4e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Schaddenbeltsweg 2a
Wijzigingsplan - Wierden
Vastgesteld op 01-02-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan 4e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Schaddenbeltsweg 2a van de gemeente Wierden;
1.2 verbeelding
de plankaart van het wijzigingsplan 4e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Schaddenbeltsweg 2a, bestaande uit de kaart met het nummer NL.IMRO.0189.WB2010000004-0003;
1.3 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0189.WB2010000004-0003 met de bijbehorende regels;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.5 aan-huis-verbonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 afhankelijke woonruimte
een recreatiewoning, gastenverblijf of bijgebouw, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingsconcentratie
het centraliseren van bebouwing;
1.9 bed&breakfast
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.10 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.11 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.14 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 erf
de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;
1.18 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.19 hobbymatig houden van veehobbymatig houden van vee
het niet bedrijfsmatig houden van vee;
1.20 hoofdgebouw
een gebouw dat binnen een bouwperceel door constructie of afmeting als het of één van de belangrijkste valt aan te merken;
1.21 kampeermiddel
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;
1.22 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;
1.23 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.24 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.25 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.26 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.27 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met niet meer dan twee wanden;
1.28 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.29 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.30 recreatiewoning
een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.31 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.32 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.33 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan-en bijgebouwen op de begane grond;
1.34 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.35 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.36 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen met dien verstande dat:
- f. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
- g. de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw mogen worden gebruikt voor bed & breakfast;
met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- b. het bebouwingsbeeld;
- c. de landschappelijke inpassing;
- d. de milieusituatie;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afweging van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijkenvan het bepaalde in:
- a. het bepaalde in 3.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
- b. het bepaalde in 3.2.2 onder d ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
- c. het bepaalde in 3.2.4ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
- 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
- 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 3.1 juncto artikel 1.35 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
- b. 3.1ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
- 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
- 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.000 m2;
- c. 3.5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- 1. er sprake is van mantelzorg;
- 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijgebouwen, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
- 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
- 4. het bijgebouw, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
- 5. het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
- 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijgebouw, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Algemene Bouwregels
4.1 Bebouwingsgrenzen
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming een afstand van 15 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht worden genomen.
4.2 Afwijking bebouwingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de naastgelegen rijbaan, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar te staat.
Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels
5.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt en/of welstand ter plaatse aanvaardbaar is;
- b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- d. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
- e. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
- g. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen).
Artikel 6 Algemene Procedureregels
Voor een besluit tot verlening van een omgevingsvergunning of het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
7.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 4e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Schaddenbeltsweg 2a.
februari 2011.
Vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden in de vergadering van 1 februari 2011.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Bij de gemeente Wierden is het verzoek binnengekomen om de bestaande woning aan de Schaddenbeltsweg 2a in Hoge Hexel te slopen en te vervangen door nieuwbouw.
Het perceel Schaddenbeltsweg 2a heeft in het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" de bestemming 'Agrarisch- Agrarisch bedrijf' gekregen. De bouw van een burgerwoning is binnen deze bestemming niet bij recht mogelijk. Om de bouw van een burgerwoning op het perceel mogelijk te maken is dit wijzigingsplan opgesteld.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het wijzigingsplan "4e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Schaddenbeltsweg 2a" bestaat uit de volgende stukken:
- Verbeelding;
- Regels;
Op de verbeelding is de bestemming van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin de aanleiding, de motivering en een beschrijving van de planopzet zijn opgenomen.
1.3 Begrenzing Plangebied
Het plangebied bestaat uit het perceel Schaddenbeltsweg 2a (kadastraal bekend gemeente Wierden sectie U, nummer 00101). Het perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Wierden ten noorden van het Wierdenseveld.
1.4 Opzet Van De Toelichting
De toelichting van het wijzigingsplan “4e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Schaddenbeltsweg 2a” is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige en gewenste situatie;
- Hoofdstuk 3: het beleidskader;
- Hoofdstuk 4: Randvoorwaarden en onderzoek ten behoeve van de planuitvoering;
- Hoofdstuk 5. Het plan. In dit hoofdstuk staat de planologische afweging. Tevens wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 De Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
De projectlocatie aan de Schaddenbeltsweg ligt in het buitengebied van de gemeente Wierden ten noorden van het Wierdenseveld. Op de locatie was in het verleden een agrarisch bedrijf aanwezig. Deze is in de jaren '40 van de vorige eeuw ontstaan. Er heeft nooit een grote groei van het bedrijf plaatsgevonden. De bestaande woning en bijgebouwen staan op een smalle kavel te midden van weilanden. Aan de noordsingel van het perceel staat een populierensingel.
In de directe omgeving van het plangebied liggen enkele agrarische bedrijven en burgerwoningen.
2.2 Het Initiatief
Het agrarisch bedrijf aan de Schaddenbeltsweg 2a is enige tijd geleden beeindigd. Op het perceel staat een woonhuis en enkele bijgebouwen. Het woonhuis, de voormalige boerderij, verkeert bouwtechnisch in niet al te beste staat. De nieuwe eigenaar van het perceel is van plan de bestaande woning en een schuur te slopen. Een schuur blijft staan. In plaats van de bestaande woning wordt een nieuwe woning gebouwd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies.
De voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn zijn: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-) nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.
De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid voor water, bodem en groene ruimte omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het Rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit, en van bijzondere (ook internationaal erkende) landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Herbouw van de voormalige boerderij is niet in strijd met de Nota Ruimte.
Natuurbeschermingswet 1998
Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:
- De Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden).
- Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten).
- De Ecologische Hoofdstructuur.
De projectlocatie ligt op ongeveer 200 meter van de Ecologische Hoofdstructuur en 250 meter van het Natura 2000-gebied het Wierdenseveld. De omzetting van een agrarisch bedrijf in een woonbestemming heeft geen nadelige invloed op de werking van de Ecologische Hoofdstructuur en het Natura 2000-gebied.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel is het provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Voor de omgevingsvisie heeft de provincie twee thema's die leidend zijn voor alle beleidskeuzes: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen in projecten en regels. Ontwikkelingsperspectieven schetsen de ontwikkelingsrichtingen voor gebieden.
Voor de groene omgeving worden de volgende ontwikkelingsperspectieven geschetst:
- 1. realisatie groene en blauwe hoofdstructuur;
- 2. buitengebied- accent agrarische productie;
- 3. buitengebied- accent veelzijdige gebruiksruimte.
De projectlocatie ligt binnen het perspectief "buitengebied- accent veelzijdige gebruiksruimte", het betreft een mixlandschap van landbouw, natuur, water en wonen. De omgevingsvisie is gedeeltelijk uitgewerkt in de omgevingsverordening Overijssel 2009.
Het omzetten van een agrarisch bedrijf in een burgerwoning past goed binnen het provinciale beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie.
In deze onderbouwing staat de motivatie voor het initiatief. Het gemeentelijk kader is in de volgende paragraaf opgenomen.
Reconstructieplan Salland-Twente
Het plangebied ligt in het verwevingsgebied. Dit gebied is als zodanig aangewezen in het kader van het Reconstructieplan Salland-Twente. Binnen het verwevingsgebied wordt ruimte geboden aan meerdere functies, waaronder economie en wonen. Daarbij wordt het mogelijk maken van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar gestimuleerd.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Bestemmingsplan Buitengebied 2009
Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2009" de bestemming "Agrarisch- Agrarisch bedrijf" gekregen. Het perceel heeft tevens de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- afwijkende maatvoering" gekregen. Dit betekent dat de bestaande oppervlakte met maximaal 15% mag worden uitgebreid. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee Burgemeester en wethouders de bestemming "Agrarisch- Agrarisch bedrijf" kunnen wijzigen in de bestemming "Wonen" indien het agrarisch bedrijf is beëindigd. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
- a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
- b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
- c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
De belangenafweging is in dit wijzigingsplan opgenomen.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden.
4.2 Milieuaspecten
Bodem
Voor de herbouw van de woning moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit dient te gebeuren voor aanvraag van de omgevingsvergunning.
Geluid
De locatie ligt in landelijk gebied (60 km/h). De Schaddenbeltsweg is een verkeersluwe weg. De nieuwe woning wordt op enige afstand van deze weg gerealiseerd. Op basis hiervan is geen hoge geluidsbelasting te verwachten. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
Externe veiligheid
In of nabij het plangebied is geen sprake van inrichtingen als bedoeld in het Bevi dan wel andere risico's of gevaarbronnen. Ook zijn er geen routes gevaarlijke stoffen (over de weg, het spoor of het water) en buisleidingen in de nabije omgeving van het plangebied aanwezig. Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is daarom niet aan de orde.
Luchtkwaliteit
Op 15 november is de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) in werking getreden. Dit vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wettelijke regels geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- a. er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- b. een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
Veel projecten in de gemeente Wierden vallen onder de regeling NIBM. In deze regeling staan de getalsmatige grenzen van projecten die ´niet in betekenende mate´(NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Van de overige projecten moet worden aangetoond dat de concentratietoename beneden de 1% ligt, hetgeen voor fijn stof (PM10) en NO2 overeenkomt met 0,4 mg/m³. Er zijn dus twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:
- a. Aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie zoals bepaald in artikel 4 lid 1 van de Ministeriële regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig. Voor woningbouw is een ondergrens van 1.500 woningen opgenomen. Voor projecten of plannen met minder woningen is geen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk.
- b. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 1% (later 3%) criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn.
De herbouw van een bestaande woning behelst een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat duidelijk is dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.
Hinder
Voor het perceel aan de Schaddenbeltsweg 2a is een milieuvergunning aanwezig voor 55 vleesvarkens en 10 stuks jongvee. Deze milieuvergunning moet door aanvrager worden ingetrokken.
In de directe omgeving van het perceel Schaddenbeltsweg 2a liggen enkele agrarische bedrijven. Vanuit de Wet geurhinder en veehouderij dient een afstand van 50 meter aangehouden te worden tussen de woning aan de Schaddenbeltsweg 2a en een agrarisch bedrijf. De afstand tot het agrarisch bedrijf aan de Schaddenbeltsweg 4 bedraagt 50 meter.
De afstand tot het agrarisch bedrijf aan de Schaddenbeltsweg 1 bedraagt minder dan 50 meter. Gezien de ligging van de gebouwen van dit bedrijf levert dit echter geen problemen op. De uitbreiding van bestaande gebouwen blijft mogelijk, aangezien deze op een grotere afstand dan 50 meter liggen en slechts beperkt uitgebreid mogen worden. Voor de oprichting van nieuwe gebouwen geldt reeds een aan te houden afstand van 50 meter ten opzichte van een woning van derden. Deze afstand wijzigt niet.
4.3 Waarden
Ecologie
Momenteel bevinden zich verschillende gebouwen op het perceel, het erf is altijd intensief in gebruik geweest. Opgaande beplanting bevindt zich alleen langs noordelijke kavelgrens. Gezien het bebouwde karakter van het plangebied en de ligging van beplanting is het niet de verwachting dat in het plangebied beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet voorkomen.
Nabij het plangebied kunnen in de bestaande singel en achterliggende weide broedvogels voorkomen. Het is veelal niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen die gelden voor broedvogels. Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste broedvogels mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels.
Landschap
Het plangebied ligt in jong ontginningslandschap (de Kolonie) ten noorden van het Wierdense Veld. Het erf is in de jaren '40 van de vorige eeuw ontstaan. De woning en bijgebouwen staan op een smalle kavel. Aan de noordzijde staat een populierensingel. Voor het bouwplan is een advies van de Ervenconsulent van het Oversticht opgesteld.
Uit het advies van de ervenconsulent blijkt dat de opzet van het erf goed kan worden behouden en dat hierop kan worden voortgebouwd. De populierensingel is een belangrijk structurerend element en moet behouden blijven. Ook de grote Amerikaanse eik bij de weg is een belangrijk element die bijdraagt aan de verankering van het erf in het landschap. De beide toegangen blijven aanwezig; de noordelijke brede toegang is de hoofdtoegang. Aan de voorzijde van het huis is ruimte voor grasomgeven door een border. Aan de zuidzijde worden fruitbomen geplant en aan de achterzijde kan men vanaf het terras over het gras en tussen de fruitbomen door naar het landschap kijken.
Door de verwijdering van een schuur en gedeeltelijke verwijdering van de andere schuur wordt het ingerichte erf verkleind. Daarachter wordt de weide hersteld en toegevoegd aan de bestaande weide.
Archeologie
Het gebied waarbinnen de bouwlocatie ligt kent een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het plangebied heeft een beperkt oppervlak, het betreft de sloop en herbouw van een woning. Gezien deze oppervlakte en het feit dat het reeds geroerde grond betreft is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet nodig.
Water
Ruimtelijke plannen worden in toenemende mate getoetst aan diverse waterstaatkundige aspecten, zoals waterafvoer en waterkwaliteit. In deze waterparagraaf wordt ingegaan op de waterhuishouding in het gebied.
Het plan betreft een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlakte water tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. De procedure in kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Het Plan
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag of de gewenste ingreep kan worden toegestaan en op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
5.2 Planologische Afweging
Dit wijzigingsplan is opgesteld om de herbouw van een woning op een voormalig agrarisch erf mogelijk te maken. De bouw (herbouw) van een burgerwoning op een perceel met een agrarische bedrijfsbestemming is niet bij recht mogelijk. Voor realisatie is een wijziging van het huidige bestemmingsplan nodig. Hiervoor is dit wijzigingsplan opgesteld.
Uit de onderbouwing blijkt dat de sloop van de bestaande woning en herbouw van een nieuwe woning op het perceel Schaddenbeltsweg 2a goed mogelijk is. Het nabijgelegen agrarisch bedrijf wordt niet belemmerd in de ontwikkelingsmogelijkheden. Het erf wordt goed ingepast in het landschap. Het initiatief heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding, flora en fauna en archeologie.
5.3 Economische Uitvoerbaarheid
Sinds 1 juli 2008 heeft de Grondexploitatiewet als onderdeel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening rechtskracht gekregen. Doel van de wet is te komen tot een verbetering van het stelsel van kostenverhaal bij particuliere grondexploitatie. In de wet is opgenomen dat een gemeente de gemaakte kosten op een particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot ontwikkeling van een bouwplan overgaat. Dit betekent dat een bestemmingsplan dat een bouwplan mogelijk maakt pas vastgesteld kan worden, nadat er duidelijkheid is over het verhalen van kosten op de grondeigenaar. Daarnaast kan de gemeente eisen stellen met betrekking tot de te ontwikkelen locatie, zoals kwaliteitseisen van het openbaar gebied.
Met de initatiefnemer wordt een overeenkomst afgesloten over realisatie van het project. Hierdoor kan de vaststelling van een exploitatieplan achterwege blijven.
5.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Met ingang van 9 december 2010 heeft het ontwerpwijzigingsplan 4e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Schaddenbeltsweg 2a voor zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.
februari 2011.