeerd naar een woonerf, en de landschapsontsierende schuren zijn hier reeds gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0007.png"

Afbeelding 7: Ligging projectlocatie Manderseweg 3 ten opzichte van de omgeving (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Huidig Planologisch Regime

Alle bij dit plan betrokken erven maken onderdeel uit van het geldende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016'. Dit bestemmingsplan is op 23 mei 2016 onherroepelijk geworden. Tevens geldt het 'Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen' welke is vastgesteld op 28 mei 2018.

Huyerenseweg 21

Het plangebied van de projectlocatie Huyerenseweg 21 heeft gedeeltelijk de enkelbestemming 'Wonen' en gedeeltelijk de enkelbestemming 'Agrarisch - 1'. Daarnaast geldt er gedeeltelijke een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en gedeeltelijk een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Tot slot geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0008.png"

Afbeelding 8: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016, locatie Huyerenseweg 21

De drie nieuwe woningbouwkavels worden gerealiseerd op gronden met de bestemming 'Agrarisch - 1'. Deze ontwikkeling (de bouw van de woningen en het gebruik) past niet binnen deze bestemming.

Uelserweg 134

Het plangebied van de projectlocatie Uelserweg 134 heeft de enkelbestemming 'Wonen'. Daarnaast geldt er gedeeltelijke een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en gedeeltelijk een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Ook gelden de gebiedsaanduidingen 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan', 'milieuzone - intrekgebied' en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0009.png"

Afbeelding 9: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016, locatie Uelserweg 134

Op deze locatie worden de landschapsontsierende schuren (aan de noordkant van de weg) gesloopt en de gronden gaan agrarisch gebruikt worden. Dit past niet binnen de bestemming 'Wonen'.

Zenderseweg ong.

Het plangebied van de projectlocatie Zenderseweg ong. heeft de enkelbestemming 'Agrarisch - 1'. Daarnaast geldt er de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0010.png"

Afbeelding 10: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016, locatie Zenderseweg ong.

De nieuwe woningbouwkavel worden gerealiseerd op gronden met de bestemming 'Agrarisch - 1'. Deze ontwikkeling past niet binnen de geldende enkelbestemming.

1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Huyerenseweg 21, Zenderseweg ong. en Uelserweg ong ' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de betrokken plangebieden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan (huidige en toekomstige situatie). In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. De randvoorwaarden die hieruit volgen worden getoetst aan het plan. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het projectgebied en de directe omgeving aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Huyerenseweg 21

De locatie Huyerenseweg 21 ligt in het buitengebied, ten zuiden van de kern Geesteren. Aangrenzend aan grasland met daarachter een natuurgebied.

De locatie aan de Huyerenseweg 21 is gelegen in een jong ontginningslandschap. In 1922 bestond de hele omgeving nog uit woeste grond met heide, veen en vennen. Het was er zeer nat, door diens ligging in een bekken aan de voet van een hoger gelegen plateau, waar de andere locaties op gelegen zijn. In 1922 werd het gebied door twee beekjes ontwaterd, welke ten noorden en ten zuiden van de locatie in zuidwestelijke richting afwaterden. Twee grote vennen ten oosten van de locatie werden niet afgewaterd, met veel veengroei ten gevolge. Eveneens ten oosten was een kleine éénmansenclave gelegen tussen de woeste gronden, met een aantal weidekaveltjes en een perceeltje akkerbouw. In 1960 was een groot gedeelte van de woeste gronden ontgonnen, zo ook de locatie aan de Huyerenseweg 21. Dit was mogelijk geworden door de kanalisering van de beken. De resterende woeste gronden waren aan de noordzijde bebost geraakt. Ondertussen was ook de eerste bebouwing binnen de locatie gesitueerd. Na ruilverkavelingen zijn in 1980 de kavels in de omgeving groter geworden. De singels in het gebied zijn grotendeels behouden gebleven. Hierdoor is de oude enclave, die in 1922 nog midden in de woeste gronden lag, nog steeds herkenbaar. De niet ontgonnen gronden ten zuiden van de locatie zijn grotendeels behouden gebleven. De linker gelegen ven is verland.

Het erf betreft een voormalige agrarisch erf, met één bedrijfswoning (inmiddels bestemd als burgerwoning) en leegstaande, landschapsontsierende bedrijfsgebouwen. De oppervlakte van deze bedrijfsgebouwen bedraagt 2.290 m2. De vleesvarkensstal van 245 m2 is reeds gesloopt. Het huidige erf is ruim, heeft een landelijk karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0011.png"

Afbeelding 11: Luchtfoto erf en omliggende gronden Huyerenseweg 21

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0012.png"

Afbeelding 12: Foto te behouden woning Huyerenseweg 21

Uelserweg 134

De locatie ligt in het buitengebied, ten zuidwesten van de kern Mander (gemeente Tubbergen). Het betreft het plangebied aan de noordkant van de weg. Dit plangebied is deels verhard, en er staan enkele landschapsontsierende bedrijfsgebouwen. Aan de zuidkant van de Uelserweg is een woonerf ontwikkeld. De te slopen bedrijfsgebouwen hebben een oppervlakte van 840 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0013.png"

Afbeelding 13: Luchtfoto te slopen schuren en erfverharding aan de Uelserweg 134

Manderseweg 3

De locatie ligt in het buitengebied, ten oosten van de kern Mander. Dit erf is getransformeerd naar een woonerf. Er is reeds 1.338 m2 landschapontsierende bebouwing gesloopt. Het erf is landschappelijk ingepast en de omliggende gronden zijn natuurlijk ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0014.png"

Afbeelding 14: Luchtfoto erf Manderseweg 3 in 2009

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0015.png"

Afbeelding 15: Luchtfoto erf Manderseweg 3 huidige situatie

Zenderseweg ong.

De ontwikkeling vindt plaats op kadastraal perceel H6734 aan de Zenderseweg in de dorpsrand van Albergen. Het perceel is in de huidige situatie in gebruik als moestuin en voor het houden van bijen. Om het perceel ligt een houtwal en een greppel.

Het plangebied is van oudsher relatief hoger gelegen dan zijn omgeving en de omgeving is te karakteriseren als hoge stuwwal. Dit zijn de oudste bewoonde delen van het Twentse landschap. Dit kleinschalige kampenlandschap is door eeuwen van landbouw gevormd naar zijn huidige verschijning. Woeste gronden zijn omgevormd naar akkers op de hoge delen en naar weilanden op de lage delen, daartussen woonde de boeren. Er zijn relatief grote reliëf-verschillen op geringe afstand, onregelmatige blokverkaveling en de percelen zijn door middel van singels, lanen en hakhoutbosjes omkaderd. Hierdoor is een dicht netwerk van historische bebouwing, erven en afwisselend grondgebruik ontstaan.

Het oostelijk gelegen halfopen heideontginningslandschap is moderner ingericht met erven langs wegen, regelmatige blokverkaveling en tevens singels op perceelranden en lanen langs wegen. Het plangebied ligt als het ware op de overgang van deze twee landschapstypes.

In de laatste eeuw en voornamelijk in de laatste decennia hebben verstedelijking en schaalvergroting in de landbouw een rationeler, opener en minder divers landschap ontwikkeld. De waardevolle landschapselementen zijn veelal verdwenen en het plangebied is ingesloten geraakt door bedrijven en bebouwing. Hierdoor is het oorspronkelijke agrarische cultuurlandschap minder herkenbaar en beleefbaar. Specifiek is in het plangebied ook een houtwal/singel verdwenen langs de Zenderseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0016.png"

Afbeelding 16: Luchtfoto plangebied Zenderseweg ong.

2.2 Toekomstige Situatie

Huyerenseweg 21

Op het erf Huyerenseweg 21 blijft de voormalige bedrijfswoning behouden. De leegstaande bedrijfsgebouwen (van 2.290 m2) worden gesloopt. De vleesvarkensstal van 245 m2 is reeds gesloopt.

Op het erf aan de Huyerenseweg 21 worden drie nieuwe woningen gerealiseerd, ieder op een eigen erf, met elkaar verbonden door een gemeenschappelijke hoogstam boomgaard, die zich concentreert rondom de toerit. De gezamenlijke erven zijn kleiner dan het voormalige bouwblok. Met name in de noord-zuid richting. De woningen zijn zo gesitueerd dat er maximale privacy op eigen terrein ontstaat en het zicht vanaf het erf zich richt naar de omgeving. Dit doordat de woningen elk het uitzicht een eigen richting op hebben. De verschillende functies als het gezamenlijke erf en de eigen erven worden van elkaar gescheiden door een haag. Door hier éénzelfde sortiment te kiezen wordt eenheid in uitstraling gegarandeerd.

Om een stevig raamwerk te bieden, wordt de kavelgrens die in het verlengde van het erf ligt, stevig aangezet met een singel van inheemse beplanting. Verder komen er enkeleboomgroepen op het erf die het zicht vanuit het westen op het erf filteren.

De drie nieuwe erven worden toegankelijk gemaakt via een nieuwe gezamenlijke oprit, welke wordt gerealiseerd door het weiland ten oosten van het erf. Enkele solitaire bomen (met onderbeplanting) ter hoogte van de bocht markeren dit punt en voorkomen hinderlijk strijklicht van auto’s over het veld. De hierdoor ontstane kleinere weide kan, indien hier animo voor is, worden gebruikt als hobbyweide voor bewoners.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0017.png"

Afbeelding 17: Inrichtingsplan Huyerenseweg 21

Een gemengde haag scheidt de percelen van elkaar en draagt net als de boomgaard en de singel en solitaire bomen en boomgroepen bij aan het landelijke karakter. De bestaande bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en de bestrating op het erf wordt verwijderd, waarbij het onderliggende zandbed zo veel mogelijk wordt gebruikt om de nieuwe weg aan te leggen. Verder wordt deze vervangen voor zwarte grond. Zuidelijk op het huidige erf ligt een mestzak. Ook deze wordt, met de omliggende aardenwal, verwijderd. De gemeenschappelijke boomgaard wordt ingezaaid met bloemrijk grasland. De weg zelf blijft relatief smal maar krijgt halfverharde bermen zodat auto’s elkaar nog wel kunnen passeren. De verharding ten oosten van de singel bestaat uit halfverharding (puin). Net als de rest van de huidige toerit. De verharding ten westen van de nieuwe singel bestaat uit elementverharding.

In het bijgevoegde document 'Rood voor Rood, herontwikkeling locaties Manderweg 3, Uelserweg 134 en Huyerenseweg 21' is een concreet inrichtings- en beplantingsplan opgenomen (zie Bijlage 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0018.png"

Afbeelding 18: Beplantingsplan Huyerenseweg 21

Uelserweg 134

Ten noorden van de Uelserweg 134 worden een tweetal bedrijfsgebouwen (840 m2) en enkele vrij grote kuilvoerplaten gesloopt. Ook de bestrating en de ondergelegen funderingen worden verwijderd. Na sloop wordt het terrein ingezaaid met een weidemengsel waardoor dit bij het aanliggende eigendom kan worden gevoegd. Een wilgenbosje wordt verwijderd om hinder bij de westelijk gelegen horeca gelegenheid te beperken. Aan de noordkant van de Uelserweg zal een bestaande eikenstructuur worden versterkt met drie nieuwe eiken, waardoor het ‘enclave’ karakter van de Uelserweg 134 en omliggende erven versterkt wordt en het verkeer op de weg wordt begeleid. Eiken hebben over het algemeen een beter aanzien dan wilgen. Deze eiken moeten worden opgekroond en onderbeplanting verwijderd om zicht op het landschap te behouden. Door deze ingreep krijgt de uitstraling van het gebied richting bewoners en passanten een impuls.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0019.png"

Afbeelding 19: Beplantingsplan Huyerenseweg 21

In het bijgevoegde document 'Rood voor Rood, herontwikkeling locaties Manderweg 3, Uelserweg 134 en Huyerenseweg 21' is een concreet inrichtings- en beplantingsplan opgenomen (zie Bijlage 1).

Manderseweg 3

Manderseweg 3 betreft een locatie waar het agrarische bedrijf is gestaakt ten behoeve van natuurontwikkeling. Aan weerszijde van de Manderseweg zijn de schuren gesloopt in 2009. De door de sloop vrijgekomen gronden van het erf zijn natuurlijk ingericht. Zo is aan de zuidkant van de weg een weide ontstaan, met langs de weg enkele bomen. Op het perceel aan de noordkant van de Manderseweg is de Mosbeek aan de noordzijde van de kavel in zijn meanderende loop teruggebracht. De vrijgekomen gronden worden hier hoofdzakelijk als natuur beheerd. Met deze ingrepen zijn de ontwikkelingen aan de Manderseweg inmiddels gerealiseerd en afgerond.

Zenderseweg ong.

De gewenste ontwikkeling aan de Zenderseweg, waar een woningbouwkavel wordt gerealiseerd, schetst een hoogwaardig erf in een aantrekkelijke overgang van dorp naar buitengebied met een groen gebiedseigen casco. De bestaande groenstructuren om het perceel worden versterkt met mantel-zoomvegetatie en nieuwe eiken. De verdwenen groenstructuur langs de weg wordt hersteld met een nieuwe bomenrij van zomer- en wintereiken die de voorzijde van het erf een groene uitstraling geeft. In hoofdzaak haakt de ontwikkeling hiermee aan op het kleinschalige eeuwenoude Twentse landschap met groenstructuren op de perceelsranden. Door de noord- en zuidzijde van de woning open te laten (grasland) blijft het zicht op de achterliggende groenstructuur geborgd. De westzijde aan de weg krijgt een groene representatieve uitstraling met nieuwe beukenhaag om de tuin. De haag wordt 1,2 meter hoog en 1 meter breed om de privacy te waarborgen maar het zicht op de woning niet volledig te ontnemen. Hierdoor wordt de toekomstige (cultuurlijke) tuin groen ingepast op een gebiedseigen manier. De groene oostelijke achterzijde van het erf biedt voldoende ruimte over de houtwal als onderdeel van het casco te beschermen en verder te ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0020.png"

Afbeelding 20: Inrichtingsplan Zenderseweg ong.

In het bijgevoegde document 'Inrichtingsplan Zenderseweg Albergen' is een concreet inrichtings- en beplantingsplan opgenomen (zie Bijlage 2).

De inrichtingsplannen voor de betrokken projectlocaties zijn beoordeeld door het Q-team Dinkelland - Tuibbergen. Het Q-team heeft positieve adviezen afgegeven (zie Bijlage 3 en Bijlage 4).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgesteld op 13 maart 2012. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Het kabinet beschrijft in de Structuurvisie onder andere in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeentenovergelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in dit ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Het onderhavige plan betreft een relatief kleinschalige ontwikkeling op erfniveau die geen inbreuk maakt op nationale belangen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.

Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen.

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. In het voorliggende plan wordt 5.289 m2 aan voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt, en wordt de realisatie van vier extra woningen met bijgebouwen mogelijk gemaakt. Dit betreft een dermate kleinschalig plan dat hier geen sprake is van een ' stedelijke ontwikkeling', in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk.

Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.

3.1.3 Conclusie Rijksbeleid

De voorgenomen ontwikkeling is dermate kleinschalig dat vanuit relevant Europees en rijksbeleid geen randvoorwaarden of uitgangspunten rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie- en verordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' geeft de provinciale integrale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. De provincie hanteert hierbij de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In de Groene Omgeving (het buitengebied) worden alleen nieuwe ontwikkelingen toegestaan die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen, wanneer aannemelijk is gemaakt dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is en dat de mogelijkheden voor combinatie van funties op bestaande erven optimaal zjn benut.

Met het voorliggende plan worden op enkele erven in het buitengebied schuren gesloopt, en worden op een locatie in de dorpsrand (in lintbebouwing) en op een bestaand erf in de Groene Omgeving (waar ook schuren worden gesloopt) enkele woningen toegevoegd. Deze ontwikkeling past daarmee binnen de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.


Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Door de Omgevingsvisie is het eerdere detailkader, zoals o.a. 'Rood voor Rood', vervallen en is er een nieuw document opgesteld: de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' (KGO). KGO is vastgelegd in de provinciale verordening (artikel 2.1.6). De KGO gaat er vanuit dat er ruimte is voor grootschalige uitbreidingen en nieuwe functies in het buitengebied, uitsluitend indien hier sociaal economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn en er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.


Het voorliggende plan betreft een plan waarbij 4.468 m2 aan landschapsontsierende agrarische bebouwing wordt gesloopt. Ter compensatie worden vier woningbouwkavels gerealiseerd, en worden de betrokken erven landschappelijk ingepast. De gehele ruimtelijke ontwikkeling is in balans en 'met gesloten beurs'. Dit betekent dat de opbrengst van de te realiseren woningbouwkavels wordt geinvesteerd in ruimtelijke kwaliteit. Het plan behelst geen verlies aan ecologische en landschappelijke waarden, maar juist een aanmerkelijke winst. Het betreft een ontwikkeling die goed past in de omgeving, aansluitend op de gebiedskenmerken, qua schaal en impact goed inpasbaar is en het gehele plan heeft, naast een groot particuliere belang, ook een maatschappelijk belang, aangezien o.a. een grote hoeveelheid aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen wordt gesloopt. De te realiseren landschapselementen zijn met een voorwaardelijke verplichting geborgd in de regels van dit bestemmingsplan. Hiermee voldoet het plan aan het KGO-beleid, zoals vastgelegd in artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel (vastgelegd in artikel 2.1.5. van de provinciale Omgevingsverordening). Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De volgende niveaus komen aan de orde.

  1. 1. Generieke beleidskeuzes;
  2. 2. Ontwikkelingsperspectieven;
  3. 3. Gebiedskenmerken.

1. Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Het uitvoeringsmodel vraagt bij nieuwe ontwikkelingen dus eerst te kijken naar het niveau van generieke beleidskeuzes. Hierbij gaat het om de normen van de SER-ladder, de EHS/NNN, externe veiligheid, ligging in het grondwaterbeschermingsgebied, waterveiligheid etc.

In dit voorliggende plan is sprake van herstructurering. Het gaat om de transformatie van agrarische erven naar een woonerven, waarbij ter compensatie van de sloop van schuren, nieuwe woningen gebouwd worden op een tweetal locaties. Per saldo is er een afname van bebouwd oppervlakte. Daarnaast is het relevant dat de betrokken locaties in het Nationaal Landschap Noordoost-Twente liggen. Dit betreft een afwisselend en kleinschalig landschap met grote hoogteverschillen, bronnen, beken, houtwallen, bossen en landgoederen. Het voorliggende plan, waarbij een groot oppervlak aan landschapsontsierende schuren wordt gesloopt, en waarbij de betrokken erven landschappelijke worden ingepast op een wijze die passend is in dit gebied, tast de waarden en kenmerken van het Nationaal Landschap niet aan.

Geconstateerd wordt dat het voorliggende plan aangaande deze generieke beleidskeuzes niet op belemmeringen stuit.

2. Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven.

Voor de slooplocatie aan de Uelserweg 134, en voor de nieuwbouwlocatie aan de Zenderseweg ong (zie afbeelding 21)., geldt het ontwikkelingsperspectief 'wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Dit ontwikkelingsperspectief geldt ook grotendeels voor de projectlocatie Huyerenseweg 21 (zie afbeelding 22). In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Met aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. En aan de andere kant ruimte voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De kwaliteitsambitie 'voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' staat hierbij voorop. De provincie wil de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Uitgangspunten voor mixlandschappen zijn:

  • Behouden en versterken van de leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied;
  • Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen;
  • Ontwikkelingsmogelijkheden verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.

Het staken van agrarische bedrijven, het slopen van landschapsontsierende gebouwen, het nieuwbouwen van een enkele woningen en het landschappelijk en natuurlijk inrichten van deze projectlocaties past binnen dit geldende ontwikkelingsperspectief. Er worden ook geen bestaande functies in de omgeving van de projectlocaties belemmerd met het voorliggende plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0021.png"

Afbeelding 21: Weergave ontwikkelingsperspectief Zenderseweg ong. (bron Omgevingsvisie Overijssel)

Voor de projectlocatie aan de Huyerenseweg 21 geldt ook voor een beperkt deel het ontwikkelingsperspectief 'Zone ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland'. In deze gebieden dienen ruimtelijke ontwikkelingen bij te dragen aan een kwaliteitsimpuls voor natuur, landschap en water, waarmee tevens het samenhangend stelsel van natuurgebieden en de regionale economie worden versterkt. Uitgangspunten zijn:

  • Focus op de wateropgaven en versterking van natuur en landschap. Deze kwaliteitsinvestering kan elders ook breder worden ingezet;
  • Verbinding leggen tussen gebieden met hoge natuurwaarden.

Het staken van het agrarische bedrijf nabij een natuurgebied, het slopen van de landschapsontsierende bebouwing en de transformatie naar een woonerf (waarbij ook op andere locaties agrarische bedrijven zijn gestaakt, schuren zijn gesloopt en de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt) past binnen dit geldende ontwikkelingsperspectief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0022.png"

Afbeelding 22: Weergave ontwikkelingsperspectieven Huyerenseweg 21 (bron Omgevingsvisie Overijssel)

3. Gebiedskenmerken

In het provinciale beleid zijn voor alle gebieden gebiedskenmerken aangegeven. Het beleid voor deze gebiedskenmerken is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de provinciale verordening. Hierin is bepaald dat inzichtelijk moet worden gemaakt dat voldaan wordt aan dit beleid. Wanneer in het beleid normerende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze normerende uitspraken. Wanneer in het beleid richtinggevende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze richtinggevende uitspraken. De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de agrarische cultuur laag, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het projectgebied en gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven (normerend en richtinggevend) voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn.

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag plek en betekenis gekregen in het menselijke occupatieproces. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de beek. Pas de laatste eeuw is deze samenhang door technische mogelijkheden verminderd en zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan voorkomen en er voor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden. De projectlocatie aan de Huyerenseweg 21 is gelegen in een 'beekdal-gebied met natte laagtes' en in 'dekzandvlakte en ruggen'. De projectgebieden aan de Uelserweg 134 en de Zenderseweg ong. zijn gelegen in 'dekzandvlakte en ruggen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0023.png"

Afbeelding 23: Weergave 'Natuurlijke laag' Zenderseweg ong. (bron Omgevingsvisie Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0024.png"

Afbeelding 24: Weergave 'Natuurlijke laag' Huyerenseweg 21 (bron Omgevingsvisie Overijssel)

Normerend uitgangspunt 'dekzandvlakte en ruggen':

  • Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen het huidige reliëf.

Richtinggevende uitgangspunten 'dekzandvlakte en ruggen':

  • Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting.
  • Beplanting dient te bestaan uit soorten die van nature in het gebied voorkomen.
  • Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Normerend uitgangspunt 'beekdalen en natte laagtes':

  • Het waterpeil is niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.

Richtinggevende uitgangspunten 'beekdalen en natte laagtes':

  • Beekdalen en laagtes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en voldoende ruimte voor water en indien het bestaande (agrarisch) gebruik dat toelaat natuurlijke dynamiek.
  • Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Met het voorliggende plan worden de waterpeilen niet gewijzigd. Het watersysteem blijft intact en de waterkwaliteit wordt ook niet aangetast. Aangezien de agrarische activiteiten op diverse locaties zijn en worden gestaakt, zal deze eerder verbeteren dan verslechteren. Er wordt een grote oppervlakte aan schuren gesloopt en veel erfverharding wordt verwijderd. Hierdoor is er meer ruimte voor een goede infiltratie van regenwater.

Op de betrokken locaties wordt geen kenmerkend reliëf aangetast. Het plan draagt op diverse locaties bij aan het beter beleefbaar maken van het bestaande reliëf in het gebied, door onder andere de sloop van schuren en het toevoegen van inheemse beplanting op de juiste plekken op de erven.

Laag agrarische cultuurlandschap

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Vanuit de nederzettingen zijn de omliggende gronden ooit ontgonnen, daardoor is er een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omringende landschap ontstaan. Afhankelijk van de stand van de techniek en de beschikbaarheid van meststoffen is door de eeuwen heen een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing gegroeid. Dit verschil in tijd geeft mede richting aan de ontwikkeling van deze gebieden. Binnen de regionale landschappen is er vaak op korte afstand sprake van verschillen: de es, de flank en het beekdal. De projectlocatie aan de Zenderseweg ong. ligt in het 'essenlandschap'. De projectlocaties aan de Uelserweg 134 en de Huyerenseweg 21 liggen in het 'jonge heide- en broekontginningslandschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0025.png"

Afbeelding 25: Weergave 'laag agrarisch cultuurlandschap' Zenderseweg ong. (bron Omgevingsvisie Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0026.png"

Afbeelding 26: Weergave 'laag agrarisch cultuurlandschap' Huyerenseweg 21 (bron Omgevingsvisie Overijssel)

Normerend uitgangspunt 'essenlandschap':

  • De essen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf.
  • Op de flanken krijgen de kleinschalige landschapselementen, zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen, een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van dit kleinschalige patroon.

Richtinggevend uitgangspunt 'essenlandschap':

  • Als ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijk raamwerk.

Richtinggevend uitgangspunt 'jonge heide- en broekontginningslandschap'

  • Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Met het voorliggende plan worden op een aantal locaties landschapsontsierende schuren gesloopt die de erven en de omliggende gebieden verstoren. De voorgenomen ontwikkelingen vinden plaats binnen de contouren van de huidige erven, en aan de Zenderseweg wordt een nieuw erf gerealiseerd binnen de lintbebouwing. Met de plannen op de projectlocaties worden geen dragende lineaire structuren aangetast. Deze worden juist, waar mogelijk, versterkt. De inrichtingsplannen houden rekening met de leesbaarheid van het landschap en verschillen in hoog en laag.

Stedelijke laag

In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Efficiëntie en nabijheid zijn belangrijke vestigingsoverwegingen. Daarbij wordt kwaliteit, eigenheid en onderscheidend vermogen van de regio steeds belangrijker. Agrarische erven hebben van oudsher een hele sterke binding met het landschap. Vanuit het erf werden de omliggende gronden in cultuur gebracht en vervolgens eeuwenlang bewerkt. Bijzonder is dat elk landschap zijn eigen erftype heeft. De opbouw, erfbebouwing, erfbeplantingen en relaties met de omliggende gronden zijn specifiek voor het betreffende landschapstype, alsof in het erf de genen van het landsschap besloten liggen. Bij de transformatie van erven in het landelijk gebied vervalt vaak de vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap. De ambitie is de erven levend te houden, verbonden met het landschap. Voor de projectgebieden zijn de aanduidingen 'informele trage netwerk' en 'verspreide bebouwing' van toepassing. Relevante uitgangspunten zijn:

  • Bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Behoud en versterking kenmerkende erfstructuur en volumematen;
  • Behouden robuuste ensemble;
  • Koppelen erf aan landschap;
  • Toegankelijkheid landschap verbeteren.

Met deze uitgangspunten is waar mogelijk rekening gehouden in het ontwikkelingsplan. Zo wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd (o.a. landschappelijk inpassing en sloop landschapsontsierende schuren) en worden de erven gekoppeld aan het landschap.

Laag van de beleving

De laag van de beleving is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. Deze laag voegt eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken, en recreatieve routes, maar benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevingsaspect en identiteit worden steeds belangrijker pijlers van ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De laag van de beleving heeft geen directe invloed op het plan. Wel zijn de projectgebieden aan de Zenderseweg ong. en de Uelserweg 134 aangemerkt als 'donkerte gebied'.

Normerende uitgangspunten ‘Donkertegebied’:

  • Waar mogelijk moeten de donkertegebieden in het landelijk gebied worden versterkt. Spaarzaam omgaan met verlichting is hier passend.

Richtinggevend uitgangspunten ‘Donkertegebied’:

  • In de donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht. Dit vereist het selectief inzetten en ‘richten’ van kunstlicht.
  • Veel aandacht voor vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

In het voorliggende plan worden deze uitgangspunten gerespecteerd. Het voorliggende plan leidt niet tot een significante toename van licht.

Conclusie provinciaal beleid

Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het provinciale beleid, zoals ook vastgelegd in de provinciale verordening. Het plan past binnen het geldende ontwikkelingsperspectief en is uitgewerkt op basis van de gebiedskenmerken.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Rood voor Rood met gesloten beurs 2014

Voor de transformatie van (voormalige) agrarische erven tot woonerven heeft de gemeente Tubbergen specifiek 'Rood voor Rood-beleid', wat in 2014 gedeeltelijk is aangepast. Dit beleid is verwoord in de beleidsnotitie 'Rood voor Rood met gesloten beurs 2014'. Het voorliggende plan (zie Bijlage 1) is opgesteld op basis van dit Rood voor Rood-beleid van de gemeente Tubbergen.

Het hoofddoel van de beleidsnotitie is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. De realisatie van dit doel vindt plaats door de sloop van landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is dat uit de opbrengsten van de bouwkavel(s), de sloopkosten en andere investeringen in de ruimtelijke kwaliteit worden bekostigd. De initiatiefnemer mag 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de te slopen bebouwing behouden. Uitgangspunt is daarbij dat minimaal 1.000 m2 aan landschapsontsierende voormalige agrarische schuren wordt gesloopt. Wanneer er een veelvoud wordt gesloopt, en het voor het afdekken van de sloopkosten en 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde noodzakelijk is, kunnen er meer bouwkavels worden verkregen. Het specifieke 'Rood voor Rood-beleid' bevat daarbij nog veel andere voorwaarden. Zo moet bijvoorbeeld in principe worden teruggebouwd op dezelfde locatie.

Het voorgenomen plan voldoet aan het 'Rood voor Rood-beleid'. Er wordt 4.468 m2 aan landschapsontsierende schuren gesloopt,waarvoor ter compensatie vier woningbouwkavels worden gerealiseerd. Dit is nodig voor het afdekken van de sloopkosten en 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Alle landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt, inclusief erfverharding etc. Een deel van de bebouwing is reeds eerder gesloopt, met name vanwege veiligheidsredenen. Over deze vroegtijdige sloop is op voorhand een afspraak gemaakt tussen de gemeente en de provincie, dat deze eerder te slopen vierkante meters wel mee mogen worden genomen in het voorliggende plan. De nieuwe woningbouwkavels worden gerealiseerd op het erf aan de Huyerenseweg 21. Eén kavel wordt gerealiseerd aansluitend aan de dorpskern van Albergen. Hier is één kavel goed in te passen in het woonlint. Deze kavel was niet goed inpasbaar op de andere betrokken projectlocaties. Zie hiertoe o.a. ook het advies van het Q-team Dinkelland-Tubbergen (zie Bijlage 4). Op alle betrokken locaties wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing. Qua oppervlakte- en inhoudsmaten van de toegestane bebouwing wordt aangesloten op de regels van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016'.

3.3.2 Woonvisie 2016+

Op 13 juli 2016 heeft de gemeenteraad de Woonvisie 2016+ vastgesteld. De woonvisie vormt de basis voor strategische afwegingen die de gemeente maakt op het gebied van wonen. De vraag hoe de woonaantrekkelijkheid van Tubbergen kan worden versterkt staat hierbij voorop. Daarnaast heeft een aantal belangrijke thema's die in Tubbergen spelen een plek gekregen. Dit betreft de klassieke thema's beschikbaarheid en betaalbaarheid, waarbij laatstgenoemde actueler dan ooit is nu blijkt dat er geleidelijk meer betalingsproblemen ontstaan, ondanks huurtoeslag. Andere thema's die een plek krijgen zijn de gevolgen van de extramuralisering en het duurzaam wonen.

In de Woonvisie 2016+ is een deel van het totaal aantal te realiseren woningen gereserveerd voor woningen in het buitengebied. Het aantal is gebaseerd op de ervaringen in de afgelopen jaren met de toepassing van regelingen als Rood voor Rood en Rood voor Groen. Het voorliggende Rood voor Rood-plan, waarbij in totaal vier woningen worden gerealiseerd, past hierbinnen.

3.3.3 Casco-benadering in Noordoost-Twente

Alterra heeft voor de gemeenten in Noordoost-Twente een generieke methode beschreven om vorm te geven aan de doelen voor het Nationaal Landschap: behoud en ontwikkeling van het landschap inclusief al haar functies. In relatie tot het provinciaal beleid is de casco-benadering een middel om invulling te geven aan het fenomeen 'ruimtelijke kwaliteit' en de uitvoering aan de kwaliteitsagenda van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. De casco-benadering leidt tot een landschap waarin de afzonderlijke landschapstypen beter van elkaar te onderscheiden zijn. Hierdoor wordt de variatie van landschappen in Noordoost-Twente beter beleefbaar en geeft ook richting aan toekomstige initiatieven.

In de praktijk werkt de casco-benadering met het principe dat landschapselementen die tot het casco behoren niet verplaatst mogen worden. De landschapselementen buiten het casco mogen wel worden verplaatst, mits voldaan is aan de spelregels voor compensatie.

Afbeelding 27 bevat een weergave van de 'Casco-kaart' aan de Uelserweg 134. De singel op de kruising van de Vleerhoeksweg is een onderdeel van Casco. Met de groene kleur wordt het volgende aangegeven: Deze landschapselementen mogen niet worden verwijderd, tenzij deze op een huiskavel van een agrarisch bedrijf staat en er gecompenseerd wordt. De term landschapselement is een verzamelnaam voor waardevolle bomen(rijen), poelen, bossen, boomgaarden en soortgelijke elementen. Het struweel wordt met het voorliggende plan landschappelijk versterkt, door de opwaardering van de huidige groenstructuren. De locatie aan de Huyerenseweg 21 valt niet onder de casco-benadering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0028.png"

Afbeelding 27: Uitsnede Casco-kaart, weergave Uelserweg 134 en directe omgeving

Het projectgebied aan de Zenderseweg ong. ligt in het laagdynamische kampenlandschap (zie afbeelding 28) met enkele elementen die niet mogen worden verplaatst. Opgaande groene elementen, niet zijnde het casco, kunnen gebruikt worden om de nieuwe hoofdstructuur te versterken volgens de richtlijnen van het compensatiebeginsel. Met het voorliggende plan aan de Zenderseweg ong. wordt de groene oostelijke achterzijde beschermd en verder ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0029.png"

Afbeelding 28: Uitsnede Casco-kaart, weergave Zenderseweg ong. en directe omgeving

3.3.4 Welstandsnota

In dit bestemmingsplan is een juridische regeling opgenomen over de wijze waarop gronden mogen worden gebruikt en in welke mate ze mogen worden bebouwd. De beoordeling van de stedenbouwkundige en architectonische vormgeving van bouwwerken vindt plaats aan de hand van de Welstandsnota Dinkelland-Tubbergen. De welstandnota geeft regels voor het gehele buitengebied. De welstandsnota gaat uit van 'bestaande toestand'. Met nieuwe ontwikkelingen, zoals 'Rood voor Rood-projecten', wordt geen rekening gehouden. En als wel sprake is van nieuwe ontwikkelingen wordt ervan uitgegaan dat deze moeten samenhangen met de bestaande (bedrijfs-)bebouwing op het erf. In geval van 'Rood voor Rood-projecten' verdwijnt deze juist. De gebiedsgerichte criteria in de welstandnota zijn bovendien onvoldoende geschikt om de gewenste hoogwaardige kwaliteit te bereiken. Om deze redenen heeft de gemeenteraad van Tubbergen een 'Beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood' vastgesteld.

3.3.5 Beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood

Beeldkwaliteit Zenderseweg ong.

In het 'Beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood' (zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze toelichting) wordt onderscheid gemaakt tussen 'Oud landschap' en 'Jong landschap'. Het plangebied aan de Zenderseweg ong. 1 ligt in 'Oud Landschap'. In dit gebied wordt geadviseerd een iets conservatievere insteek te kiezen dan in de jongere landschapstypes. Dit heeft betrekking op situering, volume, kapvorm, detaillering en kleurgebruik. In dit gebied zijn de grote pannen gedekte zadelkappen (met name rood) en rechte topgevel (eventueel bekleed met hout) kenmerkend. Woningen hebben een duidelijke voor- en achterzijde. Waarbij de achterzijde grenst aan het erf, en de voorzijde naar het landschap gericht is. Bij de oudere erven komt incidenteel een gevelbeëindiging door middel van een wolfseind voor. In dit gebied wordt aandacht besteed aan de detaillering, waarbij daken vaak beëindigd worden met een windveer. Nieuwe type bouwvormen en retro-types zoals notariswoning verdragen zich slecht met de kenmerken van dit gebied. De te realiseren nieuwe bebouwing aan de Zenderseweg ong. zal aan deze beeldkwaliteitscriteria moeten voldoen.

Beeldkwaliteit Huyerenseweg 21

Voor de nieuw te realiseren bebouwing aan de Huyerenseweg 21 is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 6.

Voor het realiseren van het nieuwe erf worden hier een aantal schuren bij de huidige woning gesloopt om ruimte te creëren voor het realiseren van drie nieuwe woningen op het gemeenschappelijk erf. Van belang is dat het erf en bebouwing is verweven met het landschap. Dit erfensemble van vier woningen vormt een knooperf met de kenmerken gebaseerd op de typologie van een jong ontginningslandschap. Specifiek voor dit erf is dat het strak en rechthoekig is met eenvoudige enkelvoudige massa’s. De eenvoud van de massa’s wordt ook nog eens versterkt door de bijgebouwen onder te brengen in de hoofdmassa. De specifieke uitgangspunten voor de architectuur, zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan, zijn gebaseerd op de elementen van de oorspronkelijke eenvoudige boerderij en schuren met een interpretatie naar de huidige tijdsgeest, d.w.z. een vereenvoudigingslag in materiaal en vorm.

3.3.6 Conclusie gemeentelijk beleid

Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het gemeentelijke beleid. De te realiseren bebouwing aan de Zenderseweg ong. zal daarbij moeten voldoen aan de criteria zoals opgenomen in het 'Beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood'. De te realiseren bebouwing aan de Huyerenseweg 21 zal daarbij moeten voldoen aan de criteria zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan, zoals is opgenomen in Bijlage 6.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen natuur, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de gewenste ontwikkeling.

4.2 Natuurwaarden

Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Soortenbescherming is geregeld in de Wet natuurbescherming. Gebiedsbescherming betreft o.a. regelgevingen m.b.t. Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en bescherming houtopstanden.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming richt zich o.a. op de bescherming van soorten. Hierbij wordt uitgegaan van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Door middel van twee Toetsingen Wet natuurbescherming (door Eelerwoude) is er getoetst of er op de locaties waar nog schuren worden gesloopt en/of nieuwe bebouwing wordt toegevoegd onderzocht of er bij het voorgenomen plan sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Het betreft de locaties Huyerenseweg 21, Uelserweg 134 en Zenderseweg ong. De toetsingen zijn bijgevoegd (Bijlage 7 en Bijlage 9 van de toelichting). Op basis van de toetsingen is beoordeeld of er voor de voorgenomen ingrepen in de plangebieden procedurele gevolgen zijn betreffende de Wet natuurbescherming en overige relevante wetgeving.

Huyerenseweg 21

Het plangebied biedt een potentieel habitat voor een aantal beschermde soorten. Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling (grondgebonden zoogdieren en amfibieën) en enkele soorten zonder deze vrijstelling (broedvogels). Met betrekking tot de sloop geldt het volgende aandachtspunt

  • Er dient bij de sloopwerkzaamheden rekening gehouden te worden met nesten van vogels en de algemene zorgplicht.

Voorgenomen ontwikkeling leidt tot vernietiging van een vaste rustplaats van een kerkuil. Het vernietigen van deze vaste rustplaats is ontheffingsplichtig. Voor de kerkuil dient een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd bij de provincie Overijssel. Hiertoe is een projectplan opgesteld, welke is opgenomen in Bijlage 8 van de toelichting.

Hierin is o.a. geconcludeerd dat door de hoeveelheid kasten die in noordoost Twente zijn opgehangen en de vele boerenerven, het wegnemen van de vaste rust of verblijfplaats van de Kerkuil, geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding. Zeker wanneer de te verwijderen vaste rust- en of verblijfplaats wordt gemitigeerd door het ophangen van twee nestkasten. Voordat de schuren worden gesloopt worden twee kerkuilenkasten in de directe omgeving van het plangebied opgehangen. De twee kasten worden opgehangen:

  • Binnen 500 meter van de Huyerenseweg 21;
  • Minimaal 3 maanden voordat de sloopwerkzaamheden worden gestart;
  • Op minimaal 5 meter hoogte in bijvoorbeeld een (kap)schuur, stal of op een zolder op een donkere en rustige plek
  • In samenspraak met een vakkundig ecoloog.

Voorafgaand aan de sloop dienen de schuren gecontroleerd te worden op aanwezigheid van de kerkuil. Bij afwezigheid kunnen de schuren gesloopt worden. Bij aanwezigheid moeten de schuren vogelvriendelijk worden gesloopt. Dit betekent dat de schuren voor de sloop eerst gestript worden. Dit houdt in dat eerst het plaatwerk verwijderd dient te worden. De maatregelen hebben het doel om de negatieve effecten door het wegnemen van de vaste rust- en verblijfplaats op te heffen. Door nieuwe rust- en verblijfplaatsen aan te bieden, kan de kerkuil hiervan gebruik maken. Door deze kasten ruim op tijd aan te bieden, kan de kerkuil de nieuwe verblijfplaats eerst verkennen. Door het aanbieden van twee nieuwe nestkasten nestplaatsen, wordt de kerkuil een meervoud van het aantal verloren rust- en verblijfplaatsen aan. De kans is groot op succes. In de praktijk is dit al vele malen bewezen door het groot aantal nestkasten dat door vogelwerkgroepen zijn opgehangen.

De ontheffing is inmiddels verleend en opgenomen in Bijlage 10

Uelserweg 134

Het plangebied biedt een potentieel habitat voor een aantal beschermde soorten. Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling (grondgebonden zoogdieren).

Zenderseweg ong.

Het projectgebied biedt potentieel leefgebied voor een aantal beschermde soorten. Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling (grondgebonden zoogdieren) en enkele soorten zonder deze vrijstelling, vleermuizen , huismus en broedvogels. Bij de realisatie van de woning wordt geadviseerd rekening te houden met verlichting. Door middel van het gebruik van naar beneden gerichte armaturen wordt de verlichting van boomkronen voorkomen.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Op ruim 400 meter afstand van de slooplocatie aan de Uelserweg 134 ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek. De projectgebieden aan de Zenderseweg ong. en aan de Huyerenseweg 21 liggen verder weg van Natura 2000-gebied (respectievelijk op circa ruim 7 en 6 kilometer). De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maakt dat de effecten uitsluitend tot de projectgebieden of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er derhalve geen reden om aan te nemen dat er kans is op een belemmering van de kernopgaven van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

De projectgebieden aan de Huyerenseweg, Uelserweg en Zenderseweg maken geen onderdeel uit van het NNN. Met de voorgenomen werkzaamheden worden geen negatieve effecten verwacht op de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN. Van afname van areaal is geen sprake, tevens worden geen effecten verwacht die de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN significant aantasten. Een toetsing aan het NNN-beleid wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Bescherming van houtopstanden

Het omhakken of rooien van bossen is niet zomaar toegestaan in de Wet natuurbescherming. Dit geldt ook bij het rooien of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Er worden binnen de projectgebieden geen bomen gekapt. Indien toch een enkele boom dient te worden gekapt is geen meldingsplicht noodzakelijk omdat deze valt onder de beplanting op erven en tuinen.

Slotconclusie

Het voorgenomen plan is, met betrekking tot gestelde eisen vanuit de natuurbescherming, uitvoerbaar. Wel dienen, betreffende soortenbescherming, de genoemde maatregelen genomen te worden.

4.3 Archeologische Waarden

Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologische erfgoed zoveel mogelijk terplekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn. Betreffende archeologie heeft de gemeente Tubbergen een archeologische verwachtings- en advieskaart opgesteld.

Op de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Tubbergen is aangegeven dat het projectgebied aan de Huyerenseweg 21, waar woningen worden gerealiseerd, grotendeels ligt in een gebied welke is aangeduid als 'dekzandwelvingen en -vlakten' (zie afbeelding 29). Voor dit gebied geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in projectgebieden groter dan 5000 m², bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

In het voorliggende plan blijven de ingrepen aan de Huyerenseweg 21 in de bodem ruim onder de grens van 5000 m2. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0030.png"

Afbeelding 29: Uitsnede archeologische verwachtings- en advieskaart, gemeente Tubbergen, locatie Huyerenseweg 21

Op de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Tubbergen is aangegeven dat het projectgebied aan de Zenderseweg ong., waar één woning wordt gerealiseerd, ligt in een gebied welke is aangeduid als 'stuwwalhellingen met vochtige zandige of kleiige bodems' (zie afbeelding 30). Voor dit gebied geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in projectgebieden groter dan 5000 m², bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

In het voorliggende plan blijven de ingrepen aan de Zenderseweg ong. in de bodem ruim onder de grens van 5000 m2. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0031.png"

Afbeelding 30: Uitsnede archeologische verwachtings- en advieskaart, gemeente Tubbergen, locatie Zenderseweg ong.

4.4 Cultuurhistorische Waarden

De monumentenzorg is gebaseerd op drie pijlers (o.a. geborgd in de Erfgoedwet):

  1. 1. Cultuurhistorische belangen meewegen in ruimtelijke ordening.
  2. 2. Krachtiger en eenvoudiger regelgeving.
  3. 3. Bevorderen van herbestemmingen.

Historische gebouwen, complexen, terreinen en landschappen kunnen hun functie en daarmee hun gebruik verliezen. Dit kan leiden tot verval, waardoor belangrijke cultuurhistorische waarden verloren gegaan. Het toekennen van een andere bestemming kan bijdragen aan het behoud.

Met het voorliggende plan worden geen cultuurhistorische waarden aangetast. Zo zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die worden aangetast.

4.5 Hydrologie En Watertoets

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundigedoelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie.

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied. De provincie werkt nauw samen met Waterschappen om haar ambities te realiseren. Hiervoor hebben de waterschappen eigen regionale waterbeheerplannen opgesteld.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. In het waterbeheerplan wordt het waterbeleid beschreven voor de primaire taakgebieden van het waterschap:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water;
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water;
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water;
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De waterschappen adviseren bij ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Met de (digitale) Watertoets kan het waterschap haar waterbelangen inbrengen in de ruimtelijke planvorming.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Wateraspecten plangebieden Huyerenseweg 21 en Zenderseweg ong.

Op de projectlocaties aan de Huyerenseweg 21 en de Zenderseweg ong. worden woningen gebouwd. Deze projectgebieden lopen geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom de projectgebieden geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2 (het verhard oppervlak neemt af). De projectgebieden bevinden zich niet binnen een beschermingszone van een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied. In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel, waarbij hemelwater wordt geinfiltreerd.

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt door het waterschap een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm ten opzichte van de gemiddelde hoogste rondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. In het plan wordt er naar gestreefd dit voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Watertoets

De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen op 5 maart 2019 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen.

Hoofdstuk 5 Milieutoets

5.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • bodem;
  • geluid;
  • geur;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • bedrijven en milieuzonering;
  • vormvrije m.e.r.-beoordeling;
  • verkeer en parkeren.

5.2 Bodem

Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling. Hiertoe zijn verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd op de projectlocaties Huyerenseweg 21 en Zenderseweg ong. De onderzoeksrapporten zijn opgenomen in Bijlage 11 en Bijlage 12 van de toelichting.

Huyerenseweg 21

De bovengrond van twee boringen is licht verontreinigd met zware metalen, minerale olie en PAK. In de mengmonsters van de bovengrond en de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht tot matig verontreinigd met barium en benzeen. Nader grondwateronderzoek naar aanleiding van het matig verhoogde bariumgehalte is niet noodzakelijk, aangezien het hier zeer waarschijnlijk om een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde gaat.

Van 4 visueel asbestvrije mengmonsters zijn er 2 asbesthoudend; de gewogen asbestgehalten zijn lager dan de toetsingswaarden voor nader asbestonderzoek. Het gewogen asbestgehalte in één inspectiegat is lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.

Op een deellocatie (A) is de druppelzone is asbesthoudend; het gewogen asbestgehalte is lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek. Er heeft een analyse van fijne fractie plaatsgevonden. Hierbij zijn geen respirabele vezels aangetroffen Nader onderzoek is niet noodzakelijk. De anlyse is opgenomen in Bijlage 13 van de toelichting.

Op een deellocatie (B) is visueel de bodem in inspectiegaten puin- en asbestvrij. De omvang van de asbesthoudende demping, zoals onderzoeksbureau ATKB deze eerder in 2010 had vastgesteld, lijkt aan de oostzijde minder ver door te lopen. De omvang van de sterke asbestverontreiniging wordt geschat op circa 50 m2 x 0.4 meter = 20 m3. Om het terreindeel geschikt te maken voor toekomstig gebruik is sanering noodzakelijk. In de huidige situatie is sanering niet noodzakelijk, aangezien er geen blootstellingsrisico's zijn. Voorafgaande aan de sanering dient een BUS-melding te worden opgesteld, dat door het bevoegd gezag (provincie Overijssel) dient te zijn goedgekeurd. Het verrichten van bodemsaneringen mag alleen door erkende bedrijven worden uitgevoerd.

Slotconclusie

Uit milieukundig oogpunt is er na sanering van de asbesthoudende demping, geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen aan de Huyerenseweg 21, aangezien de overige vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt, na sanering, geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).

Zenderseweg ong.

In het grondwater zijn (zeer) lichte verontreinigingen aangetoond. De boven- en ondergrond zijn niet verontreinigd. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.

Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen het voorgenomen nieuwbouwplan aan de Zenderseweg ong., aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).

5.3 Geluid

Een teveel aan geluid kan hinderlijk zijn en de gezondheid schaden. De Wet geluidhinder stelt daartoe voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 van kracht geworden. In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat alle wegen een geluidszone hebben. Dit is de zone langs een weg waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Uitzondering hierop zijn de wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/h. De breedte van de zone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied.

Bestaande situaties

Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Voor bestaande woningen met een te hoge geluidbelasting bestaat er een saneringsregeling. Hiervoor komen alleen woningen in aanmerking die in 1986 vanwege het geluidsaspect wegverkeer een te hoge geluidbelasting ondervonden.

Nieuwe ontwikkelingen

Volgens de Wet geluidhinder dient bij de realisatie van een nieuwe weg en/of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszones van de wegen, onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige bestemmingen.

Onderzoek projectgebieden Huyerenseweg en Zenderseweg

De nieuwe woonbestemmingen aan de Huyerenseweg 21, waarbij drie nieuwe woningen wordt gerealiseerd, is geluidsgevoelig. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan verkeerslawaai geen aandacht te worden besteed.

De nieuwe woningen wordt gerealiseerd op ruime afstand van de Huyerenseweg. Deze afstand bedraagt circa 450 meter. Ook de Hamveldsweg ligt op meer dan 220 meter afstand. Aangezien er ook geen andere geluidsbronnen in de nabije omgeving aanwezig zijn, is het aannemelijk dat de geluidsbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen ruim onder de 48 dB ligt. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.

De Zenderseweg betreft ter plaatse een 30 km/u weg. De Wet geluidhinder is niet van toepassing op 30 km/u-wegen, omdat er geen zones gelden. Het plan aan de Zenderseweg voldoet daarmee aan de Wet geluidhinder.

De weg bestaat uit asfalt en de nieuwe woning wordt op enige afstand van de weg gerealiseerd, vergelijkbaar met de afstand van bestaande woningen aan deze weg. Hiermee is het aannemelijk dat de geluidsbelasting op de gevels van de woningen beperkt zal zijn, en dat betreffende het aspect geluid sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Op de geluidskaart, betreffende wegverkeer, van de Atlas Leefomgeving, blijkt ook dat het geluidsniveau maximaal tussen de 45 en 50 dB (goed) zal bedragen. Een nader akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0032.png"

Afbeelding 31: Kaart geluid wegverkeer, Atlas Leefomgeving, locatie Zenderseweg ong.

5.4 Geur

De nieuwe bouwkavels zijn niet vergunningsplichtig vanuit de Wet milieubeheer. In relatie tot vergunde rechten van omliggende veehouderijen geldt op grond van artikel 14, lid 2 onder c van de Wet geurhinder en veehouderij voor nieuwe bouwkavels op grond van een 'Rood voor Rood-regeling' (of daarmee gelijk te stellen) een minimale afstand van 50 meter buiten de bebouwde kom ten opzichte van agrarische bedrijven van derden. Het bouwblok van het dichtsbij gelegen agrarische bedrijf ligt aan de Huyerenseweg 17 op een afstand van ruim 85 meter van de dichtstbijzijnde gevel van de nieuw te realiseren woning aan de Huyerenseweg 21. Dit is buiten de minimale afstand die voortkomt uit de Wet geurhinder en veehouderij (50 meter). Het bouwblok van het dichtsbij gelegen agrarische bedrijf, bij de projectlocatie aan de Zenderserweg, ligt aan de Kanaalweg 24a, op een afstand van meer dan 150 meter van de dichtstbijzijnde gevel van de nieuw te realiseren woning. Dit is buiten de minimale afstand die voortkomt uit de Wet geurhinder en veehouderij (100 meter). Dit betreft geen intensieve veehouderij, en andere burgerwoningen liggen reeds dichter bij dit agrarische bedrijf. Hierdoor is de voorliggende ontwikkeling aan de Zenderseweg niet beperkend voor dit agrarische bedrijf.

5.5 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt.

In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen (de projectlocatie valt onder: inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling geldt dat een woningbouwlocatie niet in betekende mate bijdraagt wanneer deze niet meer dan 1.500 woningen omvat.

De voorgenomen ontwikkeling is met vier nieuwe woningen zo kleinschalig (<1.500 woningen), dat deze niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een nader onderzoek is derhalve niet van toepassing op de ontwikkeling.

5.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door onder andere productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water, en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:

  • Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
  • Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Er wordt gewerkt met een plaatsgebonden risicocontour (PR) en een groepsgebonden risico (GR):

  • In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen, kleinere kantoren) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6/jr.
  • Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsgebonden risico (GR). Het groepsgebonden risico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm, maar is een zogenaamde oriënterende waarde.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.

Om uitspraken te kunnen doen over de extrene veiligheid is de Risicokaart Overijssel geraadpleegd. Ter plaatse van de nieuwbouwlocaties, of in de directe omgeving ervan, zijn geen risicovolle inrichtingen, infrastructuur of buisleidingen aanwezig. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

5.7 Bedrijven En Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen. Aan de hand van de richtafstanden is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie in en rondom het betreffende projectgebied. Het gaat hierbij dus enerzijds om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woning in ernstige mate wordt aangetast. Anderszijds gaat het om de vraag of de nieuwe woningen geen beperkende invloed op de bedrijfsvoering van bestaande inrichtingen gaan hebben.

Woningbouwplan aan de Huyerenseweg 21

In het voorliggende plan liggen alleen twee paardenhouderijen in de directe omgeving van het plangebied aan de Huyerenseweg. Het dichtsbijzijnde agrarische bedrijf ligt op meer dan 65 meter van de nieuw te bouwen woningen. Zoals in paragraaf 5.4 is aangegeven, is deze afstand ruim voldoende. In de VNG-uitgave wordt daarnaast nog aangegeven dat voor paardenfokkerijen een richtafstand van 50 meter geldt, waaraan wordt voldaan. Het voorgenomen plan beperkt geen omliggende (agrarische) bedrijven in hun ontwikkeling en anderszijds kan worden geconcludeerd dat, op basis van bedrijven en milieuzonering, hier sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Binnen de richtafstand van 200 meter liggen geen intensieve veehouderijen.

Woningbouwplan aan de Zenderseweg ong.

Voor de milieuzonering aan de Zenderseweg wordt aangesloten bij het omgevingstype 'gemengd gebied', conform de VNG-uitgave, vanwege de diverse functies in de omgeving. Dit is ook conform de richtafstanden die zijn aangehouden in het bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren'. Dit betekent dat ten opzichte van de milieucategorie 3.1 (oranje in afbeeling 32), welke aanwezig is aan de overzijde van de Zenderseweg, een afstand aangehouden moet worden van 30 meter tot aan de gevel van de nieuw te realiseren woning. De grens van het bouwvlak van de nieuwe woning (zie de verbeelding) houdt deze afstand van minimaal 30 meter aan. Opgemerkt dient te worden dat in een punt richting de Zenderseweg tevens milieucategorie 3.2 toegestaan is (rode vlak in afbeelding 32). In de praktijk is echter geen milieucategorie 3.2 bedrijvigheid ter plaatse aanwezig. Het betreft hier namelijk het bedrijfsperceel van taxi Hulshof (activiteit: taxibedrijven, milieucategorie 2), waarbij bovendien geldt dat ter plaatse van de milieucategorie 3.2 aanduiding de bedrijfswoning van Taxi Hulshof gepositioneerd is. Ten slotte is op korte afstand van dit bedrijfsperceel tevens de bedrijfswoning van het naastgelegen bedrijf (Zenderseweg 42A) aanwezig, welke ook bescherming vanuit milieuzonering geniet. Het valt daarmee niet te verwachten dat ter plaatse milieucategorie 3.2. bedrijvigheid uitgeoefend kan worden. Er is hiermee geen sprake van een onevenredige belemmering als gevolg van de beoogde ontwikkeling van een nieuwe woning. Anderzijds kan geconcludeerd worden dat hier sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0033.png"

Afbeelding 32: Maximale milieucategorie en onderlinge afstanden woonbebouwing-bedrijvigheid, locatie Zenderseweg ong.

5.8 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011, en gewijzigd in 2017, is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, moet worden beoordeeld of er een m.e.r. gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Woningbouwprojecten staan op de D-lijst, welke nader worden omschreven als stedelijk ontwikkelingsproject. De voorliggende ontwikkeling betreft de functiewijziging van agrarische erven naar een woonerven, en de realisatie van een nieuwe woningbouwlocatie, waarbij in totaal vier nieuwe woningen worden gerealiseerd. Dit betreft een dermate kleinschalig plan dat hier geen sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Het opstellen van een m.e.r. en/of een vormvrij m.e.r.-beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.

De betrokken locaties zijn niet gelegen in een kwetsbaar of gevoelig gebied. Dit kan worden gesteld door middel van de uitgevoerde natuuronderzoeken, de waterparagraaf en de milieuonderzoeken. Op basis van de uitkomsten in deze toelichting m.b.t. potentiële effecten van het plan, is inzichtelijk gemaakt dat er geen belangrijk nadelige gevolgen zijn voor de omgeving en het milieu. Verder hebben de betrokken locaties en de omgeving geen bijzondere kenmerken die geschaad worden door het initiatief.

5.9 Verkeer En Parkeren

In het voorliggende plan worden de agrarische bedrijfsactiviteiten binnen de betrokken plangebieden definitef gestaakt, en worden vier nieuwe woningen gerealiseerd. Eén aan de Zenderseweg en drie aan de Huyerenseweg. De wooneenheden aan de Huyerenseweg brengen niet significant meer verkeersbewegingen met zich mee dan het voormalige agrarische bedrijf. Het bestaande wegennet kan de verkeerbewegingen goed aan. Het parkeren vindt plaats op het woonerf zelf. Hier is ruimte voldoende. Ditzelfde geldt voor de Zenderseweg. Ook hier kan het bestaande wegennet de extra verkeersbewegingen goed aan, is een overzichtelijke inrit te realiseren en kan worden geparkeerd op het woonerf zelf.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan is vormgegeven.

In paragraaf 1.3 van deze toelichting is reeds aangegeven dat de realisatie van de nieuwe burgerwoningen (op basis van de 'Rood voor Rood-regeling') niet past binnen het geldende bestemmingsplan. Daarom is voor de locatie een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Wanneer dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het als zelfstandig plan vigeren.

Er zijn vier typen regels opgenomen: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en een slotregel. Deze regels sluiten waar mogelijk en relevant aan op het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' van de gemeente Tubbergen. De regels zijn opgesteld conform de SVBP2012-standaarden en er is aangesloten op de meest recente wetgeving.

6.2 Inleidende Regels

In artikel 1 Begrippen is omschreven wat met de gebruikte begrippen wordt bedoeld. Het gaat om begrippen die van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifieke juridische betekenis hebben. Bij toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

In artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe de maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten dienen te worden.

6.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1 gaat in op de bouw- en gebruiksmogelijkheden ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Bouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf is alleen toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak. Dit artikel bevat een aantal specifieke afwijkingsmogelijkheden om onder voorwaarden van de bouwregels af te kunnen wijken.

Artikel 4 Wonen geeft aan dat binnen elk bestemmingsvlak één woning is toegestaan, binnen een bouwvlak. De nieuwe woning mag een inhoudsmaat van maximaal 1000 m3 hebben. Binnen deze bestemming zijn erf en tuin tevens toegestaan. Bijgebouwen zijn mogelijk tot de oppervlaktematen zoals deze in de regels zijn genoemd. Ook in dit artikel zijn een aantal specifieke afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

Artikel 5Waarde - Archeologie 3 en Artikel 6Waarde - Archeologie 4 geven aan dat het gronden betreft waarbij het behoud en de bescherming van de archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle essen en steilranden met bijbehorende beplanting belangrijk is. Hiervoor zijn regels opgenomen.

6.4 Algemene Regels

Artikel 7 t/m 10 bevatten de algemene regels. Dit zijn regels die niet specifiek aan een bestemming zijn gekoppeld, maar die altijd voor elke locatie gelden. In artikel 7 Anti-dubbeltelregel wordt bijvoorbeeld beoogd om te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan is toegestaan, bijvoorbeeld bij een toekomstige afsplitsing van het bestemmings- of bouwvlak.

Artikel 8 bevat de Algemene gebruiksregels, artikel 9 bevat de Algemene aanduidingsregels en in artikel 10, deAlgemene afwijkingsregels, worden een aantal mogelijkheden geboden om af te wijken van de bouwregels binnen diverse bestemmingen. Artikel 11 bevat de Overige regels.

6.5 Overgangs- En Slotregels

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen en gebruik is opgenomen in artikel 12Overgangsrecht Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.

Het laatste artikel is artikel 13 Slotregel Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Overleg

Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

Het plan betreft de uitvoering van bestaand beleid. Het plan hoeft daarmee niet voor vooroverleg te worden toegezonden aan de provincie Overijssel.

Waterschap Vechtstromen

Het plan is afgestemd met het waterschap. De resultaten van deze afstemming zijn weergegeven in paragraaf 4.5.

7.2.2 Inspraak

De gemeente kan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid en bestemmingsplannen. Gezien de relatief beperkte planologische betekenis, en gezien het de uitvoering van bestaand beleid betreft, wordt het bestemmingsplan direct als ontwerp ter inzage gelegd.

7.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor 6 weken voor zienswijzen ter inzage gelegd. Binnen deze termijn zijn wel/geen zienswijzen ingediend.

7.3 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten zijn beperkt tot de ambtelijke kosten, welke worden verhaald middels de gemeentelijke legesverordening. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe is een anterieure overeenkomst afgesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.

Bijlage 1 Ondergeschikte Tweede Tak Of Deeltijdfunctie

Bijlage 1 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Bijlage 2 Erfinrichtingsplannen Uelserweg Ong. En Huyerenseweg 21

Bijlage 2 Erfinrichtingsplannen Uelserweg ong. en Huyerenseweg 21

Bijlage 3 Erfinrichtingsplan Zenderseweg Ong.

Bijlage 3 Erfinrichtingsplan Zenderseweg ong.

Bijlage 4 Sloopkaart

Bijlage 4 Sloopkaart

Bijlage 1 Inrichtingsplannen Locaties Manderweg 3, Uelserweg 134 En Huyerenseweg 21

Bijlage 1 Inrichtingsplannen locaties Manderweg 3, Uelserweg 134 en Huyerenseweg 21

Bijlage 2 Inrichtingsplan Zenderseweg Ong.

Bijlage 2 Inrichtingsplan Zenderseweg ong.

Bijlage 3 Advies Q-team Huyerenseweg 21, Manderseweg 3 En Uelserweg 134

Bijlage 3 Advies Q-team Huyerenseweg 21, Manderseweg 3 en Uelserweg 134

Bijlage 4 Avies Q-team Zenderseweg Ong.

Bijlage 4 Avies Q-team Zenderseweg ong.

Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan Rood Voor Rood

Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood

Bijlage 6 Beeldkwaliteitsplan Huyerenseweg 21

Bijlage 6 Beeldkwaliteitsplan Huyerenseweg 21

Bijlage 7 Toetsing Wet Natuurbescherming Huyerenseweg 21 En Uelserweg 134

Bijlage 7 Toetsing Wet Natuurbescherming Huyerenseweg 21 en Uelserweg 134

Bijlage 8 Projectplan Wnb Huyerenseweg 21

Bijlage 8 Projectplan WNB Huyerenseweg 21

Bijlage 9 Toetsing Wet Natuurbescherming Zenderseweg Ong.

Bijlage 9 Toetsing Wet Natuurbescherming Zenderseweg ong.

Bijlage 10 Ontheffing Wet Natuurbescherming

Bijlage 10 Ontheffing Wet natuurbescherming

Bijlage 11 Verkennend Bodemonderzoek Huyerenseweg 21

Bijlage 11 Verkennend bodemonderzoek Huyerenseweg 21

Bijlage 12 Verkennend Bodemonderzoek Zenderseweg Ong.

Bijlage 12 Verkennend bodemonderzoek Zenderseweg ong.

Bijlage 13 Analysecertificaat Asbest

Bijlage 13 Analysecertificaat asbest

Bijlage 14 Watertoets

Bijlage 14 Watertoets