Buitengebied 2009, Loomsweg 1
Bestemmingsplan - gemeente Wierden
Vastgesteld op 06-12-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, Loomsweg 1" met identificatienummer NL.IMRO.0189.BP2021000021-VA01 van de gemeente Wierden.
1.2 Buitengebied 2009
het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' met identificatienummer 'NL.IMRO.0189.BP2009000002-0002' van de gemeente Wierden.
1.3 Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)
het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)' met identificatienummer 'NL.IMRO.0189.BP2012000013-VA01' van de gemeente Wierden.
1.4 Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)
het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)' met identificatienummer 'NL.IMRO.0189.BP2019000005-VA01' van de gemeente Wierden
1.5 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.6 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, Loomsweg 1, bestaande uit de kaart met het nummer NL.IMRO.0189.BP2021000021-VA01.
1.7 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.8 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.9 aan huis verbonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.10 afhankelijke woonruimte
een recreatiewoning, gastenverblijf of bijgebouw, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;
1.11 afwijking
Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.12 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;
1.13 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingsconcentratie
het centraliseren van bebouwing.
1.16 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.17 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.18 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, enkel slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak.
1.21 bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.22 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, zoals weergegeven in Bijlage 1;
1.23 boerderijwinkel
een winkel bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht;
1.24 boomkwekerij
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt;
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 CROW
Oorspronkelijke afkorting van 'Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek, non-profit kennispartner voor (decentrale) overheden, aannemers en adviesbureaus.
1.32 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten.
1.34 fruitteeltbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 groepsaccommodatie
een (deel van) een gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten. Een kampeerboerderij valt onder het begrip groepsaccommodatie;
1.37 hobbymatig houden van vee
het niet bedrijfsmatig houden van vee.
1.38 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.39 horeca(bedrijf)
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;
1.40 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
1.41 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren biologisch worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
1.42 kampeermiddel
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een (sta-)caravan;
1.43 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw.
1.44 kleinschalig kampeerterrein
een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van niet meer dan 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.45 koffieschenkerij
Een rustpunt voor fietsers en wandelaars met bijbehorend terras, met gelegenheid voor een het nuttigen van dranken en etenswaren, het maken van een sanitaire stop, informatievoorziening over het gebied, fietsreparatie en fietsoplaadpunt.
1.46 kwekerij
het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt;
1.47 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.48 maatschappelijke horeca
horeca-activiteiten in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig verstrekken van (alcoholhoudende) drank en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse uitgeoefend, die zijn toegestaan zolang en voor zover het gebouw de maatschappelijke en/of culturele functie als de hoofdfunctie heeft;
1.49 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.50 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.51 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.52 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.53 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.54 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde
Een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.55 overkapping (bijbehorend bouwwerk)
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met maximaal één wand.
1.56 paardenbak
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining.
1.57 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.58 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald.
1.59 plattelandswoning
een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden als bedoeld in artikel 1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), inclusief aan-huis-gebonden beroep;
1.60 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.61 recreatiewoning
een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.62 rustpunt
Een pleisterplaats langs een wandel en/of fietsroute met gelegenheid voor een het nuttigen van dranken en etenswaren, het maken van een sanitaire stop, informatievoorziening over het gebied, fietsreparatie en fietsoplaadpunt.
1.63 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.64 teeltondersteunende kassen
kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
- b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
- c. het voorkomen van schade door vorst;
1.65 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
- c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
- d. het voorkomen van schade door vorst;
- e. met dien verstande dat dit niet geldt voor vollegrondsteelt zoals bij wijnbouw en/of aspergeteelt;
1.66 trekkershut
een blokhut waarvoor een vergunning ingevolge artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. Er is sprake van een trekkershut indien er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie;
1.67 voldoende parkeergelegenheid
Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de richtlijnen van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'.
1.68 weg
voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen.
1.69 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.70 wonen
het woonachtig zijn in een hoofdverblijf;
1.71 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.72 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
1.73 zorgboerderij
een aan het agrarisch gebied gelieerd bedrijf waar mensen met een verstandelijke of geestelijke beperking, psychiatrische problematiek of zorgbehoevende ouderen met een zorg- of hulpvraag terecht kunnen voor dagbesteding, dagopvang of arbeidstraining.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden afwijkende goothoogtes ten behoeve van esthetische accenten (tot een maximum van 25% van de totale gootlengte) buiten beschouwing gelaten;
2.3 De hoogte van een windturbine/molen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine/molen;
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.6 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor verhoudingen in procenten (%);
- d. voor hoeken/hellingen in graden (º).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf met daarbijbehorende gebouwen (niet zijnde rijhallen), bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:
- a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. een windturbine is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'windturbine';
- c. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw;
- d. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan op gronden welke op de verbeelding als reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied zijn aangewezen.
3.2 Bouwregels
Op de op de verbeelding voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats of afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de landschappelijke inpassing;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de milieusituatie.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 3.1 en toestaan dat een rijhal wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
- 1. voor wat betreft de agrarische activiteiten er sprake is van een volwaardig bedrijf, wat blijkt uit een bedrijfsplan;
- 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.200 m²;
- 3. de rijhal landschappelijk wordt ingepast;
- b. 3.1 ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
- 1. niet meer dan twee trekkershutten per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
- 2. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m² mag bedragen;
- c. 3.2.2 onder c en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 8 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
- d. 3.2.2 onder d en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
- e. 3.2.2 onder e ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
- f. 3.2.3 onder b ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m³ voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat:
- 1. dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
- g. 3.2.3 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m³ wordt gebouwd;
- h. 3.2.4 onder b ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
- 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
- 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is;
- i. 3.2.5 onder b ten behoeve van mestvergistingsinstallaties tot een maximale hoogte van 12 m;
- j. 3.2.5 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
- 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
- 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 ²;
- k. 3.1 en toestaan dat een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, door een derde bewoond mag worden (plattelandswoning);
- l. 3.2.3 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.000 m³ wordt verbouwd ten behoeve van twee (plattelands)woningen;
- m. 3.2.3 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.500 m³ wordt verbouwd ten behoeve van drie (plattelands)woningen;
- n. 3.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk , gastenverblijf of een recreatiewoning als een afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- 1. er sprake is van mantelzorg;
- 2. er niet meer dan 75 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
- 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
- 4. het bijbehorend bouwwerk , het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
- 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
- 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen;
- o. 3.2.2 ten behoeve van de verbouw van een ruimte voor nevenactiviteiten.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
- a. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Agrarisch - Kwekerij ten behoeve van een kwekerij- houtteelt of fruitteeltbedrijf;
- b. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering;
- c. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Landschap ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 2 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
- 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
- d. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Landschap ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha, met dien verstande dat indien en voorzover de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 1,5 ha, deze oppervlakte mag worden gehandhaafd;
- 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
- e. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
- 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
- 3. de nieuwe functie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, wat blijkt uit een in te dienen landschapsplan;
- 4. er geen sprake mag zijn van verstedelijking en dat landschappelijke/natuurlijke kenmerken niet worden aangetast;
- 5. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
- 6. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
- 7. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
- 8. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk wordt versterkt;
- 9. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
- 10. op de gronden welke op de verbeelding zijn aangeduid met reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied alleen medewerking kan worden verleend aan de functiewijziging indien onderbouwd kan worden dat de functieverandering geen afbreuk doet aan de mogelijkheden van uitbreiding, her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen;
- f. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(-en), en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
- 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m² aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
- 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m² aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in Bijlage 4;
- 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
- 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
- 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in Bijlage 4;
- 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
- 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Bebouwingsgrenzen
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming een afstand van 15 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan in acht wordt genomen.
5.2 Afwijken bebouwingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het uitvoeren van de in de Bijlage 5 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "S" is vermeld;
- b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
- c. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.
6.2 Afstemmingsregel
Indien in Bijlage 5 voor bepaalde gronden een "S" en/of een "A" en/of een "T" zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de "S", de "A" en de "T".
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen in lid 3.1 en 3.7.
7.2 milieuzone - intrekgebied
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan worden verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
9.2 Verwijzing naar adressen
De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen betreffen de adressen, zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.
9.3 Parkeren
Het bevoegd gezag verleent pas een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, onder voorwaarde dat:
- a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding en functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
- b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
- 1. voldaan wordt aan de normen uit de CROW-publicatie 381 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
- 2. de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 381 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
- 3. voldaan wordt aan de door CROW-publicatie 381 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' gehanteerd indeling in centrum, schil centrum, rest bebouwde kom en buitengebied, geschetst in figuren 1 tot en met 8 uit Bijlage 6 Verdeling deelgebieden gemeente Wierden
9.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan van het bepaalde in 9.3 afwijken, indien:
- a. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd;
- b. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen;
- c. de betreffende ontwikkeling, mits voldoende ruimtelijk onderbouwd, niet valt in te delen binnen één van de gestelde categorieën uit de CROW-publicatie 381 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'.
9.5 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
- a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
- b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
- c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
9.6 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 9.3, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor het pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
10.2 Afwijking
Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
10.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld 10.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, Loomsweg 1".
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden op
De griffier, De voorzitter,
……………… ………………
Bijlage 1 Hoofd- En Bijbehorende Bouwwerken
Bijlage 1 Hoofd- en bijbehorende bouwwerken
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan
Bijlage 3 Verblijfsrecreatie In Het Landelijk Gebied
Bijlage 3 Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied
Bijlage 4 Rood-voor-rood-regeling
Bijlage 4 Rood-voor-Rood-regeling
Bijlage 5 Tabel Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Bijlage 6 Verdeling Deelgebieden Gemeente Wierden
Bijlage 6 Verdeling deelgebieden gemeente Wierden
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Quickscan Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 3 Quickscan natuurwaardenonderzoek