KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Waarde - Archeologie Gematigde Verwachting
Artikel 7 Waarde - Archeologie Hoge Verwachting
Artikel 8 Waarde - Archeologie Lage Verwachting
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Algemene Regels Ten Aanzien Van Het Stellen Van Nadere Eisen
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Plangebied
1.3 Omgeving
1.4 Geldend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
2.2 Oranjevereniging
2.3 Bronbos
2.4 Landschappelijke Inpassing
2.5 Overige Inrichting
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Nut En Noodzaak
4.2 Ecologie
4.3 Bodem
4.4 Geluid
4.5 Water
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.3 Procedure
Hoofdstuk 6 Plansystematiek
6.1 Uitgangspunten
6.2 Het Digitale Bestemmingsplan
6.3 Planopzet
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Evenementen Groot Deunkweg 5
Bijlage 1 Herinrichtingsplan Bronbos
Bijlage 2 Streefbeeld Met Toelichting
Bijlage 3 Quickscan Natuurtoets
Bijlage 4 Nader Ecologisch Onderzoek
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Notitie Geluid Evenementen Oranjevereniging
Bijlage 7 Nota Zienswijzen

Groot Deunkweg 5 Aalten

Bestemmingsplan - gemeente Aalten

Vastgesteld op 29-01-2019 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.2 aanvullend assortiment

Detailhandel in de vorm van niet tot het regulier assortiment behorende seizoens- of andere (actie)artikelen waaronder paas-, pinkster- en kerstartikelen in de vorm van een tijdelijke show voor een periode van maximaal 12 aaneengesloten weken.

1.3 achtergevel

De denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het gebouw - zonder bijbehorende bouwwerken - alsmede het verlengde daarvan. In hoeksituaties is sprake van slechts één achtergevel, waarbij de oriëntering van de woning bepalend is.

1.4 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.5 archeologisch deskundige

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.7 archeologische waarden

de aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 beperkt kwetsbaar object

Een beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.10 besloten prostitutie

Een besloten inrichting waarin prostitutie wordt uitgeoefend of de uitoefening ervan wordt aangeboden (onder andere erotische massagesalons, seksclubs, privé-huizen, thuisprostitutie en escortbedrijf).

1.11 bestaand

Op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig(e)

  1. a. bij bouwwerken:
    een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan rechtens bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik:
    het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtens bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.

1.12 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.14 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak.

1.16 boomkwekerij

Een bedrijf dat uitsluitend of hoofdzakelijk is gericht op het produceren van houtachtige gewassen.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.20 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 bouwwijze

de wijze van bouwen van een woning, te weten vrijstaand, twee-aaneen (halfvrijstaand) of aaneengebouwd, waarbij

  1. a. onder “vrijstaand” wordt verstaan dat de woning niet begrensd is door scheidingsmuren;
  2. b. onder “twee-aaneen” wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd.

1.25 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;

1.26 escortbedrijf

Een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus).

1.27 evenement

Een ten hoogste 12 uur durende, voor publiek toegankelijke activiteit in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarmee gelijk te stellen activiteiten. Bijvoorbeeld buurt-, oogst-, zomer- of Oranjefeesten, bijeenkomsten, voorstellingen, concerten, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en/of markten.

1.28 extensief agrarisch grondgebruik

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

1.29 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdbouwmassa

De aaneengesloten bebouwing waarin de woning is opgenomen, te weten de woonruimte met de direct en volledig (en dus niet met een tussenlid) aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, met uitzondering van aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

1.31 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 horecabedrijf

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.33 kwetsbaar object

Een kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.34 landschapswaarden

De aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht.

1.35 nadere eis

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.36 normaal onderhoud en beheer

Werkzaamheden met het doel objecten in zodanige conditie te houden of te brengen dat voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.37 ondergeschikte horeca

Horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan een andere, nader in de planregels omschreven (hoofd)functie en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en niet- of zwak-alcoholische dranken

1.38 openlijke prostitutie

Het openlijk, op of vanaf het openbaar gebied zichtbaar, door houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten te bewegen om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten, het daartoe uit te nodigen of aan te lokken (onder andere raam- en straatprostitutie).

1.39 Oranjevereniging

Een organisatie die activiteiten organiseert met het oog op:

- het vieren van de verjaardag van het hoofd van het Nederlandse koningshuis;

- het bevorderen van de lokale sociale samenhang.

1.40 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.41 overkapping

een voor mensen toegankelijke, overdekte en zonder wanden omsloten ruimte.

1.42 paardenbak

een (omheind) terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal waar paarden vrije uitloop kunnen hebben en waar paarden kunnen worden getraind.

1.43 perceelsgrens

De scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.

1.44 plan

Het bestemmingsplan 'Groot Deunkweg 5 Aalten' met identificatienummer NL.IMRO.0197.BP00095-VG01 van de gemeente Aalten.

1.45 prostitutiebedrijf

Een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, zich beschikbaar stelt of aanbiedt om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten.

1.46 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 slopen

Het geheel of gedeeltelijk afbreken.

1.48 teeltondersteunende voorzieningen

Voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om één of meer van de volgende doelen na te streven:

  1. a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  2. b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  3. c. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoeken, boomteelthekken, hagelnetten, insectengazen, plastic tunnels, ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.

Knalapparatuur wordt niet aangemerkt als teeltondersteunende voorziening.

1.49 voorgevel

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw dan wel de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw.

1.50 voorgevellijn

De lijn (in hoeksituaties: de lijnen) waarin de naar de weg of ander openbaar gebied gekeerde gevel(s) van het dichtst bij die weg of ander openbaar gebied gelegen gebouw is (zijn) gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.51 woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden (één verblijfsobject met een woonfunctie).

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1

Bij de toepassing van de regels van het plan wordt als volgt gemeten:

dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

Voor wat betreft woningen wordt bij de toepassing van de goothoogte niet meegerekend:

  • maximaal een derde van de gezamenlijke goot- en/of boeiboordlengten;

bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

inhoud van een gebouw

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken; dakkapellen, dakopbouwen, kelders en onderbouwen tellen niet mee bij de inhoud.

Voor wat betreft woningen wordt bij de toepassing van de inhoud niet meegerekend:

  • bijbehorende bouwwerken, tenzij anders aangegeven.

oppervlakte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren en boven de begane grondvloer.

Voor wat betreft woningen wordt bij de toepassing van de oppervlakte niet meegerekend:

  • bijbehorende bouwwerken, tenzij anders aangegeven.

afstand tot de perceelgrens

tussen grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

peil

  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bebouwingsvlakken, bouwpercelen of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als goot- en kroonlijsten, dorpels, plinten, regenpijpen, pilasters, stoeptreden, kozijnen en dergelijke ondergeschikte bouwedelen buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een bronbos;
  2. b. het behoud, herstel en ontwikkelen van het bronbos en de landschapswaarden;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

  1. a. bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde met een bouwhoogte van maximaal 1m;
  2. b. gebouwen zijn niet toegestaan.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie Gematigde Verwachting

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie gematigde verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest vergaande regels voor de uitvoering van het project.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie gematigde verwachting' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie gematigde verwachting' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunning geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,40m onder het bestaande maaiveld.

Artikel 7 Waarde - Archeologie Hoge Verwachting

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunning geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,40 m onder het bestaande maaiveld.

Artikel 8 Waarde - Archeologie Lage Verwachting

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest vergaande regels voor de uitvoering van het project.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, met dien verstande dat de dubbelbestemming gelijkluidende regels bevat als de te wijzigen dubbelbestemming, de genoemde oppervlaktematen komen te vervallen en tevens een uitzondering op de omgevingsvergunning geldt voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,40 m onder het bestaande maaiveld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Algemene Regels Ten Aanzien Van Het Stellen Van Nadere Eisen

9.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering, en afmetingen van bebouwing;
  2. b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. c. mitigerende maatregelen ter bescherming van flora en fauna;
  4. d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing.

9.2

De onder 9.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  1. a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
  2. b. ter voorkoming van onevenredige nadelige aantasting van de omliggende waarden;
  3. c. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  4. d. ter voorkoming van de onevenredige nadelige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, waaronder die van flora en fauna.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Evenementen

10.2 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik in alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (proef)boren naar delfstoffen (waaronder schalie- en steenkoolgas);
  2. b. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor openlijke prostitutie en/of een seksinrichting;
  4. d. gebruik van gronden en bouwwerken als escortbedrijf, zijnde een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
  5. e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een gok- en/of speelhal;
  6. f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een markt die georganiseerd wordt in het kader van een evenement;
  7. g. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  8. h. het gebruik van onbebouwde gronden voor de beoefening van de motor- en modelvliegtuigsport;
  9. i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, met uitzondering van horeca zoals toegestaan op grond van deze regels;
  10. j. het gebruik van gronden en opstallen als smartshop, zijnde een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen;
  11. k. het gebruik van gronden en opstallen als coffeeshop, zijnde een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt.

10.3 Blusvoorzieningen

Tot een gebruik in overeenstemming met het plan wordt gerekend het gebruik van oppervlakte- en/of grondwater ten behoeve van blusvoorzieningen ter bestrijding van calamiteiten.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor:

  1. a. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  2. b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  3. c. van bouwgrenzen door tot gebouwen behorende trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,25 m en stedenbouwkundige belangen zich niet tegen de overschrijding verzetten;
  4. d. het afwijken van de maximale bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen in alle bestemmingen indien en voor zover deze afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in de desbetreffende voorschriften is aangegeven niet meer dan 3 m bedraagt;
  5. e. de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel- en regel- of transformatorruimten, telefooncentrales en telefooncellen waarvan de inhoud niet meer dan 25 m3 bedragen;
  6. f. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen voor zover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding;
  7. g. afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

12.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Groot Deunkweg 5 Aalten'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan

Eind 2017 sloot azc Aalten. Afgesproken is de gemeente Aalten eigenaar van het terrein wordt en dat COA de gebouwen sloopt. Daarbij kon de gemeente gebouwen aanwijzen die van de sloop behouden zouden moeten blijven.

De Christelijke Oranjevereniging Wilhelmina Barlo viert het Oranjefeest in de huidige situatie in 'De Lodo' aan de Barloseweg 20. De eigenaar van deze locatie wil deze ruimte echter meer betrekken bij zijn bedrijfsvoering. Hierdoor is de Oranjevereniging op zoek gegaan naar een ander gebouw, waarin de Oranjevereniging zelf de benodigde faciliteiten kan realiseren, in plaats van elk jaar tijdelijke oplossingen te realiseren in de schuur aan de Barloseweg.

De Oranjevereniging heeft haar oog laten vallen op het kwalitatief beste (deel van een) gebouw dat op het voormalig azc-terrein aanwezig is. De vereniging krijgt hier een gebouw met een stuk grond waarop de jaarlijkse evenementen gehouden kunnen worden in eigendom.

De rest van het terrein krijgt overwegend een (extensieve) agrarische functie en het terrein wordt landschappelijk ingepast.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat het terrein van voormalig azc Groot Deunk aan de Groot Deunkweg 5 in Barlo, zoals deze voor de sluiting was. Het wordt begrensd door de Groot Deunkweg (noord), de Bullenssteeg (noordoost tot zuid) en de perceelsgrens met Groot Deunkweg 7 (zuidwest).

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00095-VG01_0001.png"

Afbeelding: plangebied Groot Deunk (gele lijn)

1.3 Omgeving

Het plangebied ligt in het landelijk gebied tussen kern Barlo en Lichtenvoorde. De omgeving is een afwisseling van woningen, kwekerijen en andere agrarische bedrijven en -grondgebruik.

1.4 Geldend Bestemmingsplan

Binnen het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2012. Dit bestemmingsplan is 16 april 2013 door de gemeenteraad vastgesteld en op 20 juni 2013 onherroepelijk geworden.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Voor de plannen is een streefbeeld opgesteld. Dit voorziet in het gebruik van een gebouw en naastgelegen grond door de Oranjevereniging. Verder wordt een oorspronkelijk bronbos hersteld en komt er een afschermend bosje ter hoogte van de Vlasspreideweg. De rest van het terrein krijgt een agrarische functie die landschappelijk wordt ingepast.

2.2 Oranjevereniging

De Oranjevereniging gaat een gebouw gebruiken, dat behouden blijft na de sloop van het azc-complex. Dit gebouw wordt de uitvalsbasis voor de jaarlijkse activiteiten van de vereniging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00095-VG01_0002.png"

Afbeelding: toekomstig gebouw Oranjevereniging

Het erf van het Oranjevereniging-gebouw ligt centraal op het terrein van het voormalige azc. Hier wordt jaarlijks een tent opgezet ten behoeve van het Oranjefeest in de zomer.

De Oranjevereniging wil een aantal dagen per jaar een weiland (circa 0,9 ha) gebruiken voor haar jaarlijkse evenementen.

De jaarlijkse activiteiten van de vereniging zijn de volgende:

  • Koningsdag: 150 personen;
  • fietstocht: 75 personen;
  • Oranjefeest:
    1. 1. eerste zaterdagavond (wisselende invulling): 250 personen;
    2. 2. twee toneelvoorstellingen: 250 personen per avond;
    3. 3. dagfeest + feestavond: 500 personen.

Het terrein van de Oranjevereniging wordt ontsloten via de (zuidelijke) Bullenssteeg bij de bestaande blusvijvers ofwel het toekomstige bronbos.

2.3 Bronbos

Op de plaats van de bestaande blusvijvers is een wel (bron) aanwezig. Hier wordt een bronbos hersteld dat nog op oude topografische kaarten zichtbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00095-VG01_0003.png"

Afbeelding: plan bronbos

De belangrijkste kenmerken van een bronbosje in deze omgeving zijn:

- uittreding van kwelwater op maaiveldniveau gedurende een groot deel van het jaar;
- een ongestoord bodemprofiel;
- een begroeiing met bomen, als de zomereik, ruwe berk, iep, gewone lijsterbes en gewone vlier.

Na het verwijderen van de oeverbeschoeiing en de stuw, het vangen van de vissen en het leegpompen van het water worden de waterbodems opgeschoond en aangevuld met zand. Enkele bomen die niet van nature voorkomen worden verwijderd en enkele worden geknot of afgezet. De te handhaven elzen zullen voor uitzaai zorgen, waardoor deze soort zich spontaan vestigt op de locatie.

Hiermee wordt de oorspronkelijke situatie bij benadering hersteld en landschappelijk optimaal passend. Abiotisch zijn alle voorwaarden geschapen voor het herstel van kleinschalige, maar unieke natuur. Er zal zich een spontaan bos gaan vormen waarvan de beheersaanpassingen gering zullen zijn.

Zie voor meer informatie in bijlage 1: herinrichtingsplan 'Blusvijvers voormalig AZC Barlo, Aalten' van Staring Advies van 7 november 2017.

2.4 Landschappelijke Inpassing

Staring Advies heeft in samenspraak met de direct omwonenden en de Oranjevereniging een Streefbeeld voor het terrein opgesteld. Het terrein ligt op de rand van het Oost Nederlands plateau en oorspronkelijk loopt het terrein ongeveer 9 meter af van oost naar west. Het oorspronkelijk bodemprofiel wordt, waar dat mogelijk is, in originele staat terug gebracht. Zieke essen en uitheemse bomen en struiken worden verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00095-VG01_0004.png"

Afbeelding: landschappelijke inpassing

Grote delen van de buitengrens van het terrein wordt omzoomd met hakhout met overstaanders in het noordoostelijke deel, een bosje in het noorden en de bestaande laanbeplanting in het zuiden en de bestaande bossage in het zuidwesten. Op een bestaande verhoging in het plangebied (ten noordoosten van de blusvijvers/toekomstige bronbos) wordt een struweelrand gerealiseerd waar spontaan (braam) struweel kan ontstaan. Rond het erf van het Oranjevereniging-gebouw komt een houtwal met inheemse soorten en een steilrand waar inheemse rozen en sleedoorn worden aangeplant. Een uitgebreide toelichting op het streefbeeld is te lezen in bijlage 2 bij deze toelichting.

2.5 Overige Inrichting

Tussen het bosje (noord) en het bronbos komt een wandelpad waarop ook gefietst mag worden. Dit pad verbindt de Groot Deunkweg ter hoogte van de Vlasspreideweg met de zuidelijke Bullenssteeg. Het zuidelijk deel (vanaf de Bullenssteeg) wordt ook geschikt voor gebruik als toegangsweg voor het gebouw van de Oranjevereniging.

Parallel aan een deel van de noordelijke en zuidelijke perceelsgrens worden greppels aangelegd, die afwateren op bestaande watergangen die in westelijke richting stromen. Deze greppels zijn maximaal 50 cm diep en zorgen ervoor dat het water in natte perioden oppervlakkig afgevoerd wordt.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Hoewel het plan voorziet in herstel van landschappelijke en ecologische waarden, raakt het formeel niet aan nationale belangen.

3.1.2 Besluit Ruimtelijke Ordening

Met ingang van 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

In het geval van het gebouw voor de Oranjevereniging wordt dit (efficiënt) hergebruikt en de grootte hiervan zit qua oppervlakte ruimschoots onder de ondergrens van 500 m2. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing.

3.1.3 Conclusie Rijksbeleid

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders van het rijksbeleid. Het plan betreft een versterking van het nationaal belang. De duurzaamheidsladder is niet van toepassing.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. In de omgevingsvisie staan maatschappelijke opgaven in Gelderland, die zijn ontstaan in gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat daarbij onder andere over steden en dorpen, natuur, landbouw, water en energie.

De provincie Gelderland heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd, die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.

  1. 1. Een duurzame economische structuurversterking.
    Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en een vitaal landelijk gebied met voldoende werkgelegenheid. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door het duurzaam versterken van de ruimtelijk-economische structuur. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  2. 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
    Dit doel betekent vooral:
      • ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
      • zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap, een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties;
      • bij droogte, hitte en waterovervloed, een gezonde en veilige leefomgeving;
      • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.


De provinciale hoofddoelen zijn nader uitgewerkt in de provinciale ambities 'Divers', 'Dynamisch' en 'Mooi' Gelderland;

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De regels in de verordening vormen het sluitstuk op de Omgevingsvisie en zijn feitelijk het juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland af te dwingen c.q. de provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. In de Omgevingsverordening ligt het plangebied in het Nationaal Landschap Winterwijk.

Op basis van de Omgevingsverordening mogen binnen de grenzen van het Nationaal Landschap de Kernkwaliteiten hiervan niet worden aangetast. Voor het Nationaal Landschap Winterswijk gelden de volgende kernkwaliteiten:

  • kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen;
  • rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terrasrand (westzijde);
  • meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap;
  • fraaie, open essen en bijzondere broekgebieden.

3.2.3 Conclusie provinciaal beleid

Dit bestemmingsplan beperkt de bebouwingsmogelijkheden in het plangebied tot een fractie van wat het was. De gebouwen worden of zijn inmiddels gesloopt. Het krijgt hoofdzakelijk een landschappelijk ingepaste agrarische functie en het wordt landschappelijk ingericht, rekening houdend met de kwaliteiten van het gebied.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Landschapsontwikkelingsplan (LOP)

In het LOP (2007) is een ontwikkelingsvisie vastgelegd en is een actieprogramma opgenomen om de doelen te kunnen realiseren. Kenmerkend voor de gemeente is het agrarisch cultuurlandschap. Nieuwe plannen en initiatieven dienen zodanig vorm te worden gegeven dat deze bijdragen aan het in stand houden, herstel en verbeteren van dit agrarisch cultuurlandschap.

Het LOP-ensembleboek stelt over de plateaurand dat het de grootste parel in dit landschap is, met zijn uitzichten naar het Goor en de erosiedalen met holle wegen en hier en daar kleine, maar lieflijke beekjes. Daarnaast zijn er de gebouwde monumenten in dit oude cultuurlandschap. Ontsluiting van de essen met wandelpaden is zowel voor de eigen bevolking als voor toeristen interessant. Naar het westen toe is het hoogteverschil tussen plateau en Het Goor voelbaar door droogdalen (wegen en zandpaden). Over de es lopen ook twee oude beekdalen. Enkele zandpaden vanuit Barlo langs een kavelrand over de essen zijn wellicht als groene dienst realiseerbaar. Langs de randen van de essen staan nu vaak houtwallen of resten daarvan in de vorm van grote bomen in een rij of als solitair. Houtwallen langs de randen van de essen kunnen gestimuleerd worden, maar zijn bij voorkeur bij mooie vergezichten naar het westen niet zo dicht.

Op de hellingen van het plateau speelt ook de eik weer een grote rol, waarbij echter ook de beuk kan worden gebruikt, met name in de drogere gebieden. Waar mogelijk worden open wandelpaden over de essen in stand gehouden en uitgebreid. In de beekdalen en erosiedalen zijn de wegen en de hellingen naar de escomplexen beplant, soms zelfs als holle wegen. Naast de eik kan hier ook de linde een rol spelen.

3.3.2 Behoud gebouw

Hoewel het COA bereid was om alle gebouwen te slopen na sluiting van het azc, heeft in de herfst van 2017 heeft de gemeenteraad unaniem ingestemd voor het behoud van een gebouw ten behoeve van de Christelijke Oranjevereniging Wilhelmina Barlo. De vereniging kan het terrein met gebouw overnemen voor een symbolisch bedrag. Als het gebruik van het geheel later beëindigd wordt, zal de gemeente de ondergrond en het erf een agrarische bestemming geven. De mogelijkheid om evenementen te houden op het omliggend terrein verdwijnt dan uit het bestemmingsplan. Met de opbrengst van de verkoop van de grond laten wij het gebouw slopen. Hiermee wordt ongewenst gebruik en verpaupering na het einde van het gebruik door de Oranjevereniging voorkomen.

3.3.3 Conclusie gemeentelijk beleid

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid. Het landschappelijk inrichtingsplan (streefbeeld) past binnen het LOP en de raad heeft gekozen voor het behoud van een gebouw.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Dit bestemmingsplan maakt de functiewijziging mogelijk van Maatschappelijk – Gastinrichting (azc) naar een agrarische, natuur en culturele functie. De bebouwingsmogelijkheden worden fors ingeperkt en het terrein wordt aanzienlijk minder intensief gebruikt dan voorheen. Van het aantal verkeersbewegingen die bij de oude (geldende) bestemming passen, zal bij de nieuwe functies geen sprake meer zijn.

4.1 Nut En Noodzaak

4.1.1 Toegevoegde waarde voor Barlo

De activiteiten van de Christelijke Oranjevereniging Wilhelmina Barlo (OV) zijn van groot belang voor de sociale samenhang in Barlo. De bloeiende vereniging organiseert jaarlijks een aantal activiteiten voor jong en oud en heeft ongeveer evenveel leden (ruim 600) als inwoners in Barlo. De OV heeft haar financiën op orde, maar heeft niet de middelen om een eigen gebouw met terrein marktconform te kopen of te huren. Daarmee is de OV afhankelijk van ruimte die vrijkomt of beschikbaar wordt gesteld.

4.1.2 Vervanging voor bestaande huisvesting

De huidige locatie van de OV is een schuur die ook in het buitengebied ligt. De eigenaar van die schuur wil deze schuur echter betrekken bij zijn bedrijfsvoering. Deze schuur is jaarrond in gebruik voor agrarische activiteiten en wordt voor een periode van twee weken leeg gemanaged ten behoeve van het zomerfeest van de OV. Gedurende een periode van ruim twee maanden voorafgaand aan het Oranjefeest wordt een deel van de schuur al beschikbaar gesteld aan de toneelgroep om te oefenen. De eenvoudige keuken en toiletten zijn inmiddels zo verouderd dat deze nodig aan vervanging toe zijn. Naast een berging in deze schuur heeft de OV nu ook een oude vervallen en vochtige schuur aan de Hamelandroute in gebruik. De OV zoekt hiervoor ook een alternatief.

4.1.3 Draagvlak

De Aaltense gemeenteraad heeft eind 2017 unaniem ingestemd met het plan voor huisvesting van de OV op Groot Deunk. Tijdens een bijzondere ledenvergadering van de OV was een overtuigende meerderheid voor realisatie van de plannen van de OV. Ook hebben veel leden toegezegd het plan financieel te ondersteunen. Barlo's Belang constateert een breed draagvlak voor het plan van de OV en ziet dit als een verrijking voor Barlo. Een duidelijke meerderheid van de buurt spreekt per brief zijn steun uit voor het plan van de Oranjevereniging. Hiermee kunnen we vaststellen dat er sprake is van een breed draagvlak.

4.1.4 Landelijk Gebied

Groot Deunk bevindt zich op 5 minuten fietsen van kern Barlo. Om haar activiteiten te kunnen organiseren heeft de OV heeft een terrein met gebouw nodig van circa 1 ha. Deze is beschikbaar op Groot Deunk en wordt aan de OV overgedragen voor 1 euro. Een terrein met gebouw, dat zo goed aan de behoefte van de OV voldoet, dient zich nabij kern Barlo niet meer aan. Bovendien ondervinden (algemeen gesteld) in het landelijk gebied, door de lagere woningdichtheid, minder mensen overlast van de activiteiten (feesten) van de OV. Het terrein is zowel met de fiets als met de auto goed bereikbaar en op het evenemententerrein is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.

4.2 Ecologie

4.2.1 Quickscan

In het kader van het bestemmingsplan Groot Deunkweg 5 Aalten is door Staring Advies uit Hoog-Keppel een ecologische quickscan (Quickscan natuurtoets AZC terrein in Barlo, 4 oktober 2018, zie bijlage 3) opgesteld.

Staring Advies deed literatuuronderzoek in de Nationale Databank Flora en Fauna en veldonderzoek op de locatie. Tevens zijn overige relevante en actuele informatiebronnen, waaronder het rapport 'Quickscan Flora & Fauna Wet Natuurbescherming 2017, AZC 'Groot Deunkweg 5' te Aalten van GRAS Advies geraadpleegd.

Uit het onderzoek blijkt dat voor het herinrichting van het AZC terrein in buurtschap Barlo (gemeente Aalten) aanvullend onderzoek naar huismus, verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen en foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen noodzakelijk is. Uit dit onderzoek zal vervolgens blijken of een ontheffing moet worden aangevraagd. Het eventueel verlenen van de ontheffing door de provincie kan pas nadat dit onderzoek is uitgevoerd en de eventuele mitigerende en/of compenserende maatregelen zijn genomen.

Wanneer er sprake is van het kappen van bomen met holten, en de bomen zijn na inspectie met een boomcamera als potentieel geschikt beoordeeld, is ook aanvullend onderzoek naar verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen noodzakelijk. Er moet bij het opschonen en aanvullen van de blusvijvers verder rekening worden gehouden met broedvogels, amfibieën en vissen. Werkzaamheden moeten daarom buiten het broedseizoen van vogels en de meest kwetsbare periode van amfibieën en vissen (15 februari t/m 15 augustus) worden uitgevoerd, onder begeleiding van een ecoloog. Bij het uitvoeren van de overige werkzaamheden moet eveneens rekening worden gehouden met (overige) broedvogels. Werkzaamheden moeten buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli) worden uitgevoerd. Broedgevallen buiten het broedseizoen zijn ook wettelijk beschermd. Voor overige soort(groep)en is het uitvoeren van een aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk. Nadere toetsing of vergunningsaanvraag voor beschermde natuurgebieden is niet aan de orde.

In het bovenstaande zijn uitkomsten beschreven van het onderzoek dat is gehouden naar aanleiding van plannen om het AZC terrein in buurtschap Barlo (Gemeente Aalten) her in te richten. Hiervoor worden vrijwel alle gebouwen gesloopt, vindt omvorming van groen en infrastructuur plaats en worden mogelijk bomen gekapt. Daarnaast zal een deel van het heringerichte terrein door de Christelijke Oranjevereniging Wilhelmina Barlo gebruikt worden als evenemententerrein. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor beschermde plant- en diersoorten. Daarom is onderzoek noodzakelijk om te voldoen aan de Wet Natuurbescherming.

4.2.2 Nader onderzoek

Gezien de uitkomsten van de quickscan (zie boven) is een aanvullend ecologisch onderzoek (Rapportage aanvullend onderzoek Wet natuurbescherming AZC-terrein Groot Deunkweg 5 Aalten, 29 oktober 2018, zie bijlage 4) uitgevoerd. Het doel van dit aanvullend onderzoek is om uitsluitsel te geven over de functie van het projectgebied voor vleermuizen en huismussen en daarbij conclusies te kunnen trekken over welke soorten en met welke aantallen in het gebied voorkomen en welke specifieke functie(s) het projectgebied heeft voor deze soortgroepen. Daarnaast wordt gekeken naar de mogelijke effecten van de voorgenomen ontwikkeling en de eventuele noodzakelijke vervolgstappen. Dit rapport presenteert de uitkomsten van het aanvullend onderzoek.

Vleermuizen

In het projectgebied zijn twee verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis aanwezig. Het betreft zomer- en paarverblijfplaatsen van enkele dieren (respectievelijk maximaal 3 en 4 dieren) die waarschijnlijk jaarrond gebruikt worden. De ingreep leidt tot het vernielen of beschadigen van deze beide verblijfplaatsen van vleermuizen. Hiervoor is een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. Aangezien sprake is van paarterritoria dienen op twee verschillende plekken in het projectgebied door middel van compensatie nieuwe (paar)verblijfplaatsen gecreëerd te worden die tevens ook geschikt zijn als overwinteringsplaats.

In het projectgebied is essentieel foerageergebied van de gewone dwergvleermuis aanwezig in de vorm van twee vijvers met omringende begroeiing. Indien dit essentieel foerageergebied wordt aangetast, is hiervoor een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. Het verlies aan essentieel foerageergebied dient dan tijdig gecompenseerd te worden.

Foeragerend en overvliegend zijn verder in het projectgebied laatvlieger en rosse vleermuis aangetroffen en buiten het projectgebied ook gewone grootoorvleermuis. Voor deze soorten vormt het projectgebied geen essentieel foerageergebied of essentiële vliegroute.

Huismus

In het projectgebied zijn twee nestplaatsen van de huismus aanwezig in te slopen bebouwing. De ingreep leidt tot het vernielen of beschadigen van deze beide verblijfplaatsen van de huismus. Hiervoor is een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. Het verlies aan nestplaatsen van de huismus dient in dat kader gecompenseerd te worden.

Overige vogelsoorten

In de bebouwing, bomen en bosschages in het projectgebied broeden enkele paartjes kauwen, houtduiven en andere vogelsoorten waarvan het nest niet jaarrond is beschermd. Verstoring en/of vernietiging dient voorkomen te worden door te werken buiten het broedseizoen van vogels. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli, afhankelijk van de weersomstandigheden. Eerdere en latere broedgevallen zijn ook beschermd conform de Wet natuurbescherming.

Ontheffing

Voor uitvoering van de sloopwerkzaamheden is een ontheffing op de Wet natuurbescherming voor de gewone dwergvleermuis en huismus aangevraagd. Voor de werkzaamheden in het essentieel foerageergebied van de gewone dwergvleermuis ter plaatse van de blusvijvers is een bronbos gepland. Hiervoor is een omgevingsvergunning (aanleggen) noodzakelijk. In een later stadium wordt hiervoor een ontheffing op de Wet natuurbescherming aangevraagd.

Geadviseerd is om de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen om. Het broedseizoen is globaal aan te geven tussen 15 maart en 15 juli, afhankelijk van de weersomstandigheden. Eerdere en latere broedgevallen zijn ook beschermd conform de Wet natuurbescherming.

Zorgplicht

Te allen tijde geldt de zorgplicht: ''De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende planten en dieren, als mede voor hun directe leefomgeving. In praktijk betekent dit het a. voorkomen, b. beperken en c. ongedaan maken van schadelijke handelingen voor de natuur."

4.3 Bodem

Met de heropening van het AZC in 2015 is een bodemonderzoek (Verkennend bodem- en asbestonderzoek, Groot Deunkweg 5 te Aalten van 6 juli 2015, zie bijlage 5) verricht. Het onderzoek had als doel om de nulsituatie vast te stellen. Overeengekomen is om na sluiting van het AZC en doorlevering aan de gemeente Aalten een eindsituatie uit te voeren om vast te stellen of het tijdelijk gebruik als AZC tot een vermindering van de bodemkwaliteit heeft geleid. In verband met de komende overdracht en herinrichting van het terrein is het de vraag of het uitvoeren van het eindsituatie onderzoek nog nodig is of dat het onderzoek uit 2015 voldoende zekerheid biedt en voldoende basis geeft voor doorverkoop en herinrichting van het terrein.

Vanuit milieukundig opzicht is een eindsituatie onderzoek niet nodig. Er zijn geen aanwijzingen dat de bodemkwaliteit in de tussentijd is veranderd. De nulmeting uit 2015 heeft nog voldoende actualiteitswaarde en is geschikt voor overdracht en herontwikkeling van de terreindelen. De bodemkwaliteit is geschikt voor het toekomstig agrarisch- en natuurgebruik.

Alleen de tanksituatie op het terrein is nog niet volledig duidelijk, maar dit was ook al het geval bij de nulmeting in 2015. Om alle risico's uit te sluiten, is geadviseerd om in plaats van een volledig eindsituatieonderzoek met een detector/dieptezoeker het terrein na te lopen op nog aanwezige ondergrondse tanks. Dit is ook van belang in het kader van de sloop en herinrichting van het terrein. het grondwater uit de bestaande peilbuis 103 bij de voormalige ondergronds zuur- en chlooropslag alsnog op olie en aromaten te analyseren. Mogelijk heeft aan die kant van het gebouw namelijk ook nog een ondergrondse brandstoftank gelegen. Dit onderzoek wordt onder verantwoordelijkheid van COA uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00095-VG01_0005.png" Afbeelding: peilbuis 103

4.4 Geluid

Adviesbureau Van der Boom heeft een afwegingskader (zie Notitie Geluid evenementen Oranjevereniging Aalten, 14 november 2018, zie bijlage 6) opgesteld, waarin grenswaarden worden gesteld.

De evenementen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt vormen het uitgangspunt van deze akoestische beschouwing. Via regulering (aantal evenementen per locatie, geluidnormen, tijdstippen) is daarin de hinder voor omwonenden beperkt. Het betreft de in bijlage opgenomen 7 evenementen, waaronder activiteiten met live muziek. Twee extra evenementen zijn mogelijk bij omgevingsvergunning.

Om een indruk te krijgen van de te verwachten geluidniveaus is een berekening gemaakt van de geluidbelasting op de omgeving van het in te richten evenemententerrein. Onder andere op basis van de uitkomsten kan concrete invulling worden gegeven (normen) aan de daartoe op te stellen evenementenregeling.

De volgende situaties zijn berekend:

  • een fanfare, versterkte muziek op praatniveau, koningsspelen e.d.: bronvermogen ingeschat op 105 dB(A);
  • popmuziek in een feesttent bronvermogen ingeschat op 125 dB(A) – 5 dB(A) reductie t.g.v. de tent = 120 dB(A);
  • Voor het op- en afbouwen geldt een bronvermogen (staal op staal, stapelen) van ca 130 dB(A).

Uit de berekeningen volgt een geluidbelasting op de omgeving als gegeven in onderstaande tabel 1. In tabel 2 staan de geschatte maximale niveaus t.g.v. op- en afbouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00095-VG01_0006.png"

Gezien de aard van de evenementen, de berekende geluidniveaus en de gebruikelijke normstelling worden in dit bestemmingsplan de volgende grenswaarden gesteld:

  • fanfare e.d.: norm voor LAeq van 70 dB(A) op de gevels van direct omliggende woningen;
  • pop-tent: norm voor LAeq van 70 dB(A) op de gevels van direct omliggende woningen behalve voor woning Groot Deunkweg nr 7: 75 dB(A).
  • voor het op- en afbouwen (stapelen staal op staal) moet uitgegaan worden van maximale geluidniveaus LAmax van hooguit 85 dB(A) op de gevels. Dit moet in verband met de hoge pieken zo veel mogelijk in de dagperiode plaatsvinden en zeker niet na 23 uur.
  • overige activiteiten zonder muziek: conform het Activiteitenbesluit.

De bovenstaande grenswaarden zijn verwerkt in een tabel waarnaar vanuit de regels verwezen wordt verwezen, zie Bijlage 2 van de regels.

4.5 Water

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden de waterhuishoudkundige aspecten betrokken in ruimtelijke plannen en afwijkingsbesluiten van die ruimtelijke plannen. In deze toelichting wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Om deze zogenaamde waterparagraaf op te kunnen stellen is overleg gevoerd met het waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00095-VG01_0007.png"

Tabel: Watertoetstabel

4.5.1 Oppervlaktewaterkwaliteit

Hemelwater

Vanuit het plangebied komt hemelwater vanuit het plangebied terecht in de bestaande blusvijvers die zich in het plangebied bevinden. Om wateroverlast op de agrarische gronden te voorkomen worden er in de toekomstige situatie langs de noordelijke en zuidelijke grens van het plangebied greppels gegraven van maximaal 50 cm diep. Deze greppels monden uit in de bestaande greppels die zich in het westelijk deel langs de grenzen van het plangebied bevinden, zie ook de afbeelding: landschappelijke inpassing.

Nagenoeg alle gebouwen in het plangebied worden gesloopt en vrijwel alle verharding wordt gesaneerd. Bijna het hele terrein wordt in de toekomst agrarisch gebruikt. Er zal in de toekomst aanzienlijk meer water direct infiltreren in de bodem dan voorheen het geval was.

4.5.2 Grondwateroverlast en inrichting en beheer

Kwel

Ter plaatse van de bestaande blusvijvers is er sprake van kwel. Deze blusvijvers worden in de plannen getransformeerd tot een bronbos, zie paragraaf 2.3. Water uit het bronbos wordt afgevoerd in de sloot die vanuit het zuiden van het plangebied in noordwestelijke richting loopt.

Aanpassen van greppel

Ter plaatse van het aan te planten bosje in het noordelijk deel van het plangebied is het wenselijk een de berm te verbreden. Dit kan mogelijk worden gemaakt door de daar aanwezige afwateringsgreppel ten behoeve van de Groot Deunkweg een paar meter te verleggen of door een duikerconstructie toe te passen. Deze sloot is in beheer bij het waterschap en valt onder de Keur. Voor de beide genoemde situaties is een watervergunning noodzakelijk, dus deze zal hoe dan ook aangevraagd worden.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het voormalige azc-terrein wordt door het COA overgedragen aan de gemeente Aalten voor € 1,- k.k. Perceel 1 en 3 en het perceel waarvan het bronbos deel uitmaakt, worden verkocht. Vanuit die verkoopopbrengst worden de kosten koper, de planvoorbereiding en de herinrichting betaald.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Vooraankondiging en inspraak

Op woensdag 20 december 2017 is de vooraankondiging geplaatst en is er daarna gedurende vier weken een inrichtingsplan en een concept-verkavelingsplan ter inzage gelegd voor inspraak. Hierop zijn twee inspraakvisies binnengekomen.

5.2.2 Vooroverleg

Het plan is in deze voorgelegd aan provincie Gelderland en het waterschap Rijn en IJssel. Alleen het waterschap heeft gereageerd op het plan. De reactie beoogde de in het noorden van het plangebied, langs de Groot Deunkweg aanwezige greppels te beschermen. Deze vallen onder de Keur en zijn in beheer van het waterschap. Het waterschap wil het aantal duikers zoveel mogelijk beperken.

Voor het plan wordt de hoofdingang van het voormalige azc verwijderd. De duikerconstructie kan hier verwijderd of ingekort worden. Op dat moment moet er een watervergunning worden aangevraagd. Daarbij kan een herinrichting van de loop van de greppel bij de te verbreden berm ten noorden van het toekomstig bosje (bij de trafo) te zijner tijd meegenomen worden.

5.2.3 Participatie

Aan het einde van inspraak waren er drie visies voor het terrein:

  1. 1. een inspraakvisie met de nadruk op landschap, natuur en recreatie;
  2. 2. een inspraakvisie met een meer agrarisch karakter;
  3. 3. een voor inspraak ter inzage gelegde landschappelijk/agrarische visie.

De opstellers van de drie visies kregen tijdens een bijeenkomst met de buurt de mogelijkheid om de plannen toe te lichten, waarvan de opstellers van visie 1 en 3 gebruik hebben gemaakt. Vervolgens zijn deze drie visies op dezelfde bijeenkomst besproken met de omwonenden van Groot Deunk. Visie 3 is daarbij als denkrichting gekozen voor het vervolg. Daarbij is bepaald dat deze visie in samenspraak met een werkgroep van de direct omwonenden en de Oranjevereniging uitgewerkt zou worden. Uiteindelijk heeft deze samenspraak geleid tot het landschappelijk inrichtingsplan (streefbeeld). Dit streefbeeld is recent toegestuurd aan de deelnemers van de werkgroep. Hierop is alleen een positieve reactie gekomen. Door deze uitkomst is te veronderstellen dat er breed draagvlak bij de directe buurt is voor het streefbeeld.

5.3 Procedure

5.3.1 Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan is gepubliceerd op 4 juli 2018 en heeft met ingang van 5 juli 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn in die periode 5 zienswijzen ingediend. In de Nota zienswijzen, zoals opgenomen in bijlage 7 is aangegeven hoe met deze zienswijzen is omgegaan.

Hoofdstuk 6 Plansystematiek

6.1 Uitgangspunten

De bestemmingsplansystematiek van het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015 vormt de basis van de bestemmingsmethodiek vormt.

6.2 Het Digitale Bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend. Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden.

Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De meest relevante standaard van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 wordt hieronder kort toegelicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografisch bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.

6.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

6.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is aansluiting gezocht bij de standaard (meet)regels uit de SVBP 2012.

6.3.2 Bestemmingsregels

Agrarisch met waarden

Gebieden met (landschaps- en natuur)waarden die in agrarisch gebruik zijn, zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Het betreft hier de gebieden in agrarisch gebruik, maar waarbij de bescherming van waarden, zoals hoogteverschillen, houtsingels, onverharde paden, belangrijk is. Agrarisch grondgebruik mag hier uitsluitend extensief zijn.

Voor een trafo, een ontsluitingsweg en paden zijn aanduidingen opgenomen. Ook is een uniformele aanduiding opgenomen voor de verschillende elementen van de landschappelijke inpassing. De uitgangspunten en kwaliteiten van deze landschapselementen zijn opgenomen in bijlage 1 bij de regels.

Een Oranjevereniging kan deze bestemming gebruiken evenementen. De evenementen die mogelijk zijn op deze bestemming, zijn verder geregeld in artikel 10 van de algemene gebruiksregels.

Bos

Met het oog op de geplande verkoop van het bronbos, is aan dit landschapselement een bestemming 'Bos' gegeven. Behoud, herstel en ontwikkeling van het bronbos is het uitgangspunt. Voor onder meer het vellen of rooien van gewassen en het vergraven van gronden is een aanlegvergunning nodig.

Maatschappelijk

De maatschappelijke bestemming ligt op het toekomstig erf en gebouw van de Oranjevereniging. Op basis van de bouwregels kan het gebouw dat na sloop van het terrein blijft staan, niet uitgebreid worden. Een Oranjevereniging kan deze bestemming gebruiken voor sociaal-culturele doeleinden, niet zijnde evenementen, ondergeschikte horeca en evenementen. De evenementen die mogelijk zijn op deze bestemming, zijn verder geregeld in artikel 10 van de algemene gebruiksregels.

Archeologie

In het plan is een drietal dubbelbestemmingen opgenomen dat voorziet in het behoud en bescherming van archeologische waarden in de bodem.

6.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied en bevatten regels voor het stellen van nadere eisen, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.

Evenementen

In de regeling voor evenementen is bepaald dat de Oranjevereniging jaarlijks 7 evenementen mag organiseren die moeten voldoen aan bepalingen met betrekking tot de evenementomschrijving, aantal aanwezigen, aanvangstijd, eindtijd en duur, grenswaarden geluid en aantal parkeerplaatsen. Het minimaal beschikbare parkeerplaatsen is gebaseerd op ervaringscijfers op de bestaande locatie van de Oranjevereniging. Een feesttent mag, exclusief opbouwen en afbreken, 16 dagen staan op de bestemming Maatschappelijk.

Jaarlijks kunnen bij omgevingsvergunning twee extra evenementen worden georganiseerd. Deze evenementen mogen passen binnen de bepalingen die gelden voor de 7 evenementen die bij recht mogelijk zijn.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.

Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 2 Evenementen Groot Deunkweg 5

Bijlage 2 Evenementen Groot Deunkweg 5

Bijlage 1 Herinrichtingsplan Bronbos

Bijlage 1 Herinrichtingsplan Bronbos

Bijlage 2 Streefbeeld Met Toelichting

Bijlage 2 Streefbeeld met toelichting

Bijlage 3 Quickscan Natuurtoets

Bijlage 3 Quickscan natuurtoets

Bijlage 4 Nader Ecologisch Onderzoek

Bijlage 4 Nader ecologisch onderzoek

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 6 Notitie Geluid Evenementen Oranjevereniging

Bijlage 6 Notitie geluid evenementen Oranjevereniging

Bijlage 7 Nota Zienswijzen

Bijlage 7 Nota zienswijzen