KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie Hoog
Artikel 6 Waarde - Archeologie Middelhoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 16 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
2.2 Provinciale Structuurvisie (Voorheen Streekplan Gelderland 2005)
2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland
2.4 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019
2.5 De Groene Mal
2.6 Beekbergse Poort
2.7 Dorpsvisie Beekbergen En Lieren
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.3 Groenstructuur
3.4 Natuurwaarden
3.5 Verkeer En Vervoer
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Bebouwing
4.2 Verkeersontsluiting En Parkeren
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Natuurwaarden
5.4 Cultuurhistorie
5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 De Regels
6.3 De Plankaart
7 Inspraak En Overleg
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
7.4 Totstandkoming Plan
Onbekend 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Onbekend 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Onbekend 1 Bodemonderzoek Arnhemseweg
Onbekend 2 Bodemonderzoek Dorpstraat
Onbekend 3 Bodemonderzoek Holleweg
Onbekend 4 Bodemonderzoek Voorste Kerkweg
Onbekend 5 Bodemonderzoek Wolterbeeklaan
Onbekend 6 Akoestisch Onderzoek Arnhemseweg
Onbekend 7 Akoestisch Onderzoek Holleweg
Onbekend 8 Akoestisch Onderzoek Wolterbeeklaan
Onbekend 9 Externe Veiligheid Arnhemseweg
Onbekend 10 Externe Veiligheid Holleweg
Onbekend 11 Externe Veiligheid Wolterbeeklaan
Onbekend 12 Natuurwaardenonderzoek
Onbekend 13 Archeologisch Onderzoek
Onbekend 14 Procedureschema

Beekbergen Inbreidingslocaties

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 31-01-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Beekbergen Inbreidingslocaties van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1004-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:

  • ter plaatse van de aanduiding "erf";
  • binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.8 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.9 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 bebouwing

EƩn of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.13 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.14 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.23 dependance

Een vrijstaand dan wel aangebouwd onderdeel van een woning, geschikt voor de huisvesting van personen.

1.24 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.26 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 hoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.

1.28 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan ƩƩn adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.30 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.31 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.32 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.33 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.

1.34 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.35 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste ƩƩn wand.

1.36 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.37 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.

1.38 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.39 recreatiewoning

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend ƩƩn woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.

1.40 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.41 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd, al dan niet geschakeld door middel van bijgebouwen.

1.42 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.43 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.

1.44 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.45 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.46 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenbedrijfstypen;
  2. b. nutsvoorzieningen;
  3. c. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

3.2 Specifieke gebruiksregels

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als bedrijfsterrein, tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt, met dien verstande dat gebruik als opslagterrein vóór de naar de wegzijde gekeerde bouwgrens niet is toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;

  1. a. beroepsuitoefening aan huis;
  2. b. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. tuin en/of erf;
  5. e. met de daarbij behorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 12 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde:

  1. a. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  2. b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:

  1. a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  2. b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  3. c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
  4. d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.

Artikel 5 Waarde - Archeologie Hoog

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag ƩƩn of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beƫindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 6 Waarde - Archeologie Middelhoog

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.

6.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag ƩƩn of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beƫindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiƫnteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, met een maximale diepte van 1,20 m en een maximale bouwhoogte van 3,50 m toegestaan.
  6. f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m3 en geen grotere goothoogte dan 4 meter, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2en geen grotere bouwhoogte dan 4 meter.
  7. g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

8.2 Afdekking van gebouwen

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

9.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m3 en geen grotere goothoogte dan 3 meter, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2en geen grotere bouwhoogte dan 4 meter; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover deze geen grotere bouwhoogte hebben dan 40 meter en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;

10.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

10.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoel in lid 10.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

10.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 10.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 14 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.

11.2 Voorwaarden voor wijziging

  1. a. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
  2. b. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 11.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 13 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken

14.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik

15.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Beekbergen Inbreidingslocaties.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d. 31-01-2013 nr. 6-2013

Mij bekend,

De griffier,

Namens hem:

John de Meij

manager Team Omgevingsrecht & Advies

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In oktober 2008 heeft de gemeenteraad de dorpsvisie Beekbergen en Lieren vastgesteld.

De visie geeft een beeld van de gewenste ontwikkeling van Beekbergen en Lieren tot 2020. Belangrijke thema's zijn nieuwe woningbouw, voorzieningen voor zorgbehoeftigen maar ook recreatieve voorzieningen en de herinrichting van het beekdal met de Oude Beek.

De dorpsvisie wordt juridisch planologisch vertaald in een nieuw actueel bestemmingsplan voor Beekbergen en Lieren. Dit is in hoofdzaak een beheerplan, met waar mogelijk, facilitering van nieuwe uitbreiding.

Lopende het proces om te komen tot de dorpsvisie zijn een aantal verzoeken ingediend om op diverse kavels verspreid in Beekbergen en Lieren de bouw van een of meerdere woningen mogelijk te maken. Op een aantal verzoeken is positief besloten. Dit betekent dat de geldende bestemmingsplannen voor deze percelen worden aangepast. Dit plan voorziet in de bouw van 6 woningen op vijf locaties allen gelegen in Beekbergen.

Deze ontwikkeling is ingezet vooruitlopend op het beheerplan via een afzonderlijk bestemmingsplan. Te zijner tijd zal dit bestemmingsplan opgenomen in een beheerplan.

1.2 Ligging En Begrenzing

Met deze herziening van de bestemmingsplannen wordt de bouw van zes woningen op in totaal vijf locaties mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij om de volgende percelen:

  1. 1. Arnhemseweg kad. nr. M 2636, hierna te noemen ā€œArnhemsewegā€
  2. 2. Dorpstraat kad. nr. M 1919, hierna te noemen ā€œDorpstraatā€
  3. 3. Holleweg kad. nr. M569 en 4088, hierna te noemen ā€œHollewegā€
  4. 4. Voorste Kerkweg kad. nr. K 4262, hierna te noemen ā€œVoorste Kerkwegā€
  5. 5. Wolterbeeklaan kad. nr. K 5659, hierna te noemen ā€œWolterbeeklaanā€.

In figuur 1 zijn de locaties gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1004-vas1_0001.jpg"

Figuur 1: Locatie plangebieden

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan ā€œBeekbergenā€ is op 20 februari 1986 onder kenmerk nr. SO.2/18 vastgesteld door de gemeenteraad en op 19 mei 1987 onder kenmerk nr. RO86.19302-ROV/GS520 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.

Tabel 1 geeft de planologische situatie weer op de verschillende percelen zoals die van toepassing was in bestemmingsplan "Beekbergen".

Perceel Geldende bestemming
Arnhemseweg Agrarisch gebied met landschapswaarden
Dorpstraat Agrarisch gebied
Holleweg Agrarisch gebied met landschapswaarden
Voorste Kerkweg Erf I bij woondoeleinden
Wolterbeeklaan Groenvoorzieningen, Verkeerdoeleinden - voetpad, Tuin bij woondoeleinden

Tabel 1: Bij aanvang geldende bestemmingen

Inmiddels is aangevangen met de actualisering van het bestemmingsplan Beekbergen en is het bestemmingsplan Beekbergen Lieren vastgesteld. In dit bestemmingsplan is aangesloten bij de bestaande rechten en is nog niet voorzien in een regeling die voorziet in de behoefte om over te gaan tot woningbouw. Hiervoor is het onderhavige bestemmingsplan opgesteld.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

In hoofdstuk 2 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. De bestaande situatie wordt vervolgens in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de nieuwe situatie weergegeven. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid beschreven, waarbij aandacht wordt gegeven aan de financiƫle haalbaarheid, de milieutechnische randvoorwaarden en de planologische randvoorwaarden. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een toelichting gegeven op de regels. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 de resultaten van het vooroverleg opgenomen.

2 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het in dit geval relevante beleidskader op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.

2.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.

In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.

Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieƫn van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.

Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.

Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor tranformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoetwater in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.

2.2 Provinciale Structuurvisie (Voorheen Streekplan Gelderland 2005)

Het Streekplan Gelderland 2005 is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid. De toelichting voor dit bestemmingsplan beperkt zich tot laatstgenoemde.

Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek

Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.

Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden. De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.

Om de vitaliteit van de bestaande dorpen en kleine kernen te garanderen wordt ingezet op realisatie van voldoende huisvestingsmogelijkheden voor de eigen dorpsbevolking. Een groot deel hiervan kan gerealiseerd worden door herontwikkeling, door afronding van bestaande bebouwingsstructuren en door een geleidelijke verdichting van de centrumdorpse woonmilieus.

Functieverandering

Vanwege ontwikkelingen in de landbouw verliezen in de komende periode veel agrarische gebouwen en bouwpercelen in het buitengebied hun huidige functie, of hebben die functie al verloren. Ook zijn er agrariƫrs die hun agrarische gebouwen deels willen gebruiken voor niet-agrarische activiteiten. De provincie wil bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt. Door functieverandering kan tegemoet worden gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in het buitengebied. Doel van functieverandering naar woonfuncties is het accommoderen van de behoefte naar landelijke wonen. Hiermee kan een impuls worden gegeven aan de leefbaarheid en vitaliteit van het landelijk gebied.

Op de planlocatie aan de Holleweg wordt woningbouw mogelijk gemaakt in het kader van functieverandering. In het Streekplan ligt dit plangebied in een gebied dat is gezoneerd als Waardevol Landschap. Voor waardevol landschap geldt bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een 'ja, mits'-benadering. De kernkwaliteiten van het landschap mogen niet worden aangetast. Binnen het generieke beleid is de verdere invulling van het ruimtelijke beleid vooral de verantwoordelijkheid van de verschillende gemeente.

Regiospecifiek beleid functieverandering

De spelregels voor functieverandering zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking voor de regio Stedendriehoek: 'Waar stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies. De algemene mogelijkheden uit het Streekplan worden daarin nader uitgewerkt en aangepast op de specifieke situatie in de regio. Voor functieverandering naar wonen onderscheidt de uitwerking een aantal zones. Rond de steden en dorpen worden zones gelegd waar ruimere mogelijkheden gelden, dan voor plekken die middenin het buitengebied liggen.

Het plangebied aan de Holleweg ligt in de zone rond het dorp Beekbergen. In die zone is hergebruik voor wonen, overeenkomstig het streekplan, toegestaan tot de maximumgrens van 50% van de oppervlakte van vrijkomende of al vrijgekomen bedrijfsgebouwen (exclusief bedrijfswoning). Naast een aantal algemene voorwaarden, gelden de volgende regels:

  • De gemeenten zullen van geval tot geval, op basis van maatwerk, bepalen wat wel en niet mogelijk is. Kwalitatieve koppeling aan het woningbouwprogramma zal plaatsvinden bij meer dan drie nieuwe woningen per locatie. Bij drie woningen of minder is de invulling aan de afzonderlijke gemeenten.
  • De gemeenten staan naast woongebouwen ook vrijstaande woningen toe, gezien de behoefte daaraan. Bovendien zullen die woningen vaak meer bijdragen aan ontsteningswinst dan het bouwen van woongebouwen met meerdere wooneenheden.
  • De gemeenten gaan er van uit dat bij veel vrijkomende gebouwen slopen en nieuwbouw voor wonen meer voor de hand ligt dan verbouwen. Veel agrarische stallen zijn niet geschikt om te verbouwen tot woning. Het niet toestaan van sloop en nieuwbouw zal leiden tot minder winst voor de omgevingskwaliteit. Dit omdat dan minder functieverandering zal plaatsvinden en omdat hergebruik van bestaande gebouwen voor wonen vaak minder zal bijdragen aan verbetering van de omgevingskwaliteit dan het toestaan van nieuwbouw.

De functieverandering aan de Holleweg voldoet aan het functieveranderingsbeleid. Alle bebouwing wordt gesloopt en minder dan 50% aan bebouwing wordt teruggebouwd ten behoeve van een woning. De woning wordt landschappelijk ingepast en de kernkwaliteiten van het landschap worden niet aangetast.

2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.

Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is. "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte."

In de regels van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is, voor zover voor Apeldoorn en onderhavige ontwikkelingslocaties van belang, het volgende bepaald.

  1. 1. In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied.
  2. 2. De in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen, zoals opgenomen in bijlage 9 bij de Verordening.

De inbreidingen in beekbergen zijn op de bij de verordening behorende kaart Verstedelijking aangewezen als bestaand bebouwd gebied. De woning aan de Holleweg wordt in het kader van functieverandering gebouwd.

2.4 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019

In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) vastgesteld. Het voorgaande KWP2 (2005-2014) was in formele zin een uitwerking ex artikel 4a, lid 10, Wet op de Ruimtelijke Ordening van het Streekplan Gelderland 2005. Sinds 1 juli 2008 is de WRO vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van het overgangsrecht is het Streekplan Gelderland 2005 gelijkgesteld met de in de Wro bedoelde verplichte provinciale structuurvisie. Op deze zelfde grond maakt het KWP3 – als opvolging van het KWP2 - deel uit van deze structuurvisie.

Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

De woningbehoefte in Gelderland blijkt voor de periode 2010 tot en met 2019 lager uit te komen dan in de periode 2005 tot en met 2014. Voor het KWP3 staat als doelstelling om in 2020 een woningtekort van 0 % te hebben. Het afsprakenkader KWP3 wordt door de provincie overeengekomen met zowel de gemeenten als de woningcorporaties in de regio Stedendriehoek. Uit het referentiekader blijkt dat er in de Stedendriehoek vooral een grote behoefte is aan goedkope huurwoningen en middeldure koopwoningen. Tevens is er een grote vraag naar nultredenwoningen.

Het referentiekader geeft voor het Gelderse deel van de Stedendriehoek een bruto aantal toe te voegen woningen in de periode 2010 t/m 2019 van circa 10.000 woningen, op basis van een geschatte onttrekking van circa 1.800 woningen in dezelfde periode. Netto gaat het om een uitbreiding van de woningvoorraad van circa 8.500 woningen.

Met een woningbouwprogramma van bijna 21.000 nieuwbouwwoningen voor de hele regio voor de periode tot en met 2019 is er sprake van een overprogrammering aan nieuwbouw. De overprogrammering heeft niet zozeer betrekking op de eerstvolgende jaren, maar loopt op naarmate verder weg in de tijd gekeken wordt. De regio herkent zich in de cijfers in het referentiekader en in de berekende overmaat aan plancapaciteit. Voor de jaren tot 2015 is er sprake van een gezonde overmaat. In de Nederlandse ontwikkelpraktijk gaat men er op basis van ervaringscijfers vanuit dat 30 % overcapaciteit gezond is in verband met flexibiliteit en planuitval. De provincie draagt dit standpunt ook uit. Op langere termijn, de jaren 2015- 2030, is de overmaat groter.

Vooralsnog moet ook gezorgd worden voor voldoende productie aan nieuwe woningen. Er is nog steeds sprake van een woningtekort.

Voor het Gelderse deel van de regio Stedendriehoek betreft het afsprakenkader met name de volgende onderwerpen:

  1. a. aantal nieuw te bouwen woningen
    Afsprakenkader tussen provincie, gemeenten en corporaties is dat in de periode 2010 t/m 2019 in de regio Stedendriehoek 8.500 woningen netto aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Het betreft hier de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen en de woningcorporaties die in deze gemeenten actief zijn.
  2. b. verhouding huur-koop
    Het referentiekader geeft aan dat er behoefte is aan uitbreiding van de voorraad huurwoningen met 12 % van 8.500, ofwel bijna 1.000 huurwoningen. Dit impliceert dat voor zover huurwoningen worden verkocht of gesloopt deze tevens worden vervangen. Lettend op de plannen voor sloop en verkoop zal dan van de circa 10.000 (bruto) nieuw te bouwen woningen ongeveer 44 % een huurwoning moeten zijn, ofwel ruim 4.400 woningen.
  3. c. betaalbare segmenten
    Gemeenten en woningcorporaties zullen er naar streven om een groter aandeel betaalbare woningen in de nieuwbouw te realiseren dan op 1 januari 2009 in de planning was opgenomen: ambitie-indicatie voor de regio, conform het bruto referentiekader, circa 42 % van de bruto opgave aan nieuw te bouwen woningen.
  4. d. aandeel nultreden
    Gemeenten en woningcorporaties geven in de regionale woningbouwprogrammering aan de hand van de definitie van 'nultredenwoning' aan welk aandeel in de voorgenomen nieuwbouw en de voorgenomen aanpassing van bestaande woningen daadwerkelijk aan de definitie van ouderenwoning/ nultredenwoning voldoet.
  5. e. woningbouw korte termijn
    De gemeenten en de in de regio werkzame woningcorporaties spannen zich gezamenlijk in met de provincie om een lijst van uit te voeren projecten op te stellen, die als basis zal dienen voor de minimaal te realiseren woningbouw voor de jaren 2010, 2011 en 2012. Deze lijst zal als bijlage aan het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 worden toegevoegd.

Het KWP3 geeft alleen een referentie- en afsprakenkader aan op regionaal niveau. Als vervolg op het KWP3 is begin 2010 een traject gestart om het woonprogramma kwantitatief en kwalitatief binnenregionaal te verdelen over de gemeenten.

Op de planlocaties worden in totaal 4 vrijstaande woningen en 1 twee-onder-ƩƩnkap woning gebouwd. Het aantal nieuw te bouwen woningen is gering en opgenomen in de gemeentelijk vastgestelde harde woningbouwcapaciteit. Deze woningbouwcapaciteit is afgestemd met de provincie en er mag dan ook vanuit worden gegaan dat dit initiatief past binnen het kader van het KWP.

2.5 De Groene Mal

Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.

Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1004-vas1_0002.png"

figuur 2 kaart Groene Mal

Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.

Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barriĆØres. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.

Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.

Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.

De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.

De locaties aan de Dorpstraat en de Arnhemseweg zijn opgenomen in de lanenstructuur van de Groene Mal. Op perceelniveau vraagt dit echter niet om nadere maatregelen.

2.6 Beekbergse Poort

De provincie Gelderland werkt aan de realisatie van de Beekbergse Poort. Daarmee wordt invulling gegeven aan de groene wig zoals die in het Streekplan Gelderland 2005 is benoemd. De gebieden die deel uitmaken van onderhavig plangebied zijn gelegen in die Beekbergse Poort. Als onderdeel van die Poort moet een aansluiting van het CVN naar de IJsselvallei worden gerealiseerd, via de Oude Beek. Deze ligt echter buiten het plangebied. De planning is het plan in 2015 af te ronden.

2.7 Dorpsvisie Beekbergen En Lieren

De dorpsvisie Beekbergen en Lieren geeft een beeld van de gewenste ontwikkeling van de kernen tot 2020. De visie is tot stand gekomen in nauw overleg met de dorpsraad Beekbergen - Lieren en woningstichting Beter Wonen. De dorpsvisie is in oktober 2008 vastgesteld door de gemeenteraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1004-vas1_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1004-vas1_0004.png"

Figuur 3: Beleidskaart Dorpsvisie Beekbergen en Lieren

De locaties waar met dit plan woningbouw mogelijk wordt gemaakt sluiten aan op de dorpsvisie.

3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de planlocaties. Waar nodig wordt eerst ingegaan op de kern Beekbergen in algemene zin. Daarna wordt nader ingegaan op de percelen waar onderhavige herziening betrekking op heeft.

3.1 Historie

Beekbergen is - samen met Lieren, Oosterhuizen en de buurtschap Engeland (aan de westzijde van Beekbergen) - tot ontwikkeling gekomen op de flank van het Oost-Veluwse stuwwallengebied, dat zich uitstrekt van Hattem tot Dieren. Bestaansvoorwaarde was de beschikbaarheid van water; in dit geval ontstonden nederzettingen bij beken. In Beekbergen werd de ruimtelijke structuur naast de aanwezigheid van beken en wegen ook bepaald door de situatie van de kerken.

De eigenlijke nederzetting werd gevormd door de woon- en bedrijfsgebouwen, gelegen op hun erven. Deze werden gegroepeerd aan of rondom een enk. Dit was een complex van op hogere gronden gelegen akkers, gescheiden van elkaar door houtwallen. De enken kwamen steeds hoger te liggen vanwege de jaarlijkse bemesting.
Aan de buitenkant van de nederzetting bevonden zich op de lagere en nattere gronden de gemeenschappelijke weiden. Vanaf die weiden werd de toegang tot het dorp gevormd door de brink, waar het vee ’s avonds naar toe werd gedreven om naar de stallen te worden gebracht. Andere kenmerkende landschapsstructuren vormden de land- en handelswegen, de schaapsdriften en de hessenwegen.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Beekbergen heeft zich ontwikkeld op het kruispunt van de oude doorgaande weg van Apeldoorn naar Arnhem en de Oude Beek, zo'n vijf kilometer ten zuiden van Apeldoorn. Het ligt grofweg in de driehoek Veluwe, A1 en Apeldoorns kanaal. Het gebied vormt de overgang van het hoger gelegen gesloten bosgebied van de Veluwe naar de laaggelegen Ijsselvallei met zijn uiterwaarden. Het gebied had een van oorsprong agrarisch karakter, nu nog zichtbaar aan het glooiende enklandschap.

In de jaren zestig wordt Beekbergen aangewezen als satelliet van Apeldoorn. Dit leidt ertoe dat het begin van de jaren zeventig Beekbergen het karakter van een woondorp krijgt.
De uitbreidingswijze vanaf de vijftiger jaren langs bestaande wegen wordt vervangen door een "geconcentreerdere" vorm en stelselmatige verkaveling. In de oorspronkelijke dorpskern is de centrumfunctie van de Dorpstraat bewaard gebleven. Deze wordt in het algemeen uitgeoefend in de van oudsher aanwezige bebouwing.

3.2.1 Arnhemseweg

Dit perceel bevindt zich aan de doorlopende provinciale weg N788 van Apeldoorn richting Arnhem ter hoogte van de aansluiting met de Kerkweg in een lint van overwegend woningen, open ruimten en hier en daar een horeca- of detailhandelsfunctie.

Het perceel is op dit moment onbebouwd en kent een agrarische bestemming met landschappelijke waarde. Ten zuiden van het perceel bevinden zich twee woningen. Aan de noordzijde grenst het perceel aan een horecabedrijf met een bedrijfswoning.

3.2.2 Dorpstraat

De Dorpstraat is de centrale weg van het dorp. De belangrijkste voorzieningen in de vorm van winkels, zorg, de kerk en het nieuwe multifunctionele centrum zijn er aanwezig. De Dorpstraat verbindt het dorp met de Arnhemseweg en vormt de doorgaande weg naar Lieren en Loenen.

Het perceel bevindt zich buiten het centrum aan de rand van het dorp aan de oostzijde van Beekbergen. Dit deel van de Dorpstraat kenmerkt zich door de aanwezigheid vrijstaande woningen aan weerszijden van de weg. Dit perceel is de enige open ruimte in dit deel van Beekbergen. Aan weerszijden wordt het begrensd door woningen. De noordzijde grenst aan het open enklandschap.

3.2.3 Holleweg

Deze locatie maakt onderdeel uit van een gebied dat grofweg wordt begrensd door de kern Beekbergen in het noorden, de Arnhemseweg in het westen, de sportvelden in het oosten en de begraafplaats in het zuiden. Op dit moment kent het perceel een agrarische bestemming. Tot voor kort werd ter plaatse nog geboerd. Het gebied is ruim opgezet en kent een overwegende woonfunctie met her en der verspreid vrijstaande woningen waarmee het gebied feitelijk een overgang vormt van dorp naar buitengebied.

Op het perceel zelf bevinden zich op dit moment diverse agrarische opstallen. Deze worden gesloopt en met gebruikmaking van het functieveranderingsbeleid wordt een vrijstaande woning gebouwd.

3.2.4 Voorste Kerkweg

Het perceel ligt te midden van een viertal woningen in een driehoekig gebied, omsloten door de Voorste Kerkweg, De Papenberg en de Ruitersmolenweg aan de rand van Beekbergen. Het gebied ten noorden van de locatie is in de dorpsvisie aangewezen als zoekgebied voor nieuwe woningbouw. Ten oosten van het plangebied bevindt zich een klein bedrijfsterrein waar o.a. een groothandel gevestigd is. Ten westen van de locatie bevindt zich een verpleeghuis. Het perceel zelf wordt aan drie zijden omsloten door vrijstaande woningen.

Het perceel is ingericht als tuin bij het naastgelegen pand Voorste Kerkweg 1. Er zijn geen natuurwaarden aanwezig.

3.2.5 Wolterbeeklaan

Het perceel ligt op de hoek waar de Wolterbeeklaan aansluit op de Tullekensmolenweg in een overwegend groen gebied. Aan de overzijde van de Tullekensmolenweg ligt de Oude Beek. Aan de overzijde van de Wolterbeeklaan begint het Freule Hartsenpark. Ten zuiden van het plangebied liggen woningen.

Het perceel is ingericht als tuin bij het naastgelegen pand Wolterbeeklaan 79. Er zijn geen natuurwaarden aanwezig.

3.3 Groenstructuur

Met name Beekbergen kent op kernniveau een aantal waardevolle groenstructuren. Belangrijkste groenelement is het Freule Hartsenpark. Een langgerekt park, dat het dorp vanuit het noorden tot aan de Dorpstraat deels in tweeƫn deelt. Het gebied rondom de kerk aan de Dorpstraat hecht het park als het ware af. Hier bevindt zich aan de Kerkenallee een waardevolle historische bomenrij.

Op locatieniveau kan worden opgemerkt dat geen van de onderhavige locaties zich in of aan een waardevolle groenstructuur bevindt. Dit met uitzondering van de locaties Dorpstraat en Arnhemseweg die zijn opgenomen in de lanenstructuur van de Groene Mal. Dit vraagt op perceelniveau echter niet om nadere maatregelen.

Bij geen van de percelen is sprake van de aanwezigheid van waardevolle bomen die in het bestemmingsplan moeten worden beschermd.

3.4 Natuurwaarden

Beekbergen ligt in een omgeving met hoge natuurwaarden. Zowel in westelijke als zuidelijke richting wordt Beekbergen begrensd door Natura 2000 gebied de Veluwe. Bepaalde soorten en habitattypen genieten bescherming in die zin dat nieuwe ontwikkelingen in het gebied zelf of in de directe omgeving, geen negatieve effecten mogen hebben op deze soorten en typen.

Daarnaast wordt Beekbergen omsloten door de provinciale Ecologische Hoofd Structuur (EHS), gericht op het behoud en het versterken van de samenhang tussen natuurgebieden in Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1004-vas1_0005.gif"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1004-vas1_0006.gif"afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1004-vas1_0007.png"

Figuur 4: Beekbergen ten opzichte van EHS natuur (donkergroen en verweving (lichtgroen)

3.5 Verkeer En Vervoer

Het verkeersbeleid is gericht op een duurzame en veilige afwikkeling van de diverse verkeersstromen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verkeersgebieden en verblijfsgebieden.

Binnen de bebouwde kom betekent dit dat op eerstgenoemde verkeersaders een 50 km-regime van toepassing is. Voor het overige geldt in de hele kom van Beekbergen een 30 km-regime.

In onderhavig plan zijn de locaties Arnhemseweg en Wolterbeeklaan gesitueerd aan een 50 km-weg. De locaties Voorste Kerkweg en Dorpstraat bevinden zich in verblijfsgebied.

De locatie Holleweg ligt aan een weg met een 30 km-regime.

4 Ruimtelijke En Functionele Opzet

Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied weer. De bouwplannen worden per locatie beschreven. Algemeenheden zoals het parkeren en duurzaam bouwen wordt overeenkomstig beschreven.

4.1 Bebouwing

Er zijn nog geen concrete bouwplannen voor de vijf locaties. De beschrijving zal dan ook algemeen van aard zijn.

4.1.1 Arnhemseweg

Het bestemmingsplan voorziet voor dit perceel in de bouw van ƩƩn woning. Qua situering van de woning wordt aangesloten op het bestaande lint. Vanwege de milieucontour van de naastgelegen horecagelegenheid aan de Arnhemseweg zal de woning minimaal 10 meter van deze perceelsgrens gesitueerd worden. Bijgebouwen moeten minimaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.

4.1.2 Dorpstraat

Het bestemmingsplan voorziet hier in de bouw van een dubbele woning. Deze zal geschakeld gebouwd moeten worden. De woning moet in het bestaande lint worden ingevoegd. Ook qua volume moet worden aangesloten op de bestaande omgeving. Bijgebouwen moeten minimaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.

4.1.3 Holleweg

Het bestemmingsplan voorziet hier in de bouw van één woning in het kader van functieverandering. Circa 390 m² aan agrarische opstallen wordt gesloopt. In ruil daarvoor wordt één woning gebouwd. De nieuwe kavel sluit aan bij de bestaande bebouwing aan de Holleweg. Door de deels nieuwe groenstructuur wordt de woning landschappelijk ingepast en de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving verbeterd. Bijgebouwen moeten minimaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1004-vas1_0008.png"

Figuur 5: Inrichtingsplan Holleweg

4.1.4 Voorste Kerkweg

Op dit perceel wordt de bouw van een woning mogelijk gemaakt. Qua situering wordt aansluiting gezocht bij het bestaande lint. Bijgebouwen moeten minimaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.

4.1.5 Wolterbeeklaan

Het betreft hier een driehoekig perceel op de hoek van de Tullekensmolenweg en de Wolterbeeklaan. Het bestemmingsplan voorziet hier in de bouw van ƩƩn woning. Qua situering en volume wordt aangesloten op de bestaande omgeving. Bijgebouwen moeten minimaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd.

4.2 Verkeersontsluiting En Parkeren

Alle percelen sluiten rechtstreeks aan op de openbare weg. Per perceel zal een uitweg gerealiseerd moeten worden. Het perceel Arnhemseweg sluit rechtstreeks aan op de provinciale weg. Hiervoor zal door de initiatiefnemer een separaat traject gevoerd worden met de provincie Gelderland.

Qua parkeren moet voldaan worden aan de bepalingen in de geldende parkeerverordening. Dit moet gerealiseerd worden op eigen terrein. Hiervoor is voldoende ruimte op de planlocaties.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

5.1.2 Bodem

5.1.3 Milieuzonering

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve wordt verkeerslawaai beschouwd.

Wegverkeerslawaai

Algemeen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.

De omvang van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53 dB buitenstedelijk en 63 dB in binnenstedelijk gebied (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat er een ontheffingsgrond aanwezig is. De ontheffingsgronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.

Bij ministeriƫle regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieƫn van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieƫn van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Onder andere wanneer het gaat om woningbouwlocaties met niet meer dan 500 nieuwe woningen en ƩƩn ontsluitingsweg is dit het geval. In dit geval is hiervan sprake. Nader luchtkwaliteitsonderzoek kan achterwege blijven.

5.1.6 Externe veiligheid - Geen bevi-bedrijven in omgeving

Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiƫle gevarenbron aangemerkt.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (ƩƩn op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriƫntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.

Onderzoeksresultaten

In de nabijheid van de gewenste ontwikkelingen bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de bouw van de woningen.

Elektromagnetische straling

Op 50 meter van de planlocatie Voorste Kerkweg is een hoogspanningslijn aanwezig. De aan te houden indicatieve zone van de hoogspanningslijn bedraagt 80 meter aan weerszijden van de lijn. De planlocatie aan de Voorste Kerkweg is in deze zone gelegen. De berekende specifieke zone bedraagt 38,5 meter aan weerszijden van de lijn. De planlocatie aan de Voorste Kerkweg is buiten deze zone gelegen.

Transport gevaarlijke stoffen

De provinciale weg N788 van Apeldoorn langs Beekbergen naar de A50 is een weg waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Bij uiteindelijke planvorming binnen 200 meter van de weg dient het groepsrisico verantwoord te worden. Voor de locaties Arnhemseweg, Holleweg en Wolterbeeklaan is dit het geval.

Uit de onderzoeksresultaten van zowel de Arnhemseweg als de Holleweg en de Wolterbeeklaan blijkt dat het groepsrisico als gevolg van het (beperkt) transport van gevaarlijke stoffen over deze weg onder de oriƫntatiewaarde ligt. Toevoeging van een woning binnen het invloedgebied heeft geen noemenswaardige invloed op het groepsrisico en hoeft derhalve niet opnieuw te worden bepaald c.q. verantwoord. In bijlage 9 (Arnhemseweg), bijlage 10 (Holleweg) en bijlage 11 (Wolterbeeklaan) van de Bijlagen bij de toelichting zijn de onderzoeksresultaten terug te vinden.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Algemeen

De locaties, uitgezonderd de Holleweg, liggen allen in bestaand stedelijk gebied. De locatie Holleweg ligt aan de rand van het stedelijk gebied. In onderstaande tabel is de oppervlakte van het plangebied inzichtelijk gemaakt. In totaal gaat het om circa 2,15 hectare. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.

Locatie oppervlakte (m2)
Arnhemseweg 1.380
Dorpstraat 1.385
Holleweg 17.961
Voorste Kerkweg 372
Wolterbeeklaan 425
Totaal: 21.523

5.2.2 Grondwater

Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorn Kanaal en daarmee in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Als gevolg van klimaatveranderingen kunnen de grondwaterstanden mogelijk met 20-30 cm stijgen. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil op de locaties indicatief op minimaal 1.5 m-mv ligt. Doordat de maaiveldhoogten en grondwaterstanden in Beekbergen sterk variƫren is het verstandig met nader onderzoek hier meer zekerheid over te krijgen. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. De grondwaterstanden vormen geen belemmering voor de voorgenomen bouwplannen. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen grondwaterneutraal worden uitgevoerd.

5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

De planlocaties liggen in het bestaande bebouwde gebied van Beekbergen. In of aangrenzend aan de locaties is geen oppervlaktewater of natte natuur aanwezig. In de nieuwe ontwikkelingen wordt ook geen nieuw oppervlaktewater gecreƫerd. De plannen hebben geen gevolgen voor bestaand oppervlaktewater of waterafhankelijke natuur.

5.2.4 Afvoer van hemelwater

In de plangebieden en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en hemelwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geĆÆnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.

In de plangebieden wordt het hemelwater geĆÆnfiltreerd in voorzieningen met een minimale inhoud van 20mm. De voorzieningen kunnen bovengronds overlopen naar het openbaar terrein.

5.2.5 Afvoer van afvalwater

De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel en in het geval van de Voorste Kerkweg op het drukrioleringsysteem. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.

5.2.6 Watertoets

Het plan omvat minder dan 10 woningen/1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn "Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen" van het Waterschap Veluwe. Nadien is er overleg geweest tussen waterschap en gemeente over een tweetal kleinschalige tekstuele aanpassingen. Deze zijn naar tevredeneheid van beide partijen verwerkt in de toelichting.

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Habitat- en Vogelrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:

  • algemene soorten
    Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
  • overige soorten
    Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium "doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort".
  • soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB
    Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
    1. 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
    2. 2. er is geen alternatief; en
    3. 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.

Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid.

Gebiedsbescherming

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn.

5.3.2 Onderzoeksresultaten

In de rapportage d.d. juli 2010, opgesteld door Staro Natuur en Buitengebied en opgenomen in bijlage 12 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het natuuronderzoek weergegeven voor de locaties Arnhemseweg, Dorpstraat en Holleweg. Voor de locaties Voorste Kerkweg en Wolterbeeklaan is geen nader onderzoek uitgevoerd. Deze locaties zijn volledig gecultiveerd en beschermde flora en fauna wordt daar niet verwacht. De zorgplicht ex art. 2 van de Flora- en faunawet is altijd van toepassing.

Uit het onderzoek blijkt dat er geen negatieve effecten optreden ten aanzien van Natura 2000-gebieden, Beschermde- of Staatsnatuurmonumenten. Het plangebied is niet gelegen in de EHS, maar wel in Nationaal landschap.

(Mogelijk) voorkomende, grondgebonden zoogdieren en een aantal soorten amfibieƫn komen voor op de FFlijst 1. Voor soorten van de FFlijst 1 geldt een vrijstelling: bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het voor deze soorten niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen.

De verschillende locaties worden mogelijk door vleermuizen (FFlijst 3) gebruikt als foerageergebied. Er treden geen effecten op aan foerageergebieden, dus mitigeren of compenseren is in dit geval niet noodzakelijk.

Indien broedende vogels (FFlijst vogel) aanwezig zijn, kunnen verstorende werkzaamheden als verwijderen van bomen niet plaatsvinden zonder hinder te veroorzaken. Door de bomen vóór het broedseizoen voor vogels te verwijderen wordt voorkomen dat vogels er zullen gaan broeden. Indien zo gehandeld wordt dan treden er geen negatieve effecten op ten aanzien van vogels. Wanneer werkzaamheden in het geheel plaatsvinden buiten het broedseizoen worden geen nadelige effecten verwacht op vogels.

Het plangebied Dorpstraat maakt deel uit van een vaste rust of verblijfplaats van huismussen. Deze vaste rust en verblijfplaats is jaarrond beschermd. Echter zijn er in de directe omgeving genoeg uitval plaatsen voor de huismus. Mitigeren of compenseren is in dit geval niet noodzakelijk.

5.4 Cultuurhistorie

5.4.1 Cultuurhistorische waarden

De verschillende plangebieden liggen in een gebied dat op de Cultuurhistorische beleidskaart, vastgesteld d.d. 26 februari 2006, is aangemerkt als een gebied met een hoge attentiewaarde. Dit betekent dat bij ruimtelijke ontwikkelingen een cultuurhistorisch onderzoek verplicht is. Daarnaast wordt gestreefd naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarde.

De gemeente heeft een cultuurhistorische analyse van het gebied beschikbaar: Beekbergen en Lieren cultuurhistorische analyse, september 2009.

Voor de planlocaties aan de Arnhemseweg, Dorpstraat en Wolterbeeklaan geldt dat er geen cultuurhistorische waarde aanwezig is. Het zijn inbreidingslocaties, die door de ontwikkeling een goede ruimtelijke uitstraling krijgen. Ook liggen in de nabijheid geen belangrijke cultuurhistorische waardevolle elementen die aangetast zouden worden door de bouw van de woningen. De woningen sluiten aan op de bestaande omgeving.

De planlocatie Voorste Kerkweg ligt naast de Voorste Kerkweg 1, dat volgens de cultuurhistorische analyse is aangemerkt als waardevol object. Qua situering wordt aansluiting gezocht bij het bestaande lint. De bouw van de woning zal de cultuurhistorische waarde van het gebied en het object niet aantasten.

Voor de planlocatie aan de Holleweg geldt dat het vanuit cultuurhistorisch oogpunt zorg moet worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing van de nieuw te bouwen woning en bijgebouw. Kenmerkend voor Beekbergen zijn de enken. Belangrijke kenmerken van de enk nabij de Holleweg is de openheid en de zichtlijnen die de verschillende ruimten met elkaar verbinden. Door de locatie zelf open te houden en de bebouwing te concentreren wordt de openheid van de enk versterkt en de opnamecapaciteit van het landschap voor bebouwing vergroot. De bebouwing sluit aan bij de bebouwing aan de overkant van de Holleweg zodat de open ruimten behouden blijven. Door een nieuwe groenstructuur wordt een groen eilandje gecreƫerd en de kleinschaligheid rondom de Holleweg benadrukt. De zichtrelatie tussen de open ruimten wordt gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1004-vas1_0009.png"

Figuur 5: Inrichtingsschets Holleweg

5.4.2 Archeologische waarden

5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

Het gaat hier in alle gevallen om particuliere initiatieven. Met alle initiatiefnemers is een anterieur contract afgesloten. Alle met deze planherziening samenhangende kosten zijn hierin ondergebracht en komen ten laste van de initiatiefnemers. Van deze overeenkomsten is overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.24 van de Wro kennis gegeven.

Het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden is daarmee verzekerd. Het bepalen van het tijdvak of een fasering als bedoeld in artikel 6.13 Wro is niet noodzakelijk. Ook het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13 lid 2 is niet nodig. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig.

6 Juridische Planopzet

In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In de inleiding wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 6.2 wordt een toelichting gegeven op de regels, waarbij de hoofdstukindeling van de regels wordt gevolgd. In paragraaf 6.3 tenslotte wordt de plankaart beschreven.

6.1 Inleiding

Voor de regels is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard voor het stedelijk gebied, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.

6.2 De Regels

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. Het betreft de begripsregels, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten en berekenen.

6.2.2 regels omtrent gebruik en bebouwing van de grond

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden per bestemming regels gegeven voor gebruik en bebouwing van de grond. Deze bestemmingsregelingen worden hierna besproken.

6.2.3 Bestemming bedrijf

Om de bouw van een woning in het bestaande lint aan de Voorste Kerkweg mogelijk te maken moet een deel van de bestemming op het perceel Voorste Kerkweg 4 teruggeschaald worden. Op grond van het geldende bestemmingsplan zijn nu bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan.

Voor dit deel van het perceel wordt de bestemming "Bedrijf" opgenomen. In de bestemmingsomschrijving wordt bepaald dat slechts bedrijven zijn toegestaan in categorie 1. in de bijlagen wordt een bedrijvenlijst opgenomen met daarin aangegeven de bedrijven die zijn toegestaan. Omdat het gaat om een deel van het perceel waarvoor in het geldende plan geen bouwvlak is opgenomen worden bouwregels achterwege gelaten.

6.2.4 Bestemming Wonen

De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven.

Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand en twee-onder-een-kap. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan.

De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.

6.2.5 Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een bouwaanvraag voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (Hoog) respectievelijk 100 m2 (Middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kunnen burgemeester en wethouders bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geldt in beide bestemmingen een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

6.2.6 Algemene regels en overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 8 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 8.1 van dit artikel staat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden. Lid 8.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf die bouwhoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten goothoogte.

In artikel 9 staan de algemene gebruiksregels. Naast het verbod om grond en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming bevat dit artikel ook regelingen voor beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen. Bij recht is het gebruik van (een deel van) de woning en de bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroepsmatige gebruik blijft overheersen. Door middel van een ontheffing is ook het gebruik voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk. Ook hier gelden beperkingen om het woonkarakter te behouden. Alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de 2 zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" als categorie 1-bedrijven zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden. In artikel 12 staan de procedureregels die bij ontheffing en wijziging in acht genomen moeten worden. Artikel 13tenslotte geeft een regeling voor verwijzingen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten zeer bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

Hoofdstuk 4 bevat tot slot de strafbepaling, het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

6.2.7 Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

6.3 De Plankaart

De plangebieden zijn getekend op vijf gekleurde plankaarten, schaal 1:1.000.De plankaarten zijn IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008.

7 Inspraak En Overleg

7.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan is voor eventuele opmerkingen voorgelegd aan de Dorpsraad Beekbergen - Lieren. De Dorpsraad heeft enkele tekstuele opmerkingen gemaakt. Alle opmerkingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

7.2 Inspraak

Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het bestemmingsplan in te dienen.

7.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de provincie Gelderland. Zoals in paragraaf 5.2.6 is aangegeven is vooroverleg met het waterschap niet noodzakelijk. De provincie heeft evenals het waterschap aangegeven te kunnen instemmen met het bestemmingsplan.

7.4 Totstandkoming Plan

Vanaf 9 juni 2011 heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. In die periode zijn op het ontwerpbestemmingsplan geen zienswijzen ontvangen.

Onbekend 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen

Bijlage regels 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen

Onbekend 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
221 Uitgeverijen (kantoren) 1
2223 Grafische afwerking 1
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
361 Meubelstoffeerderijen 1
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
633 Reisorganisaties 1
642 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9302 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9302 Kapper op afspraak 1
9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Onbekend 1 Bodemonderzoek Arnhemseweg

Bijlage toelichting 1 Bodemonderzoek Arnhemseweg

Onbekend 2 Bodemonderzoek Dorpstraat

Bijlage toelichting 2 Bodemonderzoek Dorpstraat

Onbekend 3 Bodemonderzoek Holleweg

Bijlage toelichting 3 Bodemonderzoek Holleweg

Onbekend 4 Bodemonderzoek Voorste Kerkweg

Bijlage toelichting 4 Bodemonderzoek Voorste Kerkweg

Onbekend 5 Bodemonderzoek Wolterbeeklaan

Bijlage toelichting 5 Bodemonderzoek Wolterbeeklaan

Onbekend 6 Akoestisch Onderzoek Arnhemseweg

Bijlage toelichting 6 Akoestisch onderzoek Arnhemseweg

Onbekend 7 Akoestisch Onderzoek Holleweg

Bijlage toelichting 7 Akoestisch onderzoek Holleweg

Onbekend 8 Akoestisch Onderzoek Wolterbeeklaan

Bijlage toelichting 8 Akoestisch onderzoek Wolterbeeklaan

Onbekend 9 Externe Veiligheid Arnhemseweg

Bijlage toelichting 9 Externe veiligheid Arnhemseweg

Onbekend 10 Externe Veiligheid Holleweg

Bijlage toelichting 10 Externe veiligheid Holleweg

Onbekend 11 Externe Veiligheid Wolterbeeklaan

Bijlage toelichting 11 Externe veiligheid Wolterbeeklaan

Onbekend 12 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage toelichting 12 Natuurwaardenonderzoek

Onbekend 13 Archeologisch Onderzoek

Bijlage toelichting 13 Archeologisch onderzoek

Onbekend 14 Procedureschema

Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding
-
Voorbereidingsbesluit geldig t/m
-
Voorontwerp ter inzage
-
Ontwerpplan ter inzage
09-06-2011 - 20-07-2011
Vaststelling door gemeenteraad
31-01-2013
Terinzagelegging vastgesteld plan
14-02-2013 - 27-03-2013
Aanwijzing GS/Minister
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak
Datum inwerkingtreding b.p.
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan
Opmerkingen