Stadshagen II, Scholtensteeg (wonen-werken)
Bestemmingsplan - gemeente Zwolle
Vastgesteld op 28-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Stadshagen II, Scholtensteeg (wonen-werken) met identificatienummer NL.IMRO.0193.BP17024-0004 van de gemeente Zwolle;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen, bijbehorende bouwwerken en/of andere bouwwerken;
1.6 bebouwingspercentage:
indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;
1.7 bedrijf:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;
1.8 bedrijf aan huis:
een bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein gewenst is;
1.11 beroep aan huis:
een beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.12 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en bedoeld is om ter plaatse te functioneren;
1.23 caravan:
een al dan niet uitklapbare aanhangwagen ingericht voor dag- en nachtverblijf van personen, welke met een normale snelheid over de weg mag worden voortbewogen;
1.24 carport:
een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;
1.25 dagrecreatie:
recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenpark, volkstuinen of nutstuinen;
1.26 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.27 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.28 dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak en waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarbij alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.29 eengezinshuis:
een gebouw, dat één woning omvat;
1.30 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.31 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;
1.32 erftoegangsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;
1.33 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.34 extensieve dagrecreatie:
recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving;
1.35 garagebedrijf:
een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het hoofdzakelijk verrichten van onderhoud al dan niet in combinatie met de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen, snorfietsen en fietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;
1.36 gebiedsontsluitingsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.39 geluidsgevoelige functies:
ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.40 geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.41 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.42 hogere grenswaarde:
een maximum waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.43 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.44 hoofdwoning:
de woning, waar de hoofdbewoner van de woning woont en verblijft;
1.45 houtopstand:
bomen, waarvan de omtrek van de stam op 1,30 meter boven het maaiveld gemeten meer dan 30 centimeter bedraagt, en groepen en rijen kleinere bomen en heesters die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en een oppervlakte beslaan van niet minder dan 50 m², zoals hagen, houtwallen, broekbosjes, erfbeplantingen en boomgaarden;
1.46 inwoning:
twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.47 kampeerauto:
een voertuig ingericht voor het dag- en nachtverblijf van personen;
1.48 kelder:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;
1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.50 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.51 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, sociaal-medische, culturele, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.52 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.53 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:
de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;
1.54 nevenactiviteit:
een vorm van bedrijvigheid naast de hoofdfunctie;
1.55 normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden en/of bouwwerken;
1.56 onderkomen:
een voor dag- en nachtverblijf van personen of dieren geschikte constructie;
1.57 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;
1.58 openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
1.59 opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
1.60 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw of bijbehorend bouwwerk zijnde;
1.61 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.62 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.63 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.64 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.65 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen;
1.66 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.67 sociale veiligheid:
de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;
1.68 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;
1.69 stroomweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke geschikt is voor snelle verplaatsingen over grotere afstanden;
1.70 verzorgend bedrijf:
het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en/of het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.71 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel;
1.72 voorkeursgrenswaarde:
de maximum waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.73 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waarbij inwoning is toegestaan;
1.74 wooneenheid:
elke ruimte of als eenheid samengesteld aantal ruimten, welke geschikt en bestemd is voor bewoning, zoals eengezinshuizen, bejaardenwoningen, woningen voor 1 en/of 2 persoonshuishoudens en meergezinshuizen;
1.75 zolder:
een gedeelte van een gebouw dat door één of meer schuine dakschilden is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de hoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot aan de as van de windmolen;
2.5 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de vloeroppervlakte van een woning:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de inhoud van een dijkwoning:
in afwijking van het bepaalde in artikel 2.8 geldt voor dijkwoningen dat ter bepaling van de inhoud van een bouwwerk alleen het zichtbare deel gemeten wordt: bepaal de twee lijnen ter plaatse waar de zijgevels overgaan in het grondlichaam. Het zichtbare deel van het bouwwerk wordt gevormd door het deel van het bouwwerk dat zich bevindt boven het vlak dat door deze twee lijnen loopt;
2.10 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;
2.11 de verticale bouwdiepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
2.12 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:
van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.
2.13 ondergeschikte bouwdelen die buiten beschouwing gelaten moeten worden:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
- b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. woningen, ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf uitgesloten';
- 2. bedrijven die in de staat Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, die als bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangeduid als toelaatbaar, met uitzondering van zelfstandige kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. water;
met de daarbij behorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. overige bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede landschappelijke inpassing;
- c. een goede woonsituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- f. de sociale veiligheid;
- g. een goede milieusituatie;
- h. de bescherming van de groenstructuur;
- i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. het gebruik van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van geluidsgevoelige functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd uitgesloten - geluidsgevoelige functie', indien op de derde en/of vierde woonlaag de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Gemengd - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. voorzieningen voor de opwekking van zonne-energie, waaronder zonnepanelen;
- c. sportvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. infrastructurele voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. water;
met de daarbij behorende:
- l. tuinen, erven en terreinen;
- m. overige bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- b. het gebruik van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van geluidsgevoelige functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemend uitgesloten - geluidsgevoelige functie', indien op de derde en/of vierde woonlaag de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. water;
- e. voorzieningen voor de opwekking van zonne-energie, waaronder zonnepanelen, ter plaatse van de functie aanduiding 'specifieke vorm van groen - zonnepanelen';
met daaraan ondergeschikt:
- f. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie;
- g. nutstuinen;
- h. educatief gebruik;
- i. beeldende kunst;
- j. geluidwerende voorzieningen;
- k. openbare nutsvoorzieningen;
- l. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- m. bebouwing.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- a. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van carports.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden als terras ter plaatse van de functieaanduiding 'oever';
- c. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- d. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 7 Verkeer - Erftoegangsweg
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;
met daaraan ondergeschikt:
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. sport;
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. water;
met de daarbij behorende:
- m. bebouwing.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' wijzigen in die zin dat ....
Artikel 8 Leiding - Hoogspanning
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningskabelverbinding, daarbij inbegrepen de aanleg, het beheer en het onderhoud van de hoogspanningskabelverbinding;
met de daarbij behorende:
- b. overige bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoogspanningskabelverbinding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
10.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:
- a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
- b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken om toe te staan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze overige bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- h. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
- 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
- 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
- i. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
- 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
- 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
- 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.
10.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen
De in artikel 10.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het stedenbouwkundig beeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de parkeergelegenheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie;
- g. de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', '' en '' wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd, mits:
- a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het stedenbouwkundig beeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de parkeergelegenheid;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de milieusituatie;
- 7. de groenstructuur;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- 1. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt gedurende 2 weken ter inzage gelegd in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder digitaal kunnen worden opgevraagd;
- 2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend in het Gemeenteblad dat tevens bereikbaar is via de website van de gemeente Zwolle en op www.overheid.nl;
- 3. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;
- 4. Gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Parkeren
- a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd, dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
- b. De onder a. bedoelde plaatsen voor het parkeren van motorvoertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare motorvoertuigen, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
13.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.
13.3 Afwijken van de overige regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 15 Slotregel
Het plan wordt aangehaald als:
bestemmingsplan Stadshagen II, Scholtensteeg (wonen-werken).
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Stadshagen II, Scholtensteeg (wonen-werken)'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering
van 28 september 2020 nummer 2020-2628.
P.H. Snijders, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 26 januari 2010 hebben burgemeester en wethouders het uitwerkingsplan Stadshagen II, deelplan 1, Scholtensteeg vastgesteld. In dit uitwerkingsplan is de realisatie van een aantal woon-werkkavels mogelijk gemaakt.
Dit uitwerkingsplan is vervolgens integraal overgenomen in het bestemmingsplan Stadshagen II, dat op 15 februari 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Uitsnede geldend bestemmingsplan
In 2010 is een start gemaakt met de verkoop van deze kavels. De interesse in dit concept is tot op heden teleurstellend. De strikte scheiding tussen wonen en werken (met een expeditiestraat er tussen) lijkt het knelpunt. Er is dan ook voor gekozen om dit te herzien en toe te werken naar een meer flexibele invulling
Uitgangspunt voor de woon-werkkavels is dat de focus op het wonen kan liggen (met werken aan huis) of meer op het werken (waarbij gewoond kan worden). Door de (expeditie)straat te verleggen ontstaan grotere kavels die flexibel ingevuld kunnen worden. De bebouwingsmassa wijzigt niet ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
Tevens wordt de mogelijkheid opgenomen om op de bestaande geluidswal en het noordelijk deel van het plangebied een kleinschalig zonnepark aan te leggen.
1.2 Plangebied
Het plangebied van de Scholtensteeg is globaal gelegen tussen de Scholtensteeg en de Hasselterweg ten zuiden van spoorlijn Zwolle- Kampen.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
In het plangebied wordt de juridisch-planologische basis gegeven voor een herverkaveling van woon-bedrijfskavels. Daarnaast wordt de mogelijkheid opgenomen om binnen de aangewezen zone een veldopstelling met zonnepanelen en bijbehorende voorzieningen (netwerkstation, omvormers, wellicht camerabeveiliging, hekwerk) te realiseren.
2.2 Ruimtelijk Beleid
2.2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
- het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
Conclusie
Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan wel/niet in strijd is met het rijksbeleid.
2.2.2 Provinciaal beleid
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel van 1 mei 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- generieke beleidskeuzes;
- ontwikkelingsperspectieven;
- gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 (Bron: Provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel 2017
In dit plan gaat het om een herverkaveling van woningen in combinatie met bedrijven waarvoor reeds een bestemmingsplan van kracht is. Het aantal woningen en bedrijven neemt niet toe. Er is daarmee geen sprake van provinciaal belang.
Omgevingsverordening Overijssel
De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.
In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.
Zo kent de Omgevingsverordening ook regels over het realiseren van zonnevelden. Hieronder wordt verstaan een zelfstandige opstelling van zonnepanelen in het veld die niet gecombineerd wordt met bebouwing. Deze zonnevelden zijn bedoeld voor grootschalige opwekking van zonne-energie. Hiervoor kent de Omgevingsverordening een aantal regels.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
2.2.3 Gemeentelijk beleid
Herverkaveling
In dit plan gaat het om een herverkaveling van woningen in combinatie met bedrijven waarvoor reeds een bestemmingsplan van kracht is. Het aantal woningen en bedrijven neemt niet toe. Dit is niet in strijd het gemeentelijk beleid.
Kleinschalig zonnepark
Omgevingsvisie Zwolle
De omgevingsvisie Zwolle (vastgesteld oktober 2017) geeft de toekomstvisie, ambities en missies van de gemeente Zwolle op het gebied van (ruimtelijke) ontwikkeling weer. Het beschrijft specifiek hoe de gemeente in de toekomst wil omgaan met haar kwaliteiten, zowel vanuit stedelijk, landelijk, cultureel en natuurlijk oogpunt. Ook punten als duurzaamheid, economie, infrastructuur en maatschappij worden in de omgevingsvisie behandeld. Het is dus een integrale visie op de fysieke leefomgeving voor de inwoners van de gemeente Zwolle, tot stand gekomen middels een grote participatie vanuit de inwoners zelf.
In de Omgevingsvisie Zwolle wordt benoemd als Kernopgave, dat de gemeente in 2050 klimaatneutraal moet zijn. De urgentie van het behalen van deze doelstelling is groot en dringend, en vraagt om creatieve en innovatieve oplossingen. Duurzaamheid is daarom ook als één van de vier bouwstenen voor de toekomstvisie van Zwolle opgesteld. Daaronder valt natuurlijk een thema als klimaatadaptatie, of ook energiebesparing. Een belangrijk onderdeel hiervan is echter ook de grootschalige opwek van duurzame energie waarvoor, zoals de gemeente Zwolle zelf aangeeft, visie, wil, actie en lef nodig. De toezegging van o.a. pilotprojecten voor verschillende vormen van duurzame opwek is daarbij noodzakelijk. Aandacht wordt daarbij wel gevraagd voor de inbreng van lokale stakeholders en oplossingen met ruimte voor economische en sociale meerwaarde. Concreet wordt in de omgevingsvisie gesteld dat op korte termijn handelen de hoogste prioriteit heeft. Daarbij stelt de gemeente zichzelf de rol tot faciliteren en stimuleren van kleinschalige initiatieven, energiebesparing op bedrijven mogelijk te maken en tevens verduurzaming van de gebouwde omgeving, maar ook het initiëren en faciliteren van grootschalige opwek.
De mogelijkheid om de geluidswal en de aangrenzende groenstrook in te zetten voor duurzame stroomopwekking, is in lijn met de in te zetten weg om te werken aan het halen van de hiervoor genoemde kernopgave uit de omgevingsvisie.
Bovendien voegt de mogelijkheid om hier zonnepanelen op te stellen een nieuwe laag toe aan de wal: naast geluidsafschermende werking richting de woningen in Stadshagen en aan de Scholtensteeg, heeft de dijk nu ook al een semi waterkerende functie om Stadshagen te beschermen bij (extreem) opkomend water vanuit de aangrenzende polder. Met het toevoegen van energieopwekking, wordt een derde (waarde)laag toegevoegd: een mooi voorbeeld van meervoudig ruimtegebruik.
Doelstellingen gemeente ten aanzien van klimaat en energie
Ambitiedocument Energietransitie
De duurzaamheidsambities van de gemeente Zwolle zijn vastgelegd in het ambitiedocument 'Zwolle geeft je energie' (juni 2017). Met dit document is vastgelegd dat Zwolle uiterlijk in 2050 energieneutraal wil zijn. Op de middellange termijn betekent dit dat Zwolle in 2025 de hoeveelheid CO2-uitstoot ten opzichte van 1990 wil reduceren met 25%, en 25% van de totale energievraag op duurzame wijze wil opwekken.
Om de energietransitie in goede banen te leiden heeft de gemeente Zwolle de volgende uitgangspunten opgesteld.
- 1. Er worden geen duurzame energiebronnen uitgesloten;
- 2. Sterke focus op lokale invulling van de energieopgaaf;
- 3. Stimuleren van initiatieven met economische en sociale meerwaarde;
- 4. Er is ruimte voor experiment en innovatie.
De Gemeente Zwolle heeft binnen het proces naar en tot energietransitie verschillende rollen, variërend van informerend, stimulerend, faciliterend en sturend, tot regisserend of handhavend. Voorwaarde is dat de gemeente bij duurzame initiatieven betrokken is en tevens zelf actief aan verduurzaming (bijvoorbeeld via het inperken van het eigen energieverbruik) bijdraagt. Met het voornemen om op deze locatie zonnepanelen op te stellen op gemeentelijke grond en dit vanuit de Zwolse samenleving te laten uitwerken, wordt geheel boven hiervoor genoemde uitgangspunten gewerkt.
Specifiek voor de opwekking van grootschalige duurzame energie is een energiegids opgesteld. Al valt het beoogde zonneveld qua omvang (onder de 1 ha) niet direct onder de scope van de Zwolse energiegids, toch wordt de beoogde ontwikkeling aan de criteria van de energiegids getoetst.
Toetsing van de ontwikkeling
De huidige projectlocatie vormt met ruim 0,9 hectare een kleine bijdrage aan de verduurzaming van de Gemeente Zwolle, maar heeft de potentie een van de grootste postcoderoosprojecten van Nederland te worden in 2019 (gefinancierd door bewoners uit de postcoderoos rondom het zonneveld: bijvoorbeeld geheel Stadshagen valt hierin).
Specifieke voorwaarden gemeente zonneparken
Voor de grootschalige opwekking van zonne-energie middels grondgebonden zonneparken is in het document ´Verkenning Duurzame Energie´ (december 2017 vastgesteld als bijlage bij de Zwolse energiegids) een apart hoofdstuk met richtlijnen en voorwaarden opgenomen. Hierin wordt het provinciaal beleid gevolgd en specifiek voor de gemeente Zwolle nader uitgewerkt. Zo geeft ook de Gemeente Zwolle aan zoveel mogelijk dakinstallaties en gronden op bedrijventerreinen, parkeerplaatsen, en andere braakliggende terreinen zoals geluidswallen te willen gebruiken.
Met dit voornemen wordt planologisch ruimte geboden om hier invulling aan te geven.
Zwolse energiegids (december 2017)
Naast bovengenoemde beleidsdocumenten heeft de Gemeente Zwolle specifiek voor grootschalige opwek die middels een omgevingsvergunning of bestemmingsplanprocedure doorlopen moet worden een energiegids opgesteld. In de energiegids wordt nauwkeurig beschreven of, en op welke manier grootschalige energie-opwek projecten in de gemeente Zwolle behandeld en omarmd worden.
De Zwolse energiegids vormt in grote lijnen een voortzetting van het provinciaal beleid voor zonneparken. Specifiek wordt in hoofdstuk 3 en 4 aandacht gevraagd voor lokale afwegingen en inpassingsmethoden voor het zonnepark. In hoofdstuk 3, impact op de omgeving, wordt voor zonneparken ingegaan op drie extra punten, als aanvulling op nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. Deze punten zijn:
- Meekoppeling – meekoppeling van andere lokale functies en activiteiten;
- Landschappelijke en stedelijke inpassing – LOP en locatiespecifieke kenmerken die bepalend zijn voor de landschappelijke inpassing;
- Opwekking zonne-energie zowel op dak- als maaiveldniveau – gefundeerde afweging zon-op-dak met zon-op-grond.
Lokale afwegingen en bijdrage aan andere doelen vormen leidende principes bij de ontwikkeling van een grootschalig zonnepark-project en zijn vervolgens uitgewerkt in hoofdstuk 4 van de gids. Het invullen van sociale en economische doelen, waarbij de lokale omwonenden en inwoners van Zwolle kunnen participeren en profiteren van de opwek van duurzame energie in hun leefomgeving, is een zaak waar projectontwikkelaars zich in toenemende mate mee moeten bezighouden. Bij financiële participatie kan bijvoorbeeld gedacht worden aan Social Return On Investment, ofwel het inzetten en versterken van de lokale arbeidsmarkt. Maar ook een bijdrage aan de lokale economie, in de vorm van lokaal mede-eigenaarschap, financiële deelneming (via aandelen of obligaties), het opzetten van een lokaal fonds en bijvoorbeeld een omwonendenregeling binnen een vaste straal van het project behoren daarbij tot de mogelijkheden. Als laatste kan hierbij ook aan circulair materiaalgebruik gedacht worden, zoals de ontmanteling van projectgebied en verwerking van de gebruikte materialen door de initiatiefnemer.
De concrete invullingsprocedure van de hierboven beschreven participatieopties wordt vervolgens eveneens besproken in de Zwolse Energiegids. Hierbij wordt vooral gedoeld op de non-juridische, informele betrokkenheid van omwonenden en lokale inwoners van het project.
Aangezien het nu om een postcode roos project gaat en het een initiatiefgroep betreft vanuit de Zwolse bevolking, wordt al in hoge mate voldaan aan de genoemde uitgangspunten. In hoofdstuk 3.6 wordt hier verder op ingegaan.
2.3 Groenbeleid
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening en Groene Kaart
Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.
Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.
Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
2.4 Waterbeleid
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
- vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. Deze zaken worden opgepakt door het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) Stadsdijken Zwolle. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en HWBP, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 12 april 2017 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
2.5 Milieubeleid
Milieu algemeen
De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd. Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieu kwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
Het beleid voor de aspecten geluid, luchtkwaliteit, bedrijvigheid en externe veiligheid zijn relevant voor de ontwikkeling. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.
Geluid
In de milieuvisie “Milieu op scherp” wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde “Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Het plan behoort tot het gebiedstype “groen stedelijk”. Voor dit gebiedstype zijn geluidambities vastgesteld. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat kan worden voldaan aan de grenswaarde dan geldt dus een eenvoudige administratieve toets. De ingezette lijn in het voorgaande bestemmingsplan voor wat betreft voldoen aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB Lden) blijft gehandhaafd. Aan het verlenen van hogere waarden wordt niet meegewerkt.
Bedrijvigheid en Inwaartse zonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we enerzijds het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen en gevoelige bestemmingen zoals woningen. Anderzijds worden milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- 1. Het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- 2. Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteit duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
De gemeente Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” (2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen worden tussen bedrijven en gevoelige bestemmingen (voorzieningen en woningen).
Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de situatie van de luchtkwaliteit in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
- 1. voldoen aan wet- en regelgeving;
- 2. anticiperen op de toekomst;
- 3. knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden.
Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen: beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid. Dit betekent dat:
- overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
- een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
- veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
- zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.
Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd. Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
3.1 Stedenbouw
De stedenbouwkundige uitgangspunten van het geldende bestemmingsplan blijven in stand: 'een modern boerderijconcept met woon-bedrijfskavels die het silhouet van de toekomstige stadsrand vormen'. De woning is georiënteerd op de landelijke Scholtensteeg, het bedrijf presenteert zich meer achterop het perceel. Met deze opzet zal de bebouwingsdichtheid afnemen wat de kwaliteit van het gebied ten goede komt.
Door de expeditiestraat te verleggen ontstaan diepe woon-werkkavels en door een bestemmingsplanopzet met een 'gemengde' bestemming wordt geïntegreerd wonen en werken mogelijk.
De woningen zijn georiënteerd op de Scholtensteeg en kenmerken zich door een lage goot en verwijzen daarmee naar de woningen op de boerenerven in de Mastenbroekpolder. Elk kavel heeft een vaste breedte en een vastgelegd bouwvlak voor de bebouwing. Passend bij het landschappelijke karakter van de erven geldt er rondom een bebouwingsvrije zone. Op het westelijk deel van het bowvlak is het enkel toegestaan de woning te realiseren. Voor het oostelijk deel van het bouwvlak mag voor alle functies worden bebouwd die passen binnen het geldend bestemmingsplan (wonen en bedrijven).
Voor de woningen binnen het westelijke deel van het bouwvlak geldt een bouwhoogte van één of twee bouwlagen met een kap (kapvorm is vrij). De goothoogte is maximaal 4 meter en de bouwhoogte is maximaal 10 meter. Voor bebouwingsaccenten in het hoofdgebouw en/of de kapvorm is het mogelijk een goothoogte van 6 meter te realiseren.
De bebouwing in het oostelijk deel van het bouwvlak, is bestemd voor wonen, bedrijfsruimte, hobbyruimte, berging en/of garage, mag aansluitend op (en als onderdeel van) de woning in het westelijk deel van het bouwvlak worden gerealiseerd of vrijstaand worden geplaatst. Voor deze bebouwing geldt een bouwhoogte van één of twee bouwlagen met een kap (keuze van de kapvorm en nokrichting is vrij). De goothoogte is maximaal 5 meter en de bouwhoogte is maximaal 10 meter.
Bij alle kavels is de overgang tussen de voortuin en de watergang aangelegd als natuurlijk talud. Dit natuurlijke talud moet altijd in stand blijven.
3.2 Verkeer
De Scholtensteeg wordt als karakteristiek landschappelijk element gehandhaafd binnen Stadshagen. In de toekomst zal de Scholtensteeg gedeeltelijk de rand van de stad vormen evenals de overgang naar het open landschap van de Mastenbroeker Polder tussen Stadshagen en´s-Heerenbroek. Gedeeltelijk zal het een landschappelijke intermediair zijn tussen Breecamp Oost en - West. Zoals de Scholtensteeg een (verkeerskundige) verbindende schakel was in het verleden, zo zal het ook in de nieuwe context van Stadshagen een belangrijke verbinding blijven, vooral in de functie van verkeersverbinding voor langzaam verkeer tussen de Mastenbroeker Polder en de IJsseldelta, via het kruispunt Scholtensteeg met de Zwolseweg.
Het fietsverkeer sluit op verschillende plekken vanuit de polder en de omliggende wijken aan op de Scholtensteeg. De woon-werkkavels worden ontsloten via de verschillende ontsluitingen van Breecamp West en de locatie voor het benzineverkooppunt direct vanaf de entree naar Breecamp West (Hasselterweg). De auto-ontsluiting van de woon-werkkavels vindt plaats via de doodlopende expeditiestraat, die via de Scholtensteeg ontsloten is vanaf de Kamperweg. Het parkeren voor de woningen en bedrijven dient op eigen terrein opgelost te worden.
3.3 Natuur
Wet natuurbescherming
Inleiding
In de Wet natuurbescherming (Wnb) is de bescherming van gebieden geregeld. Gebieden die zo wel aangewezen zijn in het kader van de Europese Habitatrichtlijn en Europese Vogelrichtlijn worden Natura2000 gebieden genoemd. Het plangebied ligt op ongeveer 600 meter afstand van Natura 2000-gebied Rijntakken en op ongeveer 3 kilometer afstand van Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Het uitvoeren van dit bestemmingsplan kan mogelijk gepaard gaan met effecten op beschermde natuurwaarden. Als gevolg van het uitvoeren van het voorgenomen plan en de mogelijke effecten hiervan op omliggende Natura 2000-gebieden is de stikstofdepositie in beeld gebracht en getoetst. Door Ecogroen BV is een stikstofdepositie berekening uitgevoerd (Ecologische beoordeling Scholtensteeg Zwolle, Ecogroen BV, projectcode 20-218, d.d. 21 augustus 2020, dat als Bijlage 1 van de toelichting opgenomen).
AERIUS-berekeningen
Uit de AERIUS-berekeningen volgt dat er alleen in de jaren dat een deel van het plangebied bouwrijp wordt gemaakt sprake is van een toename in stikstofdepositie in Natura 2000-gebied Rijntakken. In de gebruiksfase (22 kavels) is geen sprake van een toename (>0,00 mol/ha/jaar) in Natura 2000-gebied Rijntakken.
Effectbeoordeling stikstofdepositie
Op basis van de ecologische beoordeling wordt geconcludeerd dat significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de (niet-)broedvogelsoorten zijn uitgesloten. De toename van stikstofdepositie speelt een ondergeschikte rol van betekenis voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen ten opzichte van beheer, aanwezige verstoringsfactoren en de overstromingsdynamiek. Ook is de toename van stikstofdepositie niet van invloed op de kwaliteit van de betreffende (zoekgebieden van) leefgebieden voor de betreffende vogelsoorten. De toename van stikstofdepositie staat toekomstige uitbreiding van het leefgebied van de vogelsoorten niet in de weg. Uitbreiding van de leefgebieden is haalbaar door bijvoorbeeld het aanpassen van het beheer of de recreatie in te perken.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied Rijntakken. Daarmee is het bestemmingsplan dus uitvoerbaar.
Flora- en Faunawet
In het kader van het zorgvuldig handelen zoals genoemd in de Flora- en Faunawet is ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan een gedetailleerd onderzoek in 2015 uitgevoerd door een extern deskundig bureau. Dit onderzoek is inmiddels verouderd vandaar dat er door Ecogroen BV een nieuw onderzoek is uitgevoerd (Quickscan natuurtoets Scholtensteeg, Zwolle, projectcode 20-218, d.d. 26 augustus 2020, dat als Bijlage 2 van de toelichting is opgenomen).
De bevindingen van de quickscan zijn:
Gebiedsbescherming:
- Het plangebied ligt op 600 meter afstand van het Natura 2000-gebieden Rijntakken en op 3 kilometer afstand van Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Gezien de aard van de plannen zijn - met uitzondering van stikstofemissie - geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden te verwachten (de effecten van stikstofemissies zijn in een separaat onderzoek uitgewerkt., zie eerder in deze paragraaf).
- Het dichtstbijzijnde NNN-gebied 'Uiterwaarden IJssel en IJsselmonding' ligt op circa 600 meter afstand van het plangebied. Gezien de afstand en aanwezigheid van tussenliggende bebouwing, infrastructuur en groenstructuren veroorzaakt het plan geen aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Vervolgstappen zijn niet aan de orde.
Soortenbescherming:
- De sloten in het plangebied zijn geschikt als overwinteringshabitat van grote modderkruiper.
- Gedurende de broedtijd zijn diverse algemene vogels broedend te verwachten in en in de directe omgeving van het plangebied.
- In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen of onmisbaar leefgebied van zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, ongewervelden en groeiplaatsen van flora aangetroffen of te verwachten, met uitzondering van beschermde soorten waarvoor een vrijstelling van ontheffingsplicht geldt in de provincie Overijssel.
- In de sloten in het plangebied zijn groeiplaatsen van smalle waterpest aangetroffen. De soort is opgenomen op de unielijst van invasieve exoten waardoor een beheersplicht geldt.
Advies:
- Wanneer de sloten gedempt worden is aanvullend onderzoek naar grote modderkruiper noodzakelijk om de aan- of afwezigheid en functie van de sloten in het plangebied voor grote modderkruiper in kaart te brengen. Om dit te bepalen wordt geadviseerd om in oktober-november onderzoek uit te voeren door middel van elektrisch vissen. Wanneer hiermee leefgebied van de grote modderkruiper wordt vastgesteld en dit door toekomstige werkzaamheden verloren gaat, dient een ontheffing te worden aangevraagd bij de provincie Overijssel. Er is uitzicht op ontheffing doordat in voorliggende situatie de functionaliteit van de leefomgeving gegarandeerd kan worden. Daarnaast is sprake van een in de wet genoemd belang: ruimtelijke ontwikkeling (woningbouw).
- Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Uitvoering van de werkzaamheden dient zoveel mogelijk buiten het broedseizoen plaats te vinden. Voor de meeste soorten kan de periode tussen 1 maart en 15 juli worden aangehouden als broedseizoen. Indien werkzaamheden in de periode half februari tot half december worden opgestart, adviseren we om voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcontrole door een ter zake deskundige uit te laten voeren.
- Mochten de sloten gedempt worden dan adviseren we om verspreiding van smalle waterpest te voorkomen door groeiplaatsen uit te baggeren. Vervolgens wordt het baggermateriaal afgevoerd en wordt de machine na gebruik schoongemaakt om eventuele latere verspreiding van stengelfragmenten te voorkomen. Bij bestrijding moeten de planten zo volledig mogelijk verwijderd worden waarbij fragmen-tatie moet worden voorkomen. De zomer is hiervoor de beste periode omdat hergroei dan beperkt blijft.
Conclusie:
Het aspect flora en fauna staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
3.4 Water
3.4.1 Huidige situatie
3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, met uitzondering van de realisatie van een kleinschalig zonnepark op de geluidswal en klein deel van het noordelijk plangebied. De watersituatie is onveranderd ten opzichte van de huidige situatie.
3.5 Milieu
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.
3.5.1 Milieueffectrapportage
Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Daarbij is er al snel sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Besluit m.e.r. (categorie D11.2). Voorbeelden van een stedelijke ontwikkeling zijn bijvoorbeeld:
- Realisatie van een (omvangrijke) bouwmarkt;
- Realisatie van nieuwe woningen;
- Realisatie van (omvangrijke) parkeervoorzieningen;
- Realisatie van nieuwe detailhandel.
In tegenstelling tot de ladder voor duurzame verstedelijking is er bij het Besluit m.e.r. geen sprake van een ondergrens wat aantallen woningen betreft. In de meeste gevallen kan hierbij worden volstaan met het opnemen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:
- 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
- 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
- 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.
Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
Op 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling dezelfde procedure moet doorlopen als een formele m.e.r.-beoordeling: een particulier of ondernemer die initiatiefnemer is van een bepaalde activiteit, dient een aanmeldnotitie in bij het bestuursorgaan dat bevoegd is te besluiten op de aanvraag waarmee de activiteit mogelijk wordt gemaakt. Het bevoegd gezag moet binnen 6 weken beslissen of een milieueffectrapportage moet worden doorlopen. Indien de gemeente zelf initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling is, geldt het volgende:
- Er hoeft geen aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden opgesteld;
- de beslissing of een milieueffectrapportage opgesteld moet worden, moet zijn genomen vóór de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan
De gemeente neemt het initiatief om het planologisch mogelijk te maken om in het plangebied een zonnepark te realiseren. Er wordt voor gekozen om geen aparte aanmeldnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling van de beoogde nieuwe activiteit (zonnepark) op te stellen. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt nader ingegaan op de relevante ruimtelijke aspecten.
Gelet op de kenmerken van het project (zonnepark) en de aard van de milieueffecten (zeer beperkt) is de conclusie dat er geen aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of m.e.r.
3.5.2 Geluid
De uitgangspunten in aangehouden zijn in het akoestisch rapport van oktober 2009 ten behoeve van het vorige bestemmingsplan Scholtensteeg (januari 2010) zijn geactualiseerd, onder andere, vanwege veranderingen in de wegintensiteit en de spoorlijn Zwolle-Kampen.
Spoor
De ontwikkellocatie is gelegen in de nabijheid van de spoorlijn Zwolle-Kampen. Op basis van de geluidsproductieplafonds geldt voor deze spoorlijnen een onderzoeksgebied langs weerszijden van respectievelijk 100 meter. Een deel van het plangebied (fase 2) waar geluidgevoelige functies worden mogelijk gemaakt, ligt binnen de afstand van 100 meter. Vandaar dat de invloed van railverkeerlawaai op het plan is meegenomen in een akoestisch onderzoek.
Uit het onderzoek blijkt dat slecht een beperkt deel direct nabij het spoor een geluidbelasting van boven de 55 dB heeft. Er liggen geen geluidgevoelige functies binnen de 55 dB contour van het spoor. Het aspect railverkeerslawaai is daarmee niet relevant.
Industrielawaai
Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van een gezoneerd industrieterrein. Het bouwplan geeft geen belemmeringen voor de bedrijven op de gezoneerde industrieterreinen. Het te realiseren zonneveld is geen geluidsgevoelig object en veroorzaakt geen relevante geluidbelasting. Daarnaast is een onderzoek in het kader van het Activiteitenbesluit (Wet milieubeheer) niet nodig.
Wegverkeer
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de provinciale weg N331 (Hasselterweg) en de Scholtensteeg. De geluidsbelasting van de wegen zijn berekend en is contour weergegeven in de akoestische rapportage. Hieruit blijkt dat het plangebied op een hoogte van 1,5 en 4,5 meter in een gebied ligt met een geluidbelasting van minder dan 48 dB. Bij een hoogte van 7,5 meter kan een aanzienlijk deel van het plangebied met een geluidniveau tussen de 48 - 53 dB te maken krijgen en dient er door de gemeente een besluit hogere waarden te worden genomen vanwege het overschrijden van de landelijk geldende voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder (Wgh) van 48 dB.
Vanuit het gebiedsgericht milieubeleid is het volgende opgenomen voor het gebiedstype 'groenstedelijk' waar het plangebied Scholtensteeg onder valt:
doelstelling | Voorkeur Wgh | Grenswaarde | Maximum Wgh | |
Groen stedelijk | 43 dB | 48 dB | 53 dB | 63 dB |
Gezien de berekende geluidbelasting op basis van het verkeersmodel 2035 (boven de 43 dB maar grotendeels onder de 48 dB, incl. groepsreductie) vanwege wegverkeer en de al aanwezige geluidswal langs de Hasselterweg, is het niet realistisch om de doelstelling van 43 dB na te streven.
Inzet is voor het plan de voorkeurgrenswaarde Wgh aan te houden (ingezette lijn vorige bestemmingsplan continueren) en geen hogere grenswaarde te gaan verlenen voor de delen met een geluidbelasting van 48 dB en hoger. Met verwijzing naar de berekende geluidscontouren voor wegverkeer, wordt duidelijk dat het mogelijk is om binnen de aangewezen gebieden zowel op de 1e als 2e bouwlaag geluidgevoelige functies kunnen worden gerealiseerd (slaap-, woon- of eetkamers).
Voor de derde bouwlaag zal er gewerkt moeten worden met het toepassen van dove gevels of een zodanige situering van bedrijfsgebouwen dat er voldoende afscherming wordt gecreëerd. Dit zal wel in het bouwplan en een bijbehorende akoestische berekening aangetoond moeten worden.
Op de plankaart (via een geluidcontour) en in de regels is aangegeven op welke bouwlagen zonder verdere maatregelen geen geluidgevoelige functies zijn toegestaan.
Het akoestisch onderzoek (Omgevingsdienst IJsselland, datum 5-11-2018) is als Bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.
3.5.3 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)
Woon-werk/woonkavels
De kavels hebben de bestemming woonbedrijf- en woonkavels. De toegestane bedrijvigheid is van een dermate lage milieucategorie dat de functiemenging met wonen mogelijk is.
De toegelaten bedrijfsmatige activiteiten vallen in de lagere milieucategorieën die in principe op een bedrijventerrein – ondanks het kleinschalige karakter - thuishoren, maar waarvan de eigenaar direct bij zijn of haar bedrijf wil wonen. Het plangebied is te beschouwen als een typisch functiemengingsgebied, waarbij een specifieke Staat van bedrijfsactiviteiten behoort. De Staat van bedrijfsactiviteiten is weergegeven in Bijlage 1bij de regels.
Er wordt ruimte geboden aan kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid. Productie en/of laad en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats en de activiteiten (inclusief opslag) gebeuren vooral inpandig vanwege de ligging in een gebied waar het mogelijk is dat het aangrenzende perceel alleen een woonfunctie heeft.
De activiteiten in de Staat van bedrijfsactiviteiten bestaan uit de categorieën A, B en C.
De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:
- 1. categorie A: voor activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Het gaat om activiteiten in milieucategorie 1.
- 2. categorie B: voor activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden. Het gaat om activiteiten in categorie 1 voor het aspect gevaar; in maximaal categorie 2 voor de aspecten stof en geur: in maximaal categorie 3.1 voor het aspect geluid; met een index voor verkeer van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen).
- 3. categorie C: als categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdverkeersinfrastructuur noodzakelijk is.
Relatie met de omgeving op basis van aan te houden richtafstanden uit de VNG brochure bedrijven en milieuzonering: de aan de noordzijde van het spoor aanwezige bedrijvigheid en - op basis van de staat van bedrijfsactiviteiten – mogelijk nog te vestigen bedrijven vormen op basis van de aan te houden richtafstanden geen belemmering voor de woon-/woonwerkkavels.
Zonneveld
Het geplande zonneveld betreft geen bedrijf met milieuhinderlijke activiteiten in het kader van milieuzonering. Ook zijn bedrijven in de omgeving geen belemmering voor het zonneveld aangezien het geen gevoelige functie is. Bij het zonneveld wordt voorzien in zogenaamde 'omvormers', zoals transformator- en accustations, om de opgewekte energie (gelijkstroom) om te zetten in toepasbare elektriciteit (wisselstroom). Hierbij komt enig geluid vrij. Het zonneveld is geprojecteerd naast de provinciale weg N331, de Hasselterweg. Deze weg bepaald in grote mate het reeds aanwezige achtergrondniveau (omgevingslawaai). De geringe geluidsuitstraling van een omvormer wordt met in achtneming van het reeds aanwezig achtergrondniveau verwaarloosbaar geacht.
Voorlopig ontwerp zonneveld (GreenChoice/ Blauwvinger Energie)
Er zal geen visuele hinder of ongewenste schittering door het weerkaatsen van zonlicht optreden als gevolg van het realiseren van een zonneveld. Tegenwoordig worden hoogwaardige zonnepanelen ontwikkeld met anti-reflectieglas. Schittering en reflectie van zon door zonnepanelen vindt daardoor minimaal plaats.
Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect bedrijvigheid geen belemmering is voor de realisatie van het bestemmingsplan.
3.5.4 Luchtkwaliteit
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn een gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. De ontwikkeling valt niet onder de definitie 'gevoelige bestemming' op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen.
In de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief deze niet in een betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Daarbij moet aannemelijk worden gemaakt dat de 3%-grens niet wordt overschreden. Voor de categorie woningbouw is de omvang tot waar geen toetsing nodig is, gesteld op 1.500 woningen (Regeling NIBM bijlage 3B). Aangezien het de nieuwbouw van minder dan 1.500 woningen betreft, is het plan per definitie niet in betekende mate en hoeft geen verdere toetsing plaats te vinden.
Zoals in de bestemmingsplan Scholtensteeg (januari 2010) is aangegeven, is bij de ontwikkeling van de nieuw te bouwen wijk Stadshagen II onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit op de (te realiseren) hoofdinfrastructuur (rapport van KEMA Nederland BV, sept. 2005 “luchtkwaliteit locatie Stadshagen II”). Tot de wegen die zijn onderzocht behoort de Hasselterweg, evenals de hoofd-ontsluiting in fase 3 van Stadshagen I. In het rapport werd geconcludeerd dat de grenswaarden, zowel voor de situatie 2005 en in 2015, in geen enkele situatie worden overschreden.
Op basis van de jaarrapportages blijkt dat de luchtkwaliteit in Zwolle sinds 2010 (fijn stof, stikstofdioxide) een positieve trend laat zien en zal nog steeds ruim aan de grenswaarden worden voldaan. Er is geen reden om opnieuw onderzoek te doen.
De planologische mogelijkheid om een zonneveld te realiseren op en nabij de geluidswal is eveneens als 'niet in betekenende mate' te beoordelen. Een zonneveld heeft namelijk in de gebruiksfase geen verbranding van (fossiele) brandstoffen en is er geen sprake van een significante verkeersaantrekkende werking. Wel is het zo dat er een aantal verkeersbewegingen plaatsvinden ten gevolge van de aanleg en het beheer en onderhoud van het zonnepark, echter zijn deze bewegingen incidenteel. Een nader detailonderzoek naar de luchtkwaliteit als gevolg van het plan is niet noodzakelijk.
3.5.5 Bodemkwaliteit
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Planspecifiek: voor het plaatsen van de installaties voor duurzame energieopwekking en de bijbehorende gebouwen/kasten voor de omvormers dient een omgevingsvergunning (bouw) te worden aangevraagd. Noch de installaties, noch de behuizing voor de omvormers worden beschouwd als "verblijfsruimte". De ontwikkeling is daarom niet aan te merken als een gevoelige functie in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Het uitvoeren van een nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is in dit geval niet noodzakelijk.
Hiermee is het initiatief op het gebied van bodemkwaliteit uitvoerbaar.
3.5.6 Externe veiligheid
De ontwikkeling betreft de realisatie van een beperkt aantal woon-werk/woonkavels, een ontsluitingsweg, zonnepanelen op de geluidswal en aangrenzende strook en mogelijk een specifieke bestemming (geluidgevoelige functie wordt hier uitgesloten) voor het deel direct grenzend aan de spoorweg in het noordelijke deel van het plangebied tegen de spoorlijn aan.
Woningen zijn kwetsbare objecten zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het standaard onderzoeksgebied betreft 200 meter vanaf de grens van het plangebied. Binnen 200 meter vanaf het plangebied zijn geen risicobronnen gelegen.
Het zonneveld is geen (beperkt) kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen omdat er normaliter geen personen aanwezig zijn. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
3.5.7 Trillingen
Er is onderzoek uitgevoerd naar trillingen ten gevolge van het spoor binnen het plangebied. Dit onderzoek is als Bijlage 4 bij de toelichting gevoegd.
Ter plaatse van de nieuwbouwlocatie zijn op het maaiveld trillingsmetingen uitgevoerd. Op basis van de uitgevoerde trillingsmetingen en de verkregen meetresultaten kan worden geconcludeerd dat voor de nieuwbouw (zowel het bouwvlak met bestemming Gemengd als het bouwvlak met de bestemming Gemengd 2) naar verwachting voldaan wordt aan de streefwaarden uit de SBR richtlijn deel B "Hinder voor personen in gebouwen".
De trillingen ten gevolge van het spoor zijn ruim lager dan de streefwaarden.
3.5.8 Kabels, leidingen en straalpaden
Door het plangebied loopt een ondergrondse 110 kV hoogspanningsleiding.
Elektromagnetische velden
Vanwege de ligging van de 110 kV leiding en de mogelijke invloed van elektromagnetische velden, is er ten opzichte van het vorige bestemmingsplan een aanpassing gemaakt. De afstand van de woon-werk/woonbestemming in het voorliggende bestemmingsplan tot het hart van het leidingtracé is met 10 meter verruimd en ligt nu op circa 20 meter. De minimaal aan te houden afstand is normaliter 5 meter, gemeten vanaf de buitenste kabel.
De 110 kV leiding vormt hiermee geen beperking.
Over de invloed van een zonnepark functie kan het volgende worden aangegeven.
De uitzending van elektromagnetische velden door technische apparatuur heeft effect op mens en omgeving. Elektromagnetische velden worden door alle elektrische apparaten geproduceerd en zijn ook in elk huishouden aanwezig. Om de emissie hiervan zoveel mogelijk te beperken zijn tal van studies uitgevoerd en internationale en Europese richtlijnen opgelegd voor de productie van technische apparatuur. Binnen de context van elektromagnetische emissie is vooral de volgende richtlijn van belang: “EN61000-6-4:2007 Electromagnetic compatibility (EMC) - Part 6-4: Generic standards - Emission standard for industrial environments (IEC 61000-6-4:2006 + A1:2010)”.
Het Fraunhofer Institute (Europa's grootste organisatie voor toegepast wetenschappelijk onderzoek) heeft de volgende tabel gepubliceerd waarin de elektromagnetische emissie van PV-Systemen wordt geïllustreerd.
Tabel 1: Fluxdichtheid van een PV systeem (vertaald naar NL) Bron: Fraunhofer Institute, Germany, Christian Märtel, www.Photovoltaik-Web.de
Bron van emissie | Afstand | Fluxdichtheid (ìT) | Type |
Enkeladerige kabel, gelijkstroom, 3 Ampère | 10 cm | 6 | Gelijkstroom magnetisch veld |
1 m | 0,6 | ||
Enkeladerige kabel, wisselstroom 0,3A/0,03A | 10 cm | 0,6/0,06 | Wisselstroom magnetisch veld |
1 m | 0,06/0,006 |
In Nederland is het advies dat de fluxdichtheid niet hoger dan 0,4 ìT mag liggen in gevoelige gebieden.
Tabel 2: elektrische velden van een PV-Systeem (vertaald naar NL) Bron: Fraunhofer Institute, Germany, Christian Märtel, www.Photovoltaik-Web.de
Bron van emissie | Afstand | Veldsterkte (V/m) | Type |
Zonnepaneel oppervlak, Transformatorloze omvormer | 10 cm | 350 | Wisselstroom elektrisch veld |
1 m | 17 | ||
Zonnemodule gebied, omvormer met transformator | 10 cm | 18 | Wisselstroom elektrisch veld |
1 m | 0,8 |
Voor elektrische velden bij wisselspanning is de toegestane kracht maximaal 10V/m gedurende de nacht in een slaapomgeving, en 20V/m gedurende de dag.
Het onderzoek van Het Fraunhofer Institute laat zien dat zodra de afstand groter wordt, de emissie van elektromagnetische velden zeer snel afneemt. Op 1 meter afstand zijn de waardes reeds zo laag dat er vanuit kan worden gegaan dat de emissie buiten het park nihil is. Het onderzoek van Het Fraunhofer Institute ook laat zien dat zelfs in de directe omgeving van de elektrische componenten de waarden elektrische velden reeds zeer laag zijn (1 meter – 17V/m). Buiten het park zijn deze waardes nihil, doordat de afstand vanaf het dichtstbijzijnde elektronische component +/- 50 meter is. Gezien de afstand van het zonneveld en kwetsbare objecten kan geconcludeerd worden dat het aspect elektromagnetische velden geen belemmering is voor de realisatie van het plan.
3.6 Duurzaamheid
Met de aanpassing van het bestaande bestemmingsplan wordt tevens de ruimte geboden om in de aangegeven bestemmingen, zoals 'groen' op de geluidswal en een aangrenzende zone een zonneveld te realiseren. De totale omvang zal maximaal 1 ha zijn.
Met deze ontwikkelingsruimte is er de mogelijkheid om het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Zwolle (verder) vorm te geven, rekening houdend met o.a. uitgangspunten van de Zwolse energiegids (dec. 2017) en kan een bijdrage worden geleverd aan de CO2 reductie (25% ten opzichte van 1990) en duurzame energieopwekking doelstelling (25% van het energiegebruik in 2025 wordt duurzaam opgewekt). Het aspect duurzaamheid vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten
4.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Stadshagen II, Scholtensteeg (wonen-werken) zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Stadshagen II, Scholtensteeg (wonen-werken).
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Gevolgd door de volgende bijlagen:
- Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging;
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Artikel 1 Begrippen;
Artikel 2 Wijze van meten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Wijzigingsbevoegdheid.
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
- 1. Bestemmingsomschrijving:
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
- 2. Bouwregels:
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
- 3. Nadere eisen:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Artikel 12Algemene procedureregels
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
- 4. Specifieke gebruiksregels:
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
- 5. Afwijken van de gebruiksregels:
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
- 6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Dit betekent dat in die gevallen dat er gebouwd wordt, er niet ook nog een vergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, tenzij de (bouw)aanvraag ook ziet op het uitvoeren van werken (bijvoorbeeld het inrichten van een terrein met parkeerplaatsen).
- 7. Wijzigingsbevoegdheid:
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 8 Leiding - Hoogspanning;
Dubbelbemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels:
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 12 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
BIJLAGEN BIJ DE REGELS:
Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging
4.2 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
4.3 Bestemmingsregels
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Artikel 5 Groen
Uitgangspunten:
- Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van kan worden afgeweken.
- Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
Artikel 7 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
4.4 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
4.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Artikel 15 Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
4.6 Bijlagen
Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:
De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Gemengd - 1
De staat maakt als Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.
4.7 Handboek
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkeling leidt tot een positief resultaat van € 4,1 miljoen. Ten opzichte van het oude plan is dit resultaat € 87.769 negatief. De grondexploitatie Stadshagen blijft met dit resultaat positief.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2.1 Overleg met de buurt
Dorpsbelangen 's-Heerenbroek is 10 januari 2018 nader geïnformeerd over deze ontwikkeling.
5.2.2 Uitkomsten overleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan verzonden naar de provincie Overijssel, de gemeente Kampen, waterschap Drents Overijsselse Delta en Tennet. De gemaakte opmerkingen worden hier onder weergegen en vervolgens van een reactie voorzien.
a. Provincie Overijssel
Wij constateren dat het bestemmingsplan past in ons ruimtelijk beleid. Indien het plan in de huidige vorm in procedure wordt gebracht, zien wij vanuit het provinciaal belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure.
Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Reactie gemeente:
Hiervan wordt kennis genomen.
b. Reactie Tennet TSO B.V.
Binnen de grenzen van dit plan bevindt zich de 110.000 Volt hoogspanningskabels Zwolle Frankhuis – Kampen.
Regels
De kabels zijn opgenomen op de verbeelding en in de regels van het plan. In de regels is in artikel 8.5.3 onder a. aangegeven dat het een hoogspanningsgasdrukpijpkabel betreft. Dit is niet correct. Het betreft een "gewone" hoogspanningskabel (zoals in 8.4 onder a ook is aangegeven). Tenet verzoekt om dit aan te passen in de regels. Verder zijn de regels goed verwoord.
Toelichting
In de toelichting is aangegeven dat er plannen zijn voor een zonnepark met bijbehorende bouwwerken/installaties. De panelen worden op de geluidswal aangebracht en afgeschermd door middel van een hek. Ik wil verzoeken om bij het verlenen van de omgevingsvergunning een verplichting op te nemen dat bij het plaatsen van het hekwerk voorafgaand proefsleuven dienen te worden gemaakt om de hoogspanningskabels te lokaliseren. Binnen 3 meter vanaf de buitenste kabel mag geen hekwerk worden geplaatst.
In artikel 3.5.7 wordt gesproken over een Elektromagnetische straling. Ik wil verzoeken om dit te wijzigen in Elektromagnetische velden. Een hoogspanningsverbinding geeft geen straling af. In het tweede gedeelte wordt wel gesproken over elektromagnetische velden. En vervolgens weer over straling. Om geen onnodige bezorgdheid onder de mensen te veroorzaken, wil ik verzoeken om dit allemaal te wijzigen in velden.
Reactie Gemeente:
De gemaakte opmerkingen zullen worden verwerkt in de regels en de toelichting van het bestemmingsplan, met uitzondering van het verzoek om een verplichting op te nemen om proefsleuven te graven bij het plaatsen van een hekwerk, omdat binnen 3 meter van de buitenste kabel een hekwerk geplaatst mag worden. Het is namelijk zo dat de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning" een breedte heeft van 5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. Daarmee is het niet mogelijk om binnen 3 meter van de buitenste kabel een hekwerk te plaatsen ten behoeve van een andere bestemming. Bovendien loopt de aanduiding 'zonnepanelen' niet over de dubbelbestemming heen.
c. Gemeente Kampen
Wij begrijpen uit de toelichting van het voorontwerpplan dat de aanleiding voor de partiële herziening van het bestemmingsplan Stadshagen II is dat de interesse in het huidige concept van wonen-werken tot op heden teleurstellend is. De strikte scheiding tussen wonen en werken (met een expeditiestraat er tussen) lijkt het knelpunt. Er is daarom nu voor gekozen om dit te herzien en te kiezen voor een meer flexibele invulling. Door de (expeditie)straat te verleggen ontstaan grotere kavels die flexibel ingevuld kunnen worden. Tevens wordt de mogelijkheid opgenomen om op de bestaande geluidswal en het noordelijk deel van het plangebied een kleinschalig zonnepark aan te leggen.
Naast Scholtensteeg Noord heeft de gemeente Zwolle ook plannen voor ontwikkelingen in het gebied Scholtensteeg Zuid. Deze ontwikkelingen passen ook niet in het vigerende bestemmingsplan Stadshagen II. Voor deze locatie ligt een voorlopig ontwerp voor in totaal 106 tijdelijke wooneenheden. De plannen worden momenteel verder uitgewerkt en naar wij begrepen hebben wordt binnenkort de aanvraag omgevingsvergunning ingediend. Vervolgens zal de procedure (uitgebreide voorbereidingsprocedure) doorlopen moeten worden.
Zoals bij de gemeente Zwolle bekend is heeft de gemeente Kampen grote moeite met de ontwikkelingen in het gebied Scholtensteeg Zuid. De inwoners van de kern 's Heerenbroek zien de grote aantallen woningen, groter dan in de eerdere planvorming, in het gebied Scholtensteeg Zuid als een bedreiging en ook niet passend op deze locatie. Eerder heeft de gemeente Kampen al eens voorgesteld om de 106 woningen op een andere, nog te ontwikkelen, locatie in Stadshagen te bouwen en de Scholtensteeg beschikbaar te houden voor de combinatie wonen-werken waarbij het aantal woningen in een veel lagere dichtheid wordt gebouwd. Wanneer dit niet haalbaar is geven wij in overweging om de 106 woningen te bouwen op de locatie Scholtensteeg Noord en het voorliggende plan te realiseren op het gebied Scholtensteeg Zuid. Hiermee wordt voor een deel tegemoet gekomen aan de ernstige bezwaren van de inwoners van 's Heerenbroek.
Wij zijn gaarne bereid met u verder in overleg te treden over de ontwikkelingen aan de Scholtensteeg waarvoor reeds een bestuurlijk overleg is belegd op 21 december 2018.
Reactie gemeente:
De gemaakte opmerkingen hebben geen betrekking op het plangebied van dit bestemmingsplan. In het kader van dit bestemmingsplan kan er daarom niet op gereageerd worden. Voor de ontwikkeling Scholtensteeg zuid zal een afzonderlijke planologische procedure worden gevolgd. Over de ontwikkeling van Scholtensteeg Zuid zal bovendien, zoals wordt aangegeven, bestuurlijk overleg plaatsvinden.
d. Waterschap Drents Overijsselsel Delta
De tekst in paragraaf 3.4.1.2 is achterhaald. Er is een nieuwe visie (Wet op de waterkering/ Deltabeslissing) op de gevolgen van overstroming.
Reactie gemeente:
De meest actuele tekst zal worden opgenomen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Hoofdstuk 1 Algemene Verklaring Functiemenging
1.1 Bedrijfsactiviteiten en functies
Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten en functies gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij functiemenging in bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle.
De in deze staat vermelde bedrijfs- en functieafdelingen en bedrijfs- en functietypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.
De met kleine letters aangeduide typen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide AFDELINGEN.
1.2 SBI-codes
Voor de afdelingen en de typen staan in een kolom de SBI-codes en een nummer, letter of een combinatie van een letter en een nummer aangegeven.
1.3 Omschrijving
In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de afdelingen en de typen omschreven.
1.4 Toelaatbaar
Per type wordt in de kolom 'TOELAATBAAR' met 'J' vermeld of de activiteit toelaatbaar is.
Per type wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN BESTEMMING' met de lettercode van de bestemming vermeld dat de activiteit toelaatbaar is in de betreffende bestemming.
1.5 Niet toelaatbaar
Per type wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze activiteit niet toelaatbaar is.
1.6 Categorieën
Ten slotte worden in de kolom 'CATEGORIE' de milieucategorieën aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:
categorie A: voor activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
categorie B: voor activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
categorie C: als categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdverkeersinfrastructuur noodzakelijk is.
Hoofdstuk 2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
b.o. bedrijfsoppervlak
cat categorie
e.d. en dergelijke
excl. exclusief
GD bestemming Gemengd
GD-BVW bestemming Gemengd - Bovenwoning
grth groothandel
inst. installatie
kg kilogram
KI kunstmatige inseminatie
kW kilowatt
m meter
mach. machines
MVA megavoltampère
MW megawatt
midd. middelen
n.e.g. niet elders genoemd
p.o. productieoppervlak
SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008
t.b.v. ten behoeve van
v.c. verwerkingscapaciteit
< kleiner dan
Hoofdstuk 3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 1 Ecologische Beoordeling
Bijlage 1 Ecologische beoordeling
Bijlage 2 Quickscan Natuurtoets
Bijlage 2 Quickscan natuurtoets
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek