KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Verkeer - Onverhard
Artikel 6 Verkeer - Voet-/fietspad
Artikel 7 Water
Artikel 8 Waarde - Archeologisch Monument
Artikel 9 Waarde - Natuur En Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningen Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Gebouw Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Van Het Plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplan
1.5 Planproces En Communicatie
1.6 Opbouw Toelichting
Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Ruimtelijk Beleid
3.2 Provinciaal Ruimtelijk En Natuurbeleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeeentelijk Ruimtelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Algemeen
4.2 Milieu
4.3 Waarden
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Planologische Afweging
5.2 Planopzet
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels
6.1 Algemeen: Opbouw Van De Planregels
Hoofdstuk 7 Uitvoering En Handhaving
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Vergunningen
7.3 Handhaving
7.4 Retrospectieve Toets
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Inspraak
8.2 Overleg
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Inrichtingsschets Grimbergen
Bijlage 2 Inrichtingsschets Zuna
Bijlage 3 Onderzoek Landbodem
Bijlage 4 Onderzoek Waterbodem
Bijlage 5 Hydraulisch Onderzoek
Bijlage 6 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 7 Rapportage Archeologisch Onderzoek
Bijlage 8 Overzichtskaart Boorraaien Archeologisch Onderzoek
Bijlage 9 Overzicht Archeologische Verwachtingswaarden
Bijlage 10 Overzicht Kap En Compensatie Deelgebied 6
Bijlage 11 Overzicht Kap En Compensatie Deelgebied 7
Bijlage 12 Waterparagraaf
Bijlage 13 Kaarten Bij De Waterparagraaf
Bijlage 14 Notitie Behandeling Zienswijzen

bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening verbreding van de Regge, deelgebieden De Grimbergen en Zuna

Bestemmingsplan - Wierden

Vastgesteld op 05-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening verbreding van de Regge, deelgebieden De Grimbergen en Zuna" van de gemeente Wierden;

1.2 de plankaart

  1. a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening verbreding van de Regge, deelgebieden de Grimbergen en Zuna" van de gemeente Wierden, bestaande uit de kaart met tekeningnummer NL.IMRO.0189.BP2012000014-VA01;
  2. b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening verbreding van de Regge, deelgebieden de Grimbergen en Zuna";

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0189.BP2012000014-VA01met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afwijking

omgevingsvergunning die wordt verleend met toepassing van artikel 2.12 lid a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.8 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.15 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.16 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.17 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.18 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.19 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.20 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.21 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.22 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.23 omgevingsvergunning

een vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

1.25 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.26 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.27 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;

1.28 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos en/of dichte beplantingsstroken;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  3. c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de
    terinzagelegging van het plan;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de tot Bos bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 3.2.1 en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 2,50 m.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden in de vorm van een overstromingsvlakte met natuurvriendelijke oevers tot maximaal 30 meter breed, moerassige gebieden, overstromingsvrije poelen en nevengeulen met dien verstande dat maximaal 15% van de gronden met de bestemmingNatuuruit bos mag bestaan;
  2. b. het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water
  3. c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding "terras" een vlonderterras.

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de tot Natuur bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in

  1. a. 4.2.1 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verhoogd tot 2,50 m.
  2. b. 4.2.1 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding "terras" een vlonderterras met een oppervakte van maximaal 100 m2 en een bouwhoogte van maximaal 2.5 m wordt gerealiseerd.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer - Onverhard

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Verkeer - Onverhard aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. onverharde wegen ter ontsluiting van de aanliggende percelen en verharde fietspaden, met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

5.2 Bouwregels

Op de tot Verkeer - Onverhard aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer - Voet-/fietspad

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Verkeer - Voet-/Fietspad aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een voetpad en/of een fietspad; met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

6.2 Bouwregels

Op de tot Verkeer - Voet-/Fietspadaangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kanalen, vaarten, plassen, waterbergingen, watergangen, voorzieningen voor het keren en beheersen van water en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  3. c. oeverstroken;
  4. d. de recreatie- en beroepsvaart;
  5. e. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen, sluizen en beschoeiingen.

7.2 Bouwregels

Op de tot Water bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 7.2.1 onder c ten behoeve van de bouw van aanlegsteigers en vissteigers, mits:
    1. 1. de lengte van de aanlegsteiger, gemeten evenwijdig aan de oever, niet meer dan 20 m bedraagt;
    2. 2. de breedte van de aanlegsteiger, gemeten haaks op de oever, niet meer dan
      2 m bedraagt;
    3. 3. de lengte van een vissteiger, gemeten evenwijdig aan de oever niet meer dan 2 m bedraagt;
    4. 4. de breedte van een vissteiger, gemeten haaks op de oever, niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 8 Waarde - Archeologisch Monument

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Waarde - Archeologisch monument aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van het archeologisch monument, met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, met dien verstande dat de kwaliteit van het archeologisch monument van primaire betekenis is.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de de onderliggende basisbestemmingen, mag ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch monument niet worden gebouwd, met dien verstande dat dit niet van toepassing is op:

  1. a. bouwprojecten met een grondslag van niet meer dan 100 m2;
  2. b. activiteiten waarvoor geen of een lichte bouwvergunning is vereist;
  3. c. bouwprojecten waarvoor een reguliere bouwvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waaruit blijkt dat de bescherming van de archeologische waarde in voldoende mate is vastgesteld.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Natuur En Landschap

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natuur en landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, bescherming en/of herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  2. b. waterberging;
  3. c. oeverstroken;

met daarbijbehorende:

  1. d. bebouwing;
  2. e. voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Natuur en landschap aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming de volgende afstanden uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht genomen:

bestemming afstand
Verkeer - 1 100 m
Verkeer - 2 50 m
Verkeer - 3 30 m
Verkeer - 4 15 m
Verkeer - Onverhard 15 m

10.2 Afwijken van de bebouwingsgrenzen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het uitvoeren van de in de Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "S" is vermeld;
  2. b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  3. c. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.

11.2 Afstemmingsregel

Indien in Bijlage 1 voor bepaalde gronden een "S" en/of een "A" en/of een "T" zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de "S", de "A" en de "T".

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  6. f. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
  8. h. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen);

Artikel 13 Algemene Procedureregels

13.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan

14.2 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen betreffen de adressen, zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

15.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

15.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening verbreding van de Regge, deelgebieden De Grimbergen en Zuna.

maart 2013.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden in de vergadering van 5 maart 2013.

, voorzitter

, griffier

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Tabel Omgevingsvergunningen Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Gebouw Zijnde, Of Van Werkzaamheden

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Langs en aan de Regge gaan ingrepen plaatsvinden om de Regge een natuurlijker verloop te geven, ruimte voor waterberging en natuur te maken en de landschappelijke karakteristieken van het gebied te versterken. Daarnaast worden de recreatieve mogelijkheden in het gebied vergroot door de aanleg van fietspaden, struinroutes en een trekveer.

De basis voor de herinrichting van het gebied ligt in het Landinrichtingsplan Rijssen uit 1999, hierin is het gebied al aangewezen als een gebied waar ruimte voor natuur, landschap, waterberging en recreatie moet komen. Het voornemen is verder uitgewerkt in het inrichtingsplan voor de Regge tussen Goor en Nijverdal "van Binnen Gait tot Zuna". Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de deelgebieden 6 en 7, waarbij geldt dat een deel van het deelgebied 6 wordt meegenomen in dit bestemmingsplan. Het gedeelte ten zuiden van 't Olde Veer maakt geen deel uit van dit plangebied.

De gewenste ontwikkelingen passen niet in het geldende bestemmingsplan. Een aanpassing van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk. Het onderhavige bestemmingsplan is de planologisch-juridische regeling die voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening verbreding van de Regge, deelgebieden de Grimbergen en Zuna" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:5.000 (kaart nummer NL.IMRO.0189.BP2012000014-VA01);
  • planregels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. In de planregels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting heeft geen rechtkracht. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.

1.3 Situering Van Het Plangebied

Het plangebied bestaat uit het riviertje de Regge met globaal gezien de aangrenzende lager gelegen gronden. In het noorden is de grens van het plangebied de gemeentegrens tussen de gemeentes Hellendoorn en Wierden (Burgemeester H. Boersingel/Reggebrug) en in het zuiden ligt de grens enkele honderden meters ten oosten van de N347.

1.4 Geldende Bestemmingsplan

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" dat op 12 januari 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen "Agrarisch met waarden - Landschap", "Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap", "Water", "Natuur" en "Bos".

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkeling mogelijk. Voor het plangebied is een regeling opgesteld die inhoudelijk aansluit op het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2009. Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek en de standaardtoelichting van de gemeente Wierden. Hierdoor is het bestemmingsplan een goed leesbaar en bruikbaar plan.

1.5 Planproces En Communicatie

De grondslag voor dit bestemmingsplan ligt in het Landinrichtingsplan Rijssen uit 1999. Dit landinrichtingsplan is destijds uitgebreid besproken met de betrokken partijen in het gebied. Het landinrichtingsplan is verder uitgewerkt in een concreet inrichtingsplan voor zeven deelgebieden. De maatregelen zijn met de eigenaren, grondgebruikers en instanties besproken. Waar nodig zijn gronden aangekocht en nadere afspraken gemaakt. In de relevante provinciale beleidskaders is de natuurontwikkeling als beleidsdoel voor dit gebied vastgelegd.

Dit bestemmingsplan is de planologisch-juridische vertaling van de eerder gemaakte inrichtingsplannen, afspraken en beleidsnota's.

Het bestemmingsplan wordt op de volgende wijze besproken met de betrokkenen:

  • Overlegpartners: De andere overheden (ministerie I&M/ELI, buurgemeentes, provincie e.d.) worden via het wettelijk vooroverleg op basis van artikel 3.1.1. Bro gevraagd hun mening te geven over het bestemmingsplan. Met het Waterschap Regge en Dinkel heeft overleg plaatsgevonden in het kader van de watertoets;
  • Het ontwerpbestemmingsplan wordt ter visie gelegd. Een ieder kan dan een zienswijze indienen.

1.6 Opbouw Toelichting

De toelichting van het bestemmingsplan is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige en (wanneer relevant) gewenste situatie. De ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke structuur en de aanwezige functies worden hier besproken;

Hoofdstuk 3: een korte schets van het/de beleidskader(s) voor zover van toepassing;

Hoofdstuk 4: Randvoorwaarden en onderzoek ten behoeve van de planuitvoering. Hier spelen milieuaspecten en waarden een rol;

Hoofdstuk 5. De planbeschrijving. Hier staat de planologische afweging;

Hoofdstuk 6. De toelichting op de regels. De gebruikte bestemmingen en aanduidingen worden hier toegelicht.

Hoofdstuk 7. Uitvoering en handhaving. Hierbij wordt onder meer ingegaan op de grondexploitatie;

Hoofdstuk 8. Hier staan de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie

2.1 Huidige Situatie

Huidige situatie deelgebied de Grimbergen (deelgebied 6)

Oorspronkelijk is dit deel van het Reggedal een prachtig voorbeeld van een beekdal met hogere esgronden aan de randen van het dal en de lager gelegen maten (hooilanden) langs de Regge. De overgangen van de esgronden naar het beekdal zijn waardevol en zeer karakteristiek. Ook in het gebied tussen de N347 en de N350 komen prachtige beplante steilranden voor. De historie is nog af te lezen aan diverse structuren en elementen in het gebied: het Oude Rijssensche Veer met het toegangslaantje, De Grimberghoeve, landgoed Grimbergen en de Pelmolen. De eeuwenoude relatie van de mens met de Regge is hier voelbaar.

De stad Rijssen heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld tot aan de Regge. Echter met een introvert karakter, gericht op de kern, waardoor de stad met de rug naar de Regge staat. Door de bebouwing tot aan de gekanaliseerde Regge is een flessenhals ontstaan ter hoogte van de N350 en de spoorlijn. Doordat het tot op heden niet mogelijk is geweest om particuliere gronden te verwerven in de flessenhals, zal er vooralsnog geen verbetering in de situatie komen. Ook in het gebied tussen de N347 en de N350 is slechts een minimale oppervlakte aan gronden beschikbaar gekomen voor de herinrichting van het Reggedal.

Naast de N350 vormt ook de kruising met de N347 een knelpunt in het beekdal van de Regge. De barrièrewerking geld voor mens en dier. Als ecologische verbinding voldoet de brug niet en voor de wandelaar levert de oversteek een levensgevaarlijke situatie op.

Ten noorden van Rijssen ligt camping ‘t Mölke. De camping grenst direct aan de gekanaliseerde Regge. De rand wordt deels gevormd door opgaand groen en deels door huisjes/stacaravans, wat een rommelig beeld richting het Reggedal geeft. Vanaf camping ‘t Mölke vaart een salonboot. In de huidige situatie kan de wandelaar langs een gedeelte van de Regge lopen. Vanaf de N347 kan de recreant over het schouwpad via de Pelmolen naar de N350 lopen. De wandelaar moet hier de N350 en de Regge kruisen in een onoverzichtelijke situatie met vangrails. Via de ventweg langs de N350 loopt de wandelaar naar de Klokkendijk. Deze weg wordt gevolgd tot aan het laantje naar het Oude Rijssensche Veer, vanwaar de wandelaar via het schouwpad aan de oostzijde van de Regge naar de Zunaweg kan lopen.

Huidige situatie deelgebied Zuna (deelgebied 7)

Dit deelgebied is een cultuurhistorisch gaaf gebied. De invloed van de Regge is in dit gebied duidelijk waarneembaar in het uitgesproken (uitgesleten) beekdal. Het Middeleeuwse landschap met de essen en de kampen op de hogere gronden en de rivier met haar wei- en hooilanden in de laagtes is nog grotendeels in tact. Delen van hogere gronden buiten het plangebied zijn aangemerkt als gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Ten noorden van de Regge komen nog steilranden voor met een hoogte van circa 3 meter! Op de flanken van de hoger gelegen essen en kampen liggen een aantal fraaie oude erven.

In de huidige situatie is de Regge zo gedimensioneerd dat het water ook in natte tijden opgevangen kan worden in de gekanaliseerde bedding. Hierdoor is de seizoensinvloed verdwenen uit het dal en zijn hier de natuurlijke belemmeringen voor een intensief landbouwkundig gebruik grotendeels weggevallen. Hierdoor is een vervlakking van het landschapsbeeld tussen dal en hoogte opgetreden. Beplantingen op de steilranden zijn verdwenen, terwijl de leegte van de grote open ruimte van het beekdal is aangetast door de beplantingen die de loop van de Regge begeleiden.

In dit deelgebied liggen een vistrap en een overtoom waarover de zomp het hoogteverschil kan overbruggen. Direct bovenstrooms van de vistrap komt de Elsenerbeek uit in de Regge, een nieuwe beek die oude waterlopen vervangt. Direct aan de N347 is een parkeerplaats aangelegd: een prachtig startpunt voor een wandeling of een fietstocht langs de Regge.

Momenteel kan de wandelaar aan de zuidwestkant van de Regge over het schouwpad van de Zunaweg (hier ligt ook een parkeerplaats) naar de Boersingel lopen. Vanaf de Boersingel loopt een halfverhard fietspad een klein stukje langs de Regge en vervolgens naar de N347. Hier kan de fietser via de ventweg langs de N347 en de Smeijersdijk richting de Zunaweg fietsen.

2.2 Gewenste Situatie

2.2.1 Algemeen

In het inrichtingsplan voor de Regge tussen Goor en Nijverdal "van Binnen Gait tot Zuna" is het landinrichtingsplan Rijssen verder uitgewerkt. Het inrichtingsplan heeft betrekking op een groot deel van de Beneden- en Midden Regge tussen Goor en Nijverdal. Het in te richten gebied omvat het traject van de Regge tussen rivierkilometer 6,5 en 21,5 gerekend vanaf het Twentekanaal. De oppervlakte in te richten gebied bedraagt circa 320 hectare en betreft in principe de oppervlakte gronden die is begrensd als nieuwe natuur in het Natuurbeheerplan. In het inrichtingsplan worden zeven deelgebieden onderscheiden. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op twee van deze deelgebieden: de Grimbergen (het deel ten noorden van 't Olde Veer) en Zuna.

Ambitie voor het Reggedal

De ambitie is het beekdal van de Regge als een functionele en ruimtelijke dragende structuur van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water en continuïteit van het systeem zijn leidend. De Regge wordt gezien als de ruggegraar van een robuust, aaneengesloten natuurlijk cultuurlandschap.

Naast de continuïteit van de dragende structuur speelt ook het versterken van de diversiteit van de verschillende landschapstypen een belangrijke rol. De inzet is de ontwikkeling van een uitgesproken, herkenbaar en contrastrijk palet van agrarische cultuurlandschappen. Dit kan bereikt worden door het versterken van de landschappelijke diversiteit, het versterken van de eigenheid, herkenbaarheid en kwaliteit. Het behoud van de bestaande kwaliteiten en het zichtbaar houden van de tijdslagen staat voorop. De identiteit van de cultuurlandschappen is namelijk sterk verbonden met de ontstaansgeschiedenis van de streek.

Lagenbenadering

Het inrichtingsplan is gebaseerd op de lagenbenadering. De verschillende lagen in het ontwerp zijn:

  • watersysteem en ondergrond (o.a. rapport met de hydraulische uitgangspunten);
  • cultuurlandschap (patronen en structuren van het Reggelandschap versterken);
  • ecologie (natuurontwikkeling door begrazing);
  • recreatief medegebruik (nieuwe routes, aansluiten op bestaande routes).

Belangrijke karakteristieken van dit stroomafwaarts gelegen gebied zijn dat de Regge hier steeds meer een landschapsvormende kracht krijgt door de toenemende hoeveelheid water die wordt afgevoerd. Er komen steeds meer zijwaterlopen in de Regge uit die de Regge voeden en tot een meer volwassen stroom maken. Ten noorden van Enter wordt de landschapsvormende kracht van de Regge zichtbaar. Het beekdal gaat zich als duidelijke laagte manifesteren terwijl de randen van het beekdal hoger gelegen zijn. De Regge kiest haar eigen weg door het landschap, door de laagtes, een geeft vorm aan het beekdal.

De deelgebieden Grimbergen en Zuna liggen in het grote geheel van het essenlandschap. Op de hogere gronden is het essenlandschap ontstaan, de buurtschappen Notter en Zuna zijn hier prachtige voorbeelden van. Het essenlandschap bestaat uit een samenhangend systeem van essen, flanken, lager gelegen maten en fliergronden, (voormalige) heidevelden en kenmerkende bebouwing rond de es: esdorpen en verspreide erven. Het landschap is geordend vanuit de erven en de essen, de eeuwenoude akkercomplexen die op de hogere zandkoppen langs de Regge zijn ontstaan. Eeuwenlange bemesting met heideplaggen en stalmest heeft geleid tot een karakteristiek reliëf. De erven liggen op de flanken van de es, op de overgang naar de lager gelegen maten- en flierenlanden. Zo lagen ze droog en werden tegelijkertijd de werklijnen zo kort mogelijk gehouden. Vanuit de dorpen ontstond een organische spinragstructuur naar de omliggende gronden en de dorpen in de omgeving.

Het landschapsbeeld is afwisselend en contrastrijk, volgend aan de organische patronen van het natuurlijke landschap. Typerend zijn de losse erven rond de es met hun karakteristieke boerderijen en herkenbaar silhouet. De schaal van de erven is groot, met grote volumes en zware beplantingen (eiken, bosjes en houtwallen).

Ontwerpprincipe hoogwatergeul

Het gedeelte vanaf Exoo waar de Doorbraak in de Regge uitmondt (deelgebied 5 t/m 7) kent wel een duidelijk dal. Tijdens het opstellen van het hydraulisch rapport is gebleken dat ook hier een (compleet) herstel van het oorspronkelijke beeksysteem niet mogelijk is. Dit heeft te maken met belangrijke ontwikkelingen in het stroomgebied die zich in de afgelopen 100 jaar hebben voorgedaan. Zo is een deel van het stroomgebied fgekoppeld op het Twentekanaal, zijn landbouwgebieden intensiever ontwaterd en zijn piekafvoeren enorm toegenomen door verstedelijking terwijl basisafvoeren lager zijn geworden. Daarnaast is er in de kernen zoals Rijssen en Goor vaak gebouwd tot in het Reggedal waardoor peilen bij hoge afvoeren niet hoger mogen worden dan nu het geval is. Door de genoemde ontwikkelingen is het ‘bestroombare’ dal kleiner geworden. Daarnaast is door het - vaak intensieve landbouwkundige - gebruik de vrije speelruimte voor het water beperkt. Tijdens het ontwerpproces is er daarom voor gekozen om naast een meanderende Regge ook een hoogwatergeul aan te leggen. In feite is dit de huidige Regge, maar dan verondiept en voorzien van drempels. De afmetingen van deze hoogwatergeul zijn gebaseerd op de huidige Regge maar met flauwere oevers en een meter ondieper dan de huidige. De hoogwatergeul gaat meestromen bij hogere afvoeren waardoor de waterstanden bij extreem hoge afvoeren binnen acceptabele grenzen blijven.

In het eindontwerp is er voor gekozen om in het traject vanaf Exoo de meandergeul elke 400-500 meter (meandergolflengte) aan te sluiten op de hoogwatergeul om de hoogwatergeul te laten functioneren. Zowel bovenstrooms als benedenstrooms van de uitstroomopeningen zijn drempels geplaatst om het permanent meestromen van de hoogwatergeul te voorkomen. De hoogwatergeul zal overigens niet als vaarroute worden gebruikt. Als gevolg van de grondwaterstanden zal de hoogwatergeul permanent waterhoudend zijn. Dit heeft grote invloed op de beleving en de leesbaarheid van het Reggedal. Er zal immers niet 1 rivier te zien zijn, maar twee of meerdere waterlopen. Landschappelijk gezien is dit niet wenselijk. Tijdens een veldbezoek aan de inmiddels heringerichte Regge ter hoogte van Velderberg is door een aantal afgevaardigden uit de projectgroep gediscussieerd over de wenselijke verschijningsvorm van de meandergeul en de hoogwatergeul. De volgende uitgangspunten zijn in de aansluitende werksessie geformuleerd:

  • Door de meandergeul (de echte Regge) als een doorgaande vloeiende lijn te ontwerpen wordt de Regge centraal gesteld in de beleving van het dal;
  • De drempel in de hoogwatergeul wordt evenwijdig aan de meandergeul aangelegd;
  • De overgangen van de meandergeul naar de hoogwatergeul worden vloeiend vormgegeven;
  • Minimale toepassing van stortsteen in de drempels.

Wanneer de hoogwatergeul aan de rand van het Reggedal ligt wordt het principe ‘strakke rand’ toegepast:

  • De zijde aan de buitenkant van het dal wordt als rechte lijn vormgegeven. Het ‘aanplakken’ van zogenaamde natuurlijke glooiingen aan deze bestaande strakke (hoger gelegen) rand lijkt erg onnatuurlijk;
  • De zijde aan de binnenkant van het dal wordt als glooiende oever vergraven, variërend van 1:3 tot 1:10 met een gemiddelde van 1:7. Deze zachte rand gaat op een natuurlijke wijze over in het Reggedal;
  • Vanaf de rand van het dal heeft de recreant zicht over de hoogwatergeul naar het dal van de ‘echte Regge’. De hoogwatergeul heeft een ondergeschikte rol aan de zijkant van het dal.

Wanneer de hoogwatergeul midden in het Reggedal ligt wordt het principe ‘poelen’ toegepast:

  • Om te voorkomen dat de hoogwatergeul als dominante lijn in het dal wordt ervaren komen er drempels in de hoogwatergeul te liggen, net onder de waterlijn. Hier gaat riet op groeien waardoor de doorgaande blauwe lijn wordt onderbroken;
  • Beide zijden van de hoogwatergeul worden vergraven tot flauwe oevers, variërend van 1:3 tot 1:10 met een gemiddelde van 1:7. Dit sluit aan op het natuurlijke karakter van het dal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2012000014-VA01_0001.jpg"

Afbeelding: referentiebeeld verbrede Regge

Beplantingen

Om een dynamische Regge te kunnen realiseren worden de bestaande kades en eventueel aanwezige beplantingen verwijderd. De gemeente Wierden heeft voor de beplantingen een compensatieregeling opgesteld.

Doorgaande fietsverbinding

Vanuit de wens om langs het gehele traject een fietspad te realiseren is een aantal principes opgesteld waaraan de fietsverbinding bij nadere uitwerking moet voldoen:

  • Het fietspad wordt uitgevoerd in beton, aansluitend aan de reeds uitgevoerde delen ter hoogte van Exoo;
  • De kruisingen met de Regge zo laag mogelijk in het landschap inpassen. Een hoge ligging van de brug met landhoofden verstoort het beeld van het open Reggedal;
  • De kunstwerken uitvoeren met minimale toepassing van stortstenen. De stenen verstoren het natuurlijke beeld van het Reggedal.

In het inrichtingsplan zijn zeven deelgebieden opgenomen. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de deelgebieden 6 (noordelijk deel) en het gehele deelgebied 7.

2.2.2 Deelgebied de Grimbergen (deelgebied 6)

2.2.3 Deelgebied Zuna (deelgebied 7)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal Ruimtelijk Beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Milieu

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. De Structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de Tweede Kamer aangenomen.

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De dertien nationale belangen zijn:

Nationaal belang 1: Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.

Nationaal ruimtelijk belang 2: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
Nationaal belang 3: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.

Nationaal belang 4: Efficiënt gebruik van de ondergrond.
Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.

Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.

Nationaal belang 7: Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

Nationaal belang 8:Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.

Nationaal belang 9: Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.

Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en Faunasoorten.

Nationaal belang 12: Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.

Nationaal ruimtelijk belang 13: Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Dit bestemmingsplan raakt een aantal van de nationale belangen, zoals het bieden en beschermen van de ruimte voor een natuurnetwerk en de cultuurhistorische waarden.

De gemeente Wierden doorloopt daarnaast een zorgvuldig proces in de besluitvorming. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden krijgen de gelegenheid te reageren op het bestemmingsplan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het besluit zijn de regels gesteld om de nationale ruimtelijke belangen veilig te stellen. Er zijn regels in opgenomen voor de Ecologische Hoofdstructuur. In het Barro is bepaald dat de provincies de begrenzing en de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS vaststellen. In bestemmingsplannen mogen geen bestemmingen worden opgenomen die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden in die gebieden.

3.1.3 Natuurwetgeving

Op dit moment gelden er nog drie natuurwetten: de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet. Er ligt een wetsvoorstel om deze drie wetten samen te voegen tot één Natuurwet. De bedoeling is om de wetgeving te vereenvoudigen en tot efficientere regels te komen. In het wetsvoorstel worden minder soorten beschermd dan voorheen het geval was, het moet daarmee makkelijker worden om economische activiteiten te ontwikkelen of uit te breiden.

Het wetsvoorstel is nog onderwerp van discussie en daarom nog niet aangenomen.

Voorlopig gelden daarom nog de Natuurbeschermingswet, Flora- en Faunawat en Boswet. Deze wetten regelen onder meer de aanwijzing van de Natura2000 gebieden, de stikstofdepositie op natuurgebieden, gebiedsbescherming, soortenbescherming en een algemene zorgplicht voor alle burgers.

Voor ontwikkelingen in de EHS zijn op rijksniveau 'spelregels' vastgesteld.

In 4.3.1 Ecologie is nader op dit thema ingegaan. Het uitgevoerde ecoloisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 6 Ecologisch onderzoek.

3.1.4 Waterbeheer 21e eeuw

Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW gaat uit van standstill: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt".

In de periode tot 2009 werden de ecologische doelen voor waterlichamen opgesteld en vastgesteld. De doelen moeten in 2015 gerealiseerd zijn. Doelen mogen onder bepaalde voorwaarden ook later gehaald worden of worden verlaagd. Voor beschermde gebieden (onder andere zwemwateren, vogel- en habitatrichtlijngebieden) kan echter niet van de deadline van 2015 afgeweken worden. Hoewel de uiteindelijke chemische normen en ecologische doelstellingen nu nog niet bekend zijn, is de verwachting dat aanscherping van huidige maatregelen genomen door gemeente en andere partijen nodig zal zijn ("tandje erbij"). Het stroomgebiedbeheersplan Rijn-Oost is in 2009 vastgesteld en bepaald de KRW-maatregelen die in de eerste beheersfase tot 2015 getroffen worden.

Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: is scheiden, schoon houden en schoon maken. In 4.2.3 Watervergunning is hier nader op ingegaan.

3.1.5 Conclusie Rijksbeleid

Het ontwikkelen van een natuur- en waterbergingsgebied past in de rijksdoelstellingen voor de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur en het waterbeheer (vasthouden, bergen, afvoeren van water). Het bestemmingsplan sluit aan op de door de provincie vastgestelde begrenzing en natuurdoelen van de EHS. Zie hiervoor ook 3.2Provinciaal ruimtelijk en natuurbeleid. Met de natuurwetgeving is rekening gehouden: er is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor ook 4.3.1 Ecologie. Het thema water is nader uitgewerkt in 4.2.3 Watervergunning.

3.2 Provinciaal Ruimtelijk En Natuurbeleid

3.2.1 Landinrichtingsplan Rijssen

Het landinrichtingsplan voor de ruilverkaveling Rijssen is opgesteld door de landinrichtingscommissie Rijssen en in december 1999 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Overijssel.

Het plan heeft betrekking op een gebied van circa 3.800 hectare. Het landinrichtingsplan is afgestemd op bestaand beleid, zoals bijvoorbeeld het beleid voor nieuwe natuurgebieden (lokatie en oppervlakte). Het plan bevat maatregelen voor een verbetering van het landelijk gebied tussen Rijssen, Holten, Nijverdal en Wierden. Hoofddoel is het landelijk gebied mooier en vitaler te maken. Dit betekent een gezonde landbouw, een betere natuur, meer recreatie, een mooi landschap, verkeersveilige situaties en een schoon milieu.

De volgende maatregelen kunnen hieraan een bijdrage leveren:

  • verbetering van de inrichting van het landbouwgebied;
  • realiseren van natuurontwikkelings- en reservaatsgebieden;
  • de aanleg van ecologische verbindingszones en verminderen van barrieres voor de natuur;
  • verbeteren van de waterbeheersing voor landbouw en natuur;
  • plaatselijk verminderen van bodemverontreinigingen;
  • verbeteren van de herkenbaarheid van de verschillende landschapstypen;
  • aanleg van fiets-, wandel- en ruiterpaden om de recreatieve mogelijkheden te vergroten en de kwaliteit van de aanwezige paden te verhogen;
  • verminderen van verkeersonveilige situaties.

In het landinrichtingsplan zijn de natuurontwikkelingsprojecten Zunasche Heide, Middelveen/Overtoom en de het aanleggen van beekbegeleidende natuurgebiedjes langs de Regge (inclusief een vernatuurlijking van een aantal lager gelegen delen) opgenomen. Het natuur- en landschapsontwikkelingsproject langs de Regge is eveneens als concreet planonderdeel benoemd. Daarnaast wordt onder de noemer van landschappelijke inrichting een aantal lagere delen langs de Regge ingericht voor vernatuurlijking van de Regge. De gebieden leveren een bijdrage aan een meer natuurlijke inrichting van de laaglandrivier de Regge. Een rivier met een natuurlijke dynamiek en natuurlijke oevers en aangrenzende natte laagtes. Een rivier die ook moet gaan functioneren als een ecologische verbinding tussen grotere natuurgebieden in Overijssel. Vegetaties die bij deze inrichting horen zijn broekbos, struweel, grote zegge-moeras, oeverruigten en graslanden.

De volgende maatregelen worden genomen:

  • ontgraven van oude beekmeanders;
  • beplanting aanbrengen aansluitend op de bestaande landschapselementen;
  • graven van poelen;
  • gedeeltelijk afgraven van de voedselrijke bovengrond, waarbij de hoog-laaggradiënt in het terrein gevolgd en versterkt wordt.

3.2.2 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel zijn op 1 juli 2009 vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. Deze visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030. In de Omgevingsverordening zijn instructies opgenomen ten aanzien van de inhoud van de juridisch-planologische documenten. In deze paragraaf komt als eerste de visie aan bod en in navolging hierop de verordening.

Voor de omgevingsvisie heeft de provincie twee thema's die leidend zijn voor alle beleidskeuzes: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen in projecten en regels.

Ontwikkelingsperspectieven

Ontwikkelingsperspectieven schetsen de ontwikkelingsrichtingen voor gebieden. Voor de groene omgeving worden de volgende ontwikkelingsperspectieven geschetst:

  • realisatie groene en blauwe hoofdstructuur;
  • buitengebied- accent agrarische productie;
  • buitengebied- accent veelzijdige gebruiksruimte.

Het plangebied ligt binnen het ontwikkelingsperspectief 'realisatie groene hoofdstructuur', het betreft hier de begrensde Ecologische Hoofdstructuur. De aangewezen nieuwe natuur moet nog gerealiseerd worden. Het plangebied is daarnaast aangeduid als 'buitendijks gebied, beekdal'.

Het watersysteem van brongebieden, beken, weteringen, rivieren, watervlaktes is een essentieel onderdeel van de identiteit en de ontstaansgeschiedenis van Overijssel. Alleen de zichtbaarheid, toegankelijkheid, uitstraling en ruimtelijke continuïteit van het stelsel kunnen aanmerkelijk verbeteren. Ook hier is de praktijk er een van aandacht voor afzonderlijke gebieden, terwijl de aandacht meer op het geheel gericht zou moeten zijn. De waterlopen (beken, weteringen, aanvoerkanalen) moeten in de komende periode zowel vanuit kwantitatief oogpunt (vergroting van het bergend vermogen) als vanuit kwalitatief oogpunt (‘schone’ waterstructuren over zo lang mogelijke lengte schoonhouden) een opknapbeurt krijgen. Dat vormt een prima gelegenheid om de inrichtingskwaliteit en de toegankelijkheid er langs (de schouwpaden als langzaam routenetwerk) te verbeteren.Het watersysteem wordt zo een verbinding voor mens, plant en dier. Het wordt een bindmiddel voor de onderdelen van de EHS en kan helpen om de afzonderlijke natuurgebiedjes en -gebieden aaneen te smeden en beleefbaar te maken.

Lagenbenadering

De verordening onderscheidt verder de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust en leisurelaag. De stedelijke laag is in dit geval niet van toepassing.

In de natuurlijke laag maakt het plangebied deel uit van de beekdalen en natte laagtes en de dekzandvlaktes en -ruggen. De beekdalen en natte laagtes zijn belangrijke ruimtelijke en functionele dragers van de zandgebieden. De beken voeren het water af naar lager gelegen delen,maar vormen ook belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier. Samenhang en dynamiek zijn belangrijk voor het functioneren van het watersysteem. De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen.

In de laag van het agrarisch cultuurlandschap maakt het plangebied onderdeel uit van het 'maten- en flierenlandschap'.

Het maten- en flierenlandschap is de natte contramal van het essen- en oude hoevenlandschap. Het zijn de beekdalen en laagtes tussen de essen met hun flanken en (voormalige) heidevelden. Kenmerkend zijn het hoge waterpeil, het onbebouwde karakter, de continuiteit van de beekloop, het lineaire landschap met open "kamers" en coulissen en de duidelijk zichtbare overgang naar hogere gronden.

De dragende structuren van het landschapstype 'maten- en flierenlandschap' zijn het historisch lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen, de overgang naar de hogere gronden en de toegankelijkheid, beleefbaarheid en het vasthouden van water.

Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het behoud en de versterking van deze structuren.

In de lust- en leisurelaag is aangegeven dat langs de Regge een aantal recreatieve routes liggen. Als ontwikkelingen plaatsvinden in de gebieden die in de directe invloedssfeer van stad en dorp liggen dan dragen deze ontwikkelingen bij aan het behoud en de verkleining van de maaswijdte van het padennetwerk. Nieuwe mogelijkheden voor lange afstandswandel- en fietsroutes worden benut. Een bestemmingsplan richt zich op de bescherming en de continuïtiet van routes.

De Omgevingsvisie is gedeeltelijk uitgewerkt in de Omgevingsverordening Overijssel 2009. In de verordening is aangegeven welke gebieden onder de werkingssfeer van de regels voor de Ecologische Hoofdstructuur vallen. De regels hebben dan met name betrekking op eisen die gesteld worden aan ruimtelijke ontwikkelingen, anders dan natuurontwikkeling. Bestemmingsplannen voor de Ecologische Hoofdstructuur "strekken uitsluitend tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscatgorieen nieuwe, nog niet gerealiseerde natuur en zoekgebied" (artikel 2.7.3. onder b van de Omgevingsverordening). Een natuurbestemming is bij de realisatie van nieuwe natuur dus noodzakelijk.

3.2.3 Natuurbeheerplan

Het Natuurbeheerplan (ontwerp-wijziging, april 2012) is het toetsingskader voor de Subsidieregeling Natuur en Landschapsbeheer. In het Natuurbeheerplan staan de natuurdoelen per gebied met daarbij om welk beheertype het gaat (bijvoorbeeld moeras of bos). Er staat in voor welk (agrarisch) natuurbeheertype subsidies verleend kunnen worden en of het gaat om de ontwikkeling van nieuwe natuur en/of kwaliteitsverbetering

van bestaande natuur.

In hoofdlijnen wordt in dit gebied (Zuid-Twente, met daarbinnen het Reggedal) naar de ontwikkeling van de volgende typen natuur gestreefd:

  • Versterking van de natuurwaarden op landgoederen, vooral in de vorm van halfnatuurlijk en nat schraalgrasland, herstel van het kleinschalig cultuurlandschap met een afwisseling van bossen, halfnatuurlijke graslanden, essen, heide, en natuurlijke beken.
    Vergroting en hydrologisch herstel van natte heide- en veengebieden.
  • Ontwikkeling van een aantal natte natuurgebieden in de kwelgebieden aan de voet van de Sallandse heuvelrug. Bij de begrenzing hiervan is een watersysteembenadering toegepast. Gestreefd wordt naar waterhuishoudkundig duurzaam te ontwikkelen gebieden.
  • Herstel van het natuurlijke karakter van beken en beekdalen.
  • Ontwikkeling van de Robuuste verbinding van de Holterberg naar het Haaksbergerveen
  • De ontwikkeling van een aantal ecologische verbindingszones.

Gebiedsbeschrijving

Het rivierdal van de Regge kent veel verschillende biotopen in zowel natte als droge milieus. Warmte- en droogteminnende soorten komen voor op dijken, rivierduinen en oeverwallen. Veel meanders langs de Regge zijn eind 19e eeuw en begin 20e eeuw geheel of deels dichtgeschoven. Zeer dynamische natuur, welke kenmerkend is voor een levend rivier-systeem ontbreekt op landschapsschaal en slechts plaatselijk komt in het rivierdal bos voor. Het rivierdal is door de variatie aan biotopen en geleidende beplantingen geschikt of geschikt te maken als leef- en migratiegebied voor vogels (IJsvogel), vleermuizen, insecten (libellen en vlinders), vissen en kleine zoogdieren (o.a. Otter). De vele oude meanders en poelen spelen een belangrijke rol in het voorkomen van amfibieën, waaronder Knoflookpad en Kamsalamander. Voor veel diersoorten is de combinatie van bosrijk gebied en gevarieerd dal belangrijk; er zijn veel ecologische relaties. De begrenzing ten noorden van Hellendoorn betreft gevarieerde gebieden die in de Landinrichting Den Ham-Lemele al ingericht zijn voor natuur. In de andere gebiedsdelen in Hellendoorn zijn Reggemeanders, gevarieerde graslanden en bos- en landschapselementen aanwezig. Het gebied van de Faanke ligt in een geologisch en landschappelijk zeer bijzonder deel. De Regge is hier ter hoogte van de Steile Oever door de stuwwal gebroken. Aan de zuidzijde van de Regge ligt een cultuurlandschap. Het gebied bij de kruising Regge-Overijssels kanaal zijn tamelijk laag gelegen graslanden. Er ligt een oude arm van de Regge.

De benedenloop van het Reggedal is een relatief laag gelegen gebied met enkele Reggemeanders met veel planten die op kwel wijzen aan de dalrand. Natuurontwikkeling heeft hier laten zien dat herstel van Dotterbloemhooiland mogelijk is. Via de Besthmenerleiding komt water van het zuidelijk deel van Ommen in het gebied. Het gebied is door een kade gescheiden van de Regge. Via een gemaal wordt het water van het Ommense achterland op de Regge gebracht.

Streefbeeld Gehele Regge

De belangrijkste doelen voor natuur en landschap in het Reggegebied zijn:

  • Het ontwikkelen van en zo natuurlijk mogelijke Regge (Rivier- en moeraslandschap N01.03) met de daarbij behorende natuurlijk rivierprofielen, nevengeulen, erosie en sedimentatie, overstroming en zandafzetting in de uiterwaarden en rivierduinvorming. Deze ontwikkeling wordt gecombineerd met waterberging en realisering van de KRW doelen voor deze rivier.
  • Vergroten van de variatie en structuur in de rivierdalen door ontwikkelen van struwelen, herstellen van oude meanders, ontwikkelen van Rivier- en beekbegeleidend bos (N14.01) en aanleg van Poelen (L01.01) voor amfibieën.
  • Het ontwikkelen van natte aan grondwater gebonden schrale en andere natte graslandvegetaties (Vochtige grasland 10.02), zoals Dotterbloemgrasland in afwisseling met rietland en Moeras (N05.01).

Status van de gronden

In het Natuurbeheerplan 2012 is het grootste deel van het plangebied aangemerkt als "nog om te vormen landbouwgrond naar natuur". Deze gebieden moeten na inrichting als natuurgebied ook een bestemming "Natuur" krijgen. Voor een klein deel van de percelen kan subsidie voor agrarisch natuurbeheer (kruiden- en faunarijk grasland) worden aangevraagd. Dit laatste is op vrijwillige basis.

3.2.4 Reconstructieplan Salland-Twente

Het plangebied ligt in het verwevingsgebied. Dit gebied is als zodanig aangewezen in het kader van het Reconstructieplan Salland-Twente. De hoofdlijn van het beleid in het verwevingsgebied is:

  • ruimte bieden aan meerdere functies (wonen, recreatie, economie, natuur, landschap etc.);
  • de landbouw, waaronder de intensieve veehouderij, beperkt ruimte bieden;
  • extra kansen bieden door de ontwikkeling van sterlocaties voor de intensieve veehouderij.
  • het mogelijk maken en handhaven van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar.

Natuurontwikkeling past in de hoofdlijnen van het beleid uit het Reconstructieplan.

3.2.5 Conclusie provinciaal beleid

Uitvoering van dit bestemmingsplan draagt bij aan de twee hoofdthema's uit de Omgevingsvisie Overijssel: duurzaamheid (in dit geval: vergroten waterbergend vermogen en veerkracht van het watersysteem, zoals in de beekdalen) en ruimtelijke kwaliteit (de landschappelijk waardevolle structuren worden versterkt en beleefbaar gemaakt).

De provincie Overijssel heeft de Regge en de direct aangrenzende percelen in meerdere beleidsdocumenten aangewezen als een nieuw natuurgebied dat nog gerealiseerd moet worden. De ontwikkeling past ook in het Reconstructieplan. Een natuurbestemming is gewenst omdat het gebied van functie veranderd: agrarisch gebruik wordt natuurgebied.

De kenmerkende landschapsstructuren van het jonge heide- en broekontginningenlandschap en het maten- en flierenlandschap moeten behouden en/of versterkt worden.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Waterbeheerplan

Waterbeheerplan 2010- 2015

Waterschap Regge en Dinkel is verantwoordelijk voor een optimaal waterbeheer en voor de instandhouding van het voor Twente karakteristieke bekensysteem. Dat betekent dat het waterschap ervoor zorgt dat het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en kwantitatief aansluit bij het maatschappelijk gebruik van de grond. Het waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft hoe het waterschap deze doelstellingen wil realiseren. Het waterbeheerplan 2010-2015 is samen met andere waterschappen opgesteld.

Ecologische doelstellingen

Het waterbeheerplan sluit aan bij de functie die gebieden in het provinciale omgevingsplan toegekend hebben gekregen. Voor natuurgebieden geldt dat de natuurfunctie leidt tot een natuurgerichte waterhuishouding.

Op basis van de Kaderrichtlijn Water zijn voor de grotere waterlopen de ambitieniveaus voor de waterlopen vastgesteld. Voor de Regge geldt het watertype R6 en het ambitieniveau "midden". De Regge is ook opgenomen op de kaart 'netwerk ecololgisch waardevolle wateren" Voor deze wateren wordt naast een natuurgerichte waterhuishouding en een beekdalbrede natuurlijke inrichting, als extra doel de realisatie van goede bereikbaarheid en passeerbaarheid voor planten en dieren. In een aantal gevallen wordt gestreefd naar
herstel van het oorspronkelijke stroomgebied door heraankoppeling van bovenlopen.

Gewenst grondwater- en oppervlaktewaterregime (GGOR)

Het toekomstige waterkwantiteitsbeheer wordt gebaseerd op het ‘gewenst grondwater- en oppervlaktewaterregime’ (GGOR). In de benadering van Regge en Dinkel heeft het GGOR (Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime) betrekking op normale en extremere beheersituaties. In normale beheersituaties is vooral het grondwater van belang; in extremere situaties kan bijvoorbeeld het oppervlaktewater over het maaiveld uitstromen. Grond- en oppervlaktewater hangen samen en beïnvloeden elkaar. Dit komt ook tot uiting in het gebiedsproces waarin Regge en Dinkel samen met betrokkenen wil komen tot het GGOR. In principe kunnen alle relevante water- en bodemaspecten daarbij een plaats krijgen, zoals de realisatie van ecologische doelen (o.a. implementatie van de Kaderrichtlijn Water). Voor het realiseren van ecologische doelen in het oppervlaktewater is een adequate watervoering van groot belang, dat wil voor stromende wateren zeggen dat er altijd, zowel ’s winters als ’s zomers, sprake is van stroming. In extreem natte situaties mag waterleven niet massaal wegspoelen door te hoge stroomsnelheden en in extreem droge situaties is droogval ongewenst. Bij de bodemaspecten betreft het o.a. de bodemkartering, de grondwatertrappen en de geo(morfo)logische en geohydrologische situatie.

Inrichting, beheer en onderhoud

De uitgangspunten uit het verleden passen niet meer bij de eisen van de KaderRichtlijn Wwater en Waterbeheer in de 21e eeuw. De waterschappen leggen bij herinrichtingsprojecten steeds meer de nadruk op het vasthouden van water in een duurzaam watersysteem. In de praktijk worden de watergangen hierdoor vaak breder en minder diep. De natuurvriendelijke oevers die hierdoor mogelijk worden, bieden kansen aan planten en dieren in en om het water en dragen zo bij aan de ecologische doelstellingen. In herinrichtingsprojecten wordt een duurzame aanpak toegepast. Afhankelijk van verschillende factoren, zoals bodem, grondgebruik, functie van de watergang en type, worden herinrichtingsplannen op maat ontwikkeld voor een gebied. Bij de uitvoering worden verschillende maatregelen geïntegreerd (werk-met-werk maken).

Keur

In Wierden is de keur van het Waterschap Regge & Dinkel van belang. De keur is een verordening van het waterschap met specifieke regelgeving voor het waterschapsgebied. De keur bevat gebods- en verbodsbepalingen ter bescherming van de functies van de waterlopen en waterkeringen in het beheergebied van het waterschap. Hierbij wordt ook rekening gehouden met andere dan waterstaatkundige functies en streefbeelden, zoals landschap, natuur en recreatie ("brede kijk").

Artikel 26 van de keur geeft aan dat het bestuur van de in deze keur gestelde gebods- en verbodsbepalingen ontheffing kan verlenen. Aan een ontheffing kunnen beperkingen en voorschriften verbonden worden ter bescherming van de belangen verbonden aan het voldoen aan de doelstellingen behorend bij de waterhuishoudkundige functie van die wateren. De beperkingen en voorschriften kunnen mede strekken ter bescherming van de aan de waterhuishoudkundige functie verbonden andere belangen, indien en voor zover daarin niet is voorzien door een andere wettelijke regeling.

Conclusie

Het waterschap stemt haar waterbeheer af op het natuurontwikkeling in de EHS gebieden, zoals in dit geval het beekdal van de Regge.

3.4 Gemeeentelijk Ruimtelijk Beleid

Het voor dit plan relevante ruimtelijk beleid is verwoord in het bestemmingsplan Buitengebied 2009. In dit bestemmingsplan hebben de bij dit bestemmingsplan betrokken gronden de bestemmingen "Agrarisch met waarden - Landschap","Agrarisch met waarden - Natuur en landschap", "Bos", "Natuur" en "Water". In de bestemmingen "Agrarisch met waarden - Landschap" en "Agrarisch met waarden - Natuur en landschap" is een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt de agrarische bestemming te wijzigen in de bestemming "Natuur". Een deel van de percelen heeft de bestemming "Bos", deze bospercelen worden gekapt. Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om de bestemming "Bos" te wijzigen in een andere bestemming. Het inrichtingsplan gaat daarnaast uit van een verbreding van de Regge en een gedeeltelijk nieuwe loop door de aanleg van nevengeul of rijen poelen. Dit nieuwe water kan ook met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid worden gerealiseerd.

Omdat de bestemming "Bos" niet via een wijzigingsbevoegdheid kan worden gewijzigd in de bestemming "Natuur" is in ieder geval voor dit onderdeel een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Om de complete ontwikkeling in één samenhangend bestemmingsplan te kunnen regelen is er voor gekozen om de wijzigingsbevoegdheden niet toe te passen maar het inrichtingsplan in een totaalbestemmingsplan te regelen.

3.4.1 Beleidsnota Archeologie

Het gemeentelijke archeologiebeleid staat beschreven in de Beleidsnota Archeologie die door de gemeenteraad op 5 oktober 2010 is vastgesteld. Voor de hele gemeente is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de aanwezige archeologische waarden én in de kans dat archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn.

Op basis van het archeologisch onderzoek is een verwachtingskaart opgesteld. Aan de op kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De verwachtingskaart kan worden gebruikt voor toetsing van ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Doel van de verwachtingenkaart is deze deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisies en bestemmingsplannen wordt overgenomen. De juridische bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplanregels. Er zijn drie verschillende categorieën:

  • Beschermd archeologisch monument

Deze terreinen zijn op grond van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument. Het beschermingsregime voor deze terreinen staat geheel los van het bestemmingsplan. Wel moeten deze terreinen opgenomen worden op de verbeelding. De gemeente Wierden heeft zes terreinen van zeer hoge archeologische waarde, beschermd.

  • Archeologisch waardevol gebied

Dit zijn terreinen die staan op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van Overijssel. In deze terreinen zijn archeologische waarden vastgesteld. Voor deze terreinen geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Binnen de gemeente Wierden zijn 23 van dergelijke terreinen aanwezig. Deze terreinen hebben allemaal een hoge archeologische waarde.

  • Archeologisch onderzoeksgebied

Voor deze gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Ontheffing voor ontwikkelingen in het buitengebied ligt voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 10 ha, voor gebieden met een middelhoge en hoge verwachting op 5.000 m², respectievelijk 2.500 m². Bij plannen binnen de bebouwde kom geldt een ontheffing voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 5ha, voor gebieden met een middelhoge verwachting kleiner dan 250 m² en gebieden met hoge verwachting kleiner dan 100 m².

Deze ontheffingen gelden niet wanneer een plangebied binnen een straal van 50 meter van een AMK-terrein of archeologische waarneming ligt.

Een deel van het plangebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Er is daarom een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De conclusies zijn beschreven in 4.3.2 Archeologie. Het onderzoek zelf is opgenomen in Bijlage 7 Rapportagearcheologisch onderzoek.

3.4.2 Landschapsontwikkelingsplan

De visie op het landschap in de gemeente Wierden is beschreven in het Landschapsontwikkelingsplan (LOP), dat op 10 februari 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. De algemene doelstellingen voor het LOP zijn:

  • het behouden en versterken van de landschappelijke (kern)kwaliteiten van het gebied,
  • het behouden en versterken diversiteit en herkenbaarheid van de verschillende landschappen,
  • een ontwikkelingsgerichte benadering.

In het LOP is de gemeente Wierden onderverdeeld in verschillende deelgebieden, die onderling een sterke samenhang hebben, maar die tegelijkertijd ruimtelijk, functioneel en qua ontwikkelingen en beleid van elkaar verschillen. Per deelgebied zijn de eigen kenmerken, kwaliteiten, ontwikkelingen, kansen en bedreigingen uiteengezet. Daarnaast zijn de verschillende specifieke opgaven voor de deelgebieden bepaald.

Het plangebied ligt in deelgebied 6 'Beekdalen van de Regge'. Belangrijke kenmerken en kwaliteiten van het gebied zijn dat de Middenregge een ingesneden dal in het landschap, met duidelijke steilranden en grenzen is. Het gebied heeft daardoor herkenbare beekdalranden. Daarnaast is de Middenregge een belangrijke ecologische ader.

De kansen voor dit deelgebied zijn:

  • Berging van water bij piekafvoeren biedt lokaal mogelijkheden voor het genereren van neveninkomsten voor boeren (blauwe diensten).
  • Een goede waterkwaliteit en de ontwikkeling van nieuwe oever van "natuurlijke Regge” zijn van belang voor de beleving van het landschap.
  • Versterking routenetwerk wandelen en fietsen en historische context van Enter (Enterse zomp, bootjes).
  • Landinrichtingsplan Rijssen: bij mensen aan tafel zitten en er wordt in het landschap geïnvesteerd.

De opgaven voor dit deelgebied zijn:

  • Herstel van de veerkracht van het watersysteem (bergen, afvoeren).
  • Realisatie van ecologische (robuuste) verbindingszone.
  • Enter een eigen gezicht en karakter geven aan de Regge en vergroten toegankelijkheid gebied.
  • Vergroten van de toegankelijkheid en beleving van het Reggedal.
  • Herstellen/versterken oorspronkelijke landschappelijke diversiteit tussen Bovenregge, Eksosche Aa en Middenregge.
  • Bij de ontwikkeling van de Reggevisie en de ontwikkeling tot ecologische verbindingszone bewaakt het LOP de impact op het landschap, zowel op het beekdallandschap als op het aangrenzende kleinschalige landschap.
  • Behouden en versterken van de beekdalranden.

Het initiatief voor de natuurontwikkeling past goed in de gebiedsopgaven uit het Landschapsontwikkelingsplan.

De uitvoering van het LOP krijgt vorm door het uitvoeren van projecten, regievoering door de gemeente bij particuliere aanvragen en samenwerking tussen de gemeente en diverse instanties.

Conclusie

Het gemeentelijk ruimtelijk beleid speelt in op de provinciale natuurdoelen doordat er een wijzigingsbevoegdheid voor natuurontwikkeling in het bestemmingsplan Buitengebied 2009 is opgenomen. D e doelstellingen uit het Landschapsontwikkelingsplan sluiten aan bij het inrichtingsplan voor de Regge.Voor een deel van het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. In hoofdstuk 4 en 5 wordt hier nader op ingegaan.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek

4.1 Algemeen

In de volgende paragrafen zijn de conclusies ten aanzien van de milieutechnische eisen en de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden opgenomen.

4.2 Milieu

4.2.1 Bodem

4.2.2 Waterparagraaf

De inrichting van de Regge in de landinrichting Rijssen is een gezamenlijk project, waarin naast DLG, en waterschap ook de gemeenten participeren. In goed overleg zijn scenario's doorgerekend en is een definitief scenario gekozen en definitief plan gemaakt. De effecten van het plan op de omgeving zijn berekend en in kaart gebracht.

De waterparagraaf is opgenomen in Bijlage 12 Waterparagraaf. Bij de waterparagraaf hoort een aantal kaarten. Deze zijn opgenomen in Bijlage 13 Kaarten bij dewaterparagraaf. Daarmee kan gesteld worden dat de watertoets daarmee doorlopen is.

4.2.3 Watervergunning

In 1998 is de Reggevisie vastgesteld. Voor de Midden- en BenedenRegge is het toekomstbeeld die van een meanderende laaglandrivier. Dit betekent dat de rivier, meer dan nu het geval, zijn oorspronkelijke dynamiek en seizoensritmiek terugkrijgt. De rivier zal meer ruimte moeten krijgen en sommige plekken breder en tegelijkertijd minder diep zijn.

In 2008 is een hydraulisch ontwerp gemaakt voor de hermeandering van de Regge. Dit is een nadere uitwerking van de Reggevisie (zie voor het volledige rapport Bijlage 5Hydraulisch onderzoek). In het rapport "concrete uitwerking van de Reggevisie" zijn de mogelijkheden onderzocht om de meandering van de Regge tussen het Twentekanaal bij Goor en het uitstroompunt in de Vecht zoveel mogelijk te herstellen. In het rapport (zie Bijlage 5 Hydraulisch onderzoek) zijn de berekeningen opgenomen.

In het rapport 'van Binnen Gait tot Zuna' is per deelgebied verder uitgewerkt hoe de Regge er daar uit komt te zien. Per deelgebied zijn de profielen weergegeven. Dit kan een hoogwatergeul zijn maar ook een serie poelen. Hierbij varieert ook de breedte van de overstromingsvlakte. In Hoofdstuk 2 Huidige en gewenste situatie is hier nader op ingegaan. Dit rapport is de basis voor de uitvoering en dit bestemmingsplan.

De hiervoor genoemde onderzoeken en berekeningen zijn uitgevoerd in overleg met en in opdracht van het waterschap Regge en Dinkel.

Voor het uitvoeren van de werkzaamheden moet de initiatiefnemer een watervergunning bij het waterschap aanvragen. De vergunning heeft betrekking op het afgraven en vergraven van gronden en de Regge. Het stuwpeil gaat niet veranderen. Deze vergunningaanvraag vervangt de voorheen geldende watertoets. Voor deze vergunning geldt, zoals gebruikelijk bij projecten die door de Dienst Landelijk Gebied worden uitgevoerd, een verkorte procedure. De vergunning zal naar verwachting worden verleend voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

4.2.4 Externe veiligheid

Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Hierin zijn regels gesteld teneinde de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder het besluit vallen zijn onder meer grote chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de Risicokaart van de provincie Overijssel blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied twee risicovolle bedrijven zijn gevestigd die vallen onder het Bevi.

Op camping 't Mölke staat een propaantank van 3.000 liter. Om de tank ligt een risicocontour van 20 meter. Deze zone ligt buiten het plangebied. Op de hoek Rijssensestraat-Klokkendijk is een diergeneesmiddelenfabrikant en -groothandel gevestigd. Op dit bedrijf worden gevaarlijke stoffen opgeslagen. Rondom de opslag ligt een risicocontour van twintig meter. Deze risicocontour ligt buiten het plangebied.

In het plangebied worden bovendien geen nieuwe kwetsbare functies (zoals woningen) gerealiseerd.

De N347 (weg naar Zuna) en de intercitylijn Amersfoort-Deventer-Almelo doorkruisen het plangebied. Voor beide is aangegeven dat er een risico bestaat voor verkeersongevallen. De ontwikkelingen in het plangebied dragen niet bij aan een groter risico dan bestaand. Langs de Klokkendijk wordt een nieuw fietspad aangelegd. De spoorwegovergang bij de Klokkendijk is beveiligd. Er ontstaat dus geen (extra) risico op ongevallen. Ten aanzien van de N347 ontstaat er geen extra risico op ongevallen als gevolg van dit bestemmingsplan.

Ter hoogte van het bedrijventerrein de Mors (Rijssen) kruisen gasleidingen het plangebied. Het gaat om de leidingen N-557-30-KR-047 en N-557-30-KR-001. In dit gebied gaan graafwerkzaamheden plaatsvinden. Voorafgaand aan de werkzaamheden worden KLIC-meldingen gedaan en wordt overlegd met de Gasunie.

Geconcludeerd kan worden dat uitvoering van dit bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft ten aanzien van de veiligheid voor mensen. Er worden geen verblijfsruimtes voor mensen opgericht. Voor de uit te voeren graafwerkzaamheden in de buurt van de gasleidingen wordt overlegd met de Gasunie.

4.2.5 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid". De wet heeft betrekking op situaties waarbij (spoor)wegen of bedrijventerreinen worden aangelegd of aangepast of wanneer nieuwe geluidgevoelige functies (zoals woningen) worden opgericht.

In dit plan zijn deze situaties niet aan de orde. Nader ingaan op dit thema is daarom niet noodzakelijk.

4.2.6 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde1, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof danwel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is per 1 augustus 2009 in werking getreden.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 m² brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen van de hiervoor genoemde ontwikkelingen mogelijk en het is ook geen project dat beschreven staat in het NSL. Er kan daarom geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.2.7 Hinder tijdens de aanlegfase

Tijdens de graafwerkzaamheden zal tijdelijk hinder ontstaan voor omwonenden. Het gaat met name om grondtransport. De omliggende bewoners worden voorafgaand aan de werkzaamheden tijdens een informatieavond geïnformeerd over het beperken van de hinder en welke wegen gebruikt gaan worden. Mocht er rijschade ontstaan dan is er geld gereserveerd voor compensatie of herstel.

Tevens zal overleg plaatsvinden met de wegbeheerders.

4.2.8 Voorkomen van (nat)schade

De verwachting is dat op een aantal percelen in de omgeving van de heringerichte Regge verdroging of vernatting plaats zal gaan vinden. Door het waterschap worden momenteel berekeningen gedaan of, waar en in welke mate schade door vernatting of verdroging plaats zal vinden.

Het waterschap Regge en Dinkel heeft een regeling voor het vergoeden van schade: de procedureverordening nadeelcompensatie 2010. Grondeigenaren die schade ondervinden van de maatregelen kunnen aanspraak maken op deze regeling en bijbehorende vergoedingen.

Het vergoeden van schade die is ontstaan door een rechtmatig handelen door een bestuursorgaan wordt ‘nadeelcompensatie' genoemd. Artikel 7.14 van de Waterwet (Wtw) bevat een algemene regeling die voorziet in de vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer. Voorbeelden van schadeveroorzakende handelingen die onder de reikwijdte van artikel 7.14 Wtw vallen zijn onder meer de uitvoering van waterstaatkundige werkzaamheden, de aanleg of wijziging van waterstaatswerken, het verlenen, aanscherpen en intrekken van vergunningen of het opleggen van gedoogplichten.

Op de in Bijlage 13 Kaarten bij de waterparagraaf opgenomen kaarten is te zien of, waar en in welke mate schade als gevolg van de voorgenomen ingrepen in de waterhuishouding plaatsvinden.

4.2.9 Bevaarbaarheid van de Regge

Een ander belangrijk onderdeel van het inrichtingsplan vormt de bevaarbaarheid van de Regge. In de huidige situatie is de Regge een groot deel van het jaar bevaarbaar. Soms is het waterpeil echter te laag om te varen. Dit is een gebruikelijke situatie voor een riviertje als de Regge. Dit blijft ook na de herinrichting het geval.

Hoewel het bestuur van het Waterschap Regge en Dinkel bij het vaststellen van oa de Reggevisie heeft besloten dat de Regge op de lange termijn een nagenoeg natuurlijke rivier zonder stuwen moet zijn, is in gezamenlijkheid besloten om in de landinrichting Rijssen de stuw Notter toch te handhaven. Het bestaande stuwpeil blijft hier dus ongewijzigd. Verwijdering van de stuw heeft te grote risico's van verdroging in de omgeving, en handhaven van de stuw heeft als voordeel de bevaarbaarheid.

4.2.10 Milieueffectbeoordeling

In de Wet milieubeheer is bepaald dat voor een aantal soorten projecten een milieueffectrapportage verplicht is. Ook is aangegeven dat voor bepaalde projecten beoordeeld moet worden of er een milieueffectrapportage moet worden gemaakt. Voor welke projecten dit aan de orde is is bepaald in het Besluit milieueffectrapportage. Hierin is aangegeven dat een landinrichtingsproject waarbinnen sprake is van minimaal 125 hectare van functiewijziging van water, natuur, recreatie of landbouw m.e.r.-beoordelingsplichtig is.

In dit geval wijzigt circa 75 hectare van functie. Dit project blijft onder de drempelwaarde van 125 hectare. Omdat de drempelwaardes voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten indicatief is, moet wel een afweging gemaakt worden waarom er wel of geen officiele m.e.r.-beoordeling of m.e.r. wordt uitgevoerd: de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze beoordeling wordt gedaan aan de hand van de selectiecriteria (genoemd in bijlage III van de Europese richtlijn voor milieueffectbeoordelingen). Aan de hand van deze criteria kan worden beoordeeld of plannen of projecten 'grote gevolgen voor het milieu' hebben. Het gaat dan om de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect. Hierna wordt op deze drie onderdelen ingegaan.

Kenmerken van het project

Het project is circa 75 hectare groot en blijft daarmee ruim onder de indicatieve drempelwaarde van 125 hectare. Het project betreft een natuurontwikkelingsproject waarbij met name veel ruimte voor water wordt gemaakt. Door de hermeandering van de Regge en het aanleggen van overstromingsvlaktes neemt de mogelijkheid voor waterberging toe. Met dit plan wordt ook het landschap versterkt. Het beekdal wordt opener gemaakt en het contrast tussen het laaggelegen en open beekdal met het hoger gelegen en besloten essengebied wordt vergroot. De beide landschapstypen worden daardoor beter herkenbaar. In het plangebied is ook ruimte voor extensieve recreatie zoals wandelen en fietsen. Het uitloopgebied van met name de Rijssenaren wordt hiermee vergroot.

De plannen hiervoor zijn al vele jaren in de maak. In 1998 is het project al genoemd in het Landinrichtingsplan Rijssen en in de provinciale beleidsstukken die het gebied hebben aangewezen als een natuurontwikkelingsgebied. Met de betrokken grondeigenaren is overleg geweest, gronden zijn aangekocht en waar nodig zijn afspraken gemaakt over compensatie.

Het plangebied maakt onderdeel uit van een groter herinrichingsplan voor de Regge. Dit herinrichtingsplan wordt gefaseerd uitgevoerd. Belangrijk voor de planning en uitvoering van dit totale project is de mogelijkheid om gronden te kunnen verwerven. Omdat voor grote delen van het plangebied van het project de verwachting is dat de benodigde gronden niet kunnen worden aangekocht en dus niet uitgevoerd kunnen worden is dit onderdeel van de totale herinrichting naar voren gehaald.

Met dit bestemmingsplan worden geen vervuilende, afvalstromen veroorzakende of hinderende activiteiten mogelijk gemaakt. Bij het afgraven van delen van het plangebied moet verontreinigd slib worden afgevoerd. Dit zal gebeuren volgens de daarvoor geldende wettelijke regels.

Plaats van het project

Het project vindt plaats op gronden in en grenzend aan het riviertje de Regge. De gronden zijn over het algemeen de laag/lager gelegen gronden van het beekdal. Van oorsprong had de Regge hier de ruimte om te meanderen en in natte periodes buiten de oevers te treden. De gronden zijn momenteel voor een deel in agrarisch gebruik, een deel van de gronden is al in beheer bij natuur- en landschapsbeherende instanties. Het landbouwkundig gebruik is hier vaak wat extensiever vanwege de lagere ligging: de gronden zijn relatief nat.

Met het plan wordt het waterbergend vermogen in het gebied vergroot. Piekafvoeren of periodes van droogte kunnen goed opgevangen in een meanderende ondiepe rivier met overstromingsruimte. De veerkracht van het waterhuishoudkundig systeem wordt hiermee versterkt. Daarnaast vindt in samenhang met de mogelijkheden voor extra waterberging natuurontwikkeling plaats. Het gaat om natuurtypen die samenhangen met lage en natte(re) gebieden die met name in de wintermaanden overstromen (hooilanden, kruidenrijke graslanden, moerassige gebieden, poelen). De Regge vormt een verbinding tussen verschillende natuurgebieden en versterkt daarmee de ecologische uitwisselingsstructuren binnen de regio.

Het plangebied is in de provinciale beleidsdocumenten aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. Met het daadwerkelijk ontwikkelen van de natuurdoelstelling wordt voldaan aan de aan al langer bestaande beleidsdoelen om de EHS te ontwikkelen.

In het plangebied komen een aantal gebieden voor waar de kans op het doen van archeologische vondsten groot is. Deze gebieden zijn nader onderzocht. Dit onderzoek heeft geleid tot een aanpassingen van de loop van één van de meanders.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd landschap. De uitvoering van het plan zorgt er wel voor dat op lokaal niveau de contrasten tussen het beekdallandschap en het aangrenzende essenlandschap worden vergroot. De karakteristiek en de herkenbaarheid van deze landschapstypen wordt daarmee versterkt.

Omdat het plangebied aan de rand van de kern Rijssen en in de buurt van een aantal buurtschappen zoals Zuna en Notter ligt nemen de uitloopmogelijkheden toe. In het gebied worden fiets, wandel- en struinpaden aangelegd.

Kenmerken van het potientele effect

De effecten van de uitvoering van het project zijn een veerkrachtiger waterhuishouding, meer ruimte voor de natuur en extensieve recreatie. Hier is eerder in deze paragraaf al op ingegaan. De negatieve effecten van dit project (nat- en droogschade voor met name de landbouw) worden nog onderzocht. Eventuele schade wordt vergoed door het waterschap op basis van de nadeelcompensatieregeling. Een deel van de landbouwgronden gaat verloren. Het gaat hier echter om gronden die minder geschikt zijn voor intensief agrarisch gebruik. Na de herinrichting zijn er mogelijkheden voor natuurbeheer door het inscharen van vee van bijvoorbeeld een agrarier uit de buurt.

4.3 Waarden

4.3.1 Ecologie

Er is een ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de voorgenomen herinrichting van de Regge. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 6 Ecologischonderzoek. Hierna volgen de samenvatting en de conclusies uit het onderzoek.

De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet en de vigerende gebiedsgerichte natuurbescherming. Het onderzoek is gebaseerd op meerdere veldbezoeken in 2012 en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens.

Gebiedsgerichte natuurbescherming

Het onderzoeksgebied is gelegen in de EHS. Omdat de beoogde werkzaamheden plaatsvinden binnen de EHS en een aantal natuurdoeltypen zal verdwijnen, treedt er aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden op. De voorgenomen maatregelen betreffen echter natuurgerichte maatregelen. Het is dan ook de vraag of in deze situatie vervolgstappen noodzakelijk zijn. Aanbevolen wordt om in overleg te treden met bevoegd gezag om te bepalen of gecompenseerd moet worden voor de natuurdoeltypen die verloren gaan.

Op basis van de afstand en aard van de ruimtelijke ingrepen wordt ingeschat dat de beoogde plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden, Beschermde natuurmonumenten of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.

Flora- en fauna in het onderzoeksgebied

  • In het onderzoeksgebied zijn de juridisch zwaarder beschermde plantensoorten Waterdrieblad en (verwilderde) Lange ereprijs (beide Ffwet tabel 2) aangetroffen. Andere juridisch zwaarder beschermde plantensoorten worden op basis van het uitgevoerde onderzoek en bekende verspreidinggegevens niet verwacht in het onderzoeksgebied. Wel zijn enkele groeiplaatsen van laag beschermde (tabel 1) plantensoorten en plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen;
  • In het onderzoeksgebied zijn geen (potentiele) vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen aangetroffen. De Regge met aangrenzende (oever)vegetatie fungeert als vliegroute en foerageergebied;
  • In een gemengd bosje in het onderzoeksgebied is een grote hoeveelheid vraatsporen van Eekhoorn (Ffwet tabel 2) aangetroffen. In een iets ten noorden daarvan gelegen naaldbosje - net buiten het onderzoeksgebied - zijn enkele nesten van Eekhoorn aangetroffen. Verder zijn verspreid in het plangebied vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde (Ffwet tabel 1), zoogdiersoorten als Mol, Haas, Tweekleurige bosspitsmuis, Dwergmuis, Rosse woelmuis, Bosmuis, Veldmuis, en Aardmuis aangetroffen of te verwachten;
  • In het onderzoeksgebied en/of omgeving zijn jaarrond beschermde nesten van Buizerd, Steenuil en Kerkuil aanwezig. Daarnaast zijn diverse watervogels en vogels van bos en struweel broedend te verwachten;
  • Ter hoogte van het onderzoeksgebied wordt de Regge door Kleine modderkruiper (Ffwet tabel 2) als leefgebied gebruikt;
  • In het onderzoeksgebied worden op basis van bekende verspreidingsgegevens, intensief onderzoek en terreinkenmerken geen juridisch zwaarder beschermde amfibieen verwacht. Verspreid over het onderzoekgebied is wel de aanwezigheid van algemene soorten als Gewone pad, Bastaardkikker, Bruine kikker en/ of Kleine watersalamander te verwachten;
  • In het onderzoeksgebied zijn waarnemingen gedaan van de Rode Lijst dagvlinders Grote Weerschijnvlinder (RL ernstig bedreigd) en Groot dikkopje (RL gevoelig). Gezien de terreingesteldheid van het plangebied en bekende verspreidingsgegevens kan worden geconcludeerd dat er geen reptielen, beschermde weekdieren en ongewervelden aanwezig en te verwachten zijn. Geschikte biotopen voor deze soorten ontbreken.

Uit de effectbeoordeling blijkt dat met de aanwezigheid van enkele soort(groep)en rekening gehouden dient te worden te weten: broedvogels, Kleine modderkruiper, Eekhoorn flora en dagvlinders.

Plangrensaanpassing na het onderzoek

Als gevolg van een plangrensaanpassing die is doorgevoerd na het uitvoeren van het ecologisch onderzoek vallen de nest- en fourageerplaatsen van de Eekhoorn overigens buiten het plangebied. Hetzelfde geldt voor de horst van de Buizerd. Twee van de drie vangstwaarnemingen voor de Kleine Modderkruiper liggen na de plangrenswijziging ook buiten het herziene plangebied. In het rapport in de bijlage is hier nog wel op ingegaan.

De provincie heeft het volgende aangegeven met betrekking tot de natuurtoets: "De hier te ontwikkelen natuurwaarden passen binnen de globale doelstellingen die wij in het natuurbeheerplan hebben opgenomen en zullen leiden tot een versterking van de natuurkwaliteit van de EHS".

Boscompensatie

Een deel van de geldende bestemmingsvlakken "Bos" zijn komen te vervallen met dit bestemmingsplan. Volgens de provinciale omgevingsverordening moet worden voldoen aan de eisen ten aanzien van natuur- en boscompensatie. De bosbestemmingen verdwijnen weliswaar met dit bestemmingsplan, maar worden vervangen door een bestemming "Natuur". Met dit bestemmingsplan wordt dus een andere natuurdoelstelling aan deze percelen gegeven. Overigens is de verwachting dat met deze wijziging de natuur- en landschapswaarden in het gebied versterkt worden. Dit blijkt uit het ecologisch onderzoek en wordt onderschreven door de provincie. Het kappen en compenseren van de bomen en bosjes wordt via de gemeentelijke kapverordening geregeld. Een overzicht van de te kappen en compenseren bomen is opgenomen in Bijlage 10 Overzicht kap en compensatie deelgebied 6 en Bijlage 11Overzicht kap en compensatie deelgebied 7.

4.3.2 Archeologie

Om na te gaan of er archeologische resten in de bodem aanwezig zijn en wat de kans daarop is, is een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd.

Hierna zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek weergegeven. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 7 Rapportagearcheologisch onderzoek.In Bijlage 8 Overzichtskaart boorraaien archeologischonderzoek is het overzicht van de boorraaien opgenomen. De overzichtkaaart met boringen en de verschillende verwachtingswaardes per gebied is opgenomen in Bijlage9 Overzicht archeologische verwachtingswaarden.

Bureauonderzoek

In een eerder stadium is een bureauonderzoek uitgevoerd door BAAC. Op basis van de resultaten hiervan werden .

In een eerder stadium is een bureauonderzoek uitgevoerd door BAAC. Op basis van de resultaten hiervan werden vondstcomplexen verwacht die typerend zijn voor beekdalen in Pleistoceen Nederland, variërend van vuursteenvindplaatsen (mesolithicum), voorden en bruggen en ontginningssporen. Omdat de geomorfologische en bodemkundige situatie en de mate van verstoring niet tot in het gewenste detail kon worden vastgesteld is een vervolgonderzoek – verkennende fase conform de richtlijn voor onderzoek in beekdalen aanbevolen. In de onderzoekslocatie is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd, met als doel het vaststellen van de lokale geomorfologische- en bodemkundige situatie en het onderscheiden van kansrijke zones ten aanzien van archeologie. In totaal zijn er 200 boringen gezet. Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan worden geconcludeerd dat in de afzonderlijke onderzoekslocaties hoofdzakelijk sprake is van rivierafzettingen van de Regge, en de overgang van het dekzandgebied naar het rivierdal. Deze rivierafzettingen bestaan uit beddingafzettingen, oeverafzettingen en met veen gevulde restgeulen. Op basis van de conclusies van het inventariserend veldonderzoek zijn een aantal kansrijke zones ten aanzien van archeologische vindplaatsen aangeduid. Het betreft de zones op de overgang van dekzandafzettingen naar beekafzettingen en de zones binnen het dekzand waar een intact bodemprofiel is aangetroffen (enkeerdgrond en/of podzolbodem). Binnen de kansrijke zones wordt een vervolgonderzoek aanbevolen.

Verkennend booronderzoek

Het uitgevoerde onderzoek is zeer globaal van opzet. De resultaten uit de afzonderlijke boorraaien niet zonder meer worden ‘doorgetrokken’ naar het onderzoeksgebied als geheel. Er kan daarom op basis van het onderhavige onderzoek geen verfijnde verwachtingskaart worden gemaakt. Wel heeft het onderhavige onderzoek aangetoond dat er in het onderzoeksgebied sprake is van kansrijke zones, met name daar waar sprake is van een overgang van dekzand naar beekafzettingen en op de locaties waar voorden en bruggen te verwachten zijn. Aanbevolen wordt een vervolgonderzoek uit te voeren in de omgeving van de locaties die in het onderhavige onderzoek als kansrijk zijn aangeduid. De precieze opzet, locatie en omvang van het vervolgonderzoek dienen nader te worden bepaald in een beargumenteerd Plan van Aanpak (PvA). Als onderdeel van dit PvA dienen de gedetailleerde inrichtingstekeningen te worden gecombineerd met een dvieskaart voor vervolgonderzoek. Het doel hiervan is dat het vervolgonderzoek zoveel mogelijk wordt afgestemd op de daadwerkelijke bodemverstoring.

Onderzoekslocatie Aanbevelingen
1 Verstoord tot in C-horizont, gebied is al ingericht - Geen vervolgonderzoek noodzakelijk
2 Dekzand met AC-profielen en opgebrachte eerdlaag (Bergesch bij Notter) aan beide uiteinden van de raai, in het midden van de raai beekafzettingen (oever- en beddingafzettingen) met ter hoogte van boring 17 een restgeul met veen – Inventariserend veldonderzoek – karterende fase door middel van boringen op de overgangszones van dekzand naar beekafzettingen. Eventueel uitkartering restgeul en datering door middel van monstername.
3 Dekzand met eerdgronden en een onderliggende deels intacte podzolbodem aan beide uiteinden van de raai. In het centrale gedeelte van de raai beekafzettingen met (oever- en beddingafzettingen, met ter hoogte van boring 63 een restgeul met veen - Inventariserend veldonderzoek – karterende fase door middel van boringen op de overgangszones van dekzand naar beekafzettingen. Eventueel uitkartering restgeul en datering door middel van monstername.
4 Beekafzettingen, met restgeulen ter hoogte van de boringen 75-76, 89 en 98 – Geen vervolgonderzoek noodzakelijk

Het uitgevoerde onderzoek is zeer globaal van opzet. Zoals gesteld in de conclusies kunnen de resultaten uit de afzonderlijke boorraaien niet zonder meer worden ‘doorgetrokken’ naar het onderzoeksgebied als geheel. Er kan daarom op basis van het onderhavige onderzoek geen verfijnde verwachtingskaart worden gemaakt. Wel heeft het onderhavige onderzoek aangetoond dat er in het onderzoeksgebied sprake is van kansrijke zones, met name daar waar sprake is van een overgang van dekzand naar beekafzettingen en op de locaties waar voorden en bruggen te verwachten zijn.

Vervolgonderzoek

Er is daarom een vervolgonderzoek uitgevoerd. Hieruit komen de volgende conclusies en aanbevelingen naar voren.

Op basis van de resultaten van het aanvullend onderzoek zijn de onderzoeksvragen beantwoord. Door middel van het uitbreiden van het aantal boringen tussen de oorspronkelijke raaien is een gedetailleerder beeld ontstaan van de lokale geomorfologische en bodemkundige situatie. Op basis hiervan zijn twee kansrijke zones en één aandachtsgebied aangeduid. Het betreft de locatie van het fietspad ten noorden van de Smeijershoek, de meander ten noorden van de Zunaweg en de directe omgeving ter plaatse van de aaneengesloten boringen 7, 24 en 39 in het zuidoosten van de onderzoekslocatie. Hier is houtskool aangetroffen maar verder geen archeologische indicatoren.

Naar aanleiding van de resultaten en conclusies van het aanvullend onderzoek zijn er twee kansrijke zones aangeduid en een aandachtsgebied. Per kansrijke zone en/of aandachtsgebied luiden de aanbevelingen als volgt:

Zone Aanbevelingen
Kansrijke zone Fietspad Smeijershoek Hoge trefkans op vindplaatsen mesolithicum tot en met de late middeleeuwen. Aanbeveling: Geen bodemingrepen dieper dan 30 cm-mv
Kansrijke zone
Meander ten noorden van de Zunaweg
Hoge trefkans op vindplaatsen kenmerkend voor de overgangszone van dekzandgebied naar beekdal. Aanbeveling: verleggen van meander in oostelijke richting
Aandachtsgebied
Houtskoolconcentratie aaneengesloten
boringen 7, 24 en 39
Gezien aantreffen houtskool en afwezigheid overige archeologische indicatoren een aandachtsgebied waarop de uitvoerder gewezen dient te worden.

Gevolgen voor het bestemmingsplan en de werkzaamheden

Voor de vrijgegeven zones ('geen vervolgonderzoek noodzakelijk') geldt dat bij het afgeven van een omgevingsvergunning te allen tijde de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt, om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: “Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister”. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort.

Voor de twee kansrijke zones zijn aanbevelingen gedaan. Deze zijn/worden opgevolgd. Er zal bij de Smeijershoek niet te diep worden afgegraven en de meandergeul ten noorden van de Zunaweg wordt iets verlegd.

4.3.3 Landschap en cultuurhistorie

In het inrichtingsplan dat is gemaakt voor de verbreding van de Regge is rekening gehouden met de bestaande en gewenste landschappelijke waarden. De bestaande landschappelijke waarden zijn kenmerkend voor beekdalen maar worden met dit plan versterkt. Daarom worden bomenrijen en bosjes die nu parallel aan de Regge lopen gekapt om het open karakter van het beekdal te versterken en ruimte voor waterberging te creeëren. De oevers worden afgevlakt om de Regge een natuurlijker profiel te geven en de mogelijkheden voor het ontwikkelen van kruidenrijke graslanden te vergroten. Op de hoger gelegen delen (buiten het plangebied) worden nieuwe bomenrijen en bosjes aangeplant die de kenmerken van het essenlandschap van deze hogere gronden versterken. Het contrast tussen de openheid van het beekdal en de beslotenheid van de essengebied wordt zo versterkt en beter herkenbaar gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2012000014-VA01_0009.png"

Zo worden onder meer ook de aanwezige steilranden beter zichtbaar en herkenbaar gemaakt.

De kap en aanplant van de bomen is niet in dit bestemmingsplan geregeld. Het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2009 bevat geen regeling (vergunningenstelsel) voor het kappen en planten van bomen. De gemeente Wierden heeft de regels voor het kappen van bomen vastgelegd in de kapverordening. Het kappen en planten van de bomen wordt via een omgevingsvergunning geregeld. Deze procedure loopt parallel met dit bestemmingsplan, zodat de werkzaamheden gestart kunnen worden voordat het broedseizoen begint.

De Regge krijgt een meer kronkelende (meanderende) loop. De Regge krijgt meer ruimte om te overstromen en grotere kronkels te maken in het laaggelegen rivierbed. Van oorsprong had de Regge op deze lage, natte plekken ook de ruimte. Deze gronden waren van oorsprong in gebruik als zomerweide of hooiland en stonden in de wintermaanden onder water of waren zo nat dat ze onbegaanbaar waren. De vegetaties pasten zich aan dit extensieve landbouwbeheer en de overstromingen, zo ontstonden kruidenrijke graslanden die ook voor de fauna een interessant leefgebied vormen. Deze gronden krijgen nu weer een inrichting en gebruik die aansluit op het oorspronkelijke gebruik van natte en lage gronden.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Planologische Afweging

Dit bestemmingsplan maakt de aanleg van een natuur- en waterbergingsgebied mogelijk, met mogelijkheden voor extensief recreatief medegebruik (wandel- en fietspaden). In het inrichtingsplan 'van Binnen Gait tot Zuna' is gedetailleerd uitgewerkt hoe het plangebied er uit komt te zien. Voor meer infomatie hierover zie 2.2 Gewenstesituatie.

Toets aan het geldende beleid

Het plangebied is in alle relevante provinciale beleidsnota's (Natuurbeheerplan, Omgevingsvisie, Landinrichtingsplan) aangewezen als nieuwe, te ontwikkelen natuur. De nieuwe natuurbestemming voldoet daarmee aan de provinciale beleidsdoelstellingen voor natuurontwikkeling. De provincie heeft naar aanleiding van een overleg over de nattuurtoets het volgende aangegeven met betrekking tot de natuurtoets: "De hier te ontwikkelen natuurwaarden passen binnen de globale doelstellingen die wij in het natuurbeheerplan hebben opgenomen en zullen leiden tot een versterking van de natuurkwaliteit van de EHS".

Het Europese (Kaderrichtlijn Water) en het Rijksbeleid (waterbeheer in de 21e eeuw) voor de waterhuishouding is verder uitgewerkt in het waterbeheerplan van het waterschap Regge en Dinkel. Een belangrijk ontwerpprincipe voor het waterbeheer is vasthouden-bergen-afvoeren. Met dit plan wordt voldaan aan de doelstellingen om water vast te houden in plaats van snel af te voeren. De nieuwe inrichting van de Regge biedt meer ruimte voor het bergen van piekafvoeren of kan juist een droge periode opvangen. Het watersysteem wint hiermee aan veerkracht.

Langs de Regge staan een aantal bomenrijen die gekapt gaan worden. Aan de randen van het plangebied worden nieuwe bosjes en bomenrijen aangeplant ter compensatie. Het geldende bestemmingsplan is hiervoor niet het toetsingskader (in het bestemmingsplan is namelijk geen vergunningenstelsel voor het kappen en planten van bomen opgenomen): de regels voor het kappen en planten van bomen zijn vastgelegd in de gemeentelijke kapverordening. Het kappen en planten van bomen wordt via het vergunningentraject geregeld. Deze procedure loopt parallel met dit bestemmingsplan, zodat de werkzaamheden gestart kunnen worden voordat het broedseizoen begint.

Het plan voldoet ook aan het gemeentelijk beleid, zoals het Landschapsontwikkelingsplan: versterken van de karakteristieken van de verschillende landschapstypen en de Regge meer ruimte geven voor een natuurlijker verloop. Het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" biedt de mogelijkheid om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling. De wijzigingsbevoegdheid kan in dit geval weliswaar niet toegepast worden, maar de bevoegdheid geeft aan dat de gemeente onder bepaalde voorwaarden natuurontwikkeling een passende ontwikkeling vindt. Dit is het geval wanneer een ruimtelijk en hydrologisch grotere eenheden ontstaan en het plan voldoet aan de doelstellingen uit het provinciale Natuurbeheerplan. Dat is hier beide het geval.

Natuur, landschap en archeologie

In het inrichtingsplan dat is gemaakt voor de verbreding van de Regge is rekening gehouden met de bestaande en gewenste landschappelijke waarden. De bestaande landschappelijke waarden zijn kenmerkend voor beekdalen maar worden met dit plan versterkt. Daarm worden bomenrijen en bosjes die nu parallel aan de Regge lopen gekapt om het open karakter van het beekdal te versterken en ruimte voor waterberging te creeëren. De oevers worden afgevlakt om de Regge een natuurlijker profiel te geven en de mogelijkheden voor het ontwikkelen van kruidenrijke graslanden te vergroten. Op de hoger gelegen delen (buiten het plangebied) worden nieuwe bomenrijen en bosjes aangeplant die de kenmerken van het essenlandschap van deze hogere gronden versterken. Het contrast tussen de openheid van het beekdal en de beslotenheid van de essengebied wordt zo versterkt en beter herkenbaar gemaakt. Zo worden onder meer de aanwezige steilranden beter zichtbaar en herkenbaar gemaakt.

De Regge krijgt meer ruimte om te overstromen en grotere kronkels te maken in het laaggelegen rivierbed. Van oorsprong had de Regge op deze lage, natte plekken ook de ruimte. Deze gronden waren van oorsprong in gebruik als zomerweide of hooiland en stonden in de wintermaanden onder water of waren zo nat dat ze onbegaanbaar waren. De vegetaties pasten zich aan dit extensieve landbouwbeheer en de overstromingen, zo ontstonden kruidenrijke graslanden die ook voor de fauna een interessant leefgebied vormen. Deze gronden krijgen nu weer een inrichting en gebruik die aansluit op het oorspronkelijke gebruik van natte en lage gronden. In het plangebied is ruimte voor spontane bosontwikkeling.

Uit het ecologisch onderzoek blijkt dat het plangebied (en de directe omgeving) nu al een leefgebied vormt voor soorten als de Kleine Modderkruiper. Het plangebied (en de directe omgeving) bevat nestplaasten van onder meer Kerkuil, Steenuil, diverse watervogels en vogels van bos en struweel. Bij het kappen van de bomen wordt hier rekening mee gehouden. Zo zullen de kap van bomen of de graafwerkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden. In de te verlenen kapvergunningen wordt hier nader op ingegaan. In het ecologisch onderzoek is ook geconstateerd dat een aantal beschermde plantensoorten voorkomt in het plangebied. De aanbeveling is om deze groeiplaatsen tijdelijk in depot te zetten tijdens de graafwerkzaamheden en later terug te zetten. In een houtsingel is de Grote Weerschijnvlinder aangetroffen. Dit is een Rode Lijstsoort. Er zijn verschillende mogelijke mitigerende maatregelen genoemd om de soort te beschermen. Bij het definitieve ontwerp voor de inrichting van het plangebied worden deze maatregelen meegenomen.

In het algemeen kan gesteld worden dat de aanbevelingen (mitigerende maatregelen) uit het ecologisch rapport worden overgenomen en waar nodig in de verdere uitwerking van het ontwerp specifiek meeontworpen worden.

In een deel van het plangebied is de kans dat archeologische vondsten gedaan kunnen worden hoog. Voor deze delen van het plangebied is aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Aanbevelingen uit deze aanvullende onderzoeken zullen in acht worden genomen. Voor het bestemmingsplan betekent dit concreet dat de meandergeul ten noorden van de Zunaweg (in afwijking van het inrichtingsplan) enkele meters in oostelijke richting is verlegd.

Milieurandvoorwaarden

Met dit bestemmingsplan wordt aan de relevante milieueisen voldaan. In 4.2 Milieu is hier uitgebreid op ingegaan. Aandachtspunt is de vervuilde slib die op een plaatsen is aangetroffen. Ook wordt een schuurtje met asbestplaten geslooopt. Dit vervuilde slib en het asbest worden volgens de wettelijke eisen afgevoerd en verwerkt. Voor de ingrepen in en bij de rivier wordt de vereiste watervergunning aangevraagd bij het waterschap.

5.2 Planopzet

Het gehele inrichtingsplan is in dit bestemmingsplan opgenomen. Een paar onderdelen van het inrichtingsplan maken echter geen deel uit van dit bestemmingsplan. Het gaat om de volgende onderdelen:

  • Het kappen en aanplanten bomen, bosjes en bomenrijen. Een groot deel van de bomenrijen wordt aangeplant op de hogere gronden buiten het beekdal. Omdat het bestemmingsplan hiervoor geen toetsingskader (vergunningenstelsel voor werken en/of werkzaamheden) biedt, wordt dit door middel van een omgevingsvergunning buiten het bestemmingsplan om geregeld.
  • Een ander onderdeel van het inrichtingsplan dat niet is meegenomen in dit bestemmingsplan is de stippellijn die op een aantal locaties een wenselijk toekomstig traject van de Regge weergeeft. Deze toekomstige gewenste trajecten vragen nog om een verdere uitwerking (onderhandelingen met grondeigenaren, berekeningen, inrichtingsplan maken) en zijn daarom nog niet concreet genoeg om mee te nemen in dit bestemmingsplan. Te zijner tijd wordt bekeken welke procedure hiervoor nodig is.

De volgende onderdelen maken wel onderdeel uit van dit bestemmingsplan:

  • Het verondiepen, vergraven en deels verleggen van de Regge. De delen van de Regge die permanent gevuld zijn met water én permanent onderdeel uitmaken van de stroomgeul hebben de bestemming "Water" gekregen. De bestemming "Water" is bestemd voor onder meer watergangen, oeverstroken, waterberging en de daarbij behorende voorzieningen. De gronden zijn daarnaast bestemd voor 'behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden' in verband met de natuur- en landschapsdoelstelling voor het gebied. Binnen de bestemming is de recreatievaart toegestaan. Binnen deze bestemming zijn bouwwerken ten behoeve van de bestemming toegestaan. Dit zijn onder mee scheepvaarttekens, bruggen, sluizen en vergelijkbare kunstwerken. Deze mogen maximaal 15 meter zijn. Overige bouwwerken mogen maximaal 2,5 meter zijn. De bouw van aanleg- en vissteigers is mogelijk met een afwijking van de bouwregels. Via een afwijking is het ook mogelijk om een deel van het gewenste vlonderterras bij 't Molke mogelijk te maken. Het grootste deel van dit terras komt buiten dit bestemmingsplan te liggen en wordt via een eigen procedure mogelijk gemaakt.
  • Waterbergingsgebied Elsenerbeek. Een deel van het waterbergingsgebied maakt onderdeel uit van het plangebied. In dit gebiedje wordt namelijk nog een nieuw fietspad en een parkeerterrein aangelegd. Voor het overige is de geldende regeling uit het bestemmingsplan Buitengebied 2009 overgenomen. Het gebied heeft de bestemming "Water" met de dubbelbestemming "Waarde - Natuur en landschap".
  • Aanleggen van een overstromingsvlakte en overstromingsvrije poelen langs de Regge. De gronden langs de Regge die kunnen overstromen krijgen, evenals de overstromingsvrije poelen de bestemming "Natuur". Deze gronden zijn in het provinciale Natuurbeheerplan aangewezen als 'nog om te vormen landbouwgrond naar natuur'. Deze gronden worden onttrokken aan de agrarische bedrijfsvoering en moeten een natuurbestemming krijgen. Deze gronden krijgen daarom een bestemming "Natuur". Gebieden met deze bestemming zijn bestemd voor 'het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden in de vorm van een overstromingsvlakte met natuurvriendelijke oevers tot maximaal 30 meter breed, moerassige gebieden, overstromingsvrije poelen en nevengeulen'. Daarnaast zijn waterberging en voorzieningen voor het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water toegestaan. Waterberging is in natuurgebieden dus toegestaan. Binnen deze bestemming zijn extensief recreatief medegebruik (wandelen, fietsen, paardrijden) en de daarvoor benodigde voorzieningen toegestaan. Wandel- en struinpaden zijn hiermee bij recht toegestaan, zolang ze onverhard zijn. Natuurbeheheer door middel van het inscharen van vee is op basis van de bestemming "Natuur" is toegestaan.
  • Aanleggen of verharden van een aantal fietspaden langs de Regge. Aan de rand van het plangebied worden parallel aan de Regge een aantal nieuwe fietspaden aangelegd. Een deel van de paden ligt in de geldende bestemming "Verkeer - Onverhard". De bestemmingsplanherziening "Buitengebied 2009, partiële herziening bestemming "Verkeer - onverhard"" (vastgesteld 22 maart 2011) maakt het mogelijk dat dit soort paden verhard mogen worden. De bestaande bestemmingen "Verkeer - Onverhard" zijn daarom overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied 2009 als ze aansluiten bij het inrichtingsplan. Voor een aantal andere nieuwe paden die niet in deze bestemming passen is de bestemming "Verkeer - Voet-/fietspad" opgenomen.
  • Een deel van de geldende bestemmingsvlakken "Bos" zijn komen te vervallen met dit bestemmingsplan. Volgens de provinciale omgevingsverordening moet worden voldoen aan de eisen ten aanzien van natuur- en boscompensatie. De bosbestemmingen verdwijnen weliswaar met dit bestemmingsplan, maar worden vervangen door een bestemming "Natuur". Met dit bestemmingsplan wordt dus een andere natuurdoelstelling aan deze percelen gegeven. Overigens is de verwachting dat met deze wijziging de natuur- en landschapswaarden in het gebied versterkt worden. Dit blijkt uit het ecologisch onderzoek en wordt onderschreven door de provincie. Het kappen en compenseren van de bomen en bosjes wordt via de gemeentelijke kapverordening geregeld. Een overzicht van de te kappen en compenseren bomen is opgenomen in Bijlage 10 Overzicht kap en compensatiedeelgebied 6 en Bijlage 11 Overzicht kap en compensatie deelgebied 7.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels

6.1 Algemeen: Opbouw Van De Planregels

In dit hoofdstuk worden de bij het bestemmingsplan behorende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is. Niettemin is, gezien het speciale karakter van het gebied de regeling relatief uitvoerig. Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitsregels opgenomen, zoals:

  • afwijkingsregels;
  • ontwikkelingsregelingen (wijzigingsregels);
  • vergunningenstelsel voor werken en/of werkzaamheden.

De bevoegdheid om af te wijken van bepaalde normen te verlenen berust bij het College van Burgemeester en Wethouders. Deze flexibiliteitsregel maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven.

Ontwikkelingsregelingen (wijzigingsregels) maken een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Bij deze regelingen is er voor gekozen om de uitvoeringsbevoegdheid - evenals bij de afwijkingsbevoegdheid - bij het College van Burgemeester en Wethouders te leggen.

In sommige bestemmingen zijn nadere eisen opgenomen. Met deze nadere eisen kan de gemeente de situering van gebouwen toetsen aan de omgeving.

Het systeem van het vergunningenstelsel voor werken en/of werkzaamheden is bij een aantal bestemmingen opgenomen, met name ter veiligstelling van bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden. Door middel van het opnemen van omgevingsvergunningplicht bij een bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet op elke plaats, in elke omvang en op elk moment in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Daarnaast is een vergunningplicht opgenomen om met het oog op het recreatief medegebruik van het landelijk gebied een fiets-, voet-, of ruiterpad aan te leggen. Het stelsel van omgevingsvergunningen voor werken en/of werkzaamheden biedt het gemeentebestuur de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Opgemerkt dient te worden dat het rooien van houtgewas niet is opgenomen in het vergunningstelsel, aangezien voor het rooien van houtgewas reeds een kapvergunning nodig is. Zo wordt voorkomen dat dubbele vergunningen nodig zijn.

De Wet ruimtelijke ordening bevat een aantal procedureregels, die bij de aanvraag om een omgevinsvergunning in acht genomen moeten worden. Een aspect bij de omgevingsvergunningen voor werken en/of werkzaamheden is dat normale onderhoudswerkzaamheden te allen tijde zonder vergunning uitgevoerd moeten kunnen worden. Daarom is bij alle regels voor omgevingsvergunningen voor werken of werkzaamheden aangegeven, dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningplicht vallen. In de praktijk levert het echter nogal wat problemen op om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. Ondanks deze regel zullen in de praktijk problemen kunnen blijven bestaan. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te geraken. Incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen per definitie niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels.
  • Bestemmingsregels.
  • Algemene regels.
  • Overgangs- en slotregel.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en aanduidingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.

Hoofdstuk 3 bevat regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangsregels en de slotregel.

Bos en Natuur

Deze bestemming betreft gronden die niet of nagenoeg niet in gebruik zijn bij de landbouw en waaraan belangrijke natuurlijke en landschappelijke waarden kunnen worden toegekend. De bestemmingsregeling is dan ook gericht op het handhaven c.q. het versterken van deze waarden.

Het vergunningenstelsel is erop gericht de aanwezige waarden zoveel mogelijk te handhaven. Een aantal vergunningen voorkomt, dat voor het uitvoeren van diverse activiteiten de waarde van het gebied onevenredig zou kunnen worden aangetast. Een omgevingsvergunning is niet vereist, indien de andere-werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan, zoals is voorzien in de Natuurbeschermingswet, dan wel indien een vergunning ingevolge deze wet is vereist.

In de bestemming Bos is opgenomen dat de gronden bestemd zijn voor bos en voor dichte beplantingsstroken. Onder dichte beplantingsstroken wordt verstaan: opgaande beplanting, struiken, bomen et cetera.

Verkeer

Er is onderscheid gemaakt in Verkeer - Onverhard en Verkeer - Voet-/Fietspad. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag binnen alle verkeersbestemmingen, met uitzondering van Verkeer - Onverhard 10 m bedragen.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwings-percentage.

Bebouwingsgrenzen

In dit artikel worden enkele voor alle bestemmingen geldende regels gegeven voor de plaatsing van bouwwerken. Zo wordt - per wegencategorie - aangegeven welke afstand ten opzichte van de as van de weg in acht genomen dient te worden. Van de gestelde afstandseisen kan ontheffing worden verleend, mits daartegen uit hoofde van het wegbeheer (onder andere verkeersveiligheid) geen bezwaar bestaat. Voor zover binnen deze grenzen bebouwing aanwezig is moet de ontheffing als verleend worden beschouwd.

Algemene gebruiksregel

Voor de redactie van de gebruiksregel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving (in deze regels steeds lid 1 van het betreffende artikel) voldoende duidelijk is. Bij de meeste artikelen is aangegeven wat in ieder geval onder "strijdig gebruik" dient te worden verstaan. De in de verschillende artikelen genoemde, verboden gebruiksvormen zijn slechts afgeleide verbodsregels.

Algemene afwijkingsregels

Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen, welke gebruikt wordt als toetsingskader bij aanvragen voor binnenplanse afwijkingen. Voor wat betreft ecologie en landschap zal onder andere worden getoetst aan het meest recente landschapsontwikkelingsplan.

Overgangsregels

Bouwwerken die op het tijdstip van de tervisielegging van het plan bestaan, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op dat moment reeds aangevraagde bouwvergunning mogen in beginsel gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn.

In het tweede lid is het gebruiksovergangsrecht opgenomen. Bestaand gebruik mag in beginsel worden gehandhaafd. Ook is een uitsluitingsclausule opgenomen voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoering En Handhaving

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

De benodigde gronden voor de uitvoering van het project zijn aangekocht door BBL. Na aanleg, die eind 2013 gereed moet zijn, zullen de gronden worden overgedragen aan een natuurbeherende instantie.

De volgende instanties leveren een financiële bijdrage aan de uitvoering van het project:

  • Provincie Overijssel (ILG)
  • Waterschap Regge en Dinkel (cofinanciering ILG)
  • Waterschap Regge en Dinkel (convenant WS / prov.)

Daarnaast is de landinrichtingscommissie in gesprek met gemeente Wierden om het fietspad langs de Regge mee te nemen in de inrichting. De financiering van de 2,1 km fietspad bestaat uit 2 delen en wordt betaald door de gemeente Wierden (gemeentelijk krediet) en de Provincie Overijssel (PMJP convenant).

7.2 Vergunningen

Omdat het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2009 geen toetsingskader vormt voor het kappen en planten van bomen is de gemeentelijke kapverordening van toepassing. De vergunningprocedure loopt gelijk op met deze bestemmingsplanprocedure, zodat na vaststelling van dit bestemmingsplan de benodigde kapvergunningen vlot verleend kunnen worden.

Daarnaast zijn een aantal vergunningen voor bodemingrepen vereist. Ook hiervoor geldt dat het vergunningenspoor gelijk op loopt met dit bestemmingsplan.

7.3 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde voorschriften. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  1. 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De planregels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  1. 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

7.4 Retrospectieve Toets

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In vergelijking met het in januari 2010 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied 2009 is het plangebied zo goed als onveranderd gebleven. Eventuele ontwikkelingen (zoals het toepassen van wisselteelt en het onderhoud van natuur- en landschapsonderhoud) passen in het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg

8.1 Inspraak

Voor dit bestemmingsplan wordt geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Gezien het uitgebreide overleg dat al heeft plaatsgevonde in met name de Landinrichtingscommissie en met de betrokken grondeigenaren (waarme specifieke afspraken zijn en worden gemaakt) kan het voorontwerp worden overgeslagen.

Voor het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening verbreding van de Regge, deelgebieden de Grimbergen en Zuna" is de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen op de in de gemeente Wierden gebruikelijke wijze verleend. Er zijn drie zienswijzen ingediend tijdens de terinzagelegging van het ontwerp. De beantwoording van de zienswijzen, alsmede een aantal ambtshalve aanpassingen, is opgenomen in Bijlage 14 Notitie behandeling zienswijzen.

8.2 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro dient overleg te worden gevoerd met de daarvoor in aanmerking komende instanties. Er zijn geen overlegreacties ingediend.

maart 2013.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Inrichtingsschets Grimbergen

Bijlage 2 Inrichtingsschets Zuna

Bijlage 3 Onderzoek Landbodem

Bijlage 4 Onderzoek Waterbodem

Bijlage 5 Hydraulisch Onderzoek

Bijlage 6 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 7 Rapportage Archeologisch Onderzoek

Bijlage 8 Overzichtskaart Boorraaien Archeologisch Onderzoek

Bijlage 9 Overzicht Archeologische Verwachtingswaarden

Bijlage 10 Overzicht Kap En Compensatie Deelgebied 6

Bijlage 11 Overzicht Kap En Compensatie Deelgebied 7

Bijlage 12 Waterparagraaf

Bijlage 13 Kaarten Bij De Waterparagraaf

Bijlage 14 Notitie Behandeling Zienswijzen