Urkerhard
Bestemmingsplan - Urk
Vastgesteld op 15-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Urkerhard van de gemeente Urk;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0184.Urkerhard-0507 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ambachtelijk verzorgende bedrijven:
een bedrijf waarin bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht plaats vindt;
1.6 archeologische verwachtingswaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kans op archeologische vondsten in dat gebied;
1.7 Archeologische waarde
De aan het gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;
1.8 Archeologisch onderzoek
Onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bedrijf aan huis:
het bedrijfsmatig door een bewoner van de woning verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met aangebouwde bijbehorende bouwwerken past en waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;
1.11 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is, tevens dienstwoning;
1.12 beroep aan huis:
een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten door een bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend;
1.13 bestaand bouwwerk:
een bouwwerk dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaat of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, onder welk gedeelte niet is begrepen een vliering of onderbouw;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten (zie toelichting voor een nadere uitleg);
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, zoals de uitoefening van administratieve werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-) overheidsinstellingen, het bankwezen of naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen (kantoor met baliefunctie);
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 gevellijn:
een als zodanig aangegeven lijn, die deel uitmaakt van een bouwvlak;
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.29 indelingslijn:
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt tussen delen van de bestemmingsvlakken waarvoor een verschil in maatvoering en/of gebruik geldt;
1.30 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.31 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.32 nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub d Wet ruimtelijke ordening;
1.33 ondergronds bouwen:
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk dat wordt of is gebouwd onder het maaiveld;
1.34 peil:
de bovenkant van de afgewerkte begane grond vloer nabij de hoofdtoegang van een gebouw;
1.35 plankaart:
de plankaart van het bestemmingsplan Urkerhard, bestaande uit de geometrische verbeelding: NL.IMRO.0184.Urkerhard-0507.
1.36 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf waaronder begrepen een seksclub een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.37 voorgevel:
de in de gevellijn, of binnen de in de planregels aangegeven afstand tot deze gevellijn, gebouwde zijde van een gebouw, indien een bouwperceel met meerdere zijden aan een gevellijn grenst, of als de gevellijn ontbreekt, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);
1.38 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening;
1.39 woning:
een gebouw of gedeelte van een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.40 zone:
een in het plan als zodanig aangegeven gebied, waarvoor speciale, aanvullende bepalingen gelden in verband met de afweging van alle in het geding zijnde belangen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel.
2.6 overige
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken ofbestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, ingangspartijen, galerijen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. horeca behorend tot categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. dienstverlening;
- d. ambachtelijk verzorgende bedrijven;
- e. wonen op de verdieping;
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken;
- g. verhardingen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
- 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter tenzij anders staat aangegeven op de plankaart;
- c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven op de plankaart.
- 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. water;
- e. steigers;
- f. kunstwerken;
- g. straatmeubilair;
- h. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met een hoogte van niet meer dan 6 m.
Artikel 5 Horeca
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca behorend tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2'
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken;
- c. verhardingen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water.
5.2 Bouwregels
- 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven op de plankaart;
- c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven op de plankaart.
- 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. een bedrijfswoning is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kerkelijk centrum' is uitsluitend een kerkelijk centrum toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kerkzaal' is uitsluitend een kerkzaal toegestaan.
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken;
- f. verhardingen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water.
6.2 Bouwregels
- 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehoren bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven op de plankaart;
- c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven op de plankaart, met dien verstande dat de bouwhoogte van een kerktoren niet meer mag bedragen dan 40 m. Voor Richel 2,4 en 6 geldt dat een kerktoren niet is toegestaan;
- d. de bouwhoogte van een klokkentoren ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van maatschappelijk - kerkzaal`, op het gebouw geplaatst mag worden en niet meer dan 8 meter hoog mag zijn (gemeten vanaf de nok van het hoogst gelegen dak);
- e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3 m bedragen;
- f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m.
- 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3m.
Artikel 7 Sport - Speelplek
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Speelplek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. speelterreinen
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken;
- c. verhardingen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water.
7.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. kunstwerken;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. bermen en taluds.
8.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten;
- b. water;
- c. voet- en fietspaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. kunstwerken;
- h. straatmeubilair;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. bermen en taluds.
9.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen, waterpartijen,
- b. waterhuishouding;
- c. bruggen;
- d. oevers en taluds;
- e. steigers.
10.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfs-activiteiten' toegestaan;
- c. vrije beroepen zoals opgenomen in Bijlage 3;
- d. een kantoor, uitsluitend op het perceel Achteronder 3;
- e. groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. tuinen;
- i. erven;
- j. paden.
11.2 Bouwregels
- 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', wordt de voorgevel gebouwd in de gevellijn of maximaal 2 m achter de gevellijn;
- c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6,5 m en 10 m, tenzij anders is aangegeven op de plankaart;
- d. de diepte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
- e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient, voorzover niet aaneen gebouwd, aan de niet aangebouwde zijde niet minder dan 3 m te bedragen;
- f. het aantal aaneen gebouwde hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 7, tenzij anders is aangegeven op de plankaart;
- g. ter plaatse van de aanduiding ´vrijstaand` dienden de hoofdgebouwen vrijstaand te worden gebouwd;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' dienen de hoofdgebouwen gestapeld te worden gebouwd en geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte, tenzij anders is aangegeven op de plankaart.
- 2. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3 m achter de voorgevel, dan wel achter het verlengde daarvan, worden gebouwd;
- c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag niet niet meer bedragen dan 100 m2, met dien verstande dat:
- het bebouwingspercentage van het bouwperceel, na aftrek van de oppervlakte van het hoofdgebouw, niet meer dan 50% bedraagt;
- de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 30 m2 bedraagt;
- d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m;
- e. de bouwhoogte moet minimaal 1 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- f. in afwijking van het bepaalde in lid 11.2 sub 1 onder a mag de bouwgrens van het hoofdgebouw worden overschreden ten behoeve van de bouw van een erker, met dien verstande dat deze:
- geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1 m;
- geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
- geen grotere breedte mag hebben dan 60% van de breedte van de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw waartoe hij behoort;
- niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot de aan de weg of de woonstraat gelegen bouwperceelsgrens minder dan 3 m bedraagt.
- 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
- b. ten aanzien van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m;
- vanaf 3 m achter de voorgevel en in het verlengde daarvan mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, nadere eisen stellen aan:
- 1. de plaats van bijbehorende bouwwerken;
- 2. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
11.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 11.2 sub 2, onder c voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw tot 150 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel, na aftrek van de oppervlakte van het hoofdgebouw, niet meer dan 50% bedraagt.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 11.2 sub 2 onder e, vierde bullet voor het bouwen van een erker, waarbij de afstand tot de aan de weg gelegen bouwperceelgrens minder dan 3 m bedraagt, mits de afstand niet minder dan 2 m bedraagt.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt, met uitzondering van vrije beroepen zoals genoemd in Bijlage 3, in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden ten behoeve van:
- a. beroep en bedrijf aan huis;
- b. kantoorfunctie.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 11.1 ten behoeve van het toestaan van een beroep en een bedrijf aan huis, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. het gebruik past qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling in de woonomgeving;
- 2. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken met uitzondering van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- 3. de activiteit dient door één van de bewoners te worden uitgeoefend;
- 4. ten behoeve van het beroep aan huis of bedrijf aan huis mag niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw gebruikt worden tot een maximum van 45 m2;
- 5. de activiteit past binnen categorie 1 van de Staat van Bedrijfs-activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen met een activiteit uit categorie 1;
- 6. detailhandel is niet toegestaan, tenzij deze beperkt is tot maximaal 10% van de totale bedrijfsomzet;
- 7. horeca, auto-, motor- en bromfietsreparatie, prostitutie, seksinrichtingen en kapsalons zijn niet toegestaan;
- 8. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein of in de nabije omgeving dienen voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn;
- 9. de omgevingsvergunning mag voor een maximale duur van 5 jaar worden verleend.
Artikel 12 Leiding - Riool
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de rioolpersleiding.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mag in afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer, de maximale bebouwde oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m².
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende basisbestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de rioolpersleiding, in verband waarmee de leidingbeheerder wordt gehoord.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende werken uit te voeren:
- a. het vergraven en egaliseren van gronden;
- b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters ;
- c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
- d. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- e. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
- 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4 sub 1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functies die het plan beoogd te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
- 3. Bij de afweging als bedoeld in lid 12.4 sub 2 wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming;
- 4. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4 sub 1 is vereist voor:
- a. werken en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. werken en werkzaamheden welke op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Waarde - Archeologie 1` aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
Indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere aan de gronden toegekende bestemmingen, prevaleert de bestemming `Waarde - Archeologie 1`.
13.2 Bouwregels
- 1. Op de in 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming met omgevingsvergunning worden gebouwd, mits op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld dan wel de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
- 2. Artikel 13.3 sub 1 is niet van toepassing op aanvragen voor een omgevingsvergunning in de op de verbeelding als ´Waarde - Archeologie 1´ aangewezen gronden, die betrekking hebben op plangebieden die niet groter zijn dan 100 m2 en ingrepen die niet dieper dan 50 cm de bodem verstoren.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Op of in de in 13.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vergraven en egaliseren van gronden;
- b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
- c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
- e. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- f. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
- g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
- 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 13.3 sub 1 mag alleen worden verleend indien:
- a. door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen, of de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind; en
- b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
- 3. geen omgevingsvergunning als bedoeld in 13.3 sub 2 is vereist voor:
- a. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. werken en werkzaamheden welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen op grond van artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van:
- 1. het bestemmen van de gronden met de bestemming ´Waarde - Archeologie 1´ zoals bedoeld in lid 13.1, indien uit nader deskundig archeologisch (voor-) onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;
- 2. het verwijderen van de bestemming ´Waarde - Archeologie 1´ zoals bedoeld in lid 13.1, indien uit nader deskundig archeologisch onderzoek is gebleken:
- a. dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn; en
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Waarde - Archeologie 2` aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
Indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere aan de gronden toegekende bestemmingen, prevaleert de bestemming `Waarde - Archeologie 2`.
14.2 Bouwregels
- 1. Op de in 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming met omgevingsvergunning worden gebouwd, mits op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld dan wel de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
- 2. Artikel 14.3 sub 1 is niet van toepassing op aanvragen voor een omgevingsvergunning in de op de verbeelding als ´Waarde - Archeologie 2´ aangewezen gronden, die betrekking hebben op ingrepen die niet dieper dan 50 cm de bodem verstoren.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Op of in de in 14.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vergraven en egaliseren van gronden;
- b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
- c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
- e. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- f. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
- g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
- 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.3 sub 1 mag alleen worden verleend indien:
- a. door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen, of de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind; en
- b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
- de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
- er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
- 3. geen omgevingsvergunning als bedoeld in 14.3 sub 2 is vereist voor:
- a. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. werken en werkzaamheden welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen op grond van artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van:
- 1. het bestemmen van de gronden met de bestemming ´Waarde - Archeologie 2´ zoals bedoeld in lid 14.1, indien uit nader deskundig archeologisch (voor-) onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;
- 2. het verwijderen van de bestemming ´Waarde - Archeologie 2´ zoals bedoeld in lid 14.1, indien uit nader deskundig archeologisch onderzoek is gebleken:
- a. dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn; en
- b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 15 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Waarde - Beschermd dorpsgezicht` aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:de bescherming en instandhouding van het dorpsgezicht. Bij besluit van 30 juni 2007 zijn deze gronden door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen als beschermd dorpsgezicht ex artikel 35 van de Monumentenwet.
15.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is verboden op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vergraven en egaliseren van gronden;
- b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
- c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
- e. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- f. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
- g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
- h. het slopen of verwijderen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.2 sub 1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden welke de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht als bedoeld in lid 1 beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
- 3. geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.2 sub 1 is vereist voor:
- werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- werken en werkzaamheden welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Indien de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijkt van de in de planregels gegeven regels, mag in afwijking van deze regels, de bestaande:
- a. goot- en bouwhoogte;
- b. oppervlakte van een bouwwerk;
- c. oppervlakte van een bouwvlak;
- d. inhoud;
- e. afstanden;
als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering, inhoud of oppervlakte op een legale wijze bij of krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening, Wet ruimtelijke ordening en -voorzover van toepassing- de Woningwet tot stand is gekomen.
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de regels van het plan ten behoeve van:
- 1. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voorzover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m² en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
- 2. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen, voorzover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de analoge verbeelding;
- 3. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van palen en masten, met een hoogte van niet meer dan 12m.
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
Met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub a, Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de analoge verbeelding.
Artikel 20 Algemene Procedureregels
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen op grond van artikel 3.6, lid 1, sub d, Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
- 1. Het ontwerpbesluit voor het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter inzage;
- 2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend door publicatie op de gemeentelijke website alsmede door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag- of nieuwsbladen;
- 3. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijke en mondelinge zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders;
- 4. Burgemeester en wethouders nemen binnen vier weken na afloop van de terinzagelegging een beslissing, mits er geen zienswijzen ingediend zijn. Is na de ter inzage wel sprake van zienswijzen dan geld een beslissingstermijn van 8 weken. De beslissing is als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed.
Artikel 21 Overige Regels
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing en beplanting in verband met in acht te nemen afstanden tot wegen ten aanzien van de verkeersveiligheid en in verband met in acht te nemen afstanden tot watergangen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
- 3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
22.3 Hardheidsclausule
Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Urkerhard .
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering van 27 oktober 2011.
De Voorzitter,
De Griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voor 2013 moeten alle bestemmingsplannen geactualiseerd zijn. In dit kader is nu het bestemmingsplan Urkerhard aan de beurt.
1.2 Begrenzing
Het plangebied wordt begrensd door de eerder herziene bestemmingsplannen Buitengebied, Bedrijventerrein, Waterschapwijk en Hooilanden.
Begrenzing plangebied
Geldende regelingen
Het bestemmingsplan vervangt de volgende plannen voor het gedeelte dat dit plangebied bestrijkt.
1.3 Opbouw Van Toelichting
In hoofdstuk 2 wordt het van toepassing zijnde ruimtelijk beleid van de diverse overheden kort aangegeven. Hoofdstuk 3 geeft per thema de bestaande situatie, eventuele ontwikkelingen, het specifieke beleid en de uitgangspunten voor het bestemmingsplan weer. De randvoorwaarden en beperkingen die op basis van milieu, externe veiligheid, kabels en leidingen worden gesteld, komen in hoofdstuk 4 aan bod. In hoofdstuk 5 wordt een uitleg gegeven hoe het plan juridisch in elkaar steekt. De overige aspecten die in de toelichting van een bestemmingsplan thuishoren: economische uitvoerbaarheid en inspraak en overleg, komen in de hoofdstukken 6 en 7 aan bod.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid
2.1 Nationaal Beleid
De Nota Ruimte is het vervolg op de (niet vastgestelde) Vijfde Nota voor de Ruimtelijke Ordening. In deze nota is het Tweede Structuurschema Groene Ruimte op het onderdeel Ruimtelijk Beleid verwerkt.
In iedere gemeente, dus ook op Urk, moet voldoende ruimte worden geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas, gedefinieerd als het aantal woningen dat nodig is, wanneer het saldo van alle verhuisbewegingen op nul wordt gesteld, de 'migratiesaldo nul'-benadering.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
De provincie Flevoland heeft op 2 november 2006 het Omgevingsplan vastgesteld. Voor Urk is daarin aangegeven dat de stedelijke ontwikkeling in oostelijke richting door zal zetten. De provincie heeft een groot deel van Urk, inclusief het hele plangebied, aangewezen als Archeologisch kerngebied. De provincie wenst een actief beheer met betrekking tot het in stand houden van de aanwezige waarden.
De provincie ziet voor zichzelf een andere rol weggelegd dan ze tot nu toe had: minder voorschrijven en controleren en meer betrokken bij de uitvoering van projecten. Het provinciale beleid richt zich op het in stand houden en ontwikkelen van kernkwaliteiten.
Voor het noordelijk deel van de provincie worden vooral de wateropgaven van belang geacht en de ontwikkeling van recreatie, landschap en vitaal platteland. De ontwikkelingen voor Noord Flevoland richten zich met name op het buitengebied.
Uitsnede Ontwikkelingsvisie 2030 van het Omgevingsplan Flevoland 2006
Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op een aantal algemene principes:
- De specifieke ruimtelijke kenmerken van steden en dorpen worden benut door behoud en versterking van de kwaliteit van die kenmerken;
- Bij stedelijke uitbreiding moet worden aangesloten bij bestaande ruimtelijke structuren, zodat de vitaliteit van de kernen wordt ondersteund;
- Nieuwe solitaire clusters van bebouwing buiten de aangegeven stedelijke gebieden worden in principe uitgesloten;
- Infrastructuur wordt zo gebundeld dat versnippering van ruimtelijke eenheden wordt voorkomen en geen omvangrijke barrières in stedelijke en ecologisch waardevolle gebieden ontstaan.
- De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur.
Het bestemmingsplan past binnen deze principes en is hierdoor in overeenstemming met het provinciaal beleid.
2.3 Gemeentelijk Beleid
De gemeente Urk heeft het ruimtelijk beleid voor de langere termijn vastgelegd in de Structuurvisie Urk 2025+ 'De Bakens verzet', vastgesteld in juni 2003. De structuurvisie is opgesteld om de nieuwe woon- en werklocaties in samenhang te kunnen ontwikkelen. Het bestemmingsplangebied 'Urkerhard' bestaat uit bestaande woonwijken, die in het structuurbeeld 2025 aangegeven zijn als wonen in de polder. Momenteel wordt de structuurvisie geactualiseerd en aangepast op de Wro.
Gemeente Urk, Structuurbeeld 2025
Welstandsnota
De gemeente Urk heeft voor een groot aantal gebieden, als proef, de welstandstoetsing laten vervallen. Welstandstoetsing is alleen nog van toepassing voor het oude dorp, nieuwbouwwijken, de overgang tussen nieuwbouwwijken en bestaande bouw en inbreidingslocaties tot de inbreiding is gerealiseerd.
Voor het plangebied geldt de eerder door de gemeente vastgestelde welstandnota nog wel als toetsingskader voor inbreidinglocaties. In deze welstandnota is per wijk een gebiedsbeschrijving gemaakt en zijn toetsingscriteria opgesteld. Aangezien er geen inbreidingslocaties in het plangebied aanwezig zijn, is de welstandsnota niet van toepassing op dit plangebied. Wel geldt de welstandsnota voor het gedeelte van Zeewijk dat nog niet is ontwikkeld.
Figuur: Uitsnedekaart Welstandsgebieden
Naast de welstandsnota is voor nieuwe wijken ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Voor met name de Zeewijk geldt het beeldkwaliteitsplan nog.
Detailhandelsnota
De gemeente heeft de Detailhandelsnota Urk 2002 opgesteld. De nota beoogt een kader te bieden voor ontwikkelingen op het gebied van detailhandel op Urk. Het winkelcentrum Urkerhard is daarin als volgt omschreven: het winkelcentrum voor het efficiënt doen van aankopen, met aanvulling in het vergelijkend winkelsegment waar de mogelijkheden van de markt dit toelaten. Compleet supermarktaanbod, landelijk bekende formules, ook in de gerichte non-food, relatief grote winkels, optimaal parkeren.
Concreet houdt dit voor winkelcentrum Urkerhard in:
- gestreefd wordt functies van het winkelcentrum te versterken, rekening houdend met de bijzondere karakteristiek van het gebied;
- het gebied de mogelijkheid te geven in te spelen op de behoefte in de markt. Dit betekent het honoreren van uitbreidingsruimte, voor zover zich dit vanuit draagvlakontwikkelingen laat verdedigen en onderbouwen;
- een ontwikkeling die in de pas loopt met de bevolkingsontwikkeling binnen het verzorgingsbereik, of het vestigen van meer grootschalige winkels waar elders geen plaats voor is;
- ontwikkelingen (c.q. uitbreiding van voorzieningen) zodanig af te stemmen dat er geen gevaar ontstaat voor aantasting van de wenselijke opbouw van de winkelstructuur.
Basis voor de afstemming vormt de ontwikkelingspotentie zoals deze op basis van de bevolkingstoename is vastgesteld.
Beleidsregel werken aan huis gemeente Urk 2008
De gemeente heeft de 'beleidsregel voor beroepen en bedrijven aan huis' in 2004 vastgesteld en in 2008 geactualiseerd. Deze beleidsregel is van toepassing op aanvragen om in een woning een aan huis verbonden beroep of een aan huisverbonden bedrijf uit te mogen oefenen.
Een kleinschalige bedrijfsmatige aan huis gebonden activiteit is een bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in een gebouw met een woonfunctie of een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tijdelijk mag worden uitgeoefend. Hiervoor is in het bestemmingsplan een regel opgenomen om een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan te kunnen verlenen. Hiermee vervalt deze beleidsregel voor dit plangebied.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situtatie En Ontwikkelingen
3.1 De Ruimtelijke Structuur
Urk is van oorsprong een eiland waarvan de kern bestond uit een keileembult. Het plangebied ligt voor het overgrote deel buiten het oude eiland. De vorm en omvang van het eiland is in de loop der eeuwen veranderd als gevolg van klimaatsveranderingen die van invloed waren op de zeespiegel. In 1662 zijn een palenscherm en een stenen glooiing aangebracht om het eiland te beschermen. Het gevolg is dat het eiland tussen 1662 en 1939 nauwelijks veranderd is. In 1939 is de Noordoostpolder aangelegd, waardoor Urk geen eiland meer is. Het plangebied is na 1984 ontwikkeld in de polder.
3.2 Wonen
Binnen het plangebied komen vrijwel alleen grondgebonden woningen voor, zowel rijen, twee-onder-één-kap als vrijstaand en enkele gestapelde woningen. De bestaande situatie, afgestemd op de geldende rechten, wordt vastgelegd. In het plangebied komen vier woonvoorzieningen voor gehandicapten voor. Deze zijn opgenomen binnen de bestemming 'Wonen'.
3.3 Bedrijven, Kantoren, Detailhandel En Overige Voorzieningen
In het plangebied komen diverse detailhandelsvestigingen, horecabedrijven,bedrijven en maatschappelijke voorzieningen voor. De meeste voorzieningen liggen in en rond het winkelcentrum Urkerhard. Ten westen van het winkelcentrum is een aantal woningen met beroep of bedrijf aan huis. Voor het winkelcentrum wordt een bestemming 'gemengd' opgenomen. Beroep en bedrijf aan huis worden mogelijk gemaakt door middel van een regel, binnen de bestemming wonen. Hierin wordt geregeld dat een omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan verleend kan worden. Overige detailhandel, horecabedrijven en maatschappelijke voorzieningen krijgen een daarvoor passende regeling.
3.4 Verkeer En Verblijf
Een groot deel van de grenzen van het plangebied bestaat uit de gebiedsontsluitingswegen, waarvoor een snelheid van 50 km per uur geldt. Te weten de Staartweg, Vlaak, Ransuil, Urkerweg (net buiten het plangebied) en het Toppad.Met uitzondering van de genoemde wegen is of wordt het hele plangebied een 30 km-zone. Alleen aan de noordzijde van het plangebied loopt een hoofdfietsroute. De wegen waarvoor een 50 km per uur regime geldt, krijgen een verkeersbestemming. De overige wegen vallen onder de bestemming 'Verkeer- Verblijfsgebied'.
3.5 Cultuurhistorie En Archeologie
Cultuurhistorie
Nederland heeft de Noordoostpolder geplaatst op de voorlopige lijst van Werelderfgoed. De Noordoostpolder is een duidelijk voorbeeld van een rationeel landschap uit de 20e eeuw, waarin de twee voormalige eilanden 'Urk' en 'Schokland' als zelfstandige elementen zijn opgenomen. Schokland staat al op de Unescolijst van het werelderfgoed.
Het vooroorlogse dorp, gelegen op het hogere gedeelte van het voormalige eiland, en de rand van het oude eiland zijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht op basis van de Monumentenwet. De rand van het oude eiland valt binnen het bestemmingsplangebied.
De te beschermen waarden van het beschermd dorpsgezicht zijn in het bestemmingsplan opgenomen. De waarden bestaan hier uit een groenzone met palenscherm en hoogteverschillen die de grens van het oude eiland markeren.
Archeologie
Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld. Om de onbekende informatie in beeld te brengen, heeft de gemeente Urk een gedetailleerde basiskaart vastgesteld, waarop alle beschikbare archeologische gegevens over Urk zijn verwerkt.
De Basiskaart, waarop de indicatieve archeologische waarden staan aangegeven, is tot stand gekomen na bureauonderzoek en een beperkt booronderzoek. De kaart geeft de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem.
Vestigia, indicatieve archeologische waarden
Voor het plangebied geldt voor het overgrote deel een lage indicatieve verwachtingswaarde. Rond het oude eiland is een buffer met een middelhoge verwachtingswaarde alsmede langs de Urkerweg. Voor de gebieden waar een middelhoge indicatieve verwachtingswaarde geldt, wordt een regeling getroffen om eventuele aanwezige waarden te beschermen. Voor Zeewijk fase 4 geldt dat aanvullend onderzoek is verricht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de kans op vondsten alhier gering is.
Voor het gebied waar een archeologisch middelhoge indicatieve verwachtingswaarde geldt, is de dubbelbestemming ´Waarde – Archeologie 1´ opgenomen om eventuele aanwezige waarden te beschermen. Voor de bescherming van de bekende dijkresten is de dubbelbestemming ´Waarde – Archeologie 2´ opgenomen.
Voor het gehele plangebied geldt dat indien er tijdens werkzaamheden archeologische vondsten of waarnemingen worden gedaan het verplicht is, zoals bepaald in artikel 53 lid 1 Monumentenwet 1988, dit te melden bij het bevoegd gezag: de minister.
Voor het deel dat valt binnen het beschermd dorpsgezicht is een dubbelbestemming opgenomen ten behoeve van het beschermen van de aanwezige cultuurhistorische waarden.
3.6 Flora, Fauna En Groen
Flora- en faunawet
Aangezien binnen het plangebied vrijwel geen ontwikkelingen plaatsvinden, leidt het bestemmingsplan niet tot extra overlast voor de flora en fauna in de bovengenoemde gebieden.
In het bestemmingsplan zal het groen op de volgende wijze worden bestemd:
- voor de hoofdgroenstructuur en het wijkgroen wordt een groenbestemming opgenomen;
- snippergroen, zoals aangegeven op de snippergroenkaart wordt bij de woonbestemming ondergebracht;
- het groen dat niet onder de hoofdgroenstructuur, het wijkgroen of het uit te geven snippergroen valt, zal bij de bestemming 'Verkeer en verblijf' worden ondergebracht.
3.7 Water
Inleiding
Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. In de 20e eeuw is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang, veel ruimte aan het water ontrokken en veel afvalwater direct geloosd op oppervlaktewater. Om de toekomst van Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticiperen op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om hem vroegtijdig te betrekken bij de planvorming.
Huidig watersysteem
Oppervlaktewater
Het gebied Urkerhard bestaat uit verschillende peilvakken. Van west naar oost zijn dit: Urk 6 met als peil NAP -3,60 m, Urk 7 met als peil NAP -4,50 m, Urk 8 met als peil NAP -5,30 m, Zeewijk met als peil NAP -4,00 en zuidelijk NAP - 4,80 m en Polderwijk met als zomerpeil NAP -4,70 en als winterpeil NAP -4,90 m. (zie ook onderstaande figuur).
De Noord, blauwe contour. Rode pijlen zijn inlaatpunten. Rode figuren zijn stuwen waarover water wordt afgevoerd naar het lager gelegen peilvak.
Het oppervlaktewater binnen deze peilvakken bestaat voornamelijk uit de lange singels. In Urk 8 is een grote vijver aanwezig. Het oppervlak aan water is circa 8 ha.
Het watersysteem is ingericht als een cascadesysteem waarbij de peilvakken in serie geschakeld zijn en er dus steeds afgevoerd wordt naar het lager gelegen peilvak. Dit gebeurt met behulp van vaste stuwen. Zeewijk beschikt over een apart watersysteem. In droge perioden wordt het peil gehandhaafd door water in te laten uit de watergang aan de noordzijde van de Staartweg. Deze watergang wordt gevoed door een inlaat vanuit het IJsselmeer. Vanuit Zeewijk wordt overtollig water afgevoerd naar de Urker-d-tocht. Polderwijk heeft ook een eigen watersysteem. Hier wordt in droge periodes water ingelaten vanuit de Urker-d-tocht. Afwatering gebeurt via een stuw richting de Lage Afdeling (Zie ook het figuur hierboven).
Hydraulisch gezien functioneert het systeem goed. De opstuwing is beperkt door de ruime dimensionering van het aanwezige water en de kunstwerken. Er is in de huidige situatie voldoende waterberging in het systeem om extreme neerslag te kunnen opvangen. In het kader van het Waterplan is berekend dat het stedelijk watersysteem voldoet aan de normen van wateroverlast die zijn afgesproken in het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Voor het bepalen van eventueel benodigde berging is de afvoer uit de peilgebiedenvan belang. In de huidige situatie is gedimensioneerd op hydraulischfunctioneren zonder dat daarbij de maximale afvoernorm van 1,5 l/s/ha in acht is genomen. Voor een bestaande wijk is deze afvoernorm niet noodzakelijk.
Grondwater
Het gebied Urkerhard wordt aangemerkt als kwelgebied. De maaiveldhoogte varieert van NAP -2,5 m tot NAP -4,5. De stijghoogte in het eerste watervoerende pakket wordt op basis van peilbuismetingen en de Grondwaterkaart van Nederland geschat op NAP -3,70.
Oppervlaktewaterkwaliteit en ecologie
In het Waterplan is de waterkwaliteit op Urk in het algemeen gekarakteriseerd als matig tot slecht. Er worden hoge gehalten stikstof en fosfaat aangetroffen wat mogelijk de oorzaak is van overmatige algenbloei. Het zuurstofgehalte voldoet niet overal aan de norm, waardoor vissterfte kan optreden. Oorzaken van de mindere waterkwaliteit in Urkerhard zijn achterstallig baggeronderhoud en nutriëntenrijke, brakke kwel. Om de waterkwaliteit te verbeteren wordt het systeem doorgespoeld met IJsselmeerwater. Het water dat wordt gebruikt voor de doorspoeling wordt afgevoerd naar de Urkervaart en van daaruit weer opgepompt naar het IJsselmeer. In Polderwijk wordt water ingelaten vanuit de d-tocht. Omdat dit ook niet van bijzonder goede kwaliteit is, wordt in Polderwijk het 'schone' gebiedseigen water zoveel mogelijk vastgehouden en wordt door een hoger peil dan de omliggende polder de kwel zoveel mogelijk tegengegaan. Circulatie vindt hier plaats met behulp van een pomp.
Riolering
Urkerhard is grotendeels gerioleerd met een gescheiden stelsel. De Natuurwijk en een deel van de Staart is gerioleerd met een verbeterd gemengd stelsel. Het systeem voldoet aan de basisinspanning. In het westelijk gedeelte van Urkerhard is al het verhard oppervlak van de wegen aangesloten op een regenwaterstelsel. Hierbij is geen onderscheid gemaakt in type wegen (soort verharding en frequentie van gebruik). In de nieuwe wijken Polderwijk en Zeewijk is dit onderscheid wel gemaakt.
Toekomstig watersysteem
Oppervlaktewatersysteem
Het watersysteem moet geschikt zijn voor de primaire functie: de afvoer van overtollig water om wateroverlast te voorkomen. Dit betekent een systeem zonder hydraulische knelpunten en met voldoende berging om pieken in neerslag en afvoer op te vangen.
Er is in het kader van plannen tot afkoppelen van verhard oppervlak in Urk een bergingsberekening uitgevoerd. Hieruit blijkt dat door het afkoppelen in de deelwijk Top het systeemgedrag enigszins verslechtert. Dit is het geval in Urk 13, het peilvak van waaruit Urkerhard een belangrijk deel van zijn water ontvangt.
De berging van de bestaande gebieden wordt daardoor beter benut waardoor er geen gevaar voor wateroverlast ontstaat. Verder moet de afvoer van water uit het nog aan te leggen gebied aan de norm van 1,5 l/s/ha voldoen. De stuwen zullen hierop worden afgesteld. Het bestaande gebied hoeft om de volgende redenen niet aan deze norm te voldoen:
- via voorgenoemde maatregelen zal zowel in het bestaande als nieuwe watersysteem van Urkerhard geen wateroverlast optreden;
- de afvoer uit het plangebied zal, door de te nemen maatregelen in het bestaande gebied en in het nieuwe gedeelte in zijn totaliteit niet of niet noemenswaardig toenemen, waardoor het ontvangende watersysteem niet extra wordt belast;
- als de afvoer van het bestaand stedelijk gebied naar 1,5 l/s/ha teruggebracht zou worden, vraagt dit veel extra waterberging. De extra ruimte die dat vergt is niet reëel aanwezig.
Functies
Het aan het plangebied grenzende natuurgebied Toppad wordt via een pomp van water voorzien vanuit de vroegere Urker d-tocht. Het water uit de Urker d-tocht was water afkomstig van het oostelijk gelegen landbouwgebied. Het water bevatte daarom van de landbouw afkomstige stoffen. De Urker d-tocht heeft ten oosten van de toekomstige Waterwijk een afvoer richting Urkervaart gekregen, waardoor de landbouwafvoer niet meer door de nieuwe wijken van Urk en langs het Toppad naar de Urkervaart loopt.
Door de beoogde en deels reeds uitgevoerde beheermaatregelen in het watersysteem (o.a. baggeren, afkoppelen, natuurvriendelijke oevers) wordt voorzien dat de eigen waterkwaliteit van de stadwateren in Urkerhard zal verbeteren. Daarnaast wordt het stadwater in Urkerhard met IJsselmeerwater ververst en/of aangevuld. Op deze wijze wordt de aanvoer van water naar het Toppad gegarandeerd en zal de waterkwaliteit nabij het inlaatpunt van het Toppad van betere kwaliteit zijn dan het voorheen via de Urker d-tocht aangevoerde landbouwwater.
Grondwater
Het kwelwater is van mindere kwaliteit en moet zoveel mogelijk worden tegengegaan.In de nieuwe wijken gebeurt dit door het opzetten van een 'hoogwatersysteem'.
Waterkwaliteit
In het Waterplan is als maatregel opgenomen de hoeveelheid inlaatwater te verminderen. Andere maatregelen zijn het vasthouden en benutten van schoon regenwater in de grachten en het afkoppelen van relatief schone oppervlakken. Voor een nadere beschrijving van maatregelen wordt verwezen naar het Waterplan en de notitie "Inlaatbeheer Urk", Grontmij 2007.
Riolering
Bij het revitaliseren van verhardingen in het hoofdbemalingsgebied zal, indien nodig, gelijktijdig met het vervangen dan wel vernieuwen van de verharding de riolering worden vernieuwd. Het merendeel van de riolering voldoet niet meer aan de basiskwaliteit en moet vervangen worden. Binnen het bestemmingsplan Urkerhard wordt mogelijk alleen aan de Ransuil afgekoppeld.
Conclusie
Veel van de eerdergenoemde zaken worden niet via het bestemmingsplan geregeld. In het bestemmingsplan is een waterbestemming opgenomen voor watergangen en waterpartijen. Bij herstructureringslocaties zal aandacht geschonken worden aan mogelijkheden voor het afkoppelen en bergen van water.
3.8 Randvoorwaarden Voor Ontwikkeling
In dit hoofdstuk worden ruimtelijke randvoorwaarden en belemmeringen beschreven. Aangezien het een in hoofdzaak 'conserverend' plan betreft, is beperkt onderzoek uitgevoerd. Het gaat om de volgende onderzoeken:
- bodem;
- luchtkwaliteit;
- Geluid;
- Externe veiligheid;
- Milieuzonering;
- Kabels, leidingen en gsm-masten.
Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toelaat en het gaat om bestaand gebied is voor deze zaken geen aanvullend onderzoek nodig. Momenteel voldoet het plangebied aan de regelgeving voor deze onderwerpen. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen moeten bovenstaande aspecten meegenomen en onderzocht worden.
Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een uitleg van het gebruik van de planregels, waarbij inzicht wordt gegeven in de opbouw van de planregels, vervolgens wordt specifiek ingegaan op de regels ten aanzien van de in het plan neergelegde bestemmingen.
4.2 Planregels
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Uit de begripsomschrijving wordt één begrip gelicht, namelijk bouwperceel. Het bouwperceel wordt als volgt omschreven:
'een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten'.
Hiermee wordt het deel van het eigendomsperceel bedoeld, welke in het bouwvlak valt. Het onderstaande figuur illustreert het begrip bouwperceel.
Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden. In het bestemmingsplan 'Urkerhard' komen de volgende bestemmingen voor:
- Gemengd;
- Groen;
- Horeca;
- Maatschappelijk;
- Sport - Speelplek;
- Verkeer;
- Verkeer - Verblijfsgebied;
- Water;
- Wonen;
- Leiding - Riool;
- Waarde - Archeologie;
- Waarde - Beschermd dorpsgezicht.
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, aanlegvergunning, sloopvergunning en wijzigingsbevoegdheid.
Algemene regels
Allereerst is de anti-dubbeltelbepaling in het hoofdstuk Algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Daarnaast zijn algemene bouwregels opgenomen. In deze regels wordt bepaald dat indien de bestaande goot- en bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstanden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van de planregels, de bestaande bebouwing als maximaal toelaatbaar wordt aangehouden, mits deze bebouwing op een legale wijze tot stand is gekomen. Ook zijn algemene regels opgenomen voor het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan. Deze regelen onder andere de bouw van nutsvoorzieningen en palen en masten door middel van een omgevingsvergunning.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk is het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Urkerhard is een conserverend plan en bevat derhalve geen bouwplannen. Voor het bestemmingsplan is het derhalve niet nodig om een exploitatieplan op te stellen. Planschade is niet te verwachten. Het plan mag derhalve economisch uitvoerbaar worden geacht.
Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg
6.1 Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan Hooilanden heeft van 6 augustus 2006 tot en met 17 september 2010 ter inzage gelegen. Het ontwerp bestemmingsplan is op 5 augustus 2010 verstuurd naar de partners van het ambtelijk vooroverleg, de Provincie, VROM-inspectie en het Waterschap.
Prominent
De constatering van Prominent dat voor het Winkelcentrum Urkehard geldt dat de huidige mogelijkheden niet ingeperkt worden is juist.
Stichting Sportaccomodatie Urk
In hun brief wordt gesteld dat de mogelijkheden voor de accomodatie aan de Vlechttuinen aanzienlijk verminderd zijn met de bestemming Maatschappelijk in plaats van Gemengd.
Gezien de huidige invulling van de Vlechttuinen is Maatschappelijk een bestemming die beter past bij dit gebied. Bovendien is het zo dat de meeste mogelijkheden die gemengde doeleinden bood nu ook nog mogelijk zijn (met uitzondering van een dienstwoning). Zo is ondersteunende horeca en detailhandel mogelijk, ook kantoren ten behoeve van de bestemming blijven mogelijk.
6.2 Overleg
De waterparagraaf is in samenspraak met het Waterschap opgesteld.
Van de overige vooroverlegpartners is alleen een reactie ontvangen van de Provincie met de volgende punten:
- Archeologie: in het noordelijk gedeelte is geen dubbelbestemming ter bescherming van de archeologische waarden opgenomen. Reactie: dit klopt, voor de ontwikkeling van Zeewijk fase 4 is hier aanvullend onderzoek naar gedaan en hieruit is gebleken dat de kans op archeologische vondsten klein is (zie ook bestemmingsplan Zeewijk fase 4);
- Ecologie en Water: Effecten voor het Toppad zijn niet onderzocht. Reactie: in samenspraak met het Waterschap is een alinea toegevoegd aan de waterparagraaf die hier op in gaat;
- Geluid: onheffingen die in het verleden verstrekt zijn met betrekking tot geluid worden niet genoemd. Reactie: het gaat om een conserverend plan, dergelijk informatie voegt ons inziens niets toe aan dit plan. Om de toelichting overzichtelijk en beknopt te houden is er bewust voor gekozen dergelijke informatie niet in het bestemmingsplan op te nemen. Voor de meeste gevallen geldt nu ook dat ze aan 30 km/u wegen liggen.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1
Hoofdzakelijk: bereiding etenswaren voor consumptie te plaatse
Restaurant zonder bezorg- en/of afhaalservice;
Bistro;
Crêperie;
Lunchroom;
Koffie-/theehuis, koffiebar, tearoom;
Ijssalon;
Broodjeszaak;
Croissanterie.
Categorie 2
Hoofdzakelijk: bereiding ven etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse
Restaurant met bezorg- en/of afhaalservice;
Cafetaria;
Snack bar;
Grillroom;
Shoarma;
Fast-food-restaurant;
Automatiek;
Snelbuffet;
Traiteur.
Categorie 3
Hoofdzakelijk: verstrekken van dranken
Café;
Bar;
Bierhuis;
Biljartcentrum;
Proeflokaal;
Zaalverhuur.
Categorie 4
Hoofdzakelijk: het ten gehore brengen van muziek en gelegenheid geven tot dansen
Discotheek;
Bar-dancing.
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfs-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Bedrijfs-activiteiten