KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Deelgebied 1
Artikel 3 Deelgebied 2
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
Artikel 5 Waarde - Archeologie 6
Artikel 6 Waarde - Archeologie 7
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Bedrijventerrein, Planregels
Bijlage 2 Bedrijventerrein, Verbeelding
Bijlage 3 1e Partiële Herziening Bedrijventerrein, Planregels
Bijlage 4 1e Partiële Herziening Bedrijventerrein, Verbeelding
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Actualiseringsplicht
1.2 Doel Van De Beheersverordening
Hoofdstuk 2 Juridische Aspecten
2.1 Geldende Planologische Regelingen
2.2 Begrenzing Van Het Plangebied
2.3 Parkeergelegenheid
2.4 Supermarkten
2.5 Toelichting Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Algemeen
3.2 Natuur
3.3 Archeologie
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Natuur

Bedrijventerrein Fase 5

Beheersverordening - Gemeente Urk

Vastgesteld op 29-01-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.1 verordening:

de Beheersverordening Bedrijventerrein Fase 5 van de gemeente Urk;

1.2 beheersverordening:

de beheersverordening zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0184.BV2018BT5- 0301 met bijbehorende bestanden;

1.3 deelgebieden:

de deelgebieden genummerd 1 en 2 die zijn aangegeven op de van de beheersverordening deel uitmakende illustratie;

1.4 gemeentelijk bouwarchief:

het geheel van bij de gemeente in beheer zijnde documenten over de bouw- en gebruiksrechten van gronden en opstallen binnen het grondgebied van de gemeente.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Deelgebied 1

Op de gronden die zijn aangegeven als 'Deelgebied 1', wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen is begrepen, bepaald door toepassing van:

  1. a. de planregels die zijn opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bijlage 1 Bedrijventerrein, planregels, uitgezonderd de navolgende artikelen:
    1. 1. artikel 4;
    2. 2. artikel 5 lid 3 en 4;
    3. 3. artikel 6 lid 3 en 4;
    4. 4. artikel 7 lid 3 en 4;
    5. 5. artikel 8;
    6. 6. artikel 9;
    7. 7. artikel 10 lid 3;
    8. 8. artikel 12 lid 3;
    9. 9. artikel 18;
    10. 10. artikel 19;
    11. 11. artikel 20;
    12. 12. artikel 23;
    13. 13. artikel 25;
    14. 14. artikel 26;
  2. b. de verbeelding die is opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bijlage 2 Bedrijventerrein, verbeelding;

danwel,

  1. c. de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief;
  2. d. het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Supermarkten met de imrocode NL.IMRO.0184.BP2016Supermarkt-0301 welke op 15 december 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Urk is vastgesteld.

Artikel 3 Deelgebied 2

Op de gronden die zijn aangegeven als 'Deelgebied 2', wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen is begrepen, bepaald door toepassing van:

  1. a. de planregels die zijn opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bijlage 3 1e Partiële herziening Bedrijventerrein, planregels, uitgezonderd de navolgende artikelen:
    1. 1. artikel 4;
    2. 2. artikel 5 lid 3 en 4;
    3. 3. artikel 6;
    4. 4. artikel 10;
  2. b. de verbeelding die is opgenomen in de van deze verordening deel uitmakende bijlage 4 1e Partiële herziening Bedrijventerrein, verbeelding;

danwel,

  1. a. de na inwerkingtreding van het bestemmingsplan onherroepelijk geworden besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijk bouwarchief.
  2. b. het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Supermarkten met de imrocode NL.IMRO.0184.BP2016Supermarkt-0301 welke op 15 december 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Urk is vastgesteld.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

Indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere aan de gronden toegekende bestemmingen, prevaleert de bestemming 'Waarde - Archeologie 1'.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mag geen bebouwing worden gerealiseerd.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie 6

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

Indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere aan de gronden toegekende bestemmingen, prevaleert de bestemming 'Waarde - Archeologie 6'.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie 7

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

Indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere aan de gronden toegekende bestemmingen, prevaleert de bestemming 'Waarde - Archeologie 7'.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Algemene Bouwregels

  1. a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in het meest recente gemeentelijke parkeerbeleid.
  2. b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a en toestaan dat:
    1. 1. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in het meest recente gemeentelijke parkeerbeleid daarvoor gestelde voorwaarden;
    2. 2. met maximaal 10% wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm in gevallen waarin de toepassing van de parkeernormering conform meest recente gemeentelijke parkeerbeleid naar hun oordeel in individuele gevallen tot niet bedoelde en onaanvaardbare normen leidt.
  3. c. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a of een afwijking zoals bedoeld onder b wordt het gemeentelijke parkeerbeleid betrokken zoals dat op het moment van de indiening van de aanvraag geldt.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:

  1. a. gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in het meest recente gemeentelijk parkeerbeleid.

8.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in het geldend gemeentelijk parkeerbeleid.

8.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.1 en 8.2 en toestaan dat:

  1. a. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan het geldend gemeentleijk parkeerbeleid daarvoor gestelde voorwaarden;
  2. b. met maximaal 10% wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm in gevallen waarin de toepassing van de parkeernormering conform het geldend gemeentelijk parkeerbeleid naar hun oordeel in individuele gevallen tot niet bedoelde en onaanvaardbare normen leidt.
  3. c. Bij de beslissing over de afwijking als bedoeld onder a en b wordt het gemeentelijk parkeerbeleid betrokken zoals dat op het moment van de indiening van de aanvraag geldt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het beheersverordening Bedrijventerrein Fase 5.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Bedrijventerrein, Planregels

Bijlage 2 Bedrijventerrein, Verbeelding

Bijlage 3 1e Partiële Herziening Bedrijventerrein, Planregels

Bijlage 4 1e Partiële Herziening Bedrijventerrein, Verbeelding

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Actualiseringsplicht

Het huidige bestemmingsplan Bedrijventerrein expireert op 1 februari 2018.

In de Wet ruimtelijke ordening (verder Wro) is de plicht opgenomen om voor het gehele grondgebied van de gemeente over actuele ruimtelijke plannen te beschikken, dat wil zeggen plannen niet ouder dan 10 jaar. Voor het bedrijventerrein is dat niet meer haalbaar. Voor dit plangebied kan de gemeenteraad een beheersverordening vaststellen, waarin het beheer van dat gebied, in overeenstemming met het bestaande feitelijke of planologisch toelaatbare gebruik wordt geregeld.

Een dergelijke beheersverordening is het juridisch bindende kader voor het toelaatbare ruimtelijke gebruik dat van de gronden binnen de daartoe behorende gebieden mag worden gemaakt. Met deze beheersverordening wordt voldaan aan de uit de Wro voortvloeiende actualiseringsplicht.

1.2 Doel Van De Beheersverordening

Het doel van deze beheersverordening is het vastleggen van de geldende juridisch-planologische rechten. Het ruimtelijke beleid voor dit plangebied, dat nu is neergelegd in verschillende bestemmingsplannen, wordt daarmee vervangen door deze beheersverordening.

Hoofdstuk 2 Juridische Aspecten

2.1 Geldende Planologische Regelingen

Binnen het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:

  1. 1. Bestemmingsplan Bedrijventerrein, vastgesteld op 31 mei 2007;
  2. 2. 1e Partiële herziening Bestemmingsplan Bedrijventerrein, vastgesteld op 24 september 2009;
  3. 3. Parapluherziening Parkeernormen Urk , vastgesteld op 19 maart 2015
  4. 4. Facetbestemmingsplan Supermarkten, vastgesteld op 15 decemmber 2016;

Voorts is incidenteel met toepassing van de bevoegdheden van de artikelen 11, 15, 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo medewerking verleend aan afwijkende bouw- en gebruiksinitiatieven. Deze gelden als bestaande rechten.

Van de bovenstaande geldende planologische regelingen zijn alleen die geldende planologische regelingen van kracht, daar waar de deelgebieden zich overlappen met de verbeelding van de bovenstaande geldende regelingen.

2.2 Begrenzing Van Het Plangebied

De onderstaande afbeelding geeft de plangrens aan van de beheersverordening. Voor het bepalen van de plangrenzen is aansluiting gezocht bij de huidige plangrenzen van de geldende en in procedure zijnde bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BV2018BT5-0301_0001.png"

Figuur 2.1: Begrenzing beheersverordening

2.3 Parkeergelegenheid

Op 1 november 2014 is de AMvB "Quick wins" (Stb. 2014, nummer 333) en op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014-458) van kracht geworden. De AMvB wijzigt artikel 3.1.2 (lid 2) van het Besluit ruimtelijke ordening terwijl de Reparatiewet enkele bepalingen in de Woningwet herziet. Het eerste artikel legt expliciet vast dat een bestemmingsplan regels mag bevatten die betrekking hebben op een bevoegdheid waarvan de uitoefening afhankelijk is gesteld van beleidsregels. De aanpassing van de Woningwet komt er op neer dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de gemeentelijke bouwverordeningen niet meer van toepassing zijn op na 29 november 2014 nieuw vast te stellen bestemmingsplannen of beheersverordeningen en in ieder geval volledig vervallen op 1 juli 2018.

De gemeente Urk heeft ervoor gekozen om in een paraplupbestemmingsplan de uniforme toerekening van parkeerplaatsen op te nemen. In het vigerende paraplubestemmingsplan wordt, in combinatie met de in de Notitie Parkeernormen 2014 opgenomen normen, gekozen voor een eenduidige regeling, die strekt tot een grotere rechtsgelijkheid en rechtszekerheid.

De bedoeling is om in de loop van de tijd de parkeernormen bij de komende actualisaties van de onderliggende bestemmingsplannen mee te nemen door middel van een verwijzing naar het vigerende parkeerbeleid, waardoor de werking van dit plan uiteindelijk vervalt.

In onderhavige beheersverordening is in een algemene parkeerregel de parkeerregeling opgenomen, die het vigerende parapluplan vervangt.

2.4 Supermarkten

De gemeente Urk heeft in de afgelopen jaren een actualiseringsslag uitgevoerd ten aanzien van de voor het gemeentelijk grondgebied geldende bestemmingsplannen. Nadien is gebleken dat de juridische regelingen van de verschillende bestemmingsplannen onvoldoende sturingsmogelijkheden biedt voor wat de vestiging van supermarkten binnen de functie detailhandel betreft. Dit is van belang aangezien supermarkten van grote betekenis zijn voor, en van invloed zijn op, de verzorgingsgebieden. Dit geldt met name voor zover dit de verkeers- en parkeerdruk betreft die een supermarkt met zich brengt. Een ongelimiteerde toename van het aantal supermarkten is daarnaast niet gewenst in verband met de beoogde differentiatie van detailhandelsvormen. Dit om te voorkomen dat een te eenzijdig, en daarmee onaantrekkelijk winkelaanbod ontstaat.

De detailhandelsvestigingen op het bedrijventerrein zijn gelegen binnen gronden waarop het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein' en de '1e partiële herziening bestemmingsplan Bedrijventerrein' van toepassing zijn. De betreffende gronden zijn bestemd voor “Bedrijven”, met op enkele locaties, middels een daartoe opgenomen aanduiding de rechtstreekse mogelijkheid voor reguliere detailhandel en in enkele zones de mogelijkheid (middels een binnenplanse afwijking) tot grootschalige detailhandel (gdv)”. Binnen deze bestemming was een supermarkt in principe mogelijk op de locaties waar, d.m.v. een nadere aanduiding, detailhandel was toegestaan.

Omdat in de vigerende bestemmingsplannen/ beheersverordening in de begrippen geen nadere omschrijving was gegeven van het begrip 'supermarkt', is hiervoor in het facetplan de navolgende definitie opgenomen: "een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar in hoofdzaak levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel – en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht, met een brutovloeroppervlak van ten minste 650 m²“. Deze regeling is van toepassing verklaard op onder meer de gronden van onderhavig plangebied. Tevens zijn ter verduidelijking de begrippen winkelvloeroppervlak (wvo) en brutovloeroppervlak (bvo) in de begrippenlijst opgenomen. Dit facetplan wordt in deze beheersverordening opnieuw van toepassing verklaard op de betrokken gronden.

2.5 Toelichting Juridische Regeling

De Wro schrijft in artikel 3.38 voor dat geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen worden voorzien voor de gebieden die tot de beheersverordening behoren. Bestaande planologische ruimte mag wel worden overgenomen. Aan die voorwaarde wordt voldaan.

De beheersverordening bestaat uit een analoge en digitale verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en de regels. De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • Inleidende regels (Hoofdstuk 1). Dit hoofdstuk omvat artikel 1 Begrippen. In dit 1 artikel worden de begrippen die in de regels zijn opgenomen nader gedefinieerd. Het definiëren van begrippen vergroot de duidelijkheid en de rechtszekerheid.
  • Bestemmingsregels (Hoofdstuk 2). De bestemmingsregels bevatten voor elk deelgebied een regeling voor het beheer van het bestaande gebruik.
  • Algemene regels (Hoofdstuk 3). De algemene regels bevatten een parkeerregeling die voor alle gronden van toepassing is.
  • Overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 4). Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 9, de slotregel in artikel 10.

De onderhavige beheersverordening legt de bestaande situatie vast en stelt met het oog op het beheer van die bestaande situatie regels vast voor het gebruik en het bouwen. Onder de bestaande situatie verstaat deze verordening het gebruik en de bebouwing conform het geldende bestemmingsplan zijn begrepen en voorts inclusief de na inwerkingtreding van het desbetreffende bestemmingsplan genomen besluiten bij of krachtens de artikelen 11, 15 en 19 van de WRO, dan wel de artikel 3.6, 3.10, 3.22 en 3.23 (Wro) dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijke bouwarchief en het Facetbestemmingsplan Supermarkten met de imrocode NL.IMRO.0184.BP2016Supermarkt-0301 welke op 15 december 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Urk is vastgesteld.

De van die plannen deel uitmakende nadere eisen regelingen en wijzigingsbevoegdheden zijn uitgezonderd. Deze zijn per deelgebied in de regels benoemd en daarmee buiten toepassing van deze verordening verklaard.

Deze beheersverordening wordt digitaal beschikbaar gesteld. De bij de beheersverordening behorende bestanden worden gekoppeld aan een contour (gecodeerd volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten). Daarmee voldoet de beheersverordening aan de digitale verplichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.2.3 Bro. Het overgangsrecht is vormgegeven op de wijze die is voorgeschreven in artikel 5.1.1 Bro.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Algemeen

De beheersverordening is opgesteld op basis van de geldende bestemmingsplannen. Het betreft uitsluitend het vastleggen van de bestaande juridische-planologische situatie. Hiervoor zijn dan ook geen aanvullende onderzoeken noodzakelijk, met uitzondering van het aspect Natuur.

Daarnaast zijn er ontwikkelingen meegenomen waarvoor een vrijstellings-, ontheffings- of projectprocedure is doorlopen. In deze procedures zijn de uitvoerbaarheidsaspecten aan de orde gekomen en is geconcludeerd dat deze geen belemmeringen opleveren. Onderzoek en afwegingen ten aanzien van de uitvoering is in deze verordening dan ook niet aan de orde, behalve voor het aspect natuur.

3.2 Natuur

Kader

Algemeen

De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000- gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden. Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het ‘Natuurnetwerk Nederland’ (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht en niet via de natuurwetgeving.

Soortbescherming

In de Wnb is soortbescherming opgedeeld in drie categorieën. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb. Het gaat om de volgende drie categorieën:

  1. 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
  2. 2. soorten van de Habitatrichtlijn, inclusief bijlage I en II uit Verdrag van Bern en bijlage I uit Verdrag van Bonn;
  3. 3. ‘andere soorten’ (onderdeel A ‘fauna’ en onderdeel B ‘flora’).

De verbodsbepalingen en ontheffingsgronden voor de eerste twee categorieën komen rechtstreeks uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. De derde categorie vindt zijn oorsprong in de nationale wetgeving.

Soorten van de Vogelrichtlijn

Voor Vogelrichtlijnsoorten is het verboden om in het wild levende vogels te doden of te vangen, opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels te vernielen, te beschadigen, te rapen of nesten van vogels weg te nemen. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen. Dit laatste verbod geldt niet, indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding

Soorten van de Habitatrichtlijn

Voor soorten van artikel 3.5 (Habitatrichtlijn, Bern en Bonn) is het eveneens verboden om in het wild levende dieren en planten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen, opzettelijk eieren van dieren te vernielen of te rapen. Voortplantings- of rustplaatsen mogen niet beschadigd of vernield worden. Daarnaast geldt er een verbod om planten behorend bij artikel 3.5 te plukken, verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. In tegenstelling tot de Vogelrichtlijnsoorten in artikel 3.1, mogen dieren behorend bij artikel 3.5 niet opzettelijk verstoord worden, ook niet als er geen wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding. Daarbij dient opgemerkt te worden dat een aantal vogelsoorten ook vallen onder artikel 3.5 en daarom niet verstoord mogen worden.

Andere soorten

Naast de Europees aangewezen beschermde flora en fauna, is er in Nederland ook een Nationale soortenlijst gemaakt die niet gedekt wordt door de Vogel- en Habitatrichtlijn, Verdrag van Bern of Verdrag van Bonn. Deze soorten zijn opgenomen in Bijlage A en B van de Wnb. Voor soorten in bijlage A geldt een verbod op opzettelijk doden of vangen van dieren, opzettelijk beschadigen of vernielen van vaste voortplantings- of rustplaatsen van dieren. Voor soorten in bijlage B (alleen planten) geldt een verbod op opzettelijk plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen en ontwortelen van planten.

Met betrekking tot de ‘andere soorten’ zijn per provincie beleidsregels opgesteld waarin voor een deel van deze soorten vrijstelling is verleend. De grond waarop deze vrijstelling geldt verschilt per provincie en hoeft dus niet in alle situaties van toepassing te zijn. Vrijstelling op basis van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling is een geldige reden in alle provincies.

Indien bij het voornemen gestelde verboden in artikel 3.1, 3,5 of 3.10 worden overtreden, dient gewerkt te worden conform een gedragscode. Biedt een gedragscode geen oplossing, dan is het mogelijk om een ontheffing aan te vragen bij de provincie waarin het voornemen plaats vindt. De grond waarop een ontheffing mogelijk is, verschilt per categorie.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Natura 2000-gebieden zijn natuurgebieden van groot internationaal belang. Deze gebieden zijn aangewezen onder de Europese Habitat- en / of Vogelrichtlijn. Voor de gebieden en de daarbij aangewezen soorten en habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Een activiteit mag niet leiden tot significant negatieve effecten op deze doelen of tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken. Indien op voorhand significante effecten niet uitgesloten kunnen worden dient een Passende beoordeling opgesteld te worden.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland is een stelsel van ecologisch hoogwaardige natuurgebieden; de Natura 2000-gebieden maken daar deel van uit. Naast de Natura 2000-gebieden bevat het NNN ook overige leefgebieden van soorten en – om isolatie te voorkomen - gebieden die een verbinding vormen tussen natuurgebieden. Het NNN is onderdeel van het actieve beleid om bedreigde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding te brengen. De natuurgebieden die behoren tot het NNN en hun functies worden planologisch beschermd, hier geldt het ‘nee, tenzij’- principe. De planologische bescherming betekent in het kort dat geen nieuwe bestemmingen worden toegestaan die per saldo leiden tot een significante aantasting van de oppervlakte, de kwaliteit en de samenhang van het NNN. Hieraan wordt getoetst bij de verlening van een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

In het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden en geen beschermde natuurmonumenten aanwezig. Wel zijn deze aanwezig grenzend aan en in de nabijheid van het plangebied.. Het betreft hier onder andere de Weerribben, de Wieden, Zwarte Meer en Ketelmeer en Vossemeer.

Er is in het kader van het aspect natuur onderzoek uitgevoerd. De grond om onderzoek uit te voeren is gelegen in de omstandigheid dat er nog braakliggende gronden aanwezig zijn op het bedrijventerrrein. Het onderzoek is als bijlage 1 toegevoegd. Het resultaat van dit onderzoek wordt hieronder weergegeven.

Onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd in 2017 waarbij is getoetst aan de nieuwe Wet natuurbescherming.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming beschermt een reeks planten- en diersoorten, die in een ‘gunstige staat van instandhouding’ behouden moeten blijven of in die staat moeten worden teruggebracht. Met behulp van de door Tauw ontwikkelde ‘EcoViewer’ is nagegaan in hoeverre op of in de directe omgeving van deze locatie door de wet beschermde planten- en diersoorten kunnen voorkomen. Uit de analyse blijkt dat de omgeving van het plangebied waarde kan hebben voor een reeks beschermde soorten, met name diverse soorten vleermuizen en vogels die gebruik maken van een vaste verblijfplaats (bijvoorbeeld gierzwaluw, huismus, kerkuil en slechtvalk) en daarnaast enkele soorten amfibieën (rugstreeppad) en zoogdieren (boom- én steenmarter).

Wanneer het gewijzigde bestemmingsplan bouwwerkzaamheden mogelijk maakt of wanneer sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn dan is een voorafgaande beoordeling van de mogelijke effecten daarvan op door de wet beschermde soorten verplicht. Wanneer de werkzaamheden tot effecten kunnen leiden op de beschermde soorten dan kan een ontheffing van de wet noodzakelijk zijn en zijn werkzaamheden alleen toegestaan wanneer de initiatiefnemer over een ontheffing beschikt en is voldaan aan de daarin gestelde voorwaarden. Uit de beschikbare informatie blijkt echter niet dat het nieuwe bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die schade zouden kunnen toebrengen aan de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten. Tauw adviseerd voorafgaand aan werkzaamheden de eventuele effecten daarvan op beschermde soorten tijdig te (laten) onderzoeken door een ter zake kundige.

Gebiedsbescherming

Natuur Netwerk Nederland (NNN)

Sinds 1 januari 2017 wordt niet meer gesproken over de ‘Ecologische Hoofdstructuur’ (EHS) maar over het Natuur Netwerk Nederland (NNN). De Wet natuurbescherming legt de verantwoordelijkheid voor de begrenzing daarvan bij de diverse colleges van Gedeputeerde Staten. De regelgeving die binnen het NNN van toepassing is is eveneens provinciaal geregeld, in de Ruimtelijke Verordeningen van de provincies. De locatie van het bedrijventerrein Zwolsehoek maakt geen deel uit van het NNN en de ingebruikname ervan leidt dan ook niet tot verkleining van de omvang daarvan.

De dichtstbijzijnde gedeelten die wél binnen de begrenzing van de NNN vallen zijn –naast uiteraard de Natura 2000-gebieden- te vinden in en rond het Urkerbos, het Staartreservaat en het Toppad. Bij ruimtelijke ontwikkelingen die buiten het NNN plaatsvinden mogen de ‘wezenlijke waarden en kenmerken’ volgens het provinciale ruimtelijke beleid (wettelijk geregeld in de Omgevingsverordening) niet significant worden geschaad. De wezenlijke waarden en kenmerken zijn vastgelegd in documenten per (combinatie van enkele) gemeente(n). Voor de gemeenten Urk en Noordoostpolder is een document uit 2012 beschikbaar met meer informatie (Provincie Flevoland, 2012). In de directe omgeving van Urk zijn drie gebieden beschreven die gezamenlijk het NNN vormen (zie bijlage 1). Het NNN ligt voor een belangrijk deel op plaatsen waar het ooit door de voormalige Zuiderzee afgezette kalkrijke zand aan het oppervlak komt. De kalkrijkdom wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van schelpresten. Door het betrekkelijk hoge kalkgehalte is de bodem er weinig gevoelig voor een toename van stikstofdepositie, zodat hiervan geen effecten worden verwacht. Vanwege de afstand tot het bedrijventerrein worden evenmin effecten verwacht van andere vormen van verstoring, zoals door licht, geluid of trillingen.

Natura 2000

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied IJsselmeer, een van de grote rijkswateren, op een afstand van ten minste 1 km van het plangebied. Die (relatief grote) afstand maakt dat de ingebruikname van dit deel van het bedrijventerrein alleen gevolgen zou kunnen hebben door een toename van de vermestende of verzurende invloed van stikstofdepositie. Andere storingsfactoren, zoals geluid, licht of emissies van stoffen op het water hebben een kleinere reikwijdte en zijn alleen al daarom in dit opzicht niet relevant. Het gebied IJsselmeer is aangewezen voor een drietal ‘habitattypen’, voor vier Habitatrichtlijnsoorten en voor een reeks vogelsoorten en geldt ten dele als stikstofgevoelig. Om die reden is het gebied opgenomen in het Programma Aanpak Stikstof (PAS).

Het stikstofgevoelige deel van het Natura 2000-gebied is echter op relatief grote afstand van het plangebied gelegen. Andere, ten dele ook stikstofgevoelige, Natura 2000-gebieden liggen op kleinere afstand van het plangebied. De gevolgen van de ingebruikname van fase 5 van het bedrijventerrein Zwolsehoek voor de stikstofbelasting in stikstofgevoelige (delen van) Natura 2000-gebieden is doorgerekend met het daarvoor ontwikkelde rekeninstrumentarium Aerius. De conclusie daarvan is dat dit plan niet tot een meldings- of vergunningplichtige toename van de stikstofdepositie leidt en aldus inpasbaar is binnen de kaders van het Programma Aanpak Stikstof. Hoewel binnen het kader van het PAS geen ontwikkelingsruimte beschikbaar wordt gesteld voor plannen is de toename van de stikstofdepositie als gevolg van deze ontwikkeling gering, de toename van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige gebieden bedroeg minder dan 0,05 mol/ha/jaar.

Conclusie

Uit het voorgaande blijkt dat de beheersverordening vanuit het oogpunt van natuurbescherming uitvoerbaar is. Eventuele effecten op Natura 2000-gebieden kunnen in dit geval alleen worden veroorzaakt door de verandering van de omvang van stikstofdepositie. Deze is doorgerekend en blijkt inpasbaar in het Programma aanpak Stikstof (PAS). De verordening leidt voorts niet tot aantasting van het (areaal van) het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Ten slotte maakt de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk die schadelijk zouden kunnen zijn voor de gunstige staat van instandhouding van beschermde planten- en/of diersoorten.

3.3 Archeologie

Kader

De gemeenteraad is op grond van de Erfgoedwet verplicht bij de vaststelling van beheersverordeningen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn.

Onderzoek

De archeologische waarden- en verwachtingenkaart van Urk geeft een beeld van de kansen op het aantreffen van archeologische waarden. Binnen het plangebied zijn delen met een lage verwachtingswaarde, een middelhoge verwachtingswaarde en een zeer hoge verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BV2018BT5-0301_0002.png"

Figuur 3.1: Archeologische waarden- en verwachtingskaart Urk

De vrijstellingsgrenzen voor oppervlakte en diepte van bodemingrepen zijn bepaald op basis van een complexe afweging. Enerzijds is het de bedoeling om kleine ontwikkelingen zonder onderzoek op bepaalde locaties mogelijk te maken, anderzijds moet worden voorkomen dat teveel belangrijke archeologische informatie ongezien verloren gaat. Zowel het archeologische als het maatschappelijke belang speelt hierbij een rol. Binnen het plangebied zijn zowel categorie 1, categorie 6 en categorie 7 locaties. Tot de categorie 1 behoren de zones met een zeer hoge verwachting. Binnen het plangebied gaat het hierbij om een deel van het perceel Domineesweg naast Het Spijk 32. Tot categorie 6 behoren de zones met een middelhoge verwachting. Er wordt een lagere dichtheid aan archeologische resten verwacht dan in zones met een hoge verwachting. De kans dat een bodemingreep in een gebied met een middelhoge verwachting archeologische resten verstoort, is kleiner dan in de gebieden met een hoge verwachting. Daarom wordt een ondergrens van 5000 m² gehanteerd in plaats van de 500 m² in de gebieden met een hoge verwachting. In de categorie 7 zones zijn er weinig aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BV2018BT5-0301_0003.png"

Figuur 3.2: Beleidskaart archeologie

Conclusie

Zoals op bovenstaande kaart te zien is, gelden in het plangebied verschillende beleidsregels ten aanzien van archeologie, te weten categorie 1, categorie 6 en categorie 7. Dit beleid is in deze beheersverordening verwerkt door het opnemen van verschillende dubbelbestemmingen, namelijk 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 6' en 'Waarde - Archeologie 7'. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een andere aan deze gronden toegekende bestemming met omgevingsvergunning worden gebouwd, mits op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld, dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld dan wel de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Natuur