Tubbergen, Maatweg 1
Bestemmingsplan - Gemeente Tubbergen
Vastgesteld op 30-05-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan "Tubbergen, Maatweg 1” met identificatienummer NL.IMRO.0183.TUBBPMAATWEG1-VG01 van de gemeente Tubbergen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden bedrijf
het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid dat door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan particulieren, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.9 bed-and-breakfast
het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.10 bedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
1.11 bedrijfsmatig
gericht op het behalen van winst;
1.12 bedrijfsmatige kamerverhuur
een samenstel van (bedrijfs)rumiten, om aan anderen dan de rechthebbende en de de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf te verschaffen al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging, niet in de zin van een zelfstandige woongelegenheid; een en ander kan blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;
1.13 bestaand
legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.14 bestaand bouwwerk
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;
1.15 bestaand gebouw
een gebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de gebouwen die niet legaal gebouwd zijn;
1.16 bestaand gebruik
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is tevens bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
1.20 bijzondere woonvorm
een woonvorm waar bewoners niet nagenoeg zelfstandig wonen, met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding);
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een zolder en vliering;
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 Carport
staanplaats, stalling voor een auto onder een vrijstaand dak of afdak van een huis;
1.28 dak
iedere vorm van bovenbeëindiging van een gebouw;
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.31 erf
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 (Hoek)erker
een bijbehorend bouwwerk met een beperkte omvang, gerealiseerd voor een naar de weg of openbaar groen gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
1.34 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.35 hoofdverblijf
het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;
1.36 horeca-activiteit
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.37 horeca bedrijf
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.38 huishouden
een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen wordt daaronder niet begrepen;
1.39 inwoning
wonen in een (ondergeschikt) deel van een woning als medegebruiker van het pand;
1.40 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, niet te gebruiken als woonruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij 'bebouwing in geaccidenteerd terrein' gelegen beneden peil;
1.41 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.42 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.43 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijk-verpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.44 meetverschil
een door feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.45 nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;
1.46 overkapping
een bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.47 parkeren
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;
1.48 peil
Onder het peil wordt verstaan:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
1.49 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.50 prostitutiebedrijf
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
1.51 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.52 stallen
in een garage of andere bewaarplaats zetten;
1.53 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.54 verdiepingen
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;
1.55 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of; indien het een gebouw betreft zonder of met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.56 voorgevelrooilijn
de begrenzing van het bouwvlak, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan;
1.57 voertuig
vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;
1.58 water- en waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen ten behoeve en/of ten dienste van de waterhuishouding, waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, bruggen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers, voorzieningen voor infiltratie, buffering, berging en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen;
1.59 Wonen
het gehuisvest zijn in een woning;
1.60 woning
een complex van ruimten in een gebouw uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.61 wooneenheid
een tot bewoning bestemd gebouw of onderdeel van een gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning, voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keuken en/of een toilet en/of een douche, waarbij de aan de wooneenheid ontbrekende voorzieningen wel als gemeenschappelijke voorzieningen ter compensatie moeten zijn gelegen in hetzelfde gebouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens
de afstand tussen de zijdelingse perceelgrenzen en het punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;
2.7 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, liftkokers, lichtkappen, zonnepanelen en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.8 maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. speelvoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke) berging en infiltratie van hemelwater;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. wegen en paden;
- h. tuinen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Bestaande maatvoering
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, dakhelling, bebouwingspercentage, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van met vergunning tot stand gekomen bouwwerken, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, dakhelling, bebouwingspercentage, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
- a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
- b. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutiebedrijf;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- e. het gebruik van bijbehorende bouwwerken, recreatiewoningen en kampeermiddelen ten behoeve van permanente bewoning;
- f. het gebruik van bijbehorende bouwwerken, recreatiewoningen en kampeermiddelen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders dan wel elders werkzaam zijnde arbeiders;
- g. het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen, voor wonen;
- h. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
- i. het gebruik van een (bedrijfs)woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Afwijken maatvoering
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Tubbergen, Maatweg 1' van de gemeente Tubbergen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend plan heeft betrekking op de bedrijfswoning aan de Maatweg 1 in Tubbergen, welke hoort bij het naastgelegen horecabedrijf (Chinees restaurant Kota Radja) aan de Timmerstraat 2. Vanwege het voornemen om de bedrijfswoning af te splitsen van het horecabedrijf, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Plangebied En Ligging
Het plangebied is gelegen aan de rand van het centrum van Tubbergen. De rode omkadering in figuur 1 geeft de bedrijfswoning aan de Maatweg 1 weer. De witte omkadering schetst de gehele context, waarbij ook het naastgelegen horecabedrijf aan de Timmerstraat 2 is weergegeven. Voorliggend plan heeft echter alleen betrekking op de functiewijziging van de bedrijfswoning aan de Maatweg 1.
Hoewel de Maatweg en Timmerstraat ontsloten worden op de Almeloseweg, een belangrijke verkeersader naar het centrum van Tubbergen, betreffen het twee rustige straten. De Maatweg betreft ter plaatse een doodlopende straat. In de directe omgeving bevinden zich met name woningen.
Figuur 1: Luchtfoto van het plangebied (rode omkadering) en naastgelegen horecabedrijf (meegenomen in de witte omkadering)
Figuur 2: Ligging van het plangebied in de kern Tubbergen
1.3 Huidig Planologisch Regime
Het vigerend bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Tubbergen', vastegsteld op 6 januari 2015. Daarnaast zijn ook het '(veeg)bestemmingsplan kernen gemeente Tubbergen' (vastgesteld 25 mei 2020) en 'Parapluplan woningen in centrum dorpskernen' (eveneens vastgesteld 25 mei 2020) van kracht. In het bestemmingsplan 'Tubbergen' kennen zowel het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2 als de woning aan de Maatweg 1 een horecabestemming en functieaanduiding 'horeca van categorie 2'. Ook geldt ook voor beide panden een maatvoering van 'maximum bouwhoogte 9 meter' en 'maximum goothoogte 4 meter'.
De woning aan de Maatweg 1 kent de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Het meest noordelijke deel van het perceel kent daarnaast de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - middelhoge archeologische verwachting'.
Figuur 3: Uitsnede bestemmingsplan 'Tubbergen' (vastgesteld 6 januari 2015)
Aangezien de woning aan de Maatweg 1 verbonden is aan het horecabedrijf, vanwege de horecabestemming met functieaanduiding 'bedrijfswoning', is hier op basis van het vigerend bestemmingsplan geen reguliere bewoning mogelijk. Om de woning aan de Maatweg 1 af te splitsen van het horecabedrijf, is voor deze locatie een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen' noodzakelijk.
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan, 'Tubbergen, Maatweg 1', bestaat uit de volgende stukken:
- Toelichting
- regels
- verbeelding (NL.IMRO.0183.TUBBPMAATWEG1-VG01)
Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
In de huidige situatie bevindt zich aan de Timmerstraat 2 een horecabedrijf met een bijbehorende bedrijfswoning aan de Maatweg 1. Het horecabedrijf betreft een Chinees restaurant, waar voornamelijk veel gerechten worden afgehaald. De meeste (afhaal)activiteiten vinden plaats in het weekend aan het eind van de middag en begin van de avond. De meeste klanten komen uit de kern Tubbergen en komen per fiets of auto het eten afhalen, waarbij geparkeerd wordt bij de openbare parkeerplaatsen in de buurt van het restaurant. De overkapping van de woning grenst gelijk aan het horecabedrijf, zoals zichtbaar is in onderstaande figuur.
Figuur 3: Vooraanzicht woning Maatweg 1 met aan de linkerzijde het horecabedrijf aan Timmerstraat 2
2.2 Nieuwe Situatie
In de nieuwe situatie is de bedrijfswoning aan de Maatweg 1 afgesplitst van het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2. In wezen verandert de fysieke situatie voor beide panden niet. Beide panden behouden de huidige functie (horeca en wonen). Voorliggend bestemmingsplan heeft enkel betrekking op het omzetten van de bedrijfswoning Maatweg 1 naar een reguliere woning, waarmee de woning permanent wordt afgesplitst van het horecabedrijf. Daarmee vervallen in de toekomst de mogelijkheden voor het realiseren van een extra bedrijfswoning bij het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte
Op nationaal niveau wordt het ruimtelijk beleidskader bepaald door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken uit onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk laat de sturing tussen verstedelijking en landschap over aan de provincies om meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Daarmee is het beleid ten aanzien van landschap op land niet langer een rijksverantwoordelijkheid. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in de SVIR.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.
Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- Kustfundament;
- Grote rivieren;
- Waddenzee en waddengebied;
- Defensie;
- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op het voorliggende plan. Wel is de term 'Ecologische Hoofdstructuur' gewijzigd in 'Natuurnetwerk Nederland' ('NNN').
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Het Bro (artikel 3.1.6) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Het voorliggende plan betreft een kleinschalig plan, waarbij geen sprake is van de ontwikkeling van meerdere woningen. Blijkens jurisprudentie wordt een dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.
3.2.3 Conclusie
Vanuit de SVIR, het Barro en de Bro komen geen randvoorwaarden of uitgangspunten naar voren die rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan.
3.3 Provinciaal Beleid Overijssel
3.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 MijnOmgevingsvisie Tubbergen
Op 30 maart 2021 is MijnOmgevingsvisie Tubbergen vastgesteld. Wat betreft wonen worden er in MijnOmgevingsvisie enkele speerpunten geformuleerd: betaalbaar wonen, inbreiden voor uitbreiden en een aanbod dat aansluit bij de toekomstige woningvraag. Vanwege de vraag naar woningen in de kernen van Tubbergen (met name voor betaalbare woningen voor starters en geschikte woningen voor ouderen), wil de gemeente de komende jaren in kwantitatieve en kwalitatieve zin woningen realiseren die overeenkomen met deze vraag. Daarbij zet de gemeente in op het bouwen binnen de grenzen van een kern. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om plekken die verbeterd moeten worden of waar de bestaande functie vervalt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de speerpunten uit MijnOmgevingsvisie. Zo wordt een reeds bestaande bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, waardoor de woning in de toekomst beschikbaar zal zijn voor reguliere bewoning. Aangezien er in de toekomst geen noodzaak meer is voor een bedrijfswoning bij het horecabedrijf, draagt het plan daarmee bij aan het toekomstbestendig maken van het woningaanbod in Tubbergen.
3.4.2 Woonvisie 2021+
De Woonvisie 2021+ van de gemeente Tubbergen is vastgesteld op 15 juni 2021. In de woonvisie wordt een grote vraag naar nieuwe woningen in de gemeente Tubbergen geconstateerd, met name voor starters en senioren. Om de woningvoorraad op peil te houden is er dan ook sprake van een behoefte aan in ieder geval 350 nieuwe woningen voor de drie grootste kernen samen (Albergen, Geesteren en Tubbergen). Het behouden van een kwalitatieve woningvoorraad is daarnaast van belang. Dit kan onder andere door voldoende aanbod voor starters, die niet alleen behoefte hebben aan koopwoningen in het goedkopere segment, maar meer dan elders in het land ook vaak kiezen voor een ruime twee-onder-één kapwoning of vrijstaande woning. Daarnaast dienen veel woningen te worden verduurzaamd of levensloopbestendig te worden gemaakt. Hoewel er dus gebouwd moet worden om te kunnen voldoen aan de woningvraag, wil de gemeente (in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking) zoveel mogelijk binnen de bebouwde kom op inbreidingslocaties realiseren. Op die manier blijft het buitengebied zo groen mogelijk.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Hoewel voorliggend plan niet voorziet in de bouw van een nieuwbouwwoning, kan gezien de huidige woningvraag in de gemeente Tubbergen wel worden geconcludeerd dat er voldoende vraag is naar een extra reguliere burgerwoning. Aangezien voorliggend plan voorziet in de functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning naar reguliere burgerwoning, wordt de reeds bestaande bebouwing hier optimaal voor benut. Daarmee is het plan in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de Woonvisie 2021+ van de gemeente Tubbergen.
3.5 Conclusie
De voorgestelde ontwikkeling is in overeenstemming met beleidsaspecten die door rijk, provincie en gemeente zijn geformuleerd.
Hoofdstuk 4 Waardentoets
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de impact van de ontwikkeling op de verschillende waarden in het gebied beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met de gevolgen van deze ontwikkeling op de waarden in het gebied.
4.2 Natuurwaarden
Vanaf 1 januari 2017 is in Nederland de Wet natuurbescherming in werking getreden. De Wet natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: bescherming van soorten, bescherming van Natura 2000-gebieden en de bescherming van houtopstanden.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Voorheen heette de NNN de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het NNN is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming erkent de intrinsieke waarde van in het wild levende planten- en diersoorten, of de soort nu beschermd is of niet (= zorgplicht). De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld, maar kan door toepassing van bestuursdwang wel worden gehandhaafd. Aangezien voorliggend bestemmingsplan alleen betrekking heeft op het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere woning en er geen (bouw)werkzaamheden zijn gepland, kunnen negatieve effecten op in en om het plangebied levende diersoorten worden uitgesloten.
Conclusie
Aangezien voorliggend plan enkel voorziet in het omzetten van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere woning, en er daarnaast geen (bouw)werkzaamheden plaatsvinden, heeft het plan geen effecten voor natuurgebieden in de omgeving. Het voorgenomen plan wordt betreffende het aspect natuurwaarden, in relatie tot wet- en regelgeving, dan ook uitvoerbaar geacht.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van de Erfgoedwet is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologische onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.
Archeologie in bestemmingsplan
Met betrekking tot archeologie is het bestemmingsplan 'Tubbergen' (vastgesteld 6 januari 2015) van kracht. In voorgenoemd bestemmingsplan is aan het perceel aan de Maatweg 1 geen archeologische dubbelbestemming toegekend.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
In het bestemmingsplan 'Tubbergen' is geen archeologische waarde aan het perceel toegekend. Het plan heeft daarnaast geen betrekking op het (ver)bouwen van een bouwwerk, aangezien het enkel een functiewijziging van de bestaande bebouwing betreft. Het plan heeft daarom in beginsel al geen effect op archeologische- of cultuurhistorische waarden.
4.4 Water
Het is verplicht om in elk bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen op grond van artikel 12 van het Besluit ruimtelijke ordening. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid dat van toepassing is op het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Op 4 oktober 2022 is de watertoets uitgevoerd om het waterschap Vechtstromen op de hoogte te stellen van voorliggend plan. Uit deze watertoets is gebleken dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en dat het waterschap Vechtstromen daarmee geen bezwaar heeft tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Aangezien het plan voorziet in het omzetten van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning, heeft het plan geen effecten op de waterhuishouding. Daarmee worden geen waterschapsbelangen geraakt en is het plan wat betreft het aspect 'Water' uitvoerbaar.
4.5 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op natuur- en archeologische waarden en past binnen de uitgangspunten van een goede waterhuishouding.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
- Bodem
- Geluid
- Luchtkwaliteit
- Externe veiligheid
- Bedrijven en milieuzonering
- Wet geurhinder en veehouderij
- Vormvrije m.e.r.-beoordeling
- Kabels en leidingen
- Verkeer en parkeren
5.2 Bodem
Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.
De bodemonderzoeksplicht geldt voor bouwwerken waarvoor:
- een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
- waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (2 uur of meer uren per dag) mensen kunnen verblijven;
- die de grond raken;
- waarvan het bestaande gebruik wijzigt (interne verbouwing van niet-verblijfsruimte naar verblijfsruimte);
- die niet naar aard en omvang gelijk zijn aan een bouwwerk genoemd in het Besluit bouwwerken;
- waarvan geen reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten aanwezig zijn;
- die geen tijdelijk bouwwerk betreffen waarbij uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie onverdacht is.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Aangezien voorliggend plan geen betrekking heeft op het bouwen van een nieuw bouwwerk en perceel aan de Maatweg 1 zowel in de huidige als toekomstige situatie een woonfunctie kent, wordt de bodem geschikt geacht voor het toekomstige gebruik (reguliere bewoning). Verdere toetsing van de bodemkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.
5.3 Geluid
Bij het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Op basis van deze wet dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. Hierbij gaat het met name om industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voorliggend plan heeft geen betrekking op het toevoegen van een nieuwe geluidsgevoelige functie. Bedrijfswoningen zijn, net als reguliere burgerwoningen, geluidsgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Daarmee wordt verondersteld dat er in principe al sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het kader van de Wet geluidhinder. Daarnaast is de woning aan de Maatweg 1 gelegen in een 30 km/u zone. De Wet geluidhinder is niet van toepassing op dergelijke wegen, omdat deze wegen meestal geen geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarde veroorzaken. Gelet op het feit dat het enkel gaat om een geringe functiewijziging van een bestaand geluidsgevoelig object aan een rustige (deels doodlopende) 30 km/u weg, wordt verondersteld dat de geluidsbelasting in het kader van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is. Daarnaast zijn de aspecten industrielawaai en railverkeerslawaai niet van toepassing, aangezien er geen gezoneerd industrieterrein of spoorweg aanwezig is in de omgeving van het plangebied. Wat betreft het aspect 'geluid' wordt het plan dan ook uitvoerbaar geacht.
5.4 Luchtkwaliteit
Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen (de projectlocatie valt onder: inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het pand aan de Maatweg 1 kent in de huidige situatie reeds een woonfunctie. De ontwikkeling heeft geen betrekking op het bouwen van een nieuwe woning, maar enkel op het omzetten van de huidige bedrijfswoning naar een reguliere woning in het bestemmingsplan. Daarmee draagt de ontwikkeling niet bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit vormt daardoor geen enkel beletsel voor de realisatie van het initiatief.
5.5 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij onder andere: productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:
- Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
- Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet milieubeheer (Wm) en in de Wro. In figuur 5 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.
Figuur 5: Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl). Met de groene cirkel is de ligging van het plangebied aangegeven
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Op de risicokaart is te zien dat in de directe omgeving van het plangebied geen risico's aanwezig zijn. Horecabedrijven vormen daarnaast zelf geen risicobron voor wat betreft externe veiligheid door opslag of verwerking van gevaarlijke stoffen. Wat betreft externe veiligheid wordt het plan dan ook uitvoerbaar bevonden.
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen. Daarnaast zijn specifiek voor dit plan het Activiteitenbesluit en de gemeentelijke geluidsbeleid van belang, in verband met het naastgelegen horecabedrijf.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Wat betreft milieuzonering is allereerst het bedrijf aan de Timmerstraat 2 van belang. Wanneer de woning aan de Maatweg 1 wordt afgesplitst van het bedrijf aan de Timmerstraat 2, dient te worden gemotiveerd dat de woon- en horecafunctie elkaar in de toekomst niet hinderen. Het Chinese afhaalrestaurant aan de Timmerstraat 2 valt onder milieucategorie 1. Het betreft in dit geval namelijk ''lichte horeca'', die vanwege het karakter en de aard van de inrichting overdag en 's avonds (tussen 7:00 en 00:00 uur) geopend is. Dat betekent dat voor zowel 'geur', 'geluid' als 'gevaar' een richtafstand van 10 meter geldt.
Aangezien de garage van de bedrijfswoning aan de Maatweg 1 direct grenst aan het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2 (en op basis van het bestemmingsplan ook de garage is aangewezen voor bewoning), wordt niet voldaan aan de richtafstand van 10 meter voor de aspecten 'geur', 'geluid' en 'gevaar' tussen het horecabedrijf en de naastgelegen woning. Onderstaand worden voorgenoemde aspecten voorzien van een nadere motivatie.
Geur
De toekomstige reguliere burgerwoning grenst gelijk aan het horecabedrijf. Daarmee kan niet worden voldaan aan de richtafstand van 10 meter voor het aspect 'Geur'. Zodoende dient te worden bepaald of het plan kan voldoen aan de richtlijnen in het Activiteitenbesluit. In artikel 3.103, lid 1, van de Activiteitenregeling wordt gesteld dat ten behoeve van het voorkomen danwel beperken van geurhinder, afgezogen dampen en gassen die naar de buitenlucht worden geëmitteerd:
- ten minste twee meter boven de hoogste daklijn van de binnen 25 meter van de uitmonding gelegen bebouwing worden afgevoerd; of
- worden geleid door een doelmatige ontgeuringsinstallatie.
Het restaurant aan de Timmerstraat 2 heeft een afzuigingsinstallatie welke direct boven het pand uitkomt. Deze installatie is voorzien van een ontgeuringsinstallatie welke regelmatig wordt onderhouden. Daarmee voldoet het restaurant aan de geurvoorschriften. Wat betreft het aspect 'geur' kan dus een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden vastgesteld.
Geluid
Aangezien niet kan worden voldaan aan de richtafstand van 10 meter voor het aspect 'Geluid', is ten behoeve van het plan een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de geluidsbelasting vanuit het horecabedrijf ter plaatse van de woning aan de Maatweg 1 vast te kunnen stellen (zie Bijlage 1Akoestisch onderzoek). Uit dit onderzoek blijkt dat het geluidsniveau in de woning ten gevolge van geluiden uit het restaurant (achtergrondmuziek en stemgeluid) en van de aanwezige horeca-instalaties (afzuigingsinstallatie en airco), voldoet aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en de normen uit het gemeentelijk geluidsbeleid. Hiermee kan worden geconcludeerd dat er in de woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Gevaar
Ten aanzien van het 'aspect' gevaar voldoet het restaurant reeds aan de wettelijke eisen die voor dergelijke bedrijven worden gesteld, zoals bijvoorbeeld de brandveiligheidseisen opgenomen in het Bouwbesluit 2012. Daarnaast zijn zowel aan de voor- als achterkant van de woning aan de Maatweg 1 mogelijke vluchtwegen bij eventueel brandgevaar.
De installaties in het restaurant worden periodiek geïnspecteerd conform de NEN-normen. Deze inspectie is zeer recent nog uitgevoerd, waarbij alles in orde is bevonden. In de restaurantkeuken is enkel de standaard apparatuur aanwezig die normaliter wordt gebruikt in restaurantkeukens. Deze apparatuur voldoet dan ook aan alle veiligheidseisen. In het horecabedrijf wordt daarnaast frituurvet gebruikt. Het gebruikte frituurvet wordt opgeslagen in afgesloten emmers en regelmatig opgehaald. Verder bevinden zich in het pand geen risicovolle installaties en vindt er geen opslag plaats van andere brandbare of explosieve (vloei)stoffen.
Daarnaast bevindt de keuken van het restaurant zich in het midden van het horecapand, waardoor de daadwerkelijke afstand tussen de restaurantkeuken en de woning groter is dan 0m. Gelet op het voorgenoemde kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van het aspect 'gevaar' kan worden uitgegaan van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Richtafstanden overige bedrijven
Naast het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2 zijn er in de omgeving van de woning aan de Maatweg 1, op meer dan 50 meter afstand, enkele detailhandelbedrijven aanwezig. Aangezien hiervoor een richtafstand van 10 meter geldt, vormen deze activiteiten geen enkel probleem voor voorliggend plan. Al met al kan dan ook worden geconcludeerd dat milieuzonering geen problemen oplevert voor het plan.
5.7 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor acitiviteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voorgenomen ontwikkeling betreft het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, wordt het voornemen in het kader van het Besluit m.e.r. niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Voorliggend plan betreft namelijk slechts een functiewijziging binnen bestaand bebouwd gebied, waarbij de functiewijziging eveneens niet gepaard gaat met een uitbreiding van het bebouwde oppervlakte. Daarnaast heeft de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige milieugevolgen (zie hoofdstukken 4 en 5 van deze toelichting). Daarmee is een nadere m.e.r.-beoordeling niet nodig.
5.8 Verkeer En Parkeren
De voorgenomen ontwikkeling zal geen extra verkeersbewegingen genereren ten opzichte van de huidige situatie. Bij de woning aan de Maatweg 1 is daarnaast voldoende ruimte om te parkeren op het eigen oprit. Bezoekers van het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2 kunnen net als in de huidige situatie op de bestaande openbare parkeerplekken in de buurt parkeren.
5.9 Conclusie
Uit de toetsing van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied aan relevante milieuhygiënische aspecten, blijkt dat de gewenste ontwikkeling niet belemmerd wordt door milieu-aspecten afkomstig vanuit de directe omgeving. Tegelijkertijd levert de ontwikkeling geen onevenredig negatieve milieutechnische hinder voor de directe omgeving.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet tevens aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
6.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Wonen
Voorliggend bestemmingsplan sluit aan bij de regels voor de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan 'Tubbergen' en het '(veeg)bestemmingsplan kernen gemeente Tubbergen'. Deze gronden zijn bestemd voor wonen in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten. Voor hoofdgebouwen geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen maximaal 9 meter (bouwhoogte) en 4 meter (goothoogte) bedragen. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken moet maximaal 1 meter lager zijn dan die van het hoofgebouw, met een maximale goothoogte van 3 meter. De afstand van de woning tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een wijzigingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het wijzigingsplan zijn betrokken.
7.2 Ruimtelijke Uitvoerbaarheid
In de voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe de voorgenomen ontwikkeling past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid en wet- en regelgeving op verschillende niveaus. Ook is er geconstateerd dat er geen milieukundige belemmeringen zijn. Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het rijk
Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het rijk.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie A onder 1, waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Het waterschap Vechtstromen is middels het uitvoeren van de watertoets op de hoogte gesteld van het plan. Aangezien het enkel gaat om de functiewijziging van bestaande bebouwing, raakt het plan geen waterschapsbelangen. Het waterschap Vechtstromen heeft geen bezwaren tegen het voorgenomen plan.
Zienswijzen
Onderhavig bestemmingsplan heeft voor de duur van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.
7.4 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Echter zijn er ook uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart, dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
Ten aanzien van de beoogde ontwikkeling zal tussen initiatiefnemer en de gemeente Tubbergen een planschadeovereenkomst worden gesloten. Hierin zal het risico van planschade worden opgenomen, zodat het kostenverhaal voor de gemeente Tubbergen volledig verzekerd is.
7.5 Conclusie
Uit de voorgaande paragrafen is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling zowel ruimtelijk, maatschappelijk als economisch uitvoerbaar is.