Wierden Centrum
Bestemmingsplan - gemeente
Vastgesteld op 08-11-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Wierden Centrum met identificatienummer NL.IMRO.0189.BP2016000004-VA01 van de gemeente Wierden;
1.2 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan Wierden Centrum, bestaande uit de kaarten met het nummer NL.IMRO.0189.BP2016000004-VA01;
1.3 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.8 aan-huis-verbonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.9 aanpijling
een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
1.10 afhankelijke woonruimte
een recreatiewoning, gastenverblijf of bijbehorende bouwwerk, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;
1.11 afwijken
het afwijken als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.12 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijde, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.13 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.16 bed&breakfast
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.17 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.18 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.19 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een (dienstverlenende) instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.20 bedrijfswoning of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, enkel slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.30 carport
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dienend als afdak voor een auto dan wel standplaats van (een) motorvoertuig(en);
1.31 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.32 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.34 dienstverlenend bedrijf en-of dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.35 dienstverlening
het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;
1.36 discotheek
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of live muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende drank;
1.37 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.38 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;
1.39 evenement
evenment als bedoeld in artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Wierden;
1.40 extensieve (dag)recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.42 halfvrijstaande woning
een woning van het type twee-aan-een gebouwd;
1.43 hoekperceel
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;
1.44 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.45 horeca(bedrijf)
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;
1.46 kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;
1.47 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;
1.48 kwetsbaar object
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.49 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.50 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.51 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.52 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.53 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.54 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.55 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.56 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met niet meer dan één wand;
1.57 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.58 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.59 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.60 risicovolle inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.61 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.62 sportkantine
een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;
1.63 standplaats voor ambulante handel of dienstverlening
een standplaats die gedurende bepaalde tijd al dan niet met enige regelmaat wordt bezet op een vaste plek voor verkoop of dienstverlening;
1.64 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.65 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijbehorende bouwwerken op de begane grond;
1.66 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.67 weg
voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;
1.68 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;
1.69 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.70 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.71 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.72 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
1.73 zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - huidige bedrijfsactiviteit uitsluitend de huidige bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, zoals aangegeven op de bij deze regels behorende bijlage lijst huidige bedrijfsactiviteiten;
met daarbijbehorende:
- b. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- d. erven;
- e. terreinen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- h. geen opslag is toegestaan;
- i. detailhandel niet is toegestaan;
- j. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
Op de voor Bedrijf aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de externe veiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen, indien het bedrijf is beëindigd.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
- b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. erven;
- g. terreinen.
4.2 Bouwregels
Op de voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- b. het bebouwingsbeeld;
- c. de landschappelijke inpassing;
- d. de milieusituatie;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. horeca, zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Lijst van horecabedrijven onder de categorieën 1 en 2;
- c. zakelijke en maatschappelijke dienstverlening;
- d. dienstverlening gericht op uiterlijke verzorging;
- e. een drukkerij en/of kopieerinrichting, ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van centrum - huidige bedrijfsactiviteit;
- f. opslagdoeleinden op de verdieping(en) van gebouwen ten dienste van en in directe relatie met de op de begane grond aanwezige voorzieningen;
- g. wonen op de verdieping(en) van gebouwen, met dien verstande dat het aantal woningen niet mag toenemen;
- h. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden, ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden;
- i. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van centrum uitgesloten - dienstverlening kantoren, geen dienstverlening en kantoren zijn toegestaan;
- j. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van centrum uitgesloten - horeca, is geen horeca toegestaan;
- k. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van centrum - carport, uitsluitend voor carports ten dienste van de functies als bedoeld onder a tot en met f danwel ten dienste van aangrenzende woonhuizen.
met daarbij behorende:
- l. gebouwen;
- m. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- n. tuinen en erven;
- o. terreinen;
- p. wegen en paden;
- q. parkeervoorzieningen;
- r. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- s. groenvoorzieningen.
met dien verstande dat de functies als genoemd onder a tot en met e, behoudens horecabedrijven in de zin van een hotel en/of pension, uitsluitend zijn toegelaten op de begane grond.
5.2 Bouwregels
Op de voor Centrum aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, en voorzover de gronden op de verbeelding de aanduiding cultuurhistorische waarden hebben, tevens aan de nokrichting en dakhelling van de kappen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 5.2.1 onder b en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot 6 m en de bouwhoogte tot 12 m;
- b. 5.2.1 onder b en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw met een haaks op de weg geprojecteerde kapvorm wordt verhoogd tot 8 m en de bouwhoogte tot 12 m;
- c. 5.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte in dat geval niet meer mag bedragen dan 7 m.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 5.1 en toestaan dat de functie detailhandel of kantoren op de verdiepingen(en) plaatsvindt;
- b. 5.1 en toestaan dat wonen op de begane grond plaatsvindt;
- c. 5.1 onder b jo. bijlage 2 en een zelfstandig hotel/pension toestaan;
- d. 5.1 onder i en toestaan dat de functies dienstverlening en kantoren binnen de op de verbeelding met wetgevingszone - afwijkingsgebied aangegeven gebied plaatsvindt.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel en de daarmee verband houdende productie en/of reparatiebedrijven, met dien verstande dat per bouwvlak ten hoogste één detailhandelsvestiging is toegestaan, tenzij een hoger aantal aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, in welk geval dit aantal geldt als maximaal aantal;
- b. wonen op de verdieping(en) van gebouwen, met dien verstande dat per bouwvlak ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- e. tuinen;
- f. erven;
- g. terreinen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de voor Detailhandel aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder a en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot 100 m², met dien verstande dat het bouwperceel voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 onder b en toestaan dat wonen op de begane grond plaatsvindt, met dien verstande dat het maximaal aantal toegestane woningen van 2 niet wordt overschreden.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming
Detailhandel wijzigen in de bestemming Wonen ofMaatschappelijk en aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het bedrijf is beëindigd.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. kantoor, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van gemengd uitgesloten - kantoor met baliefunctie, uitsluitend een kantoor zonder baliefunctie is toegestaan;
- c. maatschappelijk;
- d. wonen op de verdieping(en), met dien verstande dat:
- e. per bouwvlak ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan, met dien verstande dat het bestaande aantal woningen op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mag worden gehandhaafd;
- f. dat ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van gemengd uitgesloten - woning geen woonfunctie is toegestaan;
met daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- i. tuinen en erven;
- j. terreinen;
- k. wegen en paden;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. parkeervoorzieningen.
met dien verstande dat de functies als genoemd onder a tot en met c uitsluitend zijn toegelaten op de begane grond.
7.2 Bouwregels
Op de voor Gemengd aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
7.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 onder b en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot maximaal 6 m.
7.4 Afwijking van de gebruiksregels
7.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats of afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de externe veiligheid.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding park groenvoorzieningen in een parkachtige aanleg;
- c. fiets- en/of voetpaden;
- d. speelvoorzieningen en hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen;
- e. bijbehorende verhardingen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
met daarbijbehorende:
- h. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
8.2 Bouwregels
Op de voor Groen aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 voor een kunstzinnig object tot een bouwhoogte van 8 m.
8.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats of afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de externe veiligheid.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven in de categorieën 1 en 2, zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Lijst van horeceabedrijven;
- b. ter plaatse van de aanduiding horeca tot en met categorie 3 tevens een horecabedrijf in de categorie 3, zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Lijst van horeceabedrijven;
- c. wonen op de verdieping(en) van gebouwen, met dien verstande dat per bouwvlak ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan;
met daarbijbehorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- f. tuinen en erven;
- g. terrassen;
- h. terreinen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. groenvoorzieningen.
met dien verstande dat de functies als genoemd onder a en b, behoudens horecabedrijven in de zin van een hotel en/of pension, uitsluitend zijn toegelaten op de begane grond.
9.2 Bouwregels
Op de voor Horeca aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding horeca tot en met categorie 3 tevens een horecabedrijf in de categorie 3, zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Lijst van horeceabedrijven;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- e. tuinen en erven;
- f. terreinen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de voor Maatschappelijk aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de externe veiligheid.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats
11.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Maatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. een urnenmuur;
- c. een urnentuin;
- d. voorzieningen ten behoeve van de lijkbezorging;
met daarbijbehorende:
- e. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- f. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. paden;
- j. water;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de voor Maatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 onder b en toestaan dat de oppervlakte wordt vergroot tot 100 m².
11.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de landschappelijke inpassing;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. sportvoorzieningen, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren, en daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine;
- b. wonen op de verdieping(en) van een gebouw, met dien verstande dat per bouwvlak ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan;
met daarbij behorende:
- c. wegen;
- d. paden;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de voor Sport aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Sport wijzigen in de bestemming Wonen indien de huidige functie is beëindigd.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, woonstraten, paden en pleinen;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. geluidschermen en geluidwerende voorzieningen;
met daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
- g. groenvoorzieningen, bermen, vijvers en watergangen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. fietsenstallingen, abri’s, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke;
- j. speel- en verblijfsvoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van detailhandel - standplaatsen zijn standplaatsen voor ambulante handel of dienstverlening toegestaan;
- m. ter plaatse van de aanduiding evenemententerrein zijn evenementen toegestaan.
13.2 Bouwregels
Op de voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de externe veiligheid.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat de woning en/of een aan de woning aangebouwde bouwwerken mogen worden gebruikt voor bed & breakfast;
- b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden, ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden;
met daarbijbehorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen en erven;
- g. parkeervoorzieningen
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 14.2.1 onder c en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot maximum 6 m;
- b. 14.2.1 onder c en toestaan dat ten behoeve van een lessenaarsdak de goothoogte aan de hoge zijde wordt verhoogd tot ten hoogste 9 m;
- c. 14.2.1 onder e en toestaan dat de afstand wordt verminderd tot niet minder dan 1 m;
- d. 14.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken voor percelen:
- 1. met een oppervlakte groter dan 500 m² maximaal 150 m² mag bedragen;
- 2. met een oppervlakte groter dan 1.000 m² maximaal 200 m² mag bedragen;
- 3. met een oppervlakte groter dan 2.000 m² maximaal 300 m² mag bedragen;
waarbij geldt dat losstaande bijbehorende bouwwerken niet groter mogen zijn dan het hoofdgebouw, met een maximum van 150 m²;
- e. 14.2.2 onder e en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
- f. 14.2.2 onder g sub 1 en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers mogen worden opgericht;
- g. 14.2.2 onder g en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een hoekerker wordt gerealiseerd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de breedte aan de voorkant en zijkant niet meer bedraagt dan 2/3 van de voor- en zijgevel met een maximum van 4 m;
- 2. de hoogte van de erker, gemeten vanaf aansluitend terrein niet hoger is dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw en niet hoger is dan 3 m;
- 3. de afstand van de erker tot de weg ten minste 3 m is.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.6 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.1 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen.
Artikel 15 Wonen - Woongebouw
15.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Wonen- Woongebouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in woongebouwen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. tuinen en erven;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op de voor Wonen- Woongebouw aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
15.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.1 onder a en toestaan dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- b. schotelantennes;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- d. bijbehorende bouwwerken in de vorm van ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 16 Waarde - Archeologie 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;
met daarbij behorende:
- b. bouwwerken;
- c. voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op de voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;
met daarbij behorende:
- b. bouwwerken;
- c. voorzieningen.
17.2 Bouwregels
Op de voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene Bouwregels
19.1 Afwijkende maatvoering
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
19.2 Afwijkende afstand
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
19.3 Afwijkend bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
20.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 Milieuzone - intrekgebied
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
22.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt en/of welstand ter plaatse aanvaardbaar is;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsregels en toestaan dat een afwijkende kapvorm wordt opgericht;
- f. de bestemmingsregels en toestaan dat een dakhelling wordt verminderd tot 0°;
- g. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
- h. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
- i. het bepaalde ten aanzien van de maximum hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m².
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
23.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
- a. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen of aangeven;
- b. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven;
- c. de bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe nadere aanduidingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de externe veiligheid.
Artikel 24 Algemene Procedureregels
24.1 Wijziging
Voor een besluit tot wijziging van het plan is artikel 3.9a van de Wro van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.
24.2 Nadere eis
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 25 Overige Regels
25.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan worden verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
26.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
26.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
26.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 26.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld in 26.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
26.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 26.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Wierden Centrum.
08 november 2016.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden in de vergadering van 08 november 2016.
, voorzitter
, griffier
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad elke 10 jaar een bestemmingsplan vast. Het huidige bestemmingsplan Wierden-Centrum 2006 is op 7 november 2006 vastgesteld en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd op 31 januari 2007. Dit bestemmingsplan moet daarom worden geactualiseerd. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid ten goede: een goede planregeling en -methodiek voor alle betrokkenen binnen de gemeente Wierden.
Afbeelding 1. Plankaart Wierden-Centrum 2006
Het bestemmingsplan Wierden Centrum is een conserverend plan en omvat de juridisch-planologische regeling van de gronden en de gebouwen van een deel van het dorp Wierden dat als centrumgebied wordt aangemerkt.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan “Wierden Centrum” bestaat uit de volgende stukken:
- Verbeelding;
- Regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin de aanleiding, de motivering en een beschrijving van de planopzet zijn opgenomen.
1.3 Begrenzing Plangebied
Op onderstaande afbeelding is de situering van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 2. Situering plangebied
1.4 Planproces En Communicatie
Tijdens het planproces is aandacht besteed aan het creëren van maatschappelijk draagvlak en de daarvoor noodzakelijke communicatie met belanghebbenden.
Op de volgende wijze is/wordt gecommuniceerd met betrokken partijen:
- Landelijke website (www.ruimtelijkeplannen.nl): het bestemmingsplan wordt op de landelijke website gepubliceerd.
- Overlegpartners: conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening heeft vooroverleg plaatsgehad met:
- provincie Overijssel;
- Waterschap Vechtstromen;
- Het voorontwerp-bestemmingsplan is voor een periode van 4 weken vanaf 24 maart 2016 ter inzage gelegd. Een samenvatting van de reacties en de beantwoording hiervan wordt opgenomen in hoofdstuk 8 van deze plantoelichting.
- Het ontwerp-bestemmingsplan wordt voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd.
1.5 Opzet Van De Toelichting
De toelichting van het bestemmingsplan “Wierden Centrum” is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige en gewenste situatie. De ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur worden hier besproken.
- Hoofdstuk 3: een korte schets van de beleidskaders.
- Hoofdstuk 4: randvoorwaarden en onderzoek ten behoeve van de planuitvoering. Hier spelen milieuaspecten en waarden een rol.
- Hoofdstuk 5: de planbeschrijving. Hier wordt ingegaan op de uitgangspunten van het plan.
- Hoofdstuk 6: de toelichting op de regels. De gebruikte bestemmingen en aanduidingen worden hier toegelicht.
- Hoofdstuk 7: uitvoering en handhaving. Hierbij wordt onder meer ingegaan op de grondexploitatie.
- Hoofdstuk 8. Hier staan de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak.
Hoofdstuk 2 De Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Wierden is een kransesdorp, dat is ontstaan in de late middeleeuwen aan de zuidoostrand van een es. De kadastrale minuut-kaart uit de vorige eeuw laat zien dat er nauwelijks sprake is van enige kernvorming. De vrijstaande bebouwing lag aan een aantal in- en uitvalswegen, die ook nu nog in de structuur van Wierden en met name het centrum te zien zijn. De belangrijkste wegen waren de Hexelseweg, de Vriezenveenseweg, de Nijverdalsestraat en de verbindingsweg naar Rijssen en naar Almelo. Tussen deze wegen zijn korte verbindingswegen te herkennen waaraan eveneens bebouwing is gesitueerd. Ook deze wegen zijn nu nog grotendeels aanwezig, zoals bijvoorbeeld de Marktstraat en de Vossenbeldsstraat. Langs en tussen deze wegen heeft de vorming van het centrum plaatsgevonden.
Nadat in 1881 de spoorlijn Deventer-Almelo in gebruik kwam, stichtte men ten noorden van het dorp enkele textielfabrieken. Na de Tweede Wereldoorlog breidde het dorp zich noord- en zuidwaarts uit.
Het centrum vormde zich allereerst langs de straten zoals hierboven genoemd en vervolgens ook door bebouwing langs nieuw gerealiseerde straten. Gesloten straatwanden zijn in het centrum van Wierden nauwelijks aanwezig vanwege het ontbreken van grote, massieve bouwwerken. Het beeld wordt ook nu nog gekenmerkt door veelal vrijstaande bebouwing die wel vrij dicht naast elkaar is gebouwd. Winkels en andere openbare voorzieningen wisselen elkaar af. Op plaatsen waar meerdere wegen bij elkaar komen zijn bredere, pleinachtige ruimtes ontstaan, waar het verkeer doorheen beweegt. Het stratenpatroon bestaat uit korte, gebogen klinkerstraten met loopstroken.
In het verleden is veel historisch waardevolle bebouwing in het dorpscentrum verdwenen. Deze bebouwing moest in het verleden vaak wijken voor moderne panden. Verder is het van belang dat in de jaren '60 en '70 Wierden in vrij korte tijd is gegroeid waardoor de ontwikkelingen in het centrum zich ook vrij snel hebben voltrokken. In de laatste twee decennia is een aantal grootschalige bouwplannen gerealiseerd.
2.2 Ruimtelijke Structuur
De entree van het centrumgebied wordt gevormd door de Rijssensestraat, de Nijverdalsestraat, de Stationsstraat en de Almelosestraat. Door de gerealiseerde parkeerring wordt het (doorgaand) autoverkeer in het centrum geweerd. De tunnel maakt deel uit van een aanpassing van de totale verkeerscirculatie in en rondom het centrum van Wierden. Met name op verzoek van de winkeliers is het hele centrumgebied per auto toegankelijk gebleven via grotendeels eenrichtingswegen.
Het bebouwingsbeeld is afwisselend. Het gevarieerde beeld wordt mede bepaald door de historische gevels en de variatie in hoogte en dakvorm van de individuele panden. Deze bestaan meest uit één of twee bouwlagen met kap of plat dak. De hoogte van de verdiepingen varieert. Daarnaast is er ook variatie in dakvormen, van (afgeplat) schilddak, zadeldak, mansarde daken tot samengestelde vormen. Hoekpanden bezitten vaak extra accenten.
De oorspronkelijke gevelopeningen zijn meestal licht verticaal. Ten behoeve van winkelpuien op de onderverdieping zijn veel veranderingen doorgevoerd die een horizontale gerichtheid tot gevolg hebben. De gevels zijn opgetrokken uit aardkleurige baksteen. Dakpannen zijn er in diverse kleuren, zoals rood, oranje, groen, grijs of bruin, terwijl ook de voegkleuren verschillend zijn. De bebouwing van het centrum van Wierden is rijk aan details. Er komen veel dakkapellen, balkons, erkers, gootlijsten, gootklossen, windveren en luiken voor. Soms zijn er ook plinten. Enkele historische panden zijn voorzien van speklagen, raamstenen, roedeverdeelde ramen en een kroonlijst.
De individuele panden hebben een wisselende rooilijn, waarbij winkels vaak wat naar voren staan en woningen naar achter. Niet alle panden zijn evenwijdig aan de weg gericht. Het zijn meest vrijstaande panden met kleine en grotere openingen ertussen, maar ook deels aan elkaar gebouwd. Er is een grote variatie in maat en schaal: kleine huisjes staan naast grote winkelpanden. Daarnaast is er variatie in de stijl en de tijd van ontstaan van de bebouwing. De bebouwing staat vaak direct aan de openbare ruimte, maar heeft buiten de winkelstraat ook kleine voortuinen met diverse lage erfafscheidingen.
Verspreid in het centrum komen appartementencomplexen voor met een woonlaag in het dak en winkels op de begane grond. Ook het gemeentehuis is een groot bouwwerk in het centrum. Bij deze forsere complexen is vaak aan één zijde een pleinachtige, kleinschalige parkeerruimte gecreëerd.
Qua bebouwing kan het centrumgebied in hoofdlijnen worden opgesplitst in twee tijdsperiodes: enerzijds de nog voor Wierden kenmerkende kleinschalige bebouwing individueel van architectuur in maximaal 2 bouwlagen met een kap in wisselende hoogtes en anderzijds door een meer grootschalige bebouwing en architectuur van de 70- en 80-er jaren.
In de negentiger jaren is het complex De Zwaan gerealiseerd, waarbij, naast een uitbreiding van de bibliotheek, aan het gebied tussen gemeentehuis, het Burgemeester J.C. van den Bergplein en de NH-kerk een meer op het centrum afgestemde functie is gegeven door een nieuw plein, bijzondere voorzieningen, kantoren, winkels en woningen.
Het centrum van Wierden heeft één dorpsplein: het Binnenhof. Het Binnenhof wordt voornamelijk gebruikt als parkeerplaats voor de aanliggende functies (winkels, horeca, kantoren en woningen). Op het plein zijn 50 parkeerplaatsen aanwezig. Daarnaast vindt op het Binnenhof op dinsdagen de weekmarkt plaats. Ook wordt het Binnenhof gebruikt voor evenementen als de kerstmarkt, Koningsdag en een braderie. Eveneens worden voor het Binnenhof standplaatsvergunningen verleend. Hiervan mag gebruik worden gemaakt buiten de tijden van de weekmarkt. Dit geldt overigens ook voor het parkeerterrein aan de Bongerd.
In 1999 is de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie Wierden Centrum opgesteld. Op basis van deze visie zijn verschillende grootschalige bouwcomplexen zoals het Forum, Tichelgaarde, het Binnenhof, het oude postkantoor, Optis en Van Buuren gerealiseerd.
Daarnaast is in de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie het kernwinkelgebied geintroduceerd. Om een zo levendig en aantrekkelijk mogelijk en compact centrum te realiseren, heeft de binnenschil van het centrumgebied de functie van kernwinkelgebied gekregen. De winkelvoorzieningen buiten het kernwinkelgebied hebben beperkte ontwikkelingsmogelijkheden. Doel hiervan is aan te sturen op een verplaatsing cq hervestiging naar het kernwinkelgebied.
In 2010 is de openbare ruimte van het kernwinkelgebied heringericht. Het doel was een kwalitatieve opwaardering van de buitenruimte door een eenduidige toepassing van materialen en kleuren. Hierin zijn toegangswegen, de parkeerterreinen, de straten en pleinen, het straatmeubilair, reclame en groen meegenomen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale- en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor het plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in het bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald naar de verbeelding en de regels.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft de rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door het rijk worden ingezet. De huidige financiële kaders zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van de rijksambities. Verschillende nationale belangen kennen een juridische doorwerking welke zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, ook bekend als AMvB Ruimte).
De structuurvisie bepaalt de ambities voor Nederland in 2040. Deze hebben betrekking op de concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van/in Nederland. Voor deze 3 rijksdoelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang genoemd. Hiermee geeft het rijk aan waarvoor zij verantwoordelijk is en waarop het resultaat wil boeken. De benoemde nationale belangen zijn:
- 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren.
- 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
- 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
- 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
- 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen.
- 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
- 7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
- 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s.
- 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
- 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
- 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
- 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzame verstedelijking is in de SVIR geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder kent 3 treden die achter elkaar worden doorlopen.
Afbeelding 3. Ladder voor duurzame verstedelijking
Toetsing plan trede 1
Bij de eerste trede wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Een stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisatie van het geldende bestemmingsplan, waarbij het aantal woningen en/of winkels niet toeneemt. Er is dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling zodat geen (regionaal) behoefteonderzoek hoeft worden uitgevoerd.
Toetsing plan trede 2
Bij de tweede trede wordt beschreven in hoever in de actuele regionale behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. In artikel 1.1.1 Bro wordt bestaand stedelijk gebied gedefinieerd als bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Hoewel het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied ligt, is toetsing aan deze trede niet van toepassing, omdat het plan niet voorziet in de bouw van nieuwe/extra woningen en/of winkels.
Toetsing plan trede 3
Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de regio kan plaatsvinden, wordt bij trede 3 beschreven in hoeverre wordt voorzien in de behoefte op locaties, die gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. Toetsing aan deze trede is niet van toepassing omdat het plan geen mogelijkheid biedt voor de bouw van nieuwe/extra woningen en/of winkels.
Geconcludeerd wordt dat het plan past binnen het rijksbeleid.
3.1.2 Natuurbeschermingswet
Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:
- De Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden);
- Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten);
- De Ecologische Hoofdstructuur.
Natura 2000-gebieden
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied te onderscheiden.
De Vogelrichtlijn (vastgesteld in 1979) is een regeling van de Europese Unie (EU) die tot doel heeft alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De lidstaten van de EU zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Europese Habitatrichtlijn (vastgesteld in 1992) beoogt de biologische diversiteit te waarborgen door het instandhouden van de (half)natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en natuurlijke habitats. Hiervoor zijn eveneens speciale beschermingszones aangemeld.
Het Wierdense Veld is als gebied met vochtige heide aangemeld volgens de Habitatrichtlijn. Het rijk heeft daarna het primaire habitattype van dit gebied gewijzigd in actief hoogveen. Het grootste deel is nu nog herstellend hoogveen. Het Wierdense Veld is een restant van een ooit uitgestrekt veenlandschap in Twente. Het gebied is grotendeels afgegraven voor de turf. Het is begroeid met vochtige heide en enkele berkenbosjes. Binnen het hoogveen is het dekzandreliëf plaatselijk zo sterk en uitgesproken dat op dekzandruggen droge heide voorkomt. Op de lage delen zijn enkele met water gevulde veenputten.
Daarnaast zijn de Sallandse Heuvelrug en de Borkeld, die in de buurt van de gemeente liggen, aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn, respectievelijk de Habitatrichtlijn. Vanwege de externe werking van de Vogel- en Habitatrichtlijn moet hiermee rekening worden gehouden in de planvorming. De aanwijzing van de Sallandse Heuvelrug als Vogelrichtlijngebied heeft betrekking op het voorkomen van broedvogels zoals de korhoen, nachtzwaluw en roodborsttapuit. De Sallandse Heuvelrug is aangemeld volgens de Habitatrichtlijn vanwege het voorkomende habitattype droge Europese heide. De Borkeld is aangewezen vanwege het voorkomen van Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix, droge Europese heide en Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland.
Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurmonumenten hebben als doel gebieden met een natuurwetenschappelijke of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. Het kan gaan om gebieden met zeldzame plant- en/of diersoorten, maar ook om gebieden die door hun ontstaansgeschiedenis, bodembouw of landschappelijke schoonheid waardevol zijn. Er zijn in (de buurt van) de gemeente Wierden geen beschermde natuurmonumenten aangewezen.
Ecologische Hoofdstructuur
Uitgangspunt van de Ecologische Hoofdstructuur is duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van een zo groot mogelijke verscheidenheid van de in het wild levende dieren- en plantensoorten als wel elementen van ecosystemen. De Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit een groot aantal natuurgebieden. Om deze natuurgebieden te verbinden tot een samenhangend geheel worden er ook nieuwe natuurgebieden en (robuuste) verbindingszones ontwikkeld.
De provincie Overijssel heeft de natuurwaarden in Overijssel begrensd in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De PEHS bestaat uit de bestaande wateren, natuur- en bosgebieden, te ontwikkelen natuurgebieden, beheersgebieden, verbindingszones en afrondingsgebieden. De provincie heeft de PEHS herijkt in 2013. Onder meer het Wierdense Veld, het Reggedal en het Notterveld liggen binnen de herijkte PEHS. Uitgangspunt is het handhaven van rust en het tegengaan van verstoring en versnippering door het weren van grootschalige nieuwe ontwikkelingen in de PEHS.
Het centrumgebied ligt niet in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. Ook is het plangebied niet gelegen in PEHS.
3.1.3 Nota Belvedere
De nota Belvédère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. Centraal in de Nota Belvédère staat de instandhouding, versterking en verdere ontwikkeling van cultuurhistorische identiteit door een betere benutting van cultuurhistorische kwaliteiten bij ruimtelijke aanpassingen. Een ontwikkelingsgerichte benadering staat hierbij centraal. In het kader van de Nota Belvédère zijn de cultuurhistorische meest waardevolle gebieden en steden in Nederland geselecteerd, waaronder "Zuid-Twente". Doel voor het Belvédèregebied is het meer herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden van de streek.
3.1.4 Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW gaat uit van standstill: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt".
In de periode tot 2009 worden de ecologische doelen voor waterlichamen opgesteld en vastgesteld. De doelen moeten in 2015 gerealiseerd zijn. Doelen mogen onder bepaalde voorwaarden ook later gehaald worden of worden verlaagd. Voor beschermde gebieden (onder andere zwemwateren, vogel- en habitatrichtlijngebieden) kan echter niet van de deadline van 2015 worden afgeweken. Hoewel de uiteindelijke chemische normen en ecologische doelstellingen nu nog niet bekend zijn, is de verwachting dat aanscherping van huidige maatregelen genomen door gemeente en andere partijen nodig zal zijn ('tandje erbij'). Het stroomgebiedbeheersplan Rijn-Oost bepaalt de KRW-maatregelen die in de eerste beheersfase tot 2015 worden getroffen.
Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel zijn op 1 juli 2009 vastgesteld. Een herijking heeft plaatsgevonden in 2013. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het Streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. Deze visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030. In de Omgevingsverordening zijn instructies opgenomen ten aanzien van de inhoud van de juridisch-planologische documenten. In deze paragraaf komt als eerste de visie aan bod en daarna de verordening.
Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie is opgesteld in het licht van diverse ontwikkelingen die in de provincie Overijssel gaande zijn. Deze ontwikkelingen spelen op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hierbij is sprake van:
- een afname van de groei en verandering van de samenstelling van de bevolking;
- een afname van de werkgelegenheid met 10% tot een groei van 20%;
- een stijgende vraag naar woningen tot 2030, vooral in de grote steden;
- een toename van de mobiliteit tot 2040. Het goederenvervoer stijgt daarbij sneller dan het personenvervoer.
De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren, met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. De leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie Overijssel willen ondernemen (ruimtelijke kwaliteit). De opgave voor de komende jaren ligt vooral in het waarborgen van een goede afstemming tussen vraag en aanbod, gerelateerd aan de verschillende doelgroepen. Naast een kwantitatieve opgave is dit, gelet op de sterk veranderende bevolkingsontwikkeling, een aanzienlijke kwalitatieve opgave. De woonmilieus moeten flexibel zijn en worden afgestemd op de eisen en wensen van de toekomstige bewoners.
In de Omgevingsvisie is een uitvoeringsmodel ontwikkeld voor het sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid waarbij voor de toelaatbaarheid van nieuwe ruimtelijke plannen drie stappen worden onderscheiden.
1. Generieke beleidskeuzes
In de eerste stap dient de keuze te worden gemaakt of de ontwikkeling nodig dan wel mogelijk is. Hierbij moet worden getoetst aan de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (SER-ladder) en grondwaterbescherming. In de Omgevingsvisie is aangegeven dat voor gebiedsontwikkelingen op het gebied van woningbouw, bedrijfslocaties en toeristische en recreatieve voorzieningen de zogenaamde SER-ladder moet worden doorlopen. Hierbij worden ruimtelijke keuzes op de volgende wijze gemaakt:
- gebruik eerst de ruimte die al beschikbaar is of geschikt gemaakt kan worden (herstructurering);
- vergroot daarbij de mogelijkheden door meervoudig ruimtegebruik;
- leg dan pas nieuwe terreinen op basis van gebiedsgerichte aanpak en gebiedskenmerken.
2. Ontwikkelingsperspectieven
De tweede stap is de toets van de beoogde ontwikkeling aan de ontwikkelingsperspectieven voor het plangebied.
3. Gebiedskenmerken
De derde en laatste stap is de toets van deze ontwikkeling aan de gebiedskenmerken en stelt de vraag aan de orde hoe de ontwikkeling op een goede wijze kan worden ingepast. Bij de gebiedskenmerken wordt onderscheid gemaakt in normatieve en richtinggevende uitspraken.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Het plan hoeft daardoor niet te worden getoetst aan het uitvoeringsmodel.
Omgevingsverordening
De wijze waarop aan het beleid uit de Omgevingsvisie uitvoering moet worden gegeven is vastgelegd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening heeft de status van:
- ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening;
- milieuverordening in de zin van artikel 1.2 Wet milieubeheer;
- waterverordening in de zin van de Waterwet;
- verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.
De Omgevingsverordening is de vertaalslag van het beleid uit de Omgevingsvisie naar uitvoeringsregels en is opgesteld in de vorm van voorschriften. In veel voorschriften is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. In de Omgevingsverordening moet elk inhoudelijk thema geregeld zijn, waar de provincie de mogelijkheid op wil hebben om juridische instrumenten in te kunnen zetten. Het inzetten van juridische instrumenten vindt plaats op basis van de interventieladder. In de Omgevingsverordening zijn geen voorschriften opgesteld die betrekking hebben op voorliggend bestemmingsplan aangezien het een consoliderend plan betreft, waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan ligt vanwege het consoliderend karakter in lijn met het beleid, zoals dit is opgenomen in de Omgevingvisie en Omgevingsverordening.
Afbeelding 4. Omgevingsverordening
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Wierden
De structuurvisie Wierden is opgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente Wierden en betreft de periode tot 2030. De structuurvisie vormt het toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven. Bestemmingsplannen en projectbesluiten moeten getoetst worden aan de structuurvisie. De structuurvisie is op 5 oktober 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.
Ambitieniveau
De gemeente Wierden zet in op de verdere uitwerking van de lijnen die zijn uitgezet in de Ontwikkelingsvisie 2005. De ambitie van de gemeente is “een actieve en zelfbewuste gemeente zijn, die kwaliteit hoog in het vaandel heeft en die onderneemt”. Over 20 jaar is de gemeente nog meer een groene, ondernemende, recreatieve gemeente met (deels) stedelijke trekjes en een hele mooie woon- en leefomgeving. Waar nodig wordt samengewerkt met andere gemeenten of andere overheden. Er wordt aansluiting gezocht bij de Omgevingsvisie Overijssel. Rode draden in de Omgevingsvisie Overijssel vormen duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Centrale waarden
De gemeente Wierden ontleent haar identiteit aan haar ligging op het overgangsgebied tussen de Sallandse Heuvelrug en het Twentse landgoederenlandschap, op de kruising van snelwegen en spoorlijnen, doorsneden door de Regge en dichtbij de Twentse steden. De identiteit kan kort worden samengevat als een gemeente die verbindt. Het gaat daarbij om verschillende soorten verbindingen en verbindingen op verschillende niveaus. Gemeente Wierden verbindt:
- stad en land;
- wonen, werken en recreëren (kruispunt van snelwegen en spoorlijnen);
- landschapstypen.
In de onderstaande figuur zijn de kernkwaliteiten van deze identiteit schematisch weergegeven. Op basis van de kernkwaliteiten komen de centrale waarden van de gemeente Wierden naar voren. Ook deze zijn in de figuur weergegeven.
Kernkwaliteiten en centrale waarden gemeente Wierden
Het versterken van de centrale waarden vormt de basis voor de toekomstige ontwikkeling van Wierden. Kiezen voor deze waarden betekent kiezen voor een duidelijke identiteit. Het verder ontwikkelen van deze identiteit vormt dan ook het vertrekpunt voor de visie op de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkeling van Wierden en aanknopingspunten voor de uitwerking in projecten en beleidsthema’s.
Afbeelding 5. Kernkwaliteiten
Deelgebiedsvisies
De visie is meer in detail uitgewerkt voor een drietal deelgebieden. Voor de kern Wierden is de volgende visie opgesteld: De kern Wierden kent het meest stedelijke karakter van de deelgebieden. Wierden is dan ook verder ontwikkeld als een aantrekkelijke woonkern voor jong en oud met voldoende en diverse voorzieningen op het gebied van sport en cultuur, welzijn en zorg en een gevarieerd winkelaanbod. Voor plaatselijke bedrijven is er ruimte op de diverse opgeknapte bedrijventerreinen en het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein De Weuste-Noord. Wierden is nog beter bereikbaar en zet in op het verbeteren van de kwaliteit van de stadsrandzones.
Afbeelding 6. Structuurvisie Wierden
Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie.
3.3.2 Welstandsnota
Eén van de instrumenten die het gemeentebestuur heeft om een actief beleid te voeren om de kwaliteit van de leefomgeving te bevorderen, is het welstandstoezicht. Het welstandstoezicht gebeurt op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota 2014. Via haar welstandsnota wil de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving duurzaam bevorderen. Hiervoor zijn verschillende criteria ontwikkeld die bij de welstandsbeoordeling van een bouwplan een rol spelen.
Het welstandsbeleid van de gemeente Wierden is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Door het opstellen van een welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten. Het welstandsbeleid in de gemeente Wierden kent algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria.
Nagenoeg het hele plangebied ligt in het deelgebied 'Historische kern Wierden'. Het bebouwingsbeeld is zeer afwisselend en er is een grote variatie in maat en schaal. Daarnaast is er variatie in de stijl en de tijd van ontstaan van de bebouwing. Historisch waardevolle bebouwing in het dorpscentrum is bijna niet meer aanwezig.
Alleen het gemeentehuis, de R.K. parochie Sint Marcellinus, basisschool De Touwladder en het complex waarin de Aldi is gevestigd liggen in het deelgebied 'Bijzondere bebouwing'. In deze gebieden gaat het om gebouwen die afwijken van hun omgeving door hun specifieke uitstraling en functie. Aangezien het hier om individuele bebouwing gaat, zijn er geen algemene kenmerken te geven. Ieder gebouw is geheel anders van vorm, materiaal, kleur en functie.
3.3.3 Geluidbeleid
De mate waarin het geluid het (woon)milieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidgevoelige functies. Bij plannen waarbij geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, is akoestisch onderzoek nodig indien het plangebied binnen de onderzoekszone van geluidsbronnen (weg, spoor, industrie) ligt.
De gemeente Wierden start voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied een zelfstandige planologische procedure op. Er moet dan rekening worden gehouden met het gebiedsgericht geluidsbeleid van de gemeente Wierden. Op basis van het functioneel gebruik van de ruimte is de gemeente Wierden onderverdeeld in een negental gebieden:
- 1. natuur- en extensiveringsgebied;
- 2. landbouwontwikkelingsgebied;
- 3. verwevingsgebied;
- 4. woonwijk;
- 5. centrum;
- 6. historisch lint;
- 7. woon-werkgebied;
- 8. bedrijventerrein;
- 9. industrieterrein.
Voor ieder gebied is in het geluidsbeleid voor de thema's bedrijven en verkeer een passende geluidskwaliteit opgenomen. De geluidskwaliteit geeft aan wat de ambitie is voor dat gebied. Daarnaast geeft de ambitietabel ook aan indien dit noodzakelijk is waar de ruimte zit voor mogelijke afwijkingen van de ambitie (bovengrens).
Tabel 1. Geluidsklasse
Tabel 2. Gebiedstypering
De nota geluidsbeleid en de hierbij behorende nota hogere grenswaarden van de gemeente Wierden schept het lokale geluidbeleid kader, vormt uitgangspunt voor een eventuele hogere waarden afweging en schetst de voorwaarden en criteria waaraan getoetst wordt.
Op grond van de gebiedstypenkaart ligt het plangebied grotendeels in het gebiedstype 'centrum' en voor een klein deel in 'woonwijk'. Voor beide gebieden geldt een ambitie van 44-48 dB en een bovengrens van 59-63 dB. Als de ambitiewaarde niet gehaald kan worden, moet worden gecompenseerd. Hierbij dient eerst te worden gekeken welke compensatie op akoestisch gebied kan worden behaald. Als niet op akoestisch gebied kan worden gecompenseerd, moet compensatie worden gezocht in bijvoorbeeld extra groen, situering van geluidgevoelige ruimtes aan luwe zijde etc.
Afbeelding 7. Gebiedstypenkaart
3.3.4 Klimaatbeleid
De rijksoverheid heeft voor de klimaatproblematiek de volgende doelstellingen geformuleerd:
- 2% energiebesparing per jaar;
- 20% duurzame energie in 2020;
- 30% reductie broeikasgassen in 2030.
In 2007 hebben het ministerie van VROM en de VNG een klimaatakkoord getekend, waarbij de gemeenten deze doelstellingen onderschrijven. De kern van het akkoord is dat gemeenten en rijk een gezamenlijke inspanning leveren voor een schoner, duurzamer en zuiniger Nederland. Er zijn afspraken vastgelegd over maatregelen op een aantal terreinen: duurzame overheid, duurzame energieproductie, schone en zuinige mobiliteit, energiezuinige gebouwde omgeving, duurzame (agrarische) bedrijven en klimaatbestendige leefomgeving. De gemeente Wierden is bezig met het ontwikkelen van een eigen energiebeleid, in het kader hiervan is een aanvraag ingediend bij de doeluitkering ‘Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven’ (SLOK). Daarnaast heeft Wierden in 2011 de Beleidsnota duurzame energie in Wierden 2011-2020 vastgesteld. Op de laatste doelstelling na zijn de rijksdoelstellingen overgenomen. De laatste doelstelling is vervroegd naar 2020.
3.3.5 Beleidsnota Archeologie
Het gemeentelijke archeologiebeleid staat beschreven in de Beleidsnota Archeologie die door de gemeenteraad op 5 oktober 2010 is vastgesteld. Voor de hele gemeente is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de aanwezige archeologische waarden én in de kans dat archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn. Op basis van het archeologisch onderzoek is een verwachtingskaart opgesteld. Aan de op kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De verwachtingskaart kan worden gebruikt voor toetsing van ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Doel van de verwachtingskaart is dat deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisies en bestemmingsplannen wordt overgenomen. De juridische bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplanregels. Er zijn drie verschillende categorieën:
- 1. Beschermd archeologisch monument
Deze terreinen zijn op grond van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument. Het beschermingsregime voor deze terreinen staat geheel los van het bestemmingsplan. Wel moeten deze terreinen opgenomen worden op de verbeelding. De gemeente Wierden heeft 6 terreinen van zeer hoge archeologische waarde beschermd.
- 2. Archeologisch waardevol gebied
Dit zijn terreinen die staan op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van Overijssel. In deze terreinen zijn archeologische waarden vastgesteld. Voor deze terreinen geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Binnen de gemeente Wierden zijn 23 van dergelijke terreinen aanwezig. Deze terreinen hebben allemaal een hoge archeologische waarde.
- 3. Archeologisch onderzoeksgebied
Voor deze gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Ontheffing voor ontwikkelingen in het buitengebied ligt voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 10 ha, voor gebieden met een middelhoge en hoge verwachting op 5.000 m², respectievelijk 2.500 m². Bij plannen binnen de bebouwde kom geldt een ontheffing voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 5 ha, voor gebieden met een middelhoge verwachting kleiner dan 250 m² en gebieden met hoge verwachting kleiner dan 100 m².
Deze ontheffingen gelden niet wanneer een plangebied binnen een straal van 50 meter van een AMK-terrein of archeologische waarneming ligt.
3.3.6 Kantorenvisie
In de kantorenvisie wordt geconstateerd dat er nauwelijks leegstand is binnen de Wierdense kantorenmarkt. Leegkomende ruimte is opnieuw opgevuld of omgebouwd naar andere functies. De verwachting is dat de kantorenmarkt in Wierden zich de komende jaren niet substantieel zal wijzigen. Om richting te geven aan initiatieven, wensen en ideeën zijn de volgende handvatten geformuleerd:
- 1. De gemeente Wierden biedt binnen de gemeente gevestigde kantoren huisvesting voor de lokale behoefte, die te maken hebben met een veranderende behoefte.
- 2. Starters en ZZP-ers die in de gemeente Wierden willen werken kunnen een plek in de gemeente zoeken en vinden binnen het bestaande aanbod.
- 3. De gemeente gaat kantoren die zijn gegroeid naar meer dan 1.000 m² BVO en grote kantoren met een herkomst van buiten Wierden niet actief faciliteren met de ontwikkeling van een kantoorlocatie buiten de bestaande centra van Wierden en Enter.
- 4. De gemeente zal functieverandering en/of sloop/herbouw van (langdurig) leegstaande kantoorpanden faciliteren door medewerking te verlenen aan een nieuwe bestemming.
- 5. De behoefte vanuit de markt aan nieuwe kantoorlocaties is zeer gering.
- 6. Als een pand met de bestemming kantoor wordt gesloopt of herontwikkeld en de kantoorbestemming vervalt op die locatie, kunnen deze vierkante meters BVO, binnen vijf jaar op een andere locatie worden herontwikkeld.
3.3.7 Verkennend onderzoek detailhandelsvisie
In juni 2009 is een verkennend onderzoek detailhandelsvisie opgesteld. Naar aanleiding van een analyse van het winkelaanbod in de gemeente wordt geconcludeerd dat een sterke uitbreiding van het winkelaanbod in beide kernen niet aan de orde is, maar dat voor enige schaalvergroting en modernisering ruimte blijft bestaan. Een uitgebreide structuurvisie voor de detailhandel wordt niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijke ingrepen vooral ruimtelijk van aard zijn. Deze zijn grotendeels al benoemd in de centrumplannen voor de kernen.
3.3.8 Actualisatie verkeersplan
In 2008 is in het kader van het Masterplan Stationsomgeving Wierden het verkeersplan voor het dorp Wierden geactualiseerd. Om het verblijf in het centrum en het winkelen aantrekkelijker te maken, is een parkeerring gerealiseerd, waarbij doorgaand verkeer door het winkelgebied wordt geweerd. Aan de rand van het kernwinkelgebied zijn geconcentreerde parkeerlocaties gerealiseerd. Deze zijn rondom het centrum gespreid, zodat vanuit elke rijrichting een parkeerterrein nabij is. In het kernwinkelgebied is beperkt ruimte voor kort parkeren. Een onderdeel van dit plan was de verkeerscirculatie voor het centrum van Wierden. De belangrijkste kenmerken van het plan zijn:
- het creëren van een parkeerring rond het centrum;
- eenrichtingsverkeer in noordelijke richting op een deel van de Appelhofstraat;
- eenrichtingsverkeer in zuidelijke richting op het noordelijk deel van de Schoolstraat;
- tweerichtingsverkeer op de route Burgemeester J.C. van den Bergplein - Kedingen;
- overige eenrichtingsmaatregelen binnen de centrumring vooralsnog handhaven;
- vanaf de zuidzijde van de tunnel een verbinding maken met de Stationsstraat. Er wordt voorgesteld om een tussentijds tracé te realiseren.
Afbeelding 8. Verkeerscirculatie centrum (parkeerring is oranje weergegeven)
3.3.9 Visie Vrijetijdseconomie
De gemeente Wierden wil de komende jaren het toeristisch-recreatieve product verder versterken in samenwerking met de ondernemers. Hiervoor is op 3 juli 2012 de Visie Vrijetijdseconomie door de gemeenteraad vastgesteld.
De gemeente heeft op toeristisch-recreatief gebied veel te bieden, waarbij de kernen Wierden en Enter elk hun eigen identiteit hebben. De omgeving kenmerkt zich door een bijzonder buitengebied, de rivier de Regge en een unieke ligging.
Als motto voor de visie wordt ingezet op het versterken van de poortfunctie van Wierden. Dit wordt gedaan door Wierden verder te ontwikkelen als Poort van Twente, maar ook door bezoekers te verleiden onze kernen te bezoeken. Basis daarvoor is een goed functionerend toeristisch-recreatief routenetwerk met voldoende rustpunten en horecavoorzieningen. Het bijzondere wordt belicht door bijzondere attracties, die ook uit tijdelijke voorzieningen en evenementen kunnen bestaan.
De strategische visie (deel 1) op vrijetijdseconomie in de gemeente Wierden vormt het kader voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen in de gemeente tot 2017. Hierin wordt ingegaan op de redenen om in te zetten op recreatie en toerisme, wat de trends en de ontwikkelingen binnen de branche zijn en wat het huidige beleid is. Ook is er aandacht besteed aan de leefstijlen van de verschillende doelgroepen, welke aansluit op de Recreantenatlas van de Recron.
Bij deze visie hoort een uitvoeringsprogramma met concrete projecten, waarmee de gemeente zelf en samen met de ondernemers aan de slag gaat. Hierin zijn 4 beleidslijnen genoemd:
- 1. Wierden zet zich in voor aantrekkelijke dorpscentra:
- a. versterken uitstraling en beleving van de dorpskernen;
- 2. Wierden versterkt de toeristisch-recreatieve potentie:
- a. versterken toeristische functie en belevingswaarde van recreatiepark het Lageveld;
- b. versterken toeristisch-recreatieve functie en belevingswaarde van de Regge;
- c. stimuleren van het dag- en verblijfsrecreatief aanbod in het buitengebied;
- d. zichtbaar maken recreatief aanbod cultuurhistorie;
- e. optimaliseren routegebonden recreatie en investeren in voorzieningen;
- 3. Wierden zet in op verbetering van het organiserend vermogen:
- a. evenementenbeleid en evenementenorganisatie;
- b. stimuleren gastheerschap en ondernemerschap;
- 4. Wierden zet in op een actieve marketing en promotie:
- a. de toekomst van de VVV’s in Wierden en Enter: Twents gastheerschap;
- b. versterken van de positie van de Reggestreek binnen de Regio Twente.
Het uitvoeringsprogramma is niet bedoeld als vast stramien. In de praktijk zal blijken dat sommige projecten wel uitgevoerd kunnen worden en andere niet. Ook kunnen in de loop van de tijd nog nieuwe ideeën ontstaan en worden toegevoegd.
3.3.10 Woonvisie en volkshuisvestingsbeleid
De gemeente Wierden kent aantrekkelijke dorpse woonmilieus. Ze biedt met deze woonmilieus een woonklimaat die bij veel groepen op de woningmarkt in trek is. De gemeente wil in de komende jaren die aantrekkelijkheid voor alle groepen behouden en waar mogelijk versterken. Recente demografische cijfers laten zien dat de bevolkingsgroei de komende jaren stagneert. Kwantitatieve groei is niet meer dé dominante richting; er zal meer moeten worden ingespeeld op kwaliteit. De bevolking- en huishoudensamenstelling verandert; de bevolking telt steeds minder jongeren en meer ouderen. Op deze ontwikkelingen wil de gemeente Wierden tijdig inspelen onder meer door het uitzetten van een duidelijke koers ten aanzien van woonkwaliteit en een gedifferentieerd woningaanbod voor verschillende groepen.
Op 27 april 2010 heeft de gemeenteraad dit beleidskader in de vorm van de gemeentelijke Woonvisie "Nieuwe dynamiek in wonen" vastgesteld. Deze beleidsomslag is echter niet van vandaag op morgen realiteit. Vanuit het bestaande beleid zijn ontwikkelingen ingezet die nog tot bloei moeten komen. De gemeente wil haalbaar beleid neerzetten dat meer ruimte biedt voor de vraag van de woonconsument, en waarbij op een vloeiende wijze de omslag van beleid wordt gerealiseerd. Initiatieven vanuit het verleden krijgen dan ook de kans om tot ontwikkeling te komen, terwijl bij nieuwe ontwikkelingen het nieuwe beleid wordt ingezet. Zo wil de gemeente Wierden de dynamiek behouden en voorkomen dat wisselende inzichten leiden tot een situatie waarin elke ontwikkeling onmogelijk wordt. Dit uitgangspunt zal ook in het nieuwe woonbeleid van de gemeente Wierden worden gehanteerd.
3.3.11 Beleid beroep aan huis
In deze beleidsregel wordt het gemeentelijk beleid ten aanzien van beroep en bedrijf aan huis beschreven. Ten opzichte van het voorheen geldende beleid, is het nu ook mogelijk een bedrijf aan huis te starten. In de praktijk bleek het onderscheid tussen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten moeilijk te maken. Daarnaast is de kleinschaligheid en de ruimtelijke uitstraling van een beroep en bedrijf aan huis belangrijker dan het onderscheid daartussen.
Aan een beroep of bedrijf aan huis worden onderstaande voorwaarden gesteld. Er wordt onderscheid gemaakt in voorwaarden ten aanzien van het beroep/bedrijf, de woning en de woonomgeving.
Voorwaarden beroep/bedrijf
- De beroepsmatige activiteiten moeten in een bureau, kantoor of praktijkruimte worden verricht. Deze ruimte mag privé worden gebruikt wanneer deze een onderdeel van de woning cq het bijgebouw vormt.
- Het beroep mag niet vallen onder de detailhandelssector. Ook zijn geen café-/restaurant- en/of prostitutieactiviteiten toegestaan.
- Er worden geen activiteiten toegestaan die volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ worden aangemerkt als categorie 2 of hoger. Verder mogen de activiteiten niet milieuvergunningsplichtig zijn.
- Diegene die het beroep aan huis gaat uitoefenen moet bij de gemeente staan ingeschreven als bewoner/bewoonster van het pand en daar ook daadwerkelijk wonen.
Voorwaarden woning
- De beroepsactiviteiten zijn ondergeschikt aan de woonfunctie. De woonfunctie blijft in ruimtelijke, functionele en visuele zin primair.
- Ten hoogste 35% van het vloeroppervlakte van de woning en aan/uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt voor het beroep/bedrijf aan huis tot een maximale oppervlakte van 50 m².
- Er mag geen sprake zijn van opslag danwel bedrijfsactiviteiten buiten de aangegeven ruimte.
- Ten behoeve van de beroepsactiviteiten mag de woning/het bijgebouw worden verbouwd. De verbouwing moet voldoen aan de bouwregels/verbeelding uit het bestemmingsplan en er moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.
- Het te verbouwen deel ten behoeve van het beroep/bedrijf aan huis moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en Bouwverordening (onder andere ventilatie, daglichttoetreding, brandveiligheid, parkeren).
- Een reclame-/naambord mag niet verlicht zijn en niet groter zijn dan 0,5 m². Het bord moet dichtbij de voorgevel of de erfafscheiding worden geplaatst.
Voorwaarden woonomgeving
- Het beroep aan huis mag geen afbreuk doen aan het woonmilieu in de buurt. De activiteit is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter in de omgeving.
- Er mag geen onevenredige toename van verkeers- en parkeerdrukte plaatshebben.
3.3.12 Nota geluid en evenementen
De nota creëert een duidelijk kader waarmee het vervullen van de behoefte aan evenementen goed samen kan gaan met het voorkomen en beperken van (geluid)hinder. De nota biedt beleidsregels voor het omgaan met het geluidsaspect bij vergunningaanvragen en handhaving van geluidsaspecten bij evenementen binnen de gemeente Wierden.
3.3.13 Marktverordening gemeente Wierden 2003
In de marktverordening stelt de gemeente regels om een ordelijk verloop van de warenmarkt te bewerkstelligen. De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat dan om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.
3.3.14 Beleidsregels standplaatsen- en ventvergunning 1999
In de artikelen 5:15 juncto 1:8 van de Algemene Plaatselijke Verordening staan weigeringsgronden genoemd voor een standplaatsvergunning. In aanvulling hierop zijn beleidsregels gemaakt. Deze geven nadere invulling en duidelijkheid aan de “algemene” weigeringsgronden uit artikel 1:8 van de Algemene Plaatselijke Verordening. Met name de veiligheid van het verkeer speelt hierin een grote rol.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Verder zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.
4.2 Koopstromenonderzoek
Een koopstromenonderzoek brengt het koopgedrag van consumenten in kaart en laat de veranderingen in tijd en plaats zien. In het rapport 'Kijken, kijken naar kopen, rapport kern Wierden' worden de situaties van 2015 en 2010 met elkaar vergeleken. Hierbij zijn ook de effecten van crisis, krimp & computer meegenomen. Daarnaast wordt een benchmark met plaatsen van vergelijkbare omvang gedaan. Uit het onderzoek blijkt dat Wierden in de dagelijkse sector een relatief hoge koopkrachtbinding heeft. Ten opzichte van 2010 is de totale omzet in de dagelijkse sector toegenomen. In de niet-dagelijkse sector is de totale omzet de afgelopen vijf jaar bijna gelijk gebleven. De detailhandelsomzet in de dagelijkse sector in Wierden is toegenomen, maar in de niet-dagelijkse sector is er sprake van een lichte afname. De totale detailhandelsopzet in Wierden is met 9% gestegen ten opzichte van 2010. Het centrum heeft een iets lagere omzet ten opzichte van de Anjelierstraat/Dikkenseweg en is bijna gelijk verdeeld over de dagelijkse en niet-dagelijkse sector. Als wordt gekeken naar het koopgedrag, zijn de belangrijkste bezoekmotieven voor de dagelijkse boodschappen de nabijheid, het parkeren en de kwaliteit van het winkelaanbod. De parkeermogelijkheden zijn in vergelijking met 2010 meer bepalend in de keuze van de aankooplocatie. Bij winkelen speelt naast nabijheid de aanwezigheid van bepaalde winkels en de bereikbaarheid van winkelvoorzieningen een voorname rol in de keuze voor Wierden.
Afbeelding 9. Waardering winkelvoorzieningen Wierden 2010 en 2015 (bron: koopstromenonderzoek)
Zoals uit afbeelding 9 is af te lezen worden de winkelvoorzieningen in Wierden beter gewaardeerd dan in 2010. Met name de parkeermogelijkheden, bereikbaarheid en sfeer/ambiance hebben zich qua beoordeling positief ontwikkeld. Ten opzichte van kernen van vergelijkbare omvang hebben de meeste aspecten ook een bovengemiddelde waardering.
4.3 Verkeer En Parkeren
Het doorgaand verkeer wordt via de parkeerring om het centrumgebied heen geleid (zie ook afbeelding 8). Binnen de parkeerring zijn alle wegen toegankelijk voor bestemmingsverkeer. Vanwege de beperkte ruimte is binnen de parkeerring veelal sprake van eenrichtingswegen.
Voorafgaand aan de notitie herinrichting openbare ruimte Wierden Centrum is het parkeren in het centrumgebied in beeld gebracht. De nulsituatie anno 2008 is vastgelegd op de parkeerplaatsenkaart. Hierop staat aangegeven:
- waar in het centrum parkeerplaatsen zijn;
- hoeveel parkeerplaatsen er zijn;
- of het openbare of niet-openbare parkeerplaatsen zijn;
- of het om kort (blauwe zone) of langparkeren gaat;
- welke parkeerplaatsen in de periode daarvoor in het centrum zijn verdwenen danwel zijn bijgekomen.
In totaal lagen er destijds ca 1100 parkeerplaatsen in en rondom het centrum.
Als gevolg van de herinrichting openbare ruimte is in het kernwinkelgebied het aantal parkeerplaatsen voor kort parkeren teruggebracht. Als compensatie hiervoor zijn extra parkeerterreinen voor lang parkeren langs de parkeerring om het centrum gerealiseerd. Uitgangspunt was dat het aantal parkeerplaatsen per saldo niet zou afnemen. Door deze bewegwijzerde parkeerring worden verkeersdeelnemers gewezen op de aanliggende parkeerterreinen. Sinds de invoering van de parkeerring functioneert het systeem naar wens. Uit controles blijkt dat de huidige parkeervoorzieningen voldoende zijn en dus in de parkeerbehoefte wordt voorzien. Dit wordt bevestigd door het feit dat er door ondernemers, bewoners en bezoekers geen klachten over het parkeren zijn ingediend. In het kader van voorliggende actualisatie van het bestemmingsplan Wierden Centrum was daarom geen aanleiding om een parkeeronderzoek uit te voeren.
Nieuwe ontwikkelingen moeten overeenkomstig de gemiddelde parkeernormen, zoals opgenomen in de CROW-publicatie nummer 317 ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’, op eigen terrein in de parkeerbehoefte voorzien. Indien op relatief korte afstand op openbaar terrein in de betreffende parkeerbehoefte kan worden voorzien, kan eventueel een bijdrage in het Parkeerfonds worden gestort en zal de gemeente de parkeerbehoefte op openbaar terrein realiseren.
4.4 Milieuaspecten
4.4.1 Hinder
Het Binnenhof en het parkeerterrein aan de Bongerd worden als geschikte locatie gezien voor het houden van de weekmarkten en evenementen, en het innemen van standplaatsen. Ruimtelijk gezien liggen de locaties in het centrum van Wierden. Een dorpscentrum is de aangewezen plek hiervoor. Een dorpscentrum wordt gekarakteriseerd als een gemengd gebied, waar enige hinder als gevolg van dergelijke activiteiten als één van de karakteristieken van een centrumgebied wordt beschouwd. Dit betekent niet dat bewoners en ondernemers in de directe omgeving niet voor onacceptabele hinder worden behoed. Er worden regels gesteld aan de weekmarkt, innemen van standplaatsen en evenementen in de Algemene Plaatselijk Verordening, Marktverordening en het Marktreglement, het Gebiedsgericht geluidbeleid gemeente Wierden en de Nota geluid en evenementen. Tot slot geldt het gebiedsgericht extern veiligheidsbeleid dat in 2015 is geactualiseerd.
4.4.2 Bedrijven
Het centrum van Wierden is een gebied met functiemenging. Het gevolg is dat de bedrijfsmatige activiteiten in het gebied rekening moeten houden met de aanwezige woningen. Voor gebieden met functiemenging worden drie categorieën bedrijven onderscheiden in de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering'. Een groot deel van de bedrijfsmatige activiteiten in het centrumgebied zijn weinig milieubelastend voor de omgeving, en kunnen aanpandig aan woningen worden uitgevoerd (categorie A). De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn hierbij toereikend. Een groot deel van de detailhandel en horecagelegenheden in het centrumgebied valt hier onder. Categorie B zijn activiteiten die weliswaar in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, maar met een zodanige milieubelasting dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden. Hieronder vallen bijvoorbeeld de basisscholen Mariaschool en de Touwladder, kinderdagopvang De Kleine Maatjes en de kerkgebouwen van de Nederlands Hervormde en Rooms Katholieke kerk. Wanneer het gaat om activiteiten met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, waarbij ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aanwezen, is in het kader van milieuzonering sprake van categorie C. Het centrum van Wierden bevat geen bedrijfsactiviteiten die hierbinnen vallen.
4.4.3 Bodem
In de afgelopen 10 jaar is een aantal bodemonderzoeken in het plangebied verricht en is een enkele bodemsanering uitgevoerd. De onderzochte locaties zijn terug te vinden in het geografisch informatiesysteem van de gemeente (GIS Wierden). Een bodemsanering is onder meer uitgevoerd bij de herinrichting van het bedrijfsterrein van aannemersbedrijf Schipper en Installatiebedrijf Vos aan de Marktstraat tot het woningbouwcomplex Optis en bij de herinrichting van een voormalige kolenhandel, Appelhofdwarsstraat 3 tot het woningbouwcomplex Tichelgaarde. Volgens het provinciaal geografisch bodeminformatiesysteem: Bodematlas Overijssel zijn beide gesaneerde locaties voldoende gesaneerd. Andere, mogelijk verontreinigde bodemlocaties binnen het plangebied zijn nu niet in beeld. Bij nieuwe ontwikkelingen met verblijfsfunctie van personen is steeds een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
4.4.4 Geluid
Wegverkeer
Alle verkeerswegen binnen het plangebied met uitzondering van de Rijssensestraat zijn 30 km/uur wegen. Dergelijke wegen kennen op grond van de Wet geluidhinder geen wettelijke zone waarbinnen akoestisch onderzoek moet plaatsvinden voor de actualisatie van dit bestemmingsplan. Bovendien is de actualisatie van het bestemmingsplan Wierden-centrum consoliderend. Bestaande bestemmingen worden opnieuw vastgelegd. Desondanks is er gekeken naar de verkeersontwikkeling van de belangrijkste wegen binnen het plangebied. De verkeersontwikkeling is tabel 3 aangegeven. De verkeersgegevens zijn hierbij enerzijds gebaseerd op eigen gemeentelijke tellingen en anderzijds zijn zij afkomstig uit het verkeersmilieumodel van Wierden. Dit verkeersmilieumodel functioneert onder Promil Spatial van Goudappel Coffeng uit Deventer, versie 2013 met als basisjaar 2012 en als prognosejaar 2020. Het verkeersmilieumodel is gebaseerd op het regionaal verkeermodel van hetzelfde bureau, functionerend onder de naam: Omnitrans.
Tabel 3. Verkeersgegevens (weekdaggemiddelden in motorvoertuigen per etmaal) van wegen in het plangebied
Deze verkeersgegevens kunnen niet worden geïnterpreteerd zonder daarbij de actualisatie van het verkeersplan te betrekken voor de bebouwde kom van Wierden. Deze actualisatie is ook uitgevoerd door Goudappel Coffeng. De belangrijkste aanleidingen voor deze actualisatie van 2008 waren de bouw van de spoortunnel in het verlengde van de Dikkenswegweg en Hogeluchtsweg, in combinatie met het Masterplan Stationsomgeving, alsmede de ontwikkeling van het centrumplan Wierden. Deze onderdelen bij elkaar vormen samen het verkeersplan, dat moet zorgen voor een goede verkeerscirculatie rondom en langs het centrum. Kern van het verkeersplan is de centrumring rondom het centrumgebied die het centrum bereikbaar moet houden, maar ook in verkeersdruk moet ontlasten.
Alleen de wegen van de centrumring doen er blijkens de etmaalintensiteiten van tabel 3 toe, alsmede de wegen van buitenaf die daarop aansluiten. Binnen het plangebied zijn dat: Burgemeester J.C. van den Bergplein, Dahliastraat en Rijssensestraat. Alleen het zuidelijk deel van de centrumring valt binnen het plangebied.
Het doel van de centrumring lijkt tot nu toe gelukt. Het centrum is en blijft met de auto bereikbaar, maar de wegen binnen de ring hebben een lage verkeersdruk blijkens de intensiteiten van tabel 3. Alleen het noordelijk deel van het Burgemeester J.C. van den Bergplein vormt hierop een uitzondering maar kent ook een substantiële afname. Het doorgaande verkeer lijkt door de aanpassingen in de verkeersstructuur en door de overige verkeersmaatregelen, uit het centrum van Wierden te zijn/worden geweerd. De verkeersintensiteiten die er (enigszins) toe doen en de groei zitten op de wegen van de centrumring en op de wegen van buitenaf die daarop aansluiten.
Op basis van het voorgaande kan zonder verdere berekening worden gesteld dat alle bestaande woningen binnen het plangebied een lagere geluidbelasting hebben dan 60 dB. Er is dan ook geen saneringsnoodzaak aanwezig binnen het plangebied. Bij vervangende nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied, zoals woningen, kan ondanks dat geen zonering langs de overige verkeerswegen in het plangebied geldt, toch akoestisch onderzoek nodig zijn ter veiligstelling van de binnenniveaus van deze geluidgevoelige bestemmingen.
Bedrijvigheid
Vanuit de spiegelbeeldwerking kan hetzelfde sprake zijn bij nieuwvestiging van detailhandel in het plangebied. Bestaande geluidgevoelige bestemmingen moeten daarbij als nieuw worden beoordeeld. In zijn algemeenheid geldt daarvoor het Activiteitenbesluit. Vanuit de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' wordt voor detailhandel geadviseerd om een afstand van tenminste 10 m aan te houden tot woningen van derden. Met name bij aanpandige woningen is akoestisch onderzoek vereist naar veiligstelling van de binnenniveaus. Verder aandachtspunt is de toename van geluid dat ontstaat vanwege verkeersaantrekkende werking bij oppervlakvragende detailhandel. Volgens landelijke kengetallen leidt 100 m² extra bruto vloeroppervlak tot gemiddeld 6,5 vervoersbewegingen per etmaal. Ook de (vroege en/of late) bevoorrading is daarbij tot slot een aandachtspunt.
Spoorverkeer
Sinds 1 juli 2012 gelden langs spoorwegen geluidproductieplafonds (GPP’s). Deze GPP’s zijn uitgangspunt voor akoestisch onderzoek ter veiligstelling van binnenniveaus bij vervangende nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van het spoor. Het grootste deel van het plangebied valt binnen de geluidzone van het spoor van 500 m. In het kader van het zogenaamde NaNOV-project is akoestisch onderzoek uitgevoerd dat ten grondslag ligt aan de plaatsing van geluidschermen en het aanbrengen van raildempers. Uit dit akoestisch onderzoek van Alcedo uit Holten van 3 juni 2008 blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB bij de geplaatste schermen en aangebrachte raildempers op ongeveer 75 m uit het spoor ligt. Volgens dit rapport bedraagt de maatgevende geluidbelasting van de meest noordelijke bebouwing van het plangebied als Lden 61 dB voor Spoorstraat 1 en voor Stationsstraat 29 en 31 resp. 56 en 57 dB. Voor verderaf gelegen bebouwing is de geluidbelasting vanwege het railverkeer dus lager dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De belangrijkste reden daarvan is de geluidafscherming van tussenliggende bebouwing. De bronwaarden die voor het railverkeer in dit rapport zijn gehanteerd, wijken niet substantieel af van de bronwaarden (met 1,5 dB werkruimte) waarop de GPP’s gebaseerd zijn.
Evenementen
Voor geluidsaspecten bij evenementen geldt dat voor de bestaande woningen in de directe omgeving van de locaties de Marktverordening en het Marktreglement, het Gebiedsgericht geluidbeleid gemeente Wierden en de Nota geluid en evenementen, en de Algemene Plaatselijke Verordening van toepassing zijn. Hierin zijn regels openomen om de geluidshinder te beperken. Voorbeelden zijn de weigeringsgrond uit artikel 1.8 van de APV, sluitingstijden en maximale decibels.
4.4.5 Geur
Bij zowel weekmarkten, evenementen als standplaatsen speelt geur een rol. Te denken valt bijvoorbeeld aan vis- en oliebollenkramen. Dergelijke activiteiten vallen onder het Activiteitenbesluit en worden op die manier geregeld. De nieuwe functies vormen dan ook geen belemmering voor de omliggende bestaande functies.
4.4.6 Externe veiligheid
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Per 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico’s als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd. De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
- of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
- of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De wettelijke norm is een kans van eens per miljoen jaar. Het groepsrisico (GR) bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit transport externe veiligheid (Btev). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Risicokaart
Aan de hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied.
Afbeelding 10. Risicokaart Overijssel (bron: www.risicokaart.nl)
Hieruit blijkt dat het plangebied gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van het spoor ligt (275 m). Over de spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De spoorlijn is daarmee aan te merken als een risicobron in het kader van het Btev. Daarnaast ligt een deel van het plangebied binnen de risicocontour 10-6/jr van het zwembad. Verder bevindt het plangebied zich gedeeltelijk binnen de risicocontour van een inrichting die valt onder het Vuurwerkbesluit. Er zijn geen routes gevaarlijke stoffen per weg of water in de nabijheid van het plangebied. Ook liggen er geen buisleidingen in de nabije omgeving.
Spoorlijn
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van het spoortraject Deventer-Almelo waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Zowel voor het bestemmingsplan Wierden-dorp, als voor het bestemmingsplan Wierden-dorp, herziening Stationsplein zijn kwantitatieve risico-analyses (QRA’s) uitgevoerd. In beide onderzoeken is rekening gehouden met het Basisnet spoor en het Besluit transport externe veiligheid (Btev). De plaatsgebonden risicocontour van het risicoplafond van deze spoorlijn bevindt zich binnen het spoorwegtraject. In de gemeente geldt langs deze spoorlijn geen wettelijk plasbrandaandachtsgebied (van 30 m) vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over deze spoorlijn. Het plangebied is niet gelegen binnen 30 m van dit spoorwegtraject. Beide genoemde bestemmingsplannen zijn vastgesteld met een verantwoording van het groepsrisico zonder ingrijpende externe veiligheidsmaatregelen. In zijn algemeenheid is gesteld dat bij nieuwbouwplannen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn (in dit geval 200 m) vluchtwegen van de gevaarsbron af gericht moeten zijn. En, dat er bij complexen met meerdere personen ontruimingsplannen moeten zijn die regelmatig beoefend worden.
Zwembad
Volgens de risicokaart heeft bij het zwembad opslag van aluminiumchloride (150.000 liter) plaats. Hiervoor geldt een risicocontour 10-6 van 75 m. Op dit moment is echter geen aluminiumchloride meer aanwezig omdat er sprake is van zoutelektrolyse. Elektrolyse brengt geen beperkingen met zich mee voor de ruimtelijke ordening. Verder wordt bij het zwembad geen chloorbleekloog gebruikt. Er zijn daarom geen risico's te verwachten. Omdat zwembaden niet onder het Bevi vallen, kennen deze inrichtingen geen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het risicobeleid zoals verwoord in het Bevi leidt dan ook niet tot beperkingen. Een verdere verantwoording is niet noodzakelijk.
Bedrijvigheid
Binnen het plangebied komen geen locaties voor die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Alleen aan de Nijverdalsestraat 22a-24a zit een vuurwerkhandel. Het invloedsgebied van deze locatie beperkt zich tot het eigen perceel. Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van andere stationaire risicobronnen.
4.4.7 Luchtkwaliteit
Bij besluitvorming is het van belang te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Een project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als de toename van fijn stof en stikstof niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie (maximaal 1,2 µg/m³).
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt voor kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m² en woningbouwlocaties voor maximaal 1500 woningen.
Dit plan voorziet niet in de bouw van nieuwe woningen of kantoren. Er wordt niet in betekenende mate bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.
4.4.8 Afval
De gemeente streeft naar steeds meer centrale, ondergrondse verzamelvoorzieningen voor deze afvalstromen. KWD-afval is afvalstromen van kantoren, winkels en dienstverlening die in omvang en samenstelling vergelijkbaar zijn met huishoudelijk afval. In het plangebied zijn naast grondgebonden woningen langs met name Appelhofstraat, Esdoornlaan, Kerkhofstraat, Kerkstraat, Marktstraat, Pouliestraat en het noordelijk deel van de Stationstraat ook zeker zoveel gestapelde woningen aanwezig. Vaak zijn dit appartementen boven winkels maar ook enkele zelfstandige appartementencomplexen, zoals Kedingen, Optis, Tichelgaarde en Tolgaarde. In de openbare ruimte zijn al diverse ondergrondse verzamelvoorzieningen aanwezig voor deze appartementen. Er moet voldoende ruimte beschikbaar blijven voor aanvullende centrale ondergrondse verzamelvoorzieningen. Enerzijds streeft de gemeente ernaar de huidige bovengrondse verzamelvoorzieningen ondergronds te maken. Anderzijds overweegt de gemeente in de nabije toekomst onder meer omgekeerd inzamelen in te voeren waardoor de behoefte voor ook grondgebonden woningen aan ondergrondse wijkverzamelcontainers toeneemt.
4.5 Waarden
4.5.1 Ecologie
Het plangebied ligt in de bebouwde kom. Hier is sprake van intensief ruimtegebruik en een hoog verhardingspercentage. Aangezien voorliggend bestemmingsplan een consoliderend plan betreft, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader ecologisch onderzoek plaats te vinden.
4.5.2 Archeologie
Op grond van de Archeologische Verwachtingskaart heeft het plangebied grotendeels een hoge archeologische verwachtingswaarde (rode kleur), in mindere mate een middelhoge archeologische verwachtingswaarde (donkergeel gekleurd gebied) en voor een heel klein deel een lagen archeologische verwachtingswaarde (lichtgele kleur). Daarnaast liggen er diverse historische elementen in het plangebied (bebouwing circa 1832 (rode blokjes)).
Afbeelding 11. Archeologische verwachtingskaart
Volgens de beleidsnota Archeologie geldt bij gebieden met een hoge verwachtingswaarde groter dan 100 m² én verstoring dieper dan 50 cm en bij percelen met een middelhoge verwachtingswaarde groter dan 250 m² én verstoring dieper dan 50 cm een onderzoeksplicht. Aangezien het voorliggende plan een conserverend plan betreft, hoeft hiervoor geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Op de verbeelding hebben de percelen met een hoge archeologische waarde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische waarde 1' en percelen met een middelhoge archeologische waarde de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gekregen. Op grond van de bijbehorende regels dient bij ontwikkelingen binnen deze gebieden te worden bepaald of archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
4.5.3 Landschap en cultuurhistorie
Het bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand stedelijk gebied. Dit heeft geen invloed op het landschap.
In het verleden is in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project een inventarisatie naar waardevolle panden in Wierden uitgevoerd. Dit betreffen waardevolle objecten uit de periode van de zogenaamde jongere bouwkunst en stedebouw (1850-1940). Op basis van deze inventarisatie zijn een aantal panden geselecteerd die op de monumentenlijst zijn geplaatst.
Afbeelding 12. Monumenten Inventarisatie Project
Eén pand is aangewezen als rijksmonument, te weten de Hervormde kerk aan het Burgemeester J.C. van den Bergplein 3. De percelen Burgemeester J.C. van den Bergplein 3, 5, 7, 8 en 9 en de Marktstraat 15 en 17 zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Deze monumenten hebben op de verbeelding de aanduiding cultuurhistorische waarden gekregen. In de regels zijn bepalingen opgenomen ter behoud van de cultuurhistorische waarde van deze panden.
4.5.4 Water
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Watertoets
Voor het plangebied is een watertoets uitgevoerd. Op basis van deze toets moet de normale procedure worden gevolgd. De waterparagraaf is voorgelegd aan het Waterschap Vechtstromen. Het Waterschap heeft op 16 maart 2016 aangegeven geen opmerkingen te hebben en daarmee in te stemmen met de waterparagraaf.
Beleidsregels Waterschap Vechtstromen
Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.
Algemeen
- Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
- Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan.
- Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.
Afvalwater
- Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door riolering.
Hemelwater
- De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer.
- De maximale hoeveelheid te lozen water wordt genormeerd in l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid in mm per tijdseenheid. Binnen het beheergebied van waterschap Vechtstromen is de geldende normering per regio verschillend vastgesteld.
- Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.
- Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
- Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd.
- Op kleine schaal kan dit goed door individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur.
- Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
- Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft.
- Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal.
- In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur.
- Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de rwzi wordt geminimaliseerd.
Grondwater
- Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
- Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied.
- De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
- Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.
Oppervlaktewater
- Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen leidend.
- Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.
Wierden Centrum
Hieronder wordt aangegeven hoe bovengenoemde beleidsregels in het plangebied worden toegepast. Hierbij is vermeld wat de gevolgen van het plan zijn voor het oppervlaktewater en/of grondwater, alsmede wat er gebeurt met het neerslagwater.
Afvalwater
Binnen het plangebied wordt het afvalwater afgevoerd via het riool.
Hemelwater
In het plangebied wordt het hemelwater en huishoudelijk afvalwater grotendeels gescheiden afgevoerd. Het uitgangspunt is dat geen extra verhard oppervlak wordt aangekoppeld. Bij nieuwe ontwikkelingen in een gebied waar nog een gemengd stelsel ligt, moet het hemelwater worden afgekoppeld. In de doeleindenomschrijving van alle bestemmingen is opgenomen dat de gronden van de betreffende bestemming tevens bestemd zijn voor 'waterhuishoudkundige voorzieningen'. Hiermee is planologisch geregeld dat het hemelwater in het hele plangebied kan worden afgekoppeld.
Grondwater
Er wordt geen grondwater onttrokken binnen het plangebied. Ook is geen sprake van grondwateroverlast. Het plangebied ligt wel in het intrekgebied van de drinkwaterwinplaats Wierden. Dit bestemmingsplan heeft echter geen gevolgen voor de kwaliteit van het grondwater cq het te winnen drinkwater.
Oppervlaktewater
Er is geen oppervlaktewater aanwezig in het plangebied. Ook worden geen nieuwe waterelementen aangelegd.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
De afgelopen twee decennia is het centrumgebied van Wierden ingrijpend gewijzigd. Aan de herinrichting van het centrum hebben de afgelopen jaren twee plannen ten grondslag gelegen, te weten de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie Wierden Centrum (1999) en de uitgangspunten notitie herinrichting openbare ruimte centrum Wierden (2009). In de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie zijn de (her)ontwikkelingsmogelijkheden van de verschillende functies in het centrum weergegeven. Als gevolg hiervan zijn diverse grote bouwcomplexen gerealiseerd zoals het Forum, Tichelgaarde, het Binnenhof, het voormalige postkantoor, Jan Pas, Optis en Van Buuren. Op basis van de notitie herinrichting openbare ruimte is enkele jaren geleden de openbare ruimte heringericht. Beide plannen zijn inmiddels grotendeels uitgevoerd en hebben ertoe bijgedragen dat het centrum van Wierden is getransformeerd van boodschappencentrum naar een gezellig en levendig centrumgebied. De toename van horecavoorzieningen en hoogwaardige winkelvoorzieningen alsmede de maatregelen in het kader van het Verkeersactualisatieplan hebben dit effect versterkt. Het Koopstromenonderzoek (zie paragraaf 4.2) bevestigt dit beeld en geeft objectief en aantoonbaar aan dat de winkelvoorzieningen significant beter worden gewaardeerd. Met name de parkeermogelijkheden, bereikbaarheid en sfeer/ambiance hebben zich qua beoordeling positief ontwikkeld. Ten opzichte van kernen van vergelijkbare omvang scoort Wierden bovengemiddeld.
Voor de komende planperiode zijn behalve enkele (kleinere) herinrichtingsplannen geen ingrijpende wijzigingen in het centrum voorzien. In dit hoofdstuk zijn de in de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie Wierden Centrum en de notitie herinrichting openbare ruimte centrum Wierden genoemde uitgangspunten opgenomen, die van toepassing zijn en blijven op het centrumgebied.
5.2 Uitgangspunten
Kernwinkelgebied
In de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie is het kernwinkelgebied geïntroduceerd. Dit gebied ligt globaal tussen de Bongerd, Appelhofstraat, Schoolstraat, Marktstraat, Kedingen en Rijssensestraat. Het doel is te komen tot een kwalitatieve opwaardering van het centrumgebied door een zo beperkt en zo compact mogelijk gebied als kernwinkelgebied aan te wijzen. Buiten het kernwinkelgebied (de woon- en aanloopgebieden) wordt niet meer meegewerkt aan de vestiging van nieuwe winkels en wordt aangestuurd op verplaatsing cq hervestiging van winkels binnen het centrumgebied. Deze percelen hebben een specifieke bestemming gekregen. De percelen binnen het kernwinkelgebied hebben een centrumbestemming gekregen, waarbinnen alle centrumgerelateerde voorzieningen mogelijk zijn. Hierdoor worden ondernemers maximaal gefaciliteerd en kent het gebied een grote flexibiliteit. Dit beleid is de afgelopen planperiode succesvol gebleken, want zelfs gedurende de economische crisis van de afgelopen jaren was er relatief weinig leegstand in het centrum. Dit beleid wordt in dit bestemmingsplan daarom gecontinueerd.
Met de toekenning van deze bestemming kan worden bereikt dat:
- door de aanwijzing van een kernwinkelgebied een functionele afbakening van het feitelijk centrumgebied ontstaat;
- een aantrekkelijk klimaat kan ontstaan voor voorzieningen die in het centrum thuishoren;
- op voorhand een vestigingsmogelijkheid wordt geboden voor eventuele nieuwe ontwikkelingen;
- er een aaneengesloten gebied kan ontstaan, waardoor het ruimtelijk beeld en de identiteit van het centrumgebied wordt versterkt;
- er de nodige flexibiliteit ontstaat met betrekking tot het situeren van de genoemde functies binnen het kernwinkelgebied.
Op onderstaande afbeelding is het kernwinkelgebied gearceerd weergegeven.
Afbeelding 13. Kernwinkelgebied
Openbare ruimte
De inrichting van de openbare ruimte - bestrating, straatmeubilair, reclameobjecten, groen, bebording - bepaalt in hoge mate de aantrekkelijkheid van het centrum. In het kernwinkelgebied ligt de prioriteit bij de voetganger en de fietser. Door de inrichting is dit een verblijfsgebied geworden, waar de auto te gast is. Daarnaast is kleurverschil in straatmeubilair aangebracht om de rijbaan en het voetgangersdeel visueel van elkaar te scheiden. Het verschil tussen het kernwinkelgebied en daarbuiten wordt in sfeer, materiaal en vorm tot uitdrukking gebracht. In het kernwinkelgebied is het dorpse karakter benadrukt door toepassing van gebakken klinkers. Daarbuiten is in hoofdzaak met betonklinkers gewerkt en/of asfalt toegepast.
Op de grens van het kernwinkelgebied en daarbuiten zijn poorten gerealiseerd (verkeersbord met zonegrens en bijbehorende regels). De tussenstegen voor voetgangers verbinden de verschillende verblijfsgebieden met elkaar. Alle tussenstegen zijn uitgevoerd in een lichte kleur steen vanwege de sociale veiligheid. Pleinen zijn op zich bekeken en ingericht vanuit de grondgedachte een (intieme) prettige verblijfsplek te realiseren. Het straatmeubilair vormt één geheel van elementen die samen een positieve bijdrage leveren aan de uitstraling en sfeer van de openbare ruimte. Om maximale flexibiliteit qua inrichting van de openbare ruimte te bewerkstelligen, heeft nagenoeg de gehele buitenruimte de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gekregen. Naast de verkeersvoorzieningen zijn hier ook groen- en watervoorzieningen toegestaan.
Verkeer
Uitgangspunt is dat het centrum verkeersluw is en het doorgaand verkeer via de parkeerring om het kernwinkelgebied wordt geleid (zie afbeelding 8). Aan de rand van het kernwinkelgebied zijn poorten en parkeerterreinen gerealiseerd. Alle bestemmingen zijn wel per auto bereikbaar. In het kernwinkelgebied is dit vanwege de beperkte ruimte doorgaans via eenrichtingswegen. Bij een goed functionerend centrum is ook het creëren van aantrekkelijke, sociaal veilige en duidelijk waarneembare looproutes van groot belang.
Parkeren
In het kernwinkelgebied is alleen ruimte voor kortparkeren. Aan de rand van het kernwinkelgebied zijn de volgende parkeerterreinen voor langparkeren gerealiseerd: Spoorstraat/station, Dikkensweg, Kerkhofstraat, Tichelgaarde, Appelhofdwarsstraat (deels overdekt), Kedingen, Optis (deels ondergronds), Bongerd en Schoolstraat/Aldi-terrein. De parkeerterreinen zijn via de parkeerroute direct en gemakkelijk te vinden. Er is een goede spreiding van aanrijpunten van het centrumgebied in combinatie met het parkeren. Loopafstanden in het winkelgebied mogen voor kortparkeerders niet meer dan 100 m bedragen en voor de overige niet meer dan 200 m. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gezorgd voor voldoende parkeerplaatsen voor op eigen terrein en/of er wordt een bijdrage in het parkeerfonds gestort.
Afbeelding 14 Parkeerterreinen centrum (parkeerring is grijs weergegeven)
Groen
Groen in het algemeen en bomen in het bijzonder zijn een wezenlijk onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit en hiermee de leefbaarheid op straat. Bijna alle oorspronkelijk grote bomen zijn geleidelijk uit het straatbeeld verdwenen. Met het nog bestaande duurzame groen moet zorgvuldig worden omgegaan. Hiernaast is op strategische plekken (accenten, bij entreegebieden van het centrum, pleinen en koppen van straten) nieuw groen aangebracht.
Horeca
De aantrekkelijkheid van het centrum wordt vergroot door een gevarieerd aanbod van horecabedrijven. Toeristisch en recreatief kunnen horecabedrijven het verblijf in het centrum in positieve zin beïnvloeden. Echter zijn niet alle horecavormen wenselijk in het centrumgebied. Binnen de centrumbestemming worden de lichtere vormen van horeca (categorie 1 en 2) toegestaan. Hierbij is te denken aan lunchrooms, restaurants en dergelijke. De zwaardere horecabedrijven zoals bijvoorbeeld een discotheek komen in het kernwinkelgebied niet voor en worden ook niet toegestaan. Buiten het kernwinkelgebied zijn de bestaande horecabedrijven als zodanig bestemd.
Wonen
Het beleid is erop gericht de woonfunctie in het centrumgebied te behouden. Woningen dragen namelijk bij aan een positieve bijdrage van het leefklimaat in het centrum. Zo zorgt het wonen boven winkels voor verlevendiging van het centrum op momenten dat de winkels gesloten zijn. Dit heeft positieve gevolgen voor de sociale controle. Binnen het centrum worden ten aanzien van wonen drie categorieën onderscheiden:
Het wonen binnen de bestemming Centrum. In principe is wonen alleen toegestaan op de verdieping om het gebruik van de begane grond door de overige centrumfuncties te bevorderen. Middels een afwijkingsbevoegdheid kan ook wonen op de begane grond worden toegestaan.
Het wonen binnen de bestemming Wonen - woongebouw. Hiermee worden de appartementengebouwen bedoeld.
De bestaande woningen buiten het kernwinkelgebied hebben de bestemming Wonen.
Beeldkwaliteit
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de kwaliteit van de aanwezige structuur, bebouwing, beplanting en openbare ruimte leidraad zijn. Bij bouwplannen moet rekening worden gehouden met de volgende aandachtspunten:
- de structuur en opbouw van de nieuwbouwplannen dient zodanig te zijn dat er sprake is van een organische invulling. Een visueel grootschalige uitstraling met brede eenvormige gevelfronten dient vermeden te worden;
- bij woningen mag de bouwhoogte maximaal twee bouwlagen met kap of dakopbouw bedragen, waarbij in de zichtlijnen en assen hoogteaccenten mogelijk zijn ter versterking van de stedenbouwkundige structuur. Ten behoeve van verbijzondering kan hiervan worden afgeweken;
- eigentijdse architectuur is mogelijk. Vormelementen uit het verleden zijn gewenst;
- de plasticiteit en individualiteit in de gevelwanden dient tot uitdrukking te komen;
- warme kleuren en materiaalgebruik heeft de voorkeur;
- eventuele balkonelementen integreren in de architectuur;
- verticale gerichtheid in de gevelwand (parcellering);
- nokrichting, indien relevant, grotendeels haaks op de voorgevel.
Reclame
Uitgangspunt is een gereguleerde situatie waarbinnen de individuele expressie van de ondernemer, via reclame tot op zekere hoogte mogelijk blijft. In principe wordt er geen vergunningenstelsel ingevoerd en wordt ervan uitgegaan dat winkeliers zich op vrijwillige basis aan de volgende uitgangspunten houden:
- er is een doorgang(looproute) met een breedte van 1,80 m;
- uitstallingen en reclame worden alleen op de gronden voor de eigen winkel geplaatst;
- uitstallingen worden alleen tegen de gevel van de winkel geplaatst;
- de uitstalling heeft een maximale diepte van 1,20 m;
- de hoogte van de uitstalling en/of reclame bedraagt maximaal 1,50 m;
- in overleg met de naastgelegen winkels wordt er voor gezorgd dat er geen slalomroute ontstaat;
- er worden geen reclameborden in een parkeerstrook of verlengde daarvan, in de goot of op de rijbaan geplaatst;
- bij een groot voorterrein mogen maximaal twee reclameborden buiten de strook van (1,20 + 1,80 =) 3 m worden geplaatst, echter niet verder dan 4 m van de gevel van de winkel (er moet een relatie met de onderneming blijven);
- uitstallingen en reclame worden alleen tijdens de openingstijden van de winkel geplaatst;
- er blijft voldoende ruimte voor het stallen van fietsen en dergelijke in de daarvoor bestemde zone;
- de uitstalling mag geen belemmering vormen in het kader van de verkeersveiligheid;
- bij de herichting van het openbaar gebied zal de gemeente zoveel mogelijk rekening houden met mogelijkheden voor uitstallingen en reclameobjecten.
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Planregels
6.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden de bij het bestemmingsplan behorende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:
- a. Inleidende regels;
- b. Bestemmingsregels;
- c. Algemene regels;
- d. Overgangs- en slotregel.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen en aanduidingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.
Hoofdstuk 3 bevat regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.
Hoofdstuk 4 bevat de overgangsregels en de slotregel.
Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is. Niettemin is, gezien het speciale karakter van het gebied, de regeling relatief uitvoerig. Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitsregels opgenomen, zoals:
- 1. afwijkingsregels;
- 2. ontwikkelingsregelingen (wijzigingsregels);
- 3. omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
De afwijkingsregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Ontwikkelingsregelingen (wijzigingsregels) maken een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. In sommige bestemmingen zijn nadere eisen opgenomen. Met deze nadere eisen kan de situering van gebouwen worden getoetst aan de omgeving.
Het systeem van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden is bij een aantal bestemmingen opgenomen, met name ter veiligstelling van bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden. Door het opnemen van een vergunningstelsel bij een bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet op elke plaats, in elke omvang en op elk moment in strijd met de onderkende waarden hoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel biedt het gemeentebestuur de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Hierbij kan in het algemeen worden opgemerkt dat het rooien van houtgewas niet is opgenomen in het aanlegvergunningstelsel, aangezien voor het rooien van houtgewas in beginsel een kap(verordening)verbod geldt.
Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen te allen tijde zonder vergunning uitgevoerd worden. In de praktijk levert het echter nogal wat problemen op om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. Ondanks deze regel zullen in de praktijk problemen kunnen blijven bestaan. In ieder geval zal het bij 'normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden' moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde, zullen per definitie niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.
In de volgende paragraaf worden, voor zover nodig, enige regels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.
6.2 Nadere Toelichting Op De Regels
Bedrijf
Alleen het schildersbedrijf en advocatenkantoor aan de Appelhofstraat hebben nog een bedrijfsbestemming. Voor dit perceel geldt dat alleen de huidige bedrijfsactiviteit is toegestaan. Hiervoor is de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - huidige bedrijfsactiviteit opgenomen. Ter plekke kan zich geen ander bedrijf vestigen. Op de verbeelding is de maximum en/of minimum goothoogte en/of maximum bouwhoogte aangegeven. Na bedrijfsbeëindiging kan de bestemming middels een wijzigingsbevoegdheid worden omgezet naar een woonbestemming.
Bedrijf - nutsvoorziening
Deze bestemming betreft locaties waar activiteiten ten behoeve van het openbaar nut worden uitgeoefend. Transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Centrum
Doel is een vriendelijk vestigingsklimaat te creëren door een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk te maken. In de bestemmingsomschrijving zijn daarom alle wenselijke centrumvoorzieningen opgenomen. Hierdoor kent de bestemming een grote flexibiliteit en wordt voorkomen dat initiatieven in het centrumgebied door te strakke regels worden gefrustreerd. Ondernemers worden op deze manier maximaal gefaciliteerd. Wonen is in principe alleen op de verdieping mogelijk en met een afwijking ook op de begane grond. Hierbij geldt dat het aantal woningen niet mag toenemen.
Detailhandel, horeca (tenzij het een hotel/pension betreft), zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, dienstverlening gericht op uiterlijke verzorging en de drukkerij zijn alleen op de begane grond toegestaan. Opslagdoeleinden ten dienste van deze functies zijn wel op de verdieping toegestaan, zodat indien nodig wat meer ruimte ontstaat voor de feitelijke activiteiten op de begane grond. Detailhandel en kantoor kan middels een afwijking ook op de verdieping worden toegestaan.
De lichtere horeca, zoals opgenomen in categorie 1 en 2 van bijlage 2 van de regels, is in het centrum toegestaan. Om overlast te voorkomen zijn zwaardere vormen van horeca zoals zalencentra, discotheken en buurthuizen niet toegestaan binnen de bestemming Centrum.
Binnen de bestemming Centrum wordt vanwege de ruimtelijke kwaliteit aan het Burgemeester J.C. van den Bergplein dienstverlening en kantoren uitgesloten door de functieaanduiding specifieke vorm van centrum uitgesloten - dienstverlening kantoren. Dit om te voorkomen dat vanwege deze functies 'gesloten' gevels ontstaan op zo'n belangrijke centrale plek in het dorp. Alleen in het zuidoostelijk deel van het gebouw Van Buuren kan bijvoorbeeld in geval van markteconomische omstandigheden bij omgevingsvergunning alsnog dienstverlening of kantoren worden toegestaan. Dit gebied heeft op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' gekregen.
Aan de Appelhofdwarsstraat ligt een klein perceel met centrumbestemming. Dit perceel heeft de aanduiding 'specifieke vorm van centrum uitgesloten - horeca' gekregen. Vanwege de wat excentrische ligging is horeca hier niet toegestaan. Verder is aan de Appelhofdwarsstraat de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - carports' opgenomen ten behoeve van de realisatie van vier carports. Hier kunnen uitsluitend carports worden gerealiseerd. De carports kunnen worden gebruikt voor de naastgelegen centrumbestemming én de aangrenzende woonhuizen.
Ter plaatse van De Bongerd is voor de drukkerij de aanduiding specifieke vorm van centrum - huidige bedrijfsactiviteit opgenomen, om aan te geven dat op dit perceel alleen de bedrijfsactiviteit drukkerij is toegestaan.
De monumentale panden hebben een functieaanduiding cultuurhistorische waarden gekregen.
Detailhandel
De winkels buiten het kernwinkelgebied hebben een specifieke detailhandelsbestemming gekregen. De huidige voorzieningen kunnen op deze plaatsen gevestigd blijven. Deze percelen kennen echter weinig tot geen uitbreidingsmogelijkheden en qua functionaliteit geen uitwisselbaarheid zoals in het kernwinkelgebied. Doel hiervan is aan te sturen op een verplaatsing cq hervestiging binnen het kernwinkelgebied. Per bestemmingsvlak zijn maximaal twee woningen toegestaan. Na beëindiging van de winkelfunctie kan de bestemming middels een wijzigingsbevoegdheid naar Wonen of Maatschappelijk worden omgezet. Op de verbeelding is per bouwvlak de maximum en/of minimum goothoogte en/of maximum bouwhoogte aangegeven. Daarnaast mag per bestemmingsvlak maximaal 50 m² aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden opgericht. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om dit oppervlak te vergroten tot maximaal 100 m².
Gemengd
De kantoorpanden buiten het kernwinkelgebied hadden in het vorige bestemmingsplan een specifieke kantoorbestemming. Deze percelen hebben nu de bestemming Gemengd gekregen. Naast kantoren zijn binnen deze bestemming dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Het doel hiervan is tweeledig. Enerzijds blijkt dat de behoefte aan kantoren afneemt. Door meer functies toe te staan wordt de flexibiliteit vergroot en de kans op leegstand beperkt. Bovendien is voor deze functies gekozen omdat deze functies een beperkte bijdrage leveren aan de levendigheid en deze daarom ook buiten het kernwinkelgebied mogen worden gehuisvest. Echter is het aantal percelen waar voorheen uitsluitend kantoor was toegestaan en nu gemengd niet uitgebreid. Een andere reden om een gemengde bestemming op te nemen is omdat hiermee invulling wordt gegeven aan de groeiende behoefte aan maatschappelijke voorzieningen.
Vanwege de diversiteit in bebouwing is per bouwvlak de maximum en/of minimum goothoogte en/of maximum bouwhoogte op de verbeelding weergegeven. In artikel 5.4 zijn nog enkele afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van de maximum goot- en bouwhoogte opgenomen. Per bestemmingsvlak zijn maximaal twee woningen toegestaan.
Groen
De grotere groenelementen die in het centrum voor de ruimtelijke beleving visueel van belang zijn hebben een groenbestemming gekregen. Handhaving van deze elementen is essentieel. De pastorietuin ten noorden van het burgemeester J.C. van den Bergplein heeft de aanduiding Park gekregen. De pastorietuin is nu nog niet openbaar toegankelijk. In samenhang met de ontwikkeling van een woongebouw op dit perceel moet het wel een openbaar karakter met bijbehorende parkachtige inrichting krijgen.
Horeca
De horecazaken buiten het kernwinkelgebied hebben een specifieke horecabestemming gekregen en kennen in vergelijking tot de centrumbestemming weinig flexibiliteitsbepalingen. Het beleid is er immers op gericht om de horecavoorzieningen te concentreren in het kernwinkelgebied. Per bestemmingsvlak zijn maximaal twee woningen toegestaan. Op de verbeelding is per bouwvlak de maximum en/of minimum goothoogte en/of maximum bouwhoogte aangegeven.
Maatschappelijk
Het gemeentehuis, de kerken, scholen, bibliotheek, mortuarium en St Jansgebouw hebben een maatschappelijke bestemming en kunnen voor meerdere doeleinden worden gebruikt. Op de verbeelding is per bouwvlak de maximum en/of minimum goothoogte en/of maximum bouwhoogte aangegeven. Ter plaatse van het St Jansgebouw is het tevens toegestaan een horecafunctie (categorie 3) uit te oefenen. Het betreft een zalencentrum. Dit zalencentrum is zelfstandig toegestaan naast de overige toegestane functies. Ondergeschiktheid is hier niet aan de orde.
Maatschappelijk - begraafplaats
Binnen het plangebied zijn twee begraafplaatsen aanwezig, te weten de algemene begraafplaats aan de Appelhofstraat en de begraafplaats behorend bij de Katholieke kerk aan de Stationsstraat. Alleen de algemene begraafplaats heeft een bouwvlak waar maximaal 50 m² en met afwijking tot maximaal 100 m² mag worden bebouwd.
Sport
Alleen het huidige fitnesscentrum aan de Kerkstraat heeft de bestemming Sport gekregen. Naast deze functie zijn maximaal twee woningen toegestaan binnen deze bestemming. Op de verbeelding is per bouwvlak de maximum en/of minimum goothoogte en/of maximum bouwhoogte aangegeven. Na beëindiging van de functie kan de bestemming middels een wijzigingsbevoegdheid worden omgezet naar een woonbestemming.
Verkeer - verblijfsgebied
Om maximale flexibiliteit qua inrichting van de openbare ruimte te bewerkstelligen, heeft nagenoeg de gehele buitenruimte de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gekregen. Naast de verkeersvoorzieningen zijn hier ook groen- en watervoorzieningen toegestaan. Alleen op het Binnenhof is een bouwvlak opgenomen voor de overdekte entree van de parkeergarage. Ten behoeve van de weekmarkt is op het Binnenhof de aanduiding specifieke vorm van detailhandel - standplaatsen opgenomen. Het parkeerterrein aan de Bongerd heeft dezelfde aanduiding gekregen vanwege de marktkraam die daar wekelijks staat. Eveneens worden voor het Binnenhof standplaatsvergunningen verleend. Hiervan mag gebruik worden gemaakt buiten de tijden van de weekmarkt. Dit geldt overigens ook voor het parkeerterrein aan de Bongerd. Voor evenementen moet altijd een evenementenvergunning worden aangevraagd. Vanuit een goede ruimtelijke ordening moeten terreinen die vaker worden gebruikt voor evenementen specifiek worden aangeduid. Binnen dit bestemmingsplan heeft alleen het Binnenhof de aanduiding evenement gekregen. Voor de meer incidentele evenementen kan gebruik worden gemaakt van de algemene gebruiksregels.
Wonen
Deze bestemming heeft betrekking op alle woningen buiten het kernwinkelgebied. Dit betreft vrijstaande, geschakelde, of in rij gebouwde woonhuizen. Voor de rijwoningen geldt dat op de verbeelding het maximaal aaneen te bouwen woningen is vastgelegd. Daarnaast wordt op de verbeelding per bouwvlak de maximum en/of minimum goothoogte en/of maximum bouwhoogte aangegeven. Het maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken is gerelateerd aan de perceelsgrootte.
Naast de woonfunctie is ook de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan. In artikel 14.5.2 van de regels worden de specifieke voorwaarden genoemd. De woonfunctie dient te alle tijde de hoofdfunctie te blijven. Om deze reden is bepaald dat maximaal 35% van het vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het aan huis uitgeoefende beroep of bedrijf. Overigens worden kappersbedrijven niet aan huis toegestaan. Dit heeft enerzijds met jurisprudentie te maken en anderzijds met de oneerlijke concurrentie van kappersbedrijven in het centrum.
De monumenten hebben de aanduiding cultuurhistorische waarden gekregen.
Woongebouw
De appartementencomplexen buiten het kernwinkelgebied zijn bestemd als Wonen - Woongebouw. Op de verbeelding is per bouwvlak de maximum en/of minimum goothoogte en/of maximum bouwhoogte aangegeven. De bijbehorende bouwwerken moeten aangebouwd worden en mogen per woning maximaal 10 m² bedragen.
Waarde - Archeologie 1 en 2
De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2 gelden voor gronden met respectievelijk een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde. De verwachtingswaarde met de beoogde planologische bescherming is vastgesteld in het gemeentelijk archeologisch beleid zoals beschreven in paragraaf 3.3.5. De gronden binnen beide dubbelbestemmingen zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van verwachte archeologische waarden, met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen. Voor nieuwe ontwikkelingen moet afhankelijk van de omvang van de werkzaamheden eventueel een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 7 Uitvoering En Handhaving
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.1.1 Grondexploitatie
Sinds 1 juli 2008 heeft de Grondexploitatiewet als Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening rechtskracht gekregen. Doel van de wet is te komen tot een verbetering van het stelsel van kostenverhaal en het kunnen stellen van locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. In de wet is opgenomen dat een gemeente de gemaakte kosten op een particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot ontwikkeling van een bouwplan overgaat. Daarnaast kan de gemeente eisen stellen aan de te ontwikkelen locatie, zoals kwaliteitseisen van het openbaar gebied of eisen aan woningbouwcategorieën (particulier opdrachtgeverschap en sociale woningbouw).
De wet geeft in principe twee manieren voor gemeenten om de kosten te verhalen op grondeigenaren en locatie-eisen te stellen:
- 1. Via een privaatrechtelijke overeenkomst met een grondeigenaar op vrijwillige basis. In deze overeenkomst kunnen beide partijen over alle mogelijke onderwerpen afspraken met elkaar maken.
- 2. Wanneer het niet lukt om er met de grondeigenaar via een privaatrechtelijke overeenkomst uit te komen, dan moet de gemeente een exploitatieplan opstellen. In het exploitatieplan legt de gemeente het verhalen van kosten bindend op aan de grondeigenaar.
Het exploitatieplan moet tegelijkertijd worden vastgesteld en bekendgemaakt met het bestemmingsplan. Als het kostenverhaal en het stellen van locatie-eisen via een privaatrechtelijke overeenkomst is geregeld, dan moet de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan expliciet het besluit nemen geen exploitatieplan vast te zullen stellen.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisatie en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Er is daarom geen exploitatieplan of -overeenkomst nodig.
7.2 Handhaving Van Het Plan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde voorschriften. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
- 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
- 2. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De planregels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
- 3. Actief handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
7.3 Retrospectieve Toets
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
In dit bestemmingsplan zijn doorgaans dezelfde bestemmingen gehandhaafd. Alleen de voormalige kantoorbestemming is gewijzigd in gemengd.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Inspraak
In de Inspraakverordening van de gemeente Wierden is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 24 maart 2016 vier weken ter inzage gelegen. Voorafgaand is op 23 maart 2016 een inloopavond gehouden.
Inspraakreacties
Er zijn drie inspraakreacties ingediend. Deze zijn opgenomen in Bijlage 1Inspraaknota. De inspraakreacties hebben geleid tot 1 aanpassing van de verbeelding.
8.2 Vooroverleg
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties.
Rijk
In het plan zijn geen rijksbelangen betrokken zoals in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (paragraaf 3.1) zijn benoemd. Er hoeft daarom geen vooroverleg met het Rijk te worden gevoerd.
Provincie
Het plan is op 1 april 2016 besproken met de provincie Overijssel. De provincie heeft laten weten dat zij instemt met het bestemmingsplan.
Waterschap Vechtstromen
De gemeente Wierden heeft het waterschap Vechtstromen geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De procedure in het kader van deze watertoets is goed doorlopen. Het waterschap heeft op 16 maart 2016 aangegeven in te kunnen stemmen met de waterparagraaf.
08 november 2016.
Bijlage 1 Lijst Huidige Bedrijfsactiviteiten
Appelhofdwarsstraat 23
schildersbedrijf
advocatenkantoor
Bijlage 2 Lijst Van Horecabedrijven
Categorie 1 zijn vormen van horeca:
- 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede alcoholvrije dranken wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie of crêperie;
- 2. die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals kerkelijke centra;
- 3. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant of pension;
- 4. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders, zoals pizzeria's of (afhaal)restaurants;
mogelijke effecten: komen en gaan, parkeerdruk, afval op straat.
Categorie 2 zijn vormen van horeca:
- 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) van de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een cafetaria, snackbar of een shoarmazaak;
- 2. waarin hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Voorbeelden zijn een café, bar, eetcafé, pub of een café-restaurant;
mogelijke effecten: komen en gaan, parkeerdruk, stankoverlast, afval op straat, afvalopslag.
Categorie 3 zijn vormen van horeca:
Waar zaalaccommodatie ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van het organiseren van bijeenkomsten en partijen, en waar als nevenactiviteit wordt voorzien in het verstrekken van kleine etenswaren en al dan niet alcholhoudende dranken;
mogelijke effecten: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers.
Categorie 4 zijn vormen van horeca:
Zoals een discotheek en een dancing met een dansvloeroppervlak groter dan 10 m² en buurthuizen;
mogelijke effecten: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vanuit de inrichting, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers, openbare orde problemen.