KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Detailhandel
Artikel 5 Gemengd - 1
Artikel 6 Gemengd - 2
Artikel 7 Gemengd - 3
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Verkeer - Spoorweg
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Verkeer - Weg
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Wonen - Garageboxen
Artikel 18 Kantoor - Uit Te Werken
Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 20 Waarde - Archeologie Hoog
Artikel 21 Waarde - Archeologie Middelhoog
Artikel 22 Waarde - Beken En Sprengen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Bijzondere Boom
Artikel 27 Geluidzone - Industrie
Artikel 28 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1
Artikel 29 Wro-zone - Wijzigingsgebied 2
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 32 Algemene Procedureregels
Artikel 33 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 35 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 36 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Nota Ruimte
2.2 Streekplan Gelderland 2005
2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland
2.4 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
2.5 Structuurplan Stedelijk Gebied
2.6 Herstructureringsbeleid Voor Zuid
2.7 Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn 2000-2010
2.8 Detailhandelsvisie
2.9 De Groene Mal
2.10 Woonvisie
2.11 Programma Complete Wijken
2.12 Verkeersbeleid
2.13 Waterbeleid
2.14 Duurzaamheidsbeleid
2.15 Beleidsvisie Externe Veiligheid
2.16 Uitvoeringsnota Geluid
2.17 I-cultuur
2.18 Welstandsbeleid
2.19 Beleidsnota Hoogbouw
2.20 Nota Uitgiftebeleid Snippergroen
2.21 Integraal Huisvestingsplan Gemeente Apeldoorn 2007-2010
2.22 Integrale Accommodatievisie Zuid
3 Beschrijving Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.3 Groenstructuur
3.4 Verkeer En Vervoer
3.5 Kabels En Leidingen
3.6 Recente Ontwikkelingen
4 Planologische Aspecten
4.1 Milieu
4.2 Waterhuishouding
4.3 Natuurwaarden
4.4 Cultuurhistorie
4.5 Archeologie
5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 Bestemmingen
5.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
6 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Vooroverleg
6.2 Inspraak En Overleg
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Vormen Van Cultuur En Ontspanning
Bijlage 5 Lijst Van Toegelaten Sportvoorzieningen
Bijlage 6 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 1 Cultuurhistorische Analyse
Bijlage 2 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 3 Procedureschema

Stadsdeel Zuid-Midden

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 08-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1001-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:

  • ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  • binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.8 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.12 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.13 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.14 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.23 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.24 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.25 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.27 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.28 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.29 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.30 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.

1.32 hoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.

1.33 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.34 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.35 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.36 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.37 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.38 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.

1.39 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.40 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.41 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.42 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.

1.43 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.44 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.45 recreatiewoning

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.

1.46 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.

1.47 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.48 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.49 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.50 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.

1.51 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.52 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.53 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.54 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.55 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.56 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.57 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.58 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten bedrijfstypen;
    2. 2. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten bedrijfstypen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
    3. 3. een elektriciteitsdistributiebedrijf met transformatorvermogen < 200 MVA (SBI-code 35C3), ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf';
    4. 4. een kermisexploitatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kermisexploitatiebedrijf';
    5. 5. een verhuisbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verhuisbedrijf';
    6. 6. een glasbewerkingsbedrijf (SBI-code 231), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - glasbewerkingsbedrijf';
    7. 7. een autoreparatiebedrijf (SBI-code 452), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie van auto's';
    8. 8. stalling van de autovoorraad ten dienste van het nabijgelegen bedrijf in verkoop en reparatie van auto's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling autovoorraad';
    9. 9. handel in en reparatie van auto's (SBI-code 45.11), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in auto's', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - stalling autovoorraad' de grond uitsluitend mag worden gebruikt als toegangsweg en het stallen van auto's niet is toegestaan;
    10. 10. een autoruitenreparatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoruitenreparatiebedrijf';
    11. 11. een aannemersbedrijf met werkplaats en bedrijfsoppervlak < 1.000 m2 (SBI-code 41, 42, 43/3), ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
    12. 12. een groothandel in groenten en fruit (SBI-code 46217, 4631), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in groente en fruit';
    13. 13. een bedrijf in het vervaardigen van kleding (SBI-code 141), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardigen van kleding';
    14. 14. bedrijf in grondwerk, verhuur en transport, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondwerk, verhuur en transport';
    15. 15. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, daaronder begrepen lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
    16. 16. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, niet zijnde lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
    17. 17. beroepsuitoefening aan huis;
    18. 18. nutsvoorzieningen;
    19. 19. openbare parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
    20. 20. tuin en/of erf.
  2. b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    1. 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    2. 2. risicovolle inrichtingen;
    3. 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet.

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte/inhoud Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van overkappingen bij bedrijfswoningen en woonwagens - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)'
- 600 m³ per bedrijfswoning
- 400 m3 per woonwagen
de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde - ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' mag de oppervlakte aan gebouwen niet meer bedragen dan de aldaar aangegeven waarde
- ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' is uitsluitend een overkapping ten behoeve van het verkooppunt motorbrandstoffen toegestaan
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en woonwagens 50 m² bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woonwagen of het verlengde daarvan worden opgericht (3.3a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 3.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning of woonwagen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woonwagen of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
  2. b. van het in lid 3.1 en lid 3.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 3.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend voor opslag ten behoeve van detailhandel;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning niet is toegestaan.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de volgende functies, uitsluitend in de 1e bovengrondse bouwlaag:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
    3. 3. horeca van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen, met inachtneming van de in sublid 5.4.1 per winkelcentrum aangegeven maximale voor horeca te gebruiken vloeroppervlakte;
    4. 4. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
    5. 5. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
    6. 6. cultuur en ontspanning in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten vormen van cultuur en ontspanning;
  2. b. de volgende functies, uitsluitend in de lagen boven de 1e bovengrondse bouwlaag:
    1. 1. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
    2. 2. beroepsuitoefening aan huis;
    3. 3. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
    4. 4. dienstruimten ten behoeve van de onder a genoemde functies;
    5. 5. nutsvoorzieningen;
  3. c. tuin en/of erf;
  4. d. verblijfsgebied;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m
Overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' 3,50 m

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.1 en lid 5.2bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 5.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
  2. b. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
  5. e. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat de gezamenlijke voor horeca te gebruiken vloeroppervlakte op de percelen Arnhemseweg 155 t/m 213 niet meer bedraagt dan 400 m² ;
  6. f. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; vvo (m2)' de verkoopvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan de aldaar aangegeven waarde;
  7. g. casino, ter plaatse van de aanduiding 'casino';
  8. h. beroepsuitoefening aan huis;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. tuin en/of erf;
  11. k. verblijfsgebied;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan ten minste één zijde ten minste 2 m (6.3a)
- ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dienen de gronden tot een hoogte van ten minste 5 m boven peil onbebouwd en toegankelijk als openbaar gebied te blijven
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf'
- situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (6.3b)
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (6.3c)
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 6.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen en overkappingen te verkleinen, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. b. van het in lid 6.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  3. c. van het in lid 6.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
  4. d. van het in lid 6.1 en lid 6.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 6.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2per kavel;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep wordt in ieder geval door de bewoner uitgeoefend.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. tuin en/of erf,
  6. f. de volgende functies, uitsluitend in de 1e bovengrondse bouwlaag:
    1. 1. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
    3. 3. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
    4. 4. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    5. 5. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt aan ten minste één zijde ten minste 2 m (7.3a)
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf'
- situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (7.3b)
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (7.3c)
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 7.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen en overkappingen te verkleinen, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. b. van het in lid 7.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  3. c. van het in lid 7.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
  4. d. van het in lid 7.1 en lid 7.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 7.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2per kavel;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  7. g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. hondenuitlaatplaatsen;
  4. d. evenementen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. vijvers, watergangen en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.

8.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 8.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde speel- en klimtoestellen: 4 m (8.4)
overig: 2,50 m
- van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het planbeoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 32 opgenomen procedureregels van toepassing.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 8.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 9.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de bedrijfswoning is gebouwd (9.3a)
- bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (9.3b)
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 9.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  2. b. van het in lid 9.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
  3. c. van het in lid 9.1 en lid 9.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 9.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2per kavel;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  7. g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning niet is toegestaan.

10.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen 3 m

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Lijstvan toegelaten sportvoorzieningen;
  2. b. kinderopvang;
  3. c. evenementen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. watergangen en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning niet is toegestaan.

11.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde antenne-installaties: 15 m
lichtmasten: 15 m
overkappingen: 3 m
overig: 6 m

11.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Verkeer - Spoorweg

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;
  2. b. wegen;
  3. c. fiets- en voetpaden;
  4. d. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen stationsgebouwen, overkappingen, ongelijkvloerse kruisingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.

12.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen 3 m van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels uitgezonderd
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied;
  2. b. evenementen;
  3. c. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
  4. d. rijwielstallingsvoorzieningen;
  5. e. watergangen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. tuin;

met de daarbij behorende bouwwerken.

13.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 13.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen tet plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' bouwvlak de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (13.3)
overig: 2,50 m

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 13.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Artikel 14 Verkeer - Weg

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, met het bestaande aantal rijstroken;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. in- en uitritten;
  6. f. fiets- en voetgangerstunnels;
  7. g. rijwielstallingsvoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. evenementen;
  10. j. watergangen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.

14.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde antenne-installaties: 15 m
overkappingen: 3 m
overig: 2 m
van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het planbeoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 32 opgenomen procedureregels van toepassing.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
  3. c. water- en oeverrecreatie;
  4. d. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, overbeschoeiingen, onderhoudspaden en aanlegplaatsen.

15.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen 2,50 m van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
  2. b. woonwagens, woonwagenstandplaatsen en vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  3. c. zorgwoningen en woningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  4. d. maatschappelijke voorzieningen van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', met dien verstande dat hiervoor ten hoogste 20% van de oppervlaktevan het bouwwerk gebruikt mag worden;
  5. e. cultuur en ontspanning van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten vormen van cultuur en ontspanning, kantoor, galerie en ondergeschikte detailhandel, allen ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  6. f. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  7. g. een autoruitenreparatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoruitenreparatiebedrijf';
  8. h. beroepsuitoefening aan huis;
  9. i. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  10. j. nutsvoorzieningen;
  11. k. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 32 opgenomen procedureregels van toepassing.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 16.2 bepaalde:

  1. a. voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een woning ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten;
  2. b. voor het ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' verkleinen van de afstand van een woonwagen/woning tot de zijdelingse perceelsgrens tot ten minste 1 meter;
  3. c. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  4. d. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

16.5 Specifieke gebruiksregels

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningentoe te staan indien:

  1. a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  2. b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  3. c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
  4. d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.

Artikel 17 Wonen - Garageboxen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. garageboxen;
  2. b. opslag ten behoeve van aangrenzende winkels, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

met de daarbij behorende bouwwerken.

17.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen bouwvlak 4 m

Artikel 18 Kantoor - Uit Te Werken

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. parkeervoorzieningen, zowel ten behoeve van de kantoren als van het openbaar vervoer.
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. tuin en/of erf;
  5. e. verblijfsgebied;
  6. f. ontsluitingswegen;
  7. g. groenvoorzieningen en water;

met de daarbij behorende bouwwerken.

18.2 Uitwerkingsregels

Met toepassing van het in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde werken burgemeester en wethouders de in lid 18.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. De te realiseren vloeroppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan 14.000 m2, met dien verstande dat de vloeroppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 5.000 m2.
  2. b. De bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen luifels, overkappingen, overbouwingen en bouwwerken ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 5 meter en de hoogte niet meer dan 3,50 meter bedraagt.
  3. c. Voldaan moet worden aan de parkeernorm die geldt op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan.
  4. d. De parkeervoorzieningen dienen ondergronds te worden gerealiseerd; uitsluitend indien wordt aangetoond dat dat fysiek onmogelijk is kan bovengronds parkeren worden toegestaan, met dien verstande dat dit in een gebouw dient plaats te vinden.
  5. e. Burgemeester en wethouders kunnen in het uitwerkingsplan een regeling opnemen voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van de oppervlakte van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten.
  6. f. Burgemeester en wethouders kunnen in het uitwerkingsplan een regeling opnemen voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de maximale vloeroppervlakte per gebouw tot een maximum van 10.000 m2, voor zover dit het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet aantast en de totale te realiseren oppervlakte aan bebouwing niet wordt overschreden.

18.3 Bouwregels

  1. a. Het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 18.1 dient te geschieden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan dat in werking is getreden en/of onherroepelijk is geworden.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor het bouwen van bouwwerken vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het onder a bedoelde uitwerkingsplan, indien het bouwplan in overeenstemming is met het (voor)ontwerp-uitwerkingsplan en de realisatie ervan past binnen de economische en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Een beslissing omtrent deze afwijking wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het afwijken in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen afwijking bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

19.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 19.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 19.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door deze bestemming te verwijderen indien in voldoende mate verzekerd is dat de bovengrondse hoogspanningsleiding ondergronds wordt gebracht

Artikel 20 Waarde - Archeologie Hoog

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.

20.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 21 Waarde - Archeologie Middelhoog

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.

21.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezagin voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 22 Waarde - Beken En Sprengen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beken en sprengen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen, beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk en ecologisch waardevolle beken en sprengen.

22.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 22.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de beken en sprengen worden gebouwd.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 22.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:

  1. a. uit overleg met de beheerder van de beek of spreng blijkt, dat daartegen uit hoofde van dat beheer geen bezwaar bestaat;
  2. b. de landschappelijke en ecologische waarden van de beek of spreng niet worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. In afwijking van het in dit lid onder b en c bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  6. f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwenbetreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  7. g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

24.2 Afdekking van gebouwen

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

25.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  7. g. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde- Archeologie hoog en 'Waarde - Archeologie middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
    Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
    Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

25.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

Artikel 26 Bijzondere Boom

26.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.

26.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 26.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Geluidzone - Industrie

27.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai.

27.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het -met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie- niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.

Artikel 28 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van de bouw van een woning waarbij de volgende regels gelden:

  1. a. het aantal woningen bedraagt niet meer dan 1;
  2. b. de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan 6 m respectievelijk 9 m;
  3. c. de diepte van de woning bedraagt niet meer dan 15 m;
  4. d. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelgrens respectievelijk de openbare weg bedraagt ten minste 2,50 m respectievelijk 5 m.

Artikel 29 Wro-zone - Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' indien de bedrijvigheid en/of de detailhandel is beëindigd, waarbij de volgende uitwerkingsregels worden opgenomen:

  1. a. op de gronden mogen uitsluitend woningen en de daarbij behorende bijgebouwen, nutsgebouwen en overige bouwwerken die voor de woonfunctie noodzakelijk zijn worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 9 m;
  3. c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  4. d. niet bebouwde grond mag uitsluitend worden gebruikt voor tuin, erf, groenvoorzieningen (speelplaatsen daaronder begrepen), verblijfsgebied en overige voorzieningen die voor de woonfunctie noodzakelijk zijn.

Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels

30.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  6. f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

30.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

30.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 30.1 is alleen mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouwin een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

30.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 30.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 34 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels

31.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.

31.2 Voorwaarden voor wijziging

  1. a. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
  2. b. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 31.1 onder c voor een antenne-installate met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.

Artikel 32 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 33 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht Bouwwerken

34.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

34.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

34.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 35 Overgangsrecht Gebruik

35.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

35.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

35.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

35.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden.

Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn

d.d. 8 maart 2012 nr. 19-2012

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken

van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,

J.M. van der Zwan

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het middengebied van het zuidelijke deel van de stad Apeldoorn. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad iedere 10 jaar opnieuw een bestemmingsplan voor een gebied vast. Het merendeel van de bestemmingsplannen die nu voor dit deel van Apeldoorn gelden is ouder dan 10 jaar. Bovendien zijn deze bestemmingsplannen niet alleen in tijd maar ook in juridische regeling verouderd. Actualisering is daarom wenselijk.

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheerskarakter, waarbij de bestaande situatie uitgangspunt is. In stadsdeel Zuid-Midden speelt het wonen de hoofdrol. In de historisch gegroeide linten is daarnaast een mix van verschillende functies aanwezig, vooral detailhandel, bedrijven en horeca. Het bestemmingsplan beschermt deze gewaardeerde karakteristiek en de daaraan verbonden kwaliteiten zoveel mogelijk door de bestaande situatie vast te leggen. Slechts ontwikkelingen die juridisch-planologisch reeds mogelijk zijn gemaakt, zijn meegenomen in dit bestemmingsplan, zoals bijvoorbeeld de projecten De Veste en het voormalige NUON-terrein.

In verhouding tot de geldende bestemmingsplannen bieden de regels in dit bestemmingsplan naar aanleiding van algemene maatschappelijke en gewenste ontwikkelingen meer ruimte aan met name de bewoners. Een voorbeeld hiervan is het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis.

1.2 Ligging En Begrenzing

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0001.jpg"

Stadsdeel Zuid-Midden bevindt zich direct ten zuiden van de binnenstad en het NS-station. Zuid-Midden maakt deel uit van de wijk Zuid en vormt daarin het centrale deel. Het plangebied wordt begrensd door de spoorlijn Amersfoort-Deventer aan de noordzijde, de Kayersdijk aan de oostzijde, de groenzone langs de Kayersbeek/Zwaanspreng aan de zuidzijde en de Arnhemseweg/Koning Stadhouderlaan aan de westzijde. Verder valt een smalle strook langs de Aluminiumweg binnen het plangebied. Deze strook openbaar gebied was nog niet planologisch geregeld. Voor het binnen de wijk gelegen Zuiderpark wordt een afzonderlijke planologische procedure gevolgd. Dit park valt dan ook buiten dit bestemmingsplan. In oktober 2007 is voor het herstructureringsproject Ravenweg een bestemmingsplan vastgesteld. Dit bestemmingsplan was in het voorontwerp van bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden geheel overgenomen. Het noordelijke deel van het bestemmingsplan Ravenweg en omgeving wordt nu uitgevoerd. Gebleken is dat het stedenbouwkundig plan voor het zuidelijke deel, gelegen tussen Ravenweg, Oude Beekbergerweg, Fabianusstraat en Hofveld, economisch niet uitvoerbaar was. Daarom is voor dit gebied een nieuw stedenbouwkundig plan gemaakt. Om dat plan te kunnen realiseren is een specifiek ontwikkelingsgericht bestemmingsplan vastgesteld. Daarom is dit deel ook uit bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden gelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0002.jpg"

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

De belangrijkste geldende bestemmingsplannen voor het Stadsdeel Zuid-Midden zijn:

  • Westenenk (vastgesteld op 12-07-1961);
  • Uitbreidingsplan in onderdelen wijk Wormen B (vastgesteld op 08-11-1962);
  • De Pelikaan (vastgesteld op 27-10-1982);
  • Diverse herzieningen Zuid (vastgesteld op 13-01-1983);
  • Brummelermark (vastgesteld op 16-01-1987);
  • Brummelhof (vastgesteld op 03-12-1987);
  • Apeldoorn Zuid (vastgesteld op 28-03-1996);
  • Stationsomgeving Zuid (vastgesteld op 31-05-2005);
  • Ravenweg en omgeving (vastgesteld op 11-10-2007).

Op de laatste twee plannen na zijn deze plannen ouder dan 10 jaar en daarmee aan herziening toe.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

Het bestemmingsplan is opgesteld door BügelHajema Adviseurs te Amersfoort, in samenwerking met een gemeentelijke projectgroep, onder projectleiding van de afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling.

De wijkraad Apeldoorn-Zuid is betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan. Apeldoorn kent reeds lang een duidelijke organisatie van wijkbeheer, met wijk- of dorpsraden in de diverse wijken en dorpen. Er bestaat een goed contact en de knelpunten zijn bij de gemeente bekend. Door met enige regelmaat de wijk- en dorpsraden te consulteren wordt in een vroeg stadium duidelijk welke knelpunten aangepakt kunnen worden in het bestemmingsplan.

Nota van uitgangspunten

Als voorbereiding op het opstellen van het bestemmingsplan is een Nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan vervaardigd. In deze nota zijn het doel van het bestemmingsplan, de verwachte ontwikkelingen en de hoofdpunten van de beheersvisie behandeld. De Nota van uitgangspunten vormt de basis voor het bestemmingsplan.

Opzet van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

De toelichting; hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming en/ of bescherming aan een stuk grond, alsmede een interpretatie (en voorzover nodig uitleg) van de gebruikte bestemmingen.

De planregels; hierin worden per bestemming de regels beschreven met betrekking tot de bouw en het gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen.

De plankaart, waarop de bestemmingen van de betreffende gronden zijn aangegeven en de daarbinnen eventueel voorkomende bijzonderheden zijn aangeduid.

De toelichting is als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 wordt het relevante beleidskader beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een kenschets gegeven van de bestaande situatie en de ruimtelijke en functionele structuur in het plangebied. Dit geeft inzicht in de voorkomende functies en waarden binnen het gebied. In hoofdstuk 4 staan de planologische aspecten van het plan centraal. Dit betreft de aspecten milieu, waterhuishouding, natuur, cultuurhistorie en archeologie. In hoofdstuk 5 worden de in het plan voorkomende bestemmingen beschreven en wordt ingegaan op specifieke juridische aspecten van het plan. In hoofdstuk 6, tot slot, worden de resultaten van het vooroverleg met de wijkraad, de inspraak met de bevolking en het gevoerde overleg ex artikel 3.1.1 Bro weergegeven. Ook is in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0003.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0004.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0005.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0006.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0008.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0010.jpg"

Brummelhof

2 Beleidskader

2.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte, onderdeel van de planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid, bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het rijk. Daarbij dient in eerste instantie de ruimtelijke kwaliteit van het bestaande stedelijke gebied te worden verbeterd. Binnen de steden zal aandacht worden besteed aan meer centrumstedelijk wonen en minder aan eenzijdige woonmilieus. Er wordt daarnaast met name gewezen op het herstel van de balans tussen 'rood en groen/blauw' oftewel bebouwing en recreatieve ruimte in en om de stad. Voor stedelingen moeten voldoende dagrecreatieve mogelijkheden in de directe omgeving zijn, in stadsparken en op het water. Onder het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet' legt het Rijk de regierol voor het beleid inzake wonen in de nota vooral bij het lokale niveau neer. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om de eigen bevolkingsgroei op te vangen en aan de woonwensen van de eigen bevolking tegemoet te komen. De provincies geven slechts op regionaal niveau de kaders aan. Een belangrijke doelstelling die vanuit het Rijk wordt genoemd is het streven dat 40% van de uitbreiding van de woningvoorraad (2005-2015) binnen het bestaande stadsgebied opgelost zal worden.

2.2 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.

Generiek beleid

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:

  • handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
  • behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
  • optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
  • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.

Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.

De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.

Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.

Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek

Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.

Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.

De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.

2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.

Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is. "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte."

In de Verordening geven provinciale staten regels voor het al dan niet toegestaan zijn van het opnemen van nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen. Voor beheergerichte bestemmingsplannen, zoals het onderhavige, regelt de Verordening niets.

2.4 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

Door de regio Stedendriehoek, waarvan Apeldoorn deel uitmaakt, zijn in de Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities voor het zogenoemde bundelingsgebied (het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied) vastgelegd. In de structuurvisie laten de gemeenten zien hoe zij samen naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel streven.

De visie wordt uitgewerkt voor een aantal onderwerpen, namelijk 'Water, natuur en landschap', 'Openbaar vervoer en weginfrastructuur', 'Wonen', 'Werken' en 'Recreatie, toerisme en voorzieningen'. Voor wonen zijn de ambities uit het Streekplan overgenomen over de herstructurerings- en intensiveringsopgave. Ook hier wordt aangegeven dat bij de herstructurering en inbreiding in de binnenstedelijke randzones van drie steden van de Stedendriehoek, de zwaarste opgave in Apeldoorn ligt.

2.5 Structuurplan Stedelijk Gebied

In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.

Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.

Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.

In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0011.jpg"

Structuurplankaart

In het structuurplan is per stadsdeel gekeken naar de mogelijkheden tot verdunning of verdichting. Voor wat betreft Apeldoorn Zuid-Midden is er momenteel vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen grote noodzaak voor verandering, de woonbuurten laten een gevarieerd beeld zien. De externe bereikbaarheid van de wijk is goed, evenals het voorzieningenniveau. Herstructurering is vooral nodig om de fysieke kwaliteit van de woningen te verbeteren. In het kader van de herstructurering van Zuid is gekozen voor herdifferentiatie van de kernvoorraad. Aan een wooncarrière binnen de wijk kan worden tegemoetgekomen bij vermindering van het aandeel sociale huurwoningen met 20%. Er zal een toename plaatsvinden van het eigen woningbezit. Dit kan worden gerealiseerd door sloop en nieuwbouw, maar ook verkoop van een deel van het corporatiebezit aan zittende bewoners. Kansen voor het toevoegen van nieuwe woonmilieus zullen vooral gevonden moeten worden in de buurt van het Hart van Zuid en aan de randen van de wijk.

Programma Zuid

Vervolgens is per aspect een programma opgesteld en weergegeven op een kaartbeeld. Als programma voor wonen is voor Apeldoorn Zuid aangegeven dat een groot deel van de wijk zal worden geherstructureerd. Aan de oostkant van de wijk en langs Ravenweg/ Marchantstraat zullen appartementen worden ontwikkeld/ geherstructureerd. Met betrekking tot voorzieningen en werken is gekozen voor vier sterke wijkwinkelcentra naast de binnenstad. Hart van Zuid is één van deze vier waar een breed aanbod van commerciële en maatschappelijke diensten en kleinschalige bedrijvigheid moet zijn. Meer stedelijke woonvormen kunnen zich hieromheen groeperen. Over het groen wordt aangegeven, dat het bestaande groen in de wijken moet worden behouden als gebruiksgroen.

2.6 Herstructureringsbeleid Voor Zuid

Midden jaren 90 van de vorige eeuw is geconstateerd dat herstructurering van Zuid noodzakelijk is. In 1997 hebben de gemeente Apeldoorn en de woningcorporatie De Goede Woning daarover afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in het Masterplan herstructurering Apeldoorn-Zuid. In het Masterplan is een aantal uitwerkingsgebieden aangewezen, waaronder Zuiderpark, Ravenweg, Eendenweg/Ibisplein, Reigersweg/Adelaarslaan. Voor een groot deel van de uitwerkingsgebieden van het Masterplan zijn inmiddels plannen gemaakt. Veel projecten zijn in uitvoering of zijn zelfs al opgeleverd.

Om de integrale en wijkgerichte aanpak van het MPZ voort te zetten, hebben gemeente, woningcorporaties De Goede Woning, Ons Huis en De Woonmensen, stichting Wisselwerk, wijkraad Zuid en huurdersvereniging De Sleutel de kadernotitie 'Zuid Vooruit' opgesteld. Daarin wordt geconstateerd dat het algemene beeld van Zuid sterk verbeterd is, maar dat er nog steeds sociale problemen zijn. Ook op fysiek terrein liggen er opgaven: een deel van de woningvoorraad is woontechnisch sterk verouderd en de openbare ruimte kan op vele plekken een kwaliteitsimpuls gebruiken. Het uitgangspunt van deze kadernotitie is hetzelfde als die van het Masterplan, namelijk om de 'kwaliteit van Apeldoorn-Zuid te verbeteren en de toekomstwaarde ervan te vergroten, oftewel er voor te zorgen dat Apeldoorn Zuid ook in de toekomst een wijk is waar mensen graag willen wonen en winkelen, waar ondernemers een gezond bedrijf kunnen voeren en waar particuliere eigenaren, woningcorporaties en anderen in willen investeren'. In deze notitie is deze visie nader uitgewerkt in zeven integrale doelstellingen.

De ruimtelijk relevante doelstellingen zijn:

  1. 1. In Zuid moet je willen en kunnen (blijven) wonen
    Het probleem van de woningvoorraad die niet goed is afgestemd op de veranderende woningvraag kan worden opgelost door de doorstroming te bevorderen. Vooral van het toevoegen van woningen voor ouderen en het toevoegen van dure woningen wordt veel doorstroming verwacht.
  2. 2. Versterking van de wijkeconomie
    De aanwezige menging van woningen en economische functies maakt Zuid uniek, gevarieerd en aantrekkelijk. Toch is er decennia lang gebouwd en gereguleerd met het idee van functiescheiding. Er zijn nu veel redenen om de scheiding wonen-werken opnieuw kritisch tegen het licht te houden. Onderzocht zal worden op welke manier de wijkeconomie een bijdrage kan leveren aan de sociaaleconomische versterking van de buurten. De gemeente wil onderzoeken wat zij zelf kan bijdragen aan het opheffen van belemmeringen, bijvoorbeeld door het makkelijker te maken om bedrijfsruimten bij en in woningen te vestigen of door flexibelere bestemmingsplannen op te stellen.
  3. 3. Versterken van unieke ruimtelijke kwaliteiten
    Zuid is ruimtelijk gezien een erg afwisselend gebied met verschillende buurten met een eigen karakter. Versterking van dit eigen karakter en respect voor de aanwezige kwaliteiten in de buurten vormt daarom het uitgangspunt bij ruimtelijke planontwikkeling. Extra aandacht gaat de komende jaren uit naar de inrichting en functionaliteit van de groengebieden in Zuid. Voor een aantal van deze gebieden is een kwaliteits-impuls gewenst.
  4. 4. Aandacht en ruimte voor de jeugd
    De ruimte voor jeugd in Zuid houdt niet over. De afgelopen jaren is er het nodige aan gedaan, zoals het opknappen van een drietal speelterreinen en de aanleg van fietscrossbanen. Daarnaast zal straks in het nieuwe Zuiderpark voldoende ruimte voor de jeugd worden gereserveerd. Toch blijft inzet op realisatie van voldoende speelplekken in woonbuurten de komende jaren in nieuwbouw- en herstructureringsprojecten zeer gewenst.

De doelstellingen van de kadernotitie vormen de uitgangspunten voor de concrete projecten die tot 2015 in Zuid tot uitvoering zullen worden gebracht. Een aantal projecten onderscheidt zich vanwege het integrale karakter (sociaaleconomisch en fysiek), waardoor er mogelijkheden ontstaan om meerdere doelstellingen tegelijk mee te nemen in de planvorming. Deze projecten kunnen in potentie een substantiële bijdrage leveren aan de strategische doelen voor Zuid. Omdat ze daarmee een sleutelrol vervullen, hebben ze het predikaat 'integrale sleutelprojecten' meegekregen. Alle betrokken organisaties zetten zich in om (extra) middelen vrij te maken voor de uitvoering van deze sleutelprojecten. De sleutelprojecten zijn Vogelkwartier, Hart van Zuid, Eendenweg/Ibisplein, Sporthal Zuid, Cort van der Lindenstraat, Finse School/Eksterplein en de flats aan de Lekstraat.

2.7 Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn 2000-2010

In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:

  • een evenwichtige economische basis behouden;
  • de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
  • de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
  • de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
  • de plattelandseconomie verstevigen.

De gemeente heeft 18 concrete activiteiten en projecten vastgesteld op verschillende economische terreinen; kantoren en bedrijven, wijkeconomie, zorgsector, detailhandel en horeca, toerisme en recreatie, plattelandsontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.

Voor Apeldoorn Zuid is met name het versterken van het wijkcentrum Hart van Zuid van belang. Fysieke uitbreiding van de detailhandel moet primair plaatsvinden in de wijkwinkelcentra.

2.8 Detailhandelsvisie

In 2003 is de Detailhandelsvisie 'Een boodschap voor iedereen' vastgesteld. Het belangrijkste doel van de detailhandelsvisie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het oogpunt van de consument (het verzorgingsniveau) als vanuit de optiek van het bedrijfsleven (het economische functioneren). De visie beoogt daarmee het bepalende beleid te zijn voor de uitwerking van (deel)plannen op wijk- en buurtniveau en voor het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen. Verder is de visie het toetsingskader voor, onder meer door de markt, ingediende plannen.

In de nota is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Essentie is dat binnen de mogelijkheden die de gemeentelijke overheid daarvoor heeft, wordt gekozen voor het handhaven en versterken van een fijnmazige structuur van de detailhandel op buurtniveau in plaats van deze op te heffen ofwel opschaling. Dit betekent het behoud van winkelcentra op buurtniveau.

Op basis van de kaderstellende uitgangspunten, aandachtspunten en een (indicatieve) berekening van de potentiële marktruimte kan per stadsdeel een dagelijkse voorzieningenstructuur op hoofdlijnen worden opgesteld.

Voor Zuid wordt aangegeven dat er kwantitatief geen uitbreidingsruimte beschikbaar is.

Kwalitatief gezien voldoet stadsdeelcentrum Hart van Zuid niet aan het uitgangspunt voor volwaardige en eigentijdse dagelijkse voorzieningen in de directe woonomgeving op dorps- en wijkniveau. Hoewel er kwantitatief geen uitbreidingsruimte in dit stadsdeel is te berekenen wordt op basis van de kwalitatieve benadering en als onderdeel van een integrale aanpak van het stadsdeelcentrum voorgesteld de oppervlakte voedings- en genotsmiddelensector in dit stadsdeelcentrum met circa 1.000 m² uit te breiden.

Gelet op de maatschappelijke functie van buurtwinkelcentrum Kayershof zal dit winkelcentrum behouden worden. De bestaande structuur van één stadsdeelcentrum, drie buurtwinkelcentra en twee solitaire supermarkten (aan de Havikstraat en de Hoge Dries) blijft gehandhaafd. Er wordt naar gestreefd om de solitaire supermarktvestigingen toe te voegen aan de bestaande winkelcentra. Het onderscheid tussen het stadsdeelcentrum en de overige drie winkelcentra is minder groot dan in andere wijken in Apeldoorn, zoals in de stadsdelen noordoost en zuidoost.

Als uitwerking van dit detailhandelsbeleid zijn in 2008 procedureregels voor nieuwe supermarktinitiatieven vastgesteld. Hierbij worden, indien nodig, nieuwe supermarktinitiatieven getoetst door middel van een distributie-planologisch onderzoek.

2.9 De Groene Mal

Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.

Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0012.jpg"

Kaart Groene Mal

Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.

Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.

Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.

Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.

De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.

Voor Zuid-Midden is een aantal projecten van belang in het kader van de Groene Mal, namelijk de laanstructuren, beken en sprengen en het Zuiderpark.

De lanen, de belangrijke ontsluitingswegen van de stad, kunnen een beter visitekaartje van Apeldoorn zijn. Apeldoorn Zuid-Midden wordt omzoomd door deze laanstructuren en ook dwars door de wijk (oost-west) loopt een laanstructuur. Behoud en versterking van deze lanen staat centraal.

Apeldoorn dankt zijn ontstaan en ontwikkeling aan de beken en sprengen die vanaf het Veluwemassief in de stad uitmonden. Vanaf 1950 zijn grote delen ervan overkluisd of gedempt. Sinds een aantal jaren worden er plannen ontwikkeld voor herstel. Voor Zuid-Midden zijn de Kayersbeek en Zwaanspreng van belang, waarbij de Kayersbeek weer door Zuid-Midden heen zou moeten lopen.

De parken hebben een belangrijke functie in de wijken van Apeldoorn. Het Zuiderpark is geen onderdeel van dit bestemmingsplan, maar vormt wel een belangrijk element in de wijk.

2.10 Woonvisie

In de woonvisie, Wonen in Apeldoorn 2010 (2002) schetst de gemeente haar visie op Apeldoorn als woonstad. Deze visie is doorvertaald in instrumenten die worden gehanteerd om het beleid in praktijk te brengen, te weten: de woonatlas, het woningbouwprogramma en het prestatiecontract met de corporaties. Tussentijds wordt de woonvisie bijgestuurd en aangevuld op basis van tussentijdse resultaten en mogelijk veranderende inzichten en ontwikkelingen.

In 2007 is de woonvisie uit 2002 geactualiseerd. Hierin worden zeven thema's genoemd. De nieuwe visie richt zich met name op de thema's kernvoorraad en wachttijden voor woningen. Voor de thema's doelgroepen, kwaliteit van de bestaande woningvoorraad, bouwproductie, kloof tussen huur en koop en consumentgericht bouwen is sprake van een hernieuwde focus. Deze thema's zijn op basis van de huidige woningmarkt geactualiseerd.

Alle thema's zijn op dezelfde wijze uitgewerkt: beknopte analyse, visie, doelstellingen en aanpak. Ter ondersteuning van de analyse en het scherp stellen van de problemen, is per thema tevens een overzicht gemaakt van de belangrijkste cijfers. Deze aanpak vormt de eerste aanzet voor het uitvoeringsprogramma. Dit uitvoeringsprogramma zal na vaststelling van deze Actualisatie nader worden uitgewerkt en regelmatig geactualiseerd.

In de woonvisie wordt het beleid ten aanzien van het wonen en de woonomgeving geformuleerd. Een hulpmiddel bij de realisatie van wijkvernieuwingsplannen is de Woonatlas 2005, waarin de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling van de woningvoorraad per stadsdeel zijn weergegeven. De woonatlas heeft tot doel de transformatie van de woningvoorraad op locatieniveau aan te sturen.

In de woonatlas is het stedelijk gebied van Apeldoorn opgedeeld in acht stadsdelen. Tevens is er een structuurplankaart van Apeldoorn opgenomen. Het plangebied is iets kleiner dan het in de Woonatlas genoemde stadsdeel Zuid. Alleen in het zuiden is een extra gebied betrokken.

Voor het stadsdeel Zuid geeft de woonatlas inzicht in de dragende structuren. Bij de nadere uitwerking van het woningbouwprogramma zal voor Zuid bijzondere aandacht worden gegeven aan ontwikkeling van duurdere huur- en koopwoningen en realisatie van stadswoningen op de daarvoor geschikte locaties in de dure koopsector. De transformatieopgaven zijn:

  • herstructurering van Zuid door sloop en vervanging van appartementen elders en suburbane woningen naast verkoop van laagbouw rijen huurwoningen;
  • bij de herstructurering van Zuid speciaal aandacht voor het realiseren van 300 voor ouderen geschikte woningen;
  • het toevoegen van nieuwe woonmilieus in de buurt van het Hart van Zuid en het Zuiderpark en aan de randen van de wijk: de Kanaalzone en Station-Zuid;
  • specifieke aandacht voor realisatie van stadswoningen en centrumappartementen.

2.11 Programma Complete Wijken

Apeldoorn streeft naar complete wijken. Het programma Complete Wijken, dat in maart 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld, is de tegenhanger van –of beter complementair aan- de ambities van de stad om zijn regionale positie waar te maken en stedelijke projecten als Orpheus, Omnisport en de stationsomgeving te realiseren. De basisgedachte is dat de stedelijke ambities hand in hand moeten gaan met een kwalitatief goede leefomgeving in de wijken en dorpen. Het is een programma waarin de menselijke maat centraal staat, en nabijheid: van winkels, speelplaatsen, huisartsen, etc.

In de moderne vormgeving van de Complete Wijk neemt slim combineren een belangrijke plaats in. Het 'stenen stapelen' en het sociale wijkproces gaan hand in hand. Vaak gaat het om het bundelen van woonvormen, functies en voorzieningen teneinde voldoende draagvlak te verkrijgen. Ook wordt de fysieke vernieuwing en clustering van voorzieningen benut als katalysator voor de vernieuwing van het aanbod van zorg en dienstverlening door de instellingen, gericht op uiteenlopende doelgroepen.

De bouwstenen van het programma Complete Wijken zijn: gevarieerd wonen, vermaatschappelijking van de zorg - woonzorgcirkels, netwerk van voorzieningen, ontmoeten en ontspannen en integraal wijkbeheer.

Apeldoorn Zuid is een van de wijken waarvoor het programma Complete Wijken wordt ingezet.

2.12 Verkeersbeleid

Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.

De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.

Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.

De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse Spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.

Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers.

De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.

2.13 Waterbeleid

2.13.1 Europees beleid

Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) in werking getreden. De KRW geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kust-water en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat:

  • Aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed.
  • Verbetering van het aquatisch milieu wordt bereikt, onder andere door een forse vermindering van lozingen en emissies.
  • Duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn.
  • Er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.

Voor de KRW zijn ecologische èn fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang en/of het beschermingsniveau van het grondwater. De KRW heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor bijvoorbeeld riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijk beleid.

2.13.2 Nationaal beleid

2.13.3 Provinciaal beleid

2.13.4 Waterschapsbeleid

Waterschap Veluwe is in zijn beheersgebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Het Waterbeheerplan Veluwe geeft de strategische visie van het waterschap op de waterschapstaken, uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. De doelen vloeien voort uit Europese, nationale en provinciale wet- en regelgeving. Zeven stroomgebiedsuitwerkingsplannen (SUP's) vormen het vertrekpunt van het nieuwe waterbeheerplan. Ze vormen de basis voor het beleid tot en met 2010. Het jaar 2015 is een markant ijkpunt. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel en in de Kaderrichtlijn Water is bepaald dat in dat jaar het watersysteem op orde moet zijn.

Voor Apeldoorn gelden vijf stroomgebiedsuitwerkingsplannen:

  • Apeldoorns Kanaal – Grift
  • Noordelijke IJsselvallei
  • Zuidelijke IJsselvallei
  • Harderwijk - Nunspeet
  • Ermelo - Putten.

Waterschap Veluwe maakt in de stroomgebiedsuitwerkingsplannen kenbaar waar werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. In ieder stroomgebiedsuitwerkingsplan staan de doelen beschreven voor het betreffende deelstroomgebied, alsmede de bijbehorende soorten maatregelen. Kortom: wat gaat het waterschap waar doen, op welke manier en wanneer? Het opstellen van de stroomgebiedsuitwerkingsplannen heeft plaatsgevonden samen met inwoners, mede-overheden en belangenorganisaties. De doelen in de plannen vloeien voort uit Europese, Nationale en provinciale wet-, regelgeving en beleid.

De soorten maatregelen om deze doelen te bereiken zijn in de stroomgebiedsuitwerkingsplannen genoemd; ze zijn echter nog niet concreet. Ze geven een indicatie over hoe en wanneer Waterschap Veluwe de doelen wil bereiken. Hierbij is een mate van flexibiliteit gewenst. Over deze soorten maatregelen en de uitvoeringsperiode is inspraak geweest

2.13.5 Gemeentelijk beleid

2.14 Duurzaamheidsbeleid

De nota 'Apeldoorn Duurzaam' (december 2001) geeft een uiteenzetting van het begrip duurzame ontwikkeling zoals de gemeente Apeldoorn dat opvat, plus een aanzet voor omzetting van het streven naar duurzaamheid in beleidsinstrumenten en projecten.

De fysieke duurzaamheid krijgt in Apeldoorn gestalte door drie dragende principes in praktijk te brengen: de groene mal, verdichten en verdunnen en de energieneutrale stad. Kort gezegd houdt dit in dat ruimte voor groen wordt gezocht. De markante verschillen tussen het landelijk en stedelijk gebied worden gecreëerd, waarbij de gebundelde verstedelijking gepaard gaat het met behoud van het groene karakter.

2.15 Beleidsvisie Externe Veiligheid

De gemeente Apeldoorn wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Apeldoorn het externe veiligheidsbeleid geformuleerd.

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota's, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen, bij het nemen van besluiten.


Risicosituatie gemeente Apeldoorn

De gemeente Apeldoorn kent voor wat betreft het Bevi 37 risicobronnen. Enkele risicoveroorzakende inrichtingen bevinden zich op de bedrijventerreinen van de gemeente Apeldoorn, maar het merendeel bevindt zich verspreid over het grondgebied van de gemeente en zijn dus niet specifiek te herleiden tot één of meer industriegebieden. Op het spooremplacement wordt niet gerangeerd met gevaarlijke stoffen.

Binnen het plangebied van Zuid geldt alleen het LPG-tankstation aan de Laan van de Mensenrechten als een risicobron.


Uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities gemeente Apeldoorn

Voor het plaatsgebonden risico in bestaande situaties geldt, dat deze moet voldoen aan de wettelijke grenswaarden. In de bestaande situatie zijn er geen overschrijdingen van de oriënterende waarde van het groepsrisico aanwezig. Toename van de personendichtheid groter dan 1 x oriënterende waarde wordt voorkomen; opvullen van de personendichtheid tot 1 x oriënterende waarde is toegestaan. De uitgangspunten voor het basisniveau externe veiligheid voor nieuwe situaties in woon- en gemengde gebieden zijn dat de realisering van een risicobron met externe veiligheidsconsequenties niet mogelijk is. De realisatie van een beperkt kwetsbaar object is gemotiveerd mogelijk tot 1x de oriënterende waarde.

2.16 Uitvoeringsnota Geluid

De gemeente Apeldoorn heeft de ambitie om ongewenste milieusituaties te saneren en voor de toekomst het milieubelang duidelijker te betrekken bij de planontwikkeling voor wonen, werken en verkeer. Voor het aspect geluid zijn ambities en handvatten weergegeven in de uitvoeringsnota.

De behandeling van klachten wordt ook besproken in de nota. Klachten die betrekking hebben op zaken die zich afspelen in (her)ontwikkelingsgebieden, zoals Zuid, verdienen de voorkeur zoveel mogelijk bij de (integrale) aanpak van de geluidsproblematiek binnen dit (her)ontwikkelingsgebied aan te sluiten. De meeste individuele geluidsanering vindt plaats bij woningen ten westen van het plangebied, ten noorden van de Europaweg.

Toekomstige geluidshinder dient te worden voorkomen. Daarom heeft de gemeente de handreiking Geluid in bestemmingsplannen en projecten opgesteld. De handreiking geeft aanwijzingen voor het maken van keuzes met betrekking tot geluid in ruimtelijke plannen of projecten. Ook geeft de handreiking mogelijke maatregelen en oplossingen om overschrijding van de geluidsnormen te voorkomen.

2.17 I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.

Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans op archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:

  • Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.

Cultuurhistorische beleidskaart

Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.

In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.

2.18 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.

Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota "Over welstand geschreven" vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan de redelijke eisen van welstand, om de leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.

In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij.

Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt vervolgens het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsbepalingen en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.

Vervolgens is een deeluitwerking van de kadernota vastgesteld voor Apeldoorn Zuid. Hierin wordt het gebiedsgerichte welstandsbeleid voor dit deel geformuleerd.

Voor Zuid-Midden zijn drie welstandsniveaus van toepassing, namelijk zwaar, normaal en soepel. Voor alle structuren op stedelijk niveau geldt het zware welstandsniveau, alsmede de Binnenring en de groenstrook met gestapelde woningbouw aan de Kayersdijk. Deze structuren en gebieden zijn op stadsniveau van cruciale betekenis voor het totaalbeeld. Ook de winkelcentra hebben deze bescherming. Tot slot hebben ook alle complexen en objecten met cultuurhistorische waarde het hoogste welstandsniveau.

Aan structuren die op wijkniveau een belangrijke functie vertegenwoordigen is welstandsniveau normaal toegekend. Dit zijn de historische dorpswegen en de wijkontsluitingswegen. Dit niveau is eveneens van toepassing voor de lintbebouwing, de dorpsuitbreiding en tuindorpgebieden.

De gebieden waaraan welstandsniveau soepel is toegekend kunnen beperkte afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0013.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0014.png"

Kaart welstandsniveaus

Op een andere kaart zijn de diverse thema's in de wijk weergegeven. Deze zijn zeer specifiek benoemd, waarbij gebruik is gemaakt van 12 verschillende thema's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0016.png"

Kaart welstandsthema's

Voor de ontwikkelingslocaties Zuiderpark, Nuonterrein, Ravenweg en De Veste zijn gebiedsgerichte welstandscriteria vastgesteld.

Voor het hele plangebied zal nog een integraal gebiedsgericht welstandsbeleid worden vastgesteld, samen met de vaststelling van het bestemmingsplan.

2.19 Beleidsnota Hoogbouw

In oktober 2008 is de beleidsnota hoogbouw 'Ruimte door Hoogte' vastgesteld. Deze nota geeft de koers aan voor hoogbouw in Apeldoorn. De nota heeft alleen betrekking op gebouwen hoger dan 25 meter in het stedelijk gebied van Apeldoorn. In het hoogbouwbeleid speelt de Grote Lijn een centrale rol. De Grote Lijn loopt langs het Apeldoorns Kanaal en vanaf het Apeldoorns Kanaal langs de spoorlijn naar het westen. In deze zone is hoogbouw vanuit stedenbouwkundig perspectief zonder meer verantwoord, mits landschappelijk juist geplaatst en passend bij de karakteristiek van de omgeving. Buiten de Grote Lijn is ook hoogbouw mogelijk, maar dat vraagt om maatwerk en inpassing in de bestaande structuur. Hier wordt hoogbouw alleen op basis van een concreet initiatief afgewogen. Een hoogte van 70 meter geldt buiten de Grote Lijn als maximum.


Na een positieve stedenbouwkundige conclusie wordt ieder hoogbouw-initiatief getoetst aan een Hoogbouw Effect Rapportage. Deze toetsing is gericht op het minimaliseren van hinder door het gebouw zelf en het gebruik van gebouw en omgeving.


Stadsdeel Zuid-Midden

In Zuid komt vrijwel geen hoogbouw voor en de wijk ligt buiten de Grote Lijn. Eventuele concrete initiatieven zullen aan het hoogbouwbeleid worden getoetst.

2.20 Nota Uitgiftebeleid Snippergroen

De stukken openbaar groen die niet van algemeen belang zijn, komen in aanmerking voor uitgifte aan burgers in de vorm van verkoop of verhuur. De uitgifte kan plaatsvinden binnen het stedelijk gebied van de gemeente Apeldoorn, met uitzondering van de bedrijventerreinen.

Op uitgiftekaarten is aangegeven welke stukken groen voor uitgifte in aan-merking komen. In de nota zijn de voorschriften voor uitgifte vastgelegd. Alleen openbaar groen op buurtniveau binnen de bestemming Wonen en Verkeer-Verblijfsgebied komt, onder voorschriften, voor uitgifte in aanmerking.

Het herzien van bestemmingsplannen kan een doorwerking hebben op de uitgiftekaarten. Als bestemmingen veranderen, veranderen daarmee ook de uitgiftemogelijkheden.

2.21 Integraal Huisvestingsplan Gemeente Apeldoorn 2007-2010

Het IHP bevat de meerjarenplanning voor onderwijshuisvesting in de gemeente in de periode 2007-2010 en een doorkijk naar de periode 2011-2018. Per wijk zijn de stand van zaken en de plannen voor de komende periode uitgeschreven. In Zuid bevinden zich acht scholen. Met betrekking tot Zuid werd in deze planperiode rekening gehouden met nieuwbouw voor de Eben-Haëzer. De Eben-Haëzer kan echter worden gehuisvest in bestaand gebouw de Gijsbrechtgaarde (De Maten), waardoor nieuwbouw in Zuid niet nodig is. Door het handhaven van noodlokalen is de voorziene uitbreiding met een lokaal van de Koningin Emma niet aan de orde. Pestalozzi, Sebastiaanschool en Het Kompas hebben vervangende nieuwbouw in de vleugelschool aan de rand van het Zuiderpark gekregen.

2.22 Integrale Accommodatievisie Zuid

Het maatschappelijke en financieel rendement van maatschappelijke voorzieningen, alsmede de rol ervan bij het bevorderen van de leefbaarheid van de woon- en werkomgeving, is een belangrijk onderwerp. De gemeente Apeldoorn streeft naar maatschappelijke voorzieningen die goed benut worden en een bijdrage leveren aan de leefbaarheid. Mede om die reden is voor de wijk Zuid een Integrale Accommodatievisie (2007) opgesteld.

Voor Zuid wordt geconstateerd dat het aanbod bestaat uit een relatief groot aantal kleinschalige voorzieningen, die veelal solitair voorkomen. Het zwaartepunt van de voorzieningen ligt in het Vogelkwartier en het noordelijke deel van het Componistenkwartier, terwijl de buitensportactiviteiten aan de zuidzijde van de wijk liggen. Veel particuliere zorgvoorzieningen zijn langs de Arnhemseweg gelegen. Veel van de accommodaties zijn al wat ouder en hoewel technisch in orde minder passend bij de huidige wensen en eisen die aan voorzieningen worden gesteld. Waar informatie bekend is over het gebruik, blijkt dat vrij traditioneel te zijn. Er is weinig sprake van multifunctioneel gebruik. Acute problemen zijn niet gesignaleerd, alhoewel er wel knelpunten zijn die om een oplossing vragen. Gezien de toekomstige ontwikkelingen in en rondom de wijk (Masterplan Zuid, Kanaalzone) en de ontwikkelingen rondom de accommodaties zelf, zijn veranderingsprocessen in de toekomst goed mogelijk.

Als belangrijke veranderingsopgaven voor Zuid worden gezien:

  • het flexibeler inzetten van ruimten voor peuterwerk om zo tot een betere spreiding te komen en een vermindering van de capaciteit(druk);
  • het verbinden van kinderopvang aan onderwijs;
  • het maken van inhoudelijke combinaties met onderwijs. Gedacht wordt vooral aan combinaties met peuterwerk en kinderopvang, maar ook aan binnensport en buurtwerk;
  • het verhelpen van knelpunten en het functioneler maken van binnensport. Sporthal Zuiderpark is aan ver- of nieuwbouw toe. Veel gymzalen zijn minder functioneel geworden voor met name de verenigingssporten;
  • in de toekomst aandacht voor verhouding tussen verenigingssport en ongeorganiseerde buitensport. Hoe om te gaan met de huidige verenigingsvelden (openbaar maken of niet?);
  • afstemming van accommodaties voor (sociaal-)culturele en welzijns(WMO)activiteiten in de programmering van activiteiten is nodig, bij voorkeur in een gelaagdheid (wijk, buurt, straat).

In onderstaande kaart is een vertaling gemaakt naar het ideale aanbod van maatschappelijke voorzieningen in Zuid. Hoewel dit beeld in de praktijk nooit bewaarheid kan worden, kan het wel goed als toetsingskader voor bestaande en nieuwe initiatieven worden gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0017.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0018.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0019.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0020.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0021.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0022.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0023.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0024.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0025.jpg"

Vogelkwartier

3 Beschrijving Plangebied En Omgeving

3.1 Historie

De stad Apeldoorn

Apeldoorn wordt voor het eerst in de 8e eeuw vermeld onder de naam Appoldro. In de 13e en 14e eeuw was Apeldoorn al een kerkdorp. De Veluwe werd in de Middeleeuwen doorsneden door handelsroutes, waarbij Apeldoorn als vergaderplaats heeft gefungeerd vanwege de centrale ligging. Apeldoorn ligt op de oostflank van een stuwwal, op de grens van hoog en laag/droog en nat. Deze situatie was ideaal voor de ontwikkeling van een landbouwcultuur met een goede watervoorziening. Op grond van de ligging kon Apeldoorn worden gerangschikt onder de zogenaamde flankesdorpen. De boerderijen waren dicht bij elkaar rondom een brink gebouwd met daaromheen het bouwland.

Vanaf 1590 is een sprengenstelsel aangelegd ten behoeve van onder andere de papierfabricage. De stedelijke ontwikkeling werd rond 1810 aangezet. Deze ontwikkeling kwam niet tot stand door bijvoorbeeld industrialisatie, maar door het initiatief van koning Willem I om Het Loo als residentiële buitenplaats te kiezen. In 1840 werd door de opkomende nijverheid en industrialisatie in Apeldoorn het sprengenstelsel verbeterd.

Rond 1850 kenmerkte Apeldoorn zich door lintbebouwing in noord-zuidrichting langs de Dorpsstraat. In het noorden leidde dit lint naar één van de assen van paleis Het Loo, in het zuiden kreeg dit lint een vervolg in de weg naar Arnhem.

In de tweede helft van de 19e eeuw ontwikkelde het agrarische dorp Apeldoorn zich steeds meer tot een villadorp. De verkaveling van enkele landgoederen in de loop van de tweede helft van de 19e eeuw en de aanleg van spoorlijnverbindingen boden voor welgestelden de mogelijkheid zich te vestigen nabij het paleis in een fraaie omgeving, met aansluiting op het spoorwegnet. De belangrijke wegen, onder andere richting Zutphen, Deventer en Arnhem, werden bestraat of begrind.

De ambachtelijke bedrijven, waaronder de papierfabrieken, bleken veelal niet meer rendabel te zijn en werden omgebouwd tot wasserij/blekerij. Deze markt werd voor Apeldoorn door de snelle groei belangrijk. De industriële ontwikkeling vond met name plaats langs het Apeldoorns Kanaal.

In de periode 1900-1940 nam het bevolkingsaantal van de gemeente Apeldoorn snel toe. De aantrekkelijkheid van Apeldoorn werd gevormd door de mooie omgeving, het van de grond komen van onderwijs- en gezondheidszorginstellingen en het steeds sterker wordende toerisme. De gemeente voerde daarbij tevens een aantrekkelijk woonbeleid.

De bevolkingstoename bracht veel werk voor de bouwnijverheid met zich mee, maar op industrieel vlak bleef de ontwikkeling enigszins achter. Dit kwam met name door de toenemende buitenlandse concurrentie voor de papierfabricage.

Tot 1960 verliep de ontwikkeling van Apeldoorn vrij natuurlijk. Dit veranderde met de vestiging van de overheids- en zakelijke dienstverlening waardoor een grote werkgelegenheidsgroei plaatsvond. Ook de woningbouw maakte een explosieve groei door, waardoor veel van de oorspronkelijke landschappelijke structuren verloren zijn gegaan. Dit is ook een gevolg van de ingrijpende infrastructurele projecten in die tijd. Met de aanleg van de A1 ten zuiden van Apeldoorn, de A50 aan de oostzijde en de aanleg van de ringweg binnen de bebouwde kom is de landschappelijke structuur ter hoogte van deze infrastructuur doorbroken en (gedeeltelijk) verdwenen.

Ondanks de sterke groei blijkt dat vergeleken met 100 jaar geleden, toch nog veel historische lijnen herkenbaar zijn gebleven. De historische wegen en de structuren in het landschap zijn veelal in acht genomen bij de ruimtelijke ontwikkelingen. De hoofdstructuur binnen Apeldoorn wordt evenals in 1907 gevormd door de spoorwegen, het Apeldoorns Kanaal en de wegen vanuit de binnenstad naar Arnhem en Deventer.

Zuid-Midden

Tot 1850 was Zuid-Midden nog voornamelijk een enkgebied waar het buurtschap Wormen zich ontwikkelde langs de Kayersbeek en de diverse landroutes. Het aansluitende gebied (de Wormense Enk) was voornamelijk in gebruik als akkerland en liep in het zuiden over in de natte heidevelden.

Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw begon de verstedelijking van Zuid-Midden geleidelijk aan vorm te krijgen. In deze tijd werden het zuidelijke tracé van het Apeldoorns Kanaal (1869) en de spoorlijnen richting Zutphen (1876), Dieren (1886) en Deventer (1891) in gebruik genomen. Om logistieke redenen en gezien de lage grondprijzen ter plaatse vestigden zich veel bedrijven langs deze infrastructurele lijnen bij het buurtschap Wormen en de Wormensche Enk. Nu ligt hier het bedrijventerrein Kayersmolen.

Het buurtschap Wormen en de Wormensche Enk ontwikkelen zich in het begin van de twintigste eeuw tot de stedelijke woonbuurt Brummelhof. In 1910 was de bebouwing voornamelijk geconcentreerd langs de oude land- en uitvalswegen: 1e en 2e Wormenseweg, Oude Beekbergerweg, Arnhemseweg en Reigersweg. Met de komst van steeds meer bedrijvigheid langs spoor en kanaal startte woningbouwvereniging De Goede Woning met de bouw van betaalbare arbeiderswoningen. Dit waren de eerste meer planmatige uitbreidingen in Zuid-Midden, zoals de Vogelbuurt.

In het Uitbreidingsplan 1938 kwam de ontwikkeling van Zuid-Midden pas goed op gang. Er waren grote uitbreidingen gepland ten zuiden van Brummelhof: het Vogelkwartier en het Componistenkwartier. Deze liepen tot aan de Kayersbeek en kenmerkten zich door een rationeel verkavelingpatroon met haaks op elkaar staande straten. De uitvoering ervan werd vooral na 1950 opgepakt met de Structuurplannen uit 1950 en 1960 en het uitbreidingsplan in onderdelen 'Apeldoorn en Het Loo 1950, wijk Wormen'. Wormen werd niet meer gezien als een grenzeloze uitbreiding van de stad, maar als een zelfstandige en afgeronde woonwijk. Dit kwam voort uit de 'wijkgedachte' zoals gepresenteerd in het boek "De stad der toekomst, de toekomst der stad" (1946) door de Rotterdamse Studiegroep Bos. De wijkgedachte bood ruimte voor de planmatige ordening van de stad, maar had ook een ideële achtergrond. De opbouw en kwaliteit van de stedelijke structuur kon de inwoners sociaal en cultureel positief beïnvloeden. Er werd gezocht naar een opbouw van de wijk met een zodanige omvang dat alle voorzieningen aanwezig zijn. Het woningaanbod zou het mogelijk maken je gehele wooncarrière in de wijk te wonen, een overzichtelijke en vertrouwde levenskring. De woningbouw vond plaats in kwadranten met daarin centrale buurtwinkelcentra. Het buurtcentrum in het Vogelkwartier diende tevens als wijkcentrum en had daarom bredere voorzieningen. Winkels, kerken en gemeenschapsgebouwen kregen een plek in de buurtcentra, scholen en terreinen voor sport en ontspanning in groenstroken verspreid over de wijk, zo ook in Zuid-Midden.

Het gebied Zuid-Midden kent voor de Apeldoornse begrippen van toen een hoge bebouwingsdichtheid. De nog bestaande open ruimten in met name de Brummelhof en het Vogelkwartier werden bebouwd en in de jaren vijftig werd het Staatsliedenkwartier gebouwd, gevolgd door het Rivierenkwartier in de jaren zestig. Waar in de vroeg-naoorlogse wijken de rijen eengezinswoningen nog overheersten, is hier sprake van een menging van laag- en middelhoogbouw in stroken- en stempelverkaveling. Ook is hier meer openbaar groen.

In de structuurplannen van 1950 en 1960 was het verkeersnet hiërarchisch opgebouwd. Het primaire stelsel bestond uit 6 uitvalswegen (waaronder de Arnhemseweg), waarvan de wegen naar Arnhem, Deventer en Hoenderloo een aansluiting kregen op de nieuw geprojecteerde rijkswegen A1 en A50. Het secundaire stelsel bestond uit wijkontsluitingswegen die een samenhangend systeem van ring- en radiaalwegen vormden. De buitenste ringweg, zoals Ravenweg, verbond de wijken, recreatie- en industriegebieden met elkaar (ongeveer het tracé volgend uit 1938). De binnenste ringweg en radialen waren nieuwe elementen (die uiteindelijk niet volledig zijn uitgevoerd, zoals bij de Eendenweg). Aan de binnenring lagen de wijkcentra, de radiaalwegen verbonden wijkcentra met het stadscentrum. Het tertiaire stelsel bestond uit de belangrijkste buurtontsluitingswegen, zoals de verbindingen tussen de buurtcentra, de bestaande Oude Beekbergerweg en de nieuwe wegen Kayersdijk en Laan van de Mensenrechten.

Het Zuiderpark werd tussen 1963 en 1965 aangelegd. Daarmee was Zuid-Midden in hoofdlijnen gereed. In de jaren daarna volgden nog kleine inbreidingen en aanpassingen. Recent zijn of worden delen van de wijk herontwikkeld, zoals op het voormalige Nuonterrein (tussen Oude Beekbergerweg, Talingweg en 1e Wormenseweg) en langs de Ravenweg. In het Zuiderpark vindt de ontwikkeling 'Zuid en Park' plaats, een project met een menging van maatschappelijke voorzieningen en woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0026.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0027.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0028.png"

Stadsdeel Zuid-Midden rond 1900-1955-2005 (van links naar rechts).

3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Ruimtelijke structuur

Zuid-Midden is primair een woongebied dat begrensd wordt door de hoofdzakelijk noord-zuid lopende hoofdwegenstructuur. Tussen deze hoofdwegen lopen de wijkontsluitingswegen, waarmee een kenmerkende ladderstructuur ontstaat. Ook binnen Zuid-Midden zelf hebben de nog in hun bebouwing en profiel goed herkenbare historische wegen (linten) een noord-zuid verloop. De Ring Apeldoorn doorsnijdt als belangrijke oost-westverbinding Zuid-Midden in een noordelijk en een zuidelijk deel.

Zeer karakteristiek voor Zuid-Midden is het grote centraal gelegen Zuiderpark waaraan, op de Brummelhof na, alle wijken binnen Zuid-Midden grenzen. In de omgeving van Zuid-Midden ligt aan de oostzijde het bedrijventerrein Kayersmolen, aan de zuidzijde liggen sportvelden met op enige afstand het bedrijventerreinen Malkenschoten. Aan de noordzijde van Zuid-Midden liggen het NS-station en de binnenstad.

Het bebouwd gebied kan onderverdeeld worden in vijf verschillende buurten: Brummelhof, Vogelkwartier, Componistenkwartier, Staatsliedenkwartier en Rivierenkwartier. Op de kaart 'Kaart Buurten Zuid-Midden' zijn deze buurten aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0029.png"

Kaart Buurten Zuid-Midden

Brummelhof

Brummelhof is het oudste deel van het gebied. Het is een historisch gegroeid gebied met bebouwing daterend uit de 19e eeuw. Deze bevindt zich langs de oude land- en uitvalswegen. Tussen deze oude linten liggen incidenteel nieuwere meer planmatige invullingen van zowel voor als na 1950. Het merendeel van de woningen bestaat uit ééngezinswoningen met kap, die haaks op de weg staan. Slechts in beperkte mate komen rijwoningen voor en dan vooral in meer recente nieuwbouw. Het beperkte aantal appartementengebouwen staat hoofdzakelijk aan de (noord-west)rand van de buurt.

Kenmerkend in de linten zijn de woningen met één bouwlaag met mansardekap tot 7 meter hoog. Langs de Arnhemseweg staan ook grotere herenhuizen met hoogten van twee tot drie bouwlagen met kap en soms een rijke versiering. Langs de Meerkoetweg staat een kleinschalig naoorlogs woningbouwcomplex in blokverkaveling met een fraai asymmetrisch en groen straatprofiel dat goed aansluit op het dorpse karakter van de vooroorlogse omgeving. Het gebied tussen Spadelaan en Arnhemseweg is enige jaren geleden herontwikkeld en bestaat uit nieuwbouw in de vorm van aaneengebouwde woningen en een aantal appartementengebouwen die het buurtje afronden richting spoor en Laan van de Mensenrechten. Deze flats zijn tot vijf bouwlagen hoog.

Een bijzonder bouwwerk in de buurt is de nieuwbouw van ROC Aventus aan de Laan van de Mensenrechten: een modern vormgegeven gebouw van (deels) vijf bouwlagen hoog.

Vogelkwartier

Het Vogelkwartier is een zeer diverse buurt. Hier is zowel sprake van uitwaaierende lintbebouwing afkomstig uit de Brummelhof, als van kleinschalige en grootschalige planmatige uitbreidingen van voor en na 1950. In grote lijnen kan gesteld worden dat het noordwestelijke deel van de buurt het meest ruim is opgezet met vooral veel (half-)vrijstaande bebouwing van één en twee bouwlagen met kap. In het noordoostelijke deel van de buurt ligt het stedenbouwkundige ensemble van de 'Vogelbuurt', een tuindorp met relatief kleine woningen met hoge rode (mansarde)kappen.

Het complex woningen rondom het Zwanenplein is het eerste Apeldoornse sociale woningbouwcomplex (1917-1918) na de Woningwet van 1901. Dit complex werd door architect J.A. Wijn in opdracht van De Goede Woning ontworpen. Het complex wordt gekenmerkt door een hiërarchisch geordend stratenpatroon en een zeer ruim opgezet bebouwingspatroon van twee-onder-één-kap en vrijstaande woningen. Met name dat laatste is typerend voor de vroegste sociale woningbouwcomplexen; bij latere varianten worden de woningen in rijen geschakeld en zijn de percelen kleiner. Het centrale plantsoen vormt de kern binnen de hoofdopzet en is een verbijzondering in het plan. De ruime kavels dragen bij aan het groene karakter van de buurt. Deze ruime opzet is een kernkwaliteit van het complex.

Bijzonder in dit gebied is ook de herontwikkeling van het voormalige Nuon-terrein tussen Oude Beekbergerweg, Talingweg en 1e Wormenseweg. De monumentale 10 kV en 50 kV stations zijn gerestaureerd en hebben nieuwe functies gekregen, terwijl op het vroegere transformatorveld nieuwe woningbouw is verrezen.

In het noordelijke deel van de buurt is in het algemeen meer sprake van ruime achtertuinen. Vermoedelijk heeft dit een achtergrond in de vroegere behoefte aan zelfvoorziening in de vorm van moestuinen.

In het zuidoostelijke deel van de buurt zijn in de jaren vijftig met name etagewoningen in de vorm van middelhoogbouw (met kap) en aaneengebouwde woningen verrezen. Gedeeltelijk vind hier nu sloop en nieuwbouw plaats, zoals langs de Ravenweg. In het zuidwestelijke deel overheersen de rijwoningen, maar komen er ook wel (half-)vrijstaande woningen voor. Bijzonder is hier het voorkomen van meerdere bijzondere functies in de vorm van kantoren en maatschappelijke instellingen. Vaak gaat het daarbij om nieuwbouw met een hoogte tot maximaal zeven bouwlagen. Het hoogste gebouw in het plangebied bevindt zich bij winkelcentrum Hart van Zuid aan de Adelaarslaan/Talingweg. Hier staat een galerijflat van zeven lagen boven de winkellaag.

Componistenkwartier

Ondanks bouwactiviteiten van voor en na 1950 is het Componistenkwartier stedenbouwkundig gezien een homogene buurt. Het meest gevarieerd is het noordwestelijke deel met daarin een concentratie van maatschappelijke voorzieningen, zoals het zorgcentrum Sainte Marie, scholen en kerk. De buurt heeft een groen karakter door de ruime wegprofielen met laanbeplantingen en het vele privé-groen. Het Sebastiaanplein met de kerk vormt een beeldbepalend element in de buurt. Net ten noorden daarvan is het nieuwbouwproject De Veste ontwikkeld.

Verder bestaat de buurt uit een mix van aaneengebouwde en (half-)vrijstaande woningen, waarbij het eerste type domineert. In het noordelijke deel van de buurt staan bijzondere vormen van beneden- en bovenwoningen. Aan de zijde van de Arnhemseweg staan vooral de bouwblokken met (half-)vrijstaande woningen. De woningen bestaan in het algemeen uit twee bouwlagen met kap. Er is (met name in het zuidelijke deel) sprake van stempelverkavelingen (herhaling van bouwblokken) in een rationeel patroon met haaks op elkaar staande straten. Middelhoogbouw is aanwezig in het centrum van de buurt bij het winkelcentrum Schubertplein.

Staatsliedenkwartier

Deze buurt wordt stedenbouwkundig gevormd door de slinger in de 1e Wormenseweg en de Kayersdijk. Langs de 1e Wormenseweg bevindt zich een grote variatie aan woningen, veelal vrijstaand en met een individuele architectuur. Langs de randen bij de Kayersdijk, bij de vijver aan de Abraham Kuyperstraat en langs het Zuiderpark staat middelhoogbouw met een hoogte tot vijf bouwlagen. Zo ook bij het ruim aangelegde winkelcentrum Kayershof. Verder bestaat de wijk uitsluitend uit aaneengebouwde eengezinswoningen van twee bouwlagen met kap in stempelverkaveling.

In deze buurt is de verschuiving goed zichtbaar van particulier groen naar openbaar groen. In de westelijke buurten zijn veel gesloten bouwblokken met veel privé groen, terwijl in deze buurt en het latere Rivierenkwartier sprake is van open verkavelingen met gemeenschappelijk groen.

Rivierenkwartier

De meest planmatig verkavelde buurt in het plangebied is het Rivierenkwartier. Veel stempelverkavelingen met zich herhalende bouwblokken. De bebouwing bestaat in het noorden hoofdzakelijk uit aaneengebouwde eengezinswoningen zonder kap en in het zuiden uit eengezinswoningen met kap. Langs de Kayersdijk ligt middelhoogbouw ruim in het groen op gepaste afstand van de weg. Verder is bij het centraal gelegen winkelgebied middelhoogbouw gelegen. De middelhoogbouw heeft een hoogte tot vijf bouwlagen.

Aan het Haringvliet staan patiowoningen en bungalows. Een nieuwer woonbuurtje binnen de wijk is gelegen rondom de Schiestraat. Hier is sprake van een meer modern en van de rest van de wijk afwijkend verkavelingspatroon in hoefijzervorm. Het is een duurzaam opgezet woonbuurtje met zonnecollectoren op de daken.

Overig

Binnen het plangebied valt verder nog het gebied tussen spoor en De Laan van de Mensenrechten. Dit is een gebied dat nog ontwikkeld zal worden. Het terrein bevat hoofdzakelijk rangeerterrein, een bedrijf met bedrijfswoning en een benzinestation. Het gebied is onderdeel van de Kanaalzone.

Aan de oostzijde grenst het plangebied aan het ontwikkelingsgebied Kanaalzone-Zuid. De gemeente Apeldoorn is bezig met de realisering van een ambitieus project, de transformatie en vernieuwing van de centrale noord-zuid as van het stedelijk gebied van Apeldoorn, de Kanaalzone. Nu is het een gebied dat met de rug naar het kanaal is gekeerd. Op termijn wordt het een gemengd stedelijk gebied voor wonen, werken en voorzieningen, dat met de voorkant naar het kanaal ligt. Het Apeldoorns Kanaal fungeert voor dat gebied als belangrijke drager. In 2005 heeft de gemeente de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn opgesteld. Het doel was het concretiseren van de ruimtelijke en programmatische ambities die de stad met de Kanaalzone heeft. De Structuurschets vormt het inhoudelijk kader voor de uitvoering van de diverse projecten, waarvan een deel inmiddels al in gang is gezet. Voor de Kanaalzone-Zuid is in juli 2008 een stedenbouwkundig plan vastgesteld.

Functionele structuur

Een overzicht van de in het plangebied voorkomende functies is te vinden op onderstaande 'Inventarisatiekaart - functies'. Deze kaart laat duidelijk zien dat Zuid-Midden hoofdzakelijk een woongebied is. Ook vallen de vier buurtwinkelcentra op waar vooral een gevarieerd aanbod van detailhandel en horeca is te vinden. Daarnaast komt met name in het noordelijke deel een wat meer verspreid patroon van winkels, dienstverlenende activiteiten en bedrijvigheid voor. Ook de maatschappelijke voorzieningen liggen verspreid door Zuid-Midden. In het gebied komt weinig oppervlaktewater voor, het meest nog in het Staatsliedenkwartier. In deze wijk en in de Rivierenwijk is ook de openbare groenruimte het meest prominent aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0030.jpg"

In het noorden in Brummelhof is het meest sprake van een mix van functies. Langs de belangrijkste ontsluitingswegen (de oude land- en uitvalswegen) komen verspreid bedrijven en detailhandel voor. Verder liggen verspreid door de wijk maatschappelijke voorzieningen. De schaal van deze functies is in het algemeen kleiner dan in de rest van de wijk, al zijn er uitzonderingen zoals enkele bedrijven en het nieuwe ROC. Door de verspreide ligging van de functies en de organische wegenstructuur met soms smalle straten levert de bereikbaarheid van de functies hier soms problemen op.

In de overige vier buurten vormt een centraal gelegen buurtwinkelcentrum een herkenbaar onderdeel van de functionele structuur. In de centraal in Zuid-Midden gelegen buurten Vogelkwartier en Staatsliedenkwartier komen er daarnaast nog verschillende maatschappelijke voorzieningen voor, zoals scholen, verzorgingshuizen, dorpshuizen, kerken en de sporthal. Deze staan op goed zichtbare locaties bij kruisingen of langs de hoofdwegen. De bereikbaarheid van winkels en andere voorzieningen is goed te noemen. In het Vogelkwartier ligt verder nog het 150 kV-onderstation van NUON. De twee zuidelijkste buurten, het Componistenkwartier en het Rivierenkwartier, zijn het meest monofunctioneel. Naast de winkelcentra komt hier incidenteel een maatschappelijke voorziening voor. Deze voorzieningen staan in het Rivierenkwartier vooral aan de rand van het Zuiderpark, waar ze worden geconcentreerd in het project Dok Zuid. Sportvoorzieningen buiten de sporthal bevinden zich niet in het plangebied van Zuid-Midden, maar net ten zuiden daarvan in Malkenschoten.

Ontsluiting

De hoofdwegenstructuur in en langs het stadsdeel is duidelijk herkenbaar en ingericht. In de wijk zelf is het wegenstelsel minder consequent wat betreft profiel en inrichting. De 'binnenring' tussen de vier buurtcentra/buurten heeft veel van zijn herkenbaarheid verloren en vervult niet de status van intern circuit.

De historische linten (1e en 2e Wormenseweg, de Arnhemseweg en de Oude Beekbergerweg), alsmede de Kayersdijk, zijn binnen de wijk en binnen de buurten de meest herkenbare ontsluitingsstructuren. Deze linten hebben een sterke noord-zuid gerichtheid. De verbindingen tussen deze linten zijn minder herkenbaar op de Ring Apeldoorn na.

In Brummelhof en in de oudere delen van het Componistenkwartier komt eenrichtingverkeer voor. Met name in Brummelhof vragen de organische wegenstructuur en de soms smalle wegen om deze ingreep. Tezamen met het vrijwel ontbreken van ruimtelijke herkenningspunten maakt dat de oriëntatie in met name dBrummelhof en in mindere mate in het Vogelkwartier lastig.

Dit zijn situaties die vaak voorkomen in vooral organisch en historisch gegroeide wijken. In de nieuwere kwartieren is de verkeersstructuur meer helder, alhoewel niet sterk hiërarchisch. Ten aanzien van de verkeerstructuur worden in de 'Actualisatie Verkeerskaart' geen concrete verkeersmaatregelen voorzien in de wijk.

Ten aanzien van het parkeren is hoofdzakelijk sprake van langsparkeren op straat. Bij de middelhoogbouw liggen parkeerterreinen, evenals bij de verschillende wijkwinkelcentra. Bij veel (half-)vrijstaande woningen kan worden geparkeerd op eigen erf. In de nieuwere wijken komen ook veel garageboxen voor. Zuid-Midden is een oude wijk van Apeldoorn, gebouwd in tijden dat er met het bezit van een auto nog niet, of weinig, rekening werd gehouden en er dus betrekkelijk weinig parkeerruimte is aangelegd. Inmiddels is het autobezit fors toegenomen. In de loop der jaren is de aangelegde parkeerruimte wel toegenomen, maar hier en daar blijft het krap. Dat is vooral in het Rivierenkwartier en de Brummelhof. Om parkeeroverlast in de buurt van het station tegen te gaan, is in de kop van Brummelhof vergunningparkeren ingevoerd.

Voor het fietsverkeer zijn er zogenaamde doorstroomassen aangewezen die voorrang hebben op het verblijfsgebied. Dit zijn de Koning Stadhouderlaan/Arnhemseweg en de 2eWormenseweg.

3.3 Groenstructuur

De belangrijkste groenvoorziening in het plangebied is het centraal gelegen Zuiderpark. Het park is mede ontstaan als gevolg van de aanleg van de hoogspanningsmasten die dwars door het park lopen en beperkingen opleggen ten aanzien van het gebruik van de ruimte. Het 22 hectare grote park heeft een buurtoverstijgende functie en is primair ingericht voor de zogenaamde passieve recreatie. De inrichting kenmerkt zich door een vrij open karakter, dat ten noorden van de Ring duidelijk wordt begrensd met etageblokken en ten zuiden ervan meer geleidelijke overgangen kent richting de bebouwing. In het zuidelijke deel liggen ook meerdere maatschappelijke voorzieningen aan de rand van het park. In het noordelijke deel is een parkvijver gelegen. Zoals al eerder gezegd is voor het Zuiderpark een afzonderlijk, ontwikkelingsgericht bestemmingsplan in procedure gebracht. Het park is daarom buiten het plangebied van bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden gehouden.

Andere structurele groenvoorzieningen bevinden zich in de zone langs de Kayersdijk. In deze groenzone zijn in het Staatsliedenkwartier ook waterpartijen opgenomen die bij de Goeman Borgesiusstraat de wijk in steken. Deze zone sluit aan de zuidzijde aan op de groenzone langs de Zwaanspreng. In deze zone loopt ook de Kayersbeek. Voor deze beek wordt ingezet op beekherstel binnen de wijk volgens het historische tracé door het Zuiderpark en het Rivierenkwartier.

Verder komen er verspreid door de verschillende wijken meer kleinschalige openbare groenterreinen en speelterreinen voor, zoals bij het Eksterplein, het Ibisplein en de Fabianusstraat. Soms is het groen wat meer subtiel aanwezig, zoals bij de driehoekige veldjes langs de Ruys de Beerenbrouckstraat en de groene scheggen voor de rijwoningen in het Staatsliedenkwartier. In het algemeen hebben de nieuwste woonbuurten (Staatsliedenkwartier en Rivierenkwartier) een wat ruimere en groenere opzet dan de oudere buurten. In Brummelhof is een tekort aan groene verblijfsruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0031.png"

3.4 Verkeer En Vervoer

De hoofdwegenstructuur loopt voornamelijk langs het plangebied en wordt gevormd door de Arnhemseweg/Koning Stadhouderlaan, de Kayersdijk, de Laan van de Mensenrechten en de Ravenweg/Marchantstraat. De Arnhemseweg/Koning Stadhouderlaan en de Kayersdijk vormen belangrijke noord-zuid georiënteerde verkeersassen. De Laan van de Mensenrechten zorgt aan de noordzijde van het gebied voor een verbinding tussen deze twee hoofdroutes. Centraal in het plangebied loopt de Ravenweg/Marchantstraat. Deze weg behoort tot de Ring Apeldoorn en scheidt de wijk Zuid-Midden in een noordelijk en zuidelijk deel.

De diverse buurten binnen Zuid-Midden hebben ieder verschillende ontsluitingswegen op deze hoofdwegenstructuur. Kenmerkend binnen Zuid-Midden is de 'Ruit van Zuid', die bestaat uit Adelaarslaan, Ooievaarlaan, 1e Wormenseweg, Maasstraat, Debussylaan en Hofveld. Met deze Ruit van Zuid worden de vier buurtcentra met elkaar verbonden. Wat betreft inrichting zijn ze echter niet als samenhangend infrastructureel netwerk te herkennen. Brummelhof kent een sterk organisch karakter langs de oude land- en uitvalswegen. De overige buurten hebben een meer rationele verkaveling waarin de wegenstructuur weinig hiërarchie vertoont.

Via de Kayersdijk en indirect via de Arnhemseweg heeft Zuid-Midden aansluiting op de rijksweg A1 en daarmee op het hoofdwegennet. Voor het autoverkeer verbindt de in het verlengde van de Arnhemseweg gelegen Koning Stadhouderlaan de wijk het meest direct met de binnenstad en via de Ring Apeldoorn zijn de andere wijken binnen de stad te bereiken.

Het NS-station ten noorden van het plangebied is het centrale knooppunt voor het openbaar vervoer. Hier lopen de spoorlijnen Amersfoort-Deventer en Apeldoorn-Zutphen. Aan de oostzijde, net buiten het plangebied, loopt de museumspoorlijn (Veluwsche Stoomtrein Maatschappij) naar Dieren en het Apeldoorns Kanaal. De wijk wordt verder ontsloten door lokale stadsbuslijnen en (langs de Arnhemseweg) regionale buslijnen.

Voor het fietsverkeer bestaat geen uitgebreid netwerk van vrij liggende fietspaden, zoals bijvoorbeeld in De Maten het geval is. Langs de drukkere wegen komen afzonderlijke fietspaden of fietssuggestiestroken voor. Een nieuwe belangrijke langzaam verkeersroute is de fietsroute vanuit De Maten richting het station en de binnenstad. Deze loopt langs de 2eWormenseweg en gaat onder het spoor door via de nieuwe fietstunnel. Een tweede fietsdoorstroomas gaat langs de Arnhemseweg en de Koning Stadhouderlaan onder het spoor door en sluit daar aan op de doorstroomassen naar station en binnenstad.

3.5 Kabels En Leidingen

In het plangebied lopen twee bovengrondse 150 kV hoogspanningsleidingen. Deze leidingen hebben planologische consequenties. Paragraaf 4.1.7 gaat hier nader op in.

In het plangebied zelf liggen geen straalpaden. Deze lopen ten zuiden van de wijk (langs de A1) en aan de oostzijde van Apeldoorn. In die zin worden er geen beperkingen gesteld aan de bouwhoogten in het plangebied. Er lopen verder geen gasleidingen of andere leidingen in het plangebied die tot een ruimtelijke beperking leiden.

3.6 Recente Ontwikkelingen

In het plan is een aantal recente uitgevoerde of op korte termijn uit te voeren nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Deze ontwikkelingen hebben al een zelfstandige ruimtelijke procedure doorlopen en zijn als zodanig in dit plan opgenomen. De belangrijkste ontwikkelingsprojecten zijn:

  • Ravenweg (en omgeving)

Project dat bestaat uit drie fasen en is gelegen tussen de Gaaiweg, Oude Beekbergerweg en de Fabaniusstraat. Er is sprake van zowel sloop, nieuwbouw en renovatie. Het bestemmingsplan Ravenweg en omgeving maakt de bouw van 378 woningen ten noorden en ten zuiden van de Ravenweg mogelijk. De woningen ten noorden van de Ravenweg zijn klaar. Voor de herontwikkeling van het deel ten zuiden van de Ravenweg is inmiddels een nieuw bestemmingsplan, te weten bestemmingsplan Ravenweg Zuid, vastgesteld en onherroepelijk geworden. Dit gedeelte is dan ook uit het plangebied van het bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden gehaald.

  • Nieuwbouw Avondzon

Deze nieuwbouw op de hoek van de Adelaarslaan met de Eendenweg is inmiddels gerealiseerd. De nieuwbouw biedt plaats aan ongeveer 50 bewoners, een restaurant, twee woongroepen, 36 plaatsen voor dagverzorging en een parkeergarage.

  • De Veste

Dit betreft een herontwikkeling van het terrein van Stichting De Veste op de locatie Sebastiaanplein/De Veste. Er zijn 11 patiowoningen, 11 eengezinswoningen en 11 appartementen gebouwd. Deze zijn inmiddels opgeleverd. Ook de praktijkschool en de gymzaal aan de Fabianusstraat maken onderdeel uit van het project.

  • NUON-terrein

Het voormalige NUON-terrein tussen Oude Beekbergerweg, Talingweg en 1eWormenseweg is herontwikkeld. Hier zijn eengezinswoningen gebouwd, terwijl de twee trafogebouwen worden hergebruikt.

  • Zuiderkerk

Deze kerk is omgevormd tot woongebied: het Zuiderkerkwonen tussen Koning Stadhouderlaan en Arnhemseweg, aan het Zuiderkerkplein. Kerk en omgeving zijn omgevormd tot 6 karakteristieke kerkwoningen, een consistorie, een kosterswoning en vier casco-kerkwoningen. Aan de achterzijde van de kerk zijn er 10 appartementen en 2 penthouses gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0032.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0033.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0034.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0035.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0036.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0037.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0038.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0039.jpg"

Componistenkwartier

4 Planologische Aspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

Bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden is een beheerplan. Er zijn alleen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld. In die planologische procedures is onderzoek uitgevoerd naar de diverse milieuaspecten en is dit onderzoek beschreven. Voor dit bestemmingsplan is het daarom niet nodig onderzoek uit te voeren en wordt volstaan met een beschrijving van de milieuaspecten.

4.1.2 Bodem

Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De legaal aanwezige functies zijn positief bestemd. Daarom is het niet nodig onderzoek te doen naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater.

4.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen (hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- of wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere leefbaarheid en/of levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Het overgrote deel van het plangebied is te kwalificeren als rustige woonwijk. Hier dienen in principe de richtafstanden uit de hiervoor opgenomen tabel te worden aangehouden. In dit bestemmingsplan is dat gedaan door voor die gebieden de aanwezige bedrijven de bestemming Bedrijf te geven en daarbinnen die milieucategorie toe te laten die op grond van de afstand tot omringende milieugevoelige functies toelaatbaar is. Daar waar een bedrijf in een hogere milieucategorie aanwezig is, is aangegeven dat naast die op grond van de richtafstanden toelaatbare categorie bedrijven ook het feitelijk aanwezige bedrijfstype is toegelaten. Dit heeft tot gevolg dat het bestaande legaal aanwezige bedrijfstype kan worden voortgezet maar niet kan worden omgezet in een ander bedrijfstype met een hogere milieucategorie dan ter plaatse aanvaardbaar is.

In het plangebied komen diverse gebieden met functiemenging voor. Dit zijn de Arnhemseweg, de 1e Wormenseweg tussen Laan van de Mensenrechten en Ooievaarslaan en de buurtwinkelcentra. De 'Kaart Milieuzonering: typologie gebieden' geeft deze gebieden aan. Hier is van oudsher al menging van woon- en werkfuncties aanwezig. Voortzetting daarvan en zelfs intensivering wordt wenselijk geacht omdat dit kan leiden tot grotere leefbaarheid en mogelijkheden biedt voor de versterking van de wijkeconomie. In het bestemmingsplan is dit vertaald door in de vlakken met de bestemmingen Bedrijf en Gemengd in deze gebieden bij recht bedrijven in milieucategorie 2 toe te laten. De 'Kaart Milieuzonering: typologie gebieden' kan in de toekomst gebruikt worden als toetsingskader voor aanvragen om herziening van het bestemmingsplan en gebruiksontheffing: in de gebieden met functiemenging is een bedrijf in milieucategorie 2 op korte afstand van woningen of zelfs aaneengebouwd of in het zelfde pand in principe aanvaardbaar. Uiteraard dient bij iedere concrete aanvraag een specifieke toetsing van de aanvaardbaarheid van het aangevraagde bedrijfstype plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0040.jpg"

Zoals in de volgende paragraaf wordt beschreven, grenst het plangebied aan de industrieterreinen Kayersmolen en Malkenschoten. De wettelijke geluidszonering van de aangrenzende industrieterreinen zorgt voor een gegarandeerde milieuzone voor het aspect geluid naar de woningen in dit plangebied. Voor de overige milieuaspecten (geur, stof en gevaar) kan opgemerkt worden dat de bedrijvigheid nu al op voldoende afstand van de woningen en andere gevoelige functies in dit plangebied is gesitueerd, dan wel dat in de nieuwe bestemmingsplannen voor de industrieterreinen Malkenschoten en Kayersmolen een zodanige milieuzonering wordt opgenomen dat zware milieucategorieën niet nabij gevoelige functies wordt toegestaan, zodat niet voor overlast behoeft te worden gevreesd.

4.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van diverse wegen, twee spoorlijnen en bedrijventerreinen. Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.

De industrieterreinen Kayersmolen en Malkenschoten die beide aan dit plan grenzen zijn (deels) geluidgezoneerd op grond van artikel 53 Wet geluidhinder. De geluidszone van industrieterrein Malkenschoten blijft in zijn geheel binnen de grenzen van het eigen bestemmingsplan voor dit terrein. De geluidszone van het industrieterrein Kayersmolen ligt aan de oostgrens van dit terrein net over de Kayersdijk en valt daarom voor een klein deel binnen het plangebied van bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden. De zonegrens geldt als milieuzone voor het aangrenzende industrieterrein voor het aspect geluid. Op de zonegrens mogen alle bedrijven op het industrieterrein tezamen niet meer dan 50 dB(A) produceren. In het deel van de zone dat in dit bestemmingsplan valt bevinden zich overigens geen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen; het bestemmingsplan maakt daar ook geen nieuwe woningen mogelijk. De zonegrens vormt daarmee geen belemmering voor dit bestemmingsplan. De zonegrens is op de plankaart aangegeven.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsriscio mogelijk maakt geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het zogeheten Basisnet. Het Besluit transportroutes externe veiligheid zal naar verwachting op 1 juli 2012 in werking treden.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.

Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn

In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Onderzoeksresultaten

Bevi

In het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. In de omgeving van het plangebied bevinden zich enige risicovolle inrichtingen die wel onder de werking van het Bevi vallen. De invloedssfeer van deze bedrijven strekt zich echter niet uit over het plangebied. Het uitvoeren van nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Transport gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan, de eventueel mogelijke ontwikkelingen waren reeds voorzien in het vorige bestemmingsplan of zijn reeds feitelijke situaties. Het uitvoeren van nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe ontwikkelingen toe in de nabijheid van de spoorlijn. Het uitvoeren van nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In en nabij het plangebied liggen geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het is dus niet nodig daar nader onderzoek naar te doen.

4.1.7 Elektromagnetische straling

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone uitgedrukt in µT).

De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.

Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.

Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.

Onderzoeksresultaten

Door het plangebied lopen twee bovengrondse hoogspanningslijnen. Aan de westkant loopt de 150 kV hoogspanningslijn van Kattenberg naar Apeldoorn. De lijn aan de oostkant is de 150 kV hoogspanningslijn van Apeldoorn naar Woudhuis.

In 2007 heeft de Kema berekeningen uitgevoerd voor heel Apeldoorn om zo de specifieke 0,4 µT magneetveldzones van de bovengrondse hoogspanninglijnen in beeld te brengen. De specifieke 0,4 µT magneetveldzone is, conform de door het RIVM voorgeschreven berekeningsmethodiek, bepaald op basis van 50% van de ontwerpbelasting (maximale stroomsterkte) van de 150 kV lijnen.

Uit de berekeningen blijkt dat voor de westelijke hoogspanningslijn de grens van de specifieke 0,4 µT magneetveldzone op gemiddeld 38 meter ter weerszijden van het hart van de lijn ligt. Voor de oostelijke lijn ligt de grens van de specifieke 0,4 µT magneetveldzone op gemiddeld 73 meter ter weerszijden van het hart van de lijn. (NB: daar waar de lijnen parallel lopen in het plangebied overlappen de specifieke zones elkaar deels).

Tot slot kan nog opgemerkt worden dat door de betreffende hoogspanningslijnen in de praktijk thans veel minder stroom gaat dan mogelijk. Dit betekent dus dat in de praktijk de 0,4 µT magneetveldzone veel kleiner is dan de berekende specifieke zone (voor de berekening van de specifieke zone moet immers worden uitgegaan van 50% van de ontwerpbelasting van de lijn).

De Kema heeft in 2007 ook deze feitelijke 0,4 µT magneetveldzone berekend. De grens van de feitelijke 0,4 µT magneetveldzone ligt voor de westelijke lijn op gemiddeld 22 meter ter weerszijden van het hart van de lijn. Voor de oostelijk gelegen lijn ligt de grens van de feitelijke 0,4 µT magneetveldzone op gemiddeld 27 meter ter weerszijden van het hart van de lijn.

Dit bestemmingsplan maakt het niet mogelijk nieuwe woningen en andere functies waar kinderen langdurig verblijven binnen de berekende specifieke magneetveldzone op te richten. Het uitvoeren van nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

4.1.8 Milieueffectrapportage

Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  1. 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  2. 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.

Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Onderzoeksresultaten

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn beschreven in de paragrafen 4.1.1 tot en met 4.1.7. De conclusie is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

4.2 Waterhuishouding

4.2.1 Algemeen

De watertoets is ingesteld om het aspect water van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen.

Het bestemmingsplan voor Zuid betreft bestaande stedelijk gebied. Het plangebied is circa 350 hectare groot en bestaat voornamelijk uit woningen. Verder komen er (maatschappelijke) voorzieningen, detailhandel en op kleine schaal bedrijvigheid voor. Het plangebied bevindt zich niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.

4.2.2 Grondwater

Er is in het plangebied geen grondwateroverlast die leidt tot problemen. De waterpartijen in het Staatsliedenkwartier zijn aangewezen als bergingsruimte voor grondwaterstandfluctuaties.

4.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Binnen het plangebied zijn de volgende oppervlaktewateren aanwezig:

  • De vijver in het Zuiderpark aan de Ruys de Beerenbrouckstraat;
  • De waterpartij in het Staatsliedenkwartier langs Goeman Borgesiusstraat en Kayersdijk.

Ten zuiden van het plangebied lopen de Zwaanspreng en de Kayersbeek. Het is de bedoeling om in de toekomst deze laatste beek weer terug te brengen naar de historische loop, die grotendeels door het Zuiderpark loopt.

4.2.4 Afvoer van hemelwater en afvalwater

Op een enkele uitzondering na is het gehele gebied voorzien van een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt het verzamelde afvalwater en hemelwater gezamenlijk getransporteerd naar de rioolwaterzuivering. Uitzonderingen zijn een aantal woningen rondom de Fitislaan en het ROC aan de Laan van de Mensenrechten met in beide gevallen een gescheiden riolering voor afvalwater en hemelwater.

De gemeente Apeldoorn heeft recent een start gemaakt met het gescheiden inzamelen van afvalwater en hemelwater. In een aantal straten in de Brummelhof en Rivierenkwartier is hiervoor het regenwater afgekoppeld van de riolering door de aanleg van een infiltratie-transportriool. In de nieuwe ontwikkelingen aan de Ravenweg en rondom het Zuiderpark wordt ook een gescheiden rioolstelsel aangelegd en wordt de infiltratiecapaciteit van de bodem benut.

4.2.5 Watertoets

De watertoets is ingesteld om het aspect water in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen.

Het voorontwerp van bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan het Waterschap Veluwe. Het waterschap heeft gemeld dat het geen opmerkingen over het plan heeft.

4.3 Natuurwaarden

4.3.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.

De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.

Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.

  • Algemene soorten
    Voor de algemene soorten die zijn genoemd in tabel 1 bij de AMvB geldt de lichtste vorm van bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de artikelen 8 t/m 12 Ffw. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht.
  • Overige soorten
    De overige soorten, genoemd in tabel 2 bij de AMvB, genieten een zwaardere bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • Soorten genoemd in bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB ex artikel 75
    Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB ex artikel 75 Ffw geldt de zwaarste bescherming. Het hangt het van de precieze aard van de werkzaamheden en van de betrokken soort(en) af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of dat een ontheffing noodzakelijk is. Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn wordt geen ontheffing verleend bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de soorten van bijlage 1 geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen verstorende werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd nadat daarvoor een ontheffing is verkregen. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
    1. 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; en
    2. 2. er is geen alternatief; en
    3. 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.

Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid en openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.

Gebiedsbescherming

Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Beide vormen van gebiedsbescherming zijn voor het plangebied niet aan de orde. Het plangebied ligt op ruim 2 km afstand van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied Veluwe. Externe werking is gezien de aard van de gebruiksvormen in het plangebied evenmin relevant.

Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd. Aangezien dat hier niet het geval is, is boscompensatie niet aan de orde.

4.3.2 Natuurwaarden plangebied

In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name met de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Dit betekent concreet dat in bestemmingsplannen geen mogelijkheden kunnen worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand in redelijkheid kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend.

Binnen het stedelijk gebied van het plangebied zijn overwegend algemene soorten aanwezig. Dit bestemmingsplan maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Verdere procedures zijn daarom niet nodig. Een beperkt aantal soorten kent een zwaardere bescherming. In eerste instantie geldt dat voor vleermuizen.

In het stedelijk gebied komen enkele vleermuissoorten voor (onderzoek Mertens, 2006a). Het betreft met name gewone dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis. Kolonieplaatsen in het plangebied zijn daarbij niet aangegeven. Wel biedt het aan het plangebied grenzende gebied van de Politie-academie (ten noorden van de Egerlaan) plaats aan de gewone dwergvleermuis. Het niet tot het plangebied behorende Zuiderpark is daarnaast aan te merken als belangrijk foerageergebied van de vleermuissoorten gewone dwergvleermuis, watervleermuis en laatvlieger (onderzoek Mertens, 2006b). Ook blijkt dat vleermuizen foerageren langs de waterpartijen aan de oostkant van het plangebied, inclusief het kanaal (onderzoek Mertens, 2007).

Binnen het plangebied zijn vooral de doorgaande groene structuren van belang als verplaatsingslijnen. De in de Groene Mal aangegeven groenstructuren zijn daarbij van belang, aangevuld met structuren op wijkniveau. Die structuur betreft met name de zone van het Zuiderpark en zones langs de Kayersdijk en de Arnhemsweg. De Ravenweg/Marchantstraat is als groene dwarsverbinding van belang (zie 'Kaart Groenstructuur'). Handhaving van de structuren is daarom van belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0041.png"

Naast de vleermuissoorten zijn de vogels zwaarder beschermd. Het verstoren van vogels tijdens de broedperiode is niet toegestaan; hiervoor is ook geen ontheffing mogelijk op grond van de Flora- en Faunawet. Enkele soorten kennen vaste verblijfplaatsen in die zin dat verwacht kan worden dat ze er jaarlijks terugkeren; dit geldt onder meer voor zwaluwen, spechten et cetera. Als aantasting plaatsvindt van deze verblijfplaatsen buiten de broedperiode is een ontheffingsprocedure nodig.

Conclusies

Gebiedsbescherming via de Natuurbeschermingswet dan wel de bescherming via de Ecologische Hoofdstructur is niet van toepassing. Ook is geen bestemmingswijziging van bos aan de orde, zodat ook boscompensatie niet van toepassing is.

Dit bestemmingsplan is een beheerplan: het maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er zullen ten gevolge van dit bestemmingsplan dan ook geen activiteiten plaatsvinden die strijdigheid opleveren met het beschermingsregime van de Flora- en faunawet. In het plangebied is het van belang dat de groenstructuur wordt behouden, met name als vliegroutes voor vleermuizen.

4.4 Cultuurhistorie

4.4.1 Cultuurhistorische analyse

In juni 2003 heeft bureau Stoa een cultuurhistorische analyse uitgevoerd voor Zuid. Deze cultuurhistorische analyse is bijgevoegd als bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting. De cultuurhistorische analyse is destijds met name uitgevoerd om als basis te dienen voor het vaststellen van gebiedsgerichte welstandscriteria, maar speelt ook een belangrijke rol bij het bepalen van de wijze van bestemmen van objecten en structuren die in het plangebied voorkomen.

Uit de cultuurhistorische analyse blijkt dat van essentieel belang voor de identiteit van Zuid-Midden is het behoud, de herkenbaarheid en/of de versterking van de volgende aspecten.

Ruimtelijke structuur

Er is een duidelijk herkenbare tweedeling tussen enerzijds het historisch gegroeide en overwegend vooroorlogse Brummelhof en anderzijds het planmatige en overwegend vroeg-naoorlogse Wormen:

  • Het stratenpatroon van de in zuidelijke richting uitwaaierende oude landwegen met dwarsverbindingen is de belangrijkste kwaliteit in de ruimtelijke structuur van Brummelhof; 'het verstedelijkte landschap' is een pragmatische, ruimtelijk-functionele uitwerking van de agrarische ondergrond van de voormalige Wormense Enk.
  • De belangrijkste kwaliteit in de ruimtelijke structuur van Wormen is de consequent doorgevoerde opeenvolging van schaalniveaus in de hoofdopzet, de voorzieningen, de ontsluitingen en het groen, waarbij de heldere en samenhangende opzet in kwartieren met vier onderling verbonden winkelcentra rondom het centraal gelegen Zuiderpark uitdrukking geeft aan het stedenbouwkundige concept van de wijkgedachte en als zodanig essentieel is voor de herkenbaarheid van de structuur; dit 'modernistische stadsontwerp' staat betrekkelijk los van de agrarische ondergrond.
  • Naast hun onderlinge samenhang hebben de vier kwartieren ook afzonderlijk een eigen ruimtelijke identiteit die voortkomt uit de toenmalige en voortschrijdende ontwerpopvattingen. Vogel- en Componistenkwartier zijn kleinschalig en besloten van opzet en traditioneel in architectuur, bouwtechniek en typologie; Staatslieden- en Rivierenkwartier zijn daarentegen ruim en open opgezet, modern in architectuur en bouwtechniek en gevarieerd qua woningtypologie.
  • Ter ondersteuning van de ruimtelijke hoofdstructuur is vooral in Staatslieden- en Rivierenkwartier begeleidende middelhoogbouw toegepast: rond het noordelijk deel van het Zuiderpark en de vijver bij de Goeman Borgesiusstraat en langs de Kayersdijk en de Marchantstraat.

Het hiërarchische stelsel van ontsluitingswegen vormt een hecht en goed functionerend netwerk:

  • De grote betekenis van de primaire radialen (Arnhemseweg, Kayersdijk) en de secundaire ringwegen (Laan van de Mensenrechten, Ravenweg/Marchantstraat) als structuurdragers vindt zijn weerklank in de begeleidende middelhoge bebouwing en/of groenstroken c.q. laanbeplanting.
  • In het tertiaire wegenstelsel vormen vooral de historische linten duidelijk herkenbare tracés, terwijl de verbindingswegen tussen de vier winkelcentra c.q. kwartieren hun oorspronkelijke herkenbaarheid en beoogde status als intern circuit hebben verloren.

In de huidige situatie zijn de waterlopen van secundair belang als dragers van de structuur: de voorgenomen herstelwerkzaamheden aan het beken- en sprengensysteem (onder andere het weer zichtbaar maken van het oude beloop van de Kayersbeek) zullen van deze 'blauwe aders' weer belangrijke en zichtbare structuurlijnen maken.

De ruimtelijke structuur van Apeldoorn Zuid heeft weinig in het oog lopende (gebouwde) herkenningspunten:

  • De Zuiderkerk aan de Arnhemseweg is de enige landmark in de 'klassieke' betekenis van het woord, zij het met een excentrische situering.
  • Een hoge flat aan de Talingweg markeert het wijkcentrum.

Openbare ruimte

De hiërarchie in wijk-, buurt- en straatgroen en de kwaliteit en dosering ervan zorgen voor een overwegend aangenaam en groen ruimtelijk beeld (Brummelhof blijft hierin achter bij Wormen):

  • In Brummelhof liggen kansen in het versterken van de identiteit en aansluiten bij de rest van de wijk door het aanhelen en aanvullen van de nu missende groenvoorzieningen.
  • Het Zuiderpark is buitengewoon waardevol als groene long voor de wijk: omdat de gebruiks- en belevingswaarde van het park naar de huidige maatstaven onvoldoende zijn, is de voorgenomen reconstructie onder meer gericht op verbetering van de toegankelijkheid en de mogelijkheden tot actieve en passieve recreatie.
  • Kenmerkend voor de identiteit van het Zuiderpark is het onderscheid in een harde en rechte begrenzing in het formeel aangelegde noordelijke deel, en een zachte en rafelige begrenzing in het informeel ingerichte zuidelijke deel.
  • De langgerekte groenstrook aan de Kayersdijk is van grote betekenis, niet alleen vanwege de esthetische waarde (door de wijze waarop groen en water het beeld van de ruimtelijke hoofdstructuur bepalen) maar ook als groene buffer tussen de woonwijk enerzijds en het doorgaande verkeer en het bedrijventerrein Kayersmolen anderzijds.
  • De benadering van de openbare ruimte op het schaalniveau van de buurt en de straat verandert gedurende de twintigste eeuw en heeft geresulteerd in een minimale en overwegend stenige openbare ruimte in het vooroorlogse Brummelhof (rijbaan, trottoir), een ruimer straatprofiel met groene onderdelen in het vroeg naoorlogse Vogel- en Componistenkwartier (rijbaan, grasstrook, voetpad) en een ruimtelijke integratie van straat- en woonomgeving in het Staatslieden- en Rivierenkwartier (cul-de-sac, woonpaden, gemeenschappelijke tuinen).
  • De eenheid van woonbuurten, zoals de 'tuindorpen', wordt door zowel architectuur als openbare ruimte bepaald.

De verharde openbare ruimte is typologisch eenvormig (hoofdzakelijk straten) maar wat betreft de inrichting gevarieerd:

  • Van belang voor de beleving van de openbare ruimte is de relatie tussen straat, kavel en gebouw; variërend van smal, privé en individueel in Brummelhof tot ruim, (semi)openbaar en collectief in het Rivierenkwartier.
  • Het strikte onderscheid tussen private en openbare ruimte dat onlosmakelijk verbonden is met de ruimtelijke opzet van de vooroorlogse buurten, ontwikkelt zich via overgangselementen als grasstroken naar een geleidelijk in elkaar overvloeien van straat- en woonomgeving in de naoorlogse buurten.
  • Van belang voor de identiteit van en de eenheid in het straatbeeld is de kleinschalige, rustige en lengterichting benadrukkende inrichting van de meeste woonstraten; veelal met een enkelzijdige laanbeplanting op basis van een weloverwogen bomenplan.
  • De laanbeplanting ondersteunt de stedenbouwkundige betekenis van de primaire en secundaire ontsluitingen (Arnhemseweg, Kayersdijk, Laan van de Mensenrechten, Ravenweg/Marchantstraat).

Bebouwing

Apeldoorn Zuid is primair een woonwijk voor arbeiders met hoofdzakelijk rijtjes eengezinswoningen en blokjes etagewoningen:

  • De eengezinswoningen en de etageflats zijn overwegend complexmatig opgezet en worden gekenmerkt door een min of meer uniform bebouwingsbeeld (hoofdvorm, gevelbeeld, materiaalgebruik), waarvan de kwaliteit meer schuilt in de samenhang van het geheel dan in de waarde van het afzonderlijke pand.
  • De zorgvuldige detaillering en de variatie in het kleurgebruik en de ornamentiek zorgen voor een aangenaam gevelbeeld.
  • De gemengde bebouwing van rijtjes eengezinswoningen en blokjes etagewoningen in blok-, stroken- en stempelverkaveling is een voor Nederland gedurende de wederopbouwperiode kenmerkende uitwerking van de destijds invloedrijke wijkgedachte.
  • Karakteristiek is het onderscheid tussen de kleinschalige besloten opzet en traditionalistische verschijningsvorm van de woonbebouwing in Brummelhof, Vogel- en Componistenkwartier enerzijds, en de grootschalige open opzet en modernistische verschijningsvorm in Staatslieden- en Rivierenkwartier.
  • De fragmentarische spreiding van voorzieningen is bepalend voor het vooroorlogse Brummelhof, terwijl een concentratie van voorzieningen juist kenmerkend is voor de naoorlogse kwartieren.

De opeenvolgende ontwikkelingsfasen in de naoorlogse woningbouw zijn goed afleesbaar in drie representatieve complexen, die hun waarde ontlenen aan de gaafheid en herkenbaarheid van de samenhang tussen stedenbouwkundige opzet, inrichting van de openbare ruimte en architectonische vormgeving:

  • Kleinschalig woningbouwcomplex in blokverkaveling aan de Meerkoetweg en omgeving met een fraai asymmetrisch en groen straatprofiel, zorgvuldig ontworpen bebouwingsbeeld en verkaveling die aansluit op het dorpse karakter van de vooroorlogse omgeving.
  • Woningbouwcomplex in het Staatsliedenkwartier met een samenhangende mix van laag- en hoogbouw in zowel gesloten blok- als open strokenverkaveling met diverse woningtypes en gevarieerde groenvoorzieningen.
  • Grootschalig woningbouwcomplex in het Rivierenkwartier met een beperkt aantal woningtypes in een gestempelde open structuur van stroken, haken en hovenverkaveling met woonpaden en een orthogonale architectuur met platte daken.

4.4.2 Monumenten

De volgende monumenten zijn in Zuid-Midden aanwezig:

  • Sebastiaanplein 1 - rijksmonument;
  • Sebastiaanplein 3 - rijksmonument;
  • Arnhemseweg 71 - gemeentelijk monument;
  • Arnhemseweg 275-277 - gemeentelijk monument;
  • Arnhemseweg 74 - gemeentelijk monument;
  • Zuiderkerkplein 2, 4, 6, 8 - gemeentelijk monument;
  • Zuiderkerkplein 34, 36 - gemeentelijk monument;
  • Tenderlaan 2, 8 - gemeentelijk monument;
  • Oude Beekbergerweg 25 - gemeentelijk monument;
  • Talingweg 207 - gemeentelijk monument;
  • Hofveld 107-143, Debussylaan 47-47a - gemeentelijk monument;
  • Arnhemseweg 319 bc - kandidaat gemeentelijk monument;
  • Eksterweg 71-73 - kandidaat gemeentelijk monument;
  • Haringvliet 16 - kandidaat gemeentelijk monument;
  • Loudonstraat 28 - kandidaat gemeentelijk monument.

4.4.3 Naoorlogs erfgoed

De naoorlogse objecten en ensembles zijn in 2006 meegenomen in het kader van het project Inventarisatie naoorlogs erfgoed.De inventarisatie is een verkenning van interessante, kenmerkende bebouwing of stedenbouwkundige opzet uit de naoorlogse periode van Apeldoorn. Deze inventarisatie wordt de komende jaren nader onderzocht, waarbij objecten af zullen vallen en van andere objecten de waarde meer gespecificeerd wordt (naar architectonisch, stedenbouwkundig en cultuurhistorisch). Uiteindelijk wordt een selectie van waardevolle panden en complexen, de kerncollectie, aan de gemeentelijke monumentenlijst toegevoegd.

4.4.4 Regeling voor cultuurhistorie in bestemmingsplannen

De rijks- en gemeentelijke monumenten zijn niet op de plankaart aangegeven, net als bij eerder opgestelde actualiserende bestemmingsplannen. Voor deze systematiek is gekozen omdat de monumenten een eigen beschermingsregime hebben via een vergunningensysteem. Het opnemen van specifieke bestemmingen of aanduidingen voor de monumenten zou betekenen dat van iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening in gang moet worden gezet om het bestemmingsplan actueel te houden. Dit wordt niet doelmatig geacht. Daar waar vanuit de cultuurhistorie behoud van bestaande ruimtelijke structuren en/of gebouwen gewenst is, is de bestaande situatie precies bestemd, door bouwvlakken strak om bestaande bouwmassa's te leggen en/of door de bestaande goot- en bouwhoogte precies over te nemen. Dit is gebeurd in het buurtje Zwanenweg, Eendenweg, Talingweg (ook wel omgeving Zwanenplein genoemd), het Vogelplein en omgeving en bij de voormalige 10 kV en 50 kV stations Oude Beekbergerweg 21/23 en Talingweg 207.

4.5 Archeologie

Apeldoorn kent een zeer rijke bewoningsgeschiedenis die teruggaat tot in het Paleolithicum, ongeveer 150.000 jaar geleden. Het landschap is grotendeels gevormd door het landijs in de voorlaatste ijstijd. Rivierafzettingen werden voor de ijslobben opgestuwd, terwijl smeltwaterrivieren vanaf het landijs grote dalen en daluitspoelingswaaiers vormden. Toen het ijs gesmolten was, restte er een patroon van stuwwallen en door zand en grind opgevulde vlakten. In de laatste ijstijd raakte dit landschap doorsneden door sneeuwsmeltwaterrivieren. De ingesleten dalen hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het huidige reliëf. In de laatste koude fasen van de ijstijd vond op grote schaal verstuiving plaats. Hierdoor komen in grote delen van het gebied door de wind gevormde, fijnzandige en lemige afzettingen voor. Vanaf ongeveer 10.000 jaar geleden verbeterde het klimaat. Het werd warmer en de omgeving raakte begroeid met bos. Ook steeg de grondwaterspiegel, waardoor kwelwater in de beekdalen en langs de stuwwalranden ging stromen. Alhoewel niet erg vruchtbaar, bood het gebied voldoende mogelijkheden voor groepen jager-verzamelaars en later voor de eerste landbouwers.

Het grote aantal grafheuvels duidt op een belangrijke bewoningsfase in het Neolithicum en de Bronstijd. Vooral de vlakkere hogere gronden op de stuwwal van de oostelijke Veluwe boden voldoende mogelijkheden voor een eenvoudige vorm van landbouw.

Een ander belangrijk onderdeel van de geschiedenis van de gemeente Apeldoorn is de ijzerwinning en –productie die met name op de oostelijke stuwwal plaatsvond. Hier bevond zich in de vroege Middeleeuwen de grootste ijzerindustrie van Nederland.

In de loop der tijd ontwikkelden zich in de omgeving dorpen en gehuchten met zowel kleinere als grotere akkercomplexen, alsmede wei- en hooilanden in de natte beekdalen, bossen en uitgestrekte heidegebieden. Door het intensieve gebruik van de zandgronden verarmde de bodem en ontstonden vanaf de 10e eeuw omvangrijke zandverstuivingen. Vanaf de 15e eeuw werd een aantal grote ontginningen van de woeste gronden ter hand genomen.

Vanaf de 17e eeuw gold de Veluwe als een aantrekkelijk woongebied voor de elite; vanaf deze periode werden adellijke huizen (meestal buitenplaatsen) gebouwd.

Vrijwel het gehele stedelijk gebied van Apeldoorn is gebouwd op daluitspoelingswaaierafzettingen. Binnen de bebouwde kom liggen naast de oude kern van het dorp Apeldoorn ook verschillende oudere nederzettingen (buurtschappen), elk met een eigen enk: Orden, Uchelen, Wormen, Het Loo, Veldhuizen en Noord-Apeldoorn. De meeste archeologische resten uit het stedelijk gebied van Apeldoorn zijn dan ook gevonden in deze gebieden. Het betreft onder andere middeleeuwse nederzettingen met hoven, kerken, middeleeuwse hoeven en watermolens.

Het plangebied Stadsdeel Zuid-Midden beslaat de middeleeuwse kern Wormen, met de bijbehorende Wormensche enk in het noorden en het Wormensche veld in het zuiden. Enken zijn oude akkergronden die door de jaren heen door bemesting met onder andere potstalmest steeds dikker werden. De Wormensche enk is naar het zich laat aanzien, één van de dikste enken van Apeldoorn met een grootste dikte van circa 1,5 meter (locatie Avondzon, Ibisplein).

De enken zijn zelf niet zozeer onderwerp van archeologische aandacht, maar eerder de archeologische waarden die door de enk zijn afgedekt. De dikte van de enk heeft ervoor gezorgd dat deze waarden door diverse bodemingrepen niet aangetast zijn. Alleen het ploegen van de akker heeft in eerste instantie de waarden aangetast. Het oorspronkelijke maaiveld is dan ook vaak verdwenen, maar de diepere sporen zijn vaak nog goed geconserveerd aanwezig. Bij onderzoek op de Nuon-locatie is een drietal boerderijen aangetroffen uit de late Bronstijd en vroege IJzertijd.

De gemeente Apeldoorn beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart. Deze archeologische beleidskaart, zoals hierna weergegeven, geeft inzicht in welke mate de kans bestaat om archeologische resten in de bodem aan te treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0042.png"

In het plangebied komen gebieden voor met een lage (groene gebieden), middelhoge (gele gebieden) en hoge (oranje gebieden) trefkans. Aan deze trefkans is een vorm van vervolgonderzoek gekoppeld die bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen moet worden uitgevoerd.

Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen grootschalige nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. De mogelijk aanwezige archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen voor de gebieden met een hoge en een middelhoge trefkans. De juridische regeling daarvoor is uitgebreid beschreven in paragraaf 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0043.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0044.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0045.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0046.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0047.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0048.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0049.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0050.jpg"

Staatsliedenkwartier

5 Juridische Planopzet

In hoofdstuk3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In de inleiding wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.2 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.3 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

5.1 Inleiding

Bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden is een beheerplan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling en dat er alleen nieuwe ontwikkelingen in zijn opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Er is een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek toegepast. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming. Er is, waar mogelijk, gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat vergelijkbare planologische mogelijkheden gelden voor vergelijkbare situaties. Tegelijkertijd is gestreefd naar een bepaalde flexibiliteit binnen de verschillende bestemmingen. Het groen binnen de wegprofielen is bijvoorbeeld niet bestemd als Groen, maar is opgenomen in de bestemming Verkeer - Weg respectievelijk Verkeer - Verblijfsgebied. Hierdoor wordt voorkomen dat voor elke beperkte wijziging het bestemmingsplan moet worden herzien.

In de bestemmingsplannen Brummelhof, Brummelermark en De Pelikaan heeft een aantal percelen respectievelijk perceelsgedeelten een bedrijfsbestemming waar nu geen bedrijf meer gevestigd is maar een woning. In die gevallen heeft het perceel(sgedeelte) de bestemming Wonen gekregen. In bestemmingsplan Apeldoorn-Zuid is, binnen de bestemming Woondoeleinen, voor een aantal percelen met een aanduiding aangegeven dat ter plaatse een bedrijf, kantoor, maatschappelijke voorziening, winkel of horeca is toegestaan. Daar waar zo'n afwijkende functie nog steeds aanwezig is, het perceel de bestemming 'Gemengd - 3' gekregen.

Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.

5.2 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.

Bedrijf

De bedrijven die in het plangebied voorkomen hebben de bestemming Bedrijf. Op gronden met deze bestemming zijn altijd bedrijven van milieucategorie 1 toegestaan. Daar waar de afstand tussen het bedrijf en de naastgelegen milieugevoelige functie dat toelaat zijn ook bedrijven van milieucategorie 2 toegelaten. In de gebieden die zijn gekwalificeerd als gebied met functiemenging -te weten de eerstelijnsbebouwing langs Arnhemseweg en 1e Wormenseweg tussen Laan van de Mensenrechten en Ooievaarlaan en de winkelcentra- zijn bij recht bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan, ook als de afstand tot milieugevoelige functies kleiner is dan 30 meter. Dit is aanvaardbaar omdat door de menging van functies al een hogere milieubelasting aanwezig is. Met een aanduiding is aangegeven op welke percelen bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 2 zijn toegelaten. Daar waar een bedrijf in een hogere milieucategorie aanwezig is, is aangegeven dat naast die op grond van de richtafstanden toelaatbare categorie bedrijven ook het feitelijk aanwezige bedrijfstype is toegelaten. Dit heeft tot gevolg dat het bestaande legaal aanwezige bedrijfstype kan worden voortgezet maar niet kan worden omgezet in een ander bedrijfstype met een hogere milieucategorie dan ter plaatse aanvaardbaar is. In de regels wordt voor de bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 die zijn toegelaten, verwezen naar de Lijst van toegelaten bedrijfstypen die als bijlage bij de regels is opgenomen. In paragraaf 4.1.3 is de milieuzoneringssystematiek verder besproken.

Ten opzichte van de basislijst van de VNG is de hier gehanteerde Lijst van toegelaten bedrijfstypen nader ingeperkt. Dit is gebeurd vanwege milieuhygiënische en planologische redenen. Ten eerste zijn er bedrijfstypen die wel op de basislijst van de VNG voorkomen maar die om planologische redenen niet een bedrijfsbestemming krijgen. Het gaat hier om detailhandels- en horecabedrijven (met uitzondering van cateringbedrijven die wel in de bestemming Bedrijf thuishoren), maatschappelijke dienstverlening en bepaalde sport- en recreatieactiviteiten. Omdat deze bedrijfstypen een heel andere uitstraling op de omgeving hebben dan gewone bedrijven worden hiervoor specifieke bestemmingen (zoals Detailhandel, Horeca en Maatschappelijk) gebruikt. Ze zijn daarom niet in de Lijst van toegestane bedrijfstypen opgenomen. Ten tweede zijn er ook bedrijven die in deze buurt niet passen omdat er geen ruimte voor is of omdat de buurt zich er niet voor leent. Het gaat dan om land- en tuinbouw (een kleinschalig bedrijfsvorm als een hoveniersbedrijf is hier wel denkbaar en daarom wel in de Lijst opgenomen), zeevaart, binnenvaart, visserij, luchtvaart en delfstoffenwinning. Tot slot wordt om milieuhygiënische redenen de opslag van gevaarlijke stoffen hier niet wenselijk geacht en daarom uitgesloten. Ook geluidzoneringsplichtige bedrijven als genoemd in Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichten zijn uitgesloten, omdat zij niet passen in een woonwijk.

Door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. Bij de toetsing kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het afwijken is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.

Bedrijfswoningen zijn alleen toegelaten waar dat met een aanduiding op de plankaart is aangegeven.

Detailhandel

De supermarkt aan de 2e Johannastraat heeft de bestemming Detailhandel gekregen. Het er tegenover gelegen opslagmagazijn van deze supermarkt is ook binnen deze bestemming opgenomen en voorzien van de aanduiding 'opslag'. Met deze aanduiding is geregeld dat daar uitsluitend opslag is toegestaan en geen detailhandel.

Gemengd - 1

De vier buurtwinkelcentra hebben de bestemming Gemengd - 1 gekregen. Hier zijn de volgende functies toegestaan: woningen, kantoren, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, horeca (met oppervlaktebeperking), detailhandel, cultuur en ontspanning, bedrijfsactiviteiten t/m milieucategorie 2 en beroep en bedrijf aan huis. In de regels wordt verwezen naar lijsten van toegelaten functies om te bepalen welke vormen van maatschappelijke voorzieningen, horeca, cultuur en ontspanning en bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten. Woningen en beroep aan huis komen voor in de bouwlagen boven de eerste bovengrondse bouwlaag, evenals dienstruimten ten behoeve van de functies op de begane grond; de overige functies zijn alleen in de eerste bovengrondse bouwlaag toegestaan. De oppervlakte-beperkingen voor horeca in de winkelcentra zijn uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Waar luifels voorkomen voor de winkels zijn deze binnen deze bestemming opgenomen en apart aangeduid.

Gemengd - 2

De bestemming Gemengd - 2 is gegeven aan die percelen en gebieden waar nu al meerdere functies voorkomen en die liggen in een gebied dat is aangewezen als gebied met functiemenging, te weten de Arnhemseweg en de 1e Wormenseweg tussen Laan van de Mensenrechten en Ooievaarslaan. Toegelaten zijn woningen, kantoren, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2 en beroep en bedrijf aan huis. Horeca en detailhandel zijn alleen toegelaten ter plaatse van de betreffende aanduiding. Deze aanduiding is opgenomen voor die percelen waar nu horeca respectievelijk een winkel aanwezig is dan wel op grond van het geldende bestemmingsplan is toegelaten. Alle toegelaten functies zijn in alle bouwlagen toegestaan.

Gemengd - 3

De bestemming Gemengd - 3 is gegeven aan die percelen waar nu al meerdere functies voorkomen, waar dat op grond van het geldend recht mogelijk is en die liggen buiten de als gebied met functiemenging aangewezen gebieden. Toegelaten zijn woningen, kantoren, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en beroep en bedrijf aan huis. Horeca en detailhandel zijn alleen toegelaten ter plaatse van de betreffende aanduiding. Deze aanduiding is opgenomen voor die percelen waar nu een horecavestiging respectievelijk een winkel aanwezig is dan wel op grond van het geldende bestemmingsplan is toegelaten. Woningen en beroep en bedrijf aan huis kunnen voorkomen in alle bouwlagen; de overige functies zijn alleen in de eerste bovengrondse bouwlaag toegestaan.

Groen

Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming Groen gebracht. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.

Maatschappelijk

Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen ondergebracht. Om de nodige flexibiliteit te kunnen bieden is laat deze bestemming een vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen toe. Welke voorzieningen dat zijn staat in de Lijst van toegelaten maatschappelijkevoorzieningen die in de bijlagen bij de regels is opgenomen. Bedrijfswoningen en woningen zijn alleen toegelaten waar dat met een aanduiding op de plankaart is aangegeven.

Het gaat hier om maatschappelijke voorzieningen die thuishoren in een woongebied en noodzakelijk zijn voor het functioneren van het woongebied, zoals scholen en (para)medische praktijken. Daarom worden overal in het plangebied maatschappelijke voorzieningen in (milieu)categorieën 1 en 2 aanvaardbaar geacht, ook op kortere afstand van woningen dan de richtafstand van 30 meter die in principe voor milieucategorie 2 wordt gehanteerd.

Aan de Arnhemseweg 279 bevindt zich woonzorgcentrum Sainte Marie. Dit is een verzorgingshuis voor mensen die niet meer helemaal zelfstandig kunnen wonen. In bestemmingsplan Apeldoorn-Zuid heeft het de bestemming Woondoeleinden. Vanwege de zorgcomponent is dat niet de juiste bestemming, daarom heeft het woonzorgcentrum in het nieuwe plan de bestemming Maatschappelijk gekregen. Om hier ook het reguliere wonen mogelijk te maken is een aanduiding 'wonen' toegevoegd en is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding ook woningen zijn toegelaten.

Maatschappelijk - Begraafplaats

De beide in het plangebied aanwezige begraafplaatsen hebben de bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats gekregen. Omdat de ruimtelijke uitstraling van een begraafplaats een heel andere is dan die van andere maatschappelijke voorzieningen, is hier niet gekozen voor het toelaten van vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen, maar is een specifieke bestemming voor de begraafplaats gehanteerd.

Sport

In het plangebied komen twee sportzalen voor. Deze hebben de bestemming Sport gekregen. Toegelaten zijn vormen van sport in de categorieën 1 t/m 3.1. Welke vormen van sport dat zijn is vastgelegd in de Lijst van toegelaten sportvoorzieningen die is opgenomen in de bijlagen bij de regels, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Verkeer – Spoorweg

Binnen de bestemming Verkeer - Spoorweg vallen de spoorlijnen bij station Apeldoorn (Amersfoort - Deventer en de VSM-lijn Apeldoorn - Dieren) en de aangelegen rangeersporen.

Verkeer – Verblijfsgebied

De gebieden die een verblijfsfunctie hebben, zijn bestemd tot Verkeer - Verblijfsgebied. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.

Verkeer – Weg

De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming Verkeer - Weg gekregen. Het betreft Arnhemseweg, Laan van de Mensenrechten, Kayersdijk, Ravenweg en Marchantstraat.

Water

Het water in het plangebied vervult een belangrijke waterhuishoudkundige functie, maar is ook van visuele betekenis. Voor al deze waterpartijen is de bestemming Water gehanteerd. Deze watergangen en –partijen zijn vooral te vinden in het oosten van de plangebied. Ook water- en oeverrecreatie is toegestaan.

Wonen

De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven. In de meeste gevallen heeft dit bouwvlak de vorm van een bouwstrook waarin meerdere woningen zijn opgenomen. Het bouwvlak voor gestapelde woningen is strak om de gebouwen getrokken.

Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand, twee-onder-een-kap, aaneengebouwd en gestapeld. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan. Bij de woningen zijn standaarddieptes voor de bouwvlakken gehanteerd: 10 meter voor aaneengesloten woningen, 12 meter voor twee-onder-een-kapwoningen en 15 meter voor vrijstaande woningen. De nog beschikbare uitbreidingsruimte hangt daarmee af van de diepte van de bestaande woning. In principe krijgt een rijtjeswoning minder uitbreidingsmogelijkheden dan een vrijstaande woning. De reden hiervoor is dat een achteraanbouw aan een vrijstaande woning in het algemeen minder van invloed is op het woongenot van de buren, dan wanneer het gaat om een rijtjeswoning.Voorwaarde bij het toekennen van de diepte van het bouwvlak is dat de tuinen diep genoeg zijn: in principe wordt een afstand van 16 meter tussen twee tegenover elkaar liggende (potentiële) achtergevels aangehouden.

Daar waar vanuit de cultuurhistorie behoud van bestaande ruimtelijke structuren en/of gebouwen en behoud van de open ruimte tussen de woningen gewenst is, is de bestaande situatie precies bestemd. Dat is gedaan door de bouwvlakken aan voor- en zijkanten strak om bestaande bouwmassa's te leggen en door de bestaande goot- en bouwhoogte precies over te nemen. Dit is gebeurd in het buurtje Zwanenweg, Eendenweg, Talingweg (ook wel omgeving Zwanenplein genoemd), het Vogelplein en omgeving en bij het voormalige 10 kV station Talingweg 207.

Bij vrijstaande, twee-onder-een-kap- en aaneengebouwde woningen heeft het perceelsgedeelte voor de voorgevel (en bij hoekpercelen naast de zijgevel) de aanduiding 'tuin'; het perceelsgedeelte achter de achtergevel (en bij vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen die niet op een hoek liggen het gedeelte naast de zijgevel en het verlengde daarvan) de aanduiding 'erf'. Deze aanduidingen zijn van belang voor de situering van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen. In de regels is namelijk bepaald dat deze bouwwerken niet alleen binnen het bouwvlak maar ook ter plaatse van de aanduiding erf mogen worden gebouwd. Daarbij is nog specifiek bepaald dat deze erfbebouwing ten minste 3 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) moet worden gesitueerd.

De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan-of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.

Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden. Verder komen in enkele woningen activiteiten voor die verder gaan dan een beroep of bedrijf aan huis, zoals een kantoor of een menging aan functies. In die gevallen is dat met een functieaanduiding ter plaatse specifiek aangeduid.

Op een aantal plaatsen komen woonwagenstandplaatsen met woonwagens voor. Ook dezen hebben de bestemming Wonen gekregen. Deze locaties zijn aangeduid met de aanduiding woonwagenstandplaats. In de regels is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding woonwagens en vrijstaande woningen zijn toegelaten. Hiermee is het mogelijk gemaakt een woonwagen te vervangen door een vrijstaande woning. In het bebouwingsschema is een gedetailleerde regeling voor de maatvoering van woonwagens (en vervangende vrijstaande woningen) opgenomen.

Wonen - Garageboxen

Garageboxen en bergingen die niet aan de naastgelegen woningen gekoppeld zijn, zijn apart bestemd tot Wonen - Garageboxen. Aan deze garageboxen zijn geen uitbreidingsmogelijkheden toegekend. De maximale bouwhoogte van garageboxen is in het bebouwingsschema van deze bestemming op 4 meter bepaald. De garageboxen achter de winkelcentra Kayershof en Schubertplein worden ook als opslagruimte voor de winkels gebruikt. Met de aanduiding 'opslag' is dat geregeld.

Kantoor – Uit te werken

De bestemming Kantoor - Uit te werken betreft het terrein ten noorden van de Laan van de Mensenrechten, waar nu onder meer het P+R terrein is gelegen. Door middel van een uitwerkingsplan is het mogelijk hier kantoren te vestigingen met een totale bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 14.000 m2, waarbij de oppervlakte per gebouw niet meer dan 5.000 m2 mag bedragen. Binnen het bouwvlak komt een differentiatie in maximaal toegelaten bouwhoogte voor.

Leiding – Hoogspanningsverbinding

De bovengrondse hoogspanningsleiding door de wijk is van de dubbelbestemming Leiding -Hoogspanningsverbinding voorzien. Op gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd. Bestaande bouwwerken die in dit bestemmingsvlak staan, blijven uiteraard gehandhaafd. Een aantal werken en werkzaamheden is verboden tenzij een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verkregen.

De gemeente is van plan de hoogspanningslijnen ondergronds te bregen. Wanneer dat gebeurd is, is de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding niet meer nodig. Aan de regels is daarom een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd waarmee burgemeester en wethouders de dubbelbestemming kunnen verwijderen.

Waarde – Archeologie hoog en Waarde – Archeologie middelhoog

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunnning voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (hoog) respectievelijk 100 m2(middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kunnen burgemeester en wethouders bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Een aantal werken en werkzaamheden is verboden tenzij een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verkregen.

Waarde - Beken en sprengen

De dubbelbestemming Waarde - Beken en sprengen geeft het beoogde tracé van de weer bovengronds te brengen Kayersbeek aan. Een groot deel van die beoogde loop ligt in het Zuiderpark, buiten het plangebied. Ook hier geldt dat een aantal werken en werkzaamheden is verboden tenzij een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verkregen.

Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

5.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 24 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 24.1 van dit artikel is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied (zowel binnen als buiten het bouwvlak) is toegestaan, mits de ondergrondse ruimten een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties in de omgeving.

Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 24.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.

In artikel 25 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. Onderdeel g hiervan verdient bespreking. De archeologische beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van Apeldoorn aan hoe hoog de trefkans op archeologische resten per gebied is. Gebieden met een hoge trefkans hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden waar die trefkans middelhoog is hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. De overige gebieden, waar de trefkans op archeologische resten laag is, hebben geen dubbelbestemming gekregen. Daarvoor geldt onderdeel g van de Algemene gebruiksregels. Daarin is bepaald dat het verstoren van archeologische waarden in die gebieden door het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden over een oppervlakte van ten minste 1.000 m2 en dieper dan 0,50 meter onder maaiveld in strijd is met de bestemming, tenzij uit archeologisch onderzoek is gebleken dat die waarden niet onevenredig worden verstoord. Indien de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bij voorbeeld eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren. In lid 25.2 is het daadwerkelijk strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.

In artikel 26 is een regeling opgenomen voor de bomen die door burgemeester en wethouders als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een gebiedsaanduiding op de plankaart aangegeven. In artikel 1 is de bijzondere boom gedefinieerd als boom die is vermeld op de lijst van bijzondere bomen. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter . Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de als bijzondere boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

In artikel 27 staat de regeling voor de geluidzone voor industrielawaai. Bedrijventerrein Kayersmolen is een gezoneerd bedrijventerrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. De zone die moet worden vastgelegd in de bestemmingsplannen waarin deze van toepassing is, legt enerzijds beperkingen op aan de industrie (via bestemmingsplan en milieuvergunning) en anderzijds aan de bouw van nieuwe woningen in de zone rondom het industrieterrein. De geluidsbelasting afkomstig van alle bedrijven op het terrein mag buiten deze zone niet hoger zijn dan 50 dB(A). De zone is met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' op de plankaart gezet. Binnen deze zone -die in dit plangebied zeer beperkt is- mogen geen nieuwe woningen gebouwd worden. Eventuele herbouw van bestaande woningen is wel toegestaan.

Het plan bevat twee specifieke wijzigingsbevoegdheden. De eerste is de locatie naast 1eWormenseweg 14. Deze locatie heeft de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' gekregen. Hier kan de bestemming 'Maatschappelijk' gewijzigd worden ten behoeve van de bouw van één woning. Voor de locatie Staal-Hartgers aan de 1e Wormenseweg 82-90 en de tegenoverliggende supermarkt aan de 2e Johannastraat is in het plan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar wonen. Dit maakt het mogelijk in het geval van bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing hier woningbouw te ontwikkelen. Dit is conform het vigerende plan. Op de plankaart en in de regels is dit opgenomen met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2'.

In artikel 32 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen in acht genomen moeten worden. Artikel 33 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0051.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0052.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0053.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0054.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0055.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0056.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0057.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0058.jpg"

Rivierenkwartier

6 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan is voor overleg voorgelegd aan Wijkraad Apeldoorn-Zuid. De wijkraad was zeer tevreden over het plan. De reacties van de wijkraad zijn hierna samengevat. De gemeentelijke reactie op de opmerkingen is cursief afgedrukt.

Reactie wijkraad

  1. a. In de juridische toelichting op de bestemmingen staat dat ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding' alleen bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsleiding zijn toegestaan. Dat is niet correct want onder de hoogspanningsleidingen staan ook woningen, een school et cetera.
  2. b. Op de plankaart staat nog de oude breedte van de hoogspanningsleidingen.
  3. c. Winkelcentrum Hart van Zuid:
    1. 1. De garageboxen achter de Albert Heijn hebben de bestemming 'Gemengd - 1', maar dit zijn alleen garageboxen voor woningen. De bouwhoogte van de garageboxen is te hoog.
    2. 2. De openbare ruimte rondom de Albert Heijn heeft de bestemming 'Gemengd - 1'. Dat is anders dan bij de andere winkelcentra, waar de openbare ruimte de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' heeft.
  4. d. De bestemming 'Wonen' voor de percelen Hofveld 2 en 4 en Valkenweg 75 en 77 is niet goed, hier zitten andere functies.
  5. e. De gemeente heeft de keuze gemaakt om de ruime woonbestemming uit het bestemmingsplan Apeldoorn-Zuid in dit nieuwe bestemmingsplan in te perken. Voor sommigen is dat misschien vervelend, maar de wijkraad is blij met de duidelijkheid die dit de bewoners geeft.
  6. f. Het zou fijn zijn als er in de onderhoek van de plankaartbladen een overzicht komt van de kaartbladen.

Beantwoording

  1. a. In de regels was al wel bepaald dat, naast bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding, ook bestaande bouwwerken ten dienste van de overige in het plan begrepen bestemmingen zijn toegestaan. In de toelichting is dit toegevoegd.
  2. b. Kort na het schrijven van deze toelichting wordt een definitief besluit over het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen genomen. Waarschijnlijk kan dit besluit in de volgende fase, dus in het ontwerp, van dit bestemmingsplan worden opgenomen. Dan kan de dubbelbestemming voor de bovengrondse hoogspanningsleiding vervallen en wordt het toekomstige tracé van de ondergrondse hoogspanningsleiding met een andere dubbelbestemming aangegeven. Daarom is nu geen energie meer ingezet om de juiste zonebreedtes uit te rekenen en op de plankaart te zetten.
    [Toevoeging november 2011: het ondergronds brengen van de hoogspanningslijnen is zo ingewikkeld gebleken dat het definitieve besluit nog niet is genomen. De dubbelbestemming kan daarom nog niet vervallen. Inmiddels is -in het ontwerp van dit bestemmingsplan- de juiste breedte aan de betreffende dubbelbestemming gegeven.]
  3. c. Het bestemmingsplan is naar aanleiding van deze opmerkingen aangepast:
    1. 1. De garageboxen hebben de bestemming 'Wonen - Garageboxen' gekregen. De bouwhoogte is, net als voor alle andere garageboxen in het plangebied, op 3 meter bepaald. Deze hoogte staat overigens in de regels.
    2. 2. De openbare ruimte is nu ook rondom Albert Heijn tot 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemd.
  4. d. Dit is gecorrigeerd, de bestemmingen zijn aangepast.
    NB 2012: bij de vaststelling op 8 maart 2012 heeft de gemeenteraad het perceel Hofveld 2 buiten het vastgestelde bestemmingsplan gelaten. Voor dit perceel zal een afzonderlijk besluit worden genomen.
  5. e. Dit is inderdaad gedaan om meer rechtszekerheid te verschaffen.
  6. f. Aan het verzoek is tegemoetgekomen.

6.2 Inspraak En Overleg

Het voorontwerp van bestemmingsplan 'Stadsdeel Zuid-Midden' is overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening in de periode november-decmeber 2009 ter inzage gelegd, waarbij de mogelijkheid werd geboden om inspraakreacties in te dienen. Daarnaast is het voorontwerp conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voor vooroverleg gezonden naar de betreffende instanties. Het resultaat hiervan is opgenomen in de Nota inspraak en overleg, die is opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is een beheerplan, waarin bestaande situatie en geldend recht zoveel als mogelijk zijn overgenomen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen. Het vlak met de bestemming 'Kantoor - Uit te werken' is overgenomen uit het geldende recht. Bij uitwerking wordt daardoor teruggevallen op het kostenverhaal via de Exploitatieverordening. Het bestemmingsplan heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0059.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0060.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0061.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0062.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0063.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0064.jpg"
afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0065.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1001-vas1_0066.jpg"

Overige gebieden

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen

Bijlage 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen

Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Horecatypen

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
5510 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra 10 0 10 10 10 1
561 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding 10 0 10 10 10 1
563.1 Café's, bars 0 0 10 10 10 1
563.2 Discotheken, muziekcafé's 0 0 30 10 30 2

Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
4773 Apotheken 0 0 0 10 10 1
84 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 0 0 10 0 10 1
8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 0 0 10 0 10 1
8691 8692 Consultatiebureaus 0 0 10 0 10 1
9101 Bibliotheken 0 0 10 0 10 1
9603 Uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1
852, 8531 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs 0 0 30 0 30 2
8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs 10 0 30 10 30 2
8610 Ziekenhuizen 10 0 30 10 30 2
871 Verpleeghuizen 10 0 30 0 30 2
8891 Kinderopvang 0 0 30 0 30 2
9491 Kerkgebouwen e.d. 0 0 30 0 30 2
94991 Buurt- en clubhuizen 0 0 30 0 30 2
8425 Brandweerkazernes 0 0 50 0 50 3.1
9609A Dierenasiels en -pensions 30 0 100 0 100 3.2
96032 Crematoria 100 10 30 10 100 3.2

Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Vormen Van Cultuur En Ontspanning

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
9101 9102 Musea en ateliers 0 0 10 0 10 1
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 10 30 2
5914 Bioscopen 0 0 30 0 30 2
9004 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen 0 0 30 0 30 2
8552 85521 Muziek-, dans- en balletscholen 0 0 30 0 30 2
931B Bowlingcentra 0 0 30 0 30 2
9604 Badhuizen en saunabaden 10 0 30 0 30 2

Bijlage 5 Lijst Van Toegelaten Sportvoorzieningen

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
9312 Schietinrichtingen binnenbanen: boogbanen 0 0 10 10 10 1
93111 Schietinrichtingen buitenbanen met voorzieningen: boogbanen 0 0 30 30 30 2
931F Sportscholen, gymnastiekzalen 0 0 30 0 30 2
9311 Zwembaden overdekt 10 0 50 10 50 3.1
931A Sporthallen 0 0 50 0 50 3.1
931E Maneges 50 30 30 0 50 3.1
931F Tennisbanen (met verlichting) 0 0 50 0 50 3.1
931G Veldsportcomplex (met verlichting) 0 0 50 0 50 3.1
931I Kunstskibanen 0 0 30 50 50 3.1
931C Overdekte kunstijsbanen 0 0 100 50 100 3.2

Bijlage 6 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
581 Uitgeverijen (kantoren) 1
1814A Grafische afwerking 1
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
9524 Meubelstoffeerderijen 1
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
791 Reisorganisaties 1
61 Telecommunicatiebedrijven 1
64, 65 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9602 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9602 Kapper op afspraak 1
9609 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Bijlage 1 Cultuurhistorische Analyse

Bijlage 1 Cultuurhistorische analyse

Bijlage 2 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 2 Nota inspraak en overleg

Bijlage 3 Procedureschema

Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding
-
Voorbereidingsbesluit geldig t/m
-
Voorontwerp ter inzage
19-11-2009 - 16-12-2009
Ontwerpplan ter inzage
17-03-2011 - 27-04-2011
Vaststelling door gemeenteraad
08-03-2012
Ter inzage legging vastgesteld plan
22-03-2012 - 02-05-2012
Aanwijzing GS/Minister
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak
Datum inwerkingtreding b.p.
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan
Opmerkingen