bestemmingsplan Wierden-Centrum 2006, partiele herziening Stationsstraat 36
Bestemmingsplan - Wierden
Vastgesteld op 22-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan "Wierden-Centrum 2006, partiële herziening Stationsstraat 36" te Wierden;
1.2 verbeelding
de plankaart van het bestemmingsplan "Wierden-Centrum 2006, partiële herziening Stationsstraat 36" te Wierden, bestaand uit de plankaart met het nummer NL.IMRO.0189.BP2010000039-0003;
1.3 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.4 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.5 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.6 dienstverlening
het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;
1.7 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.8 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.9 hoofdgebouw
een gebouw dat binnen een bouwperceel door constructie of afmeting als het of één van de belangrijkste valt aan te merken;
1.10 afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.11 kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;
1.12 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.13 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.14 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.15 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
met daarbijbehorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- d. tuinen;
- e. erven;
- f. terreinen;
- g. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de op de plankaart voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de externe veiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Algemene Gebruiksregels
4.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.
Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels
5.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt en/of welstand ter plaatse aanvaardbaar is;
- b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- c. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
Artikel 6 Algemene Procedureregels
6.1 Nadere eis
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
7.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
7.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 4.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld in 7.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
7.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Wierden-Centrum 2006, partiële herziening Stationsstraat 36"
Vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden in de vergadering van 22 maart 2011.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voor het perceel Stationsstraat 36 in Wierden is een verzoek ingediend voor het uitbreiden van de op dit perceel gesitueerde aula.
Het verzoek past niet binnen het geldende bestemmingsplan "Wierden centrum 2006". Maar het college van burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 2 maart 2010 aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan dit verzoek.
Voordat de medewerking daadwerkelijk kan worden verleend, moet het geldende bestemmingsplan gedeeltelijk worden hierzien. Hiervoor is deze partiële herziening dan ook opgesteld.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Wierden-Centrum 2006, partiële herziening Stationsstraat 36” bestaat uit de volgende stukken:
- Verbeelding; schaal 1:1.000 (tek. nr NL.IMRO.0189.BP2010000039-0003);
- Regels;
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
1.3 Begrenzing Plangebied
Het perceel Stationsstraat 36 is gelegen in het centrum van Wierden en is kadastraal bekend onder gemeente Wierden sectie K, nummer 01942. In Bijlage 1 is de situering van het plangebied weergegeven.
1.4 Opzet Van De Toelichting
Na dit inleidende hoofdstuk is de toelichting van dit bestemmingsplan als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige en gewenste situatie;
- Hoofdstuk 3: een korte schets van de beleidskader(s) voor zover van toepassing;
- Hoofdstuk 4: randvoorwaarden en onderzoek ten behoeve van de planuitvoering. Hier spelen milieuaspecten en waarden een rol;
- Hoofdstuk 5 Uitvoering en handhaving;
- Hoofdstuk 6 Inspraak en vooroverleg
Hoofdstuk 2 De Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Bestaande (Planologische) Situatie
De aula bevindt zich in het noordelijk deel van het centrumgebied van Wierden. In de directe omgeving van de aula zijn verschillende vormen van bebouwing en daarbij behorende gebruiksfuncties terug te vinden. Ten noorden van de aula treffen we het station van Wierden aan. Naar het oosten toe grenst de aula aan de tennisvelden van de Dikkensweg. Naar het zuiden en het westen gericht sluit de aula aan op een mix van woningbouw en winkels.
Op grond van het bestemminsplan "Wierden-Centrum 2006" is de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" op het perceel Stationsstraat 36 van toepassing. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen zoals kerken, scholen, het gemeentehuis, de bibliotheek en de aula toegestaan.
In de toelichting van het bovengenoemde bestemmingsplan staat dat de maatschappelijke voorzieningen die er op dit moment zijn, voorzien in de behoefte zoals deze bij de totstandkoming van het plan in 2006 werd gevoeld. In hoeverre in de toekomst behoefte bestaat aan een verdere uitbreiding van deze voorzieningen is moeilijk kwantificeerbaar. Om die reden is in het genoemde plan, slechts waarop de beschikbare gronden ruimte aanwezig is, beperkt de mogelijkheid geboden tot (geringe) uitbreiding.
2.2 Gewenste (Planologische) Situatie
Omdat in het zogenaamde "Moederplan" de uitbreidingsmogelijkheden minimaal zijn, is het voor de nu voorliggende uitbreiding van de aula noodzakelijk om het bestemmingsplan gedeeltelijk te herzien. Planologisch gezien veranderd er in principe niets. De enige verandering aan de aula is een kleine uitbreiding van ca. 23m² aan de achterzijde van het pand.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
De provincie heeft besloten om na invoering van de Wro de doorwerking van het Streekplanbeleid in bestemmingsplannen anders te organiseren. Concreet betekent dit dat de provincie zich meer op de provinciale belangen concentreert en minder kijkt naar lokale aspecten, juridische kwaliteit en rijksregelgeving in bestemmingsplannen. Hierbij wordt aangesloten bij de nieuwe sturingsfilosofie van de provincie: decentraal wat kan, centraal wat moet (vertrouwen), samen werken aan kwaliteit (verbinden), vitale coalities- en ontwikkelingsgericht werken (versnellen).
De provincie Overijssel heeft daarom categorieën van bestemmingsplannen van lokale aard aangewezen waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is (bij brief van 22 april 2008, kenmerk 2008/0062971). Een bestemmingsplan voor maatschappelijke doeleinden in een binnen- stedelijke omgeving ziet de provincie als een plan van lokale aard, waarvoor geen vooroverleg noodzakelijk is. Deze lokale ontwikkeling is daarom niet in strijd met het provinciaal beleid.
3.2 Gemeentelijk Beleid
Eén van de instrumenten die het gemeentebestuur heeft om een actief beleid te voeren om de kwaliteit van de leefomgeving te bevorderen, is het welstandstoezicht. Het welstandstoezicht gebeurt op basis van het door de gemeenteraad vastgestelde beleid. Via haar welstandsnota wil de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving duurzaam bevorderen. Hiervoor zijn verschillende criteria ontwikkeld die bij de welstandsbeoordeling van een bouwplan een rol spelen.
Het welstandsbeleid van de gemeente Wierden is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Door het opstellen van een welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten. Het welstandsbeleid in de gemeente Wierden kent algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria.
Door de rayonarchitect van de welstandscommissie is na toetsing van het bouwplan aan deelgebied 8 (Historische kern Wierden) van de welstandsnota van de gemeente Wierden op 6 april 2010 een positief advies afgegeven. Met dit advies kan ingestemd worden.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Verder zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.
4.2 Milieuaspecten
4.2.1 Bodem
In verband met de uitvoerbaarheid van het plan is de kwaliteit van de bodem voor de wet een belangrijk afwegingsaspect bij de beoordeling van bestemmingsplannen. De gemeente dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dat ontwikkelingen mogelijk maakt, onderzoek te verrichten naar de kwaliteit van de grond. In onderliggend bouwplan gaat het om een uitbreiding van de aula. Gelet op de kleinschaligheid van het plan, is een bodemonderzoek niet vereist.
4.2.2 Geluid
In beginsel heeft iedere (spoor)weg een geluidzone. Dit geldt echter niet voor de volgende wegen:
- wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
- wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.
In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (Wgh) is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen geluidsgevoelige objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een (spoor)weg of grote lawaaimaker.
Het perceel Stationsstraat 36 in Wierden ligt binnen een 30 km-zone. Een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
4.2.3 Externe veiligheid
De uitbreiding van de aula is aangevraagd om de bedrijfsvoering van de uitvaartvereniging te kunnen optimaliseren. Daarbij is de uitbreiding dusdanig kleinschalig, ca. 23m², dat nader onderzoek in het kader van externe veiligheid niet aan de orde is.
4.2.4 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) in werking getreden. Dit vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wettelijke regels geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
Dit bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de aula aan de stationsstraat in Wierden mogelijk. Gelet op de kleinschaligheid van het plan worden de NIBM-grenzen niet overschreden en is een luchtkwaliteitsonderzoek niet noodzakelijk.
4.3 Waarden
4.3.1 Archeologie
Gezien het feit dat het uitbreiden van de aula zo kleinschalig is, namelijk 23m² en plaatsvindt in geroerde grond, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
4.3.2 Water
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Standaard Waterparagraaf
Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op de partiële herziening van het bestemmingsplan "Wierden-Centrum 2006" in verband met de uitbreiding van de aula op het perceel Stationsstraat 36 in Wierden.
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Wateraspecten plangebied
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gemengd stelsel.
In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn.
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Watertoetsproces
De gemeente Wierden heeft het waterschap Regge en Dinkel geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies.
4.3.3 Parkeren
In de komende jaren zullen rond het station in Wierden de nodige veranderingen optreden. Deze veranderingen hebben onder andere betrekking op de parkeervoorzieningen in het gebied. Per saldo zal, rekening houdend met andere functies, de parkeercapaciteit van de stationsomgeving ongewijzigd blijven.
Met bijvoorbeeld het wegvallen van de tennisbaan, verdwijnen ook de aan deze voorziening gekoppelde parkeerplaatsen. Voor nieuw toe te voegen functies geldt dat zij in principe zelf in hun parkeerbehoefte moeten voorzien. Naar de toekomst toe kan dit betekenen dat er niet meer in de directe omgeving van de aula geparkeerd kan worden, maar dat bezoekers elders in het centrum de auto moeten parkeren.
Hoofdstuk 5 Uitvoering En Handhaving
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.1.1 Planschade
In artikel 6.1 Wro staat dat burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvrag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
In artikel 6.1, lid 2 Wro is onder andere bepaald dat de schade die haar grondslag vindt in een besluit op een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk voor rekening van verzoeker kan komen.
Ter uitvoering van het bovenstaande is met het bestuur van de Algemene Uitvaartvereniging Wierden een planschade overeenkomst gesloten.
Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg
6.1 Vooroverleg
Gezien de relatief geringe planologische betekenis van dit bestemmingsplan, is afgezien van het ter inzage leggen van een voorontwerp-bestemmingsplan.
Rijk
Op basis van de realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid zijn wij van mening dat dit bestemmingsplan geen rijksbelangen schaadt. Maar omdat het vooroverleg met het Rijk een wettelijk verplicht onderdeel is van de procedure, is het plan in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro opgestuurd naar de Inspectie VROM. Reactie volgt PM.
Provincie
De provincie Overijssel heeft categorieën van bestemmingsplannen van lokale aard aangewezen waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is (bij brief van 22 april 2008, kenmerk 2008/0062971). Een bestemmingsplan als deze ziet de provincie als een plan van lokale aard, waarvoor geen vooroverleg noodzakelijk is.
Waterschap
De gemeente Wierden heeft het waterschap Regge en Dinkel geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De procedure in het kader van deze watertoets is goed doorlopen. Hierdoor heeft het waterschap een positief wateradvies afgegeven. Dit positieve wateradvies kan worden aangemerkt als positieve vooroverleg reactie, zoals wettelijk is bepaald in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
maart 2011.