Klarenbeek
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 30-05-2013 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Klarenbeek van de gemeente Apeldoorn;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1008-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan- of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegd, visueel ondergeschikt bouwdeel;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming vormt;
1.8 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.9 antenne-installatie:
een ander bouwwerk bestaande uit een constructie c.q. mast voor het door middel van een antenne zenden en/of ontvangen van elektromagnetische golven bij draadloze telegrafie, telefonie, televisie, radio en radar;
1.10 A-watergang:
een watergang van overwegend belang voor de waterhuishouding, met inbegrip van oevers, taluds, kaden en onderhoudspaden;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.12 bedrijfswoning:
een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting;
1.13 begeleid wonen:
vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is;
1.14 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
- 1. ten aanzien van bebouwing:
bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning; - 2. ten aanzien van gebruik:
het gebruik van gronden en bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw:
een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van het hoofdgebouw, dan wel de bedrijfswoning en functioneel en/of qua bouwmassa ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dan wel de bedrijfswoning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.):
de gezamenlijke oppervlakte van de bouwlagen ten behoeve van kantoren, detailhandel, horeca of andere bedrijven met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten;
1.24 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 evenementen:
periodieke en/of incidentele manifestaties zoals beurzen, concerten, markten, sportmanifestaties en dergelijke;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel;
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen en functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.30 houtopstand:
begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, met uitzondering van fruitbomen;
1.31 kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, kampeermiddel of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;
1.32 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur;
1.33 lawaaisporten:
de autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijke geluidproducerende sporten;
1.34 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de gas-, water- en elektriciteitsdistributie en ten behoeve van de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.35 overkapping:
een overkapt bouwwerk, niet zijnde een gebouw;
1.36 peil:
- 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het aansluitende maaiveld;
1.37 permanente bewoning:
gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- 1. het gebruik als woning door eenzelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze, die ingevolge het bepaalde in de Wet GBA noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of;
- 2. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene(n) niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt;
1.38 prostitutie:
het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen;
1.39 recreatiewoning:
een gebouw, geen woonkeet en geen bouwwerk, geen gebouw zijnde of een stacaravan op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden;
1.40 ruimtelijke karakteristiek:
het landschap en het ruimtegebruik die bij uitstek kenmerkend zijn voor een gebied;
1.41 seks- en/of pornobedrijf:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seks- en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:
- 1. seksbioscoop:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard; - 2. seksclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; - 3. seksautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard; - 4. sekswinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker; - 5. prostitutiebedrijf:
een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie;
1.42 verblijfsrecreatie:
recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen;
1.43 voorgevelbouwgrens:
het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;
1.44 windturbine:
een ander bouwwerk ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht;
1.45 woning:
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen;
1.46 zonnecollector:
een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.47 zorgwoning:
een woning voor de huisvesting van één of meer personen voor wie in het kader van de algemene dagelijkse levensverrichtingen professionele hulp of begeleiding nodig is van huishoudelijke, sociale, sociaal-medische of medische aard.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinste is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;
2.2 bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen in een bouwvlak of, indien geen bouwvlak aanwezig is, in een bestemmingsvlak in procenten van de oppervlakte van het bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak, per bouwperceel gemeten;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische bedrijven;
- b. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. watergangen;
- d. recreatief medegebruik (wandelen, fietsen en paardrijden);
- e. nutsvoorzieningen;
- f. behoud, herstel en versterking van de landschappelijke waarden,
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bouwvlak bedragen;
- 3. bijgebouwen bij de bedrijfswoning mogen niet vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht;
- 4. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw | Maximale oppervlakte / inhoud | Goothoogte in m | Bouwhoogte in m | ||
Bedrijfsgebouw | 6 m | 8,5 m | |||
Bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen | 600 m3 | 3 m | 8,5 m | ||
Bijgebouwen en overkappingen behorende bij de bedrijfswoning | 75 m² | 3 m | 5 m |
- b. De bouwhoogte van andere bouwwerken binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande, dat:
- 1. de bouwhoogte van mestsilo's niet meer mag bedragen dan 6 m;
- 2. de bouwhoogte van sleufsilo's niet meer mag bedragen dan 2 m;
- 3. de bouwhoogte van overige silo's niet meer mag bedragen dan 10 m;
- 4. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m.
- c. Buiten het bouwvlak zijn alleen bouwwerken toegestaan ten behoeve van terreinafscheiding en beheer met een bouwhoogte van niet meer dan 1.20 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. lid 3.2 onder a.1 voor het buiten het bouwvlak oprichten van bouwwerken met een grondoppervlakte van maximaal 50 m² per agrarisch bedrijf en een bouwhoogte van maximaal 2,7 m, mits zulks noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering en de bebouwing niet in het bouwvlak zelf kan worden opgericht;
- b. lid 3.2 onder a.6. teneinde de maximaal toegelaten grondoppervlakte van bijgebouwen bij burgerwoningen buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' met maximaal 50 m² stalruimte uit te breiden, indien direct aansluitend bij (het erf van) de woning minimaal 1 ha grond hoort;
- c. lid 3.2 onder a.6. voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning tot een oppervlakte van 75 m², mits dit geen afbreuk doet aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving en de openheid van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- d. lid 3.2 onder a.4 indien dit uit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet onaanvaardbaar is;
- e. lid 3.2 onder b.2 voor het bouwen van sleufsilo's tot een bouwhoogte van maximaal 4 m;
- f. lid 3.2 onder a.3 teneinde de agrarische bedrijfswoning te splitsen in maximaal twee bedrijfswoningen, mits:
- 1. de bedrijfswoningen tezamen de maximaal toegestane inhoud van de bedrijfswoning niet overschrijden;
- 2. de cultuurhistorische/karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
- 3. splitsing geen belemmering vormt voor de naastgelegen agrarische bedrijven;
- 4. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning niet wordt overschreden, met dien verstande dat er in ieder geval minimaal 20 m² aan bijgebouwen per bedrijfswoning aanwezig moet zijn;
- g. lid 3.2 onder a.6 voor het overschrijden van de maximale toegelaten bouwhoogte van bedrijfsgebouwen met niet meer dan 3,5 m tot een maximum van 1/3 van de oppervlakte van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen installatieruimten;
- h. lid 3.2 onder a.6 voor een goothoogte van 3,5 m ten behoeve van een gedeeltelijk open kapschuur met een asymmetrisch zadeldak voor (hobbymatig) agrarisch gebruik.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat vanbedrijfsactiviteiten;
- 2. een constructiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf';
- 3. een bestratingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bestratingsbedrijf';
- 4. een kwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
- 5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- 6. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen';
- 7. het behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- 8. tuinen, erven en terreinen;
- 9. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
- b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. risicovolle inrichtingen;
- 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postordeactiviteiten en/of verkoop via internet;
- III. bestaande detailhandelsbedrijven.
4.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven bebouwingspercentage bedragen, met dien verstande dat indien geen bebouwingspercentage staat aangegeven, het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn gebouwen toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogten maximaal de aangegeven hooogten in meters bedragen.
- b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte voor andere bouwwerken mag maximaal 3 m. bedragen;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen;
- 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een luifel dan wel overkapping met een oppervlakte van niet meer dan 200 m² toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
- a. De niet bebouwde grond mag uitsluitend voor bedrijven, tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt, met dien verstande dat gebruik als opslagterrein voor de voorste voorgevelbouwgrens en het verlengde daarvan aan de wegzijde niet is toegestaan.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' gelden de volgende regels:
- 1. de op grond van lid 4.2 toegestane bebouwing mag worden gebruikt als technische ruimte, zoals werkplaatsen en als servicegebouw, waaronder in ieder geval begrepen detailhandel, magazijn en sanitaire ruimten, zulks ten dienste van het verkooppunt motorbrandstoffen;
- 2. binnen het onder 1. genoemde servicegebouw zijn afzonderlijke ruimten voor detailhandel toegestaan tot en oppervlakte van maximaal 75 m²;
- 3. al dan niet zelfstandige horecaruimten in de zin van café/bar, restaurant, snackbar et cetera zijn niet toegestaan. Buffetverkoop en verkoop uit automatiek zijn, als onderdeel van de detailhandelsactiviteiten, wel toegestaan;
- 4. bij beëindiging van het verkooppunt motorbrandstoffen dienen ondergeschikte nevenactiviteiten in de zin van detailhandel eveneens te worden beëindigd.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 4.1 onder a bepaalde, teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan, die niet zijn genoemd in de Staat vanbedrijfsactiviteiten, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan is toegestaan en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan. De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. het behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogten maximaal de aangegeven hooogten in meters bedragen;
- b. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3 m;
- c. op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte voor andere bouwwerken mag maximaal 3 m. bedragen;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het gebruik van woning en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m² per bouwperceel;
- 2. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de omliggende functies;
- 3. het gebruik doet geen onevenredige afbreuk aan het landelijk karakter van het gebied;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- 5. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg hebben;
- 6. er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van internetbedrijven;
- 7. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- 8. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij de regels behorende Lijst van niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
- b. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- 1. in de bestemming zijn postorderbedrijven en bouwmarkten niet toegestaan.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoordoeleinden en zakelijke dienstverlening;
- b. wonen, met dien verstande dat niet meer woningen zijn toegestaan dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' is aangegeven;
- c. groenvoorzieningen;
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. nutsvoorzieningen.
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
6.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen.
- b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte voor andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m² per bouwperceel;
- b. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de omliggende functies;
- c. het gebruik doet geen onevenredige afbreuk aan het landelijk karakter van het gebied;
- d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg hebben;
- f. er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van internetbedrijven;
- g. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- h. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij de regels behorende Lijst van niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. hondenuitlaatplaatsen;
- e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen.
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4 m bedragen;
- b. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 2,5 m bedragen.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen;
- b. een zaal ten behoeve van feesten en partijen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal';
- c. een kegelbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kegelbaan';
- d. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. nutsvoorzieningen.
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
8.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogten maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
- b. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3 m;
- c. op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte voor andere bouwwerken mag maximaal 3 m. bedragen;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen;
8.3 Specifieke gebruiksbepaling
Het gebruik van woning en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m² per bouwperceel;
- b. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de omliggende functies;
- c. het gebruik doet geen onevenredige afbreuk aan het landelijk karakter van het gebied;
- d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg hebben;
- f. er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van internetbedrijven;
- g. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- h. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij de regels behorende Lijst van niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoordoeleinden en/of zakelijke dienstverlening;
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen.
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
9.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen.
- b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 75 m² tot een maximum van 60% van de oppervlakte van het bouwperceel (met inbegrip van alle op het bouwperceel aanwezige bebouwing);
- 3. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 5 m;
- 4. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3 m.
- c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte voor andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke activiteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- b. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. het behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
10.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven percentage bedragen;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de bouw- en goothoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen.
- 4. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 m bedragen.
- b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte voor andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van woning en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m² per bouwperceel;
- b. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de omliggende functies;
- c. het gebruik doet geen onevenredige afbreuk aan het landelijk karakter van het gebied;
- d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg hebben;
- f. er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van internetbedrijven;
- g. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- h. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij de regels behorende Lijst van niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 10.1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelatenmaatschappelijke voorzieningen, dan wel voorkomen in een hogere categorie van bedoelde Lijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan. Dit voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. het bedrijfsmatig bieden van recreatief verblijf aan personen - die elders hun hoofdverblijf hebben- in tot het bedrijf behorende recreatiewoningen en tot het bedrijf behorende verzorgende gebouwen ten dienste van die personen, een en ander met de daarbij behorende bouwwerken;
- 2. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- 3. tuinen, erven en terreinen;
- 4. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
- b. De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor het gebruik als 'Bedrijfswoning.'
11.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. het aantal recreatiewoningen bedraagt niet meer dan 16;
- 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m;
- 3. de oppervlakte van recreatiewoningen bedraagt niet meer dan 75 m²;
- 4. onderkeldering van recreatiewoningen is niet toegestaan;
- 5. bijgebouwen zijn niet toegestaan;
- 6. binnen het bouwvlak is een aan het recreatieterrein facilitair gebouw toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de bouw- en goothoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen.
- b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte voor andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. buitensportvoorzieningen met daarbij behorende voorzieningen, zoals was- en kleedruimten, kantine, tribune, berging- en stallingsruimten en verenigingsgebouwen;
- b. evenementen;
- c. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'pad': openbaar onverhard pad;
- e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
12.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogten maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen.
- b. Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bijgebouwen, onderhoudsgebouwen, toiletgebouwen en dergelijke worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m².
- c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag maximaal 200 m² bedragen;
- 2. de bouwhoogte van terrein- en erfscheidingen mag maximaal 3 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 15 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte van ballenvangers, vangnetten, speeltoestellen en vlaggenmasten mag maximaal 7 m bedragen;
- 5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, mag maximaal 2,5 m bedragen.
- d. De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor het gebruik als 'Bedrijfswoning.'
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, met het bestaande aantal rijstroken, gericht op doorstroming en afwikkeling van verkeer;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen.
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 6 m.
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied, waaronder begrepen (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. speelplaatsen;
- d. hondenuitlaatplaatsen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen.
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 6 m.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
- c. water- en oeverrecreatie;
- d. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende , geen gebouwen zijnde, en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, overbeschoeiingen, onderhoudspaden en aanlegplaatsen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, met dien verstande dat bruggen van deze bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd.
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal twee aaneengesloten woningen per bouwvlak;
- b. gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
- c. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
- d. erven ter plaatse van de aanduiding 'erf';
- e. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' met dien verstande dat detailhandel uitsluitend op de begane grond plaatsvindt;
- f. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- g. een openbaar onverhard pad ter plaatse van de aanduiding 'pad';
- h. het behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- i. nutsvoorzieningen.
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
16.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
- 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. het aantal woningen mag maximaal het bestaande aantal per bouwvlak bedragen, dan wel het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen';
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de bouw- en goothoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen;
- 4. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens, voor zover woningen aan die zijde niet aaneengebouwd zijn, bedraagt ten minste 2,5 m.
- b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen uitsluitend 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw maximaal 75 m² bedragen en het bebouwingspercentage van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'erf' maximaal 50%;
- 3. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen maximaal respectievelijk 3 m en 5 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 3 m.
- c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. andere bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', 'erf', en 'tuin' worden gebouwd;
- 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mag maximaal 1 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en 'erf' mag maximaal 2 m bedragen;
- 4. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m² per bouwperceel;
- b. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de omliggende functies;
- c. het gebruik doet geen onevenredige afbreuk aan het landelijk karakter van het gebied;
- d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg hebben;
- f. er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van internetbedrijven;
- g. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- h. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij de regels behorende Lijst van niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:
- a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m³ bedraagt;
- d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen.
Artikel 17 Waarde - Archeologie Hoog
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ''Waarde - Archeologie hoog" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
17.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 18 Waarde - Archeologie Middelhoog
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ''Waarde - Archeologie middelhoog" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. .
18.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 500 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Bouwregels
- a. De maatvoering van bebouwing mag niet meer bedragen dan aangegeven en dient te voldoen aan het bepaalde in de bij de desbetreffende bestemming behorende bouwregels.
- b. Uitsluitend bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming mogen worden opgericht.
- c. Ter plaatse van verkeersdoeleinden en verblijfsgebieden c.q. de op de openbare ruimte georiënteerde gevel, is overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, met een maximale diepte van 1,2 m en een maximale bouwhoogte van 3,5 m toegestaan, met dien verstande, dat erkers geen grotere breedte mogen hebben dan 75% van de breedte van de woning waartoe zij behoren en de afstand van de woning inclusief erker tot de aan de weg gelegen bouwperceelgrens ten minste 2 m dient te bedragen.
- d. Voor zover bouwwerken op het moment van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten, gelden de bestaande afmetingen als vervangende regel. Deze regel geldt niet voor bij woningen behorende bijgebouwen.
- e. Voor het bouwen van (vlaggen)masten bedraagt de maximale bouwhoogte 6 m.
- f. Voor het bouwen van zend-, ontvang- en antennemasten bedraagt de maximale bouwhoogte 15 m.
- g. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt de maximale oppervlakte 25 m² en de maximale goothoogte 3 m.
- h. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- i. Agrarische bedrijven die zijn verbonden door middel van de aanduiding 'relatie' worden aangemerkt als één agrarisch bedrijf.
20.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- 1. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- 2. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- 3. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- 4. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- 5. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde- Archeologie hoog' en 'Waarde - Archeologie middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
21.2 Strafbepaling
Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 22 Bijzondere Boom
22.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding: 'bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.
22.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing: tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 22.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
23.1 Aanduidingsomschrijving
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:
- a. Binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan 6,00 m.
- b. Binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
H = X/n + c·z
Waarin:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)
X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen
n = 50 (bebouwd gebied)
c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)
z = askophoogte = 20,00 m.
- c. Bestaande bouwwerken waarvan de bouwhoogte afwijkt van hetgeen op grond van sub a en b zou zijn toegestaan, worden geacht in overeenstemming te zijn met het bepaalde in sub a en b.
23.2 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.1 sub a en b, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
- a. Omgevingsvergunningplicht
Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden bepaalde, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:- 1. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
- 2. het ophogen van gronden.
- b. Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht
Het in a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan.
- c. Toelaatbaarheid werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 24 Wro-zone - Wijzigingsgebied
24.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn ingevolge art. 3.6 lid 1 onder a Wro bevoegd het plan geheel of gedeeltelijk te wijzigen wat betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied-1' ten behoeve van de functie wonen, onder de volgende voorwaarden:
- a. het totale aantal woningen ter plaatse mag niet meer bedragen dan 1;
- b. de afstand van de woning bedraagt minimaal 10 m tot de bestaande woonbebouwing;
- c. het hoofdgebouw wordt gebouwd in het verlengde van de aangegeven voorgevelrooilijn van de zijdelings gelegen bouwpercelen;
- d. de maximale goothoogte niet meer dan 6 m bedraagt;
- e. de maximale bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt;
- f. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 15 m;
- g. het bepaalde in artikel 23 lid 23.1 is van toepassing;
- h. wordt voldaan aan de maximaal aanvaardbare geluidsbelasting;
- i. wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving in elk geval op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie, alsmede flora en fauna.
24.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel, mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
25.1 Voorwaarden afwijking
Omgevingsvergunningen als bedoeld in dit artikel kunnen alleen worden verleend:
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
25.2 Afwijken van de bouw- en gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes of andere bouwwerken van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover deze -indien het gebouwtjes betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het andere bouwwerken betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m; van de hoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties tot een maximale bouwhoogte van 40 m, voor zover een grotere bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 m bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, bouwhoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot bouwperceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakte en percentages;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m.
25.3 Aangrenzende percelen
Een in lid 25.2 bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning kan niet worden verleend, indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking kan worden voorkomen.
25.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het bepaalde in lid 25.2 sub e is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 29 lid 29.1 van deze regels (overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
26.1 Voorwaarden wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel, mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
26.2 Wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn ingevolge art. 3.6 lid 1 onder a Wro bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven, niet meer dan 15 m bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het afwijken noodzakelijk is ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte van gebouwen, bouwhoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot bouwperceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.
Artikel 27 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 28 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 30 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Klarenbeek.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. 30 mei 2013 nr. 53-2013
Mij bekend,
De griffier,
Namens hem:
John de Meij
manager Team Omgevingsrecht & Advies
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Apeldoorn werkt aan de actualisering en digitalisering van haar bestemmingsplannen. De geldende bestemmingsplannen voor Klarenbeek zijn dermate verouderd dat een actualisatie, met inachtneming van de actuele wet- en regelgeving en de huidige feitelijke situatie, noodzakelijk is.
Deze actualisatie heeft als voordeel dat de planregels voor het dorp worden geuniformeerd. Nu gelden binnen het dorp meerdere plannen (zie kaart 1.1) van twee verschillende gemeenten. De uniformering zal de inzichtelijkheid van het plan en de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de burgers ten goede komen. Hieraan draagt ook de keuze van de gemeenten Apeldoorn en Voorst bij om een nagenoeg gelijkluidende planregeling op te nemen voor beide dorpsdelen.
De Dorpsvisie Klarenbeek
Eind september 2003 is door de gemeenteraad van de gemeente Apeldoorn en van de gemeente Voorst de Dorpsvisie Klarenbeek vastgesteld. In deze dorpsvisie is ingezet op een groei en verjonging van de bevolking tot 2020. Hiervoor zijn diverse nieuwe woningbouwlocaties opgenomen in relatie met de verplaatsing van de sportvelden. Door de economische crisis zijn deze woningbouwontwikkelingen onder druk komen te staan. Dit heeft in 2012 geleid tot het gedeeltelijk aanpassen van de dorpsvisie. Er is geen sprake meer van een verplaatsing van de sportvelden en het totale woningbouwprogramma wordt getemporiseerd en in aantallen terug gebracht.
Het uitbrengen van de Dorpsvisie Klarenbeek was mede een belangrijke aanleiding voor het opstellen van een actueel bestemmingplan voor Klarenbeek. In de periode van 2005 tot 2010 zijn vervolgens een voorontwerp- en ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd waarin de gewenste woningbouwontwikkelingen en de verplaatsing van de sportvelden waren opgenomen.
Nu in 2012 met de aanpassingen van de Dorpsvisie ruimtelijk gezien een pas op de plaats wordt gemaakt, verandert ook het karakter van het bestemmingsplan Klarenbeek. Voor u ligt nu een bestemmingsplan dat met name conserverend van aard is, mede ook gezien de actualisatieplicht voor 1 juli 2013. Dat wil zeggen dat de bestaande situatie opnieuw planologisch is vastgelegd conform de huidige inzichten en (digitale) standaarden.
Enkel nieuwe ontwikkelingen die gedurende de laatste jaren hun beslag hebben gehad of waarvan de uitvoering zeker is, zoals een enkele inbreidingslocatie, zijn nog wel in het bestemmingsplan opgenomen. Er zijn geen grotere nieuwe woningbouwlocaties opgenomen.
Kaart 1.2: Ligging Klarenbeek
1.2 Het Plangebied
Klarenbeek ligt op de grens van de Veluwe en de IJsselvallei in het zuidoosten van de gemeente Apeldoorn en het zuidwesten van de gemeente Voorst (zie kaart 1.2). Het gehele dorp zelf telt bijna 3.500 inwoners en ligt aan de Hoofdweg en Klarenbeekseweg tussen Wilp en Loenen. Klarenbeek grenst aan de zuid- en oostzijde aan het landgoed Klarenbeek en de Appensche Bossen. Hier loopt ook de Klarenbeek.
Het plangebied bestaat uit het Apeldoornse deel van het dorp zoals dat in de dorpsvisie centraal staat. Op kaart 1.3 is het plangebied weergegeven.
1.3 Doel
Het belangrijkste doel van het op te stellen bestemmingsplan Klarenbeek is het bieden van een actueel, helder en toegankelijk ruimtelijk kader.
Het bestemmingsplan Klarenbeek is hoofdzakelijk conserverend van opzet. Er zijn slechts enkele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het plan opgenomen:
- een inbreidingslocatie langs het lint (Klarenbeekseweg 106);
- de uitbreiding van een bedrijf aan de Klarenbeekseweg 84
1.4 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan Klarenbeek bestaat uit de volgende hoofdstukken:
In hoofdstuk 2 wordt het relevante beleidskader beschreven.
In hoofdstuk 3 wordt een kenschets gegeven van de bestaande situatie en de ruimtelijke en functionele structuur in het plangebied. Dit geeft inzicht in de voorkomende functies en waarden binnen het gebied.
In hoofdstuk 4 wordt de planopzet beschreven. Hierin wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met de bestaande functies in het plangebied en met de voorkomende nieuwe ontwikkelingen.
In hoofdstuk 5 staan de planologische uitvoerbaarheidaspecten van het plan centraal. Dit betreft de aspecten milieu, water, cultuurhistorie, natuur en economie.
In hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen beschreven en wordt ingegaan op specifieke juridische aspecten van het plan.
In hoofdstuk 7, tot slot, worden de resultaten van het gevoerde proces weergegeven.
Welkom in Klarenbeek: dorp in het groen
2 Beleidskader
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden in het kort de verschillende ruimtelijke beleidsvelden belicht. Het kan daarbij gaan om rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid, maar ook om beleid van andere organisaties, zoals het waterschap.
2.2 Ruimtelijke Beleid
STRUCTUURVISIE INFRASTRUCTUUR EN RUIMTE
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
- vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- verbeteren van de bereikbaarheid;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Het plangebied van Klarenbeek heeft geen relatie met één van de 13 nationale belangen.
STREEKPLAN GELDERLAND
Het Streekplan Gelderland 2005 (onder de Wro structuurvisie) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.
Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
Streekplanuitwerking zoekzones
In het streekplan zijn gebieden gereserveerd voor stedelijke functies: wonen (huizen), werken (bedrijventerreinen) en voorzieningen (scholen, kerken, sportvelden). Deze gebieden heten zoekzones.
Figuur 2.1: Streekplanuitwerking zoekzones stedelijke functies
Voor Klarenbeek is het gebied ten noorden van de lijn Klarenbeekseweg-Hoofdweg aangewezen als zoekzone wonen.
Ecologische hoofdstructuur
De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de EHS is onderdeel van het streekplan en is met de streekplanherziening in juli 2009 opnieuw vastgesteld. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals bouwprojecten, moeten afwegingen worden gemaakt. Om deze goed te kunnen maken is een gedetailleerde beschrijving van de eigenschappen van de ecologische hoofdstructuur in de streekplanuitwerking opgenomen. De streekplanuitwerking is daarmee voor gemeenten een middel waarmee zij weloverwogen afwegingen kunnen maken.
Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat wijzigen van het bestemmingsplan uitsluitend wordt toegestaan als er groot maatschappelijk belang op het spel staat en er geen redelijke alternatieven zijn. De provincie Gelderland heeft de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden beschreven in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur'.
EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden, en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn.
EHS-verweving omvat landgoederen onder de Natuurschoonwet (daarop aanwezige grotere natuur- en bosgebieden zijn tot de EHS-natuur gerekend), landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. Door natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer wordt de natuurwaarde van het gebied als geheel versterkt.
Figuur 2.2: Ligging Ecologische Hoofdstructuur
Ter verbinding van EHS-natuur en EHS-verweving worden in de streekplanperiode ecologische verbindingen gerealiseerd. Deze verbindingszones bestaan uit een schakeling van natuurelementen (stapstenen) die multifunctioneel gebied doorsnijdt. Aangezien het gaat om smalle zones met een strategische ligging, is voor de realisering van de verbindingszones specifiek ruimtelijk beleid aan de orde. Het betreft een combinatie van planologische bescherming van aanwezige waarden en planologische reservering (zoekzone) voor versterking van de natuurwaarde voor de doelsoorten die in het Gelderse gebiedsplan Natuur en landschap zijn aangegeven. De zones, waar de ecologische verbindingsfunctie wordt versterkt, bestaan uit landbouwgronden en verspreid gelegen kleine natuur- en boselementen, waarbij veelal beken en andere watergangen de as van de ecologische verbindingszone vormen.
In 2011 is de provincie Gelderland gekomen met een herijking van de EHS is Gelderland als gevolg van de bezuinigingen op natuur door het kabinet. Dit heeft tot gevolg dat de natuurontwikkelingsopgave voor enkele gebieden wordt geschrapt. In de omgeving van Klarenbeek gaat dit op voor grote delen van het Beekbergerwoud.
RUIMTELIJKE VERORDENING GELDERLAND
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een gewijzigd stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Op het provinciaal niveau betekent de invoering van de nieuwe Wet dat het streekplan als beleidsdocument en het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen zijn komen te vervallen. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie ingevolge artikel 2.2 Wro voor het streekplan in de plaats gekomen. Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wro.
Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door GS te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft dit plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.
Gedeputeerde Staten hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De volgende onderwerpen zijn hierin opgenomen:
- verstedelijking;
- wonen;
- detailhandel;
- recreatiewoningen en -parken;
- glastuinbouw;
- waterwingebied;
- grondwaterbeschermingsgebied;
- oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
- (herbegrenzing) Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
- waardevol open gebied;
- Nationale landschappen.
Voor Klarenbeek zijn met name de eerste twee onderwerpen van belang. In onderstaande verstedelijkingskaart voor Klarenbeek zijn in roze de zoekgebieden voor wonen en werken aangegeven.
Figuur 2.3: Kaart verstedelijking Ruimtelijke Verordening Gelderland
KWALITATIEF WOONPROGRAMMA 2010-2019
In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) vastgesteld. Het voorgaande KWP2 (2005-2014) was in formele zin een uitwerking ex artikel 4a, lid 10, Wet op de Ruimtelijke Ordening van het Streekplan Gelderland 2005. Sinds 1 juli 2008 is de WRO vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van het overgangsrecht is het Streekplan Gelderland 2005 gelijkgesteld met de in de Wro bedoelde verplichte provinciale structuurvisie. Op deze zelfde grond maakt het KWP3 - als opvolging van het KWP2 - deel uit van deze structuurvisie.
Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.
De woningbehoefte in Gelderland blijkt voor de periode 2010 tot en met 2019 lager uit te komen dan in de periode 2005 tot en met 2014. Voor het KWP3 staat als doelstelling om in 2020 een woningtekort van 0% te hebben. Het afsprakenkader KWP3 wordt door de provincie overeengekomen met zowel de gemeenten als de woningcorporaties in de regio Stedendriehoek. Uit het referentiekader blijkt dat er in de Stedendriehoek vooral een grote behoefte is aan goedkope huurwoningen en middeldure koopwoningen. Tevens is er een grote vraag naar nultredenwoningen.
Het referentiekader geeft voor het Gelderse deel van de Stedendriehoek een bruto aantal toe te voegen woningen in de periode 2010 t/m 2019 van circa 10.000 woningen, op basis van een geschatte onttrekking van circa 1.800 woningen in dezelfde periode. Netto gaat het om een uitbreiding van de woningvoorraad van circa 8.500 woningen.
Met een woningbouwprogramma van bijna 21.000 nieuwbouwwoningen voor de hele regio voor de periode tot en met 2019 is er sprake van een overprogrammering aan nieuwbouw. De overprogrammering heeft niet zozeer betrekking op de eerstvolgende jaren, maar loopt op naarmate verder weg in de tijd gekeken wordt. De regio herkent zich in de cijfers in het referentiekader en in de berekende overmaat aan plancapaciteit. Voor de jaren tot 2015 is er sprake van een gezonde overmaat. In de Nederlandse ontwikkelpraktijk gaat men er op basis van ervaringscijfers vanuit dat 30 % overcapaciteit gezond is in verband met flexibiliteit en planuitval. De provincie draagt dit standpunt ook uit. Op langere termijn, de jaren 2015- 2030, is de overmaat groter.
Vooralsnog moet ook gezorgd worden voor voldoende productie aan nieuwe woningen. Er is nog steeds sprake van een woningtekort.
Voor het Gelderse deel van de regio Stedendriehoek betreft het afsprakenkader met name de volgende onderwerpen:
- a. aantal nieuw te bouwen woningen
Afsprakenkader tussen provincie, gemeenten en corporaties is dat in de periode 2010 t/m 2019 in de regio Stedendriehoek 8.500 woningen netto aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Het betreft hier de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen en de woningcorporaties die in deze gemeenten actief zijn.
- b. verhouding huur-koop
Het referentiekader geeft aan dat er behoefte is aan uitbreiding van de voorraad huurwoningen met 12 % van 8.500, ofwel bijna 1.000 huurwoningen. Dit impliceert dat voor zover huurwoningen worden verkocht of gesloopt deze tevens worden vervangen. Lettend op de plannen voor sloop en verkoop zal dan van de circa 10.000 (bruto) nieuw te bouwen woningen ongeveer 44 % een huurwoning moeten zijn, ofwel ruim 4.400 woningen.
- c. betaalbare segmenten
Gemeenten en woningcorporaties zullen er naar streven om een groter aandeel betaalbare woningen in de nieuwbouw te realiseren dan op 1 januari 2009 in de planning was opgenomen: ambitie-indicatie voor de regio, conform het bruto referentiekader, circa 42 % van de bruto opgave aan nieuw te bouwen woningen.
- d. aandeel nultreden
Gemeenten en woningcorporaties geven in de regionale woningbouwprogrammering aan de hand van de definitie van 'nultredenwoning' aan welk aandeel in de voorgenomen nieuwbouw en de voorgenomen aanpassing van bestaande woningen daadwerkelijk aan de definitie van ouderenwoning/ nultredenwoning voldoet.
- e. woningbouw korte termijn
De gemeenten en de in de regio werkzame woningcorporaties spannen zich gezamenlijk in met de provincie om een lijst van uit te voeren projecten op te stellen, die als basis zal dienen voor de minimaal te realiseren woningbouw voor de jaren 2010, 2011 en 2012. Deze lijst zal als bijlage aan het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 worden toegevoegd.
Het KWP3 geeft alleen een referentie- en afsprakenkader aan op regionaal niveau. Als vervolg op het KWP3 is begin 2010 een traject gestart om het woonprogramma kwantitatief en kwalitatief binnenregionaal te verdelen over de gemeenten. Dit traject, dat moet leiden tot een regionaal woninbouwprogramma met het KWP3 als richtpunt, is nog niet afgerond.
REGIONALE STRUCTUURVISIE STEDENDRIEHOEK 2030
In Stedendriehoekverband is de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 opgesteld. Naast de nodige aandacht voor herstructurering en nieuwbouw in de steden, wordt ook ingezet op een woningbouwprogramma in de dorpen ten behoeve van het behoud en de versterking van de leefbaarheid. Uitbreidingen moeten vanuit cultuurhistorisch, landschappelijk en ecologisch oogpunt verantwoord zijn. In een aantal dorpen binnen het bundelingsgebied is ruimte voor extra groei bovenop de lokale behoeften. Het betreft daarbij uitbreidingen voor de langere termijn. Klarenbeek ligt in dit bundelingsgebied, zodat er in principe ruimte is voor extra groei tot 2030.
DORPSVISIE KLARENBEEK
In september 2003 is de Dorpsvisie Klarenbeek vastgesteld door beide gemeenten. In deze dorpsvisie worden de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015-2020 beschreven. Concreet voorzag de dorpsvisie in de toevoeging van ruim 220 woningen waarbij de huidige sportvelden werden verplaatst naar de noordzijde van de Klarenbeekseweg en op de huidige sportvelden woningen werden gebouwd. Als gevolg van de teruglopende marktomstandigheden en de afgenomen behoefte aan woningen in algemene zin, blijken de voornemens uit de dorpsvisie niet uitvoerbaar. Op dit moment wordt dan ook gewerkt aan een herijking van de dorpsvisie. Daarbij wordt gekeken naar het aantal woningen en de beoogde locaties waar deze woningbouw gaat plaatsvinden. Als locatie voor het voorzieningencluster is een deel van de huidige sportvelden in beeld. Verder wordt gekeken naar zoeklocaties voor de op termijn mogelijk te bouwen brede school. Hiervoor zijn drie locaties in beeld: de locatie ten noorden van basisschool De Dalk, bij het voorzieningencluster bij de sportvelden en de locatie van basisschool de Kopermolen.
2.3 Volkshuisvestingsbeleid
WOONVISIE, WONEN IN APELDOORN 2010
In de woonvisie, Wonen in Apeldoorn 2010 (2002) schetst de gemeente haar visie op Apeldoorn als woonstad. Deze visie is doorvertaald in instrumenten die worden gehanteerd om het beleid in praktijk te brengen, te weten: de woonatlas, het woningbouwprogramma en het prestatiecontract met de corporaties. Tussentijds wordt de woonvisie bijgestuurd en aangevuld op basis van tussentijdse resultaten en mogelijk veranderende inzichten en ontwikkelingen.
Voor het landelijk gebied en de dorpen binnen de gemeente Apeldoorn wordt ingezet op handhaving en versterking van het dorpse karakter. Op de schaal van het dorp moet subtiel en op maat worden gewerkt te meer omdat er tussen de dorpen onderling grote verschillen bestaan, ook op het punt van de aanwezige woningvoorraad. Dat wordt in de afzonderlijke structuurvisies uitgewerkt.
Algemene operationele doelstellingen voor de dorpen zijn:
- het aanbieden in de dorpen van comfortabele appartementen in de huursector in het socialeen dure segment;
- het vergroten van woonmilieudifferentiatie in de dorpen;
- het realiseren van woningen door middel van particulier opdrachtgeverschap;
- wanneer sprake zal zijn van verkoop van bestaande woningen respectievelijk nieuwbouw deze in MGE-constructie aan te bieden;
- het stimuleren van woonzorgzones in de dorpen;
Actualisatie woonvisie
In 2007 is de woonvisie uit 2002 geactualiseerd. Hierin worden zeven thema's genoemd. De nieuwe visie richt zich met name op de thema's dorpvoorraad en wachttijden voor woningen.
Voor de thema's doelgroepen, kwaliteit van de bestaande woningvoorraad, bouwproductie, kloof tussen huur en koop en consumentgericht bouwen is sprake van een hernieuwde focus. Deze thema's zijn op basis van de huidige woningmarkt geactualiseerd. Alle thema's zijn op dezelfde wijze uitgewerkt: beknopte analyse, visie, doelstellingen en aanpak. Ter ondersteuning van de analyse en het scherp stellen van de problemen, is per thema tevens een overzicht gemaakt van de belangrijkste cijfers. Deze aanpak vormt de eerste aanzet voor het uitvoeringsprogramma.
2.4 Archeologie- En Monumentenbeleid
ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van
archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:
- Hoge trefkans (rood): bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Gemiddelde trefkans (geel): bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Lage trefkans (groen): bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Figuur 2.4: Uitsnede archeologische beleidskaart
Bovenstaande uitsnede uit de archeologische beleidskaart laat zien dat Klarenbeek vrijwel geheel in een gebied met lage trefkans valt.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
- Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het
bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
2.5 Welstandsbeleid
De gemeenteraad heeft in juli 2004 de kadernota "Over welstand geschreven" vastgesteld. Deze nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan de redelijke eisen van welstand, om de leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.Dit kader wordt per dorp (of gebied) nader ingevuld middels gebiedsgerichte beeldkwaliteitplannen.
Voor Klarenbeek wordt de gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld. Deze zal tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. In dit welstandsbeleid zal naar voren komen dat met name de intbebouwing een belangrijke beeldbepalende waarde kent met daaraan gekoppeld een hoger welstandsniveau. Voor de overige bebouwing in het dorp zal een sprake zijn van een meer soepel welstandniveau.
2.6 Duurzaamheidsbeleid
Apeldoorn hanteert een integraal duurzaamheidbeleid vanuit de facetbenadering, dat wil zeggen dat duurzaamheid geen apart beleidsonderdeel is, maar zoveel mogelijk integraal is verweven in de verschillende beleidsonderwerpen. Daarnaast wordt een accent gelegd bij water- en energiebeleid.
Bovenstaand beleid wordt in samenhang met het beleid in de nota 'Apeldoorn Duurzaam, Zo doen wij dat hier' (gemeente Apeldoorn, 2001) verder ontwikkeld en toegepast. De nota Apeldoorn Duurzaam dient als een overkoepelend afwegings- en toetsingskader voor beleid op fysiek, economische en sociaal terrein. Deze belangen dienen volgens de nota verantwoord afgewogen te worden. De te beschermen en te versterken milieu- en natuurwaarden dienen daarbij als onderlegger. Centraal bij de afweging staat: ontplooien ja, afwentelen nee.
Het ontplooien heeft met name betrekking op de sociale dimensie van duurzame ontwikkeling: betrokkenheid, samenhang, meer en beter onderwijs en werk, respect voor elkaars cultuur.
Het afwentelen heeft vooral betrekking op de fysieke dimensie van duurzaamheid. Volgens het beleid dat is vastgelegd in de nota, krijgt fysieke duurzaamheid gestalte door de volgende drie dragende principes in praktijk te brengen:
- Groene Mal-filosofie (ruimte voor groen, zowel voor recreatie als ecologische kwaliteiten, door nieuwe groengebieden en herstel van beken en sprengen met natuurlijke oevers);
- verdichten en verdunnen (gebundelde verstedelijking met behoud van het groene karakter);
- de energieneutrale stad (concrete invulling van het uitgangspunt 'niet afwentelen'; centraal staan besparen, duurzame bronnen en efficiency).
Het milieubeleid op meer specifieke milieuaspecten als bodem, externe veiligheid, water en geluid is in aparte beleidsnota's verwoord.
2.7 Groenbeleid
DE GROENE MAL VAN APELDOORN
In de notitie 'de groene mal van Apeldoorn' (november 2002) is de groene ambitie van Apeldoorn neergelegd. De Groene Mal is het groene kader waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen. De Groene Mal richt zich expliciet op zeven belangrijke groene structuren in Apeldoorn: beken en sprengen, Kanaalzone, lanen, parken, grote groengebieden, weteringen en groene wiggen. Voor Klarenbeek zijn de Beekbergsche Beek/Klarenbeek, de laanstructuur langs de Klarenbeekseweg/Woudweg en de Grote Wetering in dit kader van belang. Daarvan is de Grote Wetering een concreet project waarbij de oevers worden aangepast volgens het model Kamsalamander.
VISIE EN UITVOERINGSPROGRAMMA BEEKBERGSE POORT
Klarenbeek ligt in het plangebied van het project Beekbergse Poort. De Beekbergse Poort is een uniek gebied met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten en hoge natuurwaarden. In delen ervan is de ruimtelijke inrichting verrommeld en komt een mindere waterkwaliteit voor. De verstedelijking dringt het gebied binnen en tast de landelijkheid aan en maakt het voor groene dragers, zoals landbouw, natuur en landgoederen, steeds moeilijker. Door aanleg van wegen en bebouwing ontstaan ook barrières. Dit leidt tot een versnippering van de groene gebieden en een steeds grotere afstand tussen de natuurgebieden onderling. Hierdoor zijn de verschillende landschapstypen steeds moeilijker van elkaar te onderscheiden. Verder is het noodzakelijk om de kwaliteit van bestaande natuurgebieden te verbeteren.
Het doel van het programma Beekbergse Poort is om te komen tot een ruimtelijke en kwalitatieve verbetering van het gebied door:
- het versterken van de ecologische variatie;
- het realiseren van ecologische verbindingszones;
- het verbeteren en ontwikkelen van kwelgebonden natuurwaarden.
In het kader van de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur door de provincie Gelderland, zal de ecologische verbindingszone Beekbergse Poort op een minder grote schaal worden ingerich
2.8 Waterbeleid
Het belang van water als ordenend principe binnen de ruimtelijke planvorming neemt snel toe. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2001 een startovereenkomst getekend met als doel de watersystemen op orde te krijgen en te houden. De startovereenkomst voorziet in de opstelling van regionale stroomgebiedvisies waarin het toekomstige waterbeheer in relatie tot de ruimtelijke ordening wordt aangegeven.
INTEGRAAL WATERBEHEERSPLAN VELUWE EN VALLEI
Als vervolg op het Integraal Waterbeheersplan Veluwe en Vallei, heeft het Waterschap Veluwe een nieuw Integraal Waterbeheersplan opgesteld. In het plan heeft het waterschap leidende principes geformuleerd voor het waterbeheer.
Dit zijn:
- watersysteembenadering:
per stroomgebied zal het waterschap aangeven welke mogelijkheden het watersysteem biedt aan diverse gebruiksvormen en wat de gevolgen zijn, indien voor een bepaalde vorm wordt gekozen; - waterketenbenadering:
een optimale dimensionering van het geheel van rioleringssysteem, afvalwatertransportsysteem en zuiveringsinstallatie wordt nagestreefd, uitgaande van een brongerichte benadering (zoveel mogelijk water in het systeem houden); in bebouwd gebied komen watersysteem- en waterketenbenadering bij elkaar; - veiligheid:
bescherming tegen hoog water en beperken van wateroverlast; - water als mede ordenend principe in de ruimtelijke ordening:
studie naar geschikte en minder geschikte locaties voor verschillende vormen van grondgebruik (zie ook 'Blauwdruk'); - geen afwenteling:
vasthouden, bergen en dan pas lozen van regenwater; - schoon houden (van regenwater, grondwater en oppervlaktewater) in plaats van achteraf zuiveren;
- een optimale verdeling van water, maar niet tegen elke prijs;
- ecologisch gezonde water- en (natte) landnatuur; ook in de stad:
de omstandigheden voor plant en dier zijn zodanig dat ze er zich kunnen handhaven of na verstoring opnieuw kunnen vestigen; in stedelijke gebieden worden de watergangen waar mogelijk op een aantrekkelijke wijze ingericht en het beheer en onderhoud wordt mede afgestemd op de aanwezige natuurwaarden.
WATERPLAN 2005-2015 GEMEENTE APELDOORN
Specifiek ten aanzien van Klarenbeek is in het Waterplan 2005-2015 van de gemeente Apeldoorn het volgende aangegeven:
Veiligheid
Water in de woonomgeving (onder andere beekzones) moet zo worden ontworpen, dat de veiligheid van spelende kinderen wordt gewaarborgd.
Regionale en lokale wateroverlast
Ook het afkoppelen van regenwater (verhard oppervlak) van het gemengd riool is van belang.
Ingezet wordt op het zo veel mogelijk infiltreren van regenwater met infiltratievoorziening (vasthouden), met overloop naar oppervlaktewater. Daar waar de grondwaterstand te hoog is of infiltreren om andere redenen niet mogelijk is, kan het regenwater via een greppel naar bestaande of herstelde beken worden gevoerd. Daar waar de beek een parkachtige, landelijke of dorpse setting kent, wordt bij het beekherstel extra ruimte voor berging in het beekprofiel gecreëerd. Daar waar ruimte is, kan gedacht worden aan extra oppervlaktewater in de vorm van het herstel van wijerds. Het uitgangspunt is om een bui/gebeurtenis van eens per 10 jaar te kunnen verwerken zonder inundatie van wegen en woningen. Het noordelijk deel van Klarenbeek ligt in een Strategisch Actiegebied van het Waterhuishoudingsplan (WHP3), wat betekent dat voor 2009 2,5-5% van het verhard oppervlak moet zijn afgekoppeld en niet wordt aangekoppeld aan het gemengd riool (afhankelijk van de grondwatertrap).Voor het zuidelijk deel is dit 1-2,5%. De riolering en het gemaal van het waterschap moeten het afvalwater van het plangebied kunnen verwerken.
In principe wordt 100% van het verhard oppervlak in nieuw stedelijk gebied niet aangesloten op de riolering. Alleen als afkoppelen niet mogelijk is of als afstromend water te vervuilend is wordt het afgevoerd naar de RWZI.
Volksgezondheid
Hergebruik (grijs water) heeft geen voorkeur gezien het mogelijke risico voor de volksgezondheid. Daarnaast zijn de milieuvoordelen van grijs water gering in vergelijking tot de benodigde investeringen.
Grondwateroverlast
Grondwaterstandverlaging ten behoeve van het plan wordt voorkomen (door bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen of ophogen). Ingrepen mogen geen bodemlagen aantasten waardoor het grondwatersysteem verandert.
Daarnaast kan nuttig (her)gebruik "overlastwater" plaatsvinden voor klimatisering van gebouwen en het voeden van de beken en sprengen, wat weer leidt tot natuurontwikkeling, cultuurhistorie en recreatieve beleving.
Kwaliteit oppervlaktewater
Nieuwe ontwikkelingen mogen geen nadelige effecten hebben op de waterkwaliteit. Lozing van schoon (regen)water op oppervlaktewater is toegestaan. Wel kunnen er eisen worden gesteld aan de maximale afvoer. Speciale aandacht voor beschermingszones rond de HEN-wateren (15 m aan weerszijden van HEN, en 10 m rondom toestromende A-watergangen). Afgekoppeld regenwater mag in de sprengen worden gebracht (zie boven), mits dit niet tot aantasting van het ecosysteem leidt. Saneren (historische) waterbodemverontreiniging.
Kwaliteit grondwater
Er worden maatregelen genomen om te zorgen dat het geïnfiltreerde regenwater het grondwater niet verontreinigt.
Verdroging
Voor grondwateronttrekkingen geldt volgens WHP3 een stand-still beginsel.
Natte natuur
Het plan mag geen nadelige effecten hebben op waterafhankelijke natuur en moet bij voorkeur bijdragen aan het vergroten van de natuurwaarden. Bruggen en duikers migreerbaar maken voor flora en fauna.
DE WATERTOETS
Op basis van beleid dat voortkomt uit de rijksnota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een 'watertoets' verplicht gesteld bij de ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:
- voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
- voorkomen van wateroverlast en afwenteling van wateroverschotten op anderen;
- voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
- het garanderen van de veiligheid (overstroming);
- het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.
2.9 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 - 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.
De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.
Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met
elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden zijn of worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.
De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse Spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.
Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur. De verblijfsgebieden in het buitengebied worden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km per uur.
De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
Door de provincie Gelderland is de Hoofdweg/Klarenbeekseweg door Klarenbeek (N789) aangemerkt als een weg met een toegangbiedende functie. De provincie heeft geen concrete plannen om het snelheidsregime van deze weg zowel buiten (80 km/h) als binnen (50 km/h) de bebouwde kom te wijzigen.
2.10 Voorzieningen
In de Dorpsvisie Klarenbeek wordt aangegeven dat zowel de gemeente Apeldoorn (Sociale Visie Apeldoorn) als de gemeente Voorst kiezen voor behoud van een minimaal basispakket aan voorzieningen. Het zal echter niet altijd mogelijk zijn om alle voorzieningen op korte afstand van de burger te behouden. Om toch een bepaald minimum niveau te kunnen handhaven zijn multifunctioneel gebruik en concentratie van voorzieningen belangrijk.
2.11 Economisch Beleid
STRATEGISCH ECONOMISCH BELEIDSVISIE
Hierin is de gemeentelijke visie op de ontwikkeling van werken binnen de gemeente Apeldoorn vastgelegd en voor de dorpen verder uitgewerkt in het beleidskader 'Wonen en Werken' in de dorpen. Voor Klarenbeek betekent dit dat bestaande bedrijven beperkte uitbreidingsmogelijkheden op de eigen kavel krijgen. Bedrijven die desondanks niet uit de voeten kunnen, moeten uitwijken naar een lokale bedrijvenstrip of bedrijventerrein elders in het landelijk of stedelijk gebied. Per dorp wordt gekeken of het wenselijk is een bedrijvenstrip te ontwikkelen (zie Dorpsvisie). In Klarenbeek is hiervoor aan de zuidrand een zoekgebied aangegeven. Voor een vrijkomende bedrijfslocatie wordt uitgegaan van vestiging van een ander bedrijf. Indien dit niet lukt, wordt nagegaan of de locatie zich leent voor een woonfunctie.
3 De Huidige Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.1.1 Het dorp Klarenbeek
HET ACHTERVELD
Circa 200 jaar geleden bestond het dorp Klarenbeek nog niet. Er bevonden zich hier hoofdzakelijk woeste gronden met veel bos en hei. Vanuit zowel Gietelo als Lieren en Oosterhuizen werd wel gesproken van het Achterveld. Elke inwoner had hier vrij het recht van vruchtgebruik op de gronden en was men in staat in één nacht een woning te bouwen waarvan rook uit de schoorsteen kwam, dan kon men zich er vrij vestigen. Er ontstond dan ook een min of meer clandestiene ontginningsnederzetting met wat keuterboerderijen. Pas met de verkaveling van de gronden vanaf 1845 neemt de agrarische bebouwing toe en komen er enkele grote boerderijen in het gebied, zoals 'De Zweep', 'De Dalk' en 'De Til'.
KREPEL
Al voor deze tijd stond langs de Beekbergsche beek een kleine onderslagmolen (opgericht in 1732). Toen deze in het jaar 1764 in bezit kwam van de familie Krepel, werd de molen ingericht tot een pletterij van rood koper. Om de capaciteit te vergroten werd tegelijk de Beekbergsche Beek verlegd en opgehoogd, zodat een groter verval ontstond en dus meer waterkracht. Later werd hieraan een waterreservoir, 'de Wiert' toegevoegd. De katholieke familie Krepel bouwde woningen voor hun arbeiders en bouwden ook een kerk, een school en een eigen landhuis. De bedrijvigheid rondom de molen trok ook een molenaar, een bakker en een herberg aan. Deze konden zich niet op het landgoed van Krepel vestigen, maar deden dat langs de verharde weg van Deventer naar Arnhem, zodat hier geleidelijk bebouwingsclusters ontstonden.
VAN KOPER NAAR HOUT
De opkomst van de stoommachines verdrong de koperindustrie en toen vanaf 1868 'het Woud' werd gekapt, werd van de nood een deugd gemaakt door over te schakelen naar de productie van sigarenkisten. Later werd buitenlands hout aangevoerd wat onder andere tot de aanleg van het station bij Klarenbeek heeft geleid en een niet meer bestaand industriespoor door het bos naar het bedrijf.
Met deze nijverheid en de verdere ontginning van de woeste gronden (onder andere verkoop van gronden behorende bij Huize de Poll) groeit het dorp vanaf het begin van de 20e eeuw gestaag verder langs het lint dat de Hoofdweg en de Klarenbeekseweg vormen. In de naoorlogse perioden volgden, in zowel het Voorster als Apeldoornse deel, planmatige uitbreidingen. Nu is nog altijd de houtfabriek een belangrijke werkgever in het dorp. Wel zijn daar de detailhandel en de horeca bijgekomen.
De Hoofdweg/Klarenbeekseweg vormt het ontginningslint van Klarenbeek
3.1.2 Cultuurhistorie, landschap en natuur
De cultuurhistorische elementen en waarden in Klarenbeek bevinden zich grotendeels in het landschap rondom het dorp en in mindere mate in het dorp zelf. Hoewel buiten het plangebied vallend, zal ook kort worden stilgestaan bij de cultuurhistorie van het omliggende landschap, aangezien het sfeerbepalend is voor het dorp zelf.
LANDSCHAP
Bij Klarenbeek is een duidelijke landschapsgrens te onderscheiden. Ten zuiden en oosten van het dorp ligt een landgoederenzone als onderdeel van een groot bosgebied en een beekdal. Ten westen en noorden van het dorp is sprake van een agrarisch ontginningslandschap.
Het uitgestrekte bosgebied van het Appensche Bos is nog een relict van de woeste bos- en heidegronden die eeuwenlang rondom Klarenbeek hebben gelegen. In het Appensche Bos zijn onder andere nog grafheuvels te vinden. Bijzonder is verder dat de Veluwsche Bandijk door het bos loopt tot aan boerderij De Havik. Dichter bij Klarenbeek is het bos omgevormd tot een meer parkachtig gebied als onderdeel van het landgoed Klarenbeek. Door het landgoed loopt de Klarenbeek. Het westelijke deel, dat grenst aan het dorp, is bijzonder door het complex van molenvijver, watergangen en houtwallen. Centraal in het landgoed ligt het Huis Klarenbeek (1848) met ten noorden daarvan de houtfabriek (deels uit 1895) en het historische bebouwingsensemble van kerk (1930), pastorie, school, hallehuisboerderij (1848) en voormalige hulppostkantoor (1907).
Het agrarische ontginningslandschap kenmerkt zich door verspreide bebouwing langs oudere en nieuwere ontginningswegen. In het laatste geval gaat het om lange rechte wegen. Het landschap wordt meer open verder van het dorp af. Vanuit het dorp wordt het zicht bepaald door open velden, hoge bomenlanen langs de wegen en incidenteel dichtere bosschages in het veld of rondom een erf. Aan de Dalk staat nog een achttiende eeuwse hardstenen grenspaal, die de grens van heerlijkheid 't Loo aangeeft.
DORP
In het dorp is het bebouwingslint langs de Hoofdweg en de Klarenbeekseweg karakteristiek. Hier bestaat, vooral aan de noordzijde, nog de historische relatie tussen dorp en landelijk gebied. Een aantal beeldbepalende bouwwerken staat in het dorp, zoals korenmolen De Hoop (monument uit 1905) en de openbare lagere school met onderwijzerswoning (1900). Verder staat er een aantal karakteristieke woonhuizen uit het begin van de 20ste eeuw in het bebouwingslint. Aan de Klarenbeekseweg vormt de voormalige coöperatie 'Ons Belang' een markant herkenningspunt. Ten slotte bevat het dorp twee kerken, de Rooms Katholieke Kerk aan de Kerkweg en de karakteristieke PKN kerk aan de Woudweg.
CULTUURHISTORISCHE WAARDEN
Voor het Apeldoornse deel van Klarenbeek heeft een cultuurhistorische analyse van de bebouwing plaatsgevonden. Op basis van de geselecteerde criteria komt een aantal panden in aanmerking om als karakteristiek in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Deze panden bevinden zich langs de Klarenbeekseweg en de Woudweg. In paragraaf 5.3 is de volledige lijst van karakteristieke gebouwen opgenomen.
NATUUR
Aan de oostzijde van het dorp liggen bossen. Een groot deel hiervan is onderdeel van het landgoed Klarenbeek. Het betreft een minder grootschalig landschap, Het gebied heeft relatief een hoge landschappelijke waarde. Het gebied valt onder de Ecologische Hoofdstructuur (bron: kaartenatlas kernkwaliteiten EHS, provincie Gelderland). Klarenbeek zelf ligt in het werkgebied van de Beekbergse Poort. In dit gebied staat de ruimtelijke en kwalitatieve verbetering van ecologie en natuur centraa.
3.2 De Ruimtelijke Structuur
LIGGING EN RELATIES
Klarenbeek ligt enigszins afzijdig van het hoofdwegennetwerk. De N789 die dwars door het dorp loopt, verbindt het dorp met Loenen en Wilp. Richting Wilp sluit de N789 op 3 km van het dorp aan op de N345. Via de N345 zijn Zutphen, Apeldoorn en de rijksweg A1 goed te bereiken. Langs de N789 loopt een vrij liggend fietspad.
Het station Klarenbeek bevindt zich op ruim 1 km ten noordoosten van het dorp. Het station bevindt zich op de lijn Apeldoorn-Zutphen. De treinen rijden elk half uur.
Lokale en plattelandswegen kenmerken de verbindingen ten noorden en zuiden van het dorp. De Broekstraat loopt binnendoor naar De Kar en de Kopermolenweg richting Klein Amsterdam. De overige wegen hebben voornamelijk een ontsluitingsfunctie voor het buitengebied.
RUIMTELIJKE OPBOUW
De ruimtelijke opbouw van Klarenbeek is op kaart 3.1 weergegeven. De in elkaars verlengde liggende Hoofdweg en Klarenbeekseweg vormen het bebouwingslint. Min of meer haaks hierop staan meerdere wegen en lanen richting het buitengebied. In de naoorlogse periode heeft ten zuiden van het bebouwingslint, zowel in het Voorster als Apeldoornse deel, een planmatige en gefaseerde uitbreiding plaatsgevonden. Deze uitbreidingen worden van elkaar gescheiden door een centraal in het dorp gelegen sportcomplex met voetbalvelden en een klein tennispark. Gezien deze ontwikkeling is van enige centrale kernvorming binnen het lint geen sprake. Er heeft nieuwbouw plaatsgevonden op locatie De Dalk, waarmee ook aan de noordzijde van het lint een kleine planmatige uitbreiding is ontstaan. Aan de Hessen Allee heeft recent sloop en nieuwbouw plaatsgevonden.
VERKAVELING
In het bebouwingslint is de bebouwing geleidelijk in de loop van de tijd ontstaan (organische ontwikkeling). Dit geldt ook voor de bebouwing aan de, haaks op het lint gelegen, (voormalige) landbouwwegen. De rooilijn verspringt hier en de bebouwing staat op onregelmatige afstand van elkaar, waardoor afwisselend sprake is van doorzichten richting het buitengebied.
De naoorlogse uitbreidingen kennen een planmatige structuur. In het Voorster deel is sprake van een strokenverkaveling met grotendeels bebouwing uit de jaren vijftig en zestig. Rijtjeswoningen en halfvrijstaande woningen in een licht verspringende rooilijn bepalen hier het bebouwingsbeeld. Later is de wijk verder uitgebreid naar het zuiden met kleine woonerven.
In het Apeldoornse deel heeft de naoorlogse woonbuurt zich van west naar oost ontwikkeld. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw ontstond De Til. Vervolgens zijn de buurten De Zweep en De Doorvaart ontstaan in de jaren tachtig en negentig. De verkaveling is hier meer kleinschalig en minder rationeel van aard dan in het Voorster deel van het dorp. Ook hier staat de bebouwing wel in een duidelijk herkenbare rooilijn.
ORIËNTATIE
De belangrijkste oriëntatiepunten in Klarenbeek zijn korenmolen 'De Hoop' en de voormalige coöperatie 'Ons Belang'. Verder zijn met name de doorzichten vanuit het lint van belang voor de oriëntatie. Deze bevinden zich vooral aan de noordzijde, waar afwisselend doorzichten bestaan naar het agrarische gebied. Bij de Elsbosweg is de beleving van deze open ruimte zeer sterk. Aan de zuidzijde zijn de doorzichten vanuit het lint minder ver reikend, maar wel zeer kenmerkend. Dit betreft het zicht op de Krepellaan en de bosrand van het landgoed Klarenbeek. Ook vanaf de Hessen Allee en vanuit de woonbuurten 'De Zweep' en 'De Til' bestaan fraaie doorzichten op dit landgoed.
Kaart 3.2: Functiekaart Klarenbeek
3.3 De Aanwezige Functies
Op kaart 3.2 zijn alle in het dorp voorkomende functies geïnventariseerd. Deze kaart vormt een belangrijke basis voor het vastleggen van de bestaande functies binnen het bestemmingsplan. In de volgende paragrafen worden de verschillende voorkomende functies nader beschreven.
3.3.1 Wonen
Klarenbeek is een levendig dorp met een sterk gemeenschapsgevoel en een hoge mate van zelforganisatie. Het dorp heeft tot op heden ook nog een redelijk voorzieningenniveau met winkels, basisscholen, kerken en sportvoorzieningen. Dit maakt dat de woonfunctie in het dorp een zeer belangrijke is, maar geen overheersende, zoals vaak het geval is in een kleine kern.
In totaal staan er ca. 1.141 woningen in het dorp. Van deze woningen bestaat 70% uit koopwoningen en 30% uit sociale huurwoningen. De woningvoorraad bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen. De huurwoningen zijn voornamelijk rijtjeswoningen, de koopwoningen grotendeels (half-)vrijstaande woningen.
3.3.2 Voorzieningen
SPORT- EN RECREATIEVE VOORZIENINGEN
Klarenbeek kent de nodige sport- en recreatieve voorzieningen. Centraal in het dorp liggen de sportvelden van sportvereniging 'SC Klarenbeek'. Hieraan grenst tevens het kleine sportpark van de tennisvereniging 'De Zweepslag'. Achter restaurant 'De Nieuwe Zweep' bevind zich een kegelbaan en een verblijfsrecreatief terrein met 16 recreatiewoningen.
MAATSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN
In Klarenbeek staan twee kerken en twee basisscholen (openbaar en katholiek). Aan de Woudweg is dorpshuis Ons Gebouw gelegen. Tegenover molen 'De Hoop' ligt een hertenkamp. Verder is een klein postagentschap in de hengelsportzaak aanwezig en is er een pinautomaat bij de bank. Achter de Molen is een gezondheidscentrum gerealiseerd.
MUSEUM
Buiten het plangebied is aan de Oude Broekstraat het Haardplatenmuseum Klarenbeek gelegen.
3.3.3 Werken
Klarenbeek is een bedrijvig dorp. Met name in het lint, maar ook incidenteel in de woonbuurten, is sprake van diverse bedrijfsmatige activiteiten.
DETAILHANDEL
In het lange bebouwingslint langs de Hoofdweg/Klarenbeekseweg komen de nodige detailhandelsvestigingen voor. Kleine concentraties doen zich voor tegenover het plantsoen in het Voorster deel en bij de Welkoop en de basisschool in het Apeldoornse deel. Het dorp beschikt onder meer over een supermarkt, een slager en een bakker. Molen De Hoop herbergt een molenwinkel, terwijl nabij de molen een winkel staat met artikelen uit grootmoeders tijd.
BEDRIJVEN
Bedrijvigheid in het dorp bevindt zich voornamelijk in het bebouwingslint en bestaat uit een bestratingbedrijf, een bouwbedrijf, een installatiebedrijf, een autoreparatiebedrijf, een self-storage bedrijf en een schildersbedrijf. Bij de kruising met de Woudweg is een tankstation gelegen.
KANTOREN
Er komen een aantal kantoren voor in Klarenbeek. Zo zijn er een aantal (kleinere) adviesbureaus. Verder heeft het bouwbedrijf Dijkhof een groot kantoor aan de Klarenbeekseweg.
HORECA
Klarenbeek is relatief goed voorzien van horecagelegenheden. In het dorp bevinden zich twee restaurants annex zalencentra.
RECREATIE
De aanwezige horeca faciliteert mede de recreanten die Klarenbeek aandoen. Het gaat dan vooral om dagjesmensen die wandelen en fietsen in Klarenbeek en omgeving. In het dorp zelf is bungalowpark Klein Zwitserland gelegen met 16 recreatiewoningen. Korenmolen De Hoop en het ernaast gelegen grootmoederswinkeltje zijn attracties binnen het dorp.
In het dorp bevindt zich een groot aanbod aan horeca en zaalverhuur
3.3.4 Verkeer en vervoer
AUTOVERKEER
Klarenbeek wordt ontsloten door de Hoofdweg/Klarenbeekseweg. Deze doorgaande route vormt een brede weg door het lint, waar een maximum snelheid van 50 km/uur geldt. Minder druk zijn de haaks op deze weg staande doorgaande plattelandswegen, zoals de Elsbosweg, de Hessen Allee, de Broekstraat en de Woudweg.
In de woonbuurten is het autoverkeer grotendeels ondergeschikt aan de verblijfsfunctie. Zowel bestemmingsverkeer als sluipverkeer maakt gebruik van het wegennet binnen deze buurten (zie ook kaart 2.4).
PARKEREN
Parkeren vindt grotendeels plaats op eigen erf, in de woonbuurten, maar ook langs de straat. Parkeerterreinen bevinden zich bij de supermarkt, de sportvelden en bij de twee zalencentra.
OPENBAAR VERVOER
Het openbaar vervoer in Klarenbeek bestaat uit het NS-station Klarenbeek, 1 km buiten het dorp. Verder is Klarenbeek bereikbaar met vraagafhankelijk collectief openbaar vervoer, zoals aangeboden door Regiotaxi Noord Veluwe en Taxibus Apeldoorn. Tevens rijdt er een stationsbus vanaf Klarenbeek naar Apeldoorn of Twello.
FIETS- EN VOETPADEN
Alleen langs de Hoofdweg/Klarenbeekseweg is sprake van een vrij liggend fietspad. De overige wegen in Klarenbeek worden gekenmerkt door het gezamenlijk gebruik door alle verkeersdeelnemers. In de woonbuurten is er wel sprake van voetpaden. Verder zijn er langzaam verkeersverbindingen vanuit Klarenbeek naar het landgoed Klarenbeek.
3.3.5 Groen en water
Klarenbeek is als dorp ruim van opzet en op veel plaatsen is vrij zicht op het buitengebied (zie kaart 3.3). Dat geeft het dorp als vanzelf een groen karakter. Vooral aan de zuid- en oostzijde van het dorp is het landschap lommerrijk. Belangrijke groene plekken binnen het dorp zijn het plantsoen aan de Sparrenweg, de Vlindertuin aan de Klarenbeekseweg, de speelplaats aan De Doorvaart en het Hertenkamp aan de Molenweg.
In het plangebied bevindt zich een viertal bijzondere, beeldbepalende bomen.
De bomen staan:
- op de hoek Klarenbeekseweg -Elsbosweg;
- aan de Hessen Allee, nabij de T-splitsing met de Klarenbeekseweg;
- op de hoek Woudweg-Klarenbeekseweg;
- aan de Woudweg.
WATER
Het dorp Klarenbeek ligt op een dekzandrug, die tegelijk een waterscheiding vormt. Ten zuiden van de Hoofdweg/ Klarenbeekseweg stroomt al het water via de Tochtsloot en de Klarenbeek af naar de Voorsterbeek en zo naar de IJssel. Ten noorden van deze weg stroomt het water via de Grote Wetering verder af naar het noorden om, via het Toevoerkanaal bij Terwolde, in de IJssel te stromen. Van het water is in het dorp zelf nauwelijks iets te merken. De genoemde watergangen liggen alle buiten de bebouwde kom.
4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk staat het door beide gemeenten voorgestane planologische beleid binnen het dorp centraal. Het gaat ten eerste om de beheersgerichte regeling ten aanzien van bestaande bebouwing en bestaand gebruik. Vervolgens wordt een aantal nieuwe ontwikkelingen geschetst waarbij wordt aangegeven hoe daar in dit plan al dan niet mee wordt omgegaan.
Gestart wordt eerst met de uitgangspunten van het plan. Vervolgens wordt per beleidsthema stilgestaan bij een aantal nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en/of ervaren knelpunten. Daarna wordt beschreven op welke wijze daar in dit bestemmingsplan mee wordt omgegaan. Dit kan door middel van kleinschalige oplossingen binnen de bestemming (beheersmaatregelen) of door de introductie van nieuwe of gewijzigde bestemmingen voor meer ingrijpende veranderingen.
4.2 Uitgangspunten
Klarenbeek is een levendig dorp binnen de gemeenten Voorst en Apeldoorn. Voor Klarenbeek is de grootste opgave voor de toekomst het leefbaar houden van het dorp. Hieraan draagt een prettig woon- en leefmilieu bij, waarin ruimte is voor het ontplooien van particuliere initiatieven. Ook het bieden van groeimogelijkheden draagt bij aan de leefbaarheid van het dorp. Nieuwe kleinschalige woongebieden en enige uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijvigheid zorgen voor een verjonging van de bevolking, houden het dorp levendig en dragen, hoewel in beperkte mate, bij aan het draagvlak binnen het dorp. Bovenal toont een zekere dynamiek aan dat het dorp niet is ingedut en binnen haar eigen schaal zoekt naar een evenwichtige en actieve leefgemeenschap.
Voor het bestemmingsplan betekent dit dat de bestaande kwaliteiten in het dorp zoveel mogelijk gehandhaafd dienen te blijven. Dit betreft met name de karakteristiek van het historische bebouwingslint en de structuur van de ruim opgezette woonbuurten. Wel kan, waar mogelijk, ruimte worden geboden voor uitbreidingen en functieverbreding of -wijziging.
Mogelijke nieuwe ontwikkelingen in de zin van nieuwe woningbouwlocaties zijn nu nog onvoldoende concreet om in dit bestemmingsplan op te nemen. Enkele kleinschalige inbreidingen worden wel meegenomen.
Verder is een algemeen uitgangspunt dat er voor het hele dorp voor elke bestemming een eenduidige en gelijke regeling komt. Gestreefd is naar een regelgeving die ruimte laat voor particulier initiatief, zonder de belangen van anderen te schaden en zonder gebruik van een omvangrijk afwijkingsregime. Kortom een duidelijke, eenduidige en hanteerbare bestemmingsplanregeling.
4.3 Wonen
4.3.1 Beheersmaatregelen
ALGEMEEN
Voor wat betreft de ruimtelijke aspecten van bebouwing in het algemeen en van woongebouwen in het bijzonder, worden in het bestemmingsplan de volgende zaken geregeld:
- de maatvoering van het bouwvlak;
- de maatvoering en de plaatsing van bijgebouwen;
- de bouw- en goothoogte.
Deze sluiten overigens hoofdzakelijk aan bij de bestaande omvang van de bebouwing. Dat wil zeggen dat binnen een bouwblok en woonbuurt wordt gestreefd naar een samenhangende stedenbouwkundige situatie.
WONINGWIJZIGINGEN
Een belangrijke aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is het verkrijgen van gelijke en waar mogelijk ruimere mogelijkheden voor woningwijzigingen. De belangrijkste wijzigingen betreffen het gebruik en uitbreiding van de woning en de bouw van bijgebouwen. Deze uitbreidingen kunnen aan de voor-, achter- en zijgevel plaatsvinden (zie kaart 4.1).
Algemeen uitgangspunt bij woningwijzigingen is dat geen verschil wordt gemaakt tussen huur- en koopwoningen, ook al zullen wijzigingen bij het eerste type woningen minder geregeld voorkomen. Er is gestreefd naar een eenduidige wijzigingsregeling voor het gehele plangebied.
Het hoofdgebouw is op de plankaart aangegeven door een bouwvlak. Dit bouwvlak kent een maximale diepte van 10 m bij rijwoningen. Voor halfvrijstaande woningen geldt een bouwdiepte van 12 m en voor vrijstaande woningen van 15 m. Dit betekent dat over deze hele diepte het hoofdgebouw ten volle mag worden uitgebouwd.
Een uitzondering hierop vormen de aanwezige beeldbepalende en cultuurhistorische belangrijke of waardevolle panden. Deze zijn aangeduid als ''karakteristiek''. Bij deze panden wordt het bouwvlak strak om de bestaande bebouwing gelegd.
Kaart 4.1: Mogelijke uitbreidingen aan hoofdgebouw
De zij- en achtergevel zijn de minst zichtbare gevels van een woning. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid bij recht hier aan- en uitbouwen te realiseren. Aan de achtergevel wordt een uitbreiding toegestaan over de volle breedte van de achtergevel. De diepte van de aan- of uitbouw aan de achtergevel is vrij, maar in totaal mag het bebouwde oppervlak van aan-, uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen op het achter- en zijerf niet meer bedragen dan 75 m² tot een maximum van 50% van de oppervlakte van het deel van de kavel met de aanduiding 'erf' (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing). Aan- en uitbouwen en bijgebouwen hebben een maximale goot- en bouwhoogte van 3, respectievelijk 5 m.
De voorgevel is in vrijwel alle gevallen een gevel die vanaf de openbare weg goed zichtbaar is. Deze zichtbaarheid maakt dat met eventuele uitbreidingen zorgvuldig moet worden omgegaan. Voorkomen moet worden dat een onrustig gevelbeeld ontstaat, of dat een karakteristieke rooilijn wordt doorbroken. Uitbreidingen aan de voorgevel zijn dan ook aan meer stringente voorwaarden gebonden. Er mag tot een diepte van 1,20 m worden uitgebouwd, mits een afstand van minimaal 2,0 m tot de aan de weg gelegen perceelsgrens wordt aangehouden. In de breedte mag over maximaal 75% van de voorgevel worden aangebouwd. De hoogte bedraagt maximaal 3.50 m.
AANTAL WONINGEN
De opgenomen bouwvlakken in het bestemmingsplan leggen het bestaande aantal woningen vast. Waar sprake is van nieuwbouw wordt het aantal te bouwen woningen aangegeven.
AFDEKKINGSBEPALING
De planregels bevatten een regeling voor de afdekking van gebouwen. De regeling heeft tot doel om de afdekking van een gebouw ten opzichte van de onderliggende gevel terugliggend te laten uitvoeren en tevens maximale flexibiliteit te bieden. De bepaling gaat uit van een op de plankaart aangegeven goothoogte. de goothoogte is het meetpunt voor de afdekbepaling. De afdekbepaling houdt in dat daar waar op de kaart een goothoogtemaat staat aangegeven, vanaf die hoogte onder een hoek van 60 graden een (denkbeeldige) grenslijn geldt, waarbinnen de afdekking van een gebouw moet blijven. Binnen die lijn is de vorm van de afdekking, vanuit de bestemmingsregeling gezien, vrij en wordt de maximale hoogte van de afdekking begrensd door de in het bestemmingsplan opgenomen (nok)hoogtemaat. De afdekbepaling staat het wel toe dat ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en kleine dakkapellen, de grenslijn overschrijden.
4.3.2 Nieuwe ontwikkelingen
OPGENOMEN IN HET BESTEMMINGSPLAN
Ten aanzien van woningbouw is in het Apeldoornse deel van Klarenbeek een kleinschalige inbreidingslocatie opgenomen middels een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft de volgende ontwikkeling:
Klarenbeekseweg 106
Voor deze locatie is de bouw van 1 woning voorzien. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De woning dient in vorm en massa aan te sluiten bij de omliggende woonbebouwing. In artikel 26 worden de randvoorwaarden voor de functiewijziging aangegeven. Daartoe behoren ook de benodigde onderzoeken in het kader van de uitvoerbaarheid.
In het bestemmingsplan Klarenbeek van de gemeente Voorst zijn de volgende ontwikkelingen opgenomen:
Café-restaurant Dennenlust
In het bestemmingsplan opgenomen is een deel van de voorziene herontwikkeling van café-restaurant Dennenlust. Het gaat om de bouw van vier vrijstaande woningen direct ten noorden van en aan de overzijde op het voormalige parkeerterrein. Voor deze ontwikkeling is al enkele jaren geleden vrijstelling verleend, die nu in dit bestemmingsplan voor Klarenbeek wordt overgenomen. Uit het bestemmingsplan gehouden is de voorgestane ontwikkeling van 12 zorgwoningen ter plaatse van het café-restaurant zelf. Hiervoor is al een afzonderlijke planologische procedure doorlopen.
Locatie tussen Hoofdweg 60 en 62
Op deze locatie is de bouw van 1 woning voorzien. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De woning dient in vorm en massa aan te sluiten bij de omliggende woonbebouwing. In artikel 23 worden de randvoorwaarden voor de functiewijziging aangegeven. Daartoe behoren ook de benodigde onderzoeken in het kader van de uitvoerbaarheid.
4.4 Werken
4.4.1 Ontwikkelingen
BEDRIJVIGHEID
Voor de leefbaarheid van het dorp is het van belang dat bedrijven en bedrijfjes, die nu in het dorp zitten, ook kunnen blijven. Er zal dan ruimte moeten zijn voor de bedrijven, zowel wat betreft uitbreiding, als wat betreft nieuwvestiging.
WINKELS
Ook de winkels zijn van groot belang voor de leefbaarheid in het dorp. Uit een in 2001 uitgevoerd koopstroomonderzoek blijkt dat het niet rendabel is om te investeren in nieuwe winkels. In het algemeen vormt het draagvlak van de winkels in Klarenbeek een probleem.
BEROEP AAN HUIS
In de maatschappij is een trend waarneembaar in het starten van eigen ondernemingen aan huis. Woonwijken kunnen zo een belangrijke broedplaats worden voor startende bedrijvigheid. Hoewel (nog) gering in aantal, gaan ook steeds meer mensen thuiswerken. Deze ontwikkelingen stellen nadere eisen aan de woning. De beschikbare ruimte, de lichtinval en de inrichtingsmogelijkheden gaan een belangrijke rol spelen. Niet alleen heeft het werken aan huis gevolgen voor de woning, maar ook voor de woonomgeving. Binnen een woonwijk worden deze gevolgen al gauw gezien als overlast, zoals het aantrekken van extra verkeer en het ontstaan van geluidsoverlast. Aan de andere kant kunnen met wonen verenigbare functies een bijdrage leveren aan de levendigheid en de sociale controle in een wijk.
4.4.2 Beheersmaatregelen
BEDRIJVIGHEID
In Klarenbeek is geen plaats voor sterk milieuhinderlijke bedrijvigheid (categorie 3 of hoger). Waar sprake is van het verplaatsen of beëindigen van bedrijvigheid, is plaats voor een bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2. Was het voorgaande bedrijf van een hogere categorie, dan is binnen die categorie alleen ruimte voor eenzelfde type bedrijf.
Bestaande bedrijvigheid zal, waar mogelijk, beperkte uitbreidingsmogelijkheden worden gegeven op de bestaande kavel. Dit binnen de ruimtelijke en milieuhygiënische mogelijkheden.
BEROEP AAN HUIS
In het bestemmingsplan wordt tegemoet gekomen aan de toenemende wens voor het uitoefenen van een beroep aan huis. Wel zal deze werkfunctie ondergeschikt dienen te blijven aan de woonfunctie. Met het wonen verenigbare functies worden in het plan toegestaan. Daarbij valt te denken aan administratiekantoren, architectenbureaus, dierenarts, et cetera. Ook thuis werken in plaats van op kantoor is mogelijk. Het uitoefenen van een beroep aan huis mag niet zodanige ruimtelijke gevolgen hebben (bijvoorbeeld verkeersaantrekkende werking) dat er overlast ontstaat voor de in de wijk aanwezige woonfuncties.
Bedrijvigheid aan de Klarenbeekseweg
4.4.3 Nieuwe ontwikkelingen
OPGENOMEN IN HET BESTEMMINGSPLAN
Klarenbeekseweg 84
Het bedrijf aan de Klarenbeekseweg wil uitbreiden. Deze uitbreiding moet plaatsvinden in oostelijke richting, aan de achterzijde van het bedrijf. Het bedrijf kent een milieuzone van 100 meter. Deze zone blijkt uit geluidsonderzoek te kunnen worden teruggebracht tot 50 meter. Daarmee is de uitbreiding uitvoerbaar. De uitbreiding past ook in de in de Dorpsvisie Klarenbeek opgenomen zoeklocatie voor het uitbreiden van de bedrijvigheid
De Zweep 83
Op de Zweep 83 is een kantoor gevestigd. Ten behoeve van een meer flexibel gebruik van dit pand wordt in dit bestemmingsplan ervoor gekozen om een gemengde bestemming op te nemen. Binnen deze gemengde bestemming is naast het gebruik als kantoor ook wonen toegestaan, met dien verstande dat het om maximaal 1 woning gaat.
NIET OPGENOMEN IN HET BESTEMMINGSPLAN
Ontwikkeling bedrijvenstrip tussen Klarenbeekseweg en Hessen Allee
De ontwikkeling van een bedrijvenstrip voor twee of drie, naar maat en schaal in het dorp passende, kleine bedrijven met een directe binding aan Klarenbeek, in het gebied achter de woningen aan de zuidzijde van de Hessen Allee is, met uitzondering van het hiervoor beschreven uitbreidingsplan van de Klarenbeekseweg 84, niet opgenomen in dit bestemmingsplan. De ontwikkeling is wel beschreven in de Dorpsvisie Klarenbeek, maar zal pas planologisch worden geregeld bij concrete verzoeken. Deze zijn er niet.
4.5 Voorzieningen
4.5.1 Ontwikkelingen
HORECA EN RECREATIE
In Klarenbeek bevinden zich meerdere horeca-uitspanningen die ook een recreatieve functie vervullen in de zin dat er zalencentra aan zijn gekoppeld. Het gaat om de horecabedrijven De Zweep en Pijnappel (in gemeente Voorst), waarbij bij de eerste sprake is van een combinatie met een kegelbaan. Ten noorden van dit bedrijf ligt een terrein met 16 recreatiewoningen. Dit terrein is ontwikkeld ten behoeve van de hotelfunctie van het aangrenzende bedrijf en ten behoeve van de verhuur als recreatiewoning. In het verleden is het terrein afgesplitst van het horecabedrijf en verkocht, waarna de individuele recreatiewoningen met een kavel, individueel te koop zijn aangeboden. De gemeente heeft hier negatief op gereageerd, met het oog op permanente bewoning. De bouwvergunning is oorspronkelijk verleend onder de voorwaarden dat de recreatiebungalows uitsluitend mogen worden gebruikt voor:
- een enkele overnachting, al dan niet in combinatie met feesten en partijen, gehouden in De Nieuwe Zweep;
- enkele overnachtingen, als onderdeel van bestaande vergaderarrangementen, gedurende een periode van circa 35 weken per jaar;
- verhuur gedurende circa 12 weken per jaar aan de toeristische doelgroep tijdens de schoolvakanties.
Door de teruglopende vraag naar zaalruimte is het zalencentrum Dennenlust gesloten. Zoals eerder aangegeven, wordt hier ingezet op een combinatie van wonen en zorg.
ONDERWIJS
Er bevinden zich twee basisscholen in Klarenbeek: De Dalk in het Apeldoornse deel en De Kopermolen in het Voorster deel. Beide scholen hebben een intentieovereenkomst gesloten om te onderzoeken of het mogelijk is om tot de vestiging van een "brede" school te komen in Klarenbeek. In eerste instantie was een potentiële locatie gevonden aan de noordkant van het dorp in relatie met de verplaatsing van de sportvelden. Nu deze verplaatsing niet meer doorgaat en ook het woningbouwprogramma is verlaagd, is de haalbaarheid van de brede school onder druk komen te staan. Feit blijft dat beide scholen de intentie hebben en momenteel gehuisvest zijn in deels verouderde gebouwen.
SPORT
Het niet doorgaan van de verplaatsing van de sportverenigingen, heeft als gevolg dat ze op hun huidige plek blijven gehuisvest. Er wordt gekeken naar een herschikking van de sportterreinen, mede als gevolg van de komst van een kunstgrasveld. Dit schept ruimte voor een voorzieningencluster op het terrein, waarbij ook nog altijd de wens bestaat een sporthal te realiseren.
4.5.2 Beheersmaatregelen
ALGEMEEN
Wat betreft de voorzieningen wordt op ruimtelijk gebied in dit bestemmingsplan een aantal dingen geregeld. Het gaat daarbij vooral om de volgende zaken:
- het gebruik;
- de maatvoering van het bouwvlak;
- de maatvoering van gebouwen;
- de bouw- en goothoogte.
Deze sluiten hoofdzakelijk aan bij de bestaande functies in en omvang van de bebouwing. Afhankelijk van de concrete situatie en functie is in het plan een ruimer bouwvlak opgenomen, om in te spelen op uitbreidingsbehoeften. Hierbij wordt rekening gehouden met de stedenbouwkundige kwaliteiten van de directe omgeving.
HORECA EN RECREATIE
Voor nieuwe recreatieve- en horecavoorzieningen is geen ruimte in het dorp. Aan bestaande bedrijven worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden. Vanuit de markt lijkt daar geen behoefte aan te zijn en overigens is de thans niet-bebouwde ruimte blijvend nodig voor parkeren.
Aan het terrein met de recreatiewoningen kan, gezien de feitelijke situatie, geen combinatie van een horeca- en verblijfsrecreatieve bestemming meer gegeven worden. Het terrein wordt opgenomen met de bestemming 'Recreatie'. Hierbinnen is het bedrijfsmatig bieden van recreatief verblijf in de recreatiewoningen toegestaan, mits de personen elders hun hoofdverblijf hebben. Permanente bewoning van de recreatiewoningen is en blijft verboden.
4.5.3 Nieuwe ontwikkelingen
Sportvelden en voorzieningencluster
De herinrichting en herontwikkeling van de sportvelden is wat betreft gebruik in principe mogelijk binnen de opgenomen bestemmingen. Dit geldt niet voor de gebouwen. Daarnaast is sprake van een gelijktijdig met de herinrichting te realiseren nieuw voorzieningencluster. Deze ontwikkeling en de ontsluiting ervan zijn nog onvoldoende concreet om in dit bestemmingsplan op te nemen. Voor deze ontwikkeling zal dan ook een zelfstandige bestemmingsplanprocedure worden doorlopen.
4.6 Verkeer En Vervoer
4.6.1 Beschrijving, knelpunten en ontwikkelingen
VERKEERSONVEILIGHEID
De Hoofdweg/Klarenbeekseweg is een drukke doorgaande route door het dorp. Het profiel van de weg (geasfalteerd, grotendeels zonder laanbeplanting en met licht hellende bochten) maken dat vaak harder wordt gereden dan de toegestane 50 km per uur.
PARKEERGELEGENHEID
Het autobezit is de laatste decennia sterk toegenomen. Dit is in de vroeg-naoorlogse woonbuurten in Klarenbeek te merken. De parkeerdruk op de openbare wegen in de kern neemt toe. Verder kent het dorp een relatief ruime opzet en doen zich geen grootschalige parkeerproblemen voor. De diverse uitspanningen beschikken over eigen parkeerterreinen van voldoende omvang.
4.6.2 Beheersmaatregelen
VERKEERSONVEILIGHEID
Verkeers- en snelheidsremmende maatregelen zijn concrete technische ingrepen die niet in het bestemmingsplan worden geregeld. Ze zijn te allen tijde mogelijk binnen de neergelegde bestemmingen 'Verkeer-verblijfsgebied' en 'Verkeer'. Binnen deze laatste bestemming valt de Hoofdweg/Klarenbeekseweg. Het verkeersbeleid van beide gemeenten gaat uit van het doorgaande karakter van deze weg en een maximum snelheid van 50 km-uur. De overige wegen binnen de kern vallen binnen de 30 km/uur zone waarop de inrichting van deze wegen wordt aangepast.
De oversteekbaarheid van de Hoofdweg Klarenbeekseweg heeft de aandacht
PARKEERPLAATSEN
In het bestemmingsplan worden niet specifiek nieuwe parkeerplaatsen opgenomen. Voor het openbaar gebied is in het algemeen een bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen. Binnen deze bestemmingen zijn verschillende functies uitwisselbaar met elkaar, zoals parkeren, groen, speelvoorzieningen en wegen. Dit maakt een meer flexibel gebruik van de gronden mogelijk. Bij een eventuele behoefte aan meer parkeerplaatsen kan nader onderzoek in en overleg met de buurt leiden tot de aanleg van extra parkeerplaatsen binnen deze bestemming.
4.6.3 Nieuwe ontwikkelingen
Herinrichting Klarenbeekseweg/Hoofdweg
Met de voorgestane woningbouw aan de noordkant van het dorp, zal de Klarenbeekseweg/Hoofdweg meer dan nu een een functie vervullen als centrale dorpsstraat. Voor de toekomst zal de oversteekbaarheid van de weg verbeterd dienen te worden om een betere samenhang tussen beide dorpsdelen te verkrijgen.
De ingrepen die hiervoor nodig zijn, kunnen binnen de opgenomen bestemming Verkeer worden uitgevoerd. Op het moment dat deze ingrepen voorbij deze bestemming raken en bijvoorbeeld om wijzigingen vragen in de bestemming Groen of Agrarisch, dan is het wel noodzakelijk om hiervoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het afwijken van het plan of een planherziening op te stellen.
4.7 Openbare Ruimte
4.7.1 Ontwikkelingen
GROEN EN WATER IN DE WIJK
Klarenbeek kent relatief weinig groen en water binnen de bebouwde kom. Omdat vrijwel alle bebouwing aan of in de nabijheid van het buitengebied is gelegen, maakt het dorp toch een groene indruk.
RUIMTE VOOR SPELEN
Met de verdere groei van het dorp en de daarmee gepaard gaande verjonging hoort ook ruimte voor spelen. In een dorp als Klarenbeek is dat vaak nog spelen op straat, maar ook zal er aandacht moeten zijn voor de spreiding van speelvoorzieningen over het dorp.
4.7.2 Beheersmaatregelen
WATER EN GROEN IN DE WIJK
Alleen het structurele groen in Klarenbeek zal als zodanig ook worden bestemd. Hetzelfde geldt voor waterlopen en -partijen, zoals de Grote Wetering. Het gaat dan om het plantsoen en het hertenkamp. Het overige groen valt binnen de bestemming 'Verkeers-verblijfsgebied'. In deze bestemming is het groen dus inwisselbaar voor andere functies, zoals parkeren of verkeer. Een wijziging van een groengebied in een andere functie zal uiteraard gepaard moeten gaan in overleg met de bewoners. Dit gaat onder de verantwoordelijkheid van het betreffende sectorbeleid (groendiensten). Overigens is het omgekeerd mogelijk dat binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' versteende terreinen worden omgezet in groen of water. Voor de aanwezige watergang van de Grote Wetering wordt specifiek de bestemming ´Water´ opgenomen.
RUIMTE VOOR SPELEN
In het algemeen is Klarenbeek juist nog een dorp waar gewoon op straat kan worden gespeeld. In een eventuele behoefte aan speelvoorzieningen kan worden voorzien binnen de bestemming 'Groen' of de bestemming 'Verkeers-verblijfsgebied'. Dit zal in goed overleg met de buurtbewoners dienen plaats te vinden.
Speelvoorziening in het dorp
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden ruimtelijke randvoorwaarden en belemmeringen beschreven die voortkomen uit, met name, milieuhygiënische aspecten. Het betreft een algemene verkenning voor het gehele dorp. Waar deze aspecten leiden tot beperkingen bij de voorgestane ontwikkelingen in hoofdstuk 3, wordt tevens in dit hoofdstuk nader aangegeven hoe voorkomen wordt dat er sprake is van een milieuhygiënische belemmering.
In Klarenbeek is sprake van een menging van functies langs het lint en vrij homogene woonbuurten ten zuiden van het lint. De milieuaspecten ten aanzien van wonen, kunnen betrekking hebben op geluid, lucht, geur, bodem en externe veiligheid. Verder wordt aandacht geschonken aan de belangrijke routes ten aanzien van kabels, leidingen, straalpaden en de molenbiotoop. Het geheel aan milieuaspecten en andere aandachtspunten staat weergegeven op de kaarten 5.1 en 5.2.
5.2 Milieu
5.2.1 Geluidhinder spoor- en wegverkeer
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder (Wgh) in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat, wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwbouw, moet worden nagegaan of deze gronden vallen binnen een zogenaamde geluidszone van een weg. Uitgangspunt is dat zich langs elke weg een geluidszone bevindt. Er is een aantal uitzonderingen (artikel 74 Wgh) waarin geen geluidszone geldt. Dit geldt voor wegen:
- die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
- waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.
SITUATIE KLARENBEEK
Op basis van vorenstaande kan geconcludeerd worden dat voor de volgende in of nabij het plangebied gelegen (spoor)wegen een geluidszone geldt van:
- 1. Hoofdweg/Klarenbeekseweg (4) : 100 m;
- 2. Spoorbaan Apeldoorn-Zutphen : 100 m.
De zone rondom de spoorbaan is niet relevant, aangezien deze niet reikt tot aan het plangebied. Wel relevant is de geluidszone rondom de Hoofdweg/Klarenbeekseweg. Binnen deze zone zal akoestisch onderzoek dienen plaats te vinden als een bestemmingsplan wordt herzien en de bouw van woningen binnen de zone of de reconstructie van de weg mogelijk wordt gemaakt. Dit is in onderliggend bestemmingsplan het geval. Op kaart 5.1 staat de wettelijk vastgestelde geluidzone weergegeven.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
(4) - Deze weg ligt in de bebouwde kom en darmee in het stedelijk gebied (definitie Wgh). Het is een weg met twee rijbanen en een verkeersintensiteit die lager is dan 5.000 motorvoertuigen per etmaal (3.230; meting maart 2003).
Woningbouwlocaties dorpsvisie
In dit plan en in het bestemmingsplan Klarenbeek van de gemeente Voorst zijn een aantal nieuwe ontwikkelingen opgenomen die nog onvoldoende concreet zijn om bij recht op te nemen. Hiervoor zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Het gaat om de locaties: Klarenbeekseweg naast 106 en Hoofdweg tussen 60 en 62. In beide gevallen gaat het om de bouw van 1 woning. Het is voor deze locaties ook in het kader van de wijzigingsbevoegdheid noodzakelijk om met een geluidonderzoek de haalbaarheid van de ontwikkeling te toetsen.
Nieuwbouwlocatie naast Klarenbeekseweg 106
Voor deze locatie is een procedure hogere grenswaarde doorlopen. De beschikking hiervoor is verleend (zie Bijlage 1). Daarmee is de uitvoerbaarheid ten aanzien van het aspect geluid verzekerd.
Bedrijvigheid
Uitbreiding bedrijf Klarenbeekseweg 84
Voor deze bedrijfsuitbreiding is door Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering onderzoek gepleegd (14-04-2011, 10.197, zie Bijlage 2). Met de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten en de reorganisatie van deze activiteiten wordt wat betreft de burgerwoningen in de omgeving voldaan aan de grens- en streefwaarden. De activiteiten zijn aan de voorkant afgenomen, terwijl aan de achterzijde de burgerwoningen op grotere afstand liggen waardoor de belasting bij deze woningen laag is. Ten aanzien van de bedrijfswoningen is de woning aan de Klarenbeekseweg 86 maatgevend. De verhoogde norm van het Activiteitenbesluit wordt niet overschreden.
Verder wordt geadviseerd de deur in de voorgevel te sluiten bij luidruchtige werkzaamheden in relatie tot mogelijke piekgeluiden ten gevolge van openstaande deuren.
5.2.2 Lucht
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van de mens en het milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van verkeer.
De gemeenteraad kan een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Het betreft de volgende categorieën:
- woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwprojecten met minder dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Verder is een bepaalde combinatie van wonen en kantoren mogelijk zonder nader onderzoek en is de onderzoeksplicht voor bepaalde inrichtingen vervallen.
SITUATIE KLARENBEEK
De nieuwe ontwikkelingen
Er zijn in dit bestemmingsplan en in het bestemmingsplan Klarenbeek van de gemeente Voorst wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de bouw van in totaal 2 woningen. Er is sprake van zodanig kleinschalige ingrepen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging dat er geen gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit.
Ook de uitbreiding van het bedrijf aan de Klarenbeekseweg 84 is zodanig beperkt dat dit geen gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit.
5.2.3 Geur
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. De Wgv is vanaf deze datum het exclusieve toetsingskader voor het beoordelen van geur afkomstig van veehouderijen en vervangt alle eerdere geurwet- en regelgeving voor veehouderijen.
De Wgv kent standaardnormen, op basis hiervan kunnen geurcontouren worden gemaakt. Als daarbinnen beoogde woningbouwlocaties niet kunnen worden gerealiseerd, biedt de Wgv de mogelijkheid om afwijkende normen vast te stellen.
Het aantal activiteiten dat geuroverlast veroorzaakt, is binnen het dorp beperkt. Het gaat dan met name om de restaurants. Rondom deze activiteiten geldt een geurzone van 10 m.
SITUATIE KLARENBEEK
De nieuwe ontwikkelingen
De in dit plan en in het bestemmingsplan Klarenbeek van de gemeente Voorst opgenomen ontwikkelingen liggen niet binnen de betreffende geurzones. Er is dan ook geen sprake van een belemmering voor de voorgestane ontwikkelingen.
5.2.4 Milieuzonering
HINDERCIRKELS
Klarenbeek is een dorp waar zowel wordt gewoond als gewerkt. Het voorkomen van beide functies naast elkaar kan in enkele gevallen problemen geven. Daarom wordt voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (geheel herziene uitgave 2009). In deze uitgave is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen.
Er worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'.
Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar hiermee is een 'rustig buitengebied'. Met name de planmatige uitbreidingen van Klarenbeek vallen binnen de typering 'rustige woonwijk'.
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Dit is in Klarenbeek vooral aan te treffen langs de linten. De bebouwing langs de Klarenbeekseweg en de Hoofdweg wordt dan ook formeel aangewezen als 'gemengd gebied' in het kader van de milieuzonering (zie kaart 5.2 voor de locatie van het 'gemengd gebied').
De richtafstanden uit de VNG-publicatie ten opzichte van een rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. Het gaat bij de omgevingstypen bij de verschillende hindercategorieën om de afstanden die in de navolgende tabel worden vermeld.
Categorie | Richtafstand (in meters) tot omgevingstype | |
Rustige woonwijk | Gemengd gebied | |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 200 |
Milieuzonering is erop gericht een ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. Meestal gebeurt dit door de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in een plangebied via de planregels te koppelen aan een zogenaamde Staat van bedrijven.
Een Staat van bedrijven kan bestaan uit een selectie uit de genoemde VNG-bedrijvenlijst, die is afgestemd op de specifieke mogelijkheden en op het gewenste doel en de beoogde kwaliteit van een bepaald bedrijventerrein.
5.2.5 Bodem
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Situatie Klarenbeek
Nieuwe ontwikkelingen
Voor de locaties waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dient nog een bodemonderzoek plaats te vinden. Dit wordt uitgevoerd op het moment dat het wijzigingsplan wordt opgesteld. Op basis van de beschikbare milieugegevens zijn beide locaties namelijk onverdacht op het voorkomen van vervuiling.
5.2.6 Externe veiligheid
Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteert het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. De contour waarbij deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt, geldt hierbij als grens- of richtwaarde.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Er wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.
Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn
In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
SITUATIE KLARENBEEK
In de Apeldoornse Beleidsvisie valt Klarenbeek (deel gemeente Apeldoorn) grotendeels onder 'woongebied'. Alleen de buurt de Til heeft de aanduiding 'gemengd gebied' meegekregen. In het geval van nieuwe ontwikkelingen in het dorp dient het groepsrisico te worden berekend en verantwoord. Er zijn geen risicobronnen aanwezig in het dorp, wel kan sprake zijn van transporten van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg.
Voor de nieuwe ontwikkelingen zal een externe veiligheidstoets moeten plaatsvinden op het moment dat het wijzigingsplan wordt opgesteld.
5.3 Cultuurhistorie En Archeologie
5.3.1 Modernisering monumentenzorg
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg. Deze beleidsbrief geeft de nieuwe visie van het Rijk op de monumentenzorg weer. De nieuwe visie rust op drie pijlers:
- 1. cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening;
- 2. krachtiger en eenvoudige regels;
- 3. herbestemmen van cultuurhistorisch waardevolle panden die hun functie verliezen.
Met de eerste pijler wordt ingezet op het bestemmingsplan als belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Een goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Cultuurhistorie is één van die belangen. Dit nieuwe beleid vormt een belangrijke aanvulling op de sectorale bescherming van monumenten. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk.
Het Rijk wil deze nieuwe visie implementeren door in het Besluit ruimtelijke ordening een verplichting op te nemen om in het bestemmingsplan rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Daarnaast zal het Rijk, aanvullend op de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, een visie op het cultureel erfgoed opstellen. Deze visie geeft aan hoe het Rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het daarbij heeft en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang.
5.3.2 Monumenten en karakteristieke panden
In het plangebied komen de volgende monumenten voor:
- Elsbosweg 72.
Door het Monumenten Advies Bureau (MAB) is de rapportage 'Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van de karakteristieke bebouwing in het Woud Apeldoorn' opgesteld. Het rapport, gedateerd november 2011 is opgenomen in bijlage X van de Bijlagen bij de toelichting. Deze rapportage bevat de resultaten van een cultuurhistorische inventarisatie van niet beschermde bebouwing in het bestemmingsplangebied Klarenbeek.
Op basis van eerdere inventarisatierondes en analyses alsmede hernieuwd veldwerk is een selectie gemaakt van panden, die bepalend en waardevol zijn voor het ruimtelijke beeld van Klarenbeek en die aanmerkelijke cultuurhistorische waarden bezitten. Deze panden worden in deze rapportage gewaardeerd op cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten, onder andere aan de hand van de gebiedskarakteristiek.
De resultaten dienen als input voor het bestemmingsplan. Hierin krijgen het bepalende en waardevolle ruimtelijke beeld en de cultuurhistorische kwaliteiten een verankering. Het doel is het behoud van een herkenbaar en voor het dorp karakteristiek beeld, waarin de historische gelaagdheid en het onderscheiden karakter van de deelgebieden en objecten zichtbaar blijven.
Voor de inventarisatie en selectie is gebruik gemaakt van eerdere analyses van het projectgebied en bovendien is aanvullend veldwerk en archiefonderzoek verricht. De gemeentelijke en rijksmonumenten zijn niet in de inventarisatie opgenomen.
De niet beschermde objecten, die wel bepalend en waardevol zijn voor het ruimtelijke beeld van het projectgebied en die aanmerkelijke cultuurhistorische waarden bezitten, zijn getoetst aan de hand van vijf ruimtelijke en cultuurhistorische criteria. Er zijn drie ruimtelijke criteria, waarbij wordt ingezoomd van gebied, via ensemble op het object. Deze benadering sluit aan bij de ruimtelijke insteek van het project. De ruimtelijke waardering krijgt dus de nadruk. Op objectniveau zijn nog een criterium historische waarde en een op de verschijningsvorm gericht criterium toegevoegd.
In de objectenlijst is ieder object kort gekarakteriseerd en per criterium getoetst op de aanwezige kwaliteit. Per criterium is gescoord en de optelsom van de scores leidt tot de eindwaardering Hoge totaalwaarde of Positieve totaalwaarde. Vanwege de hoge ondergrens die bij de veldselectie is gehanteerd, bevat het rapport geen panden die een neutrale of negatieve totaalwaarde scoren.
In dit bestemmingsplan worden alleen de objecten met een Hoge totaalwaarde verankerd. Onder Hoge totaalwaarde wordt in dit geval verstaan: "Alle beschermenswaardige onderdelen (gebouwen, objecten en ensembles), die vanwege de voornamelijk hoge ruimtelijke waarden, historische waarden en objectwaarden van wezenlijk en onlosmakelijk belang zijn voor het projectgebied en zijn historisch-ruimtelijke gebiedskarakteristiek. Instandhouding van het gevelbeeld en/of hoofdvormen is noodzakelijk."
In het plangebied komen de volgende objecten voor met een Hoge totaalwaarde:
- Woudweg 119;
- Woudweg 121;
- Woudweg 125;
- Klarenbeekseweg 87;
- Klarenbeekseweg 90;
- Klarenbeekseweg 99;
- Klarenbeekseweg 129.
5.3.3 Regeling voor cultuurhistorie in bestemmingsplan
De rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden zijn hooggewaardeerd, maar worden niet op de plankaart aangegeven. Voor deze systematiek is gekozen omdat de Monumentenwet 1998 en de gemeentelijke monumentenverordening een eigen beschermingsregime kennen via een vergunningensysteem. Bovendien is het monumentenbestand nog in ontwikkeling. Het opnemen van specifieke bestemmingen of aanduidingen voor de monumenten en beeldbepalende panden zou betekenen dat voor iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening in gang moet worden gezet om het bestemmingsplan actueel te houden. Dit wordt niet doelmatig geacht. Als extra bescherming voor deze objecten is er voor gekozen om voor de bouwvlakken maatwerk toe te passen. Vergunningvrij bouwen is niet van toepassing op rijks- en gemeentelijke monumenten.
Karakteristieke panden hebben geen monumentenstatus maar zijn door hun cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van groot belang voor het karakteristieke beeld van hun omgeving. Die waarden komen onder andere tot uitdrukking in de gebiedseigen typologie, markante ligging, bijdrage aan het typische beeld en/of de bijzondere vorm en functie.
De panden die in het in de vorige paragraaf genoemde rapportage ' Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van de karakteristieke bebouwing in het Woud Apeldoorn' een Hoge totaalwaarde hebben zijn in dit bestemmingsplan aangewezen als karakteristiek pand. Op de plankaart hebben ze de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemmingsomschrijving van die bestemmingen waar deze aanduiding voorkomt is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding de gronden (ook) bestemd zijn voor behoud en herstel van cultuurhistorische waardevolle panden. Verder is bepaald dat het ter plaatse van die aanduiding verboden is de bebouwing te slopen zonder vergunning. Kort gezegd wordt deze vergunning alleen verleend wanneer de kosten van renovatie zo hoog zijn dat handhaven van het pand redelijkerwijs niet meer kan worden geëist. De aanvrager dient dit met een rapport van een deskundige aan te tonen.
De volgende panden hebben de aanduiding 'karakteristiek' gekregen:
- Woudweg 119;
- Woudweg 121;
- Woudweg 125;
- Klarenbeekseweg 87;
- Klarenbeekseweg 90;
- Klarenbeekseweg 99;
- Klarenbeekseweg 129. .
5.3.4 Molenbiotoop
Rondom korenmolen De Hoop ligt een molenbiotoop. Een molenbiotoop is het gebied rond een molen met een straal van 400 m. Door het benoemen van een molenbiotoop wordt de vrije windgang en het zicht op de molen voldoende gegarandeerd. Deze garantie wordt geboden door het benoemen van de molenbiotoop. Binnen deze zone gelden beperkingen ten aanzien van de bouwhoogte van nieuwe gebouwen en de hoogte van nieuwe beplanting. Deze beperkingen nemen geleidelijk af naarmate de afstand tot de molen groter wordt. De regels voor de molenbiotoop zijn vastgelegd in de provinciale verordening. Zie verder paragraaf 5.6.
5.3.5 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet behelst de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, (ook wel het Verdrag van Malta en het Verdrag van Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het Verdrag in 1992 door verscheidene EU-lidstaten is ondertekend). De Wamz houdt een wijziging in van de Monumentenwet 1988, de Woningwet, de Wet milieubeheer en de Ontgrondingenwet. De Wamz verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld.
Wie de bodem verstoort krijgt te maken met archeologie. Getoetst moet worden of archeologische waarden niet verstoord of beschadigd worden. Daarvoor is archeologisch onderzoek nodig. Dit onderzoek verloopt volgens een aantal stappen/vragen:
- kan er wat zitten? Wat kan er zitten? Uitvoeren bureauonderzoek. Is antwoord ja, dan:
- zit er wat? Uitvoeren inventariserend veldonderzoek. Is antwoord ja, dan:
- wat zit er dan? Uitvoeren waarderend veldonderzoek. Is het van grote waarde dan:
- wat nu? Uitvoeren interventie: beschermen, begeleiden of opgraven. Bij beschermen plan aanpassen. Bij begeleiden of opgraven, dan:
- Afronding met rapportage en deponering vondsten.
In paragraaf 2.4 is het archeologiebeleid al eerder beschreven. Kaart 5.4 toont een uitsnede van de archeologische beleidskaart. Klarenbeek valt grotendeels in het groene gebied. Hier is sprake van een lage archeologische waarde. Ten aanzien van de gele en rode kleuren is sprake van een middelhoge en hoge verwachtingswaarde. Dit betekent dat al naar gelang de omvang en diepte van de bouwactiviteiten er archeologisch onderzoek benodigd is. Hoe hoger de verwachtingswaarde, hoe eerder deze onderzoeksverplichting noodzakelijk is.
Kaart 5.4: Uitsnede archeologische beleidskaart
Voor wat betreft archeologie is sprake van een gecombineerde regeling. Dat wil zeggen dat voor beide dorpsdelen, die in verschillende gemeenten vallen, gekozen is voor een gelijkluidende regeling. Deze wijkt daarmee enigszins af van de gebruikelijke regelingen van beide gemeenten.
SITUATIE KLARENBEEK
De nieuwe ontwikkelingen betreffen het roeren van de grond. De ontwikkelingen zijn voor wat betreft de Apeldoornse ontwikkelingen gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. De omvang van deze voorziene bouwactiviteiten zijn zodanig beperkt (kleiner dan 2.500 m²) dat hiervoor geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
5.4 Ecologie
Op grond van de Flora en faunawet is het, kort gezegd, verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Het onderhavige bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Bestaande bebouwing is als zodanig bestemd en kan in beperkte mate op eigen erf/terrein worden uitgebreid. Van het handelen in strijd met het gestelde in de Flora- en faunawet zal dan ook geen sprake zijn, zodat het aanvragen van een ontheffing niet aan de orde is.
SITUATIE KLARENBEEK
De voorgestane ontwikkellocaties betreffen grasland waar geen bijzondere diersoorten of flora voorkomt. Er vindt geen verwijdering van bomen of ander groen plaats.
5.5 Hoogspanningslijnen En Straalpaden
De hoogspanningslijnen lopen ten zuiden en ten noorden van Klarenbeek. De invloedssfeer raakt niet tot aan het plangebied. Dit geldt ook voor het ten zuiden van de rijksweg A1 gelegen straalpad (5).
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------
(5) - Bron: Streekplan Gelderland 1996, kaart 23.
5.6 Molenbiotoop
In de Ruimtelijke verordening Gelderland worden regels gesteld aan de molenbiotoop van molens. Daarin wordt gesteld dat windmolens met een monumentenstatus een onlosmakelijk onderdeel vormen van de regionale identiteit. Daarom streeft Gelderland naar het behoud en bescherming van molenbiotopen. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De bescherming van molenbiotopen betreft vooral behoud van het functioneren door middel van een vrije windvang. Verder dient rekening te worden gehouden met de belevingswaarde en het historisch karakter van de omgeving van de molen. Het bestemmingsplan dient waarborgen te bieden ter bescherming van het functioneren van de molen door middel van een vrije windvang. Voor windtoevoer geldt dat binnen een straal van 400 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen beperkingen moeten worden gesteld aan het oprichten van bebouwing en beplanting. Met name in een bebouwde omgeving kunnen ook andere belangen in het geding zijn waarbij zekere beperkingen ten aanzien van de windvang of de belevingswaarde niet altijd zijn uit te sluiten. Dit zal echter goed moeten worden beargumenteerd waarbij met het belang van het behoud van het goed functioneren door middel van windvang nadrukkelijk rekening dient te worden gehouden. Het plan zal hiervoor waarborgen moeten bevatten.
Om aan het beleid van de provincie inhoud te geven is in het bestemmingsplan een regeling voor de molenbiotoop opgenomen. Uit deze regeling en verordening volgt dat binnen de eerste 100 m rondom de molen geen bebouwing of beplanting mag worden gerealiseerd die hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen (het verschil tussen de askophoogte en de lengte van één wiek).
Voor de omgeving van 100 tot 400 m rondom de molen wordt gewerkt met de formule Hx=X/n+c*z. Daarbij zijn de variabelen als volgt gedefinieerd:
Hx = hoogte obstakel (op afstand x);
X = afstand obstakel tot molen;
n = 50 (geldt voor bebouwd gebied);
c = 0,2 (constante);
z = askophoogte (=20 m).
Net buiten het plangebied ligt molen 'De Hoop'. Als gevolg hiervan moet rekening worden gehouden met de molenbiotoop. De askophoogte van molen 'De Hoop' bedraagt 20 m.
Afstand tot molen | 0-100 m | 100 m | 200 m | 300 m | 400 m |
Maximaal toegestane hoogte | 6 m | 6 m | 8 m | 10 m | 12 m |
In de regels wordt de formule opgenomen om de maximale bouwhoogte te kunnen bepalen in de zone rond de molen. Tot 100 m rond de molen geldt één maximale bebouwingshoogte (te weten 6 m). Vanaf 100 m tot 400 m geldt een geleidelijk oplopende maximale hoogte voor bebouwing, die met de formule Hx=X/n+c*z voor elke plek kan worden berekend. Voor reeds toegekende bouwpercelen waar sprake is van bestaande rechten wordt de doorwerking van de molenbiotoop uitgesloten. Op de verbeelding is de molenbiotoop als 'vrijwaringszone-molenbiotoop' opgenomen.
In de regeling is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het College van Burgemeester en Wethouders om af te wijken van de beperkingen ten aanzien van de bouwhoogte indien de waarde van de molenbiotoop en de waarde van de molen niet wordt beperkt.
6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de juridische regeling van het bestemmingsplan. Daarmee krijgen de in de vorige hoofdstukken beschreven bestaande situatie en voorgestane nieuwe ontwikkelingen een juridische vertaling in regels en plankaart. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. Paragraaf 6.2 beschrijft de algemene uitgangspunten. In paragraaf 6.3 wordt ingegaan op de in het bestemmingsplan gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 wordt de wijze waarop met de handhaving van het bestemmingsplan wordt omgegaan besproken.
6.2 Algemene Uitgangspunten
Uitgangspunten
Van groot belang is dat bestemmingsplannen en -kaarten goed (af-)leesbaar zijn voor zowel de gemeente zelf als de bewoners. Dit is des te belangrijker nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar komen. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder al teveel procedures voor afwijken bij omgevingsvergunning.
Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie. Voorkomen moet worden dat gedetailleerd wordt bestemd waar dat niet nodig is. Een zekere mate van globaliteit voorkomt afwijkingsprocedures, maar mag niet leiden tot een zodanig vaag plan, dat interpretatieverschillen ontstaan.
Inhoudelijk gezien worden in het bestemmingsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- de bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planregels. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen (zie ook volgende paragraaf);
- er is sprake van meer en minder gedetailleerde bestemmingen. Binnen de bestemmingen is in de bestemmingenomschrijving aangegeven welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan. Binnen de bestemming Wonen worden bijvoorbeeld zowel eengezins- als meergezinswoningen begrepen;
- om de globaliteit van de bestemmingen niet ten koste te laten gaan van de ruimtelijke kwaliteit en de rechtszekerheid, is gebruik gemaakt van bouwvlakken;
- nieuwe ontwikkelingen zijn ofwel bij recht opgenomen ofwel via een te wijzigen bestemming opgenomen. Dit afhankelijk van de mate van zekerheid over planopzet en haalbaarheid.
De bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, wordt verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten, oppervlakten en aantallen niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van de GBKN, het kadaster, de luchtfoto’s, de kappenkaart en de cyclomedia, aangevuld met het gemeentelijk bouwdossier en fotoarchief, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
6.3 Regels
6.3.1 Inleiding
In hoofdlijn is gekozen voor een opzet waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen enerzijds het feitelijke gebruik van de gronden en opstallen (de functies, bestemmingen) en anderzijds de te beschermen waarden. Het feitelijke gebruik wordt geregeld in de vorm van bestemmingen, de waarden in de vorm van aanduidingen. Voordeel is dat daarmee de opbouw van de verschillende doelbestemmingen goed op elkaar zijn afgestemd en de opbouw per doelbestemming inzichtelijker wordt. Per bestemming wordt de bestemmingsomschrijving gegeven evenals de bouwregels, nadere eisen, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels met de bijbehorende afwijkingen. De artikelen sluiten zonodig af met wijzigingsbevoegdheden en omgevingsvergunningen ten aanzien van het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde.
De bestemmingsomschrijving geeft aan dat de op de plankaart aangewezen gronden zijn bestemd voor: de hoofdfunctie en de overige functies. In de bouwregels is een bebouwingsschema opgenomen. Het bebouwingsschema is gericht op de functies. Eventuele specifieke bepalingen ter bescherming van de aanwezige waarden zijn opgenomen door middel van gebiedsaanduidingen. Verder zijn nadere eisen, afwijkingen van bouwregels, specifieke gebruiksbepalingen, afwijkingen van gebruiksregels en omgevingsvergunningen ten aanzien van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde. De omgevingsvergunning is met name gerelateerd aan de aanwezige waarden binnen de bestemming.
Er is een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek toegepast. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming. Er is, waar mogelijk, gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat vergelijkbare planologische mogelijkheden gelden voor vergelijkbare situaties. Tegelijkertijd is gestreefd naar een bepaalde flexibiliteit binnen de verschillende bestemmingen. Het groen binnen de wegprofielen is bijvoorbeeld niet bestemd als 'Groen', maar is opgenomen in de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Hierdoor wordt voorkomen dat voor elke beperkte wijziging het bestemmingsplan moet worden herzien.
Voor de regels en de verbeelding hebben Voorst en Apeldoorn gekozen tot een zoveel mogelijk eensluidende regeling en verbeelding. Waar sprake is van een specifieke regeling voor één van de plandelen, is aansluiting gezocht bij de Voorster of Apeldoornse standaard. In het algemeen is aangesloten bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.
De planregels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd mag worden. In de planregels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de planregels uiteindelijk bepalen, op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de planregels te bekijken in samenhang met de verbeelding , als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.
6.3.2 De bestemmingen
De volgende bestemmingen worden in het plan onderscheiden in hoofdstuk twee van de regels:
- Agrarisch;
- Bedrijf;
- Detailhandel;
- Gemengd;
- Groen;
- Horeca;
- Kantoor;
- Maatschappelijk;
- Recreatie;
- Sport;
- Verkeer;
- Verkeer - Verblijfsgebied;
- Water;
- Wonen.
Agrarisch
Kleine delen van het buitengebied vallen binnen het bestemmingsplan Klarenbeek. In dit agrarische gebied zijn grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan. Er is één agrarisch bedrijf aanwezig dat is voorzien van bouwvlakken. Voor dit bedrijf gelden gedetailleerde regels voor de maatvoering en plaatsing van gebouwen. Er is één bedrijfswoning toegestaan. De aanduiding 'relatie' is opgenomen om duidelijk te maken dat het om één bedrijf en bedrijfsvoering gaat.
Daarnaast zijn er afwijkingen mogelijk ten aanzien van maatvoering en plaatsing van bijgebouwen en de oprichting van een tweede bedrijfswoning.
Bedrijf
Binnen deze bestemming vallen bedrijven in de categorieën 1 en 2 en de specifiek bij naam genoemde bedrijven in een hogere categorie zoals het autobedrijf, het constructiebedrijf en het bestratingsbedrijf. In principe is het mogelijk nieuwe bedrijven binnen deze bestemming te starten passend binnen de categorieën 1 en 2. Bedrijven in een hogere categorie kunnen alleen bestaande bedrijven in die hogere categorie vervangen en dan wel alleen als het om eenzelfde type bedrijf gaat. Waar aangeduid zijn bedrijfswoningen toegestaan.
Door middel van het afwijken van de gebruiksregels kunnen op bestaande bedrijfspercelen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. In de daartoe opgenomen procedure kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het afwijken is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.
Enkele karakteristieke panden hebben de aanduiding 'karakteristiek' meegekregen. Hieraan is een omgevingsvergunningstelsel gekoppeld ten behoeve van het behoud van de panden.
Een beperkte detailhandelsfunctie is opgenomen ten behoeve van de verkoopruimte van het tankstation aan de Klarenbeekseweg. .
Detailhandel
Binnen deze bestemming vallen de winkels in het plangebied. Het gaat dan met name om de voorkomende winkels langs de Klarenbeekseweg en de Hessenalle. Binnen deze bestemming is detailhandel op de begane grond toegestaan. Bedrijfswoningen zijn enkel toegestaan daar waar aangeduid. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
Gemengd
Een enkel pand aan De Zweep kent een multifunctioneel gebruik. Het betreft een pand dat als kantoor, maar ook als woning mag worden gebruikt. Er is maximaal één woning geregeld. Het kantoor overstijgt wat betreft omvang en uitstraling de schaal van een beroep of bedrijf aan huis. Om deze reden is hier specifiek de bestemming 'Gemengd' voor opgenomen.
Groen
Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming 'Groen' gebracht. Dit betreft feitelijk De Vlindertuin en omgeving en het speelterrein bij De Doorvaart. Snippergroen langs wegen en in woonbuurten valt daar niet onder en valt binnen de bestemmingen 'Verkeer-Verblijfsgebied' of 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Groen' zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 m bedragen, die van andere bouwwerken niet meer dan 2,5 meter.
Horeca
Binnen deze bestemming vallen de specifieke horecabedrijven die vallen in categorie 1 van de Lijst van toegelaten horecatypen. Het betreft drink- en eetgelegenheden. Ook een hieraan gerelateerde activiteit als zaalverhuur valt binnen de bestemming. Uitgesloten wordt het functioneren als disco, bar-dancing en nachtclub. Ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal' is een feestzaal toegestaan en ter plaatse van de 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kegelbaan' is een kegelbaan toegestaan. Waar aangeduid is tevens één bedrijfswoning toegestaan.
Kantoor
Het kantoor aan de Klarenbeekseweg is specifiek als kantoor bestemd. Hier zijn kantoren en zakelijke dienstverlening toegestaan. Er wordt een onderscheidt gemaakt tussen het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken.
Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen ondergebracht. Om de nodige flexibiliteit te kunnen bieden is binnen deze bestemming een vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Welke voorzieningen dat zijn staat in de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen die als bijlage bij de regels is opgenomen. Daar waar de betreffende aanduiding is opgenomen is een bedrijfswoning (dienstwoning) toegestaan. Met een aanduiding op de kaart is de maximale bouwhoogte van deze bebouwing aangegeven. Buiten het bouwvlak mogen, op kleine schaal, gebouwen ten dienste van het hoofdgebouw worden gerealiseerd.
Enkele karakteristieke panden hebben de aanduiding 'karakteristiek' meegekregen. Hieraan is een omgevingsvergunningstelsel gekoppeld ten behoeve van het behoud van de panden.
Recreatie
Binnen deze bestemming is het bungalowpark Klein Zwitserland opgenomen. Het is bedoeld voor niet-permanente bewoning. Er mogen maximaal 16 recreatiewoningen staan met een bebouwd oppervlak van niet meer dan 75m² per woning. De goot- en bouwhoogte is vastgelegd op 3, respectievelijk 6 m. Er mag niet worden onderkelderd.
Sport
Binnen deze bestemming zijn de sportvoorzieningen gelegen. Het gaat daarbij om de sportvelden van de SC Klarenbeek. De bebouwing van deze sportclub ligt buiten het plangebied. Ten zuiden van het bungalowparkt ligt een tennisveld met bijbehorend gebouw. Dit is ook binnen de bestemming 'Sport' opgenomen.
Bij de verkeers- en verblijfsvoorzieningen die binnen deze bestemming zijn toegestaan, gaat het om verkeerskundige voorzieningen waarbij de verblijfsfunctie centraal staat. Te denken valt aan parkeren, fiets- en voetpaden. Deze voorzieningen dienen ten behoeve van de bereikbaarheid van het sportterrein.
Verkeer
Doorgaande wegen en plattelandswegen naar het buitengebied zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer. De verkeersfunctie staat binnen deze bestemming centraal. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van andere bouwwerken, zoals verkeersborden en lantaarnpalen.
Verkeer-Verblijfsgebied
Binnen deze bestemming is de verkeersfunctie gelijk of ondergeschikt aan de verblijfsfunctie. Functies als verkeer, voet- en fietspaden, parkeren, speelvoorzieningen, groen, water en andere kleinschalige voorzieningen, nutsvoorzieningen en straatmeubilair, zijn binnen de bestemming inwisselbaar.
Water
De waterpartijen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen. Het gaat dan alleen om de Groote Wetering op de rand van het plangebied op de grens met de gemeente Voorst. De bestemming is gericht op het instandhouden van deze watergang.
Wonen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming 'Wonen'. Voor de woningen is op de
verbeelding een bouwvlak gegeven. In de meeste gevallen heeft dit bouwvlak de vorm van een
bouwstrook waarin meerdere woningen zijn opgenomen.
Enkele karakteristieke panden hebben de aanduiding 'karakteristiek' meegekregen. Hieraan
is een omgevingsvergunningstelsel gekoppeld ten behoeve van het behoud van de panden.
Bij de woningen zijn standaarddieptes voor de bouwvlakken gehanteerd: 10 m voor
aaneengesloten woningen, 12 m voor halfvrijstaande en 15 m voor vrijstaande woningen. De
nog beschikbare uitbreidingsruimte hangt daarmee af van de diepte van de bestaande woning. In principe krijgt een rijtjeswoning minder uitbreidingsmogelijkheden dan een vrijstaande woning. De reden hiervoor is dat een achteraanbouw aan een vrijstaande woning in het algemeen minder van invloed is op het woongenot van de buren, dan wanneer het gaat om een rijtjeswoning. Voorwaarde bij het toekennen van de diepte van het bouwvlak is dat de tuinen diep genoeg zijn: in principe wordt een afstand van 16 m tussen twee tegenover elkaar liggende (potentiële) achtergevels aangehouden.
Het perceel voor de voorgevel heeft de aanduiding 'tuin' gekregen. Het perceelsgedeelte achter de achtergevel (en bij vrijstaande en twee-onder-eenkapwoningen die niet op een hoek liggen het gedeelte naast de zijgevel) de aanduiding 'erf'. Binnen deze aanduiding 'erf' mogen bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen worden gerealiseerd. Daarbij is nog specifiek bepaald dat deze erfbebouwing ten minste 3 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) moet worden gesitueerd. In totaal mag er 75m² aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen worden gerealiseerd tot een maximum van 50% van de als ´erf´ aangeduide gronden. De goot/ en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal 3, respectievelijk 5 meter bedragen. Overkappingen mogen maximaal 3 meter hoog zijn.
Dubbelbestemmingen
Waarde - Archeologie Hoog en Waarde - Archeologie Middelhoog
Voor wat betreft de bestemming van archeologische waarden is sprake van een gecombineerde regeling. Dat wil zeggen dat voor beide dorpsdelen, die in verschillende gemeenten vallen, gekozen is voor een gelijkluidende regeling. Deze wijkt daarmee enigszins af van de gebruikelijke regelingen van beide gemeenten.
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' gekregen. Gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog' gekregen.
Voor deze dubbelbestemmingen geldt dat bij het indienen van een bouwaanvraag voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m² (hoog) of 500m² (middelhoog) met een roering van de grond dieper dan 30 cm tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kunnen burgemeester en wethouders bepaalde voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt in beide bestemmingen een omgevingsvergunningvereiste.
Aanduidingen
Wro-zone - wijzigingsgebied
Op de verbeelding is één wijzigingsgebied aangegeven. Met deze wijziging is het mogelijk een nieuwe woning te bouwen. Hieraan zijn in de wijzigingsregels een aantal voorwaarden verbonden ten aanzien van de maatvoering van de woning en de relatie ten opzichte van de omgeving.
Vrijwaringszone molenbiotoop
De molenbiotoop geeft het gebied aan waarin beperkingen gelden ten aanzien van de bouwhoogte bij nieuwbouw. In de planregels (artikel 23) is een formule opgenomen waarmee deze bouwhoogte per locatie (tussen de 100 en 400 m van de molen) kan worden bepaald. In paragraaf 5.6 is hier in meer detail op ingegaan.
Bijzondere boom
In artikel 23 is een regeling opgenomen voor de bomen die door burgemeester en wethouders als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie.
Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een gebiedsaanduiding op de plankaart aangegeven. In artikel 1 is de bijzondere boom gedefinieerd als boom die is vermeld op de lijst van bijzondere bomen. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 m dient te bedragen; onder voorwaarden kan afwijking worden verleend voor het verkleinen van deze afstand tot 5 m.
Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken en werkzaamheden binnen een afstand van 5 m uit het hart van de als bijzondere boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning is verleend. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Overige bepalingen
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. Dit hoofdstuk begint met de anti dubbeltelbepaling van artikel 19. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat dubbele aanspraken worden gemaakt op bouwrechten.
In artikel 20 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 1 van dit artikel is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen; dit is in het hele plangebied. Ook is hierin geregeld dat een nutsgebouw kan worden gerealiseerd, mits de maximale oppervlakte 25 m² en de maximale goothoogte 3 m bedraagt. Lid 2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf die bouwhoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 21 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming en daarmee onder het gebruiksverbod van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening vallen.
In artikel 23 staan de algemene aanduidingsregels. Deze zijn in de vorige paragraaf in meer detail besproken.
In de artikelen 25 en 26 worden de algemene afwijkings- en wijzigingsregels besproken. In de eerste staan regels betreffende het afwijken van de bouwregels voor een veelheid aan kleinere bouwwerken. Ook zijn hiermee kleine afwijkingen mogelijk wat betreft maatvoering en kunnen bij afwijking bijvoorbeeld antenne-installaties tot een hoogte van 40 meter en jeugdontmoetingsplaatsen worden gerealiseerd. Met de wijzigingsregels zijn wijzigingen door te voeren indien de bestaande situatie of een doelmatig gebruik van de grond en gebouwen daar om vraagt. Verder is hier ook de in de vorige paragraaf beschreven wro-zone - wijzigingsgebied opgenomen.
In artikel 27 staan de procedureregels die bij nadere eisen in acht genomen moeten worden. In artikel 28 is de verwijzing opgenomen naar andere wettelijke regelingen.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
6.4 Handhaving
Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige woonomgeving, vereist dat er daarna ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.
Uitgangspunt van de handhaving in dit kader is enerzijds het voorkomen van overtredingen door middel van een open en regelmatige communicatie en anderzijds een systematische en consequente aanpak voor het constateren en terugdraaien van de gepleegde overtredingen. Daarnaast maakt een regelmatige rapportage deel uit van een goed handhavingsbeleid. Binnen het beleidsveld "Ruimtelijke Ordening" wordt de aandacht vooral gericht op de controle op het verlopen van de tijdelijke afwijkingen/omgevingsvergunningen. Daarnaast is er een gebiedsgerichte aanpak.
In de huidige praktijk worden flagrante overtredingen al direct aangepakt. Overigens doen zich in Klarenbeek geen bijzondere problemen voor, die een specifieke handhavingsactie of een bijzonder handhavingsbeleid noodzakelijk maken.
7 Economische Uitvoerbaarheid
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 is ook het hoofdstuk over de grondexploitatie van kracht geworden.
De grondexploitatie komt in afdeling 6.4 van de Wro aan de orde. In artikel 6.12 lid 1 Wro wordt gesteld dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt de definitie gegeven van een bouwplan. In artikel 6.12 lid 2 van de nieuwe Wro wordt vermeld dat "in afwijking van het eerste lid de gemeenteraad, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, een projectbesluit of een besluit als bedoeld in artikel 3.40, eerste lid, kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien:
- a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, niet noodzakelijk is en
- c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, niet noodzakelijk is".
Het bestemmingsplan Klarenbeek is grotendeels een conserverend bestemmingsplan. Met dit plan worden enkele bouwplannen ontwikkeld als bedoeld onder artikel 6.2.1 Bro. Voor deze bouwplannen zijn of worden anterieure overeenkomsten afgesloten.
Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee overbodig. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.
Ten slotte zijn door beide gemeenten planschaderisico analyses uitgevoerd. De aanbevelingen die hieruit zijn voortgekomen zijn grotendeels overgenomen waarmee recht is gedaan aan de bestaande rechten binnen het plangebied.
8 Overleg En Inspraak
8.1 Inleiding
Voorafgaand aan dit bestemmingsplan heeft al een voorontwerpbestemmingsplan en ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. In deze bestemmingsplannen waren de toen voorziene nieuwbouwplannen ook opgenomen. Zowel de vaste overlegpartners als de bewoners hebben zich hier toen over uit kunnen spreken.
Dat bestemmingsplan is vervolgens niet verder ter vaststelling aangeboden, omdat onzekerheid ontstond over de beoogde nieuwbouw en de daaraan verbonden verplaatsing van de sportvelden. In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen om de nieuwbouwplannen niet op te nemen en in te zetten op een conserverend bestemmingsplan. Omdat dit bestemmingsplan een veel geringere ruimtelijke impact heeft, wordt niet opnieuw een voorontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen ten behoeve van overleg en inspraak. Er wordt direct een ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd. Hier kan een ieder zijn of haar zienswijzen op geven.
8.2 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan Klarenbeek heeft met de bijbehorende stukken met ingang van 18 oktober 2012 tot en met 29 november 2012 ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn twee zienswijzen ingediend. In de bijlage is de Zienswijzennota bijgevoegd. Hierin zijn de zienswijzen samengevat weergegeven en volgt een gemeentelijke beoordeling.
De zienswijzen hebben geleid tot de volgende aanpassingen in het bestemmingsplan:
- de toelichting wordt in paragraaf 6.3.2 voor het onderdeel Sport iets aangescherpt om het begrip verkeers- en verblijfsvoorzieningen te verduidelijken;
- de gronden direct ten zuiden van het perceel Klarenbeekseweg 97 worden uit het plangebied gehaald. Het betreft het perceel BBG01 Sectie N. nr. 422.
Verder zijn de volgende ambtshalve wijzigingen doorgevoerd:
- in het ontwerpbestemmmingsplan zijn de in het plangebied aanwezige A-wateren niet van een adequate regeling voorzien. Op de verbeelding zijn alle A-watergangen nu voorzien van de bestemming Water;
- op het perceel Elsbosweg 73 bevindt zich een met vergunning gebouwde agrarische schuur. Deze ligt in het ontwerpbestemmingsplan buiten het bouwvlak. Daarnaast is de initiatiefnemer voornemens een bestaande schuur te slopen en te herbouwen conform de huidige eisen van de tijd. Dit vraagt om een geringe uitbreiding van het bouwvlak aan de zuidoostzijde. Op de verbeelding is het bouwvlak aan de Elsbosweg 73 dan ook naar het noordwesten en het zuidoosten verruimd;
- de voormalige bedrijfswoning bij de Welkoop aan de Klarenbeekseweg 99 is sinds begin 2013 in eigendom van de eigenaar van het horecabedrijf De Nieuwe Zweep. Op de verbeelding is de bedrijfsbestemming ter plaatse dan ook gewijzigd in de bestemming Horeca en is de aanduiding 'bedrijfswoning' ter plaatse van de bestaande woning opgenomen.
- in het ontwerpbestemmingsplan is voor het perceel Klarenbeekseweg 95 de bestemming 'Horeca' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn horeca activiteiten toegestaan overeenkomstig de lijst van horeca-activiteiten die als bijlage bij de regels is opgenomen. Op het perceel bevinden zich een feestzaal en een kegelbaan die op grond van het geldende bestemmingsplan reeds aanwezig was. Deze feestzaal en kegelbaan zijn ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan specifiek aangeduid en als zodanig te gebruiken. Dit conform de bestaande planologische rechten.
Bijlage 1 Lijst Van Niet-publieksgerichte Bedrijfsmatige Activiteiten
SBI | OMSCHRIJVING | CATEGORIE |
221 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 |
2223 | Grafische afwerking | 1 |
223 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 1 |
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
633 | Reisorganisaties | 1 |
66 | Verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 |
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9302 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
9305 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | AFSTANDEN IN METERS | ||||||
- | nummer | geur | stof | geluid | gevaar | grootste afstand | categorie | |
15 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||||||
1581 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||||||
1581 | 1 | - v.c. < 2500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
1592 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | ||||||
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
18 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||
182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
20 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||||||
2010.2 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | ||||||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
22 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
2223 | A | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
2223 | B | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
2224 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 30 | 2 | |
2225 | Overige grafische activiteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
223 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
24 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | ||||||
2442 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | ||||||
2442 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
26 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||||||
262, 263 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||||||
262, 263 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
30 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||||||
30 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
31 | - | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | ||||||
316 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||||||
33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
36 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||
361 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 10 | 1 |
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | |
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
45 | - | BOUWNIJVERHEID | ||||||
45 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
50 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
5020.4 | B | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
5020.5 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
51 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
5122 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
5134 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
5135 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
5138, 5139 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
514 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
5162 | 0 | Grth in machines en apparaten: | ||||||
517 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
52 | - | REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||||||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | |
60 | - | VERVOER OVER LAND | ||||||
6022 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
64 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||
641 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
642 | A | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
71 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||||||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
72 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||||||
72 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
73 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||||||
731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | 30 | 2 | |
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
74 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||
74 | A | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
90 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | ||||||
9002.2 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||||||
9002.2 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | 30 | 2 |
93 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | |
9301.3 | A | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
5511 5512 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
554.1 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
554.2 | Discotheken, muziekcafé's | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
5231 | Apotheken | 0 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 |
75 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8512 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8514 8515 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9251 | Bibliotheken | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9303.1 | Uitvaartcentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
801 802 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
803 804 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
8511 | Ziekenhuizen | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
853.1 | Verpleeghuizen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
853.2 | Jeugd-, kinder- en naschoolse opvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9131 | Kerkgebouwen e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9131.1 | Buurt- en clubhuizen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9305 | Dierenasiels en -pensions | 30 | 0 | 100 | 0 | 100 | 3.2 |
9303.3 | Crematoria | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 |
Bijlage 1 Besluit Hogere Grenswaarde
Bijlage 1 Besluit hogere grenswaarde
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Klarenbeekseweg 84
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Klarenbeekseweg 84
Bijlage 3 Procedureschema
Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding | - |
Voorbereidingsbesluit geldig t/m | - |
Voorontwerp ter inzage | 15-01-2009 - 26-02-2009 |
Ontwerpplan ter inzage | 18-10-2012 - 28-11-2012 |
Vaststelling door gemeenteraad | 30-05-2013 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 13-06-2013 - 24-07-2013 |