Buitengebied, Langemaatsweg 2 Geesteren
Wijzigingsplan - gemeente Tubbergen
Vastgesteld op 25-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan Buitengebied, Langemaatsweg 2 Geesteren met identificatienummer NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEMAATSWG2-VG01 van de gemeente Tubbergen;
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016"
het bestemmingsplan "Tubbergen buitengebied 2016" met identificatienummer NL.IMRO.0183.1410621-vg01 van de gemeente Tubbergen, vastgesteld op 23 mei 2016;
1.4 parkeren
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.
1.5 stallen
in een garage of andere bewaarplaats zetten.
1.6 verbeelding
de verbeelding van het wijzigingsplan Buitengebied, Langemaatsweg 2 Geesteren, bestaande uit de kaart met identificatienummer NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEMAATSWG2-VG01;
1.7 voertuig
vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren.
Voor het overige worden de begrippen horende bij bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" onverkort van toepassing verklaard.
Artikel 2 Wijze Van Meten
De wijze van meten horende bij
- het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016";
wordt onverkort van toepassing verklaard
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
De bestemming 'Agrarisch - 1' van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" is onverkort van toepassing op dit plan met dien verstande dat op dit plan ook de volgende regels van toepassing zijn:
- a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing ;
- b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen nieuwe gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
- c. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a in die zin dat in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijk waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" is onverkort van toepassing op dit plan.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" is onverkort van toepassing op dit plan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
De Algemene regels van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" zijn onverkort van toepassing op dit plan met dien verstande dat op dit plan ook de volgende regels van toepassing zijn:
Artikel 6 Overige Regels
6.1 Regels parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 7.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 7.1 sub a met maximaal 10%.
- c. 7.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 7.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in 7.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. 7.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Buitengebied, Langemaatsweg 2 Geesteren van de gemeente Tubbergen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer is eigenaar van het agrarisch perceel aan de Langemaatsweg 2 in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Op het perceel wordt een melkveehouderij geëxploiteerd.
Het voornemen bestaat de bedrijfsvoering van de bestaande melkveehouderij duurzamer en efficiënter vorm te geven door de bestaande melkstal uit te breiden en een machineberging te realiseren. De huidige dieraantallen blijven daarbij gehandhaafd. Het voornemen kan worden gerealiseerd door toepassing van de in bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van het bouwvlak.Het nieuwe erf wordt landschappelijk ingepast. De wijze waarop dit gebeurt is in het landschappelijk inrichtingsplan uitgewerkt.
Voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Een toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.5 van bestemmingsplan "Buitengebied Tubbergen 2016" is noodzakelijk om de gewenste uitbreiding mogelijk te maken. Voorliggend wijzigingsplan voorziet hierin. Daarbij wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling vanBuit ruimtelijk en planologische oogpunt verantwoord is en in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen, ten noordoosten van de kern Geesteren. Kadastraal staat het plangebied bekend als gemeente Tubbergen, sectie B, nummers 4028-4030. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Geesteren en de directe omgeving weergegeven. Het plangebied is hierbij indicatief weergegeven met de rode omlijning en ster. Voor de begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van Geesteren en de directe omgeving (Bron: Provincie Overijssel) |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het wijzigingsplan "Buitengebied, Langemaatsweg 2 Geesteren" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEMAATSWG2-VG01) en een renvooi;
- regels en bijlagen.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het wijzigingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan.
1.4 Huidig Planologisch Regiem
1.4.1 Algemeen
Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” van de gemeente Tubbergen. Het bestemmingsplan is op 23 mei 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Afbeelding 1.2 bevat een uitsnede van het geldende bestemmingsplan. Het plangebied is indicatief aangegeven met de rode contour.
![]() |
Afbeelding 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
1.4.2 Beschrijving bestemmingen en aanduidingen
In het geldende bestemmingsplan is het plangebied als 'Agrarisch - 1' (met functieaanduiding 'intensieve veehouderij') bestemd. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'.
Agrarisch – 1
De voor 'Agrarisch – 1' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor het agrarisch gebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf ter plaatse van het bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mogen zich tevens intensieve veehouderijen vestigen. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 4
De voor 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. Voor bouwwerken waarbij de grond met een oppervlakte van respectievelijk 2.500 m2 en 5.000 m2 wordt verstoord dient aangetoond te worden dat archeologische waarden ontbreken, niet onevenredig worden geschaad of verstoord worden.
1.4.3 Strijdigheid
Voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het huidige bestemmingsplan “Tubbergen buitengebied 2016”, aangezien de te realiseren melkstal en machineberging buiten het bouwvlak van de agrarische bestemming valt. Met het toepassen van artikel 4.7.5 kan het bouwvlak verplaatst worden en kan de voorgenomen ontwikkeling mogelijk gemaakt worden. Het bouwvlak mag hierbij niet worden vergroot.
Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de planologische kaders om de hiervoor benoemde ontwikkeling mogelijk te maken.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een omschrijving van de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Tubbergen beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 8 in op het vooroverleg.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Dit hoofdstuk gaat eerst in op de ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving en vervolgens de huidige situatie binnen het plangebied.
2.1 Landschap En Omgeving
Het plangebied bevindt zich ten noordoosten, op circa 1,7 kilometer, van de kern Geesteren. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving kenmerkt zich voornamelijk door verspreid liggende woonerven, (agrarische)bedrijfspercelen en agrarische gronden. De Hardenbergerweg (N343) is de belangrijkste structuurdrager nabij het plangebied.
2.2 Het Plangebied
Het plangebied betreft een agrarisch bedrijfsperceel. Het perceel wordt aan de noordzijde begrensd door de Langemaatsweg. Aan de overige zijden wordt het plangebied door agrarische gronden omgeven. De bebouwing op het agrarisch perceel bestaat uit twee bedrijfswoningen met bijgebouw en agrarische opstallen. Tevens is er tussen de bebouwing verharding aanwezig. Het perceel wordt door vier verharde in- en uitritten ontsloten op de Langemaatsweg. Het oostelijke deel van het plangebied bestaat uit kuilvoerplaten.
In afbeelding 2.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron: Provincie Overijssel) |
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Ruimtelijke Ontwikkeling
3.1.1 Gewenste ontwikkeling
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het agrarisch bedrijf gevestigd aan de Langemaatsweg 2 te Geesteren. De agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse hebben betrekking op de exploitatie van een melkveehouderij. Om de melkveehouderij een duurzaam toekomstperspectief te geven en te komen tot een efficiëntere bedrijfsvoering is een uitbreiding van de melkstal en het realiseren van een machineberging benodigd. Hooi, stro en voer wordt tegenwoordig in grote hoeveelheden ingekocht, waardoor er extra opslagruimte benodigd is. Daarnaast is de veestapel de afgelopen jaren gegroeid, waardoor de huidige melkstal niet meer voldoet en uitgebreid dient te worden.
Zoals reeds beschreven is initiatiefnemer voornemens zijn melkveehouderij uit te breiden. De uitbreiding bestaat uit het uitbreiden van de melkstal (met G aangegeven in onderstaande afbeelding) en het realiseren van een machineberging (met C aangegeven in onderstaande afbeelding). De huidige dieraantallen blijven daarbij gehandhaafd. Het nieuwe erf wordt landschappelijk ingepast conform de ter plaatse geldende gebiedskenmerken.
Gelet op de opbouw van het erf zijn de gekozen locaties voor de uitbreiding van de melkstal en de te realiseren machineberging logisch. De uitbreiding van de melkstal vindt aansluitend aan bestaande agrarische bebouwing plaats. De machineberging wordt ten zuiden van de meest zuidelijke stal gerealiseerd. Om voldoende ruimte te behouden voor het draaien en keren van de machines, wordt de machineberging niet direct tegen de bestaande stal gebouwd. Binnen het bestaande bouwvlak is onvoldoende ruimte voor de gewenste uitbreiding. Door het bouwvlak te wijzigen, waarbij de oppervlakte blijft gelijk, komen de kuilvoerplaten deels buiten het bouwvlak te liggen zodat elders bouwvlak kan worden toegevoegd om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Het buiten het bouwvlak laten vallen van de kuilvoerplaten is de meest logische keuze, aangezien kuilvoerplaten op basis van het bestemmingsplan eveneens binnen een straal van 75 meter rondom een bouwvlak mogen liggen.
In onderstaand afbeelding is de beoogde toekomstige situatie weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.1 Erfinrichtingstekening (Bron: Hannink Landschapsvormgeving) |
3.1.2 Landschappelijke inpassing
Een van de voorwaarden bij de wijzigingsbevoegdheid is dat nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast. Belangrijk uitgangspunt hierbij is verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Hannink Landschapsvormgeving heeft in dat kader een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. Deze is als Bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen.
Het plaatsen van een stal achter de bestaande schuren, evenwijdig aan de weg, is niet mogelijk om een optimale bedrijfsvoering te kunnen realiserne. De te realiseren stal zal daarom over de bestaande landschappelijk structuur worden geplaats. Door de bestaande structuur (R in afbeelding 3.1) wordt het zicht op de te realiseren stal grotendeels voorkomen.
Ter plaatse van de te realiseren stal worden de bestaande bomen geveld. Compensatie hiervan vindt plaats door de betaande structuur te versterken en een nieuwe bomenrij (K) aan te leggen langs de Langemaatsweg en Ketnerweg. De landschappelijk inpassing bestaat uit het aanbrengen van 16 bomen (eik en/of els) langs de Langemaatsweg en Ketnerweg. Bestaande Landschapsstructuren worden hiermee versterkt.
3.2 Verkeer En Parkeren
3.2.1 Algemeen
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersbewegingen die ontstaan door een nieuwe ontwikkeling.
3.2.2 Situatie plangebied
Het voornemen is om de melkveehouderij uit te breiden met een machineberging en het vergroten van de melkstal. Voorgenomen uitbreiding van de melkveehouderij brengt geen onevenredige toename van verkeersbewegingen met zich mee. Tevens zal de parkeerbehoefte hierdoor dan ook niet toenemen, aangezien de dieraantallen gelijk blijven met de huidige situatie en er reeds een melkveehouderij geëxploiteerd wordt.
3.2.3 Conclusie
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen voorliggende ontwikkeling.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
4.1.2 Toetsing van het initiatief aan het Rijksbeleid
Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Wat betreft de “Ladder voor duurzame verstedelijking” wordt opgemerkt dat toetsing noodzakelijk is bij “nieuwe stedelijke ontwikkelingen” (3.1.6 Bro).
Voorgenomen ontwikkeling betreft een uitbreiding van een melkveehouderij in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Deze functie is, gelet op de definitie, niet aan te merken als een 'stedelijke ontwikkeling'. In voorliggend geval is de ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet van toepassing. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
4.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel, welke is verankerd in de Omgevingsverordening.
4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
- Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
- Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
- Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- 1. generieke beleidskeuzes;
- 2. ontwikkelingsperspectieven;
- 3. gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
4.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel, die is verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Het gemeentelijk beleid is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste beleidsdocumenten die van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling worden hieronder in willekeurige volgorde behandeld.
4.3.1 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan "Tubbergen buitengebied 2016"
4.3.2 Structuurvisie Tubbergen
4.3.3 Casco-benadering in Noordoost-Twente
4.3.4 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling goed past binnen de gemeentelijke beleidskaders.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan of wijzigingsplaneen beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan of wijzigingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en Besluit milieueffectrapportage.
5.1 Geluid
5.1.1 Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
5.1.2 Situatie plangebied
De in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling gaat uit van de wijziging van een bouwvlak behorend bij een bestaand agrarisch bedrijf. Voorliggend wijzigingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk. Gelet op het vorenstaande zijn de aspecten wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai zijn dan ook niet van toepassing.
In paragraaf 5.5 (milieuzonering) wordt aan de hand van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' nader ingegaan op de milieubelasting van de gewenste ontwikkeling de omgeving.
5.1.3 Conclusie
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
5.2 Bodemkwaliteit
5.2.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
5.2.2 Situatie plangebied
De in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling gaat uit van een uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Hierbij wordt het bouwvlak van het agrarisch bedrijf verplaatst, maar niet vergroot, om de beoogde uitbreiding mogelijk te maken. De agrariche bestemming blijft behouden. Om inzicht te krijgen in hoeverre er sprake kan zijn van verontreinigingen is door Kruse Milieu B.V. een historisch vooronderzoek (NEN 5725) uitgevoerd. Het gehele onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting. Hierna worden de belangrijkste resultaten besproken
In de kapschuur ten noorden van de te bouwen machineberging bevindt zich de bovengrondse dieseltank. Gezien de afstand tot het besluitvormingsgebied wordt niet verwacht dat de dieseltank invloed heeft (gehad) op de bodem ter plaatse van het besluitvormingsgebied.
De terreindelen waar het bouwvlak verwijderd wordt zijn in gebruik als tuin en kuilvoerplaten. De situatie zal ter plaatse niet gewijzigd worden.
Er is geen informatie beschikbaar waaruit blijkt dat de bodem mogelijk verontreinigd is. De onderzoekslocatie kan daarom als onverdacht worden beschouwd.
Bij aanvraag voor de omgevingsvergunning zal beoordeeld worden of het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk wordt geacht.
5.2.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor voorliggend plan.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
5.3.2 Situatie plangebied
In paragraaf 5.3.1.1 is een lijst met categorieën van gevallen beschreven, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling in vergelijking met voorgenoemde voorbeelden van categorieën, kan worden aangenomen, vooral omdat er geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen te verwachten is, dat voorliggende ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. De oppervlakte van het agrarisch bouwvlak neemt niet toe. De uitbreiding is bovendien bedoeld voor een machineberging en melkstal en niet ten behoeve van extra dieren en de daarmee gemoeide toename van stikstofdepositie. Tevens wordt opgemerkt dat deze ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
5.3.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wijzigingsplan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de Regeling basisnet;
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
5.4.2 Situatie plangebied
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven. Het plangebied is hierbij weergegeven met de rode ster.
![]() |
Afbeelding 5.1 Uitsnede risicokaart (Bron: Risicokaart) |
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
- zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
5.4.3 Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving aangaande externe veiligheid.
5.5 Milieuzonering
5.5.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
5.5.2 Gebiedstypen
Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Rondom het plangebied is geen sprake van matige of sterke functiemenging. Daarom wordt in voorliggend geval uitgegaan van het omgevingstype “rustige woonwijk".
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
5.5.3 Beoordeling
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Hierbij spelen twee vragen een rol:
- 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
- 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
5.5.4 Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling.
5.6 Geur
5.6.1 Algemeen
5.6.2 Beoordeling
De gewenste ontwikkeling betreft het wijzigen van de situering van het bouwvlak ten behoeve van een efficiëntere en duurzamere bedrijfsvoering van de bestaande melkveehouderij. Voor dergelijke bedrijven gelden wettelijk vastgestelde afstanden tot geurgevoelige objecten. Gezien het feit dat het plangebied buiten de bebouwde kom is gelegen, dient de afstand tot geurgevoelige objecten ten minste 50 meter te zijn.
De woning aan de Langemaatsweg 1a is op circa 55 meter van het nieuwe bouwvlak gelegen. De verplaatsing van het bouwvlak zorgt ervoor dat de woning op grotere afstand van het bouwvlak gelegen is dan in de huidige situatie. De woning aan de Hardenbergweg 132 is op circa 120 meter van het nieuwe bouwvlak gelegen. Geconcludeerd wordt dat aan de richtafstand van 50 meter voldaan wordt. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen wat betreft geurhinder. Omgekeerd belemmeren omliggende woningen de ontwikkelings mogelijkheden en bedrijfsvoering van de melkveehouderij niet.
5.6.3 Conclusie
Op basis van de Wgv en een goede ruimtelijke ordening zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.
5.7 Ecologie
5.7.1 Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
In voorliggend geval heeft Natuurbank Overijssel ter plaatse van het plangebied een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Hierna zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 3 van deze toelichting.
5.7.2 Gebiedsbescherming
5.7.3 Soortenbescherming
5.7.4 Conclusie
De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de in dit wijziginsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling.
5.8 Archeologie & Cultuurhistorie
5.8.1 Archeologie
5.8.2 Cultuurhistorie
5.8.3 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.
5.9 Besluit Milieueffectrapportage
5.9.1 Kader
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan); Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
5.9.2 Situatie plangebied
5.9.3 Conclusie
Dit wijzigingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn, zoals uit voorgaande paragrafen is gebleken, geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit wijzigingsplan.
5.10 Wateraspecten
5.10.1 Vigerend beleid
5.10.2 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels.
6.2 Opzet Van De Regels
6.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het wijzigingsplan. Dit wijzigingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het wijzigingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.2 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn enkele in het kader van de SVBP2012 verplichte begrippen en enkele aanvullende begrippen opgenomen die dienen ter verduidelijking van de in dit wijzigingsplan gehanteerde definities. Voor het overige worden de begrippen zoals opgenomen in bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied2016" onverkort van toepassing verklaard.
- Wijze van meten (Artikel 2)
de wijze van meten zoals opgenomen in bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" wordt onverkort van toepassing verklaard.
6.2.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De bestemmingsregels van de (dubbel)bestemmingen 'Agrarisch - 1', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4', zoals opgenomen in bestemmingsplan "TubbergenBuitengebied 2016" worden, aangevuld met van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting, onverkort van toepassing verklaard.
6.2.4 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Omdat het in dit geval een wijzigingsplan betreft zijn de algemene regels zoals opgenomen in bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" onverkort van toepassing verklaard, met dien verstande dat in dit hoofdstuk, in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening', regels ten aanzien van parkeren zijn opgenomen
6.2.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
6.3 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit wijzigingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het wijzigingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het wijzigingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
'Agrarisch – 1' (Artikel 3)
Middels dit wijzigingsplan is het agrarisch bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch - 1 aangepast, zonder dat het is vergroot. Tevens is een voorwaardelijke verplichting toegevoegd om tot een goede landschappelijke inpassing te komen. Voor het overige zijn de bestemmingsregels zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" voor wat betreft de bestemming Agrarisch - 1 onverkort van toepassing verklaard op het plangebied. Op de verbeelding wordt deze bestemming weergegeven.
'Waarde - Archeologie 3 (Artikel 4)
De regels behorende bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3, zoals opgenomen in bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" zijn onverkort van toepassing verklaard.
'Waarde - Archeologie 4' (Artikel 5)
De regels behorende bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4, zoals opgenomen in bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" zijn onverkort van toepassing verklaard.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval zijn er geen te verhalen kosten, zodat er geen exploitatieovereenkomst is afgesloten. De gemeentelijke kosten, waaronder leges, komen voor rekening van de aanvrager. Met de aanvrager wordt daarnaast een overeenkomst gesloten waarin tevens de planschade is afgedekt.
Hoofdstuk 8 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen
8.1 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
8.1.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat de gewenste ontwikkeling geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
8.1.2 Provincie Overijssel
Dit wijzigingsplan wordt niet voorgelegd aan de provincie Overijssel in het kader van het vooroverleg, aangezien er sprake is van een kleinschalige uitbreiding van agrarische bebouwing (uitbreiden melkstal en realiseren machineberging), zonder dat het agrarische bouwvlak wordt vergroot. Een dergelijke ontwikkeling komt overeen met categorie B3 'Plannen/projectbesluiten voor een uitbreiding van een bestaand en bestemd agrarisch bedrijf, mits deze kleinschalig van omvang zijn' uit de vooroverleglijst van de provincie Overijssel.
8.1.3 Waterschap Vechtstromen
In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De uitkomsten van deze watertoets hebben geleid tot de 'normale procedure'.
Het waterschap heeft per mail gereageerd op de plannen. De aangegeven adviezen zijn overgenomen (zie 5.10.2) en akkoord bevonden (zie Bijlage 5).
8.2 Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het kader van dit wijzigingsplan wordt geen inspraak verleend.
8.3 Zienswijzen
Het wijzigingsplan heeft vanaf 1 mei 2019 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Het wijzigingsplan is ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan
Bijlage 2 Historisch Vooronderzoek Bodem
Bijlage 2 Historisch vooronderzoek bodem