KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Werking
Artikel 4 Verkeer - Voet-/fietspad
Artikel 5 Water
Artikel 6 Leiding - Gas
Artikel 7 Waarde - Natuur En Landschap
Artikel 8 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Begrenzing Plangebied
1.4 Planproces En Communicatie
1.5 Opzet Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 De Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Algemeen
4.2 Directe Effecten
4.3 Afgeleide Effecten
4.4 Overige Aspecten
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Planologische Afweging
5.3 Planopzet
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Planregels
6.1 Algemeen
6.2 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoering En Handhaving
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Inspraak
8.2 Vooroverleg
8.3 Zienswijzen
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Ligging Grondwaterbeschermingsgebied
Bijlage 2 Toelichting Ontwerp Waterbuffer Dakhorst
Bijlage 3 Kaart Ontwerp Waterbuffer Dakhorst
Bijlage 4 Gebiedsvisie En Actieplan Waterland Wierden
Bijlage 5 Mer Gedeeltelijke Verplaatsing Waterwinning
Bijlage 6 Inventariserend Veldonderzoek Archeologie Dakhorst
Bijlage 7 Vooroverlegreacties

Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden

Bestemmingsplan - Wierden

Vastgesteld op 04-10-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden van de gemeente Wierden;

1.2 plankaart

  1. a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden;
  2. b. de verbeelding op papier van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden, bestaande uit de kaart met tekeningnummer 0189931 en legenda.

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0189.BP2010000048-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanpijling

een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.9 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.11 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.12 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.13 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.14 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.15 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

1.16 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.17 waterberging

een gebied waarin oppervlaktewater wordt opgeslagen in waterpartijen om het te infiltreren in de bodem;

1.18 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Werking

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2009", voor zover in stand gelaten door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 9 februari 2010, kenmerk 2010/0022772 blijft van toepassing op de gronden die zijn gelegen binnen onderhavig plangebied, met uitzondering van de aanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'milieuzone - waterwingebied', waarvoor de aanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'en 'milieuzone -waterwingebied' van onderhavig plan in de plaats treden en met dien verstande dat ter plaatse van de bestemmingen 'Verkeer - Voet-/Fietspad' en 'Water' het onderhavige bestemmingsplan in de plaats treedt van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' en met dien verstande dat de dubbelbestemming Waterstaat -Waterbergingsgebied en de aanduiding milieuzone - intrekgebied worden toegevoegd.

Artikel 4 Verkeer - Voet-/fietspad

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Voet-/Fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor een voetpad en/of een fietspad, vlonders daaronder begrepen, met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer - Voet-/Fietspad' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plassen, waterbergingen, watergangen, voorzieningen voor het keren en beheersen van water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. oeverstroken;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen, sluizen en beschoeiingen.

5.2 Bouwregels

Op de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming, waarvoor geldt dat:

  1. a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
  2. b. de bouw van aanlegsteigers en vissteigers niet is toegestaan.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede:

  1. a. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van aardgas;

met daarbij behorende:

  1. b. leidingzone;
  2. c. veiligheidszone;
  3. d. gebouwen;
  4. e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  5. f. werken, geen bouwwerken zijnde.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aaangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Natuur En Landschap

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, bescherming en/of herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  2. b. oeverstroken;

met daarbijbehorende:

  1. c. bebouwing;
  2. d. voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Natuur en landschap' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

Artikel 8 Waterstaat - Waterbergingsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de waterberging;
  2. b. de waterhuishouding;
  3. c. het aanleggen, onderhouden, wijzigen of opruimen van een werk, waabij niet dieper wordt gegraven dan 3 m beneden het oorspronkelijke niveau;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken;
  2. e. werkzaamheden;
  3. f. voorzieningen;
  4. g. bergingsvijvers.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het uitvoeren van de in de Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "S" is vermeld;
  2. b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  3. c. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.

9.2 Afstemmingsregel

Indien in Bijlage 1 voor bepaalde gronden een "S" en/of een "A" en/of een "T" zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de "S", de "A" en de "T".

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

10.2 milieuzone - intrekgebied

10.3 milieuzone - waterwingebied

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  5. e. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en kan worden toegestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
  7. g. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen).

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan

12.2 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen betreffen de adressen, zoals deze op de plankaart zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

13.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden.

4 oktober 2011.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden in de vergadering van 4 oktober 2011.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Vitens N.V. (hierna genoemd: Vitens) is voornemens de grondwaterwinning van Wierden gedeeltelijk te verplaatsen naar een nieuw in te richten waterwingebied te Rectum-Ypelo, omdat de huidige winning niet langer duurzaam is. Als onderdeel van de verplaatsing zal Vitens een goed infiltrerende waterbuffer aanleggen in het gebied Dakhorst om de effecten van de nieuwe winning op de omgeving zoveel mogelijk te beperken.

De gedeeltelijke verplaatsing van de grondwaterwinning maakt onderdeel uit van de Gebiedsvisie die is opgesteld door de Werkgroep Waterland Wierden, waarin de gemeente Wierden ook is vertegenwoordigd (zie ook 1.4 Planproces en communicatie).

Met het oog op de voorgenomen verplaatsing is door Vitens een vergunningaanvraag in het kader van de Grondwaterwet, inclusief milieueffectrapport (MER), ingediend bij het bevoegd gezag (de provincie). Gedeputeerde Staten van Overijssel heeft op 28 september 2010 de vergunning ingevolge de Grondwaterwet aan Vitens verleend. Ook heeft de provincie inmiddels de grenzen van de beschermingsgebieden (waterwin-, grondwaterbeschermings- en intrekgebied) van de grondwaterwinning van Wierden gewijzigd, vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel en de Omgevingsverordening Overijssel 2009. De gewijzigde Omgevingsvisie en Omgevingsverordening is op 1 december 2010 vastgesteld door Provinciale Staten.

Nu de vergunning is verleend en de wijziging van de Omgevingsverordening van kracht is geworden, kan het bestemmingsplan worden herzien. De voorliggende bestemmingsplanherziening omvat de juridisch-planologische regeling, die de gedeeltelijke verplaatsing van de grondwaterwinning Wierden en de aanleg van de waterbuffer bij Dakhorst mogelijk maakt.

Het bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" van de gemeente Wierden, zoals dat op 12 januari 2010 is vastgesteld door de Raad. In dit bestemmingsplan zijn ten behoeve van de gedeeltelijke verplaatsing van de grondwaterwinning Wierden en de realisatie van de waterbuffer bij Dakhorst wijzigingsbevoegheden opgenomen (de plannen hiervoor waren destijds al in voorbereiding). De gemeente Wierden heeft er echter voor gekozen geen gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheden, omdat het grondwaterbeschermingsgebied zoals deze nu vastgelegd is door de provincie niet geheel past binnen het gebied dat in het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" aangeduid is als "wro-zone wijzigingsgebied 4". Daarom is ervoor gekozen voor dit initiatief een bestemmingsplanherziening op te stellen.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (plankaart), schaal 1:15.000 / 1:5.000 (ID plannr. NL.IMRO.0189.BP2010000048-VA01);
  • planregels.

Op de verbeelding (plankaart) zijn de bestemmingen en/of aanduidingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de planregels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan veilig te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin het aan het plan ten grondslag liggend onderzoek en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Begrenzing Plangebied

Het plangebied komt overeen met het plangebied zoals deze geldt voor het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" van Wierden.

De grondwaterwinning Wierden ligt ten westen van de kern Wierden. In Bijlage 1Ligging grondwaterbeschermingsgebied is de nieuwe begrenzing van de waterwingebieden en het grondwaterbeschermingsgebied Wierden opgenomen (bron: kaartbijlage 1a behorende bij de Wijziging Omgevingsverordening Overijssel 2009). Het gebied waar de waterbuffer (bij Dakhorst) is voorzien ligt ten zuiden van Wierden en wordt (globaal) begrensd door de Eksosche Aa (grens oostkant), de Ypeloschoolweg (grens zuidwestkant) en de Kippershoekweg (grens noordkant). Het gebied is circa 20 hectare groot.

1.4 Planproces En Communicatie

Aan het initiatief voor de gedeeltelijke verplaatsing van de waterwinning en het realiseren van een waterbuffer bij Dakhorst, is een uitgebreid communicatietraject voorafgegaan. Voor het gebied dat globaal gelegen is tussen de stedelijke bebouwing van Wierden, Almelo en Rijssen, is namelijk door de Werkgroep Waterland Wierden een gebiedsvisie opgesteld, waar het plan van Vitens onderdeel van uitmaakt. In de Werkgroep Waterland Wierden zijn de volgende partijen vertegenwoordigd: Plaatselijk Belang Rectum-Ypelo, Dienst Landelijk Gebied, de gemeente Wierden, de provincie Overijssel, het Waterschap Regge en Dinkel, LTO Noord Werkgroep Wierden, Landinrichting Rijssen, Stichting Stimulant, Staatsbosbeheer en Vitens. De Gebiedsvisie is in 2003 tot stand gekomen. In 3.3 Regionaal beleid wordt ingegaan op de Gebiedsvisie.

1.5 Opzet Van De Toelichting

De toelichting van dit bestemmingsplan is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie voor wat betreft de waterwinning Wierden en het voorgenomen plan;
  • Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader voor dit plan;
  • Hoofdstuk 4 gaat in op de directe en afgeleide effecten van de gedeeltelijke verplaatsing van de waterwinning;
  • In hoofdstuk 5 wordt een planbeschrijving gegeven;
  • Hoofdstuk 6 omvat een nadere juridisch-technische toelichting op de planregels;
  • In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • Hoofdstuk 8, tot slot, bevat de resultaten van het gevoerde overleg.

Hoofdstuk 2 De Huidige En Gewenste Situatie

2.1 Ruimtelijke Structuur

In deze paragraaf wordt de ruimtelijke structuur zoals deze op dit moment is, beschreven.

Grondwaterwinning Wierden

Vitens heeft sinds 14 september 1989 vergunning om op de winplaats Wierden te Wierden in totaal 8 miljoen m3 grondwater per jaar (Mm3/jaar) te onttrekken uit het 1ewatervoerend pakket. Het grondwater kan op twee puttenvelden worden onttrokken. In puttenveld I (Nijverdalsestraat 98) kan 5 Mm3/jaar en in puttenveld II (Ten Cateweg, langs het spoor van Wierden naar Rijssen) kan 3 Mm3/jaar worden onttrokken. Per 28 september 2010 is de vergunning gewijzigd (zie 2.2 Gewenste situatie).

Gebied aanleg waterbuffer Dakhorst

Het gebied waar de waterbuffer is beoogd, ligt in het beekdal van de Eksosche Aa en draagt de naam van de aangrenzende boerderij: Dakhorst. Een horst verwijst naar een hoger gelegen plaats. Begin 1900 was de bodem in het gebied zeer drassig en de hogere plekken in het lage, natte gebied vormden de eerste vestigingsplekken. Het natte gebied werd pas laat ontgonnen en behoort daarom tot de jonge ontginningslandschappen.

In het rapport "Plantoelichting Waterbuffer Dakhorst Wierden" is op pagina 4 een luchtfoto van het gebied opgenomen (zie Bijlage 2 Toelichting ontwerp waterbufferDakhorst). Het gebied bestaat voornamelijk uit graslandpercelen en heeft een open karakter. Bomen komen er relatief weinig voor. Aan de oostzijde van het gebied vormt de Eksosche Aa met haar kades een duidelijke begrenzing. Op de kades langs deze beek staan verspreid enkele grote eiken. Aan de westzijde vormt de grens met de erven en kampen een duidelijke rand. Naar het noorden toe is de grens van de te realiseren waterbuffer ruimtelijk niet herkenbaar.

Langs de Eksosche Aa is sprake van een fietspad en aan de westrand van het gebied ligt een kavelpad dat onderdeel uitmaakt van een wandelroute.

2.2 Gewenste Situatie

In deze paragraaf wordt ingegaan op het beoogde plan, zowel voor wat betreft de grondwaterwinning als de waterbuffer.

Grondwaterwinning Wierden

De huidige waterwinning Wierden is niet duurzaam, om de volgende redenen:

  • het gebied rond de puttenvelden I en II is steeds meer verstedelijkt en hierdoor is het onttrokken grondwater niet meer goed beschermd tegen bodemverontreinigingen;
  • de huidige winning belemmert een compacte/duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Wierden;
  • de huidige winning heeft invloed op de natuurwaarden van het Wierdense veld.

Als oplossing voor deze problematiek wil Vitens de winning gedeeltelijk verplaatsen naar een nieuw te realiseren derde puttenveld bij Rectum-Ypelo. Het gaat om de verplaatsing van een onttrekking van 2 miljoen m3 grondwater per jaar van het bestaande puttenveld I (Nijverdalsestraat 98) naar een nieuw te realiseren puttenveld III (Enterweg, Rectum-Ypelo). Per 28 september 2010 is de vergunning voor het gedeeltelijk verplaatsen van de grondwaterwinning verleend. De totale onttrokken hoeveelheid grondwater blijft gelijk aan de in 1989 vergunde hoeveelheid van maximaal 8 Mm3/jaar. Als gevolg van de gedeeltelijke verplaatsing verandert de begrenzing van de beschermingsgebieden (waterwin-, grondwaterbeschermings- en intrekgebied). De provincie Overijssel heeft daarom de Omgevingsvisie Overijssel en de Omgevingsverordening Overijssel 2009 (per 1 december 2010) gewijzigd vastgesteld.

Waterbuffer Dakhorst

Integraal onderdeel van het project voor het verplaatsen van de waterwinning is de aanleg van een waterbuffer bij Dakhorst. Deze buffer moet onder andere worden aangelegd voor infiltratie van oppervlaktewater om de effecten van de winning te verminderen.

Arcadis heeft in opdracht van Vitens het ontwerp voor de Waterbuffer Dakhorst gemaakt. Het ontwerp is neergelegd in de rapportage "Plantoelichting Waterbuffer Dakhorst Wierden" (definitief rapport, 21 september 2010) en is opgenomen als Bijlage2 Toelichting ontwerp waterbuffer Dakhorst bij deze toelichting. In Bijlage 3 Kaartontwerp waterbuffer Dakhorst is de kaart opgenomen die bij de rapportage hoort. Hierna wordt een korte toelichting op het ontwerp gegeven. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de rapportage zelf (zie Bijlage 2 Toelichting ontwerp waterbufferDakhorst).

De buffer bij Dakhorst bestaat uit een deel permanent water en een deel retentie. De al aanwezige laagtes in het gebied worden benut voor permanente waterberging. Rondom het gebied worden kades aangelegd. Bij een normale waterstand in de Eksosche Aa wordt het water via een inlaatvoorziening aan de zuidrand van de buffer gevuld. Via smalle verbindingsgreppels wordt het water naar de permanente waterbekkens gevoerd. Bij hoog water zal vrijwel het gehele gebied zich vullen met water. Bij de voor- en najaarssituatie is de retentie zo vormgegeven dat de oorspronkelijke verkavelingsstructuur zichtbaar wordt door hogere ruggetjes of landtongen. De langste landtong ligt ter hoogte van de gasleiding, omdat hier niet ontgraven mag worden. Deze landstrook maakt op deze manier onderdeel uit van het ontwerp.

Een waardevolle bestaande boomgroep van elzen en een grote wilg (in het midden van de waterbuffer) wordt gehandhaafd. De grond wordt hier niet afgegraven of opgehoogd. Ook de waardevolle bomen (veelal eiken) langs de Eksosche Aa worden gespaard door ter plaatse de kade niet af te graven. Tegen de eigendomsgrens aan de westzijde worden de bestaande houtsingels aangevuld en verlengd met nieuwe houtsingels.

Het huidige fietspad wordt omgeleid. In het zuidelijke deel van het gebied ligt het pad op de te handhaven kade langs de Eksosche Aa. Daarna buigt het pad naar het westen af, kruist de buffer en gaat vervolgens om de buffer heen op de natuurlijke of deels opgehoogde kade. Bij het permanente water wordt het fietspad op palen gezet als een houten vlonderpad.

Aan de noord- en westzijde van de buffer worden op de hogere delen achter de kade enkele poelen aangelegd. Deze poelen zijn bestemd voor amfibieën als knoflookpad en kamsalamander. Ze worden gevoed door het grondwater en hemelwater (staan niet in verbinding met de waterbuffer).

Door het grote oppervlak permanent water behoudt het gebied zijn open karakter. Het streefbeeld is een open gebied met water en vochtige gras- of hooilanden. Door de grote oeverlengte en de afwisseling in de steilte van de oevers kan er een grote soortenrijkdom ontstaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren ruimtelijk beleid moet een gemeente rekening houden met het door hogere overheden uitgestippelde beleid. Dit geldt vooral daar waar het ook bovengemeentelijke belangen betreft, zoals in dit geval de bescherming van de drinkwatervoorziening.

De provincie is op grond van artikel 1.2 van de Wet milieubeheer bevoegd om gebieden aan te wijzen waarin extra regels gelden ter bescherming van het grondwater voor de drinkwaterwinning. Deze zogenaamde milieubeschermingsgebieden met de functie waterwinning (ook wel grondwaterbeschermingsgebieden genoemd) zijn door Provinciale Staten aangewezen in de Omgevingsverordening Overijssel 2009.

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit plan relevante beleidskader, inclusief het al vaststaande gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op het plangebied. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden ook de specifiek voor het plangebied danwel projectlocatie geldende uitgangspunten beschreven.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Overijssel

Op 1 juli 2009 is de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld door Provinciale Staten. De Omgevingsvisie Overijssel is het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Als het gaat om de drinkwatervoorziening is de ambitie een betrouwbare drinkwatervoorziening (zowel in kwaliteit als kwantiteit). Grondwater als bron heeft bij de provincie de voorkeur. De provincie zorgt voor voldoende beschikbare bronnen. Kwetsbare drinkwatervoorzieningen worden onderzocht op maatregelen voor een betere bescherming. De provincie hanteert onder andere de volgende uitgangspunten:

  • Het gehele intrekgebied van de drinkwaterwinning wordt beschermd.
  • Geen functies met risico op grondwaterverontreiniging, tenzij de beschermingssituatie verbetert (stap-vooruitprincipe). Bij grote en grootschalige ruimtelijke ingrepen is een verslechtering op plaatselijk niveau toegestaan, mits op gebiedsniveau verbetering plaatsvindt (saldobenadering).
  • Preventie via de verbodsbepalingen in de verordening is de meest doelmatige bescherming tegen ruimtelijke functies die risico hebben voor grondwaterverontreiniging. Het gaat dan om een brongerichte aanpak van bedreigende activiteiten/functies.
  • Duurzaam veiligstellen: de bescherming van de openbare drinkwatervoorziening moet opgenomen zijn in gemeentelijke structuurvisies en de bestemmingsplannen.

Daarnaast is de provincie van mening dat drinkwaterwinningen duurzaam moeten worden ingepast en ingericht. Dat betekent dat naast een goede bescherming tegen verontreinigingen de inbreuk op het natuurlijk watersysteem zo klein mogelijk is en de schade aan functies als landbouw en natuur zoveel mogelijk wordt beperkt.

De grondwaterbeschermingsgebieden zijn door de provincie aangegeven op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie. In verband met de voorgenomen gedeeltelijke verplaatsing van de drinkwaterwinning Wierden is de begrenzing van het waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied en het intrekgebied Wierden gewijzigd (besluit van 1 december 2010).

Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsverordening richt zich net als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving van Overijssel. In de Omgevingsverordening worden regels gegeven op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De Omgevingsverordening stelt onder andere "regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden (grondwaterbeschermingsgebieden)". Gelet op de voorgenomen gedeeltelijke verplaatsing van de drinkwaterwinning Wierden is de begrenzing van het grondwaterbeschermingsgebied en het intrekgebied gewijzigd. In Bijlage 1 Ligginggrondwaterbeschermingsgebied is kaartbijlage 1a opgenomen die behoort bij de Wijziging Omgevingsverordening Overijssel (met de nieuwe begrenzing van het grondwaterbeschermingsgebied bij Wierden). De Wijziging Omgevingsverordening Overijssel is op 1 december 2010 vastgesteld.

In de verschillende zones van de beschermingsgebieden gelden verschillende regels, afhankelijk van de mate van kwetsbaarheid. In waterwingebieden zijn in beginsel geen activiteiten toegestaan die niet direct samenhangen met de winning. Grondwaterbeschermingsgebieden zijn, gezien de langere verblijftijden van het op te pompen water, minder kwetsbaar dan waterwingebieden. In deze gebieden gelden regels gericht op het verbieden van of het stellen van voorwaarden aan grondwaterbedreigende activiteiten.

Naast extra milieuregels gelden in de beschermingsgebieden ook ruimtelijke beperkingen. Voor het ruimtelijke ordeningsbeleid is het uitgangspunt dat het risico op verontreiniging van het grondwater binnen grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden wordt tegengegaan.

Reconstructieplan Salland-Twente

Salland en Twente, waar de gemeente Wierden deel van uitmaakt, hebben net als andere (zand)gebieden in Zuid en Oost Nederland te maken met een hoge veedichtheid. In deze gebieden, de zogenaamde concentratiegebieden, is de intensieve veehouderij sterk vertegenwoordigd en doen zich verschillende problemen voor die nauw met elkaar samenhangen. Kern van de problematiek is dat landbouw, wonen, werken, mobiliteit, recreatie en natuur en landschap elkaar te vaak in de weg zitten. Gevolg is dat economische functies in het landelijk gebied beperkt worden in hun ontwikkelingsmogelijkheden, met alle nadelige gevolgen van dien voor de sociaal-economische vitaliteit en de leefbaarheid van het gebied. Om deze samenhangende problematiek aan te pakken is de Reconstructiewet concentratiegebieden opgesteld, die op 1 april 2002 in werking is getreden. Het Reconstructieplan Salland-Twente (2004) vormt voor Salland en Twente de basis voor de reconstructie.

De Reconstructiewet concentratiegebieden vraagt het reconstructiegebied in te delen in drie soorten zones of gebieden: landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. Het gebied ten zuiden van de kern Wierden maakt onderdeel uit van verwevingsgebied. De hoofdlijn in verwevingsgebied is:

  • het mogelijk maken en handhaven van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar;
  • ruimte bieden aan meerdere functies (wonen, recreatie, economie, natuur, landschap etcetera);
  • de landbouw, waaronder de intensieve veehouderij, beperkt ruimte bieden;
  • extra kansen bieden door de ontwikkeling van sterlocaties voor de intensieve veehouderij.

3.3 Regionaal Beleid

Gebiedsvisie en actieplan Waterland Wierden

In oktober 2003 is de "Gebiedsvisie en actieplan Waterland Wierden; pilot Reconstructie Zuidwest Twente" tot stand gekomen. De visie is opgesteld door de Werkgroep Waterland Wierden, een werkgroep die ingesteld is door de Streekcommissie Zuidwest Twente. De Werkgroep is gevraagd om voor de buurtschappen Rectum-Ypelo de Reconstructie uit te werken. Uitgangspunt daarbij was dat de landbouw de drager van het gebied is en blijft. Daarnaast moesten maatschappelijke behoeften als waterwinning, retentie en natuur worden ingepast en moest handhaving van de leefbaarheid in de buurtschap worden veiliggesteld. Het project diende als pilot voor andere projecten in de Reconstructie om duidelijk te maken hoe toepassing van Meervoudig Ruimtegebruik inhoudelijk en procesmatig vorm moet krijgen.

Door de Werkgroep Waterland Wierden is voor het gebied de toekomstvisie als volgt geformuleerd:

"In de toekomst is Waterland Wierden een agrarisch cultuurlandschap met vele gebruiksmogelijkheden. De kwaliteitsimpuls is zo groot dat de oprukkende bebouwing is gestopt. Dit is mede het gevolg van een groep van intensief samenwerkende belanghebbenden waaronder een groot aantal sterke landbouwbedrijven die gezamenlijk staan voor het groen en open houden van het gebied. De kwaliteitsverbetering voor natuur en landschap trekt liefhebbers en heeft gezorgd voor een breed draagvlak voor het gebied en daarmee voor een leefbaar gebied. De versterking van de landschappelijke kwaliteit zorgt voor extra inkomsten in de recreatie sector. Er wordt gebruik gemaakt van de rood voor rood regeling om meer woon- en werkgelegenheid te bieden voor de lokale bevolking (onder meer de starters)".

De toekomstvisie is uitgewerkt in een visiekaart en een bijbehorend actieplan. Op de visiekaart is het toekomstig puttenveld meegenomen en maakt de waterbuffer bij Dakhorst onderdeel uit van een groter retentiegebied. De waterbuffer zelf is aangeduid als "buffers". De "Gebiedsvisie en actieplan Waterland Wierden" maakt onderdeel uit van deze toelichting. Voor meer informatie: zie Bijlage 4 Gebiedsvisie en actieplanWaterland Wierden.

Landinrichtingsplan Rijssen

Het Landinrichtingsplan Rijssen bevat maatregelen die verbeteringen van het landelijk gebied tussen Rijssen, Holten, Nijverdal en Wierden beogen. Het plangebied ligt binnen dit gebied. Het hoofddoel van het landinrichtingsplan is het landelijk gebied mooier en vitaler maken. Dit betekent een gezonde landbouw, een betere natuur, meer recreatie, een mooi landschap, verkeersveilige situaties en een schoon milieu. De volgende maatregelen die hieraan een bijdrage kunnen leveren zijn in het plan opgenomen:

  • Verbetering van de inrichting van het landbouwgebied; dit betreft vooral de verbetering van de verkaveling van de landbouwbedrijven. Boerderijverplaatsingen/-uitplaatsingen kunnen hieraan een bijdrage leveren.
  • De realisering van natuurontwikkelings- en reservaatsgebieden.
  • De aanleg van ecologische verbindingszones en vermindering van aanwezige barrières voor de natuur.
  • Een verbetering van de waterbeheersing voor landbouw en natuur. Niet alleen wat betreft de peilen en grondwaterstanden, maar ook verbetering van de waterkwaliteit.
  • Plaatselijk verminderen van verontreinigingen van de bodem.
  • Verbetering van de kwaliteit van het landschap door een verbetering van de herkenbaarheid van de verschillende landschapstypen.
  • Aanleg van fiets-, wandel- en ruiterpaden om de recreatieve mogelijkheden te vergroten en de kwaliteit van de aanwezige paden te verhogen.
  • Verminderen van verkeersonveilige situaties.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Landschapsontwikkelingsplan Wierden

De visie op het landschap in de gemeente Wierden is beschreven in het landschapsontwikkelingsplan (LOP), dat op 10 februari 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. De landschapsontwikkelingsvisie van de gemeente is gericht op:

  • Behouden en versterken van de herkenbaarheid en diversiteit aan landschappen en landschapstypen.
  • Behouden en versterken van de (kern)kwaliteiten van het gebied (zoals onder andere het kenmerkende macro- en microreliëf, de kleinschalige variatie en het natuurlijke watersysteem van de Regge).
  • Het bieden van ruimte aan nieuwe ontwikkelingen, binnen een landschappelijk kader (ontwikkelingsgerichte benadering).

In het LOP is het gemeentelijk grondgebied onderverdeeld in 13 verschillende deelgebieden. Over al deze 13 deelgebieden doet het LOP uitspraken op basis van landschappelijke kwaliteiten, bestaande en gewenste ontwikkelingen.

Als gevolg van voorliggend initiatief verandert het landschap ter plaatse van de beoogde waterbuffer bij Dakhorst. In deze paragraaf wordt daarom alleen ingegaan op de uitspraken die betrekking hebben op het deelgebied waar de waterbuffer deel van uitmaakt en op het deelgebied waar de waterbuffer aan grenst.

De waterbuffer valt in het LOP binnen deelgebied 6 genaamd "Beekdalen van de Regge". De waterbuffer grenst aan deelgebied 10 "Rectum-Ypelo". Voor deelgebied 6 is de omvorming van de huidige onnatuurlijke rivier naar een meer natuurlijk riviersysteem met bijbehorende inrichting, gebruik en natuurwaarden het doel. Op een aantal plaatsen zal de natuurontwikkeling gecombineerd worden met retentie, zodat de waterbergende functies kunnen worden hersteld. De referentie van het gewenste landschappelijke beeld luidt:

  • een half-open natuurlijk beekdal met extensieve hooi- en weilanden;
  • de beekdalranden van de Midden Regge en de Eksosche Aa zijn versterkt met beekdalrandbeplantingen.

Deelgebied 10 (kampenlandschap) heeft een deel van zijn kleinschalige karakter en identiteit verloren. Voor deelgebied 10 is de visie ten eerste gericht op het behoud van de oude en nieuwe landschapselementen. Als tweede gaat aandacht uit naar verdere versterking van het kleinschalige karakter van de directe omgeving van de buurtschappen Rectum en Ypelo.

Structuurvisie Wierden

De Structuurvisie Wierden (2010) is opgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente Wierden en betreft de periode tot 2030. De structuurvisie vormt het toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven.

De gemeente Wierden zet zich in op de verdere uitwerking van de lijnen die zijn uitgezet in de Ontwikkelingsvisie 2005. De ambitie van de gemeente is "een actieve en zelfbewuste gemeente zijn, die kwaliteit hoog in het vaandel heeft en die onderneemt". Over twintig jaar is de gemeente nog meer een groene, ondernemende, recreatieve gemeente met (deels) stedelijke trekjes en een hele mooie woon- en leefomgeving. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit staan hoog in het vaandel.

In de paragraaf "Wierden in 2030: een blik op de toekomst" is onder de kopjes "recreatief" en "groen en blauw" het volgende omschreven.

Recreatief: Veel meer dan nu het geval is, profileert Wierden zich als toeristische gemeente. De gemeente heeft zich toeristisch-recreatief op de kaart gezet door in te spelen op de waarden van de groene en rustige omgeving om te verblijven. Cultuurhistorische en natuurwaarden zijn nog meer beleefbaar gemaakt. De kern Wierden is een uitvalsbasis voor onder andere het maken van tochten in de landschappelijk waardevolle omgeving die goed is ontsloten met wandel-, fiets- en ruiterpaden.

Groen en blauw: De gemeente Wierden heeft een vitaal landelijk gebied. Door de uitvoering van het Landschapsontwikkelingsplan, de groene en blauwe diensten en het Spakenplan plus is het landschap nog mooier geworden. De diversiteit aan landschappen is versterkt.

Tot slot kan opgemerkt worden dat in de Structuurvisie het beoogde derde puttenveld van Vitens reeds meegenomen is. Op de themakaart water staat het waterwingebied aangemerkt als "zoekgebied nieuwe waterput". De Eksosche Aa en een gebied aangrenzend daaraan is op de kaart met de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie aangeduid als "herinrichting beekdalen". De waterbuffer bij Dakhorst ligt in zijn geheel binnen deze aanduiding.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek

4.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden.

De vergunningaanvraag voor de gedeeltelijke verplaatsing van de waterwinning Wierden is met name onderbouwd in de door Tauw opgestelde milieueffectrapportage "Milieueffectrapportage Wierden. Gedeeltelijke verplaatsing van de waterwinning" en is opgenomen in Bijlage 5 MER gedeeltelijke verplaatsing waterwinning bij deze toelichting. De vergunning is op 28 september 2010 verleend. In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de effecten die optreden bij de uitvoering van het plan. Voor een uitgebreide beschrijving van de effecten wordt verwezen naar Bijlage 5 MERgedeeltelijke verplaatsing waterwinning.

Het directe gevolg van de verplaatsing van 2 miljoen m3/jaar en de realisatie van de waterbuffer, die overigens wordt aangelegd teneinde negatieve effecten te ondervangen, is een wijziging in (grond)waterstanden en grondwaterstromingen. Deze wijziging is vervolgens van invloed op de functies, die afhankelijk zijn van het (grond)water. Het gaat dan om bodem, natuur, landbouw, landschap, archeologie en cultuurhistorie en bebouwing en infrastructuur. In dit hoofdstuk worden eerst de gevolgen voor het (grond)water beschreven. Daarna komen de afgeleide effecten aan de orde. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op overige aspecten.

4.2 Directe Effecten

De effecten op het grondwatersysteem zijn als volgt. Als gevolg van de voorgenomen verplaatsing stijgt de grondwaterstand nabij puttenveld I met circa 1,25 meter. De daling van de grondwaterstand nabij puttenveld III bedraagt maximaal circa 1,25 meter. Hierbij geldt dat het gebied met een verhoging van de grondwaterstand groter is dan het gebied met een verlaging van de grondwaterstand. Dit komt omdat nabij puttenveld III de verlaging van de grondwaterstand wordt beperkt door de infiltrerende werking van de waterbuffer bij Dakhorst. Mede hierdoor neemt de watervoerendheid van de aanwezige watergangen in het gebied toe. Dit is een positief effect. De voorgenomen verplaatsing heeft een neutraal effect op kwel/infiltratie, grondwaterkwaliteit, oppervlaktewaterstroming, retentievolume en op de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Na de verplaatsing van 2 Mm3/jaar ligt er minder van het oppervlak van de bebouwde kom binnen het 25-jaars intrekgebied van de waterwinning. Dit is positief voor de bescherming van het grondwater voor de drinkwaterproductie.

4.3 Afgeleide Effecten

Effecten op de bodem

Voor de realisatie van de waterbuffer bij Dakhorst is het noodzakelijk om circa 170.000 m3 grond af te graven voor de berging en infiltratie van het (oppervlakte)water. Archeologische en aardkundige waarden worden hierdoor niet beïnvloed. De verandering van de grondwaterstanden leidt niet tot een significante zetting of bodemdaling.

Voor de aanwezige bodemverontreinigingen in de bebouwde kom van Wierden geldt dat de voorgenomen verplaatsing leidt tot een afname van de verspreidingssnelheid. Dit is een positief effect. Uit onderzoek blijkt dat de verspreiding van de verontreiniging Kippershoekweg 4b/Enterweg 10, ook na de gedeeltelijke verplaatsing van de winning, nihil is (neutraal effect). Over de verspeiding van de verontreiniging op de Ypeloschoolweg 25 is op dit moment onvoldoende informatie beschikbaar voor een effectvoorspelling (onbekend effect). De grondwaterverontreiniging aan de Ypeloschoolweg 25 vormt op dit moment geen directe bedreiging voor de waterwinning op puttenveld III, maar kan dit in de toekomst wel worden. In het kader van de Wet bodembescherming moeten er stappen worden ondernomen om deze grondwaterverontreiniging af te perken en eventuele maatregelen te nemen.

Effecten op natuur

De veranderingen van de grondwaterstanden kunnen gevolgen hebben voor de natuurwaarden. In het MER zijn daarom de gebieden met kwetsbare natuur zoals het Wierdense Veld, aanwezige bomen, het Mokkelengoor en de amfibieën nabij Barvoorde onderzocht. Voor het Wierdense Veld geldt dat de effecten op de natuurwaarden sterk beïnvloed worden door de lokale ontwatering rondom dit natuurgebied.

De verplaatsing heeft een negatief effect op de aanwezige bomen in de directe omgeving van puttenveld I en III. Met name voor oudere bomen is respectievelijk de optredende verhoging of verlaging van de grondwaterstand een moeilijk proces waarbij verzwakte exemplaren kwetsbaar worden. Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met het sterven van enige bomen.

Door de aanwezigheid van de buffer Dakhorst treden er geen effecten op bij het natuurgebied Mokkelengoor. In de vergunning is een voorschrift opgenomen teneinde de infiltratiecapaciteit van buffer Dakhorst te waarborgen.

Zonder aanvullende maatregelen heeft de daling van de grondwaterstand in de omgeving van puttenveld III mogelijk een negatief effect op de voortplantingswateren van de amfibieën bij Barvoorde. Indien het oppervlaktewater meer dan 25 centimeter daalt als gevolg van de winning, dan zullen beheersmaatregelen worden getroffen: het oppervlaktewater zal op peil worden gehouden met lokaal te onttrekken grondwater.

Effecten op de landbouw

Een verandering van de grondwaterstand kan leiden tot een opbrengstverandering als gevolg van verdroging (droogteschade) of vernatting (natschade) van een perceel. Nabij puttenveld I is sprake van een toename van de natschade en een afname van de droogteschade. Nabij puttenveld III is het omgekeerde het geval. Per saldo leidt dit voor de landbouw als geheel tot een toename van de gewasopbrengst van circa 2%.

In het, door de provincie ingestelde, grondwaterbeschermingsgebied gelden nog een beperkt aantal extra regels voor de bescherming van het grondwater. In de "oude situatie" vallen er circa 35 agrarische hoofdbedrijven binnen de grenzen van het grondwaterbeschermingsgebied. Dit aantal wijzigt nauwelijks na de verplaatsing van de winning. Het areaal landbouwgrond, dat zich binnen het grondwaterbeschermingsgebied bevindt, neemt toe. Deze (negatieve) gevolgen voor de landbouw zijn niet via ondervangende maatregelen te voorkomen. Vitens dient daarom overeenkomstig de wettelijke verplichting eventuele schade te vergoeden.

Effecten op het landschap

Er zijn verschillende locaties waar de gedeeltelijke verplaatsing van de winning effect heeft op het landschap. Bij puttenveld I is sprake van een positief effect omdat het oostelijk deel van het waterwingebied kan worden opgeheven. Bij puttenveld III is het positief dat bij de inrichting van het terrein wordt aangesloten bij de kenmerken van het ontginningslandschap. Ook voor de buffer Dakhorst is sprake van een positief effect omdat bij de inrichting wordt aangesloten bij het oorspronkelijke beekdallandschap. De verplaatsing heeft wel een negatief effect op de aanwezige bomen (zie ook onder "effecten op natuur").

Effecten op archeologie en cultuurhistorie

De gedeeltelijke verplaatsing heeft geen effect op de aanwezige archeologische waarden, omdat de in het gebied aanwezige archeologische resten zich boven de huidige grondwaterstand bevinden. Naar aanleiding van het advies van de provinciaal archeoloog worden voor de realisatie van puttenveld III ter plaatse van de keileemrug in het noordoostelijke deel archeologische opgravingen uitgevoerd zoals vastgelegd in voorschrift 9 van de vergunning in het kader van de Grondwaterwet.

Voor het gebied Dakhorst is in het kader van het aspect archeologie een bureauonderzoek en een verkennend inventariserend veldonderzoek (IVO-verkennend) uitgevoerd. Voor het veldonderzoek is een aantal grondboringen verricht. De werkwijze en resultaten van het IVO-verkennend zijn neergelegd in het rapport "Waterbuffer Dakhorst, Inventariserend Veldonderzoek Archeologie" (zie Bijlage 6 Inventariserendveldonderzoek archeologie Dakhorst). In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Verder is geconcludeerd dat de bodem tot in de top van de C-horizont is verstoord. Binnen het plangebied zijn geen kansrijke zones aan te wijzen en er worden derhalve geen behoudenswaardige vindplaatsen verwacht. In het onderzoek is daarom aanbevolen om geen nader onderzoek uit te voeren en het gebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Wanneer tijdens de werkzaamheden onverhoeds toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan wordt dit gemeld aan het bevoegd gezag.

Voor wat betreft cultuurhistorische waarden worden slechts zeer geringe effecten verwacht. Als negatief wordt beoordeeld dat de voormalige gracht bij Barvoorde eerder droog kan komen te vallen.

Zowel bij de inrichting van puttenveld III als bij de inrichting van buffer Dakhorst wordt aangesloten bij de historische kenmerken van het gebied.

Effecten op bebouwing en infrastructuur

Bebouwing en infrastructuur kan als gevolg van grondwaterstandsveranderingen schade ondervinden door zetting of grondwateroverlast. De verplaatsing van 2 Mm3/jaar leidt volgens berekeningen niet tot schade aan bebouwing en/of infrastructuur als gevolg van zetting. De kans op het ontstaan van grondwateroverlast is zeer klein.

4.4 Overige Aspecten

Tijdelijke verkeersoverlast

Het transport van de grond kan tijdelijk overlast met zich meebrengen zoals verkeerslawaai en stof gedurende de aanlegperiode. Over het grondtransport treedt Vitens te zijner tijd in overleg met de gemeente Wierden en Plaatselijk Belang.

Eventuele muggenoverlast

In de samenvatting van de milieueffectrapportage wordt vermeld: "Mogelijk treedt er, nabij de buffer Dakhorst, enige toename op van het aantal muggen. De omvang hiervan is op voorhand moeilijk te voorspellen". Besloten is door inrichtingsmaatregelen de eventuele overlast zoveel mogelijk te beperken. Er zullen bijvoorbeeld geen moeraszones (meer) worden aangelegd.

Bodem

Met betrekking tot eventuele bodem- en grondwaterverontreiniging van het gebied bij Dakhorst kan worden opgemerkt dat, gezien de gebruikssituatie van de percelen, zoals deze tot op heden is geweest (weiland), er geen aanleiding bestaat de locatie als verdacht te beschouwen.

Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot inrichtingen, vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen en vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Binnen het gebied van de waterbuffer ligt een aardgastransportleiding. Het concept-ontwerp voor de waterbuffer is daarom aan de Gasunie voorgelegd. De Gasunie heeft de volgende randvoorwaarden/eisen gesteld:

  • De insteek van de permanente waterplassen ten opzichte van de aardgastransportleidingen dient minimaal 5 meter te zijn.
  • Bij de inrichting van de oevers dient de minimale taludhelling ter plaats van de leidingen 1:3 te zijn, dit in verband met eventueel afkalven van de taluds.
  • Eventuele ophoging boven de leidingen mag tot een hoogte van 1 meter.
  • Om de twee permanente waterplassen met elkaar te verbinden zal een greppel/verbindingsslootje gegraven worden. Op basis van detailtekeningen van de leidingen blijkt dat ter plaatse van de kwelsloot achter de kade van de Eksosche Aa de leidingen het diepst liggen en daarmee de meest geschikte locatie is voor de greppel/verbindingsslootje.

Deze randvoorwaarden/eisen zijn meegenomen in het definitieve ontwerp voor de waterbuffer. Geconcludeerd kan daarom worden dat (ook) het aspect externe veiligheid geen belemmering is voor de voorgestane ontwikkeling.

Voor de overige externe veiligheidsaspecten geldt dat er geen wijzigingen optreden ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied 2009.

Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde, of
  2. b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof danwel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  4. d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is per 1 augustus 2009 in werking getreden.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 m² brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die eerder positief dan negatief is voor de luchtkwaliteit (waterberging, natuurontwikkeling). Er kan daarom geconcludeerd worden dat als gevolg van voorliggend bestemmingsplan de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk bevat een planologische afweging en een beschrijving van de planopzet, dat wil zeggen op welke wijze het initiatief van Vitens juridisch-planologisch wordt vastgelegd.

5.2 Planologische Afweging

Het bestemmingsplan omvat de juridisch-planologische regeling, die de gedeeltelijke verplaatsing van de grondwaterwinning Wierden en de aanleg van de waterbuffer bij Dakhorst mogelijk maakt.

Het initiatief past binnen het provinciaal beleid zoals dat geformuleerd is voor drinkwaterwinningen. In de milieueffectrapportage zijn de directe en afgeleide effecten in beeld gebracht. De negatieve effecten worden zoveel mogelijk ondervangen of gecompenseerd (met name door de aanleg van de waterbuffer bij Dakhorst). Gedeputeerde Staten van Overijssel zijn van mening dat uit het MER blijkt dat het voorkeursalternatief (het plan zoals dat in dit bestemmingsplan is beschreven) een verantwoorde keus is. De begrenzing van de waterwingebieden, het grondwaterbeschermingsgebied en de begrenzing van het intrekgebied in dit bestemmingsplan, sluit aan bij de gewijzigde begrenzing zoals deze op 1 december 2010 is vastgesteld door Provinciale Staten.

Daarnaast kan ten aanzien van voorliggend initiatief geconstateerd worden dat:

  • De ontwikkeling past binnen de hoofdlijnen van beleid zoals dat geformuleerd is in het Reconstructieplan Salland-Twente.
  • De ontwikkeling onderdeel uitmaakt van de Gebiedsvisie die opgesteld is door de Werkgroep Waterland Wierden.
  • De ontwikkeling in meerdere opzichten (onder andere door realisatie natuurgebied en vergroten recreatieve mogelijkheden) past binnen de doelstellingen die in het kader van de landinrichting Rijssen zijn geformuleerd. Door grondruil en aankoop van gronden is het gebied voor de waterbuffer Dakhorst inmiddels in zijn geheel in eigendom van Vitens.
  • De ontwikkeling past binnen het streefbeeld voor het beekdallandschap, zoals beschreven in het LOP.
  • Het initiatief is een ontwikkeling, die reeds meegenomen is in de Structuurvisie Wierden. De ontwikkeling past binnen de streefbeelden voor de onderdelen "recreatief" en "groen en blauw".

5.3 Planopzet

Het voorliggende bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" van Wierden. Het bestemmingsplan is (net als het bestemmingsplan "Buitengebied 2009") opgezet conform de RO-standaarden voor digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen: IMRO2008/SVBP2008. Voor wat betreft de plansystematiek van onderhavig bestemmingsplan is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2009".

Voor de nieuwe begrenzing van de waterwingebieden, het grondwaterbeschermingsgebied en het intrekgebied van de waterwinning Wierden, zijn respectievelijk de gebiedsaanduidingen "milieuzone - waterwingebied", "milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" en "milieuzone - intrekgebied" opgenomen. Voor de begrenzing van het grondwaterbeschermingsgebied aan de oostkant geldt dat een aantal delen van het grondwaterbeschermingsgebied niet meegenomen is in deze herziening, omdat deze delen buiten de begrenzing van het plangebied liggen (het plangebied is het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009"). De volgende delen van het grondwaterbeschermingsgebied van de waterwinning Wierden zijn daarom buiten deze bestemmingsplanherziening gelaten:

  • een klein strookje grond gelegen aan de westzijde van de nieuw aangelegde rotonde bij 't Zenderink;
  • een deel gelegen binnen het bestemmingsplan voor Wierden-Dorp;
  • een deel gelegen binnen de Esrand.

Het eerstgenoemde strookje grond zal meegenomen worden in de herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" (na uitspraak van de Raad van State). Het deel binnen Wierden-Dorp wordt meegenomen in de herziening van het bestemmingsplan voor dit gebied (in voorbereiding). Voor de Esrand geldt dat een afzonderlijk bestemmingsplan wordt gemaakt.

Ook voor het intrekgebied geldt dat delen gelegen buiten de begrenzing van het plangebied niet zijn meegenomen in voorliggend bestemmingsplan.

Voor de gebiedsaanduidingen "milieuzone - waterwingebied", "milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" en "milieuzone - intrekgebied", geldt dat de (basis)bestemmingen uit het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" van toepassing zijn verklaard. Dit betekent dat de basisbestemmingen van deze gebieden in voorliggend plan niet opnieuw ter discussie worden gesteld. Een dergelijke manier van regelen is alleen mogelijk als ook de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden van de grondwaterwinning bij Hoge Hexel (de intrekgebieden van de waterwingebieden binnen de gemeente Wierden zijn niet meegenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2009") in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Dit is dan ook gebeurd. Voor deze beschermingsgebieden geldt dat de begrenzing hiervan niet is gewijzigd ten opzichte van de begrenzing zoals deze gold op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". Overigens is naar aanleiding van de overlegreactie van de provincie Overijssel ook het intrekgebied van de waterwinning Wierden meegenomen in deze bestemmingsplanherziening. Omdat dit bestemmingsplan beide waterwingebieden juridisch-planologisch regelt, heeft de gemeente er ook voor gekozen het intrekgebied van de waterwinning bij Hoge Hexel mee te nemen in voorliggend bestemmingsplan.

Voor het gebied waar de Waterbuffer Dakhorst is voorzien, is het volledige bestemmingsplan "Buitengebied 2009" niet meer van toepassing. Aan de te realiseren waterbuffer zijn de bestemmingen "Water" en "Verkeer - Voet-/Fietspad" toegekend. Aan het gehele waterbuffergebied is daarnaast de dubbelbestemmingen "Waarde - Natuur en Landschap" en "Waterstaat - Waterbergingsgebied" toegekend. Voor de aardgastransportleiding geldt de dubbelbestemming "Leiding - Gas".

Omdat het gehele gebied van de waterbuffer bij hoog water onder water kan komen te staan is gekozen aan het gehele gebied de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied" toe te kennen. Gronden met de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied" zijn bestemd voor een waterberging. Een waterberging is in het bestemmingsplan gedefinieerd als een gebied waarin oppervlaktewater wordt opgeslagen in waterpartijen om het te infiltreren in de bodem. De dubbelbestemming "Waarde - Natuur en Landschap" is toegekend omdat het gebied na de inrichting ook van landschappelijke en natuurlijke waarde zal zijn. Het te realiseren fietspad, inclusief het vlonderpad, is afzonderlijk bestemd als "Verkeer - Voet-/Fietspad".

De verbeelding op papier kent als schaal 1:15.000. Daarbij is voor het gebied van de waterbuffer een detailverbeelding opgenomen met schaal 1:5.000.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Planregels

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de bij het bestemmingsplan behorende regels van een nadere toelichting voorzien.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregel.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 wordt eerst de verhouding tot het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" verklaard, omdat het plan deels een partiele herziening en deels een integrale herziening bevat: integraal voor het waterbuffergebied en partieel voor het overige gebied. Voor het deel dat integraal wordt herzien worden er specifieke regels gegeven voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.

Hoofdstuk 3 bevat regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen. Hierin zijn ook de bepalingen omtrent het grondwaterbeschermingsgebied, het intrekgebied en het waterwingebied opgenomen.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangsregels en de slotregel.

Inhoudelijk is zoveel mogelijk aangesloten bij "Buitengebied 2009". Bij twijfel over de uitleg van een bepaling kan de uitleg worden gevolgd die ook voor "Buitengebied 2009" wordt gehanteerd.

Hiernavolgend worden, voor zover nodig, de regels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.

6.2 Nadere Toelichting Op De Regels

Werking

Dit artikel is opgenomen om aan te geven welk deel van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" herzien wordt. Daar waar op de plankaart van onderhavig plan de bestemming niet wijzigt, blijven de bestemmingen uit het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" gelden.Ter plaatse van de aanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'milieuzone - waterwingebied' wijzigt de bestemming niet en blijft de bestemming uit het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" gelden. Hetgeen in dat plan is geregeld over grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden wordt vervangen door de regeling in onderhavig plan. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-intrekgebied' wijzigt de bestemming ook niet. De regeling van 'milieuzone - intrekgebied' wordt toegevoegd.

Voor de bestemmingen 'Verkeer - Voet-/Fietspad' en 'Water', geldt dat deze in de plaats treden van de bestemmingen die daar gelden op basis van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009".

De dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Waarde - Natuur en landschap' zijn uitsluitend opgenomen waar ook een enkelbestemming is opgenomen. Voor de ligging van gasleidingen elders in het buitengebied dient het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" geraadpleegd te worden. Hetzelfde geldt voor de bestemming 'Waarde - Natuur en landschap'. Ten opzichte van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" geldt voor de gronden waar de bestemmingen 'Verkeer - Voet-/Fietspad' en 'Water' zijn opgenomen dit plan als een integrale herziening. Voor de overige gronden binnen het onderhavige plangebied geldt het onderhavige plan als een partiële herziening ten opzichte van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". Dat plan blijft van toepassing op alle onderwerpen die niet in deze herziening worden geregeld.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is een standaardbepaling en is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie hiervan is aansluiting gezocht bij de algemene gebruiksregels van bestemmingsplan "Buitengebied 2009" en zijn overgenomen voor zover van toepassing.

Algemene afwijkingsregels

Uit het oogpunt van eenduidige plansystematiek zijn hier de afwijkingsmogelijkheden overgenomen van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009".

Overgangsregels

Bouwwerken die op het tijdstip van de tervisielegging van het plan bestaan, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op dat moment reeds aangevraagde bouwvergunning mogen in beginsel gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn.

In het tweede lid is het gebruiksovergangsrecht opgenomen. Bestaand gebruik mag in beginsel worden gehandhaafd. Ook is een uitsluitingsclausule opgenomen voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoering En Handhaving

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. De kosten die verbonden zijn aan de planherziening en de uitvoering van het bestemmingsplan zijn voor rekening van Vitens. De waterbuffer zal op eigen grond van Vitens worden gerealiseerd. Vitens heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het hier gaat om een economisch uitvoerbaar plan. Verder wordt tussen de gemeente en Vitens een planschadeovereenkomst afgesloten.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg

8.1 Inspraak

Voor dit plan is de inspraakfase overgeslagen. Dit gelet op het gegeven dat aan het onderhavig initiatief een uitgebreid communicatietraject is voorafgegaan (zie ook 1.4Planproces en communicatie). Bovendien was ten behoeve van voorliggend initiatief al een ontwikkelingsregeling opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". De ingediende zienswijzen hadden geen betrekking op de ontwikkelingsregeling.

8.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan voorgelegd aan de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en is overleg gepleegd met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de gemeente Wierden zijn overlegreacties ingediend door de provincie Overijssel (eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid), het waterschap Regge en Dinkel en de Dienst Landelijk Gebied (namens de landinrichtingscommissie voor de landinrichting Rijssen). De ingekomen overlegreacties zijn opgenomen als Bijlage 7 Vooroverlegreacties bij deze toelichting. Van de VROM-Inspectie en de Gasunie is geen reactie ontvangen.

De overlegreactie van de provincie is voor de gemeente aanleiding geweest het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen, in die zin dat alsnog een gebiedsaanduiding voor het intrekgebied van de waterwinning Wierden is opgenomen. Ook heeft de gemeente ervoor gekozen het intrekgebied van de waterwinning bij Hoge Hexel in dit bestemmingsplan te regelen.

Verder was in het voorontwerpbestemmingsplan voor de waterbuffer gekozen voor de functieaanduiding "waterberging" binnen de bestemming "Water". Gelet op het feit dat ook voor gronden binnen de bestemming "Verkeer - Voet-/Fietspad" grond zal worden afgegraven ten behoeve van de waterbuffer, is in het ontwerpbestemmingsplan gekozen voor de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied". Het verschil is dat de dubbelbestemming is gelegen over het gehele gebied Dakhorst (de functieaanduiding "waterberging" was alleen gekoppeld aan de bestemming "Water"). Inhoudelijk gezien zijn de planregels voor de waterbuffer niet gewijzigd ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden" heeft van 16 juni 2011 tot en met 27 juli 2011 ter inzage gelegen. Binnen deze periode is één zienswijze ingediend door de Gasunie. De ingekomen zienswijze is behandeld in de "Notitie behandeling zienswijzen bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden", die aan het raadsbesluit is gekoppeld. De zienswijze gaf geen aanleiding tot wijziging van het bestemmingsplan.

4 oktober 2011.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Ligging Grondwaterbeschermingsgebied

Bijlage 2 Toelichting Ontwerp Waterbuffer Dakhorst

Bijlage 3 Kaart Ontwerp Waterbuffer Dakhorst

Bijlage 4 Gebiedsvisie En Actieplan Waterland Wierden

Bijlage 5 Mer Gedeeltelijke Verplaatsing Waterwinning

Bijlage 6 Inventariserend Veldonderzoek Archeologie Dakhorst

Bijlage 7 Vooroverlegreacties