Landelijk Gebied, herziening 2017
Bestemmingsplan - gemeente Aalten
Vastgesteld op 20-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan huis gebonden bedrijf
Het beroepsmatig verlenen van diensten c.q het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie behouden blijft, door de gebruik(st)er van de woning.
1.2 aan huis gebonden beroep
Het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk (niet zijnde detailhandel), maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, door de gebruik(st)er van de woning.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtergevel
De denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het gebouw - zonder bijbehorende bouwwerken - alsmede het verlengde daarvan. In hoeksituaties is sprake van slechts één achtergevel, waarbij de oriëntering van de woning bepalend is.
1.6 archeologisch deskundige
De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
1.7 archeologisch onderzoek
Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.8 archeologische waarden
de aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bed-and-breakfast
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een woonhuis en/of bijbehorende bouwwerken dan wel een bedrijfsgebouw en volledig gedreven door de bewoner van het betreffende woonhuis.
1.11 bedrijf
Het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen en/of het leveren van diensten .
1.12 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf of bedrijfsactiviteit met uitzondering van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij de woning.
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep c.q. een bedrijf, kantoor of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.14 bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.15 besloten prostitutie
Een besloten inrichting waarin prostitutie wordt uitgeoefend of de uitoefening ervan wordt aangeboden (onder andere erotische massagesalons, seksclubs, privé-huizen, thuisprostitutie en escortbedrijf).
1.16 bestaand
Op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig(e)
- a. bij bouwwerken:
een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan rechtens bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald; - b. bij gebruik:
het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtens bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.19 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak.
1.21 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.24 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 bouwwijze
De wijze van bouwen van een woning, te weten vrijstaand, twee-aaneen (halfvrijstaand) of aaneengebouwd, waarbij
- a. onder “vrijstaand” wordt verstaan dat de woning niet begrensd is door scheidingsmuren;
- b. onder “twee-aaneen” wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd.
1.29 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
1.30 dagrecreatie:
Activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.
1.31 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 escortbedrijf
Een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus).
1.33 evenement
Een voor het publiek toegankelijke uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek dan wel op sociaal-cultureel terrein, zoals periodieke en/of incidentele (sport)manifestaties of -wedstrijden, concerten, buurt-, oogst-, zomer- of Oranjefeesten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en/of markten.
1.34 extensieve (dag)recreatie
Recreatief medegebruik waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar de aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.35 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 hoofdbouwmassa
De aaneengesloten bebouwing waarin de woning is opgenomen, te weten de woonruimte met de direct en volledig (en dus niet met een tussenlid) aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, met uitzondering van aangebouwde bijbehorende bouwwerken.
1.37 hoofdgebouw
Een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.38 horecabedrijf
Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.39 horeca categorie 1
Een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, zoals plattelandsontwikkeling en dagrecreatie, zoals een ijssalon, theetuin, een ontvangstruimte, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.
1.40 horeca categorie 2
Een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zaalaccommodatie.
1.41 horeca categorie 3
Een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.
1.42 horeca categorie 4
Een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant.
1.43 kampeermiddel
Een tent, een tentwagen/vouwcaravan, een kampeerauto/camper of een caravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Onder kampeermiddelen wordt niet verstaan: stacaravans, chalets en trekkershutten.
1.44 kampeerterrein
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.45 kantoor
Een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of administratieve dienstverlening.
1.46 kleinschalig kampeerterrein
Kampeerterrein voor maximaal 25 kampeerplaatsen, waarbij uitsluitend gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober en tijdens de Kerstvakantie(gedurende de periode tussen 15 december en 15 januari) kampeermiddelen aanwezig mogen zijn.
In de mei- en zomervakantie, in het Paasweekend en in de week waarin Hemelvaartsdag valt tot en met de week van Tweede Pinksterdag mogen ten hoogste 40 kampeermiddelen aanwezig zijn.
1.47 landschapswaarden
De aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht.
1.48 nadere eis
Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
1.49 normaal onderhoud en beheer
Werkzaamheden met het doel objecten in zodanige conditie te houden of te brengen dat voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.50 ondergeschikte horeca
Horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan een andere, nader in de planregels omschreven (hoofd)functie en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en niet- of zwak-alcoholische dranken
1.51 openlijke prostitutie
Het openlijk, op of vanaf het openbaar gebied zichtbaar, door houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten te bewegen om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten, het daartoe uit te nodigen of aan te lokken (onder andere raam- en straatprostitutie).
1.52 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.53 overkapping
Een voor mensen toegankelijke, overdekte en zonder wanden omsloten ruimte.
1.54 paardenbak
Een (omheind) terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal waar paarden vrije uitloop kunnen hebben en waar paarden kunnen worden getraind.
1.55 perceelsgrens
De scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.
1.56 permanente bewoning
Bewoning door een persoon of door groepen van personen, zoals bedoeld in de Wet basisregistratie personen, van een voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats.
1.57 plan
Het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied, herziening 2017' met identificatienummer NL.IMRO.0197.BP00082-ON01 van de gemeente Aalten.
1.58 prostitutiebedrijf
Een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, zich beschikbaar stelt of aanbiedt om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten.
1.59 recreatief wonen of recreatiewoonverblijf
Uitsluitend bewoning vanuit een recreatieve doelstelling, door een persoon of door groepen van personen die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.
1.60 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.61 slopen
Het geheel of gedeeltelijk afbreken.
1.62 staat van bedrijfsactiviteiten
Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.
1.63 trekkershut
Een (houten) huisje met uitsluitend slaap- en kookgelegenheden, zonder verwarming of sanitaire voorzieningen, dat dienst doet als overnachtingsgelegenheid.
1.64 voorgevel
de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw dan wel de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw.
1.65 voorgevellijn
De lijn (in hoeksituaties: de lijnen) waarin de naar de weg of ander openbaar gebied gekeerde gevel(s) van het dichtst bij die weg of ander openbaar gebied gelegen gebouw is (zijn) gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.66 woning
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden (één verblijfsobject met een woonfunctie).
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Wijze van meten
Bij de toepassing van de regels van het plan wordt als volgt gemeten:
dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel
Voor wat betreft woningen wordt bij de toepassing van de goothoogte niet meegerekend:
- maximaal een derde van de gezamenlijke goot- en/of boeiboordlengten;
bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
inhoud van een gebouw
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken; dakkapellen, dakopbouwen, kelders en onderbouwen tellen niet mee bij de inhoud.
Voor wat betreft woningen wordt bij de toepassing van de inhoud niet meegerekend:
- bijbehorende bouwwerken, tenzij anders aangegeven.
oppervlakte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren en boven de begane grondvloer.
Voor wat betreft woningen wordt bij de toepassing van de oppervlakte niet meegerekend:
- bijbehorende bouwwerken, tenzij anders aangegeven.
afstand tot de perceelgrens
tussen grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
peil
- voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bebouwingsvlakken, bouwpercelen of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als goot- en kroonlijsten, dorpels, plinten, regenpijpen, pilasters, stoeptreden, kozijnen en dergelijke ondergeschikte bouwedelen buiten beschouwing gelaten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een hoveniersbedrijf en/of een tuinontwerpbureau;
b. het wonen ten behoeve van de bedrijfsvoering in een bedrijfswoning;
c. zonnepanelen voor de opwekking van duurzame energie op gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend binnen een bouwvlak ten behoeve van de eigen energievoorziening;
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals (on)verharde paden en wegen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de:
- a. artikel 3.2.1 onder e of artikel 3.2.2 onder e en f voor het toestaan van een afwijkende goothoogte en/of dakhelling dan ter plaatse is toegestaan;
- b. artikel 3.2.2 onder g ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning, onder voorwaarde dat:
- 1. binnen het bestemmingsvlak zelf of elders bestaande gebouwen worden gesloopt en de inhoud van de woning per 1 m² sloop met niet meer dan 0,5 m3 mag worden vergroot tot een maximum inhoud van 1.250 m³;
- 2. verzekerd is dat de (elders) gesloopte oppervlakte aan gebouwen (daar) niet opnieuw kan worden gebouwd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt tevens de voorwaarde dat detailhandel niet is toegestaan, tenzij sprake is van productiegebonden detail- handel.
- b. Het gebruik/het bewonen van een bedrijfswoning is niet toegestaan, indien niet de landschappelijke inpassing door middel van streekeigen beplanting is aangelegd en in stand gehouden, overeenkomstig het inrichtingsplan dat als bijlage ErfinrichtingsplanKloosterdijk 2a bij de planregels is opgenomen.
- c. De hoogte van open opslag achter de achtergevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan bedraagt maximaal 2 meter. Op het overige deel van het bedrijfsterrein is geen open opslag toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kleinschalig kampeerterrein en de daarbij behorende kampeermiddelen ten behoeve van toeristisch/recreatief verblijf;
- b. algemene voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatie en recreatief (nacht)verblijf, daaronder begrepen een bed and breakfast- en/of groepsaccommodatie, sanitaire voorzieningen, voorzieningen voor sport en spel, voorzieningen ten behoeve van het beheer van het verblijfsrecreatieterrein en ondergeschikte horecavoorzieningen (horeca categorie 1) en ondergeschikte detailhandel;
- c. stalling en opslag van voertuigen, uitsluitend in bedrijfsgebouwen of onder overkappingen;
- d. een bedrijf voor dienstverlening in het kader van de land-, tuin- en/of bosbouw;
- e. het wonen in een bedrijfswoning ten behoeve van de bedrijfsvoering;
- f. ondergeschikte detailhandel met een oppervlakte van maximaal 100 m2;
- g. zonnepanelen voor de opwekking van duurzame energie op gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- h. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
- i. groenvoorzieningen ten behoeve van de erfinrichting en de inpassing in het landschap;
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals (on)verharde paden en wegen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Wonen - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor het:
- a. wonen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één woning is toegestaan, dan wel binnen het bestaande hoofdgebouw ten hoogste twee woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- b. het recreatief bewonen van de onder a. genoemde woningen;
- c. nevenactiviteiten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.5;
- d. het hobbymatig telen van gewassen en/of houden van dieren.
met bijbehorende voorzieningen, zoals inritten, erven, terreinen, tuinen, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Wonen - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, met dien verstande dat maximaal één woning is toegestaan uitsluitend binnen de 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw';
- b. het recreatief bewonen van de onder a. genoemde woning;
- c. nevenactiviteiten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.5;
- d. het hobbymatig telen van gewassen en/of houden van dieren;
met bijbehorende voorzieningen, zoals inritten, erven, terreinen, tuinen, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van een ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de bodem.
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaam- heden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest vergaande regels voor de uitvoering van het project.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 8 Waarde - Archeologie Gematigde Verwachting
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie gematigde verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest vergaande regels voor de uitvoering van het project.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie gematigde verwachting' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie gematigde verwachting' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunning geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,40m onder het bestaande maaiveld.
Artikel 9 Waarde - Archeologie Hoge Verwachting
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunning geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,40 m onder het bestaande maaiveld.
Artikel 10 Waarde - Archeologie Lage Verwachting
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest vergaande regels voor de uitvoering van het project.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunning geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,40 m onder het bestaande maaiveld.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Karakteristieke bebouwing
11.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende voorwaarden:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen de fundering van gebouwen, sleufsilo's en mestbassins toegestaan.
- b. de bouwdiepte van kelders en andere ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Artikel 12 Algemene Regels Ten Aanzien Van Het Stellen Van Nadere Eisen
12.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van;
- a. de situering, en afmetingen van bebouwing;
- b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
- c. mitigerende maatregelen ter bescherming van flora en fauna;
- d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan, een erfinrichtingsplan, een aanvraag om omgevingsvergunning en/of een stedenbouwkundig ontwerp.
12.2
De onder 12.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
- b. ter voorkoming van onevenredige nadelige aantasting van de omliggende waarden;
- c. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- d. ter voorkoming van de onevenredige nadelige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, waaronder die van flora en fauna.
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1
Onder verboden gebruik in alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
- a. het (proef)boren naar delfstoffen (waaronder schalie- en steenkoolgas);
- b. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor openlijke prostitutie en/of een seksinrichting;
- d. gebruik van gronden en bouwwerken als escortbedrijf, zijnde een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
- e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een gok- en/of speelhal;
- f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van:
- 1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen;
- g. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van verblijfsrecreatie zoals toegestaan op grond van deze regels;
- h. het gebruik van onbebouwde gronden voor de beoefening van de motor- en modelvliegtuigsport;
- i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, met uitzondering van horeca zoals toegestaan op grond van deze regels;
- j. het gebruik van gronden en opstallen als smartshop, zijnde een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen;
- k. het gebruik van gronden en opstallen als coffeeshop, zijnde een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt;
13.2 Aan huis gebonden beroep
Tot een gebruik in overeenstemming met het plan wordt gerekend de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de (bedrijfs)woning en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het een aan huis gebonden beroep, met een maximum van 50 m2.
13.3 Blusvoorzieningen
Tot een gebruik in overeenstemming met het plan wordt gerekend het gebruik van oppervlakte- en/of grondwater ten behoeve van blusvoorzieningen ter bestrijding van calamiteiten.
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 groene ontwikkelingszone
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
15.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor:
- a. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- c. het toestaan dat de hoofdgebouwen, respectievelijk bijbehorende bouwwerken op kortere afstand van of in de erf- of perceelsgrens worden gebouwd, mits geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke kwaliteit, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het overschrijden van bouwgrenzen door tot gebouwen behorende trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,25 m en stedenbouwkundige belangen zich niet tegen de overschrijding verzetten;
- e. het afwijken van de maximale bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen in alle bestemmingen indien en voor zover deze afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in de desbetreffende voorschriften is aangegeven niet meer dan 3 m bedraagt;
- f. de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel- en regel- of transformatorruimten, telefooncentrales en telefooncellen waarvan de inhoud niet meer dan 75 m3 bedragen;
- g. het toestaan van zonnecollectoren op het bouwperceel bij een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:
- 1. de zonnecollectoren worden gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
- 3. er dient te worden voorzien in landschappelijke inpassing middels streekeigen erfbeplanting;
- h. het toestaan van evenementen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. het gebruik per locatie blijft beperkt tot maximaal vijftien dagen per kalenderjaar, exclusief opbouwen en afbreken;
- 2. de duur per evenement bedraagt ten hoogste drie (aangesloten) dagen;
- 3. er wordt zorg gedragen voor voldoende parkeergelegenheid op het terrein en/of in de directe nabijheid van het terrein;
- 4. de aan te brengen voorzieningen zijn van tijdelijke aard, hetgeen betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen/ingrepen;
- 5. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
- 6. de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden worden niet onevenredig aangetast.
15.2 Aan huis gebonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in de (bedrijfs)woning of in een bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
- a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving; dit betekent onder meer dat:
- 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
- 2. het gebruik naar aard met het karakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de (bedrijfs)woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het de (bedrijfs)woning is;
- c. het niet een zodanig verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
- e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij de (bedrijfs)woning;
- f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 50 m2.
15.3 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan ten behoeve van:
- a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
- b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen voor zover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding;
- c. afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
Deze afwijking geldt niet voor maten met betrekking tot:- 1. de inhoud van (bedrijfs)woningen;
- 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen.
Artikel 16 Vrijwaringszone Spoor En Weg
16.1 Algemeen
De gronden ter plaatse van de zone:
- a. voor spoorwegen tot 30 m uit de buitenste spoorstaaf;
- b. voor provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
- c. voor gemeentelijke en overige wegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan;
zijn mede bestemd voor de veiligheid van het (spoor)verkeer.
16.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in artikel 16.1 bedoelde zone is in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen het bouwen van nieuwe bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 1 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2 voor het bouwen in overeenstemming met de daar voorkomende bestemmingen.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, wordt niet eerder verleend dan nadat bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van de (spoor)wegbeheerder.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwerk zijnde
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag binnen de in artikel 16.1 bedoelde zone de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van gronden;
- 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
- 3. het aanleggen van geluidswallen;
- 4. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies en apparatuur.
- b. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheid , dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van het (spoor)wegverkeer en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van de (spoor)wegbeheerder.
- d. Een omgevingsvergunning is niet vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied, herziening 2017'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
Dit plan is een herziening op perceelsniveau van het op 19 april 2016/21 maart 2017 vastgestelde bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015. Enkele herzieningen volgen uit moties, die door de gemeenteraad op 19 april 2016 zijn aangenomen. Andere zijn op verzoek in procedure gebracht.
In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de projecten (met korte omschrijving) die zijn opgenomen in deze herziening.
Nr. | Adres | Plaats | Omschrijving |
1. | Barloseweg 30 | Aalten | Toekennen van een woonbestemming op het woonhuis dat in het bijbehorend bouwwerk is gecreëerd. |
2. | Beerninkweg 7, 7a en 9 | Aalten | Het aanpassen van de bestemmingsgrenzen aan de feitelijke kadastrale situatie |
3. | Buninkdijk 12 | Aalten | Toekennen van een recreatieve bestemming met het oog op de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein. |
4. | Dinxperlosestraat-weg 161 | Aalten | Ter plaatse kent het bestemmingsplan twee bouwvlakken voor de realisatie van een burgerwoning (in het kader van de Rood-voor-Rood-regeling). Eén van deze woningen wordt verplaatst naar de Kloosterdijk 2a. |
5. | Kloosterdijk 2a | Aalten | Ter plaatse is een hoveniersbedrijf gevestigd, zonder bedrijfswoning. Toezicht is echter gewenst. Deze planwijziging volgt uit de door de gemeenteraad op 19 april 2016 onder nummer 4a aangenomen motie |
6. | Lage Heurnseweg bij nr. 1 | De Heurne | De bouw van een nieuwe woning |
7. | Lichtenvoordse- straatweg 67 | Aalten | Het toekennen van een extra woning binnen de bestaande hoofdbouwmassa |
8. | Lichtenvoordse- straatweg 84-86 | Aalten | Het onttrekken van een woning aan de woningvoorraad op deze locatie |
9. | Spiekerdijk 6 | Aalten | Het gebruik van het hoofgebouw tbv recreatieve doeleinden toestaan; alsmede het realiseren van een woning in de bijbehorende bouwwerken. |
Hoofdstuk 2 Barloseweg 30
2.1 Bestaande Situatie En Vigerend Bestemmingsplan
In het kader van de zogenaamde Rood-voor-Rood-regeling is op dit perceel een kassen- complex beëindigd en (grotendeels) gesloopt waarna er een woonbestemming is toegekend.
Een voormalig bedrijfsgebouw is gedeeltelijk gehandhaafd en kan worden gebruikt als bijgebouw bij een nog nieuw te bouwen woning. In het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Aalten, Lichtenvoordsestraatweg 67 ca" is een bouwvlak opgenomen en is een aanduiding voor bijgebouwen opgenomen.
In onderstaande afbeelding is de geldende planologische situatie opgenomen.
2.2 Planbeschrijving
De eigenaren van het perceel wensen geen nieuwe woning meer te bouwen binnen het geprojecteerde bouwvlak maar de huidige (tijdelijke) woning in het bestaande bijgebouw blijven gebruiken als permanente woning.
Vanwege de andere erfopzet is er een nieuw erfinrichtingsplan opgesteld, dit plan is als bijlage toegevoegd.
2.3 Nadere Onderbouwing
Omdat het pand op korte afstand van de erfgrens en woningen van een derden ligt is een verklaring overlegd waaruit blijkt dat hiertegen geen bezwaar bestaat.
De overige omgevingsonderzoeken zijn in een eerder stadium reeds uitgevoerd. Een verdere onderbouwing is niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 3 Beerninkweg 7, 7a En 9
3.1 Bestaande Situatie En Vigerend Bestemmingsplan
Op het perceel het perceel zijn drie burgerwoningen aanwezig, in de bebouwingscategorie "Wonen-1".
Vastgesteld is dat de eigendomsgrenzen niet geheel overeenkomstig de werkelijke situatie in het plan zijn neergelegd. Een en ander is naar voren gekomen tijdens het verkoopproces van de woning Beerninkweg 9. In dit plan wordt dit gecorrigeerd.
3.2 Planbeschrijving
In dit bestemmingsplan wordt de feitelijke kadastrale situatie vastgelegd. De verbeelding maakt duidelijk, waar deze grenzen liggen. Aan de woning Beerninkweg 9 met het bijbehorende erf wordt de bestemming W-1 toegekend. Eenzelfde bestemming wordt toegekend aan de woningen Beerninkweg 7 en 7a, inclusief de aanduiding van het maximale aantal toegestande woningen van 2.
3.3 Nadere Onderbouwing
Het plan legt slechts de feitelijke situatie vast op basis van de correcte eigendomsverhoudingen. Omdat gaat om een correctie in het kader van een goede ruimtelijke ordening is een nadere onderbouwing niet nodig.
Hoofdstuk 4 Buninkdijk 12
4.1 Bestaande Situatie En Vigerend Bestemmingsplan
Het perceel kent nu in het bestemmingsplan een drietal bestemmingen, te weten "Wonen-1", "Bedrijf" en "Agrarisch met landschapswaarden" (zonder agrarisch bouwvlak).
Binnen de bestemming "Wonen-1" is -in het kader van nevenactiviteiten voor recreatie en toerisme- een viertal kamers gerealiseerd ten behoeve van bed- and breakfast.
Binnen de bestemming "Bedrijf" is bedrijfsbebouwing mogelijk met een oppervlakte van maximaal 700 m² ten behoeve een caravanopslag en ten hoogste vijf paardenboxen.
Op het aansluitende perceel ten westen van de bedrijfsbestemming is reeds streekeigen beplanting gerealiseerd met het oog op het kleinschalig kampeerterrein, inclusief enige verhardingen.
4.2 Planbeschrijving
Gelet op de feitelijke en toekomstige situatie ligt het meer voor de hand om aan perceel in zijn geheel een recreatieve bestemming toe te kennen, te weten "Recreatie - Verblijfsrecreatie".
De omvang van de bebouwing is bepaald aan hand van de bestaande situatie. Op deze locatie is in totaal ca. 1.100 m² bebouwing (incl. bedrijfswoning) gerealiseerd.
De bebouwing wordt slechts toegestaan binnen het in het bestemmingsplan geprojecteerde bouwvlak. Op deze wijze wordt recht gedaan aan de bestaande situatie en het belang van clustering van de bebouwing.
Daarnaast worden enkele bedrijfsactiviteiten toegestaan, die ter plaatse nu reeds worden uitgeoefend.
4.3 Nadere Onderbouwing
Het gaat met name om de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein aan de westzijde van het perceel. Het terrein is feitelijk al vrijwel als zodanig ingericht.
Het geldende bestemmingsplan biedt reeds een mogelijkheid bij een woonbestemming een kleinschalig kampeerterrein te realiseren.
Wij hebben het verzoek aan onderstaande uitgangspunten getoetst:
- 1. de bevoegdheid kan niet worden toegepast op gronden ter plaatse van de aanduidingen
- 2. de bevoegdheid kan niet worden toegepast op gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden" ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
- 3. een kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend worden gerealiseerd op een aaneengesloten terrein van maximaal 0,75 hectare; minimaal 25% van de oppervlakte van het kampeerterrein moet worden ingericht ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het terrein in de omgeving. Hiervoor moet een inrichtingsplan worden opgesteld waaruit deze ruimtelijke inpassing blijkt. Hierin dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan:
- de mogelijkheden van een landschappelijke inpassing in de vorm van de aanleg van streekeigen erfbeplanting;
- de mogelijkheden van een ecologische inpassing in de vorm van de aanleg van kleinschalige natuurelementen;
- de mogelijkheden van een verkeerskundige inpassing in de vorm van de aanleg of versterking van de (recreatieve)infrastructuur;
- 4. het kleinschalig kampeerterrein dient bij voorkeur binnen, dan wel direct aansluitend aan het bestemmingsvlak "Wonen - 1" gesitueerd te zijn;
- 5. de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van dit kampeerterrein wordt ontleend aan de bebouwingsregeling voor nevenactiviteiten zoals is bepaald in artikel 23.6.3 onder a;
- 6. parkeren dient volledig op eigen terrein plaats te vinden;
- 7. er mag geen sprake zijn van onevenredige toename van verkeersaantrekkende werking;
- 8. de belangen van in de omgeving gelegen functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
Beoordeling op basis van de bovenstaande uitgangspunten leidt tot de volgende overwegingen:
- 1. Deze gronden zijn niet aangeduid als 'overige zone - gelders natuurnetwerk' en 'overige zone - groene ontwikkelingszone';
- 2. Deze gronden zijn niet aanduid als "openheid";
- 3. Het kleinschalig kampeerterrein heeft een oppervlakte van ca. 0,6 ha.; volgens deze formule moet de omvang van de landschappelijke inpassing ten minste 0,15 ha. bedragen; de omvang van de landschappelijke inpassing rond/op het terrein bedraagt ca. 0,17 ha; hoewel het perceel reeds is ingepast met streekeigen beplanting, is geconstateerd dat op onderdelen nog een inboeting dient plaats te vinden; verder is ten oosten en zuiden van de bedrijfswoning een forse landschappelijke inpassing met poel aanwezig van ca. 0,17 ha. De omvang van de landschappelijke elementen is in dit geval voldoende.
- 4. Het kleinschalig kampeerterrein wordt aansluitend aan de bestaande bebouwing gesitueerd.
- 5. De bebouwing ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein dient binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden te worden gerealiseerd. Er wordt nu een recreatieve bestemming toegekend. Van nevenactiviteiten is geen sprake.
- 6. Op het bestaande erf zijn voldoende mogelijkheden om te parkeren. Een deel van het erf is als zodanig ingericht.
- 7. Het gaat in dit geval om een kleinschalige ontwikkeling. Van een onevenredige toename van het verkeer is geen sprake.
- 8. Op een afstand van ca. 200 meter zijn agrarisch bouwpercelen geprojecteerd. Echter op kortere afstand zijn reeds burgerwoningen van derden aanwezig. De agrarische bedrijven worden dus niet beperkt in de mogelijkheden door de verwezenlijking van dit kleinschalig kampeerterrein/de recreatieve bestemming. Ook overigens worden -voor zover redelijkerwijs kan worden beoordeeld- geen belangen van derden geschaad.
Hoofdstuk 5 Dinxperlosestraatweg 161
5.1 Bestaande Situatie En Vigerend Bestemmingsplan
Op het voorerf van de locatie (tussen de bestaande woning en de Dinxperlosestraatweg) zijn twee bouwvlakken voor de bouw van een burgerwoning geprojecteerd. Dit bouwrecht is in de loop van de tijd verkregen door de toepassing van de zgn. rood-voor-rood-regeling. Elders in het landelijk gebied van Aalten is agrarisch bedrijfsbebouwing gesloopt.
Deze woningen zijn opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied Aalten 2007, Dinxperlosestraatweg 161", vastgesteld bij raadsbesluit van 5 juli 2011, nr. 8.
In het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2015", vastgesteld bij raadsbesluit van 19 april 2016, is deze situatie bestendigd.
Op onderstaande verbeelding zijn de twee bouwvlakken opgenomen waarbinnen een burgerwoning mag worden gebouwd.
5.2 Planbeschrijving
Eén van deze woningen (mogelijk in het noordelijk bouwvlak) wordt verplaatst naar de locatie Kloosterdijk 2a te Aalten (zie Hoofdstuk 6 Kloosterdijk 2a). Dit houdt tevens in dat deze woning aan de Dinxerplosestraatweg niet langer als bouwmogelijkheid in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Het zuidelijke bouwvlak voor de bouw van een woning blijft gehandhaafd.
5.3 Nadere Onderbouwing
Omdat het op deze locatie gaat om het wegbestemmen van een planologische mogelijkheid voor de bouw van een woning is een nadere onderbouwing niet nodig. De bebouwing (en de daarbij behorende voorzieningen) wordt op deze locatie namelijk minder intensief.
Voor het perceel is het inrichtingsplan bijgesteld, dat aan de planregels is toegevoegd.
Hoofdstuk 6 Kloosterdijk 2a
6.1 Bestaande Situatie En Vigerend Bestemmingsplan
Op de locatie Kloosterdijk 2a is een bouwvlak opgenomen met het oog op de aanwezige bedrijfsbebouwing voor een hoveniersbedrijf.
De bouw van een bedrijfswoning is in het geldende bestemmingsplan nadrukkelijk uitgesloten.
De rondom en bij dit dit bestemmingsvlak gelegen gronden hebben een agrarische bestemming, inclusief de aanduiding dat boomteelt is toegestaan.
6.2 Planbeschrijving
Het plan voorziet in een vergroting van de bedrijfsbestemming, onder meer met het oog op de realisatie van een bedrijfswoning en het feitelijk gebruik dat aldaar plaats vindt.
Het perceelsgedeelte waarbinnen de bedrijfswoning is geprojecteerd is nadrukkelijk als zodanig aangeduid.
De gemeenteraad heeft op 19 april 2016, onder nummer 4a, een Raadsmotie 19 april 2016 aangenomen dat ziet op de realisatie van deze bedrijfswoning. De woning is noodzakelijk in verband met het door de rechthebbende gewenste dagelijkse toezicht voor deze bedrijfsbestemming. De woning is afkomstig van de locatie Dinxperlosestraatweg 161 te Aalten (zie Hoofdstuk 5 Dinxperlosestraatweg 161) .
Er is gekozen voor een logisch gebiedsbegrenzing, onder meer met het oog op de opslag van materiaal en materieel dat ter plaatse eveneens plaatsvindt. De hoogte van buitenopslag is beperkt.
6.3 Nadere Onderbouwing
Bedrijven en milieuzonering
Het plan voorziet in de bouw van een bedrijfswoning en uitbreiding van de bestemming voor een hoveniersbedrijf aan de Kloosterdijk 2a. De bedrijfsactiviteiten vinden voornamelijk plaats op het achterterrein. De bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt minder dan 500 m².
Op grond van de Brochure Bedrijven en Milieuzonering is een afstand van ten minste 30 meter gewenst. De bedrijfsactiviteiten vinden met name plaats in de zone gelegen achter de geprojecteerde bedrijfswoning, op een afstand van méér dan 30 m.
Luchtkwaliteit
Geur:
De extra woning is een geurgevoelig object. Voor de beoordeling van individuele geurhinder gelden voor deze woning (afkomstig uit een rood voor rood regeling) vaste afstanden en geen geurnormen.
Voorgrondbelasting:
De locatie is niet overbelast. De afstand van deze woning tot veehouderijen zal niet kleiner worden dan de afstand tot al bestaande woningen. Om deze reden zal er geen belemmering van veehouderijen plaatsvinden. Geurhinder vormt geen belemmering voor realisatie van deze woningsplitsing.
Achtergrondbelasting:
Uit de inventarisatie ten behoeve van de geurverordening is vastgesteld dat de achtergrondbelasting voor geur op deze locatie laag is, minder dan 6 OU/m3. Dat komt overeen met een goed woon- en kleefklimaat voor geur (vanuit veehouderijen)
Ammoniak: niet van toepassing.
Fijnstof: geen problemen te verwachten.
Gevaar
Externe Veiligheid:
De geplande woning ligt buiten het invloedsgebied van installaties of transport met gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat het uit het oogpunt van Externe Veiligheid er geen beperkingen zijn voor het realiseren van deze woning.
Geluid:
Wegverkeerslawaai:
De woning komt op zo'n 20 meter uit het hart van de Kloosterdijk. Op de Kloosterdijk geldt een maximum snelheid van 60 km/u. De woning ligt binnen de geluidszone.
Bij 1800 mvt per etmaal, met een normale verdeling van de voertuigcategorieën, wordt er (na aftrek) op een afstand van 20 m uit de as van de weg nog voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
Aangezien de verkeersintensiteit op de Kloosterdijk behoorlijk lager is dan 1800 mvt/etm zal de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van de woning niet worden overschreden. Verkeersgeluid betekent geen belemmering voor het realiseren van de woning.
Bodem
Geen bijzondere eisen
Hoofdstuk 7 Lage Heurnseweg, Bij Nr. 1
7.1 Bestaande Situatie En Vigerend Bestemmingsplan
Deze herziening heeft betrekking op een agrarisch perceel, waaraan geen bouwvlak (ten behoeve van agrarische bedrijfsbebouwing) is toegekend. Het perceel is momenteel als grasland in gebruik.
Het is de bedoeling ter plaatse een woning toe te staan binnen de bestemmingscategorie Wonen-1.
7.2 Planbeschrijving
Dit project volgt uit een door de gemeenteraad op 19 april 2016 aangenomen Raadsmotie19 april 2016 in het kader van het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015. Het gaat in dit geval om de verplaatsing van een RvR-recht voor de bouw van een woning, die verplaatst wordt van Haartseweg 13 te Aalten naar de Lage Heurnseweg (naast nr.) 1.
Aan de realisatie van deze woning is -in de realisatieovereenkomst- een realisatietermijn gekoppeld van vier jaar, te rekenen vanaf 19 april 2016 (conform raadsbesluit).
Rondom de woning zal het gehele terrein op een natuurlijke wijze worden ingericht waarbij de nadruk wordt gelegd op duurzaamheid, biodiversiteit, beleving, rust en passend in de omgeving.
Door gebruik te maken van natuurlijke en regionaal geproduceerde materialen zoals gebakken klinkers, kastanje hout, “Achterhoeks padvast” (een duurzaam halfverhardingsmateriaal), en inheemse beplanting en fruitbomen zal dit zorgen voor een natuurlijke overgang naar het omliggende landschap.
7.3 Nadere Onderbouwing
Aan de Lage Heurnseweg is sprake van een soort lintbebouwing van burgerwoningen. Dit lint wordt dus wat opgevuld.
Het bouwvlak voor de woning is zodanig geprojecteerd dat het min of meer in een logische lijn van de voorgevelrooilijnen van de aangrenzende woningen komt te liggen.
De extra woning is een geurgevoelig object. Voor de beoordeling van individuele geurhinder gelden voor deze woning (rood voor rood) vaste afstanden en geen geurnormen.
Voorgrondbelasting:
De locatie is niet overbelast. De afstand van deze woning tot een veehouderijen zal niet kleiner worden dan de afstand tot al bestaande woningen. Om deze reden zal er geen belemmering van veehouderijen plaatsvinden. Geurhinder vormt geen belemmering voor realisatie van deze woning.
Achtergrondbelasting:
Uit de inventarisatie ten behoeve van de geurverordening is vastgesteld dat de achtergrondbelasting voor geur op deze locatie laag is, minder dan 6 OU/m3. Dat komt overeen met een goed woon- en kleefklimaat voor geur (vanuit veehouderijen).
Teneinde aan de eisen van de Wet geluidhinder te voldoen is het bouwvlak op een afstand van 35 m. ten opzichte het hart van de weg geprojecteerd. Op die lijn ligt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In de bijlage van de toelichting is het Akoestischonderzoek opgenomen.
Hoofdstuk 8 Lichtenvoordsestraatweg 67
8.1 Bestaande Situatie En Vigerend Bestemmingsplan
Op de locatie Lichtenvoordsestraatweg 67 wordt een karakteristieke woonboerderij herbouwd. Het perceel heeft een woonbestemming, met dien verstande dat ter plaatse 1 woning is toegestaan.
Het pand is beschreven in de Cultuurhistorische analyse voor het landelijk gebied. Deze beschrijving is als Cultuurhistorische beschrijving Lichtenvoordsestraatweg 67 opgenomen. Dit betekent dat artikel 11.1 Karakteristieke bebouwing van toepassing is op dit object.
Er is een omgevingsvergunning verleend voor de vervangende nieuwbouw van de hoofdbouwmassa, waarbinnen één woning en een recreatieve woonfunctie zijn toegestaan.
8.2 Planbeschrijving
Het plan maakt de splitsing van het hoofdgebouw in twee zelfstandige woningen mogelijk. Op de locatie Lichtenvoordsestraatweg 84/86 wordt het aantal woningen met één verminderd (zie Hoofdstuk 9 Lichtenvoordsestraatweg 84/86). Dit recht wordt verplaatst naar de Lichtenvoordsestraatweg 67.
8.3 Nadere Onderbouwing
De woonfunctie wordt toegevoegd binnen de hoofdbouwmassa, die in aanbouw is. De omgevingsfactoren zijn uitgewerkt.
De berekende geurbelasting (voorgrondbelasting) van de nabijgelegen intensieve veehouderij op de woning Lichtenvoordsestraatweg 67 is ruim lager dan 14 OU/m³. 14 OU/m³ is de individuele geurnorm voor het buitengebied; de achtergrondbelasting is in dit geval van een vrijwel gelijkwaardig niveau, omdat de overige veehouderijen namelijk op een wat grotere afstand zijn gelegen ten opzichte van de nieuw te bouwen woningen.
De nieuw toe te voegen woning wordt op een grotere afstand ten opzichte van de nabij gelegen intensieve veehouderij geprojecteerd dan de bestaande/vergunde woning Lichtenvoordsestraatweg 67. Het project heeft geen consequenties voor de agrarische bedrijven.
Hoofdstuk 9 Lichtenvoordsestraatweg 84/86
9.1 Bestaande Situatie En Vigerend Bestemmingsplan
Voor het perceel Lichtenvoordsestraatweg 84/86 geldt een woonbestemming binnen de bestemmingscategorie W-1.
Ter plaatse zijn twee halfvrijstaande woningen aanwezig. Het maximum toegestane aantal zelfstandige woningen is in het geldende bestemmingsplan vastgesteld op twee.
9.2 Planbeschrijving
Het pand wordt zodanig verbouwd dat nog sprake is van één vrijstaande woning. Er zijn kwalitatieve afspraken gemaakt in het kader van de noodzakelijke verbouw.
De verbouw wordt, qua energieprestatie, uitgevoerd met inachtneming van de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit, zoals deze gelden per 1 januari 2017.
De verbouw wordt uiterlijk 1 januari 2019 gerealiseerd. Deze prestatieafspraken zijn in een realisatieovereenkomst vastgelegd.
De aan de woningvoorraad te onttrekken woning wordt verplaatst naar de locatie Lichtenvoordsestraatweg 67 (zie Hoofdstuk 8 Lichtenvoordsestraatweg 67).
9.3 Nadere Onderbouwing
De vermindering van het aantal woningen binnen de bestaande hoofbouwmassa behoeft geen verdere onderbouwing. Het plan voor de verbouw is in de bijlage Erfinrichtingsplan -verbouw woning Lichtenvoordsestraatweg 84 schetsmatig uitgewerkt.
Daarnaast wordt het perceel landschappelijk ingepast, in die zin dat een hoogfruit- boomgaard wordt aangelegd bestaande uit ten minste 10 fruitbomen; er worden enkele hoogopgaande bomen geplant, waaronder een walnoot en wordt bosplantsoen gerealiseerd.
Voor het overige heeft deze planwijziging geen negatieve consequenties voor de omgeving.
Hoofdstuk 10 Spiekerdijk 6
10.1 Bestaande Situatie En Vigerend Bestemmingsplan
Voor het perceel aan de Spiekerdijk 6 geldt thans een woonbestemming binnen de bestemmingscategorie 'Wonen - 1'.
Op het perceel is een woonhuis aanwezig en een bijbehorend bouwwerk.
De bestaande bijbehorende bouwwerken, waarvoor de functiewijziging wordt voorgesteld, zijn hieronder afgebeeld:
10.2 Planbeschrijving
De eigenaar van het perceel heeft het plan opgevat om het bestaande hoofdgebouw te verhuren voor recreatieve doeleinden en de bestaande bijbehorende bouwwerken (schoppe en karloods) in zijn geheel te vervangen door één woning.
Het plan wijkt van het algemene hoofdregel dat de woonfunctie in het hoofdgebouw dient te worden gerealiseerd en dat de nevenactiviteiten ondergeschikt aan de hoofdfunctie dienen te zijn.
Het gemeentebestuur wil dit project een kans geven, vooralsnog bij wijze van proef, omdat het een positieve bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van het landelijk gebied. Het perceel is gelegen in het gebied dat is aangewezen als Nationaal Landschap dat uit toeristisch/recreatief oogpunt als zeer aantrekkelijk wordt beschouwd.
Schetsmatig is het beeld van de te bouwen karloods/schoppe hieronder uitgewerkt.
De bestemmingsregeling is zodanig opgesteld dat er ook een uitwisseling van functies kan plaats vinden. Planregel 6.5.1 maakt het mogelijk dat een bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt voor permanente bewoning, onder voorwaarde dat het hoofdgebouw niet als zodanig in gebruik is.
Uitdrukkelijke voorwaarde is wel dat binnen dit bestemmingsvlak/dit erf ten hoogste één van de gebouwen mag worden gebruikt als woning ten behoeve van permanente bewoning. In de planregel 6.5.2 is dit nadrukkelijk opgenomen.
Deze regeling maakt een uitwisseling van functies dus ook mogelijk.
10.3 Nadere Onderbouwing
Geur:
De nieuwe woning is een geurgevoelig object. De voormalige woning, die wordt ingericht voor recreatiedoeleinden is dat niet.
Voorgrondbelasting:
De locatie is niet overbelast. De woning ligt op circa 530 meter van een relatief grote veehouderij (Spiekerdijk 7-9, ca 1500 vleeskalveren). De afstand van deze woning tot deze en andere veehouderijen zal niet kleiner worden dan de afstand van deze veehouderijen tot al bestaande woningen. Om deze reden zal er geen belemmering van veehouderijen plaatsvinden. Geurhinder vormt geen belemmering voor realisatie van deze ontwikkeling.
Achtergrondbelasting:
Uit de inventarisatie ten behoeve van de geurverordening is vastgesteld dat de achtergrondbelasting voor geur op deze locatie laag is, minder dan 6 OU/m3. Dat komt overeen met een goed woon- en kleefklimaat voor geur (vanuit veehouderijen).
Fijn Stof: geen problemen te verwachten.
Externe Veiligheid:
De geplande woning ligt buiten het invloedsgebied van installaties of transport met gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat er uit het oogpunt van Externe Veiligheid geen beperkingen zijn.
Wegverkeerslawaai:
De nieuwe woning ligt op zo'n 53 meter uit het hart van de Spiekerdijk. Op de Spiekerdijk geldt een maximum snelheid van 60 km/ u. De woning komt binnen de geluidszone, die langs deze weg ligt. De Spiekerdijk is een weg met een lage verkeersintensiteit.
Gezien deze lage verkeersintensiteit zal de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van de woning niet worden overschreden. Verkeersgeluid is geen belemmering voor het realiseren van de woning.
Hoofdstuk 11 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft -voor zover relevant- de rijks-, provinciale-, regionale- en/of gemeentelijke beleidsnota's.
11.1 Rijksbeleid
11.1.1 Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig" is in werking getreden op 17 december 2011. Hierna wordt kort de doelstelling van dit nieuwe beleid samengevat:
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.
Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig om die nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender. Hierdoor vertragen projecten, worden deze heroverwogen of zelfs gestopt. Daarnaast werkt de huidige wijze van financiering van gebiedsontwikkeling niet meer. Nieuwe verdienmodellen en andere kostendragers zijn nodig om gebiedsontwikkeling weer van de grond te krijgen. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid & veiligheid om rijksbetrokkenheid.
De AmvB ruimte (Barro) bevat algemene regels voor bestemmingsplannen. Zo bepaalt het Barro onder meer dat bestemmingsplannen de doorvaart voor schepen niet mogen belemmeren als in het plan zich een vrijwaringszone van een rijksvaarweg bevindt. Verder staat eveneens in dit besluit dat bestemmingsplannen binnen reserveringsgebieden geen plannen mogen bevatten die uitbreidingen van het spoor belemmeren. Een bestemmingsplanwijziging mag ook geen belemmering bevatten voor het gebruik en geschikt maken van elektriciteitsproductieinstallaties, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen, buisleidingen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), primaire waterkeringen (buiten het kustgebied) en het IJsselmeergebied.
Toetsing
Deze rijksstructuurvisie en AmvB ruimte hebben geen directe betrekking op met
dit bestemmingsplan beoogde ontwikkeling.
11.1.2 Nationale omgevingsvisie
Het kabinet heeft, op voorstel van de minister Infrastructuur en Milieu -zie Kamerbrief 17 februari 2017, nr. IENM/BSK-2017/29846, ingestemd met 'De opgaven voor de Nationale Omgevingsvisie'.
Deze startnota vormt een eerste stap naar een gedeelde visie op de omgeving en de te maken politieke keuzes voor de inrichting van Nederland.
Met deze startnota zet het kabinet de eerste stap om te komen tot een nationale visie op de inrichting van ons land.
Centraal staan vier strategische opgaven, die vragen om een integrale aanpak.
Dit zijn:
- Naar een duurzame en concurrerende economie; Innovatie, kennis, verhoging productiviteit en verduurzaming zijn steeds belangrijker voor de economische ontwikkeling en de levensstandaard.
- Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving; Inzet is minder energieverbruik en duurzamere bronnen. Tegelijkertijd bereiden we Nederland voor op de gevolgen van klimaatverandering, zoals hittestress en wateroverlast.
- Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving: Hoe houden we ons land bereikbaar en daarmee het vestigingsklimaat aantrekkelijk? Waar bouwen we onze woningen?
- Naar een waardevolle leefomgeving: Hoe gaan we verantwoord om met onze natuurlijke omgeving waaronder de landbouw, natuur en ons landschap?
Toetsing
Deze in voorbereiding zijnde visie verzet zich niet tegen de in dit bestemmingsplan geboden mogelijkheden.
11.2 Provinciaal Beleid
11.2.1 Omgevingsvisie en -verordening Gelderland
Het provinciale beleid is opgenomen in de nieuwe omgevingsvise 'Gelderland Anders'. Provinciale Staten hebben de omgevingsvisie op 9 juli 2014 vastgesteld. De bijbehorende omgevingsverordening is op 1 oktober 2014 vastgesteld.
De omgevingsvise heeft vijf plannen geïntegreerd en vervangen: de Structuurvisie, het Waterplan, Milieubeleidsplan, de Reconstructieplannen en het Verkeer- en vervoersplan. Er zijn drie hoofdthema's:
'Dynamisch' duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid.
'Mooi' verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit.
'Divers' duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken.
De visie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. Omstandigheden veranderen; nieuwe ontwikkelingen en kansen kunnen zich voordoen. De provincie wil hierop inspelen.
De visie benoemt twee hoofddoelen:
1. een duurzame economische structuur en
2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.
Buiten de steden en dorpen streeft de provincie naar een vitaal buitengebied met behoud van levendigheid en een verbetering van de kwaliteit van wonen, werken en vrijetijdsbesteding. Daarbij houdt de provincie rekening met veranderingen in het buitengebied door schaalvergroting in de landbouw, de energietransitie en urbanisatie in de komende jaren. Een verdere ontwikkeling van een economisch gezonde en duurzame land- en tuinbouw is onderdeel van de provinciale visie.
Omgevingsverordening
Op 1 oktober 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn de beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op gemeentelijke bestemmingsplannen. De omgevingsverordening heeft de status van ruimtelijke verordening, verkeersverordening, milieuverordening en waterverordening. In hoofdstuk 2 van de verordening zijn regels opgenomen om de provinciale belangen met betrekking tot het aspect ruimte te beschermen.
11.3 Regionaal Beleid
11.3.1 Regionale structuurvisie Achterhoek 2012
De regionale structuurvisie is een actualisatie van de regionale structuurvisie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat er zich een aantal relevante en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:
1. energietransitie en het inspelen op de gevolgen van de klimaatveranderingen;
2. bevolkingsverandering, krimp, vergrijzing en ontgroening en
3. de veranderingen in de landbouw en het landelijk gebied.
De visie gaat ervan uit dat deze ontwikkelingen gevolgen kunnen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de regio Achterhoek. Ze hebben invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie wil richting geven aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven op juiste wijze te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema's te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel hiervan is om ook in de toekomst te kunnen spreken van een vitale, regionale economie en een zeer prettige omgeving om in te wonen en te recreëren.
De visie gaat uit van waardeontwikkeling door het toevoegen van kwaliteit als motor achter ruimtelijke ontwikkelingen. Flexibiliteit is nodig om het kwalitatieve aanbod en vraag goed op elkaar af te kunnen stemmen.
Deze ruimtelijke visie richt zich niet op een ruimtelijk eindbeeld, maar streeft juist flexibiliteit na. Het leidende principe is een omslag 'van sturen naar begeleiden'. Dit om kansen te pakken en tegelijkertijd te werken aan behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Met de visie wordt juist regionale afstemming beoogd in de keuzes in de ruimtelijke ontwikkeling op lokaal niveau. Dit door het benoemen van ruimtelijke speerpunten.
Als regionale speerpunten worden genoemd:
1. bevolkingsdaling
2. transitie van het platteland
3. duurzaamheid/energietransitie
11.4 Gemeentelijk Beleid
11.4.1 Woonvisie
Op 16 februari 2016 heeft de gemeenteraad de lokale Uitwerking van de Regionale Woonagenda 2016-2025 vastgesteld. Deze woonagenda is onder andere opgesteld op basis van de regionale woningmarktmonitoring, de resultaten van het Achterhoeks woonwensen en leefbaarheidsonderzoek (AWLO) en de uitkomsten uit het lokale project Kernenfoto's. In deze Woonagenda is aangegeven dat de woningbouwplanning in overeenstemming gebracht moet worden met de behoefte aan woningen tot 2025. In onze gemeente gaat het dan nog om een toevoeging van zo'n 300 extra woningen tot 2025.
De notitie Woningbouwplanning 2016 is bedoeld om sturing te geven aan de noodzakelijke aanpassing van de gemeentelijke woningbouwplanning. Aan de hand van een stoplichtmodel wordt nagegaan welke nieuwbouwplannen doorgezet kunnen worden (groen), welke voor herprogrammering in aanmerking komen (oranje), welke uitgesteld moeten worden (oranje) en welke gestopt (rood) moeten worden.
Toetsing
Op de locatie Lage Heurnseweg bij nr. 1 wordt één woning toegevoegd. Deze toevoeging volgt uit een door de gemeenteraad op 19 april 2016 aangenomen motie.
Voor het overige vindt er verplaatsing van woningbouwcapaciteit plaats, die al is opgenomen in een geldend bestemmingsplan.
De nieuwe woningen voldoen aan de hedendaagse eisen (Bouwbesluit) en zijn levensloopbestendig. Dit sluit aan bij de doelstelling de kwaliteit van het woningbestand te verbeteren.
Hoofdstuk 12 Onderzoeksresultaten
Daar waar relevant is per ontwikkeling in de betreffende hoofddstukken ingegaan op relevante milieuthema's. Algemene milieuthema's zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
12.1 Watertoets
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? | Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Nee |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? | Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Vanuit de verschillende plangebieden wordt hemelwater als regel geïnfiltreerd in de bodem en in het uiterste geval indirect geloosd op het oppervlaktewater.
Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.
12.2 Flora En Fauna
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied.
Het gaat in dit geval om herzieningen op perceelsniveau en de te plegen ingrepen zijn van beperkte betekenis.
Redelijkerwijs mag worden aangenomen, gelet op de geldende bestemmingen met de daarbij behorende gebruiksmogelijkheden, dat door de ontwikkelingen geen schade ontstaat aan beschermde flora en populaties van fauna.
12.3 Archeologie
Op 16 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische inventarisatie, waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart als basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Aalten vastgesteld. Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie voor het gehele grondgebied van Aalten uitgevoerd en deze aansluitend vertaald naar een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart.
Op de maatregelenkaart is de gemeente Aalten verdeeld in 8 categorieën waaraan maatregelen zijn gekoppeld.
Voor de verschillende deelgebieden is de archeologische verwachtingswaarde overeenkomstig het geldende bestemmingsplan/de archeologische maatregelenkaart opgenomen.
12.4 Milieu
12.4.1 Bodem
De gemeenteraad van Aalten heeft op 15 december 2015 de bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Geen van de in dit plan opgenomen locaties is aangeduid als een saneringslocatie of een van bodemverontreiniging verdachte locatie. Doelstelling van de bodemkwaliteitskaart is voor deze gronden om de bodemkwaliteit te behouden.
Er mag vanuit worden gegaan dat de gronden geschikt zijn voor de toegekende bestemmingen.
In het kader van deze planvorming is een nader onderzoek naar de kwaliteit van de bodem niet nodig.
Bij het verlenen van een om gevingsvergunning vindt indien nodig een nadere toetsing plaats.
12.4.2 Externe veiligheid
Het aspect Externe veiligheid is in dit plan niet van toepassing.
12.4.3 Luchtkwaliteit
Vanaf 15 november 2007 is de wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit gewijzigd en is sindsdien opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Deze wijziging wordt ook wel kortweg de Wet Luchtkwaliteit 2007 genoemd. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voorliggend plan betreft de ontwikkeling van een enkele woning.
Een woningbouwontwikkeling valt onder de Regeling NIBM (niet in betekende mate) indien er sprake is van max. 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Als een beoogd plan in de categorie NIBM valt, hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden en mag er zonder meer vanuit gegaan worden dat het project NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In voorliggend plan wordt aan de voorwaarden voldaan. Daarom draagt het plan 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft geen nader onderzoek naar luchtkwaliteit niet te worden uitgevoerd.
12.4.4 MER
Het plan voorziet niet in de realisatie van MER-plichtige activiteiten.
Hoofdstuk 13 Uitvoerbaarheid
13.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het gaat hier om particuliere initiatieven, waarbij verschillende partijen zijn betrokken. Veelal zijn met de initiatiefnemers realisatieovereenkomsten gesloten voor de tegemoetkoming in de schade, zoals bedoeld in de artikelen 6.1 tot 6.3 van de Wet ruimtelijke ordening.
De kosten voor de planprocedure en de uitvoering van het bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemers.
Voor het gemeentebestuur staat vast dat dit plan ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
13.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
13.2.1 Vooraankondiging / inspraak
Op dinsdag 7 februari 2017 heeft de formele aankondiging van deze planherziening plaats gevonden via de Staatscourant en de rubriek Aalten-Actueel in het Aaltens Nieuws.
Er is gelegenheid geboden tot 1 maart 2017 op deze plannen te reageren.
Hiervan is geen gebruik gemaakt.
13.2.2 Vooroverleg
Er zijn geen belangen van de andere overheden in het geding. Om die reden is vooroverleg niet noodzakelijk.
13.3 Procedure
13.3.1 Ontwerpfase
Het bestemmingsplan is als ontwerp met ingang van woensdag 5 april 2017 gedurende zes weken ter visie gelegd (dus tot en met dinsdag 16 mei 2017) in het gemeentekantoor, Hofstraat 8 te Aalten en is te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl en via de gemeentelijke website.
Gedurende deze periode kan een ieder gedurende de terinzagetermijn op het bestemmingsplan reageren en een zienswijze inbrengen.
Er zijn tijdens de termijn van de terinzagelegging geen zienswijzen ingediend.
Hoofdstuk 14 Plansystematiek
14.1 Het Digitale Bestemmingsplan
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend. Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De meest relevante standaard van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 wordt hieronder kort toegelicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografisch bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.
14.2 Planopzet
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
14.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
14.2.2 Bestemmingsregels
De bestemming Bedrijf is van toepassing op het bestaande hoveniersbedrijf en tuinontwerpbureau aan de Kloosterdijk 2a. Er wordt nu de mogelijkheid geboden een bedrijfswoning te realiseren op deze locatie.
De bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie is van toepassing op de Groene pleisterplaats. In de aan de woning verbonden bedrijfsbebouwing zijn vier kamers voor bed- en breakfast aanwezig. Het plan maakt daarnaast de ontwikkeling van een kleinschalig kampeerterrein mogelijk. Enkele nevenactiviteiten, die ter plaatse reeds worden uitgeoefend, zijn expliciet in de planregels opgenomen.
De bestemming Wonen - 1 regelt de meeste woonbestemmingen van dit bestemmingsplan. In de regel is ten hoogste één woning per bestemmingsvlak toegestaan, met uitzondering van het bestemmingsvlak voor de locatie Lichtenvoordsestraatweg 67.
De reguliere bestemmingsregels, inclusief verschillende flexibiliteitsinstrumenten zijn overgenomen in dit plan.
De bestemming Wonen - 2 heeft eveneens betrekking op een woonbestemming, maar regelt een specifieke situatie en maakt een uitwisselbaarheid van een woon- en recreatieve functie mogelijk. Er wordt overigens één hoofdgebouw toegestaan met een bijbehorend bouwwerk. Op die wijze blijft een vrij gangbare erfopzet, qua bebouwingsmassa, herkenbaar.
De bestemmingen Waarde - Archeologie, Waarde - Archeologie gematigde verwachting,
Waarde - Archeologie hoge verwachting, Waarde - Archeologie lage verwachting zijn toegekend op basis van de archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Aalten.
14.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
14.2.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
14.3 Handhaving Van Het Plan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmings- plan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
- 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan. - 2. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. - 3. Actief handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
14.4 Retrospectieve Toets
14.4.1 Algemeen
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
14.4.2 Retrospectieve toets ten behoeve van dit plan
Er worden in dit geval geen met het geldende bestemmingsplan strijdige situaties gelegaliseerd en evenmin worden er zaken onder het overgangsrecht gebracht.
Voor al de gevallen geldt dat voor de betreffende locaties een toegesneden bestemming wordt toegekend met het oog op de reeds bestaande dan wel gewenste toekomstig situatie, die uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar wordt geacht.