KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
Artikel 5 Bedrijventerrein
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
Artikel 7 Dienstverlening
Artikel 8 Gemengd - 1
Artikel 9 Gemengd - 2
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Kantoor
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Erftoegangsweg
Artikel 15 Verkeer - Openbaar Vervoer
Artikel 16 Verkeer - Parkeergarage
Artikel 17 Verkeer - Railverkeer
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Wonen - Meergezinshuis
Artikel 20 Leiding - Hoogspanning
Artikel 21 Leiding - Riool
Artikel 22 Leiding - Water
Artikel 23 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels Geluidzone - Industrie
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Samenvatting
1.2 Algemeen
1.3 Doel
1.4 Plangebied
1.5 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid
3.4 Verkeersbeleid
3.5 Groenbeleid
3.6 Waterbeleid
3.7 Kantorenbeleid
3.8 Detailhandelsbeleid
3.9 Coffeeshopbeleid
3.10 Prostitutiebeleid
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
4.2 Milieu
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Plangebied
5.3 Beheer
5.4 Ontwikkeling
5.5 Water
5.6 Archeologie
5.7 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
6.6 Bijlagen
6.7 Consequenties Van Beleid
6.8 Handhaving
6.9 Handboek
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg
Bijlage 1 Lijst Met Horecacategorieën
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
2.1 Algemene Verklaring
2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
3.1 Algemene Verklaring
3.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
3.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
3.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's
Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse Projectgebied Spoorzone
Bijlage 3 Waardenkaart Objecten En Complexen

Spoorzone

Bestemmingsplan - gemeente Zwolle

Vastgesteld op 23-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Spoorzone met identificatienummer NL.IMRO.0193.BP12005-0004 van de gemeente Zwolle;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen die verband houden met het ambacht;

1.6 amusementshal:

gebouw of ruimte bestemd voor recreatie door middel van het gebruik van speelautomaten, behendigheidsautomaten en kansspelautomaten als bedoeld in de Verordening inzake speelautomatenhallen;

1.7 andere gezondheidszorggebouwen:

  1. a. verzorgingstehuizen;
  2. b. psychiatrische inrichtingen;
  3. c. medische centra;
  4. d. poliklinieken;
  5. e. medische kleuterdagverblijven;

1.8 archeologische monumenten:

terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.9 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;

1.12 bed & breakfast:

ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin;

1.13 bedrijf:

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;

1.14 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfsplan:

een weergave van de huidige en toekomstige situatie van een bedrijf en haar omgeving waarin de doelstellingen op korte en lange termijn zijn weergegeven en waarin tevens richtlijnen zijn opgenomen om de doelstellingen te realiseren.

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.18 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.23 bijzondere woonvorm:

een gebouw of gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor de huisvesting van specifieke doelgroepen;

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 café-restaurant:

een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.32 caravan:

een al dan niet uitklapbare aanhangwagen ingericht voor dag- en nachtverblijf van personen, welke met een normale snelheid over de weg mag worden voortbewogen;

1.33 carport:

een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.34 cultuur en ontspanning:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, attractiepark, bioscoop, bowlingbaan, casino, creativiteitscentrum, dansschool, dierentuin, evenemententerrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speeltuin, theater en welness alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze activiteiten evenwel met uitzondering van een seksinrichting;

1.35 cultuurhistorische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de ten gevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap en bebouwing, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige historiche waarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder zijn begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, een tuincentrum en een supermarkt;

1.37 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.38 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.39 eengezinshuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.40 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.41 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;

1.42 erftoegangsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;

1.43 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.44 garagebedrijf:

een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen, snorfietsen en fietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;

1.45 garagebox:

een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.46 gebiedsontsluitingsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;

1.47 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.49 geluidsgevoelige functies:

ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.50 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.51 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.52 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;

1.53 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.54 groothandelgebonden detailhandel:

detailhandel, welke een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een groothandelsbedrijf;

1.55 hogere grenswaarde:

een maximum waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.56 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.57 hoofdwoning:

de woning, waar de hoofdbewoner van de woning woont en verblijft;

1.58 horeca:

de bedrijfssector gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het exploiteren van zaalaccommodatie en het verstrekken van nachtverblijf, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.59 horecabedrijf:

een bedrijf, waar ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken worden verstrekt, zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd en waarin nachtverblijf wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.60 inpandige statische opslag:

het in een gebouw opslaan van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd bedrijf;

1.61 kampeerauto:

een voertuig ingericht voor het dag- en nachtverblijf van personen;

1.62 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
    één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.63 kantoor:

een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.64 kantoorgebouw:

een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.65 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;

1.66 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.67 kunstnijverheidbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen van gebruiks- en siervoorwerpen alsmede in rechtstreeks verband daarmee en als ondergeschikte nevenactiviteit detailhandel;

1.68 kwetsbaar object:

een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.69 landschapswaarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.70 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.71 meergezinshuis:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.72 monumenten:

alle vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.73 naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw:

de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw, waar de hoofdtoegang van het hoofdgebouw is gelegen;

1.74 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:

de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;

1.75 normaal onderhoud:

werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden;

1.76 onderbouw:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;

1.77 onderkomen:

een voor dag- en nachtverblijf van personen of dieren geschikte constructie;

1.78 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;

1.79 openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;

1.80 opslag:

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.81 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.82 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.83 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.84 perifere detailhandel:

detailhandel, welke ruimtelijk minder goed past in een stadscentrum of in woonwijken, waaronder verstaan wordt detailhandel in:
meubels, woninginrichtingsartikelen, keukens met bijbehorende artikelen, sanitair met bijbehorende artikelen, caravans, kampeerauto's, tenten, motorboten, zeilboten, roeiboten, kano's, planten, andere tuinartikelen, doe-het-zelf-artikelen en bouwmaterialen;

1.85 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.86 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.87 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen;

1.88 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.89 sociale veiligheid:

de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;

1.90 sportieve dagrecreatie:

vormen van dagrecreatie met een sportief karakter, zoals veldsport, tennis en midgetgolf en zaalsport;

1.91 sportschool:

een gebouw of ruimte bestemd voor het op commerciële basis geven van onderricht in sport al dan niet met (para)medische begeleiding;

1.92 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.93 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, waarbij onder een standplaats niet worden verstaan vaste plaatsen op jaarmarkten of markten, vaste plaatsen op evenementen en vaste plaatsen op snuffelmarkten;

1.94 stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;

1.95 stroomweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke geschikt is voor snelle verplaatsingen over grotere afstanden;

1.96 tent:

een in hoofdzaak van textiel of andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken;

1.97 terugliggende bouwlaag:

gedeelte van een gebouw in de vorm van een bouwlaag voorzien van een plat dak en/ of een kap en waarvan het straatgerichte voorgevelvlak een afstand van ten minste 1 meter heeft ten opzichte van het daarmee corresponderende straatgerichte voorgevelvlak van de lager gelegen bouwlaag;

1.98 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.99 verzorgend bedrijf:

het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en/of het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.100 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel;

1.101 voorkeursgrenswaarde:

de maximum waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.102 windbelemmering:

het geheel of gedeeltelijk verstoken zijn van toetreding van wind;

1.103 windturbine:

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding;

1.104 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.105 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.106 wooneenheid:

elke ruimte of als eenheid samengesteld aantal ruimten, welke geschikt en bestemd is voor bewoning, zoals eengezinshuizen, bejaardenwoningen, woningen voor 1 en/of 2 persoonshuishoudens en meergezinshuizen;

1.107 zolder:

een gedeelte van een gebouw dat door schuine dakschilden is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de hoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan de as van de windmolen;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de vloeroppervlakte van een woning:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;

2.10 de verticale bouwdiepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

2.11 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:

van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
  2. b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van bedrijven voor zover aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkend gebruik' mede voor gebouwen ten behoeve van aannemersbedrijven met werkplaats met een een bedrijfsoppervlak van 1.000 m² of meer;
  3. c. bedrijfswoningen;
  4. d. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. parkeervoorzieningen;
  3. g. geluidwerende voorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. infrastructurele voorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. water;

met de daarbij behorende:

  1. l. tuinen, erven en terreinen;
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg;
    2. 2. de verstrekking van water en lucht;
    3. 3. het wassen, doorspuiten en doorsmeren van motorvoertuigen;
    4. 4. aan een verkooppunt voor motorbrandstoffen ondergeschikte detailhandel en horeca;
  2. b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca, welke niet meer als ondergeschikt aan de verkoop van motorbrandstoffen kan worden beschouwd;
  2. b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van lpg;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangeduid als toelaatbaar;

met uitzondering van:

    1. 1. zelfstandige kantoren, waarbij de bruto vloeroppervlakte van onzelfstandige kantoren niet meer dan 500 m² per bedrijf mag bedragen;
    2. 2. meer dan 2 bedrijfswoningen per bedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden met een inrichting hoofdzakelijk gericht op gemengd verkeer in een 50 kilometer gebied, waarbij kruisingen en T-aansluitingen van wegen niet minder dan 50 meter uit elkaar mogen liggen;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. geluidwerende voorzieningen;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. infrastructurele voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  8. i. voorzieningen ten behoeve van de waterzuivering;met de daarbij behorende:
  9. j. terreinen;
  10. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor onzelfstandige kantoren met een grotere bruto vloeroppervlakte dan 500 m² per bedrijf;
  5. e. het gebruik van bouwwerken voor meer dan 2 bedrijfswoningen per bedrijf;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Cultuur En Ontspanning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van cultuur en ontspanning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. e. geluidwerende voorzieningen:
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. infrastructurele voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. speelvoorzieningen;
  9. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van cultuur en ontspanning op de gronden en in de bouwwerken, welke voor cultuur en ontspanning worden gebruikt;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en dienstverlenende instellingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. e. geluidwerende voorzieningen;
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. infrastructurele voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. water;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. kantoren;
    2. 2. ambachtelijke en overige technische dienstverlening met uitzondering van de fabricage van producten;
    3. 3. groothandel met uitzondering van de opslag van te verhandelen producten;
    4. 4. onderzoeksinstellingen voor kennisoverdracht;
    5. 5. showrooms;
    6. 6. dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, cosmetisch, kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied met uitzondering van geluidsgevoelige functies;
    7. 7. maatschappelijke voorzieningen met uitzondering van geluidsgevoelige functies;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. e. geluidwerende voorzieningen;
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. infrastructurele voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. speelvoorzieningen;
  9. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. spoorwegen;
    2. 2. posterijen;
    3. 3. koeriersdiensten;
    4. 4. telecommunicatiebedrijven;
    5. 5. kantoren ten behoeve van vervoersbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. e. geluidwerende voorzieningen;
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. infrastructurele voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. speelvoorzieningen;
  9. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. maatschappelijke voorzieningen;
  2. f. sport;
  3. g. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie
  4. h. educatief gebruik;
  5. i. nutstuinen;
  6. j. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  7. k. geluidwerende voorzieningen;
  8. l. openbare nutsvoorzieningen;
  9. m. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. n. bebouwing.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoorgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. e. geluidwerende voorzieningen;
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. infrastructurele voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. water;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een groter aantal autoparkeerplaatsen dan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' staat aangegeven;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. opritten, parkeervoorzieningen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van carports.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  3. c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebiedsontsluitingswegen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. een spoorbrug ten behoeve van het langzaam verkeer ter plaatse van de aanduiding 'brug';

met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer met:

  1. d. 2 rijbanen met 1 rijstrook met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Nieuwe Veerallee;
  2. e. 1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de overige wegen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. parkeervoorzieningen;
  2. g. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. h. geluidwerende voorzieningen;
  4. i. openbare nutsvoorzieningen;
  5. j. infrastructurele voorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. water;

met de daarbij behorende:

  1. m. bebouwing.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 14 Verkeer - Erftoegangsweg

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;

met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. maatschappelijke voorzieningen;
  2. g. sport;
  3. h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. i. geluidwerende voorzieningen;
  5. j. openbare nutsvoorzieningen;
  6. k. infrastructurele voorzieningen;
  7. l. water;

met de daarbij behorende:

  1. m. bebouwing.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 15 Verkeer - Openbaar Vervoer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Openbaar vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijbanen voor het openbaar vervoer;
  2. b. busstations met busperrons al dan niet met bijbehorende overkappingen;
  3. c. opstelterreinen voor bussen;
  4. d. taxistandplaatsen;
  5. e. rijbanen voor hulpdiensten;
  6. f. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden met een inrichting gericht op de afwikkeling van het doorgaande langzaam verkeer;
  7. g. een reizigerstunnel ten behoeve van de ontsluiting van het station;
  8. h. fietsenstallingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. detailhandel, dienstverlening en horeca ten behoeve van de reizigers, waarbij horeca beperkt is tot horeca, als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. j. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. k. geluidwerende voorzieningen;
  4. l. openbare nutsvoorzieningen;
  5. m. infrastructurele voorzieningen;
  6. n. groenvoorzieningen;
  7. o. water;

met de daarbij behorende:

  1. p. bebouwing.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 16 Verkeer - Parkeergarage

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen voor auto's en motoren en stallingsruimte voor fietsen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeerterreinen;
  3. e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate buiten de gebouwen te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 17 Verkeer - Railverkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen voor de gehele bestemming;
  2. b. een openbaar vervoerstation ter plaatse van de aanduiding 'openbaar 'vervoerstation';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. detailhandel, dienstverlening en horeca ten behoeve van de reizigers ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation', waarbij horeca beperkt is tot horeca, als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. d. een reizigerstunnel ten behoeve van de ontsluiting van het station ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation';
  3. e. spoorwegperrons al dan niet met bijbehorende overkappingen;
  4. f. bruggen en tunnels voor het openbaar vervoer en het langzaam verkeer;
  5. g. een spoorbrug ten behoeve van het langzaam verkeer ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  6. h. overwegen;
  7. i. paden;
  8. j. bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' voor zover aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  9. k. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  10. l. sport ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  11. m. parkeervoorzieningen;
  12. n. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  13. o. geluidwerende voorzieningen;
  14. p. openbare nutsvoorzieningen;
  15. q. infrastructurele voorzieningen;
  16. r. groenvoorzieningen;
  17. s. bermstroken;
  18. t. taluds;
  19. u. water;

met de daarbij behorende:

  1. v. bebouwing.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. opritten, parkeervoorzieningen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. d. tuinen en erven;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen op een perceel voor meer dan 1 woning;
  2. b. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
  4. d. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf;
  5. e. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  7. g. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  8. h. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 19 Wonen - Meergezinshuis

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Meergezinshuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. opritten, parkeervoorzieningen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. d. tuinen en erven;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
  3. c. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf;
  4. d. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  6. f. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  7. g. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanning

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Leiding - Riool

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Leiding - Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van water door een hoofdwaterleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse waterleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waarde - Archeologie

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
  2. b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.

23.2 Bouwregels

23.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Parkeren

  1. a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  2. b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.

25.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 25.1 en 25.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  1. a. het bepaalde in artikel 25.1 en 25.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels Geluidzone - Industrie

26.1 Aanduidingsomschrijving

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V., omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
  2. b. Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V. buiten deze grens en buiten het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied

27.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Algemene aanduidingsregels milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening in het waterwingebied 'Engelse Werk';

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik ten behoeve van een binnen deze gebiedsaanduiding voorkomende bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de bescherming van de drinkwatervoorziening wordt gedaan;
  2. b. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van afvalstoffen.

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

28.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

28.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  2. b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  8. h. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
    1. 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
    2. 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
  9. i. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
    1. 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
    2. 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
    3. 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.

28.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen

De in artikel 28.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de parkeergelegenheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de milieusituatie;
  7. g. de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' en 'Wonen -Meergezinshuis' wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven en wegen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven en wegen in het plan worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 30 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
  2. b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
  3. c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
  4. d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
  5. e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
  6. f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

31.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 32 Slotregel

Het plan wordt aangehaald als:

bestemmingsplan Spoorzone.

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Spoorzone'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering

van 13 mei 2013 nummer EC1304-0007.

drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Samenvatting

Inleiding

Dit conserverende bestemmingsplan voor de Spoorzone is het 18e en laatste plan dat is opgesteld in het kader van het project Zwolle op Orde. Het plan van aanpak voor dit project is op 23 september 2003 vastgesteld door de raad.

Voor de Spoorzone gelden momenteel nog delen van 7 oude bestemmingsplannen. Het oudste plan Zwolle-Zuid stamt uit 1974, het jongste plan Assendorp-Pierik uit 1999.

Beoogd effect

Met dit plan wordt een nieuw conserverend bestemmingsplan voor de Spoorzone tot stand gebracht.

Argumenten

Het plan geeft uitvoering aan het project Zwolle op Orde dat erop gericht is voor het jaar 2013 over moderne bestemmingsplannen te beschikken.

In dit conserverende plan voor de Spoorzone worden de huidige functies van het gebied vastgelegd in een modern digitaal bestemmingsplan gemaakt volgens de landelijke standaarden.
De verouderde regeling voor de bedrijven in het plangebied wordt vervangen door een moderne milieuplanologische regeling.
De standaard bijgebouwenregeling is nu opgenomen voor de woonbestemmingen in het plangebied.
Hierdoor wordt het beheer van het plangebied vergemakkelijkt.

Door vaststellen van het plan is het innen van leges voor 10 jaar veilig gesteld.

In de Spoorzone wordt het station ingrijpend verbouwd en worden een aantal andere ontwikkelingen voorbereid. De voorbereiding van deze ontwikkelingen is echter nog niet zo ver dat deze nu al in een bestemmingsplan kunnen worden vastgelegd.
Op grond van het overgangsrecht van de op 1 juli 2008 ingevoerde nieuwe Wet ruimtelijke ordening vervalt op 1 juli 2013 het recht op leges voor gebieden, waar bestemmingsplannen gelden die ouder dan 10 jaar zijn. Om het recht op leges veilig te stellen kan nu niet langer gewacht worden op de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan waarin alle voor de komende 10 jaar beoogde ontwikkelingen zijn vastgelegd.

De huidige verbouwing van het station wordt in dit conserverende plan uiteraard wel mogelijk gemaakt.

Om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken zullen later aparte planologische procedures worden gevolgd.

Het digitaal vervaardigde plan zal gemakkelijker kunnen worden bijgesteld.

Het later opnemen van nieuwe ontwikkelingen zal gemakkelijker kunnen plaatsvinden met dit digitale plan als basis.

Verdere bescherming van cultuurhistorische waarden zal later plaatsvinden.

Door de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2012 moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daartoe is voor de Spoorzone een cultuurhistorische analyse opgesteld. In deze analyse is een aantal bouwwerken als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Er is echter nader onderzoek nodig naar de wijze en mate van verdere bescherming. Hierop kan niet meer gewacht worden.
Verdere bescherming zal daarom later plaatsvinden door middel van een partiële planherziening, waarbij de op verdere bescherming gerichte dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie met bijbehorende regels zal worden toegevoegd.

Financiën

Er zijn geen kosten voor de gemeente.

Het conserverende bestemmingsplan voor de Spoorzone brengt geen extra kosten voor de gemeente met zich mee. Het is niet nodig voor dit bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Communicatie

De opmerkingen van de overleginstanties hebben niet tot wijzigingen geleid.

In het kader van het verplichte vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan toegezonden naar 28 instanties met het verzoek om uiterlijk op 15 januari 2013 te reageren. De provincie Overijssel deelde mee de actualisering toe te juichen, omdat niet alleen meer rechtszekerheid wordt geboden, maar er ook een goede basis ontstaat voor het handhavingsbeleid. Het plan draagt bij aan het ruimtelijke beleid van de provincie.
Voor verdere details over het vooroverleg wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de toelichting.

1.2 Algemeen

In de gemeente Zwolle gelden op dit moment nog steeds meer dan 100 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan 10 jaar. Een aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in 1965. Deze vele bestemmingsplannen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo hebben de diverse bestemmingsplannen verschillende regelingen voor vergelijkbare delen van het stedelijke gebied. Met het oog op rechtsgelijkheid - in het ene plangebied is nu minder toegestaan dan in het andere plangebied - en in verband met beheeraspecten (onder andere handhavingsbeleid) is dit uitermate ongewenst en ondoelmatig.
Bovendien vervallen de plannen van voor 1965 op 1 juli 2013 en verliest de gemeente op die datum haar recht op leges in gebieden, waar de bestemmingsplannen ouder zijn dan 10 jaar.

Om die reden is de afgelopen 10 jaar gewerkt aan de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant 'Ruimte op Orde', dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om in 2012 alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.

Om deze doelstelling te halen is de gemeente Zwolle in 2002 gestart met het project 'Zwolle op Orde', actualisering bestemmingsplannen. Hierbij worden de meeste thans geldende bestemmingsplannen vervangen door slechts 18 nieuwe plannen. Op kaart 1 staan de gebieden globaal aangegeven. Inmiddels is het aantal van meer dan 300 bestemmingsplannen in 2002 al teruggebracht naar zo'n 100.

Het bestemmingsplan voor de Spoorzone is het 18e en laatste bestemmingsplan dat vervaardigd is in het kader van het project 'Zwolle op Orde'. Met dit bestemmingsplan worden delen van 7 oude in het gebied nog geldende plannen vervangen.

Dit bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met de daarbij behorende bestemmingsregels en deze toelichting. In de toelichting worden in hoofdstuk 1 het doel van het bestemmingsplan en het plangebied zelf beschreven. Daarnaast bevat het een opsomming van de nog geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en de bestaande situatie van de Spoorzone. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de diverse relevante beleidskaders besproken die van toepassing zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van diverse (milieu)analyses van het gebied. Afhankelijk van de resultaten worden voor de aanwezige functies eventuele beperkingen vastgesteld. De planbeschrijving volgt in hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de inrichting van het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader van het bestemmingsplan toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot komen in hoofdstuk 8 de uitkomsten van het overleg aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0001.png"

1.3 Doel

In het plan van aanpak voor het project 'Zwolle op orde', vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2003, is de doelstelling van het project in de volgende zin omschreven: De gehele operatie is erop gericht over actuele bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden, het aantal afwijkingsprocedures te verminderen en het planologisch beleid beheersbaar te houden.

In de Spoorzone wordt het station ingrijpend verbouwd en worden een aantal andere ontwikkelingen voorbereid. De voorbereiding van deze ontwikkelingen is echter nog niet zo ver dat deze nu al in een bestemmingsplan kunnen worden vastgelegd.
Op grond van het overgangsrecht van de op 1 juli 2008 ingevoerde nieuwe Wet ruimtelijke ordening vervalt op 1 juli 2013 het recht op leges voor gebieden, waar bestemmingsplannen gelden die ouder dan 10 jaar zijn. Om het recht op leges veilig te stellen kan nu niet langer gewacht worden op de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan waarin alle voor de komende 10 jaar beoogde ontwikkelingen zijn vastgelegd.

In dit conserverende plan voor de Spoorzone worden de huidige functies van het gebied vastgelegd in een modern digitaal bestemmingsplan gemaakt volgens de landelijke standaarden. De huidige verbouwing van het station wordt hierin uiteraard mogelijk gemaakt.

Om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken zullen later aparte planologische procedures worden gevolgd.

1.4 Plangebied

Het plangebied van de Spoorzone wordt globaal begrensd door:

de Veerallee in het westen;
de Westerlaan, de Oosterlaan en de Deventerstraatweg in het noorden;
de IJsselallee, de Hanzelaan, de Oostzeelaan en opnieuw de IJsselallee in het zuiden.

Het plangebied bevat resten van de plangebieden van Veerallee, de Stationswijk, Assendorp, Zwolle-Zuid en Hanzeland.

Voor het gerealiseerde gedeelte van Hanzeland tussen de IJsselallee en het gebied van dit bestemmingsplan voor de Spoorzone is inmiddels een apart nieuw bestemmingsplan in het kader van het project 'Zwolle op Orde' in procedure gebracht.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0002.png"

1.5 Geldende Bestemmingsplannen

In het plangebied gelden nog delen van de volgende 7 bestemmingsplannen waarvan de plangrenzen zijn aangegeven op kaart 3:

0305
Bestemmingsplan Van Karnebeektracé, vastgesteld door bij raadsbesluit van 19 april 1988, nr. 141, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 6 december 1988, nr. RGP 88/870 en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 28 februari 1990, nr. 90.005119;

0320
Bestemmingsplan Assendorp-Pierik, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 november 1999, nr. SBL 99-3925, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 6 juni 2000, nr. RWB/1999/4388 en bekrachtigd bij uitspraak van de Raad van State van 25 juli 2001, nr. 59-333, 200003896/1;

1800
Bestemmingsplan Stationswijk, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 april 1977, nr. 114/168, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 4 juli 1978, afd. 2, nr. 8693 en gedeeltelijk goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1980, nr. 23;

1801
Bestemmingsplan Stationswijk-Oost, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 oktober 1988, nr. 322b en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 15 februari 1989, nr. RGP8802329;

1900
Bestemmingsplan Veerallee, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 september 1985, nr. 247b en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 31 maart 1987, nr. 5736, afd. 2;

2600
Bestemmingsplan Zwolle-Zuid, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 juni 1974, nr. 245/74-8740, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 17 juni 1975, nr. 13342, afd. 2 en gedeeltelijk goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 18 april 1977, nr. 54;

3502
Bestemmingsplan Hanzeland, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 november 1998, nr. SBL 98-2582 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 15 juni 1999, nr. RWB/1998/473.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0003.png"

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

De structuur van het plangebied is bepaald door de ontwikkeling sinds 1864 van de spoorwegen.
In 1868 werd het stationsgebouw voltooid als Staatsspoorwegstation der eerste klasse met bijbehorende grote overkapping. Zwolle ontwikkelde zich tot een belangrijk knooppunt van spoorwegen. Een logische vestigingsplaats in 1869 van de Centrale Werkplaats voor het noordernet van de Staatsspoorwegen.
De Centrale Werkplaats was van aanvang af de belangrijkste industriële vestiging in Zwolle en de grootste werkgever in de regio. In relatie met de werkplaats werd vanaf 1880 een groot goederenemplacement aangelegd. Over het emplacement werd in 1883 de Hoge Spoorbrug gebouwd, omdat de overweg tussen de Van Karnebeekstraat en de Schellerweg door het sterk toegenomen treinverkeer te vaak gesloten moest worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0004.png"

Kaart 4: kopie uit de historische atlas van de situatie rond 1917.

In 1938 werd de Centrale werkplaats gesloten, omdat de werkzaamheden geconcentreerd werden in Tilburg de Centrale Werkplaats voor het zuidernet. In een groot gedeelte van de werkplaats vestigde zich het bedrijf Stork Wärtsilä Diesel. In een kleiner deel bleef tot voor kort een lijnwerkplaats van de Nederlandse Spoorwegen gevestigd.

Langs de in 1819 aangelegde Willemsvaart aan de noordwestzijde van het plangebied vestigden zich door de komst van de spoorwegen allerlei bedrijven in aansluiting op het spoorwegemplacement. Ook werden daar een aantal woningen en dienstgebouwen ten behoeve van de Nederlandsche Centraal Spoorwegmaatschappij gebouwd, welke de spoorlijnen van Utrecht naar Zwolle en van Zwolle naar Kampen exploiteerde. Uit een deel van de bebouwing van de Floriade van 1992 in Zoetermeer ontstond in dit gebied het tentoonstellings- en recreatiecomplex het Ecodrome dat inmiddels al weer gesloten is.

Aan de zuidzijde van het plangebied ontwikkelde zich sinds 1974 de grote uitbreidingswijk Zwolle-Zuid. Aangrenzend aan de Spoorzone werd als laatste deel van Zwolle-Zuid vanaf 1990 de moderne kantorenwijk Hanzeland ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0005.png"

Kaart 5: deel van de topografische kaart uit 1995 met de eerste gebouwen van Hanzeland,
het Hanzebad en het Rijkskantoorgebouw aan de Hanzelaan.

Voor een uitgebreide beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling wordt verwezen naar hoofdstuk 3 Historisch-ruimtelijke ontwikkeling in Bijlage 2 Cultuurhistorische analyse projectgebied Spoorzone.

2.2 Bestaande Situatie

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.

2.2.1 Archeologische structuur

In het bestemmingsplan liggen gebieden met een archeologische waarde van 50%.
Een 50% gebied heeft vooral betrekking op 'esgronden' en 'dekzandruggen'. Niet alleen op gemeentelijk niveau, maar ook op provinciaal en landelijk niveau is gebleken dat deze plekken een kans van 1 op 2 hebben op de aanwezigheid van prehistorische of vroeg middeleeuwse sporen. De trefkans is dus zeer hoog.
Hier moet de 'verstoorder' toestaan dat er eerst een proefonderzoek plaats vindt op basis waarvan geoordeeld wordt of er een volledig archeologisch onderzoek verricht moet worden. De 'verstoorder' wordt aangeslagen voor alle hiermee gepaard gaande kosten. Een en ander geschiedt volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie.
Voor de gebieden met een waardering van 50% of hoger is hierna een beschrijving opgenomen.
De nummering en begrenzing van de gebiedsbeschrijvingen is gekoppeld aan de Archeologische Waarderingskaart Zwolle.
De archeologische waardering van het plangebied is aangegeven op kaart 6. De nummers in de tekst corresponderen met de nummers op deze kaart.

73
Dekzandrug Vrouwenlaan
waardering 50%

In dit gebied zijn in 1994 aan de Vrouwenlaan/Energieweg in 1994 een zestigtal Mesolithische haardkuilen opgegraven. Deze kuilen vormen de oudste restanten van menselijke activiteiten binnen de gemeente Zwolle. Naast haardkuilen is ook een concentratie vuursteenafslagen gevonden. Van alle haardkuilen zijn houtskoolmonsters genomen. Het eigenlijke onderzoek naar de houtsoorten en de datering moet nog plaatsvinden. De haardkuilen werden aangetroffen op een dekzandrug. De dekzandrug loopt oost-west onder de wijk De Geren en een deel van de Marslanden. Op deze dekzandrug zijn aan de Huub van Doornestraat (Penitentiaire Inrichting) en de Ittersumallee vondsten uit het Mesolithicum gedaan. Aan de Ittersumallee zijn in 2003 nog twintig haardkuilen opgegraven. Van deze haardkuilen zijn er vier bemonsterd.

74
Dekzandrug Schelle
waardering: 50%

Dit gebied ligt op de uitloper van een dekzandrug waarop eveneens de Bronstijd nederzetting van Ittersumerbroek ligt. Ook ligt op deze rug een Mesolithische locatie (zie 73). Bij de bouw van het woningen- en kantorencomplex in Hanzeland zijn eveneens Mesolithische haardkuilen gevonden en paalsporen uit de Bronstijd.
De wijk Schelle ligt tussen deze locaties in waardoor de kans groot is dat hier soortgelijke bewoningssporen bewaard zijn gebleven.

75
Dekzandrug Hanzeland
waardering 50%

Dit gebied vormt de uitloper van een dekzandrug waarop ook de wijk Hanzeland ligt. In dit gebied zijn net als onder het Stadskantoor aan het Lübeckplein en onder het huizenblok bij de Wismarstraat mogelijk Mesolithische haardkuilen te verwachten. Deze haardkuilen vormen de oudste sporen van prehistorische aanwezigheid in Zwolle (meer dan 6000 jaar geleden). Van deze haardkuilen zijn houtskoolmonsters genomen. Het eigenlijke onderzoek naar de houtsoorten en de datering moet nog plaats vinden. Tegenwoordig wordt een deel van het gebied in beslag genomen door de Hogeschool Windesheim.

241
Wijk: Assendorp
Waardering: 50%

Assendorp behoort tot één van de oude buurtschappen rondom Zwolle. De geschiedenis van dit gebied gaat terug tot de Prehistorie. Assendorp had van origine waarschijnlijk het karakter van een esdorp. Zo was er een brink en een hoger gelegen escomplex. Dit escomplex werd aangeduid met de naam Assendorper Enk en leeft nog steeds voort in de naam Enkstraat. De es is in de Middeleeuwen aangelegd op een hoger gelegen natuurlijke dekzandrug.
Aan het eind van de 19de eeuw is Assendorp volgebouwd met arbeiderswoningen. Deze woningen waren voornamelijk bedoeld als huisvesting voor spoorwegarbeiders en werknemers van de Centrale Werkplaats.
In verschillende steden in Nederland (bijvoorbeeld Deventer) is duidelijk geworden dat onder woonwijken uit de 19e of begin 20eeeuw nog veel archeologische sporen bewaard zijn gebleven. De toenmalige bouwers zijn gestopt bij het vaste zand (de bovenkant van de natuurlijke dekzandrug) en hebben de bodem niet verder vergraven. Dit heeft geresulteerd in het feit dat de sporen onder de woningen nog volledig intact bewaard zijn gebleven. In de periode voorafgaand aan de bouw van de woningen in de 19e eeuw heeft het dikke esdek van soms wel meer dan 0,80 meter bescherming geboden aan de archeologische sporen.
In het markeboek van Assendorp uit 1473 is een schouw opgenomen die ons informatie geeft over Assendorp in deze periode. In de schouw die bedoeld was als controleronde van de toestand van de wegen, waterlopen en dijken wordt melding gemaakt van “het Assenderps huys, het dijxken bij de brink (de huidige Assendorperdijk) en het Belheems hoff”. Verder blijkt dat op de hoek van de Molenweg/Middelweg (huidige Assendorperstraat) een kapel heeft gelegen. Deze kapel is ook op de oudste stadsplattegrond van Jacob van Deventer uit circa 1560 nog te zien.
De belangrijkste straten in Assendorp dateren van oorsprong al uit de Middeleeuwen. De straten uit de 19e eeuw liggen vaak op oude perceelsgrenzen. Een goed voorbeeld hiervan is de Celestraat.

Archeologische waarden van het overige gedeelte van de Spoorzone

Het overige gedeelte van het plangebied van bestemmingsplan Spoorzone is op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle aangegeven als 10% gebied. Dit houdt in dat de kans op archeologische sporen vrij klein is. De lage archeologische waardering is gebaseerd op informatie over de natuurlijke bodemopbouw van het plangebied.

De natuurlijke bodemopbouw

Het plangebied ligt voor een groot deel in een dalvormige dekzandlaagte tussen twee dekzandruggen. De natuurlijke bodem in de dekzandlaagte bestaat uit een klei op veen pakket. Tijdens de bouw van het hoofdstation in 1868 heeft men deze bodemopbouw aangetroffen. Door rijksarchivaris Hoefer werd dit veenpakket geïnterpreteerd als vulling van een oude IJsselarm. Ook tijdens de aanleg van een kelder ten behoeve van de houtbewerkerij op het terrein van de Centrale Werkplaats (het huidige terrein van Stork/Wärtsilä), werd klei op veen aangetroffen. De klei op veenbodem heeft vermoedelijk niets te maken met een oude IJsselarm. De huidige Gelderse IJssel is pas vanaf de 6e eeuw na Christus een rivier van betekenis geworden. Het veenpakket zal eerder geïnterpreteerd kunnen worden als vulling in een dekzandlaagte waarop later door de IJssel klei is afgezet. Dit kleipakket zal vanaf circa. 600 na Christus zijn afgezet. De kans op archeologische sporen uit de prehistorie en middeleeuwen in het plangebied is klein.

Vestingwerken uit de 16e en 17e eeuw

Het plangebied wordt in het westen begrensd door de Willemsvaart met parallel lopende Veerallee. Aan de oostzijde van de Willemsvaart heeft in het verleden een verdedigingslinie gelegen die vanuit het Eekwalbastion liep naar de IJssel. Deze linie die vanaf 1590 is aangelegd bestond uit een liniesloot met daaraan verschillende schansen. De bekendste schansen zijn de meer richting de IJssel gelegen Spoolderbergschans en het Nieuwe Werk (Engelse Werk). In het plangebied Bestemmingsplan Spoorzone zijn op oude kaarten twee kleine verdedigingswerken te zien. Het eerste verdedigingswerk heeft vermoedelijk gelegen op de plek van een bedrijfs- en kantoorgebouw uit circa. 1975 (tegenwoordige Welzorg). Door de bouw van dit pand is er waarschijnlijk niets meer over van het verdedigingswerk. Bij eventuele sloop en herontwikkeling van deze locatie zal gelet moeten worden op sporen van dit verdedigingswerkje. Het gaat dan voornamelijk om sporen van een eventuele omgrachting. De rest van het verdedigingswerk is geheel verdwenen. Dit zelfde geldt ook voor de locatie van de Kleine- of Luurderschans. Deze schans lag op de plek van het huidige Ecodrome. Op deze plek is in de jaren 90 door de archeologische dienst een klein onderzoekje gedaan waarin de grachten werden aangetroffen. Door nieuwbouw van het Ecodrome is van deze schans niets meer bewaard gebleven.

Industriële ontwikkeling in de 19e eeuw

Vooral het gebied tussen de Willemskade, Westerlaan, het station en het spoor kan voor de geschiedenis van de spoorwegen en de daarmee samenhangende industriële ontwikkeling van Zwolle van groot belang zijn.
In 1864 werd de spoorlijn Utrecht-Hattem doorgetrokken naar Zwolle, het begin van een grootschalige infrastructurele ontwikkeling, die Zwolle tot een belangrijk spoorwegknooppunt zou maken. De exploitatie was in handen van de Nederlandsche Centraal Spoorwegmaatschappij (NCSM), die in 1859 de concessie voor de spoorlijn van Utrecht naar Zwolle en vandaar naar Kampen had verworven. Naast de particuliere NCSM waren ook de Staatsspoorwegen (SS) in Zwolle actief. Het zou echter tot 1866 duren voordat de lijn Zwolle-Deventer door de SS werd aangelegd. Doordat het station van de SS in 1864 nog niet voltooid was en ook het medegebruik administratief nog niet was geregeld, bouwde de NCSM een tijdelijk station bij de Willemsvaart (in de bocht tussen de spooraftakking naar Kampen en de overweg in de Assendorperlure), dat overigens in 1873 weer werd opgeheven. In de omgeving van deze tijdelijke voorziening werden enkele dienstwoningen voor de NCSM gebouwd. Zo diende het bestaande pand Willemsvaart 12 als dienstwoning en kantoor van de afdeling Tractie, Weg en Werken. Het pand is ontworpen door ingenieur Bergmans van de NCSM. Dit geldt ook voor de dubbele dienstwoning Willemsvaart 13-14 uit dezelfde periode. Het geheel vormt samen een belangrijk ensemble van spoorwegarchitectuur uit de periode van de NCSM.
Aan het spoortraject Zwolle-Kampen werd in 1899 opnieuw een halteplaats geopend. Het gebied tussen Willemskade, Westerlaan, station en spoor was vanaf 1864 eigendom van de NCSM. Naast een spoorweghaven bevonden zich in het gebied ook een locomotiefloods, een rijtuigloods, een reservoirgebouw en een kolenpark. Zwolle is al vanaf 1868 een belangrijk knooppunt van spoorweglijnen. Mede door de vestiging van de Centrale Werkplaats van de Staatsspoorwegen in 1869 groeide Zwolle uit tot één van de belangrijkste centra van spoorwegactiviteiten. Het grote spooremplacement met zijn stationscomplex, werkplaatsen en goederenoverslag heeft veel veranderingen ondergaan. Na de sluiting van de werkplaatsen en het staken van de werkzaamheden op het goederenemplacement zijn de meeste historische relicten opgeruimd. Zo is in 1966-1967 de spoorweghaven aan de Veerallee gedempt. Op de plek van de haven verrees in 1972 het nieuwe stationspostkantoor.
Ook de karakteristieke kolenparken, waterkolommen, draaischijven en askuilen zijn verdwenen. Of er van deze elementen nog restanten in het gebied bewaard zijn gebleven is onduidelijk. In het gebied hebben naast een kolenpark ook draaicirkels gelegen. Het is van belang voor de industriële geschiedenis van Zwolle en Nederland om ook aan dit soort fenomenen aandacht te besteden.
Zoals vermeld zullen veel karakteristieke elementen zijn opgeruimd. Toch is het mogelijk dat er tijdens werkzaamheden sporen van draaischijven aangetroffen kunnen worden. Met behulp van kaarten en oud fotomateriaal is af te leiden dat draaischijven hebben gelegen op de volgende plekken:

  1. 1. ten noordwesten van de voormalige Centrale Werkplaatsen ter hoogte van de aftakking van het spoor richting Kampen;
  2. 2. ten zuidoosten van het hoofdstation langs de Oosterlaan;
  3. 3. ten zuidoosten van de Hoge Spoorbrug.

Op bovengenoemde locaties moet bij bodemingrepen rekening worden gehouden met archeologisch onderzoek. Dit kan bestaan uit het doen van waarnemingen en/of het graven van proefsleuven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0006.png"

2.2.2 Cultuurhistorische structuur

Begrenzing

Voor de Spoorzone is in oktober 2009 een cultuurhistorische analyse opgesteld met bijbehorende kaart.
Zie Bijlage 2 Cultuurhistorische analyse projectgebied Spoorzone en Bijlage 3 Waardenkaart objecten encomplexen.
De nieuw ontwikkelde wijk Hanzeland ten westen van de Stockholmstraat is buiten het onderzoeksgebied gehouden. Dit recent gestructureerde kantorenpark en woongebied heeft op grond van de jonge leeftijd nog geen cultuurhistorische waarde volgens de analyse. Op de volgende kaart is de begrenzing van het onderzoeksgebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0007.png"

Begrenzing onderzoeksgebied

Opzet van de analyse

De volgende onderdelen komen in de analyse aan de orde:

  • Beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkelingen van het plangebied in hoofdlijnen;
  • Beschrijving en overzicht van de aanwezige cultuurhistorische waarden (structuren, objecten);
  • Kwalificatie van de cultuurhistorische kwaliteit van alle aanwezige bebouwing (indifferent, attentiewaarde, waardevol, zeer waardevol);
  • Duiding van de cultuurhistorische waarden, in woord en beeld (cultuurhistorische kaart)
  • Aanbevelingen ter behoud en versterking van de aspecten met een hoge cultuurhistorische waarde;
  • Historisch kaart- en beeldmateriaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0009.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0010.png"

Stationskap Hoge Spoorbrug

Aanbevelingen

In het onderzoek worden aanbevelingen gedaan ter behoud en versterking van de cultuurhistorische kwaliteit in het gebied. Hierbij komen zowel ruimtelijke aspecten aan de orde als objectgerichte.

Karakteristiek gebied

  • De diversiteit in de cultuurhistorische en ruimtelijke aspecten als een kwaliteit beschouwen;
  • In het algemeen wordt behoud van de historische hoofdstructuur en de karakteristieke bebouwing aanbevolen.

Hoofdstructuren

  • Behoud en versterking van het historische karakter van de Veerallee /Willemsvaart tracé; behoud en versterking van de groenstructuren;
  • Visualisatie verdwenen deel Willemsvaart;
  • Behoud en versterking van het historische karakter van de wijkrandstructuur langs de noordrand van het gebied; onderscheid houden tussen bedrijfsmatige karakter van de Spoorzone en het residentiële van de wijkranden; behoud en versterking van groenstructuren langs deze wijkranden;
  • Zo veel mogelijk intact laten van het ensemble van het spooremplacement met stationsbebouwing, Hoge Spoorbrug, restanten van de historische spoorwerkplaats en andere aanverwante gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0011.jpg"

Bebouwing

  • Beschermen van de objecten en complexen die van 'zeer hoge cultuurhistorische waarde' zijn;
  • Zoveel mogelijk behoud en herstel van de bebouwing met (zeer) hoge cultuurhistorische waarde;
  • Instandhouding/aanpassing van de overige, binnen de context passende bebouwing volgens de reguliere welstandstoetsing (attentiewaarde);
  • Handhaven van de bestaande schaal van de bebouwing langs de wijkrandzones;
  • Aanvullend bouw- en architectuurhistorisch onderzoek naar het complex van de voormalige spoorwerkplaats en het emplacement; voorts archeologisch onderzoek naar wellicht in de bodem bewaarde restanten van de spoorwerkplaats (loc-draaischijf?).

Rooilijnen, erfscheidingen, groen

  • Handhaven van historische rooilijnen en erfscheidingen van de bebouwing in de wijkrandzones;
  • Handhaven/versterken van als waardevol gekenschetste groenelementen (laanbeplantingen, solitairen, tuinen)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0012.png"

oorspronkelijke beplanting Stationsplein (uit Ach lieve tijd, deel 8)

Archeologisch onderzoek

  • Een archeologisch proefonderzoek in het gebied is nodig om vast te stellen of er nog sporen van de vroegere spoorwegactiviteiten, met name van de draaicirkels, aanwezig zijn. Wanneer dit het geval is dienen deze sporen in kaart te worden gebracht. Een opgraving is dan beslist noodzakelijk.

Waardering

Het rapport sluit af met een lijst van de bebouwing in de Spoorzone, waarbij een waardering van deze bebouwing is opgenomen. De waardering is onderverdeeld in de waarden:

  • zeer hoge cultuurhistorische waarde; kleur rood afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0013.png";
  • hoge cultuurhistorische waarde; kleur oranje afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0014.png";
  • attentiewaarde (regulier welstandstoezicht volstaat); kleur geel afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0015.png";
  • indifferente waarde; kleur grijs afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0016.png".

Deze waardering is in het rapport verder omschreven in paragraaf 4.3 Historische bouwkunde.
De waardering wordt ook weergegeven op de bijbehorende waardenkaart van het rapport. Zie in deze toelichting Bijlage 3 Waardenkaart objecten en complexen.

Nader onderzoek op grond van de cultuurhistorische analyse

De lijst van de bebouwing in de Spoorzone omvat per adres een verbeelding in de vorm van een kleurenfoto gecombineerd met een beschrijving van de karakteristiek van de bebouwing waaruit de cultuurhistorische waardering wordt afgeleid. Het vergt echter nog veel nader onderzoek om op grond van deze verbeeldingen en beschrijvingen op verantwoorde wijze de regels te kunnen opstellen voor een op bescherming van de cultuurhistorische waarden gerichte dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0017.png"

Stationsempacement met Stork - Werkspoor - Diesel; jaartal onbekend

2.2.3 Ruimtelijke structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.

2.2.4 Functionele structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande functionele structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het wonen, de openbaar vervoervoorzieningen, de sport en recreatieve voorzieningen, de overige maatschappelijke voorzieningen en de economische voorzieningen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit plan is gebaseerd op beleid neergelegd in diverse vastgestelde beleidsuitspraken.

(zie Bijlage 1 Overzicht beleidsnota's).
Voor een aantal voor dit plan relevante onderwerpen wordt het beleid hierna nader toegelicht.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Structuurplan 2020

In het gemeentelijk structuurplan 2020 dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 16 juni 2008 is de Spoorzone gekarakteriseerd als een 'Centrumstedelijk gebied' dat een 'ontwikkelingsgebied binnen de stad' is. Het gebied heeft een 'kansrijke ligging' maar brengt een 'complexe ontwikkelopgave' met zich mee.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0021.png"

Het structuurplan zegt hier het volgende over:

'De kansrijke ligging van het gebied en de complexiteit van de ontwikkelingsopgave vragen om een daadkrachtige visie op de Spoorzone en omgeving.
Hiervoor is op 30 januari 2007 een opdracht vastgesteld.'

'Ook in verschillende andere steden is visievorming gaande voor ingrijpende veranderingen rond grote NS-stations. Deze door het rijk aangemerkte Nieuwe Sleutelprojecten zijn voor een deel in uitvoering gekomen. De provincie Overijssel en gemeente Zwolle willen dan ook dat herontwikkeling van de Spoorzone als soortgelijk project op de agenda van het ministerie van VROM en V&W komt. In het kader van onder meer het Uitvoeringsprogramma Nota Ruimte wordt geopteerd voor de status van MIRT-project.

Vanuit de markt bestaat er gezien de ligging nabij A 28 en station grote belangstelling voor de Spoorzone. Aan de vraagkant zijn dat regionale voorzieningen en bedrijven die willen profiteren van een goede bereikbaarheid vanuit A 28 en station. Zo opteert het Rijk om een deel van haar instellingen te concentreren in de Spoorzone. Daarnaast zijn er op de woningmarkt bijzondere doelgroepen, die willen wonen in een hoogwaardig centrumstedelijk milieu, met name bij het station. Aan de aanbodkant spelen verschillende grondeigenaren/ontwikkelaars hierop in. Voor verschillende plekken in het plangebied bestaan er planinitiatieven voor ontwikkeling van vastgoed of zijn er nieuwe te verwachten.

Zwolle wint aan kracht, als de gebiedsligging nabij A28 en station in combinatie met elkaar worden benut om het stedelijke weefsel van dit omvangrijke stedelijke gebied te herstellen en te versterken met:

  • verbetering en uitbouw van het openbaar vervoersknooppunt in verband met een verwachte reizigersgroei tot 40% in 2020 en komst van de Hanzelijn in 2012;
  • versterking van de openbare dragerstructuur van pleinen, openbaar groen en routes, waarmee de barrière van de 3 km lange doorsnijding van het sporenemplacement wordt opgeheven. De routes richting historische Binnenstad, Engels Werk, Campus Windesheim en Voorsterpoort moeten beter, waarbij gekeken wordt in hoeverre nieuwe ongelijkvloerse passages voor langzaam verkeer en autoverkeer gewenst zijn;
  • vastgoedinitiatieven voor hoogwaardige centrumstedelijke en stedelijke milieus voor wonen, werken en voorzieningen. Er spelen thans vele particuliere vastgoedinitiatieven, die hieraan en aan de versterking van de infrastructuur kunnen bijdragen.'

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0022.png"

3.2.2 Welstandsnota

Algemeen

De welstandsnota is op 7 juni 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.

De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken. Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.

Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.

Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan voor de Spoorzone, is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt.

Gebiedsgericht welstandsbeleid

Voor de Spoorzoneis in de welstandsnota beschrijving nummer 11 'Gemengde zones' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0023.png"

Gebiedsbeschrijving

In de gemengde zones van de stad bevinden zich kantoren, bijzondere gebouwen en voorzieningen, groengebieden en woonbebouwing. Deze zones zijn overwegend nattere gebieden of overgangszones van droog naar nat (waterlopen en weteringen). De dynamiek is sterk afhankelijk van de ligging aan de netwerken van spoor, water en hoofdontsluitingswegen. De ontsluitingskwaliteit van deze netwerken bepaalt het belang van deze zones: van nationaal, regionaal, of stedelijk belang. Door de veranderende betekenis van deze netwerken veranderen de gebouwen en de functies mee. De randen van deze gebieden vormen overgangszones, waar de dynamiek vaak een contrast vormt met de aangrenzende gebieden.

De context van de individuele gebouwen en functies bepaalt veelal de ruimtelijke structuur en het gebruik van het gebied. De samenhang in het gebied is afhankelijk van de ontsluitingsroute en het gebruik van de openbare ruimte. De bebouwing is divers in gebruik en oriëntatie en wisselt sterk in grootte en hoogte. De schaal van de bebouwing, zowel horizontaal als verticaal, wordt bepaald door de ligging in de totale stedelijke structuur. Belangrijk is de identiteit en uitstraling van het gebouw en de relatie met de openbare ruimte.

Kenmerken Spoorzone

Hanzeland en Spoorzone: dynamiek op nationaal, regionaal en stedelijk niveau:

De ligging aan de N337 (IJsselallee) en het treinstation maakt van deze zone een bijzonder goed ontsloten locatie. De laatste jaren is geïnvesteerd in een hoogwaardig plan voor kantoorgebouwen. De inrichting van de openbare ruimte en de bebouwing zijn op elkaar afgestemd en hebben een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit.

Beleidskeuzes

waardering

De gebieden hebben een bijzondere ruimtelijke kwaliteit, vanwege de ligging in de stad en de goede ontsluitingsmogelijkheden. Grootschalige stedelijke instellingen, voorzieningen en bedrijven gebruiken deze gebieden als representatieve en functionele vestigingsplaatsen.

dynamiek

Door de schaalvergroting van de diverse functies en het veranderende belang van de diverse ontsluitingsroutes, transformeren de functies en/of de gebouwen in de gemengde zones regelmatig.

beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
  • Versterken van de kwaliteit van de gebieden als hoogwaardig stedelijk verblijfsgebied.
  • Respecteren van de diversiteit aan gebouwen en gebouwenensembles.
  • Versterken van de relatie van gebouwen en gebouwenensembles met de stedelijke structuur, de wegen en de langzaam verkeersroutes.

Overige voor welstand relevante beleidsstukken:

  • bestemmingsplan,
  • reclamebeleid.

Welstandscriteria

Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen naar de beschreven kenmerken.
Bij de welstandstoets van een bouwplan in de gemengde zones zijn de volgende criteria van belang.

Plaatsing

  • De gebouwen of de gebouwenensembles oriënteren zich meerzijdig op de openbare ruimte.
  • De entreezijde van de bebouwing is herkenbaar vormgegeven en oriënteert zich op de openbare ruimte.

Massa en vorm

  • In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
  • Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

Gevels

  • Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en het materiaal- en kleurgebruik.
  • De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
  • Er is eenheid in architectuur van de gehele gevel.

Detaillering, kleur en materiaal

  • De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
  • Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw zijn het materiaal- en het kleurgebruik zorgvuldig afgestemd op de architectonische verschijningsvorm.

Erfafscheidingen

  • Erfafscheidingen worden terughoudend toegepast;
  • Erfafscheidingen zijn transparant, bij voorkeur uitgevoerd als groen;
  • Bij de toepassing van hekwerken is het gebruik van stijlenhekwerken het uitgangspunt.

3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid

Cultuurhistorie / monumentenzorg

De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verder gaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. Het credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten op basis van het daartoe op 1 januari 2012 gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Archeologie

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit.
Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

3.4 Verkeersbeleid

3.4.1 Provinciaal verkeersbeleid

Het verkeer en vervoerbeleid van de provincie staat weergegeven in de Omgevingsvisie Overijssel (2010). In deze omgevingsvisie heeft de provincie als ambities geformuleerd:

  • Een vlotte en veilige reis over weg, water, spoor en per fiets van en naar stedelijke netwerken en streekcentra binnen en buiten Overijssel.
  • Goede bereikbaarheid voor het autoverkeer van en naar de stedelijke netwerken en streekcentra.
  • Vergroten van kwaliteit en aandeel van het openbaar vervoer.
  • Vergroten van de kwaliteit en het aandeel van het fietsverkeer.

In de omgevingsvisie zijn als hoofdlijnen van het provinciaal beleid opgenomen:

  • Een gedifferentieerde bereikbaarheid, de ontwikkeling van de hoofdinfrastructuur en een integraal verkeer- en vervoersysteem met een multimodale netwerkaanpak van het hogere en onderliggende wegennet.
  • Het buitengebied wordt vanaf de hoofdinfrastructuur ontsloten met gebiedsontsluitingswegen naar locaties en gebieden met bovenlokale verkeersbewegingen. Vorm en functie van wegen in het buitengebied voegen zich naar de gebiedskenmerken en versterken de leefbaarheid.
  • Een integraal openbaarvervoersysteem, gericht op vervoer van deur tot deur, met aandacht voor verschillende doelgroepen. Ingezet wordt op hoogwaardige internationale en regionale verbindingen en een doorontwikkeling van het openbaar vervoer naar lightrail- en tramsystemen.
  • Goede aansluiting van het aanvullende openbaar vervoernet op hoofdverbindingen van en naar stedelijke centra en streekcentra. Stimuleren van de deur-tot-deur-benadering met hoogwaardige overstappunten en OV-fiets bij regionale stations.
  • Een samenhangend fietsroutenetwerk met een goede aansluiting van utilitaire en recreatieve fietspaden op hoofdfietsroutes, (regionale) stations en knooppunten van en naar stedelijke netwerken en streekcentra. Van-deur-tot-deur-benadering met OV-fiets.
  • Investeren op de hoofdfietsroutes in en naar stedelijke centra in fietssnelwegen en hoogwaardige fietsroutes.
  • Een kwaliteitsimpuls aan stallingsvoorzieningen en uitbreiding van OV-fietsconcepten.

3.4.2 Gemeentelijk verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie (2009)

In maart 2009 is door de gemeenteraad van Zwolle de Mobiliteitsvisie vastgesteld. De Mobiliteitsvisie vervangt het Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) uit 2001. De Mobiliteitsvisie richt zich vooral op niet-infrastructurele aspecten omdat dit tot op heden onderbelicht gebleven in het mobiliteitsbeleid van de gemeente.

In het GVVP en in de Mobiliteitsvisie zijn de Nieuwe Veerallee, Westerlaan, Oosterlaan en Deventerweg gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg type B (50 km/uur). De Willemsvaart is gecategoriseerd als erftoegangsweg.

3.5 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist.

Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.

Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang.

3.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;

schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:

de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid;

de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater;

het peil van het IJsselmeer;

de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en;

hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan 2006 – 2010 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

3.7 Kantorenbeleid

In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad op 16 december 2010.

Aandachtspunt in de nota is de landelijke trend van krimp in de vraag naar nieuwe kantoren. De kantorenmarkt ontwikkelde zich van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Het aantal vierkante meters verhuurde kantoren in Nederland kan in totaal niet meer groeien, alleen verplaatsen. Dat betekent dat toevoegingen van nieuwe gebouwen in de meeste gevallen zullen zorgen voor het leegtrekken van andere kantoren elders. Dat proces voltrekt zich op landelijk niveau maar ook binnen de kantorenmarkt van Zwolle. Per saldo moet Zwolle rekening houden met een lagere afzet van nieuwe kantoren dan in de afgelopen decennia het geval was.
In onderstaande grafiek zien we de effecten van nieuwbouw op de bestaande voorraad vanaf 2003. De belangrijkste conclusie die we op basis van deze historische analyse kunnen trekken is dat sinds 2006 nieuwbouw heeft geresulteerd in een toename van de voorraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0024.png"

Kantoorgebruikers hebben de neiging om na afloop van hun huurcontract omhoog te verplaatsen naar betere locaties en betere duurzamere gebouwen (zie volgend schema). Daarbij wordt door de effecten van het nieuwe werken in de komende jaren gemiddeld ook nog eens meer ruimte achter gelaten dan nieuw wordt aangehuurd. In het ondersegment en middensegment ontstaat vervolgens een groeiend aanbodoverschot, terwijl er in het bovenste segment nieuwbouwvraag ontstaat: nieuwe duurzame gebouwen op de beste locaties. Daarom is nieuwbouw van hoogwaardige duurzame kantoren alleen zinvol op de beste locaties in de stad. De concurrentiepositie als vestigingslocatie wordt daarmee versterkt .

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0025.png"

Schema: verplaatsingsmarkt opname kantoren

Door de ontgroening en vergrijzing van de Nederlandse bevolking zal er in het algemeen op termijn minder vraag naar kantoorwerkplekken zijn. Voor Zwolle is deze ontwikkeling gelukkig veel minder relevant. De Zwolse bevolking krimpt immers niet maar zal juist nog groeien in de komende decennia van 120.000 naar 140.000 inwoners. Hierdoor blijft Zwolle een relatief aantrekkelijke vestigingsplaats voor kantoren.
Zwolle is door haar ligging en stedelijke kwaliteiten (bereikbaarheid/woonmilieus/onderwijs/jonge bevolking) in het landelijke concentratieproces op de kantorenmarkt zeer goed in staat om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. Belangrijk uitgangspunt is dat Zwolle inzet op bijzondere en hoogwaardige kantorenmilieus op de beste locaties, namelijk: Oosterenk, Voorsterpoort en Spoorzone.

Een stedelijke regie en schaarstestrategie op de Zwolse kantorenmarkt zijn van groot belang. Het is essentieel om de ontwikkellocaties voor kantoren onderling af te stemmen in programma, fasering maar vooral ook in doelgroep en product. Er zal niet alleen gedacht worden vanuit een stedenbouwkundige ambitie maar vooral ook vanuit de vraag.
Kantoren in de Oosterenk, Voorsterpoort en Spoorzone hebben ieder hun eigen profiel. Nieuwbouw is in principe alleen toestaan op de aangewezen ontwikkellocaties waar duurzame vraag naar kantoren bestaat. Uitgangspunt is dat deze locaties elkaar zo veel mogelijk aanvullen en elkaar zo weinig mogelijk beconcurreren.

De bestaande kantorenlocaties van Zwolle zijn minstens zo belangrijk voor het behoud van een gezonde kantorenmarkt. Zwolle kiest voor een jaarlijkse vastgoedmonitor op gebiedsniveau, waarbij ontwikkelingen in de voorraad, het aanbod, de leegstand en de kwaliteit van de kantoorgebieden in de gaten wordt gehouden, zodat tijdig en zo nodig bijgestuurd kan worden.

Strategie voor de Spoorzone

De Spoorzone is met de ligging aan het station van Zwolle superieur als locatie voor overheid en Rijksgelieerde organisaties. Op de lange termijn, wanneer de reorganisatie van de rijkshuisvesting achter de rug is, heeft het Rijk aangegeven efficiënt te willen huisvesten op basis van bereikbaarheid en synergie van netwerkkantoren op OV-knooppunten. Op dit moment worden door Rijk en provincie masterplannen opgesteld voor optimalisatie van de rijkshuisvesting per regio. Daarbij wordt voor Zwolle een nieuwbouwvariant meegenomen voor een gebouw van circa }}40.000 m² b.v.o. (gefaseerd) in de Spoorzone.

De ruimtelijke opgave in de Spoorzone is voor de komende jaren vooral gericht op de ontwikkeling van een hoogwaardige zuidelijke ingang van het station, inclusief een nieuw busstation. Om die complexe opgave op termijn mogelijk te maken is aan de zuidzijde een behoorlijk volume kantoren en stedelijke functies denkbaar.

Het is verstandig om het zwembadterrein (locatie Hanzebad) als strategische locatie te reserveren voor het faciliteren van een incidentele marktvraag op termijn. De kantorenkavels op de kop van Hanzeland (zowel gemeentegrond als privaat) hebben vooralsnog minder prioriteit.

Momenteel heeft de Rijksgebouwendienst (RGD) op Hanzeland reeds 80.000 m² b.v.o. van de beschikbare 200.000 m² kantoren in gebruik en elders in de stad nog eens 40.000 m² b.v.o. De kantorenleegstand bedraagt anno 2011 ca. 30.000 m² bvo. De kwaliteit van de overwegend grote (>4.000 m²) leegstaande kantoren is redelijk tot goed.

3.8 Detailhandelsbeleid

De Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle' geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2020. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad in april 2012.

Het algemene doel van de nota is versterking van de aantrekkelijkheid van Zwolle als winkelstad, voor zowel eigen inwoners als bezoekers uit de regio. Het beleid is erop gericht om evenwicht te brengen tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.

Onderscheid in winkelgebieden

Het is belangrijk een onderscheid te maken naar binnenstad, wijk en periferie. Als vierde categorie kunnen nog de winkelvoorzieningen nabij bezoekersknooppunten onderscheiden worden.

  1. 1. Binnenstad: recreatief winkelen en funshoppen in een attractieve omgeving;
  2. 2. Periferie: centra voor doelgerichte aankopen, op perifere locaties met voldoende ruimtelijke schaal en optimale bereikbaarheid;
  3. 3. Wijk- en buurtcentra: centra voor dagelijkse aankopen in de buurt / in de wijk, op basis van compleet aanbod;
  4. 4. Bezoekersknooppunt: kleinschalige winkelvoorzieningen op station, ziekenhuis, verzorgingstehuizen, gericht op de reiziger dan wel bezoeker.

Reden voor dit onderscheid is dat bezoekmotief, aard, schaal, type van de winkels dusdanig verschillend zijn. Programma's en de hierbij horende meters zijn dus niet direct uitwisselbaar. Wel zijn er in meer of mindere mate relaties tussen de winkelgebieden.

Evenwicht tussen ruimte bieden aan vernieuwing en het behoud van het bestaande

De retailstructuur van Zwolle is in meerdere opzichten perspectiefrijk: Zwolle is een jonge en dynamische stad die nog groeit in inwonertal, heeft een grote regio, strategisch gelegen op een scharnierpunt in Nederland en goed bereikbaar. Belangrijk is dat er een goed evenwicht wordt gevonden tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.

Winkelvoorzieningen op knooppunten

Naast winkels in het centrum, de wijk of op een perifere locatie kunnen ook nog de gemakswinkels bij het station, ziekenhuis, verzorgingshuis of andere plekken waar elke dag veel bezoekersstromen samenkomen worden genoemd. De consument gaat hier niet naar toe om doelgericht te winkelen. De tijd ontbreekt hier voor. Het winkelen is een ondergeschikte zaak. Het zijn winkels om tijdens het wachten snel iets te kunnen kopen dan wel om vergeten boodschappen te doen. Gemak voor de consument en daarom van belang voor het winkelbeleid. Daarnaast hebben deze winkels soms een sociale functie, zeker bij kleinschalige winkelvoorzieningen in verzorgingscentra of ziekenhuis.

Beleidslijn winkelvoorzieningen op knooppunten

De komende jaren willen we als gemeente deze kleinschalige winkelvoorziening op knooppunten mogelijk blijven maken. Kleinschaligheid blijft hierbij het uitgangspunt en dient dan ook gewaarborgd te blijven. Eventuele plannen zullen we op deze wijze tegen het licht houden.

3.9 Coffeeshopbeleid

Voor coffeeshops geldt een gedoogbeleid. Dit gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops.

3.10 Prostitutiebeleid

Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen. Op kaart 8 zijn de zones voor de Rijksweg A28, spoorweglawaai en industrielawaai weergegeven.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen.
Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur.
In of langs de rand van het plangebied zijn de volgende wegen zoneplichtig:

  • de Westerlaan;
  • de Oosterlaan;
  • de Deventerstraatweg;
  • de Hanzelaan;
  • de Oostzeelaan;
  • de Zuiderzeelaan;
  • de Parallelweg;
  • de Nieuwe Veerallee;
  • de IJsselallee;
  • de Rijksweg A28.

Deze wegen hebben een geluidszone van 200 meter behalve de IJsselallee, welke een geluidszone van 350 meter heeft, omdat deze weg meer dan 2 rijstroken heeft en de Rijksweg A28, welke als autosnelweg met 6 rijstroken een zone van 600 meter heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0026.png"

Spoorweglawaai

Het plangebied ligt voor het grootste deel binnen de geluidszones van de spoorlijnen naar Amersfoort, Lelystad, Kampen, Meppel, Emmen, Almelo en Deventer.

Industrielawaai

In het plangebied ligt een industrieterrein, waar zware geluidhinder veroorzakende bedrijven zijn toegestaan. Dit industrieterrein is daarom onder de naam industrieterrein 'Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V.' bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 4 mei 1993 nr. MMI 91/3915 met bijbehorende kaart MGH-46 van een geluidszone voorzien in het kader van de Wgh. Bij Koninklijk Besluit van 4 augustus 1994 nr. 94.006009 is dit besluit tot zonevaststelling goedgekeurd.
De zone is rondom dit industrieterrein gelegen. De zonegrens loopt over delen van het plangebied. Zie kaart 8 Geluid.

Ontwikkelingen binnen de geluidszones

Binnen de zones bevinden zich geluidsgevoelige functies, maar in dit nieuwe bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.

4.2.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Het gaat hierbij om de risico's van het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

Risicocontouren

In het kader van het Registratiebesluit Externe Veiligheid is de gemeente verplicht de risico's van gevaarlijke stoffen te registreren. Daartoe is een zogenaamde signaleringskaart gemaakt, die jaarlijks wordt geactualiseerd. Deze gemeentelijke signaleringskaart is gebaseerd op de risicovolle inrichtingen die in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) zijn geregistreerd. De gemeentelijke signaleringskaart geeft aan dat binnen het plangebied de volgende risicobronnen zijn gelegen.

Spoorwegemplacement
Het plangebied bevindt zich nabij de inrichting 'emplacement Zwolle'. Op een deel van het emplacement wordt gerangeerd met wagons met gevaarlijke stoffen.

Uit de milieuvergunning en de bijbehorende documenten blijkt dat tussen de hoge brug en de splitsing van het spoor Meppel - Deventer gerangeerd mag worden met gevaarlijke stoffen. De activiteiten moeten voldoen aan de normen uit de circulaire risicobenadering voor NS goederen emplacementen (1995). De beheerder moet jaarlijks aan het bevoegd gezag een opgave doen van het aantal wagons beladen met gevaarlijke stoffen. Tevens moet ieder jaar aangetoond worden dat het emplacement aan de veiligheidsnormen voldoet (door middel van de selectiemethode). Uit het milieuvergunningenarchief blijkt dat er in de afgelopen 13 jaar geen overschrijding van de normen (Plaatsgebonden en Groepsrisico) heeft plaatsgevonden. Omdat de milieuvergunning geen overschrijding van de normen toelaat en er een monitoringssysteem is verplicht kan geconcludeerd worden dat het rangeren met gevaarlijke stoffen geen belemmering oplevert voor het plangebied.

Transportroute gevaarlijke stoffen

Over de sporen Zwolle-Deventer/Zwolle-Meppel/Zwolle-Amersfoort/Zwolle-Lelystad worden significante hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. De spoorlijnen maken deel uit van het basisnet. Op dit moment is het basisnet nog niet formeel van kracht maar is wel de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen het wettelijk kader.
De PR 10-6 contour bedraagt langs de Veluwelijn maximaal 6 meter en langs de Hanzelijn en IJssellijn eveneens maximaal 6 meter. De PR 10-6 contour langs de lijn Zwolle Meppel bedraagt maximaal 8 meter De afstand wordt bepaald vanaf het midden van de doorgaande spoorbundel en komt overeen met de veiligheidszone. Binnen de veiligheidszones bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten.

Op grond van het Basisnet spoorweg geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Binnen een plasbrandaandachtsgebied mag slechts onder bepaalde voorwaarden gebouwd worden. Dit brengt risico's met zich mee die verantwoord moeten worden.

In het plasbrandaandachtsgebied van genoemde spoorwegen in het plangebied bevinden zich geen woningen, maar wel andere (beperkt) kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen of andere (beperkt) kwetsbare objecten toe binnen het plasbrandaandachtsgebied.

Door het plangebied lopen geen hogedrukaardgasleidingen.

Het plangebied ligt tevens binnen de invloedssfeer van de volgende, buiten het plangebied gelegen risicobronnen:

LPG tankstation Aan de IJsselallee, buiten het plangebied, is een LPG-tankstation gevestigd. Voor een LPG-vulpunt geldt een straal van 110 meter voor het plaatsgebonden risico (PR) bij een doorzet van 1000 tot 1500 m³ LPG/jaar en een straal van 45 meter bij een doorzet < 1000 m³. Laatstgenoemde afstand is het toetsingscriterium indien de doorzet in de milieuvergunning is gemaximaliseerd op 1000 m³ LPG/jaar. De gemeente heeft de maximale doorzet in de vergunningen van LPG-tankstations opgenomen. Binnen 45 meter vanaf het vulpunt zijn geen kwetsbare objecten gevestigd.

Bepalend voor het groepsrisico is de bevolkingsdichtheid binnen een straal van 150 meter van het tankstation. Het groepsrisico levert voor het plangebied geen probleem op.

Type risicovolle activiteit: Tankstation IJsselallee met LPG (doorzet < 1000 m3/jaar)
Categoriaal / niet-categoriaal: Categoriaal (vaste veiligheidsafstanden)

In volgende figuur is de PR 10-6 contour (45 m vanaf het vulpunt) van het LPG tankstation aan de IJsselallee aangegeven. De risicocontour is ook weergegeven op kaart 8 in paragraaf 4.2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0027.jpg"

Transport gevaarlijke stoffen

De IJsselallee is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen, maar valt niet onder het basisnet. In 2004 is een onderzoek uitgevoerd naar potentiële knelpunten voor wat betreft de externe veiligheid langs transportassen in de gemeente Zwolle. Uit het onderzoek (Inventarisatie Externe Veiligheid Langs Transportassen, gemeente Zwolle, 19 mei 2004) blijkt, dat langs de IJsselallee zich geen probleemsituaties voordoen zowel voor wat betreft het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Langs de IJsselallee zijn in dit bestemmingsplan ook geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, die van invloed zijn op de externe veiligheid.

Verantwoordingsplicht

Het bestemmingsplan Spoorzone is een conserverend bestemmingsplan waarbij er geen nieuwe functies worden toegevoegd die leiden tot een hoger veiligheidsrisico. Een uitgebreide verantwoording van de externe veiligheid is daarom niet relevant.

Door de gemeente Zwolle is een apart traject opgestart om met de Veiligheidsregio IJsselland de verantwoording en het toepassen van beheersmaatregelen af te stemmen voor risicobronnen die planoverstijgend zijn. Dit betreft onder andere het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor. In het traject komt ook de risicocommunicatie aan de orde.

4.2.3 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in de wijk (zie paragraaf 2.2.4.5 Economischevoorzieningen).
Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van het Activiteitenbesluit.

4.2.4 Ecologie

Natuurbeschermingswet

Het Natura-2000 gebied Uiterwaarden van de IJssel (op een afstand van 900 meter van het plangebied) is het meest nabijgelegen gebied waarvoor de Natuurbeschermingswet van toepassing is. Dat betekent dat effecten op deze gebieden (ook van buitenaf) de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende gebied niet in gevaar mogen brengen.

Flora- en faunawet

Er zijn geen gegevens bekend over in het plangebied voorkomende soorten planten en dieren, die bescherming genieten in het kader van de Flora- en faunawet. Zeer waarschijnlijk zijn sommige gebouwen in het plangebied geschikt als verblijfplaats van vleermuizen. Deze zijn strikt beschermd. Ook is het mogelijk dat gebouwen in het plangebied dienen als vaste verblijfplaats van broedvogels. Vaste verblijfplaatsen van broedvogels zijn beschermd. Voordat er sloop of ingrijpende verbouw van gebouwen plaatsvindt, moet de eventuele aanwezigheid van vleermuizen en broedvogels worden gecontroleerd.

4.2.5 Waterbeheer

Grenzend aan het plangebied liggen hoofdwatergang de Willemsvaart en de watergangen van Hanzeland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland.

4.2.6 Waterwinning

Ten zuiden van het plangebied ligt het waterwingebied 'Engelse werk'. Dit waterwingebied is door de provincie Overijssel beschermd door een er omheen gelegd grondwaterbeschermingsgebied. In het kader van de verplaatsing van het waterwingebied is de ligging van het grondwaterbeschermingsgebied in 2008 gewijzigd.Het zuidwestelijke gedeelte van plangebied ligt echter nog steeds deels binnen het grondwaterbeschermingsgebied 'Engelse Werk'. De boringsvrije zone, welke een lichter regiem dan het grondwaterbeschermingsgebied kent, is niet van toepassing op het plangebied.
Zie kaart 10 Beperkingen voor de ligging van het huidige grondwaterbeschermingsgebied.

4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Door het plangebied lopen:

  • ondergrondse hoogspanningsleidingen, welke lopen vanaf het bedrijventerrein Marslanden A (Weteringkade) naar Frankhuis;
  • ondergrondse hoofdtransportleidingen voor drinkwater;
  • ondergrondse rioolwaterpersleidingen.

Het straalpad van Zwolle naar Markelo dat over het plangebied liep is inmiddels vervallen. Van de straalverbindingstoren aan de Westerlaan loopt alleen nog een straalverbinding buiten het plangebied in noordoostelijke richting naar de straalverbindingstoren Zwollerkerspel ten zuiden van de Vecht.

De genoemde leidingen zijn binnen het plangebied beschermd door middel van een dubbelbestemming.
In Hoofdstuk 6 Juridische aspecten van deze toelichting wordt ingegaan op het begrip dubbelbestemming.

Op kaart 9 zijn de leidingen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0028.png"

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

5.1.1 Doelstelling

In het plan van aanpak voor het project 'Zwolle op orde', vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2003, is de doelstelling van het project in de volgende zin omschreven: De gehele operatie is erop gericht over actuele bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden, het aantal afwijkingsprocedures te verminderen en het planologisch beleid beheersbaar te houden.

In de Spoorzone wordt het station ingrijpend verbouwd en worden een aantal andere ontwikkelingen voorbereid. De voorbereiding van deze ontwikkelingen is echter nog niet zo ver dat deze nu al in een bestemmingsplan kunnen worden vastgelegd.
Op grond van het overgangsrecht van de op 1 juli 2008 ingevoerde nieuwe Wet ruimtelijke ordening vervalt op 1 juli 2013 het recht op leges voor gebieden, waar bestemmingsplannen gelden die ouder dan 10 jaar zijn. Om het recht op leges veilig te stellen kan nu niet langer gewacht worden op de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan waarin alle voor de komende 10 jaar beoogde ontwikkelingen zijn vastgelegd.

In dit conserverende plan voor de Spoorzone worden de huidige functies van het gebied vastgelegd in een modern digitaal bestemmingsplan gemaakt volgens de landelijke standaarden. De huidige verbouwing van het station wordt hierin uiteraard mogelijk gemaakt.

Om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken zullen later aparte planologische procedures worden gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0029.png"

Spoorzone voordat de verbouwing van het station begon.

5.1.2 Plantechniek

Het plan is digitaal, gecodeerd volgens het 'Informatie Model Ruimtelijke Ordening' (IMRO). Dit is een landelijke standaard om bestemmingsplannen digitaal te kunnen uitwisselen met andere instanties. Het plan is bovendien gemaakt volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). Deze landelijke standaard is ingesteld om bestemmingsplannen op een uniforme wijze te kunnen presenteren (zie paragraaf 6.1).

5.2 Plangebied

Het plangebied van de Spoorzone wordt globaal begrensd door:

de Veerallee in het westen;
de Westerlaan, de Oosterlaan en de Deventerstraatweg in het noorden;
de IJsselallee, de Hanzelaan, de Oostzeelaan en opnieuw de IJsselallee in het zuiden.

Het plangebied bevat resten van de plangebieden van Veerallee, de Stationswijk, Assendorp, Zwolle-Zuid en Hanzeland.

Voor het gerealiseerde gedeelte van Hanzeland tussen de IJsselallee en het gebied van dit bestemmingsplan voor de Spoorzone is inmiddels een apart nieuw bestemmingsplan in het kader van het project 'Zwolle op Orde' in procedure gebracht.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2 in paragraaf 1.4Plangebied.

5.3 Beheer

Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter.

5.3.1 Bebouwingsstructuur

5.3.2 Functionele structuur

5.4 Ontwikkeling

In de Spoorzone wordt het station ingrijpend verbouwd en worden een aantal andere ontwikkelingen voorbereid. De voorbereiding van deze ontwikkelingen is echter nog niet zo ver dat deze nu al in een bestemmingsplan kunnen worden vastgelegd.

De huidige verbouwing van het station wordt in dit conserverende uiteraard wel mogelijk gemaakt
Om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken zullen later aparte planologische procedures worden gevolgd.

5.4.1 Bebouwingsstructuur

5.5 Water

5.5.1 Watersysteem

Het watersysteem binnen het plangebied blijft ongewijzigd waardoor er geen wijzigingen te verwachten zijn in de grondwaterstanden in dit stadsdeel; ook wordt de veerkracht van het watersysteem niet gewijzigd.

5.5.2 Waterwinning

Het belang van de waterwinning wordt beschermd door de gebiedsaanduiding milieuzone - .grondwaterbeschermingsgebied. In dat gebied is onder meer voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing. Zie verder paragraaf 6.4 Algemene regelsArtikel 27 Algemene aanduidingsregels milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied.

5.6 Archeologie

Uitgangspunt is dat de archeologische waarden, zoals die zijn omschreven in paragraaf 2.2.1Archeologische structuur, worden beschermd.
Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer hebben de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem (zie hiervoor Artikel 23 Waarde - Archeologie van de regels) dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.

Gesteld kan worden dat de kans op archeologische sporen in het 10% gebied klein is. Wel dient rekening gehouden te worden met sporen die samenhangen met de industriële ontwikkeling van het gebied. Het gaat dan naast kolenparken, waterkolommen, askuilen voornamelijk om draaischijven voor de locomotieven. Bij aantreffen van dergelijke sporen dient ten alle tijden de archeologische dienst van de gemeente Zwolle gewaarschuwd te worden.

5.7 Cultuurhistorie

Door de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2012 moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daartoe is voor de Spoorzone een cultuurhistorische analyse opgesteld. In deze analyse is een aantal bouwwerken als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Er is echter nader onderzoek nodig naar de wijze en mate van verdere bescherming. Hierop kan niet meer gewacht worden.
Verdere bescherming zal daarom later plaatsvinden door middel van een partiële planherziening, waarbij de op verdere bescherming gerichte dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie met bijbehorende regels zal worden toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0036.png"

Hoge Spoorbrug

Het stationsgebouw, de Hoge Spoorbrug en het kantoorgebouw aan de Willemsvaart 25, ontworpen door
G.Th. Rietveld, zijn reeds beschermde rijksmonumenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0037.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12005-0004_0038.png"

Stationsgebouw Willemsvaart 25

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Spoorzone zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Spoorzone.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Gevolgd door de volgende bijlagen:

  • Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën;
  • Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging;
  • Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving;
  2. 2. Bouwregels;
  3. 3. Nadere eisen;
  4. 4. Afwijken van de bouwregels;
  5. 5. Specifieke gebruiksregels;
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  1. 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  1. 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  1. 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, verkeersveiligheid en de milieusituatie. Onder de 'milieusituatie' wordt onder andere ook de externe veiligheid verstaan. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3Algemene regelsArtikel 30 Algemene procedureregels.

  1. 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.

  1. 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  1. 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  1. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 20 Leiding - Hoogspanning;

Artikel 21 Leiding - Riool;

Artikel 22 Leiding - Water;

Artikel 23 Waarde - Archeologie.

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 25 Algemene bouwregels;

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie;

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied;

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 30 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

Bijlagen bij de regels:

Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:

  1. 1. een Lijst met horecacategorieën, welke toelaatbaar zijn in de bestemmingen Verkeer - Openbaarvervoer en Verkeer - Railverkeer;
  2. 2. een Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging met toegelaten en niet toegelaten bedrijfsactiviteiten in de bestemmingen Bedrijf en Verkeer - Railverkeer met een bijbehorende algemene verklaring van de opzet van deze staat en een lijst met de verklaring van de gebruikte afkortingen;
  3. 3. een Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen met toegelaten en niet toegelaten bedrijfsactiviteiten in de bestemming Bedrijventerrein met een bijbehorende algemene verklaring van de opzet van deze staat en een lijst met de verklaring van de gebruikte afkortingen.

6.2 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

6.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg

Deze bestemming betreft het bestaande verkooppunt van motorbrandstoffen aan de Deventerstraatweg. De verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van LPG is toegestaan. Ook de exploitatie van een zogenaamde 'autoshop' en een autowasinrichting zijn toegestaan.

Artikel 10 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 12 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 13 Verkeer

Deze bestemming is opgenomen voor de wegen, welke gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
In verband met de Wet geluidhinder moet het toegestane aantal rijbanen wel worden vastgelegd, omdat de breedte van de geluidszones van wegverkeerslawaai daarvan afhangt. Toegestaan zijn:

2 rijbanen elk met 1 rijstrook met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Nieuwe Veerallee;

1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de overige wegen.

Artikel 14 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 18 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Artikel 19 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanning

Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoogspanningsverbindingen tussen Frankhuis en Marslanden. Zie kaart 10 Beperkingen in paragraaf 4.3Kabels, leidingen en straalpaden.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een vrijstelling, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 21 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemming beschermt de rioolpersleidingen. Zie kaart 10 Beperkingen in paragraaf 4.3Kabels, leidingen en straalpaden.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 22 Leiding - Water

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden. Zie kaart 10 Beperkingen in paragraaf 4.3 Kabels,leidingen en straalpaden.
In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 23 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart ....).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

6.4 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 25 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 Gemengd - 1 en 11 Kantoor, waar een specifieke op de bestemming gerichte regeling is gegeven. Deze laatste regeling komt uit het geldende bestemmingsplan Hanzeland.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie

Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van de bestaande geluidszone rond het industrieterrein 'Stork Wärtsilä Diesel / Nederlandse Spoorwegen N.V.' voor zover gelegen binnen het plangebied .Zie kaart 9 in paragraaf 4.2.1 Geluid.
Er worden geen wijzigingen in de zonegrens aangebracht.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Deze gebiedsaanduiding omvat een klein deel van het grondwaterbeschermingsgebied rond het waterwinningsgebied Engelse Werk. Het gebied is gelegen tussen de Nieuwe Veerallee en de spoorlijn naar Amersfoort en Lelystad. Zie kaart 10 Beperkingen in paragraaf 4.3 Kabels, leidingen en straalpaden.
Bouwwerken ten behoeve van bestemmingen, welke met deze gebiedsaanduiding samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de beheerder van de drinkwatervoorziening is ingewonnen. binnen de gebiedsaanduiding is bovendien voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' alsmede 'Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven en wegen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven en wegen worden aangegeven.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UoV) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 30 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

6.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 32 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.

6.6 Bijlagen

Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën:

Deze lijst geeft de horecacategorieën aan, welke toelaatbaar zijn in de bestemmingen Verkeer - Openbaarvervoer en Verkeer - Railverkeer. Discotheken en hotels zijn niet toegestaan.

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemmingen Bedrijf en Verkeer - Railverkeer.
De staat maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 2 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen:

De staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Bedrijventerrein.
De staat maakt als Bijlage 3 onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 3 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

6.7 Consequenties Van Beleid

Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter waarbij de huidige planologische situatie wordt voortgezet.

Bijgebouwenregeling

Met betrekking tot de regeling van de toelaatbaarheid van bijgebouwen bij woningen vindt er een wijziging plaats in de bestaande planologische situatie. Deze planologische wijziging heeft als doel om algemeen vastgesteld beleid door te voeren. Daartoe is de nieuwe standaard bijgebouwenregeling van Zwolle uit 2007 opgenomen, zoals in 2010 aangepast aan de Wabo. Dit kan leiden tot enige verdichting van de erven bij woningen.

6.8 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

6.9 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan te voegen.

Hoofdstuk 8 Overleg

Op 19 november 2012 is het voorontwerpbestemmingsplan Spoorzone in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 28 instanties verzonden met het verzoek om uiterlijk op 15 januari 2013 te reageren.

Het plan is verzonden naar de volgende instanties:

  1. 1. de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving van de provincie Overijssel;
  2. 2. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  3. 3. het Waterschap Groot Salland, Afdeling Hydrologie en Ruimtelijke Ontwikkeling;
  4. 4. het Oversticht;
  5. 5. Tennet TSO B.V. Grondzaken-Noord;
  6. 6. Enexis B.V. AEI Zwolle;
  7. 7. de Veiligheidsregio IJsselland;
  8. 8. Vereniging Vrienden van de Stadskern Zwolle;
  9. 9. Vereniging Vrienden van Assendorp;
  10. 10. Bewonersbelang Deventerstraatweg;
  11. 11. Brandweer Zwolle;
  12. 12. Kamer van Koophandel Oost Nederland;
  13. 13. Koninlijke TNT Post B.V.;
  14. 14. KPN Operator Vaste Net Straalverbindingen;
  15. 15. NS Vastgoed B.V.;
  16. 16. Pro Rail Regio Noordoost, Afdeling Milieu en Juridisch Beheer;
  17. 17. Rijksgebouwendienst Directie Oost;
  18. 18. Rijkswaterstaat Oost-Nederland;
  19. 19. Stichting Milieuraad Zwolle;
  20. 20. Vitens Overijssel N.V.;
  21. 21. Zwolse Historische Vereniging;
  22. 22. Koninklijke Horeca Nederland Regio Overijssel / Drenthe;
  23. 23. Bewonersvereniging Binnenstad Zwolle;
  24. 24. Stichting Levende Stadsgeschiedenis Zwolle;
  25. 25. Stichting Menno van Coehoorn;
  26. 26. Winkeliersvereniging City Centrum Zwolle;
  27. 27. Winkeliersvereniging Assendorp Vooruit;
  28. 28. Wijkvereniging Veeralleekwartier.

Ad 1: De provincie Overijssel:

  1. 1. juicht de actualisering van het bestemmingsplan Spoorzone toe;
  2. 2. stelt dat met dit plan aan bedrijven een actueel en eigentijds kader wordt geboden, waardoor niet alleen meer rechtszekerheid wordt geboden, maar er ook - indien nodig - een goede basis voor het handhavingsbeleid ontstaat;
  3. 3. meldt dat het plan bijdraagt aan het ruimtelijke beleid van de provincie;
  4. 4. deelt mee dat er vanuit het provinciale belang geen beletselen zijn voor het verdere vervolg van de procedure, indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht; er is voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Ad 2: De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) deelt het volgende mee:

'Zoals bekend is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) begin 2012 in werking getreden. Daarmee zijn veranderingen gekomen in de rol van rijksdiensten op gebied van ruimtelijke ordening wat betreft bestemmingsplannen. Het Rijk en dus ook de RCE zal deze in de voorontwerp- en ontwerpfase niet meer toetsen op correcte doorwerking van het rijksbeleid, maar vertrouwt er op dat gemeenten die verantwoordelijkheid nemen. Een reactie van de RCE op standaard kennisgevingen, zoals deze, op grond van artikel 3.1.1 Bro, is derhalve niet meer te verwachten'.

Ad 3: Het Waterschap Groot Salland deelt mee dat het voorontwerp geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De brief van het waterschap kan worden aangemerkt als wateradvies in het kader van de watertoetsprocedure.

Ad 4: Het Oversticht heeft het plan beoordeeld en deelt mee geen opmerkingen te hebben.

Ad 5: Tennet deelt mee dat het plan de ondergrondse hoogspanningsverbindigen een juiste bestemming geeft en dat de regels goed zijn opgenomen.

Ad 6: Enexis deelt mee geen aanleiding te hebben tot het maken van opmerkingen.

Ad 7: De Veiligheidsregio IJsselland meldt dat voor het hele plangebied een overstromingsrisico geldt.
Daarnaast zijn er in of vlakbij het plangebied de volgende risicobronnen aanwezig:

  • het doorgaande spoor waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden;
  • de IJsselallee waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden;
  • het LPG tankstation aan de IJsselallee;
  • het Hanzebad waar gevaarlijke stoffen opgeslagen liggen.

De sirenes van het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (de WAS-masten) bereiken het volledige plangebied.

Geadviseerd wordt om:

  • Het onderwerp externe veiligheid op te nemen in het bestemmingsplan. De gemeente heeft externe veiligheid nu niet genoemd in het plan; Gelet op de risico's voor het plangebied is dat niet terecht; Geadviseerd wordt om minimaal de risico's voor het gebied en mogelijke maatregelen te benoemen en daarbij te verwijzen naar de gebiedstypen en het gemeentelijk beleid voor externe veiligheid;
  • In het bestemmingsplan te verwijzen naar het gemeentelijk beleid op het gebied van prioriteitswegen;
  • In het bestemmingsplan in te gaan op het overstromingsrisico dat voor het gebied geldt;
  • In het bestemmingsplan de mogelijkheid uit te sluiten dat nieuwe kwetsbare functies als nevenfunctie in de gebruiksfase worden toegestaan;
  • In het bestemmingsplan bij de algemene afwijkingsregels de mogelijkheid om een Bed & Breakfast toe te staan, te schrappen;
  • In overleg met de hulpdiensten bovenplanse maatregelen te nemen voor het spoor (Op dit moment is de beschikbaarheid van bluswater onvoldoende.);
  • De hulpdiensten bij de voorbereiding op een incident (o.a. opleiden en oefenen) rekening te laten houden met de scenario's die kunnen optreden in de spoorzone; Daarbij dienen de hulpdiensten rekening te houden met de mogelijkheden en beperkingen van het eigen optreden en de situatie in de spoorzone;
  • Voor dit bestemmingsplan aan te sluiten bij de diverse bestemmingsplan voor de omliggende gebieden zoals Hanzeland;
  • De aanwezigen in het plangebied voor te lichten over de risico's die zij lopen en wat zij bij een eventueel incident zelf kunnen doen. (Bijzondere objecten, zoals het station, zijn hierbij een aandachtspunt. Dergelijke scenario's kunnen worden opgenomen in een bedrijfsnoodplan of ontruimingsplan.)

Reactie op 7:

Op 1 juli 2013 vervalt het recht van de gemeente om leges te vragen ter zake van bestemmingsplannen, welke ouder zijn dan 10 jaar.
Om deze datum te halen geldt er een noodprocedure voor de 3 laatste plannen van het project Zwolle op Orde, het project dat in 2003 is gestart om binnen 10 jaar alle oude ruimtelijke plannen in Zwolle te vernieuwen.
Het gaat om:

  • Hanzeland;
  • Binnenstad en omgeving;
  • Spoorzone.

Deze plannen worden voorzien van een vereenvoudigde toelichting, waarin alleen wordt ingegaan op die aspecten die de planregeling rechtstreeks beïnvloeden.
Bovendien is er een verkorte tijd voor de vooroverleg procedure.
In deze conserverende plannen is alleen sprake van een juridisch-technische modernisering, maar niet van inhoudelijke wijzigingen. Er is daarom geen sprake van een verandering in de veiligheidsrisico's en daarom voegt het aandacht besteden aan veiligheidsrisico's niets toe in het kader van bovengenoemde noodprocedure
Wij vinden deze conserverende plannen bovendien niet geschikt om te gebruiken voor de gevraagde voorlichting over veiligheidsrisico's.
Wij willen graag in een andere context overleg voeren met de Veiligheidsregio over het ontbreken van voldoende veiligheidsvoorzieningen, zoals het mogelijk onvoldoende aanwezig zijn van bluswater in het stationsgebied.

Ad 8: De Vereniging Vrienden van de Stadskern Zwolle heeft vanaf het begin, inmiddels ruim 5 jaar geleden, het planvormingsproces gevolgd en waar nodig en mogelijk van commentaar voorzien.
De Vrienden menen dat het ook in juridische zin noodzakelijk is de Spoorzone in een actueel conserverend bestemmingsplan vast te leggen. De Vrienden hebben er begrip voor dat gekozen is voor een conserverend bestemmingsplan. Om het recht op leges veilig te stellen, kan nu niet langer gewacht worden op de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan, waarin alle voor de komende 10 jaar beoogde ontwikkelingen worden veilig gesteld.
De Vrienden zullen bij de beoordeling van de plannen in de Spoorzone een van de accenten leggen op het behoud en inpassing van cultuurhistorische en monumentale waarden in het plangebied.
Resumerend stemmen de Vrienden in met het conserverende voorontwerpbestemmingsplan Spoorzone en de daarbij gevolgde en te volgen procedure. De Vrienden zullen een actieve bijdrage blijven leveren in onder andere de klankbordgroep Spoorzone. Daarbij zal in het bijzonder aandacht worden gevraagd voor de bescherming en inpassing van de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Ad 9: De Vereniging Vrienden van Assendorp constateert dat het cultureel waardevolle gebouw Deventerstraatweg 9 (voormalige groenteveiling) helaas al gesloopt is. De vrienden zouden graag zien dat de gemeente bij de volgende aanvraag beter naar haar eigen lijst van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing kijkt.
Ook het continue karakter van bomenrijen is van belang.
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter waarbij de huidige planologische situatie wordt voortgezet. Er is maar een manier om met het bestemmingsplan om te gaan: alles laten zoals het nu is.
ProRail is op zoek naar meer opstelplaatsen voor de treinen. Indien dit doorgaat kan er niet gebouwd worden en is een (op ontwikkeling gericht) bestemmingsplan Spoorzone niet nodig. Dan kan de Deventerstraatweg gewoon weer bij het bestemmingsplan Assendorp horen.

Reactie op 9:

De plangrens is op deze manier bepaald omdat het gebied ten zuiden van de woningen aan de Deventerstraatweg en Oosterlaan onderdeel is van het studiegebied van de integrale gebiedsontwikkeling van de Spoorzone. In het startdocument stedenbouwkundige planvorming Spoorzone (vastgesteld door de gemeenteraad op 11 juli 2011) wordt de zone van de Deventerstraatweg beschreven als onderdeel van het studiegebied. In het startdocument wordt tevens de nadruk gelegd op een integrale gebiedsbenadering. Omdat het gebied ten zuiden van de woningen aan de Deventerstraatweg integraal wordt bekeken als onderdeel van het studiegebied is gekozen om voor het bestemmingsplan Assendorp dit gebied buiten het plangebied te laten.
Het studie- en plangebied van de integrale gebiedsontwikkeling van de Spoorzone wordt daarnaast aangemerkt als een ontwikkelingsgebied als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid Crisis- en herstelwet. Dit is bepaald in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet van 13 juli 2010. Het plangebied van de integrale gebiedsontwikkeling van de Spoorzone maakt onderdeel uit van Bijlage 3 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Vooruitlopend op de gebiedsontwikkeling van de Spoorzone is in het kader van het project 'Zwolle op Orde' voor de Spoorzone een conserverend bestemmingsplan opgesteld om te voldoen aan de actualeringsplicht voor bestemmingsplannen.
In dit bestemmingsplan is het gebied ten zuiden van de woningen aan de Deventerstraatweg en Oosterlaan meegenomen. Het conserverende bestemmingsplan heeft als uitgangspunt om de vigerende bestemmingen te conserveren en de bestaande legale situatie vast te leggen.
Overigens is het gemeentebestuur in beginsel vrij in het bepalen van de begrenzing van het plangebied.
Vanaf de start van de nieuwbouwontwikkeling langs de Deventerstraatweg zullen de bewoners worden betrokken bij het planproces.

Ad 10: Het Bewonersbelang Deventerstraatweg is van mening dat het gedeelte van de Deventerstraatweg dat in het voorontwerpbestemmingsplan Spoorzone is bestemd als 'enkelbestemming Verkeer - Erftoegangsweg' moet worden ingedeeld bij het bestemmingsplan Assendorp.
Het Bewonersbelang is van mening, dat het onderbrengen van de woonstraat met de 'enkelbestemming Verkeer - Erftoegangsweg' bij het Spoorzonegebied de rechtszekerheid van de bewoners onevenredig aantast en derhalve toegevoegd zou moeten worden aan het Bestemmingsplan Assendorp.

Reactie op 10:

Wij zijn het niet eens met de redenering dat de rechtszekerheid van de bewoners zou worden aangetast door het opnemen van de Deventerstraatweg in het conserverende bestemmingsplan voor de Spoorzone. Bij opname in het bestemmingsplan Assendorp zou inhoudelijk precies de zelfde bestemmingsregeling zijn opgenomen. De rechtspositie van de bewoners zou hierdoor niet worden gewijzigd. Opname in het bestemmingsplan Assendorp geeft ook geen enkele extra waarborg dat niet van deze bestemming zou kunnen worden afgeweken om medewerking te geven aan een nieuwe ontwikkeling.
Uit constante jurisprudentie van de Raad van State blijkt overigens dat het gemeentebestuur in beginsel vrij is in het bepalen van de begrenzing van het plangebied.
Voor het overige wordt verwezen naar de reactie onder 9.

Verder zijn geen reacties van overleginstanties ontvangen.

Bijlage 1 Lijst Met Horecacategorieën

horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

horeca van categorie 2a:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

horeca van categorie 2b:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel dan wel nevenactiviteit heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

horeca van categorie 3:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel dan wel nevenactiviteit heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren en het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

horeca van categorie 4:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren al dan niet ter plaatse bereid;

horeca van categorie 5:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegende mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;

horeca van categorie 6:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie.

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

2.1 Algemene Verklaring

2.1.1 Bedrijfsactiviteiten en functies

Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten en functies gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij functiemenging in bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle.

De in deze staat vermelde bedrijfs- en functieafdelingen en bedrijfs- en functietypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.

De met kleine letters aangeduide typen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide AFDELINGEN.

2.1.2 SBI-codes

Voor de afdelingen en de typen staan in een kolom de SBI-codes en een nummer, letter of een combinatie van een letter en een nummer aangegeven.

2.1.3 Omschrijving

In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de afdelingen en de typen omschreven.

2.1.4 Toelaatbaar

Per type wordt in de kolom 'TOELAATBAAR' met 'J' vermeld of de activiteit toelaatbaar is.

2.1.5 Niet toelaatbaar

Per type wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze activiteit niet toelaatbaar is.

2.1.6 Categorieën

Ten slotte worden in de kolom 'CATEGORIE' de milieucategorieën aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:

categorie A: voor activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

categorie B: voor activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

categorie C: als categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdverkeersinfrastructuur noodzakelijk is.

2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen

b.o. bedrijfsoppervlak

cat categorie

e.d. en dergelijke

excl. exclusief

grth groothandel

inst. installatie

kg kilogram

KI kunstmatige inseminatie

kW kilowatt

m meter

mach. machines

MVA megavoltampère

MW megawatt

midd. middelen

n.e.g. niet elders genoemd

p.o. productieoppervlak

SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008

t.b.v. ten behoeve van

v.c. verwerkingscapaciteit

< kleiner dan

2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen

3.1 Algemene Verklaring

3.1.1 Bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties

Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen in de gemeente Zwolle.

De in deze staat vermelde bedrijfsafdelingen en bedrijfstypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.

De met kleine letters aangeduide bedrijfstypen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide BEDRIJFSAFDELINGEN.

3.1.2 SBI-codes en nummers

Voor de bedrijfsafdelingen staan in een kolom de SBI-codes aangegeven. Voor de bedrijfstypen staan de SBI-codes en een nummer en/of letter aangegeven. De opslagen en installaties hebben geen SBI-codes, maar een nummer en een subnummer.

3.1.3 Omschrijving

In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de bedrijfsafdelingen en de bedrijfstypen omschreven.

3.1.4 Toelaatbaar

Per bedrijfstype wordt in de kolom 'TOELAATBAAR' met 'J' vermeld of de bedrijfsactiviteit toelaatbaar is.

3.1.5 Niet toelaatbaar

Per bedrijfstype wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze bedrijfsactiviteit niet toelaatbaar is.

3.1.6 Afstanden en scores milieuaspecten

Vervolgens worden in de kolom 'AFSTANDEN IN METERS' de scores van de milieuaspecten aangegeven:

    1. a. Eerst worden in 4 subkolommen de minimale afstanden in meters voor de 4 milieuaspecten 'GEUR', 'STOF', 'GELUID' en 'GEVAAR' per aspect aangegeven.
    2. b. In de subkolom 'GELUID' staat met 'C' (continu) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit doorgaans continu (dag en nacht) verricht wordt, waardoor deze bepalend is voor het geluidsniveau.
    3. c. In de subkolom 'GELUID' staat met 'Z' (zonering) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder, hetgeen betekent dat rond het betrokken industrieterrein een geluidszone moet worden vastgesteld.
    4. d. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'R' (risico) aangegeven dat mogelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.
    5. e. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'V' (vuurwerk) aangegeven dat het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
    6. f. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' wordt de grootste minimale afstand aangegeven. Onderzocht is welke minimale afstanden op basis van de 4 genoemde milieuaspecten noodzakelijk zijn tussen de bedrijfsactiviteiten en een rustige woonwijk of een rustig buitengebied om hinder uit te sluiten of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
      De grootste minimale afstand in meters, welke noodzakelijk is op grond van deze 4 milieuaspecten, is in deze subkolom vermeld.
    7. g. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat met 'D' (divers) aangegeven dat binnen de bedrijfsactiviteit een erg grote variatie in milieubelasting voorkomt, hetgeen aanleiding is de toelaatbaarheid van geval tot geval nader te bezien.

3.1.7 Categorieën

Ten slotte wordt in de kolom 'CATEGORIE' de indeling in milieucategorieën vermeld.

Deze indeling is gebaseerd op de grootste minimale afstand, welke in de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:

categorie 1: minimale afstand 10 meter;

categorie 2: minimale afstand 30 meter;

categorie 3.1: minimale afstand 50 meter;

categorie 3.2: minimale afstand 100 meter;

categorie 4.1: minimale afstand 200 meter;

categorie 4.2: minimale afstand 300 meter;

categorie 5.1: minimale afstand 500 meter;

categorie 5.2: minimale afstand 700 meter;

categorie 5.3: minimale afstand 1000 meter;

categorie 6: minimale afstand 1500 meter.

3.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen

b.o. bedrijfsoppervlak

BRZO Besluit risico's zware ongevallen

C continu

cap. capaciteit

cat. categorie

d dag

D divers

e.d. en dergelijke

excl. exclusief

GFT groente-, fruit- en tuinafval

grth groothandel

i.e. inwonersequivalenten

incl. inclusief

j jaar

kg kilogram

kW kilowatt

m meter

mach. machines

MVA megavoltampère

MW megawatt

midd. middelen

MWe elektrisch vermogen in megawat

n.e.g. niet elders genoemd

NEM netto explosieve massa

o.c. opslagcapaciteit

opp. oppervlak

p.c. productiecapaciteit

p.o. productieoppervlak

R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)

RWZI rioolwaterzuiveringsinstallatie

SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008

synth synthetisch

t.b.v. ten behoeve van

t/d ton per dag

t/j ton per jaar

t/u ton per uur

u uur

V vuurwerkbesluit (van toepassing)

v.c. verwerkingscapaciteit

vloeropp. vloeroppervlak

v.w.b. voor wat betreft

< kleiner dan

<= kleiner dan of gelijk aan

> groter dan

>= groter dan of gelijk aan

- in de kolom '(sub)nummer': geen nummer van toepassing;

bij getallen in de kolom 'OMSCHRIJVING':tot

Z zonering (in de zin van artikel 1 Wet geluidhinder)

3.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen

3.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen

Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de volgende beleidsuitspraken gebruikt:

  • Duurzaam anders, december 1996
  • Groenbeleidsplan, maart 1998
  • Coffeeshopbeleid, oktober 1998
  • Dynamiek van Oud & Nieuw, Zwols monumenten- en archeologie beleid, 2000
  • Nota Speelruimte in Zwolle, juli 2001
  • Prostitutiebeleid in Zwolle, maart 2003
  • Welstandsnota, juni 2004
  • Bomenverordening, 2005
  • Milieuvisie Milieu op scherp, december 2005
  • Beleid infiltratie hemelwater, juli 2006
  • Sportnota 2006 - 2011 gemeente Zwolle, 2006
  • Beleidsvisie Duurzaam Bouwen, januari 2007
  • Algemene Bijgebouwenregeling 2007
  • Luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007 - 2011, 2007
  • Beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder, februari 2007
  • Beleidsvisie externe veiligheid, maart 2007
  • Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle, juli 2007
  • Visie op de ondergrond, oktober 2007
  • Stedelijk Waterplan Zwolle 2008
  • Structuurplan Zwolle 2020, juni 2008
  • Archeologiebeleid gemeente Zwolle, augustus 2008
  • Mobiliteitsvisie gemeente Zwolle, februari 2009
  • Omgevingsvisie Overijssel, juli 2009
  • Uitvoeringsprogramma structuurplan, september 2009
  • Masterplan sportaccommodaties, 2009
  • Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel, september 2010
  • Kadernota kantorenlocaties Zwolle 2011 - 2020, december 2010
  • Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle', april 2012

Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse Projectgebied Spoorzone

Bijlage 2 Cultuurhistorische analyse projectgebied Spoorzone

Bijlage 3 Waardenkaart Objecten En Complexen

Bijlage 3 Waardenkaart objecten en complexen